Burgers, overheid & digitale debatten Handvatten uit de praktijk
Burgers, overheid & digitale debatten Handvatten uit de praktijk
Redactie: Karin van Doorn Edwin Schippers Met medewerking van: Donald van den Akker Harm de Boer Sylvia Deepen Piet Feddema Valerie Frissen Denise van Heijningen Ronny Koeling Ignatius Snellen
Eburon Publishers Delft 2003
Dit boek is het resultaat van een gezamenlijk initiatief van XPIN en de adviesgroep Public Sector van KPMG. Het is het derde deel in de XPIN-reeks en geeft handvatten aan bestuurders en ambtenaren voor het inzetten van digitale debatten bij interactieve beleidsvorming. XPIN is het expertisebureau voor innovatieve beleidsvorming, een kenniscentrum van de (rijks)overheid voor de publieke sector dat zich richt op het bundelen en verspreiden van kennis en ervaring op het gebied van innovatieve beleidsvorming. Het expertisebureau wil een bijdrage leveren aan het vergroten van de professionaliteit van de betrokkenen, alsmede aan het vergroten van het leervermogen van de overheid. XPIN werkt onder het motto “overheid buiten zichzelf”: de overheid opereert in toenemende mate ‘buiten’, maar blijft daarbij ‘zichzelf’. XPIN is geïnteresseerd in de doorvertaling van burgerinvloed op beleid en besluitvorming en de rol die ICT daarbij speelt. De adviesgroep Public Sector maakt deel uit van KPMG Business Advisory Services (BAS). KPMG BAS is een ambitieuze en snelgroeiende adviespraktijk die KPMG landelijk uitbouwt en zich richt op het versterken van de interne kracht van organisaties. Zij begeleidt klanten bij het meten en verbeteren van de resultaten, beheersbaar maken van financiële en zakelijke risico’s en het vinden van een weg in de gecompliceerde regelgeving. De adviesgroep Public Sector is onderdeel van BAS en gespecialiseerd in advisering binnen de overheid: van dualisering tot en met financieel management en van organisatie-ontwikkeling tot ICT- en dienstverleningsvraagstukken. Haar missie is het bieden van ondersteuning bij het verbeteren van het interne functioneren en externe presteren van overheidsorganisaties. Zij investeert gericht in de locale overheid door onder meer haar actieve betrokkenheid bij het ‘Bertelsmann International Network for better local government’, promotie-onderzoek en het uitvoeren van trendstudies.
In de XPIN-reeks is eerder verschenen: 1. G.M.A. van der Heijden en J.F. Schrijver, red., Representatief en Participatief, Dubbele Democratie, Eburon Delft, 2002 2. G.M.A. van der Heijden en B.E. Spiering, red., Publiek opdrachtgeverschap, de burger als klant, Eburon Delft, 2002
ISBN 90-5166-964-x Eburon Academic Publishers Postbus 2867 2601 CW Delft Tel: 015 2131484 Fax: 015 2146888 www.eburon.nl /
[email protected] Ontwerp omslag: Room for ID’s, Nieuwegein (Ilonka Bottema). © Xpin, KPMG. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op een andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
INHOUDSOPGAVE
WOORD VOORAF
7
INLEIDING Interactieve beleidsvorming via Internet: van ambitie naar praktijk
11
Kansen voor e-democracy in de bestuurlijke praktijk door Ignatius Snellen
15
Kansen voor e-democracy in de maatschappelijke praktijk door Valerie Frissen
22
PRAKTIJK De tien lessen van e-democracy bij Amsterdam Oud Zuid door Edwin Schippers
37
Waddenzeebeleid op Internet door Piet Feddema, Ronny Koeling en Denise van Heijningen
48
NSDO-debat door Donald van den Akker en Karin van Doorn
58
Future of Food door Harm de Boer en Sylvia Deepen
65
HANDVATTEN De rode draad uit de cases door Edwin Schippers en Karin van Doorn
79
Van visie naar concreet perspectief door Edwin Schippers en Karin van Doorn
85
Checklist
95
COLOFON
97
LITERATUURLIJST
101
VERDER LEZEN
103
LINKS
105
5
WOORD VOORAF
Het Expertisebureau Innovatieve Beleidsvorming (XPIN) en KPMG Business Advisory Services presenteren een aantal interessante praktijkvoorbeelden van digitale debatten met burgers. Debatten waarin communicatie als onderdeel van het beleidsproces wordt ingezet. Al jarenlang wordt in overheidskringen het belang van interactiviteit en responsiviteit benadrukt. Dit is echter nog steeds geen gangbare praktijk. Hoe komt het dat door de overheid de burger onvoldoende wordt gezien als coproducent van beleid? In 2001 mocht ik de commissie Toekomst Overheidscommunicatie voorzitten. De kern van de aanbevelingen uit ons rapport is dat communicatie thuishoort in het hart van het beleidsproces. Geen communicatie over het beleid, maar communicatie als onderdeel van het beleidsproces. Wij stelden tevens vast dat de huidige informatiemaatschappij daarvoor de mogelijkheden biedt. Juist via Internet kunnen grote groepen mensen worden bereikt en kan op eenvoudige wijze manier om hun input worden gevraagd. In deze bundel wordt bekeken hoe dit kan worden gerealiseerd met behulp van het digitaal debat. Aan de hand van essays van Ig Snellen en Valerie Frissen en vooral ook de praktijkverhalen wordt de lezer getoond wat de mogelijkheden zijn van deze wijze van communiceren. De vraag is immers niet zozeer hoe burgers meer betrokken kunnen raken bij de politiek, maar omgekeerd: hoe krijgt de politiek meer contact met de burgers!
Jacques Wallage Voorzitter stuurgroep XPIN
7
INLEIDING
Interactieve beleidsvorming via Internet: van ambitie naar praktijk
Ambities In de collegeprogramma’s van de meeste provincies en gemeenten is een passage opgenomen waarin het bestuur de ambitie uitspreekt burgers via digitale weg te betrekken bij beleid. Onderstaande citaten zijn waarschijnlijk bijzonder herkenbaar voor veel lezers van deze publicatie. Ook in de nota’s over het
Het beleid van de provincie moet meer herkenbaar zijn voor de burgers. Dit vergt vindingrijkheid van zowel de politiek als de ambtelijke organisatie. Het voeren van het echte politieke debat en het 'op locatie' aangaan van de dialoog met de bevolking over politieke keuzes zullen duidelijker maken wat zich afspeelt op provinciaal niveau. (...) Wij zullen een communicatievisie ontwikkelen, waarbij met name aandacht is voor interactief en gebiedsgericht communiceren en nieuwe media. uit: Collegeprogramma 1999-2003, provincie Zuid-Holland
(het vertrouwen van de burger) zullen we bevorderen door nieuwe vormen van contact tussen gemeente en burgers en instellingen. In de komende maanden verkennen we die nieuwe vormen van contact, om een grotere wederzijdse betrokkenheid tot stand te brengen. Burgemeester, wethouders en gemeenteraadsleden zullen regelmatig contact zoeken met burgers en instellingen in de wijken en met al diegenen die met ons de stad verder ontwikkelen. (…) De gemeente zal de eigen gemeentelijke ICT verder ontwikkelen. Naast uitbreiding van het elektronisch loket zal ICT worden ingezet om gemeentelijke informatie voor anderen te ontsluiten en om allerlei vormen van interactie tussen de gemeente en burgers en instellingen te stimuleren. uit: Coalitieakkoord 2002-2006, gemeente Dordrecht
11
kloof
ICT-beleid van het Rijk1 neemt participatie via Internet een belangrijke plaats in. Aanleiding hiervoor vormt de groeiende kloof tussen burger en bestuur. Opkomstpercentages bij verkiezingen dalen, het lidmaatschap van politieke partijen loopt terug. Burgers keren zich af van de traditionele politiek; de afgelopen jaren is geëxperimenteerd met andere manieren om burgers invloed te geven op overheidsbeleid dan via verkiezingen. Sinds eind jaren tachtig is interactieve beleidsvorming in opkomst, sinds midden jaren negentig wordt hierbij ook gebruik gemaakt van Internet.
Praktijk 1998
2003
In 1998 heeft in opdracht van het ministerie van BZK een evaluatie2 plaatsgevonden van een aantal ‘elektronische burgerconsultaties’3. De conclusies waren niet bijzonder positief. De kwaliteit van de bijdragen was wisselend; het aantal bijdragen viel vaak tegen en de bereikte doelgroep was eenzijdig (hoger opgeleide jonge mannen). Doordat deze eerste debatten waren opgezet als experiment was er sprake van een zekere vrijblijvendheid. Doorwerking trad nauwelijks op: de resultaten van deze debatten droegen niet bij aan beleidsontwikkeling. Deelname van politici en ambtenaren aan de discussie was beperkt. Ondanks deze wat tegenvallende bevindingen waren betrokkenen positief over de toekomstmogelijkheden van dit instrument. Intussen zijn we vijf jaar verder en is het tijd opnieuw de balans op te maken. Wat hebben we geleerd in de afgelopen vijf jaar: hebben digitale debatten hun experimentele karakter verloren en zijn we als overheid in staat daadwerkelijk iets te doen met de resultaten van zo’n debat? Het lijkt mooi, zo’n instrument waarbij in principe een oneindig aantal mensen kan participeren, op het moment dat zij dat willen en zonder daar het huis voor uit te hoeven. Maar werkt het ook? Wat vinden deelnemers, burgers en andere betrokkenen, van deze manier om invloed uit te oefenen? En zijn er doelgroepen mee te bereiken, die je via andere kanalen niet te pakken krijgt? Wanneer kun je wel en wanneer niet een digitaal debat organiseren; wat zijn succesfactoren? Hoe pak je de prak1
2 3
12
Zie bijvoorbeeld: Commissie Cerfontaine: ICT en de stad. Commissie ICT en Overheid: Burger en overheid in de innovatiesamenleving. De noodzaak van institutionele innovatie. Commissie Toekomst Overheidscommunicatie: In dienst van de democratie. Elektronische burgerconsultatie: eerste ervaringen, Ministerie van Binnenlandse Zaken. Anno 2003 is de term ‘digitaal debat’ meer gangbaar.
tische organisatie aan van een debat op Internet en hoe zit ’t met de kosten-batenverhouding?
Leeswijzer In deze publicatie wordt een beeld geschetst van de stand van zaken op het terrein van interactieve beleidsontwikkeling via Internet anno 2003. Het gaat met name om debatten die met behulp van een forumapplicatie op de website van de betrokken overheid worden gevoerd. In de marge komen ook instrumenten als chat en poll aan de orde. Deze publicatie bestaat uit drie delen: een inleiding, een praktijkdeel en een gedeelte dat handvatten biedt. De inleiding bestaat naast deze introductie uit twee essays die dienen als terreinverkenning. Ignatius Snellen gaat in het eerste essay nader in op achtergronden van digitale debatten en de voornaamste uitdagingen en succesvoorwaarden. In het essay van Valerie Frissen staat de manier centraal waarop burgers het Internet benutten voor politiek-maatschappelijke participatie. Valerie Frissen trekt de lessen hieruit door naar de context van interactieve beleidsvorming. In het praktijkgedeelte worden vier digitale debatten beschreven die de laatste twee jaar hebben plaatsgevonden: • StadiOnline, over de ontwikkeling van het wijkplan in de Stadionbuurt in stadsdeel Amsterdam Oud Zuid; • de discussies in het kader van de Derde Nota Waddenzee op de site van Interwad; • het digitaal debat in het kader van de Nationale Strategie Duurzame Ontwikkeling; • Future of Food, het tweetalig debat over de toekomst van de land- en tuinbouw in Nederland en Duitsland. Het derde deel bestaat allereerst uit een samenvatting van de leerervaringen van de cases. Vervolgens is op basis van deze ervaringen een model ontwikkeld dat als handvat kan dienen bij de organisatie van een digitaal debat. De publicatie wordt afgesloten met een checklist waarin de conclusies uit de voorgaande hoofdstukken in compacte vorm zijn verwerkt. Deze publicatie is bestemd voor hen die vanuit ambtelijke, bestuurlijke of wetenschappelijke betrokkenheid geïnteresseerd zijn in digitale debatten.
essays
cases
handvat en checklist
Wij hopen dat deze publicatie nieuwe invalshoeken en concrete aanknopingspunten biedt om de praktijk van digitale debatten een stap verder te brengen. Karin van Doorn Edwin Schippers
13
Kansen voor e-democracy in de bestuurlijke praktijk door Ignatius Snellen
Digitaal Athene De ontwikkeling van Internet doet oude democratische idealen herleven. De Atheense agora, als ontmoetingsplaats van burgers, die zich verantwoordelijk voelen voor het algemene welzijn, lijkt werkelijkheid te kunnen worden. Bij toerbeurt kunnen de bur- democratisch gers deelnemen aan agenda-overleg, waardoor bepaald wordt potentieel welke onderwerpen in de politieke besluitvorming aan de orde zullen komen. Verder kunnen zij over die onderwerpen hun stem laten horen. Ondanks de massaliteit van de deelname aan het overleg kunnen burgers met behulp van bijvoorbeeld homepages door de locale overheid betrokken worden in discussies over het gemeenschappelijk regelen van zaken die hen aangaan. Zij kunnen dat doen op een moment dat het hen uitkomt. Zij kunnen thuis rustig, op de tijd die hun uitkomt, hun deelname aan het debat over die gemeenschappelijke zaken voorbereiden en inbrengen. Hoewel het fraaier is als zij hun bijdrage aan het debat op eigen naam leveren en daardoor laten zien dat zij voor hun mening staan, kan anonimiteit hun een welkome gelegenheid bieden buiten de mogelijk klemmende kaders van functie of verantwoordelijkheid te zeggen wat hen op het hart ligt.
Monitorsystemen en simulaties Naast dergelijke communicatieve mogelijkheden van het Internet zijn er ook vele informatie-technologische toepassingen ontwikkeld, die de collectieve discussie kunnen verrijken, verdiepen en concreter maken. Zogenaamde monitorsystemen handvatten geven de burgers zicht op de prestaties die overheden en andere voor invloed instanties of instellingen leveren. Prestatie-indicatoren maken het mogelijk de verrichtingen van de organisaties met elkaar en met die van gelijksoortige organisaties elders te vergelijken. Bijvoorbeeld, hoe lang moet er worden gewacht na een indicatiestelling voor een opname, of na melding van een situatie die een urgent ingrijpen vereist? Met computersimulaties kan aanschouwelijk worden gemaakt hoe een straat of wijk er na een bepaalde renovatie uit zal zien, en kunnen de verschillende mogelijkheden ten behoeve van het publieke debat worden gede-
15
monstreerd. De gegevens over de efficiency en effectiviteit van scholen (kwaliteitskaart), ziekenhuizen (wachtlijsten, incidenten per afdeling) en andere instellingen kunnen worden gescoord en publiek worden gemaakt. Hoe snel zijn politie, brandweer en ambulance na een oproep op de plaats van het onheil? Al deze gegevens leveren de burgers een handvat om concreet invloed uit te oefenen.
Organiserend vermogen
mobiliseren en activeren
Niet alleen de democratische discussie kan door deze nieuwe mogelijkheden van communicatie- en informatietechnologie worden verdiept, verrijkt en concreter worden gemaakt. Zij stellen burgers tevens in staat, binnen hele korte tijd (virtuele) belangenorganisaties te mobiliseren en te activeren. Met behulp van een ‘instant’ referendum of ‘instant’ opinieonderzoek kan vervolgens de belangenarticulatie kracht worden bijgezet. Het organiserend en activerend vermogen van de technologie en haar toepassingen is reeds verschillende malen gebleken. Overigens niet alleen ten goede. Men denke aan het gebruik dat hooligans van hun GSM maken om elkaar tot veldslagen uit te dagen.
Schaalgrootte
interactie overheidburger
16
Een wezenlijke eigenschap van de technologie is bovendien, dat zij zich – praktisch zonder extra kosten – aan elke schaalgrootte laat aanpassen. Met andere woorden, zij is zowel geschikt voor een individuele communicatie, als voor massale aanwending naar een groot publiek toe, en voor elke groepsgrootte daar tussenin. In vaktermen: de technologie maakt zowel ‘narrowcasting’, precieze op individuen gerichte communicatie, mogelijk als ‘broadcasting’, op massa’s gerichte communicatie. In het contact met hun burgers kunnen overheden daarom zowel het organiserende en activerende als het democratische vermogen van de technologie ten volle benutten. In een stad kan Informatie en Communicatie Technologie (ICT) door het gemeentebestuur worden aangewend om enerzijds de individuele burger wegwijs te maken in rechten en plichten en anderzijds om contact te onderhouden met verenigingen, buurten of stadswijken. Door deze eigenschappen voorziet de technologie de overheden van een uitgelezen instrumentarium om het democratisch overleg met en door de burgers vorm te geven. De laatste jaren hebben met name ‘interactieve beleidsvorming’ en ‘co-productie van beleid’ een sterke impuls gekregen van de ontwikkeling van ICT.
Interactieve beleidsvorming Bij interactieve beleidsvorming gaat het om beleidsvormingsprocessen, waarin burgers, gebruikers, belangenorganisaties en publieke en private partijen, die bij een beslissing belang hebben, vanaf de eerste agendering van de beleidsvoorstellen worden betrokken. Ook partijen en onderwerpen, die daar op het eerste gezicht niet in passen, kunnen daarbij aan bod komen, als dat nodig is om een haalbaar resultaat te bereiken. Als een buurt over de streep kan worden getrokken, een snelweg langs de buurt te aanvaarden, indien een sporthal wordt aangeboden, dan is daar bij interactieve beleidsvorming in beginsel ruimte voor. Daarmee is interactieve beleidsvorming de opvolger van de systeemplanning van de zeventiger jaren en van de communicatieve planning van de tachtiger jaren. De communicatieve planning van de tachtiger jaren was een correctie op de systeemplanning van de zeventiger jaren die als te elitair, te zeer van bovenaf werd beschouwd. De communicatieve planning wilde recht doen aan de inbreng van de burger, maar schoot tekort in de integratieve eisen die aan projecten in een ingewikkelde samenleving worden gesteld. Interactieve beleidsvorming combineert het denken in samenhangen en het systeemkarakter van de moderne maatschappij en probeert tegelijkertijd recht te doen aan de wensen en voorkeuren van de verschillende betrokken partijen. Robert A. Dahl, een belangrijke Amerikaanse denker over de ontwikkelingsmogelijkheden van de democratie, heeft voorgesteld per belangrijk beleidsprogramma een willekeurig gekozen ’minipopulus’ te vormen van een duizendtal deelnemers, die een jaar lang discussiëren over de opties die de voorkeur verdienen. Hij stelde zich daarbij veel voor van de mogelijkheden die de telefoon biedt. De ICT toepassingen, zoals teleconferenties, chatten, e-mail e.d. hebben het aantal mogelijkheden geweldig uitgebreid en de realiseerbaarheid van zijn voorstel dichterbij gebracht.
stakeholders betrekken bij beleidsvorming
Co-productie van beleid Bij co-productie van beleid gaat het om afgebakende projecten, bijvoorbeeld in het kader van een beleidsprogramma. Uitvoerings- en vormgevingsvragen, die voor de direct betrokkenen van groot belang kunnen zijn, worden aan hen voorgelegd. burgers De hiervoor genoemde computersimulaties kunnen bij deze betrekken bij co-productie een grote rol spelen. Welke aankleding van een uitvoering straat is er na renovatie mogelijk en wordt er gewenst, welke inbreng zijn de betrokken burgers zelf bereid te leveren, dat zijn vragen die zich bij co-productie van beleid voordoen. Coproductie van beleid kan een goede pendant zijn van interactieve
17
beleidsvorming. De schaal waarop interactieve beleidsvorming zich in de complexe maatschappij afspeelt kan, ondanks de beschikbare (ICT) hulpmiddelen, bij de burgers een gevoel van toenemende machteloosheid opwekken. Door deze burgers op een zinvolle en intensieve wijze te betrekken bij beslissingen op de schaal van hun directe leefomgeving kan dat gevoel van machteloosheid worden gecompenseerd. Co-productie op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, veiligheid, voorzieningen voor de jeugd, inrichting van de buurt, onderhoud van voorzieningen e.d. versterkt de positie van de burgers bij de beheersing van hun eigen leefsituatie.
E-democracy: kansen en bezwaren
bezwaren en aanbevelingen
toegankelijkheid
18
De kansen voor e-democracy in de bestuurlijke praktijk zijn mede onder invloed van de technologische ontwikkelingen gunstig te noemen. Steeds meer, vooral locale, overheden passen interactieve beleidsvorming en co-productie van beleid toe. Daarnaast voeren zij vormen van persoonlijke en organisatorische zelfredzaamheid, zoals bijvoorbeeld vouchers, cliënt gerichte budgetten of buurtbudgetten in, die ook als concrete vormen van democratisering zijn op te vatten. De verwachtingen met betrekking tot de democratische mogelijkheden zijn, ook bij de burgers, terecht hoog gespannen. Geen overheid zal zich daar lang aan kunnen onttrekken. Verschillende overheden hebben er al redelijk veel ervaring mee opgedaan. Daaruit komen niet alleen maar succesverhalen, maar ook wel enkele waarschuwingen en bezwaren tegen een (naïeve) aanpak van deze democratisering naar voren. Op de belangrijkste bezwaren zal hier worden ingegaan. Tevens zullen enkele adviezen ter voorkoming van ongelukken worden geformuleerd. De ‘digitale kloof’ De democratische mogelijkheden die de informatie- en communicatietechnologische toepassingen bieden kunnen slechts onder bepaalde voorwaarden worden benut. Een eerste voorwaarde is, dat alle burgers met de technologie overweg kunnen. Dat is nog zeker niet het geval. Jongere mannelijke burgers hebben een voorsprong. Al is het de vraag hoe lang deze voorsprong nog zal duren, op het ogenblik is er sprake van een kloof die afbreuk doet aan de democratische waarde van de inzet van de technologie. Weliswaar is de algemene stelregel dat ‘wat online (via Internet) wordt aangeboden ook offline (met telefoon en papier) moet worden aangeboden’, maar het is de vraag hoelang dit zal worden volgehouden. Bij banken zien wij nu al dat geleidelijk aan iedereen geacht wordt zich in het geldverkeer van ICT
te bedienen. Bijkantoren worden opgeheven en dus is de dienstverlening voor de ‘digibeten’ (mensen die niet met ICT kunnen omgaan) moeilijker bereikbaar. Op een gegeven moment komen ook de overheden voor deze keuze te staan. Nu is er eigenlijk al geen sprake meer van gelijke behandeling, omdat de ‘digirati’ (personen die wèl met ICT kunnen omgaan) voor steeds meer zaken 24 uur per dag terecht kunnen en zij informatie op maat geleverd krijgen, die voor anderen moeilijker bereikbaar is. Informatie-overload Het opnamevermogen van de mens voor informatie is beperkt. Deelname aan debatten in het kader van interactieve beleidsvorming vereist dat men bereid is daarvoor tijd te reserveren en de nodige inspanning te leveren. Sommige individuele burgers zullen dit ervoor over hebben, uit liefhebberij, omdat het onderwerp ze aanspreekt, of uit plichtsbesef. Anderen zullen een andere afweging maken. Niet iedereen is ook in staat het debat te volgen. Vereenvoudiging van de probleemstelling is daarvoor meestal geen oplossing. Het is daarom de vraag of men die weg moet opgaan. Het is wellicht verstandiger de maatschappelijke rolverdeling tussen politici, ambtenaren, belangengroepen en burgers met betrekking tot collectieve besluitvoorbereiding en besluitvorming te aanvaarden en de individuele burgers vooral in de (overzichtelijker) co-productie van beleid te betrekken. Ook is het zeker de moeite waard te blijven experimenteren met ‘focusgroepen’, ‘minipopulus’, ‘brede maatschappelijke discussies’ en dergelijke. Anderzijds is het verstandig vertrouwen te hebben in de vertegenwoordigende rol van de belangengroepen en ze in staat te stellen deze rol te vervullen. De beperkingen van overload en bevattingsvermogen, die zich voor de individuele burgers voordoen, hoeven voor de belangengroepen niet te gelden. Legitimiteitsverlies van de representatieve democratie Hierboven werd gewezen op de mogelijkheden die ICT biedt, ‘instant’ referenda of ‘instant’ opinieonderzoeken te houden. Gecombineerd met interactieve beleidsvorming geeft dat een heel directe koppeling naar het politieke beleidsproces. De directe democratie lijkt daardoor dichterbij te komen. Burgers hebben daar veelal hoge verwachtingen van, bijvoorbeeld dat hun stem luid en duidelijk zal doorklinken in het uiteindelijke beleidsontwerp. Vaak worden zij daarin teleurgesteld, omdat in het beleidsontwerp rekening gehouden moet worden met effecten en neveneffecten op andere beleidsterreinen, compromissen moeten worden gesloten met andere belangen, en politieke machtsverhoudingen tot uitdrukking komen. Het zijn met name
volle agenda’s
participatie en vertegenwoordiging
directe en representatieve democratie
19
conflict
rol politici en ambtenaren
20
de volksvertegenwoordigers die de afwegingen met die andere beleidsterreinen en andere belangen in de besluitvorming inbrengen. Zij bewaken de samenhang in het overheidsbeleid. Maar daardoor komt ook de beleving van de directe democratie steeds vaker in conflict met de representatieve democratie. Politiek en democratie komen steeds meer op gespannen voet met elkaar te staan. Naarmate het verschil tussen de voorkeuren van de achterban en het stemgedrag van de volksvertegenwoordiger duidelijker wordt (over het stemgedrag worden steeds meer databanken bijgehouden) neemt de belangstelling voor het ‘kiezersmandaat’ en voor mogelijkheden van ‘terugroeping’ (reaal) toe. Ook de algemene tendens de zittingstermijn van volksvertegenwoordigers tot enkele zittingsperioden terug te brengen, duidt op een afnemende legitimiteit van representatief democratische arrangementen. Marginalisering van de politici Het is voor volksvertegenwoordigers een probleem, welke houding zij tegenover interactieve beleidsvorming moeten aannemen. Zij spelen een belangrijke rol bij het inpassen van de resultaten van de interactieve beleidsvorming in een groter beleidskader en zij zien het als hun taak compromissen te vinden en in onderhandelingen aanvaard te krijgen. Daarom hebben zij de neiging zich gedurende het proces van interactieve beleidsvorming afzijdig op te stellen. Met andere woorden: zij houden hun kruit droog. Deelname in de gedachtenvorming zou van hen vergen hun mening aan het begin van het proces kenbaar te maken, en daarmee hun onderhandelingspositie prijs te geven. Wanneer de politici aan de beurt zijn, hebben zij vaak de keuze het resultaat van de interactieve beleidsvorming te accepteren, dan wel de deelnemers aan die beleidsvorming te bruuskeren. In beide gevallen dreigen zij zichzelf te marginaliseren. Daar komt bij, dat de ambtenaren wel aan deze processen deelnemen en zich sterk maken voor een bepaald resultaat. Bovendien beschikken de ambtenaren over steeds meer ICT applicaties die hen in staat stellen deskundigheid in de processen in te brengen. Zij weten vaak beter dan de politici, bestuurders zowel als volksvertegenwoordigers, wat de situatie op bepaalde beleidsterreinen is en wat er onder de achterbannen van de politici leeft. Men denke bijvoorbeeld aan de vele verschillende beleids- en uitvoeringsmonitors, die binnen de overheid in gebruik zijn. Voegen wij daaraan toe het dreigende legitimiteitsverlies door de beloften en verwachtingen van de directe democratie, waaraan de vertegenwoordigers in de representatieve democratie blootstaan, dan is het duidelijk dat er ter wille van een goede ont-
wikkeling van e-democracy niet alleen met de eerder genoemde kansen maar ook met deze bedreigingen rekening moet worden gehouden.
Leerproces E-democracy, het intensief gebruik van ICT ten behoeve van democratische processen als belangenarticulatie, beleidsontwikkeling en beleidsevaluatie, vraagt dus bepaalde voorzieningen. succesIn de eerste plaats is het nodig dat de verwachtingen van de voorwaarden burgers worden gemanaged, zodat teleurstellingen en legitimiteitsverlies kunnen worden voorkomen. In de tweede plaats zullen de bestuurderen bij interactieve beleidsvorming en coproductie van beleid moeten aangeven welke rol zij spelen en welke betekenis zij aan de uitkomsten van het overleg tussen burgers en ambtenaren zullen toekennen. In de derde plaats kan het verstandig zijn in het directe contact met de burgers vooral de nadruk te leggen op co-productie van beleid binnen de kaders die interactief in overleg tussen besturen en belanghebbenden tot stand zijn gekomen. Tenslotte zal men zich moeten realiseren dat democratieën niet van de ene op de andere dag zijn ontstaan. Zij hebben zich in eeuwen ontwikkeld en vragen nog geregeld om aanpassingen. Het ligt daarom voor de hand aan te nemen dat ook de ontwikkeling van e-democracy in de vorm van interactieve beleidsvorming en co-productie van beleid een leerproces vereist, dat bij tijd en wijle met halve successen en met mislukkingen gepaard zal gaan.
21
Kansen voor e-democracy in de maatschappelijke praktijk door Valerie Frissen
Inleiding
Orwell of Athene
Over de digitale democratie wordt al decennia lang driftig gedebatteerd door wetenschappers, beleidsmakers, politici en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en actiegroepen. Daarbij vliegen ons telkens weer de doem- en de juichscenario’s om de oren. De implicaties van ICT voor de democratie bewegen zich ergens tussen ‘Orwell’ en ‘Athene’. “Orwell of Athene” was ook de titel van een boek dat zeven jaar geleden werd gepubliceerd in het kader van een project over ICT en democratie van de toenmalige NOTA (nu beter bekend als het Rathenau Instituut)4. Als we kijken naar de onderzoeksbevindingen die in dit boek op een rijtje werden gezet (Van de Donk en Tops, 1995), werd toen geconstateerd dat de bijdrage van ICT aan de democratie in potentie tweeledig is. Enerzijds maakt ICT een versnelling van democratische besluitvorming mogelijk (door een betere aansluiting van de publieke opinie op de politieke besluitvorming in de vorm van e-polling, e-voting en dergelijke). Anderzijds kan ICT leiden tot een intensivering en verbreding van het democratische debat (in de vorm van digitale discussies, interactieve beleids- en besluitvorming). Welke van die twee opties het meest kansrijk is, zo stelden Van de Donk en Tops, is echter sterk afhankelijk van de bestaande politieke cultuur.
Als we anno 2003 die conclusie tegen het licht houden van actuele ontwikkelingen, kunnen we vaststellen dat zich de digitale democratietrends van dit moment toespitsen op het tweede thema. Zeker in de politiek-bestuurlijke praktijk (zoals ook blijkt uit de bijdrage van Snellen in deze publicatie) is de laatste jaren veel aandacht voor de kansen die ICT biedt democratische om de democratische interactie met burgers te versterken en verbeteren. Er zijn steeds meer voorbeelden te vinden interactie van interactieve beleidsvorming, waarbij het Internet als enabling technology wordt ingezet. Volgens Hendriks en Tops 4
22
Resultaten van dit project zijn gepubliceerd in Frissen, Koers & Snellen: Orwell of Athene? Democratie en Informatiesamenleving.
(2001)5 sluit deze tendens aan bij de Nederlandse bestuurlijke traditie van ‘schikken en plooien, die in de beroemde drie c’s van de Nederlandse politiek – consultatie, consensus en compromis – tot uitdrukking komt’ (p.18). Van ICT wordt in de politiek-bestuurlijke praktijk dan ook veel verwacht, omdat hoge verdie interessante mogelijkheden biedt om burgers snel en wachtingen tegen relatief lage kosten te mobiliseren en een rol te geven in beleids- en besluitvormingsprocessen. Daarnaast wordt van ICT veel verwacht als het gaat om het oplossen van het ‘democratische tekort’: het wegwerken van de toenemende afstand tussen burgers en politiek/overheid, het veronderstelde gebrek aan belangstelling van burgers voor politieke onderwerpen, de lage opkomst bij verkiezingen en het voortdurend slinkend aantal leden van politieke partijen. De vraag doet zich daarbij voor hoe de democratische mogelijkheden van ICT vanuit de maatschappelijke praktijk – door burgers zelf – worden gepercipieerd en aangegrepen. Hoe kijken wat wil de burgers nu eigenlijk aan tegen het veronderstelde democratische burger? potentieel van ICT? Werkt ICT inderdaad drempelverlagend; zien niet alleen overheid en politiek maar ook burgers zelf hier mogelijkheden om de getroubleerde relatie die zij kennelijk hebben met overheid en politiek te herstellen? In deze bijdrage verkennen we de kansen van ICT voor de participatie van burgers in beleids- en besluitvormingsprocessen. Eerst gaan we kort in op de vraag op wat die kansen theoretisch gesproken eigenlijk zijn: op welke manier zouden burgers door middel van ICT hun greep op beleid en besluitvorming kunnen versterken? Die verkenning zetten we vervolgens af tegen een aantal empirische ontwikkelingen in de politiek-maatschappelijke participatie van burgers en de rol die ICT, in het bijzonder het Internet daarbij speelt6. In de slotbe5
6
Hendriks & Tops: Politiek en Interactief Bestuur. Interacties en interpretaties rond de ontwikkeling van het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan. Voorbeelden ontlenen we aan STB-onderzoek naar de manier waarop maatschappelijke organisaties ICT inzetten om hun politieke doelstellingen te verwezenlijken. Zie bijvoorbeeld: • L. van Audenhove e.a.: Transnational Civil Society in the Networked Society. A study on the relation between ICTs and the rise of a transnational civil society. • H. van Bockxmeer e.a.: Nieuwe media en gemeenschappen. • V. Frissen: The e-mancipation of the citizen and the future of egovernment. Reflections on ICT and citizens’ participation. • V. Frissen & H.van Bockxmeer: The Paradox of Individual Commitment. The implications of the Internet for social participation.
23
schouwing laten we onze gedachten gaan over wat die trends in burgerparticipatie ons zouden kunnen leren over digitale democratie en het op een goede manier inzetten van ICT in digitale debatten.
Kansen voor burgers nader verkend
ICT vroeg in beleidsproces
kansen bij uitvoering en toezicht
Hoewel er volop gediscussieerd wordt over digitale democratie is die discussie en de daaruit volgende politiek-bestuurlijke praktijk eigenlijk nogal beperkt. Als we uitgaan van de klassieke indeling van het beleidsproces in een fase van agendavorming, c.q. beleidsontwikkeling, een fase van beleidsuitvoering en een fase van beleidstoezicht, dan concentreert zich de e-democracy praktijk tot nu toe met name op de eerste fase. Er is veel aandacht voor digitale debatten, digitale peilingen en andere vormen van belangenarticulatie en draagvlakpeiling onder burgers. Doordat tot nu toe veel aandacht geschonken wordt aan de mogelijkheden die ICT biedt voor deliberatie en agendavorming, blijft echter een aantal andere interessante mogelijkheden van de technologie voor burgers feitelijk nog onderbelicht. Uitgezonderd misschien in discussies over de co-productie van beleid, wordt tot nu toe weinig aandacht geschonken aan de mogelijke rol van ICT in processen van uitvoering van en toezicht op beleid. Desondanks bieden de eigenschappen van de technologie op zichzelf allerlei spannende mogelijkheden om burgers ook in deze fases een sterkere rol te geven. Deze blikvernauwing als het gaat om de mogelijkheden voor digitale democratie is niet verwonderlijk, omdat in het representatieve democratiemodel in principe altijd al wel ruimte was voor burgerparticipatie in met name de fase van agendavorming, maar veel minder in uitvoering en toezicht. Vooral vormen van burgerparticipatie in de fases van uitvoering en toezicht brengen immers een andere, meer participatieve opvatting van democratische processen met zich mee, waarbij ook het primaat van de politiek ter discussie komt te staan. Er is sprake van een verplaatsing van de politiek naar ambtenaren enerzijds die meer directe en vergaande interacties aangaan met burgers of andere actoren in het maatschappelijk krach• V. Frissen: De Schaduwdemocratie. ICT en maatschappelijke participatie. • A. Ponsioen & V. Frissen: De Schaduwdemocratie Deel II. • TNO-STB: De participatie van maatschappelijke associaties op het Internet. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK (lopend onderzoek).
24
tenveld en anderzijds naar netwerken van publieke en private partijen7. Vanuit het perspectief van burgers is echter juist die eerste fase van het beleidsproces nog tamelijk abstract. Vooral in de uitvoeringsfase van beleid voelen burgers vaak aan den lijve, in hun directe en zeer concrete leefomgeving (denk aan de typische uitvoeringsdomeinen als onderwijs, zorg, werk en inkomen, veiligheid), wat beleid kan betekenen en zou het voor hen relevant kunnen zijn om hun stem en hun invloed sterker te doen gelden. ICT kan daaraan bijdragen, zoals ook door Snellen wordt aan- ondersteuning gegeven, bijvoorbeeld omdat met ICT makkelijker gezamenlijk uitvoeringsaan een uitvoeringspraktijk vormgegeven kan worden (denk aan praktijk de inrichting van een nieuwe wijk en de publieke voorzieningen die daarin een rol gaan spelen), of omdat ICT als middel kan worden ingezet bij het stimuleren van de zelfredzaamheid van en zelfregulering door burgers. Ook in de fase van toezicht zou ICT – vanuit de maatschappelijke praktijk bezien – een interessante rol kunnen spelen. In bijdrage aan een situatie waarin het vertrouwen van burgers in overheid en toezicht politiek niet bijzonder groot is, kan ICT misschien een belangrijke bijdrage leveren aan een herstel van dat vertrouwen. ICT kan het handelen van de overheid transparant maken, wat als een belangrijke graadmeter voor goed bestuur mag worden gezien. Ook kan die grotere transparantie de mogelijkheden van een meer direct toezicht van burgers op de overheid versterken. transparantie Wantrouwen van burgers wordt vaak gevoed door een gebrekkig inzicht in wat de overheid allemaal doet en op welke manier zij aan kwaliteitseisen tracht tegemoet te komen. Zo kunnen rapportages die door inspecties in allerlei beleidsdomeinen worden gedaan beschikbaar en toegankelijk (dus niet alleen vindbaar maar ook leesbaar) gemaakt worden voor burgers. Maar we kunnen ook een stap verder gaan en de rol van burgers als toezichthouder versterken door bijvoorbeeld ook inspectieverslagen van burgers zelf (of van organisaties die burgers vertegenwoordigen en als een trusted third party gelden) mogelijk en openbaar te maken. Ook Bovens en Michels (20028) wijzen op de mogelijkheid om via Internet niet alleen meer direct verantwoording aan burgers af te leggen. Zij pleiten ook voor een meer pluralistisch 7
8
Dit spanningsveld tussen een representatieve en participatieve democratie was ook onderwerp van de XPIN-bundel Representatief en participatief. Dubbele Democratie. (onder redactie van Van der Heijden en Schrijver, 2002). In: Representatief en participatief. Dubbele Democratie. (onder redactie van Van der Heijden en Schrijver, 2002).
25
stelsel van checks and balances, waarmee in complexe beleidsen besluitvormingsprocessen door verschillende actoren op verschillende niveaus verantwoording kan (en moet) worden afgelegd, waardoor de kwaliteit van het beleid ook een meer gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt. Internet kan daarbij een belangrijke organiserende factor zijn.
Van democratisch tekort naar democratisch vertrouwen Nodig is dan ook een bredere visie op het veronderstelde ‘democratische tekort’. De kloof tussen overheid en politiek aan de ene kant en burgers aan de andere kant uit zich niet alleen uit een lage opkomst bij verkiezingen, maar vooral in een gevoel van machteloosheid en afstand ten opzichte van concrete beleids- en bestuurspraktijken, een gevoel dat makkelijk vertaald kan worden in wantrouwen. Vanuit het perspectief van burgers bezien, reiken de mogelijkheden die ICT biedt om het vertrouwen in overheid en politiek te herstellen in principe veel verder dan de e-democracy praktijk zoals die zich nu aftekent. We constateren tot nu toe een nog tamelijk beperkte inzet meer mogelijkheden van de mogelijkheden die ICT biedt in de politiek-bestuurlijke praktijk. Zo zijn er inmiddels weliswaar vele voorbeelden van dan huidige digitale debatten over allerlei issues die op de overheidsagenda praktijk staan, maar veel minder voorbeelden van interactieve processen waarbij burgers daadwerkelijk vanuit hun eigen agendabeleid of besluitvorming kunnen beïnvloeden, laat staan bepalen. Die aandacht voor debatten hangt samen met een eenzijdige focus op de fase van beleidsontwikkeling. We constateerden hierboven al dat de mogelijkheden om burgers ook een rol te geven in de fases van uitvoering en toezicht nog onderbenut worden. Digitale debatten zijn alleen zinvol als ze een goed doordacht onderdeel vormen van een meer integrale visie op hoe je burgers bij beleid zou kunnen betrekken.
kritische geluiden
Uit evaluaties van digitale debatten blijkt bovendien dat de hoge verwachtingen over de democratische effecten die daarvan kunnen uitgaan tot nu toe amper ingelost worden. Dit wordt ook zeker onderstreept in een aantal van de cases die in deze bundel worden beschreven. Uit die evaluaties (bijvoorbeeld Bekkers en Thaens, 1999; Van Dijk, 19999) komen bijvoorbeeld als kritische factoren naar voren dat in digitale debatten: 9
26
Aangehaald in het rapport Raamwerk Digitale Debatten in opdracht van het Ministerie van BZK.
• de participatie van burgers of specifieke groepen van burgers vaak beperkt is. Representatie is dan ook een belangrijk knelpunt; • vaak sprake is van een gebrekkige of onduidelijke relatie met het beleidsproces zelf waardoor burgers vaak geen idee hebben welk effect hun inbreng uiteindelijk zal hebben op het beleid; • de interactie beperkt is, omdat bijvoorbeeld alleen op stellingen kan worden gereageerd of alleen meningen geïnventariseerd worden zonder echte discussie; • de kwaliteit en bruikbaarheid van de bijdragen aan het debat vaak tegenvalt; • betwijfeld wordt of die debatten wel door de overheid moeten worden georganiseerd; daarbij wordt er op gewezen dat burgers zelf wel bepalen waarover, wanneer en met wie ze in debat gaan over relevante issues: In dat licht is het misschien zinvoller voor de overheid om bij die maatschappelijke discussies aan te schuiven in plaats van andersom. Vanuit de politiek-bestuurlijke praktijk wordt zeker aan deze tekortkomingen gewerkt, bijvoorbeeld door te streven naar goede richtlijnen voor het voeren van digitale debatten of aan een meer integraal beleidskader voor interactieve beleidsvorming10. Een vraag die we ons in dit verband echter ook moeten stellen, is in hoeverre burgers eigenlijk zitten te wachten op de door overheid of politiek aangedragen mogelijkheden om te participeren. Hoe geven burgers zelf vorm aan hun politieke doelstellingen en op welke manier trachten zij die onder meer met digitale middelen te verwezenlijken? Hier gaat het dus om de vraag hoe burgers hoe benutten zelf het democratische potentieel van ICT benutten en hoe zich burgers dat verhoudt tot de politiek-bestuurlijke praktijk. Internet?
Ervaringen vanuit de maatschappelijke praktijk Trendstudies van onder meer het Sociaal Cultureel Planbureau naar de maatschappelijke participatie van burgers laten zien dat een ander type van burgerlijk engagement in opkomst is. Er is helemaal geen sprake van een afnemende politieke belangstelling van burgers, maar meer van een andere verschijningsvorm van die belangstelling. De binding van burgers met politieke partijen is wel afgenomen en de opkomst bij verkiezingen is 10
andere vormen politieke belangstelling
Zie bijvoorbeeld het rapport Raamwerk Digitale Debatten in opdracht van het ministerie van BZK . Momenteel werkt TNO-STB, in samenwerking met XPIN, ook aan het ontwerp van een beleidskader voor interactieve beleidsvorming in opdracht van het Ministerie van BZK.
27
onverminderd laag, maar de ‘protestgeneigdheid’ en de feitelijke deelname aan protestactiviteiten is juist sterk toegenomen, aldus het SCP. Ook het politieke zelfvertrouwen van burgers is gestegen (De Hart, 2002). Volgens het SCP wijst dit op een grotere mondigheid van burgers, burgers die bovendien hun ‘participatierepertoire’ hebben uitgebreid met een scala aan activiteiten die niet tot de traditionele politieke activiteiten behoren (Dekker, 2002:57). Hiertoe behoren ook steeds meer digitale repertoires.
subpolitiek en levenspolitiek
Vanuit het perspectief van burgers heeft de politiek zich verplaatst: ‘subpolitieke’ (Beck, 1994) en ‘levenspolitieke’ (Giddens, 1991, 1994)11 vormen van participatie zijn voor burgers belangrijker geworden. Burgers koppelen politieke en maatschappelijke doelen veel meer dan voorheen aan het ‘project van hun eigen leven’ en de daarbij horende levensstijlen. Er is daarbij ook een verschuiving waarneembaar in de manier waarop politiek bedrijven door burgers ervaren en gedefinieerd wordt: politiek bedrijven heeft niet veel meer te maken met de representatieve democratie. Je inzetten voor een single issue-beweging wordt als bevredigender en effectiever ervaren dan de meer traditionele vormen van politieke participatie, niet alleen omdat daarin allerlei varianten van betrokkenheid en actie mogelijk zijn, maar ook omdat sprake is van andere vormen van vertegenwoordiging en uitbesteding (bijvoorbeeld donateur zijn van Greenpeace, waarbij anderen de acties of politieke druk voor hun rekening nemen). In hoeverre deze subpolitieke neiging (in ons eigen onderzoek spreken we van een ‘schaduwdemocratie’) ook daadwerkelijk invloed heeft op de meer formele en reguliere politieke processen is nog onduidelijk en vergt verder onderzoek. Het engagement van burgers heeft ook een meer gefragmenteerd, vluchtig en minder geïnstitutionaliseerd karakter gekregen. Burgers zijn steeds meer geneigd om hun aandacht te verdelen over verschillende doelen en de bijbehorende organisaties en committeren zich niet per definitie voor lange tijd aan een partij, beweging of organisatie. Er is sprake van een breed uitwaaierend palet van issues & events waarvoor men zich tijdelijk en soms beperkt (door bijvoorbeeld donateur te worden of door e-mail acties) wil inzetten. Dit wordt op het Internet geïllustreerd door een zeer gedifferentieerd scala aan discussieplatforms en gemeenschappen van burgers rond specifieke issues. ICT – in 11
28
U. Beck: The reinvention of politics: Towards a theory of reflexive modernization; A. Giddens: Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age; A. Giddens: Beyond Left and Right: the future of radical politics.
het bijzonder het Internet – speelt hier eigenlijk een dubbele rol. Enerzijds lijkt ICT de fragmentatie en individualisering van belangen en interesses van burgers in de hand te werken. Anderzijds stelt juist het Internet burgers in staat om naar verbinding te zoeken met gelijkgestemden en om gezamenlijke politieke belangen te realiseren en medestanders te mobiliseren. ICT stelt mobiliseren burgers en maatschappelijke organisaties niet alleen in staat om en verbinden hun activiteiten en achterban anders te organiseren, maar leidt via Internet ook tot nieuwe vormen van verbinding en organisatie in het virtuele domein. In dat verband ontstaan ook mogelijkheden voor burgers om hun positie in het maatschappelijk krachtenveld te
Case Wakker Dier De stichting Wakker Dier richt zich op het bevorderen van het welzijn van de dieren in de bio-industrie en wil daarnaast alternatieve vormen van veeteelt stimuleren. De organisatie heeft vier betaalde krachten en 250 vrijwilligers die zich voor verschillende acties beschikbaar stellen. De organisatie wordt volledig gefinancierd uit donaties. Wakker Dier richt zich niet zozeer op de politieke lobby, maar probeert met alternatieve middelen de aandacht te vestigen op de negatieve aspecten van de bio-industrie. Het is een campagneorganisatie, met educatieve, juridische en publiekscampagnes. Ze richt zich bijvoorbeeld direct tot supermarktketens die dieronvriendelijke producten verkopen, maar ook tot de Algemene Inspectie Dienst om te wijzen op tekortkomingen in het toezicht door de AID. In de juridische campagnes worden wetovertredende boeren of gemeentes aangeklaagd, waarbij vrijwilligers worden ingezet om die boeren op te sporen. Wakker Dier is een voorbeeld van een organisatie die Internet steeds meer is gaan inpassen in de activiteiten van de organisatie, bijvoorbeeld in de relatie met vrijwilligers. Wakker Dier is in staat om met behulp van e-mail op korte termijn een groep vrijwilligers te mobiliseren. Verder speelt de website een belangrijke rol bij de werving van nieuwe vrijwilligers en donateurs. Internet is ook essentieel voor het naar buiten treden van de stichting. Internet wordt gebruikt als een alternatief voor en een aanvulling op de reguliere mediaberichtgeving en is onderdeel van een geoliede multimediastrategie, die acties begeleidt. Bezoekers kunnen online petities tekenen en versturen naar bepaalde ministeries, bedrijven of andere organisaties. Soms wordt een email-bombardement georganiseerd om druk uit te oefenen, hetgeen er bijvoorbeeld toe leidde dat supermarktketens besloten om legbatterij-eieren uit de schappen te halen.
29
Case VragenForum Algemene Bijstandswet VragenForumABW is een initiatief van een individuele burger (‘Mado’), die als bijstandsconsulent werkzaam is bij een Nederlandse sociale dienst en persoonlijk begaan is met de ‘juiste uitvoering’ van de Algemene Bijstandswet (ABW) en het organiseren van een goede informatievoorziening over die wet. Mado heeft een zevental ‘experts’ (veelal juristen) om haar heen gevormd die haar ondersteunen, maar zij bepaalt zelf de inhoud, vorm en functionaliteit van de website. Op de website is de tekst van de ABW integraal beschikbaar en met behulp van steekwoorden te doorzoeken. Hetzelfde geldt voor een grote hoeveelheid jurisprudentie die rondom de ABW bestaat. Bezoekers aan de website kunnen via e-mail vragen over de ABW aan Mado stellen, die ook via e-mail beantwoord worden. De inhoud van deze vorm van advisering is dus niet transparant. Het discussieforum bevat een meer openbare vorm van advisering op basis van uitwisseling van ervaringen. Bezoekers, die zich eerst moeten aanmelden, kunnen zelf discussielijnen starten of reageren op berichten in discussielijnen van anderen. VragenForumABW is een uitsluitend virtuele organisatie die geheel op basis van vrijwillige inzet draait.
herdefiniëren en hun politieke participatierepertoire anders vorm te geven. Om dat te illustreren twee voorbeelden uit eigen onderzoek: de case Wakker Dier en de case VragenForum AWB (zie kaders)12. Een interessante vraag is hoe deze twee organisaties erin slagen hun politieke doelstellingen te verwezenlijken en welke implicaties dat heeft voor het reguliere politiek-bestuurlijke proces. Als we kijken naar de manier waarop bijvoorbeeld invloed op agendavorming wordt nagestreefd, een belangrijk doel van een alternatieve campagneorganisatie als Wakker Dier, valt op dat Internet op informatietwee niveaus een sterke faciliterende rol speelt. In de eerste voorziening en plaats levert het Internet een belangrijke bijdrage aan het orgamobiliseren niseren van een alternatieve informatievoorziening. Door middel van een geraffineerde mix van media-instrumenten, zoals websites, digitale nieuwsbrieven, e-maillijsten maar ook via de meer traditionele media zoals krant, radio, en televisie, wordt een heldere visie op een issue overgebracht. Die alternatieve informatievoorziening heeft primair tot doel om de eigen poli12
30
Voorbeelden zijn ontleend aan het project ‘Schaduwdemocratie’, dat werd uitgevoerd in het kader van het onderzoeksprogramma Internet en Openbaar Bestuur.
tieke subcultuur te bedienen, maar ook om de publieke opinie gericht te beïnvloeden (bijvoorbeeld gekoppeld aan acties). In de tweede plaats past Wakker Dier het Internet toe om acties te organiseren en mensen te mobiliseren. Door met virtuele demonstraties verstopping van e-mail accounts te veroorzaken wordt bijvoorbeeld met succes directe druk op doelwitorganisaties (zoals supermarkten) uitgeoefend, waarbij de reguliere politieke kanalen geen enkele rol spelen. In de case van het VragenForumABW zien we dat een maatschappelijke organisatie met behulp van het Internet niet alleen alternatieve informatie levert, maar zelfs informerende taken overneemt van de overheid, waar die zelf kennelijk steken laat vallen in haar dienstverlening aan burgers. Het VragenForum overheidstaak levert informatie en vraaggestuurd ‘advies op maat’ aan bij- overnemen standsgerechtigden en medewerkers van sociale diensten. Dit zijn beide feitelijk taken van de sociale diensten. Bovendien wordt de website gebruikt om informatie en adviezen die sociale diensten aan hun cliënten geven ter controle voor te leggen aan de experts van het VragenForum voor een second opinion. Het VragenForum beweegt zich daarmee zowel op het terrein van de uitvoering als dat van het toezicht op beleid. In beide rollen – als adviseur en als controleur – versterkt het VragenForum de positie van bijstandsgerechtigden. Een ander voorbeeld van verschuivingen op het gebied van toezicht op overheidsbeleid biedt ook Wakker Dier. Door vrijwilligers geconstateerde wetsovertredingen tegen dieren worden aangekaart bij de Algemene Inspectiedienst (AID), of het Ministerie van LNV. Hoewel het ministerie van LNV toezicht de wettelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het veeteeltbeleid heeft gelegd bij de AID, wijst Wakker Dier er regelmatig op dat de controle van de AID niet altijd even goed wordt uitgevoerd. Niet alleen staat Wakker Dier vaak bij de kantoren van de AID op de stoep om de AID ertoe aan te zetten bepaalde controles versterkt en versneld uit te voeren, zij spant ook processen aan tegen het verlenen van vergunningen door gemeentes aan dieronvriendelijke boeren en doet aangifte van boeren die in overtreding zijn. De activiteiten zijn enerzijds te zien als een aanvulling (een vorm van externe concurrentie) op de controlerende taak van de AID, anderzijds als een externe controle op het controlewerk van de AID. Internet speelt hierbij vooral een organiserende rol.
31
Tot slot: e-democracy lessen uit de maatschappelijke praktijk Wat kunnen we nu leren van de manier waarop burgers zelf ICT als instrument gebruiken om hun politieke doelstellingen te verwezenlijken? De voorbeelden geven aan dat vanuit het perspectief van burgers bezien digitale democratie in ieder geval verder gaat dan participeren in een digitaal debat of elektronisch stemmen. We besluiten deze bijdrage met een paar aanbevelingen voor het inzetten van ICT in de politiek-bestuurlijke praktijk, waarbij deze meer brede visie op hoe je burgers bij beleid kunt betrekken voorop staat. We focussen daarbij op wat dat zou kunnen betekenen voor digitale debatten. zelf organiseren of aanschuiven
meer invloed op beleid
32
• In de eerste plaats moeten we ons afvragen of de overheid zelf wel digitale debatten moet organiseren. Nederland kent een grote rijkdom aan maatschappelijke organisaties en een enorme hoeveelheid aan digitale platforms rondom welk thema of doelgroep dan ook. Binnen dat maatschappelijke middenveld bloeit – dankzij het Internet – het politiek zelfbewustzijn van burgers en het publieke debat als nooit tevoren. Bovendien zijn burgers en maatschappelijke organisaties – zoals het voorbeeld van Wakker Dier onderstreept – kennelijk heel goed in staat om meningsvorming op een slimme en professionele manier te organiseren rondom bepaalde issues of events, op een manier waar communicatieprofessionals bij de overheid nog veel van zouden kunnen leren. Het is dan ook niet alleen zinvoller, maar vooral ook efficiënter om als overheid aan te schuiven bij lopende maatschappelijke debatten, dan die debatten zelf te organiseren en burgers ervan te overtuigen dat zij daaraan moeten deelnemen. • De voorbeelden maken ook duidelijk dat het participatierepertoire van burgers breder is dan alleen een mening geven. Ze willen niet uitsluitend een rol spelen bij het ontwikkelen van een beleidsagenda of als ‘draagvlakbewijs’ dienen, maar ook daadwerkelijk invloed hebben op de praktijk van het beleid. Zij willen bijvoorbeeld goed geïnformeerd worden over de uitvoering van beleid, zoals het voorbeeld van VragenForumABW duidelijk maakt. Er is behoefte aan informatie op maat, in dit geval in de vorm van individuele adviezen en in de vorm van een transparante, goed doorzoekbare database over die uitvoeringspraktijk, die burgers in staat stelt de kwaliteit van die uitvoering te beoordelen en te vergelijken. Het voorbeeld maakt ook duidelijk dat bij die democratische dienstverlening aan burgers een belangrijke rol weggelegd is voor intermediaire organisaties, die het vertrouwen genieten van burgers
(‘trusted third parties’). Daaraan gekoppeld is ook het debat over de uitvoering van beleid zinvol voor burgers, vooral als dat zich toespitst op het uitwisselen van ervaringen over de praktijk van een uitvoeringspraktijk en het meedenken over aanpassingen in die praktijken. • Ook kunnen burgers directer bij beleid betrokken worden door ze meer te betrekken bij het toezicht op beleid, zoals uit de cases naar voren komt. We kunnen hier denken aan een rol als medetoezichthouder op de kwaliteit van publieke voorzieningen in de leefomgeving, zoals de ‘openbare ruimte’, veiligheid, zorg of onderwijs. Ook hier kunnen maatschappelijke organisaties een zinvolle intermediaire rol spelen, omdat zij goed (en waarschijnlijk beter dan de overheid) in staat zijn burgers te mobiliseren om de kwaliteit van beleid mee te bewaken, problemen te signaleren en suggesties te doen voor verbetering daarvan. Mits het handelen van zo’n Trusted Third Party (denk aan het VragenForum) transparant en controleerbaar is, zou dit zeker bij kunnen dragen aan een verbetering van overheidsbeleid en het herstel van vertrouwen tussen burgers en overheid. Ook hier geldt dat een vorm van publieke discussie nodig is, met name om te komen tot overeenstemming tussen betrokkenen over de democratische garanties voor een zo goed en eerlijk mogelijk toezicht. • Tot slot: deze suggesties brengen een zekere verschuiving met zich mee van een overwegend politiekbepaald bestuur naar meer maatschappelijke vormen van bestuur. Duidelijk is dat dit niet moet leiden tot het afschuiven van publieke verantwoordelijkheid naar burgers, maar eerder tot gedeelde verantwoordelijkheid, waarbij ook juist de democratische garanties voor de kwaliteit van die nieuwe vormen van beleidsen besluitvorming gedeeld moeten worden. En dat kan niet zonder debat.
betrekken bij toezicht
gedeelde verantwoordelijkheid
33
PRAKTIJK
De tien lessen van e-democracy bij Amsterdam Oud Zuid13 door Edwin Schippers
Sinds de afschaffing van de kiesplicht in de jaren ’70 van de twintigste eeuw loopt de betrokkenheid van de Nederlandse burgers bij de politiek terug. Dat is niet alleen te zien in de steeds lagere opkomsten bij de verkiezingen, maar bijvoorbeeld ook in het teruglopende lidmaatschap van politieke partijen. De verkiezingen van 2002 hebben daarbij nog eens expliciet gemaakt dat de burger zich onvoldoende herkent in de hedendaagse politiek en de inmiddels bijna exemplarisch geworden ‘achterkamertjes politiek’ beu is. Het herwinnen van het vertrouwen van de burger en hem dichter bij de politiek brengen lijken daarmee belangrijke speerpunten te worden. De mogelijkheden van het Internet als nieuw instrument worden daarbij nogal eens geprezen. Gebaseerd op de praktijkervaringen met de grootschalige pilot (StadiOnline) bij stadsdeel Amsterdam Oud Zuid wordt in deze bijdrage de vraag beantwoord welke concrete toegevoegde waarde e-democracy heeft voor het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij het beleidsvormingsproces.
Waarom StadiOnline? StadiOnline is een gezamenlijk initiatief van stadsdeel Amsterdam Oud Zuid en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna te noemen BZK). In het kader van het haalbaarheidsonderzoek naar de invoering van de elektronische identiteitskaart waren door het ministerie een aantal pilots gedefinieerd. Deze richtten zich op het onderzoeken van de technische mogelijkheden van het gebruik van deze kaart. Eén van deze pilots is StadiOnline geworden. Stadsdeel Oud Zuid wil haar burgers actief betrekken bij het stadsdeelbeleid. Bij de oprichting in juni 1998 is dat nadruk13
samenwerking Amsterdam Oud Zuid en BZK
De gegevens in deze bijdrage zijn gebaseerd op een uitvoerige evaluatie van de pilot StadiOnline zoals uitgevoerd in opdracht van Amsterdam Oud Zuid. Gedurende ruim een halfjaar is onderzoek gedaan naar de verwachtingen en ervaringen van de deelnemers aan de pilot. De gegevensverzameling is uitgevoerd via een mix van kwalitatieve en kwantitatieve instrumenten, van vragenlijsten tot deelnemersavonden en (groeps-) interviews. Daarmee is een relatief gedetailleerd beeld verkregen van de uitwerking en effecten van pilot.
37
doelstellingen
kelijk opgenomen in de missie: “Bij de ontwikkeling van beleid en uitvoeringsplannen is de inbreng van belanghebbenden en betrokkenen vanaf een vroeg stadium uitgangspunt. Het stadsdeel stimuleert een grote mate van betrokkenheid van bewoners bij hun sociale leefomgeving en zoekt samen met hen actief naar mogelijkheden om daaraan maximale invulling te geven”. Een van deze mogelijkheden is het betrekken van burgers via het Internet. Dit belang is nog eens onderstreept in het nieuwe bestuursakkoord van de raad. Het stadsdeel maakt sinds enige jaren gebruik van verschillende interactieve beleidsvormingsinstrumenten zoals wijkschouwen en wijkenquêtes. Het Internet werd beschouwd als een mogelijk interessante aanvulling op deze instrumenten. Voor een beter inzicht in de mogelijkheden van elektronische burgerparticipatie als instrument voor interactieve beleidsvorming, heeft het stadsdeel geparticipeerd in het StadiOnline initiatief. Op hoofdlijnen zijn de volgende gezamenlijke doelstellingen gedefinieerd: 1. Het beproeven van nieuwe media (Internet) voor burgerparticipatie; 2. Het opdoen van ervaring met het opstellen van wijkplannen (in dit geval voor de Stadionbuurt) mede op basis van de resultaten van de interactie via het Internet; 3. Het opdoen van ervaring met de elektronische identiteitskaart en het op betrouwbare wijze op afstand identificeren van personen.
Hoe zag de opzet van StadiOnline er uit? De pilot vond plaats in één van de buurten binnen het stadsdeel waaraan het zijn naam te danken had, namelijk de Stadionbuurt. De doelstelling was om maximaal 250 stemgerechtigde inwoners en ondernemers uit de betreffende buurt een half jaar lang bij 22 onderwerpen te betrekken in de totstandkoming van het wijkplan. Dit wijkplan omvat de beleidsvoornemens voor de betreffende wijk. De pilot vond plaats in de periode december StadiOnline en 2001 tot en met mei 2002. het wijkplan Ter voorbereiding op het wijkplan is een zogenoemde wijkanalyse uitgevoerd. Hierin zijn de belangrijkste onderwerpen en thema’s geïnventariseerd die onder de inwoners van de buurt leven. Vervolgens is op basis hiervan het interactieproces vorm en inhoud gegeven. StadiOnline is als extra instrument ingezet bij de ontwikkeling van het wijkplan, naast de bestaande instrumenten van wijkinspraak. De uitkomsten van het interactieproces uit zowel de fysieke bijeenkomsten als de participatie op het Internet zijn vervolgens vertaald in het wijkplan. Na bestuurlijke
38
accordering wordt gestart met de daadwerkelijke uitvoering van het wijkplan. Het participatieproces Bij de uitvoering van het feitelijke participatieproces is gebruik gemaakt van een speciaal daartoe ontwikkelde website, met een open en besloten gedeelte. Het afgeschermde gedeelte was alleen toegankelijk voor de deelnemers aan de pilot. De deelnemers verkregen toegang met behulp van hun elektronische identiteitskaart (een smartcard waarop de digitale code van hun vingerafdruk stond) en een op de computer aangesloten vingerscanner (biometrielezer). Door deze combinatie was sprake van authenticatie een zeer goed beveiligde manier van identificatie en authentica- via biometrie tie van de deelnemers.
Week 1
Onderwerp 1
Week 2
Informeren en discussiëren
Onderwerp 2
Week 3
Week 4
Week 5
Consultatie
Stemmen
Resultaat
Consultatie
Stemmen
Resultaat
Consultatie
Stemmen
Informeren en discussiëren
Onderwerp 3
Informeren en discussiëren
Week 6
Week x
Resultaat
StadiOnline (doorlopende discussielijn)
Figuur 1: Het participatieproces van StadiOnline
De deelnemers konden hun inbreng leveren in een aantal stappen van het participatieproces: in de discussieronde, tijdens de consultatie en via ‘stemmingen’. In figuur 1 is dat proces grafisch weergegeven. Tijdens de discussieronde konden dat 4 stappen de deelnemers hun eigen ideeën, suggesties, probleempunten en dergelijke rondom het betreffende onderwerp kenbaar konden maken via het digitale discussieplatform. Daarnaast kon op elkaars bijdragen worden gereageerd. Na twee weken van discussie werden de bijdragen door de moderator samengevat en ‘vertaald’ naar een consultatieformulier waarin de belangrijkste punten werden voorgelegd en de deelnemers een meer
39
verdieping van opinies
reactie wijkwethouder
kwalitatieve reactie konden geven. Verdieping van de opinies was daarbij een belangrijke doelstelling. In de daaropvolgende week werd de consultatie afgerond met een stemronde, waarbij de deelnemers hun stem (conform de eisen van de kieswet, dus met identificatie, authenticatie en waarborg anonimiteit) konden uitbrengen. Hierop aansluitend werden de resultaten van de participatieronde samengevat. Deze resultaten werden vervolgens door de wijkwethouder van commentaar voorzien. Op deze wijze werd het beleidsvormingsproces transparant gemaakt en het belang dat het bestuur aan de concrete inbreng hecht, nog eens verder (maar dan ook in de praktijk!) onderstreept. De resultaten en de reactie van de wijkwethouder ten slotte, werden op het open gedeelte van de website geplaatst, waarmee zij vrij toegankelijk waren voor alle internettende belangstellenden. Gedurende de hele pilot was het voor de deelnemers mogelijk te reflecteren op de pilot in bredere zin, los van de betreffende onderwerpen. Hiervoor was een doorlopende discussielijn geopend voor de deelnemers.
Deelnemers In het licht van de opening bij deze bijdrage is het interessant te weten wie nu concreet de deelnemers zijn geweest aan de pilot. Op basis van de uitgevoerde evaluatie komt daar een relatief voorspelbaar en ‘herkenbaar’ profiel uit. De discussie op het Internet was met name populair bij alleenstaande, hoogopgeleide Nederlandse mannen van tussen de 34 en 64 jaar met een alleenstaande baan. De meesten woonden minder dan vier jaar in de Stadihoogopgeleide onbuurt, maar waren wel betrokken tot zeer betrokken bij de mannen buurt. Ook waren de deelnemers geen vreemde als het gaat om het gebruik van computers en het Internet. Dit profiel vertoont op een aantal vlakken nadrukkelijke overeenkomsten met die van eerdere pilots op het terrein van Internetparticipatie14. Aanvullend is echter wel het gegeven dat het gaat om buurtbewoners die relatief zeer betrokken zijn bij hun buurt en een nadrukkelijke ervaring hebben met het gebruik van PC en Internet. Een ander interessant gegeven dat uit deze ervaring is gebleken is het feit dat van alle deelnemers 38% in de afgelopen twee jaar één of meerdere wijkinspraakavonden had bezocht. Daarmee wordt de betrokkenheid met de wijk nog eens onder14
40
Zie onder andere J. van Dijk Elektronische discussies bij interactieve beleidsvorming. E.A.van Dijk e.a.: Digitalisering van de leefwereld.
streept, maar kan tevens een andere belangwekkende constatering worden gedaan: Het merendeel van de deelnemers heeft dus niet meegedaan met reguliere inspraakmomenten en voelt zich blijkbaar aangetrokken tot het Internet als medium om wèl actief deel te nemen aan dit proces. In de pilot heeft tevens een drietal groepen een cursus kunnen volgen om optimaal te kunnen meedoen. Het stadsdeel vond het van belang een aantal specifieke doelgroepen de mogelijkheid te bieden om deel te nemen aan de pilot en hun in dat kader ook een opleiding te bieden. De drie groepen (senioren, allochtone mannen en allochtone vrouwen) kregen 2 uur computertraining per week in een periode van vier maanden. Gebleken is dat deze groep veel aan de cursus heeft gehad: het overgrote deel van de groep had geen ervaring met het werken met de PC. Na afloop van de cursus konden de deelnemers al redelijk zelfstandig overweg met de PC. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de taalbarrière die bij sommige allochtone cursisten bestond ertoe leidde dat sommige deelnemers veel moeite hadden om een discussiebijdrage te formuleren. Aan de andere kant gaf een aantal cursisten aan dat het via Internet communiceren voordelen biedt zoals niet in de rede gevallen kunnen worden en de tijd krijgen om over een bepaald thema langer na te denken. Deze uitgangspositie (geen ervaring met het werken met de PC) had echter ook een keerzijde, namelijk dat pas na meer dan de helft van het aantal cursusdagen actief door de deelnemers kon worden deelgenomen aan StadiOnline. Alles bij elkaar genomen is ten slotte gebleken dat de doelstelling om specifieke doelgroepen ‘PC-fähig’ te maken en hen actief deel te laten nemen aan de beleidsvorming in hun wijk, uiteindelijk is geslaagd. De groep cursisten bleek in de pilot een betrokken en actieve groep wijkdeelnemers.
niet alleen inspraaktijgers
computertraining voor doelgroepen
Hoe is er geparticipeerd? Hoe is de deelname nu eigenlijk verlopen? In algemene zin leert de ervaring dat het aantal actieve deelnemers rond de 50 is uitgekomen van in totaal 123 deelnemers met een eigen elektronische identiteitskaart. In kwantitatieve zin is het aantal reacties kwantiteit niet echt onderscheidend van andere initiatieven op dit terrein. ‘normaal’ Bovendien blijkt het aantal reacties vergelijkbaar te zijn met de wijkinspraakavonden binnen het stadsdeel. In kwalitatieve zin echter is er sprake van een significant positieve waardering. Gebleken is namelijk dat de deelnemers in staat zijn waardevolle ideeën aan te dragen en hun standpunten beter kunnen onderbouwen dan bij de bestaande instrumenten (zoals de inspraakavonden) gebruikelijk is. De kwaliteit per hoge kwaliteit
41
bijdrage, maar ook de reacties op elkaars mening zijn daarmee kwalitatief goed onderbouwd en – in tegenstelling tot menig inspraakavond – positief en opbouwend van aard. Er zijn in totaal rond de honderd concrete suggesties gedaan door de deelnemers die een oplossing kunnen zijn voor de alledaagse problemen in de wijk. Enkele van deze adviezen en ideeën zijn door het stadsdeel expliciet meegenomen in het wijkplan van de Stadionbuurt. Daarmee hebben de deelnemers een zichtbare bijdrage kunnen leveren aan de inhoud van hun wijkplan, waarmee aan één van de belangrijkste randvoorwaarden voor e-democracy is voldaan, namelijk laten zien dat er ook nadrukkelijk een bereidheid is om iets met de bijdragen te doen.
ideeën meegenomen in wijkplan
Participatie naar onderwerp en fase in het proces De participatie van de deelnemers kan ook per behandeld discussieonderwerp weergegeven worden. In de onderstaande figuur is dit grafisch weergegeven. De onderwerpen staan in de volgorde waarin ze zijn opgenomen in de pilot. 60
stemmingen consultatie discussie
50
11 15
40
Aantal
14 30
4 7
5
5
20 6 10
22
2 9
4
3
6
6
3
4
11
4
5
9 11
11
8 12 6
5
9
7 5
8
8
4
10
8
7 7
5 16
16
8 13
9
14
18
6
4 9
12
27 12
15
8
16 12
4
18
7
3
sc
hi ve nk ilg e h ho leila eid ve nd nd ra en en nt wo jo po or ng ep de er lij en kh e fie id ts zu en bu ur o id a tf u s w un de ge ink ctie ren zo el O nd aan .S h b . ve eids od rk zo i hu ezin rg pa isv ge vo op rke est n or en er ing zi b be e a ve nin ar leid rk g gr ee ki oe rs nd n ve e v co ui ilig ren nf l o he lic p id th str ev an aa al te t ua tie w rin i St jkp g ad la io n nl in e
0
5
onderwerp
Figuur 2: Aantal bijdragen per onderwerp Uit dit figuur blijkt dat na een eerste goede start (onderwerp veiligheid) de deelname een aantal weken is teruggelopen. Vooral
42
de problemen met de electronische ID-kaarten die technisch geblokkeerd raakten15 – waardoor deelname niet meer mogelijk was – liggen hieraan ten grondslag. Maar ook de relatief moeizame kaartuitgifte van nieuwe kaarten is hier debet aan. Gaandeweg rond 2/3 van de pilotperiode is een significante toename van de participatie te constateren. Vooral de laatste later in proces vier onderwerpen scoren hoog. Hieraan liggen een aantal meer deeloorzaken ten grondslag. Allereerst zijn de problemen met de name kaartblokkades in die periode opgelost, waardoor de het inloggen met aanzienlijk minder storingen kon plaatsvinden. Daar komt bij dat in maart een tussentijdse evaluatie in de vorm van een belronde is gehouden onder alle deelnemers. Naast de inhoudelijke meerwaarde hiervan heeft het als signaal een stimulerende werking gehad: er waren veel reacties in de trant van ‘Wat goed dat jullie bellen!’. Tevens is een deelnemersavond gehouden met een meer plenaire tussentijdse evaluatie, waarin ruim twintig deelnemers hebben geparticipeerd. Ten slotte is in deze periode de groep cursisten ook in staat actieve bijdragen te leveren. De genoemde factoren tezamen vormen een belangrijke stimulus voor de toename aan deelname. Wij hebben – op basis van het evaluatieonderzoek – de sterke indruk gekregen dat de deelname in het bijzonder is bepaald door genoemde factoren en in mindere mate door de inhoud van de onderwerpen. Participatie naar de top-5 van onderwerpen Tevens is in kaart gebracht hoe de participatie is verlopen, in termen van de aard van de discussiebijdrage, zoals open/gesloten en reactief/pro-actief. Het gaat hierbij dus niet zozeer over de inhoud van de bijdrages, maar over de toonzetting. Voor de 5 meest populaire onderwerpen is een inhoudsanalyse gemaakt van de toonzetting. Deze onderwerpen zijn: veiligheid, parkeren, verkeersveiligheid, vuil op straat en conflictbeheersing. Kijken we naar de aard en onderbouwing van de discussiebijdragen, dan is geconstateerd dat de meeste discussiebijdragen het karakter hadden van een standpunt/mening meestal aangevuld meningen en met een korte schets wat volgens de deelnemers het probleem ideeën was van het discussieonderwerp. In relatief veel discussiebijdragen werden bovendien mogelijke oplossingen en ideeën geopperd om het geschetste probleem op te lossen. Uit de antwoorden 15
Indien bij het inloggen 3 keer de verkeerde pincode werd ingetoetst dan wel de vinger van de deelnemer 3 keer niet werd herkend, dan raakte de pas geblokkeerd, net zoals dat gebeurt bijvoorbeeld bij een bankpas. In dat geval moest de deelnemer een nieuwe kaart aanvragen. Door de duur van deze aanvraag kon de betrokken deelnemer ongeveer een maand niet meer deelnemen aan de pilot.
43
eigen ervaring centraal
weinig interactie
open discussie
heterogeen
44
van de deelnemers kon opgemaakt worden dat deelnemers goed aansloten op de actuele onderwerpen. Opvallend daarbij was dat verreweg de meeste discussiebijdragen werden onderbouwd met de eigen ervaringen van de deelnemer. De deelnemers gebruiken hun eigen ervaring “als hulpmiddel” bij het komen tot een gefundeerd standpunt over het discussieonderwerp. Bij het formuleren van een discussiebijdrage werd sporadisch gebruik gemaakt van de beschikbare informatie over het onderwerp, terwijl het merendeel wel de informatie had gelezen. Dit blijkt ook als je de reacties leest van de deelnemers. De deelnemers projecteren hun eigen ervaringen op de informatie over het onderwerp en geven vervolgens aan hoe zij tegen het onderwerp aankijken. Op basis van het evaluatieonderzoek lijkt de stelling gerechtvaardigd dat de deelnemers waardevolle ervaringsdeskundigen kunnen zijn bij het analyseren en oplossen van een probleem in hun leefomgeving. Overigens blijft ook hierbij het aandachtspunt van de representativiteit staan, net zoals dit geldt voor de meer traditionele inspraakkanalen. Voor wat betreft de interactiegraad tijdens de discussie kan worden gesteld dat deze relatief laag is geweest. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het relatief geringe aantal deelnemers per discussieronde. Hierdoor is de kans dat een bijdrage van een deelnemer de aanleiding is voor een reactie van een andere deelnemer hierop relatief klein. Indien de bijdragen per stuk worden bekeken, dan blijkt dat de meeste discussiebijdragen niet oppervlakkig waren maar juist de kern van het discussieonderwerp raken. De vijf discussies hadden een open karakter, wat wil zeggen dat in principe iedere deelnemer een bijdrage kon leveren mits het op een ordelijke manier gebeurde. In gevallen waar sprake was van interactie tussen de deelnemers is vastgesteld dat dit op een open en constructieve wijze plaatsvond. Als deelnemers het niet eens waren, probeerden ze elkaar met argumenten te overtuigen zonder dat de discussie daarbij ontaardde in een platvloerse discussie of ongepast taalgebruik. Over het algemeen waren de discussies een ‘bonte verzameling’ van meningen. Van homogeniteit (in termen van eensgezindheid in de strekking van de discussiebijdragen) in de discussiebijdragen is dan ook maar in beperkte mate sprake. Uit de discussies blijkt dat niet alle deelnemers hetzelfde aankijken tegen een bepaald probleem en daar dezelfde oplossingen voor aandragen. Op zich is dit een positief punt omdat het stadsdeel een beter uitgebalanceerd beeld krijgt van wat er leeft binnen de Stadionbuurt.
Wat zijn de belangrijkste resultaten en leerervaringen? In aanvulling op het bovenstaande, kan de ‘gestolde kennis en ervaring’ van de beschreven pilot als volgt worden verwoord. 1. Met e-democracy wordt een nieuwe doelgroep aangeboord In de pilot is gebleken dat het merendeel van de deelnemers niet deelnamen aan de reguliere inspraakinstrumenten, zoals wijkavonden en wijkenquêtes. Dit is opvallend, omdat de deelnemers zichzelf in belangrijke mate als betrokken tot zeer betrokken kwalificeerden bij hun wijk. Daarmee lijkt het Internet een interessant aanvullend instrument op de reeds bestaande voor het verkrijgen van een additionele groep betrokken burgers. Dit werd al wel vermoed in de literatuur, maar is in deze pilot ook nadrukkelijk naar voren gekomen. De groep die extra bereikt wordt is echter relatief homogeen (blanke, hoog opgeleide Nederlandse man met baan). Ook hierbij bestaat het risico dat ook deze extra bijdragen een relatief eenzijdig beeld geven van meningen die leven in de samenleving. 2. Afstemming interactie-instrumenten vereist regie Zoals blijkt uit het onderzoek levert StadiOnline in relatie tot andere vormen van interactie een genuanceerder beeld op van de wijk. De uitkomsten van de online discussies kunnen daarom ook goed gebruikt worden als input voor reguliere wijkinspraakbijeenkomsten. De input kan worden gebruikt om meer diepgang te creëren tijdens deze bijeenkomsten. Door StadiOnline en andere interactie-instrumenten niet los van elkaar te zien maar met elkaar te integreren kan het interactieve beleidsvormingsproces binnen de wijk inhoudelijk gezien worden versterkt. Het creëren van een dergelijke synergie vereist echter wel de nodige regie en een heldere participatienota als spoorboekje om deze regie vooraf zoveel mogelijk vorm en inhoud te geven binnen het wijkproces. 3. Maak deelname aan interactieve projecten zo makkelijk mogelijk Uit het evaluatieonderzoek is gebleken dat de technische aspecten een remmende werking hebben gehad op de deelnamebereidheid van burgers. Voor de doelstellingen van het stadsdeel met StadiOnline bleek de toegepaste innovatieve techniek een zwaar middel. De techniek moet bij het online discussiëren geen doel zijn maar een middel om de technische drempel voor deelname zo laag mogelijk te houden.
45
4. Kies bij e-democracy voor kwaliteit en niet voor kwantiteit De pilot heeft geleerd dat het niet eenvoudig is grote volumes aan suggesties per onderwerp te verkrijgen. De aantallen zijn niet positief of negatief afwijkend van andere e-democracy experimenten of van de wijkavonden. In positieve zin valt echter wel de kwaliteit van de bijdragen van de deelnemers op, in termen van diepgang, concreetheid, gestoeld op praktijkervaring en opbouwend/oplossingsgerichtheid. Daarmee is gebleken dat dit instrument vooral in kwalitatieve zin een belangrijke bijdrage kan leveren aan burgerparticipatie. 5. Hoe concreter hoe beter Gaandeweg de pilot is de overtuiging gegroeid dat vooral het lokale karakter (of liever: het buurtkarakter) een belangrijke bijdrage levert aan de participatie. Hoe concreter het onderwerp van participatie (de eigen buurt in dit geval) des te groter de betrokkenheid om hieraan deel te nemen. 6. Maak gebruik van de betrokkenheid van de wijkbewoners Maar liefst 82,5% van de actieve deelnemers heeft in de evaluatie aangegeven dat zij vindt en hoopt dat het stadsdeel een vervolg geeft op StadiOnline en is graag bereid hier ook weer aan deel te nemen. Daarmee lijkt een belangrijke randvoorwaarde voor een eventueel vervolg te zijn ingevuld! 7. Blijf fysieke deelnemersbijeenkomsten organiseren Aanvullende tussentijdse bijeenkomsten speciaal voor de deelnemers hebben een positieve invloed op het verloop van discussies tijdens een interactief project via Internet. Het feit dat de deelnemers elkaar ook in de werkelijke wereld hebben ontmoet, vergroot de betrokkenheid en verlagen de drempel om online te reageren. Door de fysieke bijeenkomsten is het tevens makkelijker om de verwachtingen die leven onder de burgers te managen en om eventuele problemen gerichter aan te pakken. Het verdient daarom ook aanbeveling om de combinatie van fysieke bijeenkomsten en virtuele participatie ook in toekomstige projecten toe te passen. 8. Ontwerp de website samen met de doelgroep Het bouwen van een goede website is geen eenvoudige zaak, omdat er verschillende burgers met verschillende ervaringsniveaus meedoen. Het is in dat verband van groot belang de website zoveel mogelijk aan te passen aan de doelgroep. De ervaring leert daarbij dat het ontwerp van een website zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk moet zijn zodat iedereen zijn of haar
46
weg kan vinden op de website. Er kan in dat verband dan ook bijna niet teveel tijd worden geïnvesteerd in een laagdrempelige en overzichtelijke navigatiestructuur. Daarnaast is het zinvol om de doelgroep ook een rol te laten spelen in de ontwikkel- en testfase van de website. 9. Manage de verwachtingen van deelnemers en maak de follow up transparant Een van de kernthema’s binnen de wetenschappelijke literatuur over interactieve beleidsvorming is transparantie. Op voorhand moet aan de betrokkenen inzichtelijk worden gemaakt wat het doel is, wat de opzet is, wat er met de resultaten gebeurt, wat de beïnvloedingsruimte is, wat de rollen van de betrokkenen zijn, waarom het van belang is dat betrokkenen meedoen. Daarnaast is het van belang dat er aan het einde van het project een terugkoppeling volgt van de resultaten en dat het stadsdeel laat weten wat er met de resultaten gaat gebeuren. Tijdens StadiOnline is aan het verwachtingsmanagement vooraf en de terugkoppelingen tijdens en na de pilot veel aandacht besteed in de vorm van bijeenkomsten, nieuwsbrieven, enkele enquêtes en het digitale dossier op StadiOnline dat continu werd aangevuld en geactualiseerd. 10. Betrek politici en ambtenaren bij een eventueel vervolg Burgers moedigen het aan als politici, ambtenaren en – als de situatie daarom vraagt – ook maatschappelijke instellingen actief worden betrokken bij het online discussiëren met burgers via het Internet. Bij StadiOnline gaf de wijkwethouder een reflectie op de discussie. Uit de evaluatie is gebleken dat dit zeer is gewaardeerd door de deelnemers. Een mogelijkheid om als deelnemer hier weer op te reageren was er helaas niet. Dit lijkt een waardevolle aanvulling voor een eventueel vervolg.
47
Waddenzeebeleid op Internet door Piet Feddema, Ronny Koeling en Denise van Heijningen
Inleiding
Nota’s Waddenzee I, II en III
internetdiscussie tbv Nota III
48
De Waddenzee is een internationaal erkend natuurgebied met grote ecologische betekenis en tevens een gebied waar allerlei menselijke activiteiten plaatsvinden. Hoe groot de waardering voor de Waddenzee is, wordt geïllustreerd door het gebiedsgerichte beschermingsbeleid van de regering, dat sinds 1980 gevoerd wordt in de vorm van een aparte Nota Waddenzee die de procedure van een Planologische Kernbeslissing (PKB) doorloopt (gebaseerd op de Wet Ruimtelijke Ordening). Daarnaast wordt het internationale beleid voor de Waddenzee in een vierjarige cyclus van trilaterale Ministersconferenties afgestemd door de Waddenzeestaten Duitsland, Denemarken en Nederland. In 1980 werd de eerste Nota Waddenzee goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal, in 1994 de tweede Nota Waddenzee en in 2002 zal de Derde Nota Waddenzee naar verwachting worden goedgekeurd door de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal. Het toenemend gebruik van ICT-middelen bij de rijksoverheid in de jaren negentig heeft in 1997 onder andere geleid tot de start van het project InterWad: De Waddenzee op Internet. Doelstellingen van het project waren en zijn: het samenbrengen van zoveel mogelijk (overheids-)informatie op de Internetsite: www.waddenzee.nl en het gebruik van Internettechnologie bij de ontwikkeling van Waddenzeebeleid en de publieksparticipatie daarin. In de tweede helft van 2000 werd door het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) besloten om bij de voorbereiding van de Derde Nota Waddenzee gebruik te maken van de openbare discussieplatforms op www.waddenzee.nl. Parallel aan de officiële inspraakprocedure van de PKB Waddenzee werd op de site achtergrondinformatie, de Derde Nota Waddenzee, meningen van NGO’s (non-gouvernementele organisaties), actueel nieuws en een openbare discussie over het nieuwe voorgestelde beleid aangeboden.
In deze bijdrage wordt dit nader toegelicht en worden de leerervaringen beschreven.
Procedure PKB Derde Nota Waddenzee Voor de besluitvorming over ruimtelijke plannen van nationaal belang wordt in Nederland de in de Wet op de Ruimtelijke Ordening opgenomen procedure van de Planologische Kernbeslissing (PKB) gevolgd. Deze procedure bestaat uit vier delen: PKB deel I: ontwerp planologische kernbeslissing: het beleidsvoornemen van het kabinet waarop een ieder kan inspreken PKB deel II: bevat de reacties van de inspraak uit de samenleving PKB deel III: het kabinetsstandpunt met een reactie op de inspraak, dat wordt aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal PKB deel IV: de definitieve Derde Nota Waddenzee die is goedgekeurd door de Eerste en Tweede Kamer der StatenGeneraal.
Doelstellingen en ambities Internet is een medium dat zich goed kan lenen voor burgerparticipatie door de continue beschikbaarheid van het medium en het gebruiksgemak ervan. InterWad koppelt relevante informatie met discussieonderwerpen en hoopt met behulp van deze combinatie de burger bewust te maken van de bijzondere betekenis van het Waddengebied en de verschillende belangen die hier spelen. Doelstellingen van het digitaal debat over het nieuwe Waddenzeebeleid waren: • Het geven van informatie over het nieuwe beleid via Internet (Informatiefunctie); • Verkrijgen van meningen van geïnteresseerden en belanghebbenden over het nieuwe beleid via Internet (Publieksparticipatie); • Vergroten van draagvlak voor het nieuwe beleid via Internet (Gedragsbeïnvloeding).
informatie, participatie en gedragsverandering
Subdoelstellingen van het digitaal debat waren: • Minstens 15 reacties per discussieonderwerp16; 16
Het aantal van 15 reacties per discussieonderwerp is een streven gebaseerd op eerdere ervaringen met voorgaande openbare discussies op InterWad.
49
• De reacties moeten inhoudelijk van voldoende kwaliteit zijn zodat deze een toegevoegde waarde hebben in het ontwikkelingsproces van de nieuwe PKB Waddenzee.
ambitie opdrachtgever
De ambitie van de opdrachtgever (Ministerie VROM) had vooral betrekking op het verbeteren van de communicatie met burgers en belanghebbenden over het Waddenzeebeleid (Informatiefunctie en Publieksparticipatie). Het Ministerie was niet verplicht om InterWad te betrekken bij de PKB-Waddenzee, aangezien deze een vastgestelde procedure doorloopt waarbij het gebruik van Internet niet verplicht is. De formele inspraakprocedure kon ook uitsluitend via de bekende media (nieuwsbladen, TV en Radio), informatie- en inspraakavonden verlopen. Door ook het medium Internet te gebruiken in de inspraakperiode, werd getracht een zo groot mogelijke groep burgers te bereiken. Ondanks dat het technisch eenvoudig mogelijk is, werden de resultaten van de discussies over het nieuwe Waddenzeebeleid op www.waddenzee.nl door het Ministerie VROM niet aangemerkt als officiële inspraakreacties. Officiële inspraakreacties moesten per brief naar het Ministerie gezonden worden. De discussie op InterWad over het nieuwe Waddenzeebeleid had daardoor een meer experimenteel karakter.
Publieksparticipatie Waddenzeebeleid: inhoud en proces van de casus twee discussies
De discussie over het nieuwe Waddenzeebeleid op www.waddenzee.nl heeft gedurende twee periodes plaatsgevonden: • Discussie in opdracht van het Ministerie VROM over PKB deel I Derde Nota Waddenzee, het beleidsvoornemen van het kabinet. • Discussie in opdracht van de Stuurgroep InterWad17 over PKB deel III Derde Nota Waddenzee, het kabinetsstandpunt met daarin het standpunt van het kabinet over de inspraakreacties.
17
50
Stuurgroep InterWad bestaande uit vertegenwoordigers van de opdrachtgevers en financiers van InterWad: Ministeries VROM, LNV, EZ en VenW.
Internetdiscussie PKB I
Internetdiscussie PKB III
feb.-april 2001
okt. 2001
Inspraak PKB I
PKB III
nov. 2001 – feb. 2002
mrt. 2002
PKB III in Tweede Kamer
Figuur 3: Tijdspad Waddenzee-discussie
Discussie 1: beleidsvoornemens (PKB deel I) De eerste discussie over het beleidsvoornemen van het kabinet (deel I PKB-Waddenzee) vond plaats aan de hand van acht stellingen over de meest actuele discussieonderwerpen: de onder1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Energie uit het Waddengebied Herstel van natuurlijke overgangen Waddenbeleid & draagvlak Windmolens op de Afsluitdijk Sluiting van gebieden voor visserij Milieubelasting door defensie Limitering ligplaatsen in jachthavens Snelvaren op de Waddenzee
werpen
Deze onderwerpen zijn gekozen door Interwad op basis van haar kennis van wat op dat moment leefde binnen het netwerk. De stellingen op www.waddenzee.nl werden in overleg met stellingen beleidsmedewerkers van VROM opgesteld en gingen vergezeld van relevante informatie uit het beleidsvoornemen (nota en toelichting), actueel nieuws en achtergrondinformatie in het dossier Derde Nota Waddenzee op de site. De stellingen moesten voldoen aan de volgende voorwaarden: • uitdagend voor het opwekken van reacties; • niet te prikkelend, aangezien dit terug is te lezen in de kwaliteit en kwantiteit van de reacties; • een onderwerp bevatten waarover een redelijk grote groep mensen kon mee discussiëren (de stelling moest aanspreken); • bij voorkeur betrekking hebben op een actueel feit. De discussie was openbaar, iedere bezoeker van de site kon discussie meedoen en men was niet verplicht om zijn naam in te vullen. openbaar Tijdens de discussie functioneerde een medewerker van het
51
technisch moderator
PR-campagne
tevredenheid over doorwerking
projectteam InterWad vooral als technisch moderator. Voor inhoudelijke vragen van deelnemers werd door de moderator enkele keren contact opgenomen met beleidsambtenaren van het Ministerie VROM. Voor de start van de discussie werd een PR-campagne gevoerd bestaande uit: brede verspreiding van een persbericht over de discussie op InterWad gericht aan 400 organisaties en instanties, busreclame op enkele buslijnen in Groningen en Friesland, enkele interviews bij lokale omroepen in NoordNederland, melding van de site www.waddenzee.nl door VROM in hun advertenties over de Derde Nota Waddenzee in landelijke dagbladen en op de Internetsite van het Ministerie. Discussie 2: kabinetsstandpunt over inspraakreacties (PKB deel III) Na het uitkomen van PKB deel III Derde Nota Waddenzee (oktober 2001), het kabinetsstandpunt met daarin de reacties op de officiële inspraak, besloot de Stuurgroep InterWad tot een tweede openbare discussie op www.waddenzee.nl over deel III. Men besloot hiertoe om inzicht te verkrijgen in hoeverre insprekers tevreden waren over de resultaten van hun inspraak en over de doorwerking daarvan in het kabinetsstandpunt in deel III. Deze tweede openbare discussie vond plaats in de periode van 9 november 2001 tot 1 maart 2002. Voor deze discussie is geen aparte PR-campagne gevoerd. Via de site en met behulp van e-mail gericht aan sleutelfiguren van overheden en NGO’s, werd bekendheid gegeven aan deze tweede discussie over de PKB-Waddenzee. Er werden door het projectteam InterWad in overleg met de Klankbordgroep InterWad18 vier stellingen geplaatst: 1. De artikel 17-gebieden (Natuurbeschermingswet) zijn ingesteld voor het herstel van bedreigde populaties. Deze gebieden dienen onder voorwaarde van monitoring voor (mede)gebruik te worden geopend indien deze populaties zich hebben hersteld. 2. De overheid neemt de inspraak van betrokken burgers en particuliere organisaties niet serieus en daarmee verspeelt zij het draagvlak voor beleid en betrokkenheid. 3. Het nieuwe Waddenzeebeleid houdt goed rekening met alle belangen! 18
52
Klankbordgroep InterWad bestaande uit 20 vertegenwoordigers van NGO’s en overheden die betrokken zijn bij het Waddenzeebeleid, de klankbordgroep heeft voor InterWad een adviserende functie.
4. De sociaal-economische ontwikkeling van het waddengebied binnen Europa zal steeds meer afhangen van inkomsten uit recreatie en toerisme. Daarom is bescherming van natuur, landschap en cultuur in het gehele internationale waddengebied essentieel.
Resultaten van de digitale debatten De dossierpagina van de PKB-Waddenzee is 2043 geraadpleegd tijdens de eerste discussieperiode door 1420 bezoekers. Dit is 4,4 % van het totaal aantal pageviews en 8,3 % van het totaal aantal bezoekers in de eerste discussieperiode. Hieruit mag geconcludeerd worden dat het dossier van de derde Nota goed is bezocht.
Tabel 1: Kentallen discussies PKB-Waddenzee Openbare discussies PKBWaddenzee
Periode
Aantal pageviews Dossier Waddenzee
Aantal Aantal Aantal pageviews reacties deelDiscussienemers pagina
PKB-deel I Derde Nota Waddenzee
14 februari t/m 8 mei 2001
2.043
1.209
71
35
46.530
PKB-deel III Derde Nota Waddenzee
9 november 2001 tot 1 maart 2002
Niet bekend
34
24
58.528
905
Geheel 2001 4.676
Totaal aantal pageviews site www.waddenzee.nl
178.269
De discussiepagina is 1209 keer geraadpleegd door 801 bezoekers in de eerste discussieperiode: respectievelijk 2,6% van het totaal aantal pageviews op InterWad en 4,7% van de bezoekers. Dit is bij benadering de helft van de score van de dossierpagina. Op zich is dit logisch aangezien de discussiepagina op de site een niveau lager ligt dan de dossierpagina van de PKB-Waddenzee. Door de 801 bezoekers op de discussiepagina is 71 keer gereageerd. Dat komt neer op een relatief hoog reactiepercentage van 8,9%. Het merendeel van de reacties op de stellingen is afkomstig van mensen die zich beroepsmatig of anderszins professionals actief bezig houden met het Waddenzeebeleid, hetgeen bleek en betrokuit de namen van de mensen die reageerden. Er waren geen kenen bestuurders die gereageerd hebben.
53
minder deelname 2e discussie
Uit de pageviews van de tweede discussieperiode blijkt dat er relatief minder interesse is geweest voor deze discussie. Redenen hiervan zouden kunnen zijn dat de formele inspraakperiode reeds voorbij is en dat het minder aantrekkelijk is om twee keer in een relatief korte tijd over hetzelfde onderwerp te discussiëren. Verdere gegevens hierover ontbreken. Resultaten discussie 1: beleidsvoornemens (PKB deel I) Voor de discussie waren de volgende subdoelstellingen geformuleerd: • Minstens 15 reacties per stelling; • De stellingen en reacties moeten inhoudelijk van voldoende kwaliteit zijn zodat deze een toegevoegde waarde hebben in het ontwikkelingsproces van de PKB Waddenzee. In totaal hebben 35 deelnemers geparticipeerd in de eerste openbare discussie; er is 71 maal gereageerd (zie tabel 2). De 15 reacties per stelling voor de eerste discussie, is bij twee stellingen van de acht gehaald en bij één bijna. De andere vijf stellingen zitten ruimschoots onder het gestelde doel. Tabel 2: Aantal reacties per discussieonderwerp Interwad I energie herstel natuur draagvlak beleid windmolens visserij defensie jachthavens snelvaren Totaal
5 2 5 5 11 3 25 15 71
Interwad II artikel 17 gebieden overheid en inspraak nieuw waddenbeleid bescherming essentieel Totaal relatief weinig reacties
54
9 7 15 3 34
De reden voor de relatief lage reactie-aantallen kunnen legio zijn. Zo zal het onderwerp van de stelling van invloed zijn. Daarnaast is bijvoorbeeld gebleken dat een stelling in vragende vorm minder uitdagend wordt ervaren om te reageren. Opgemerkt moet worden dat enkele Klankbordgroepleden de discussie bij hun “achterban” bekend hebben gemaakt. De discussie werd als een positieve ontwikkeling gezien, maar nadat gemeld werd dat
de discussie geen officiële inspraakstatus had, werd het enthousiasme nogal getemperd. Dit kan zeker van invloed geweest zijn op het aantal reacties. Verder valt op dat de discussieonderwerpen die gaan over het aantal ligplaatsen voor de watersport in jachthavens en het snelvaren in de Waddenzee relatief hoog scoren. Wellicht wordt dit veroorzaakt door het grote belang dat gehecht wordt aan recreatie en toerisme in het waddengebied. Van de verschillende reacties per stelling werd achteraf een korte samenvatting gemaakt door het projectteam InterWad, die tezamen met de volledige reacties aangeboden werden aan de beleidsambtenaren van VROM, die zorg moesten dragen voor de verwerking van inspraakreacties op het beleidsvoornemen. Het Ministerie van VROM heeft uiteindelijk zelf als opdrachtgever van de discussie bepaald of de reacties dermate goed waren dat deze van toegevoegde waarde zijn en in aanmerking kwamen voor (interne) verwerking in het nieuwe aangepaste kabinetsstandpunt in deel III van de PKB-Waddenzee. Gesteld mag worden dat het merendeel van de reacties goed onderbouwd was: er werd gediscussieerd op basis van argumenten. Slechts enkele reacties waren slecht onderbouwd of weken teveel af van het onderwerp waardoor deze onbruikbaar waren. Opvallend is dat ruim 70% van de reacties binnenkwam in de eerste zes weken van de discussie, die in totaal drie maanden duurde. Kennelijk zwakt de belangstelling na verloop van tijd wat af. Het aantal schriftelijk ingediende inspraakreacties tijdens de officiële inspraakperiode was ruim drie zo hoog als het aantal reacties tijdens de eerste openbare discussie: uiteindelijk zijn 234 officiële schriftelijke inspraakreacties ingediend tijdens de formele inspraakperiode. Inhoudelijk waren er geen opvallende verschillen tussen de reacties die binnenkwamen via de Internetdiscussies en de formele inspraakreacties. Op 16 mei 2001 is door InterWad een uitgebreide eindrapportage over de openbare discussie over deel I van de PKB-Waddenzee op www.waddenzee.nl, aangeboden aan het Ministerie van VROM. Doordat de discussie op InterWad geen officieel onderdeel uitmaakte van de formele inspraakprocedure is in deel III van de PKB-Waddenzee niet aangegeven wat er gebeurd is met de resultaten van de discussie. Resultaten discussie 2: kabinetsstandpunt over inspraakreacties (PKB deel III) Bij de tweede openbare discussie hebben in totaal 24 deelnemers een of meer reacties ingebracht. Voor wat betreft de inhoud van de reacties op de discussieonderwerpen laat deze discussie eenzelfde beeld zien als de eerste discussie. Ook hier mag gesteld worden dat het merendeel van de reacties goed onderbouwd was:
goed onderbouwde reacties
afnemende belangstelling
schriftelijke inspraak
opnieuw weinig reacties, maar hoge kwaliteit
55
er werd gediscussieerd op basis van argumenten. Het aantal reacties (totaal 34) is echter gering geweest. Opvallend is dat er 15 keer gereageerd is op de stelling: ‘Het nieuwe Waddenzeebeleid houdt goed rekening met alle belangen!’ De reacties hierop zijn niet positief te noemen en kennelijk hebben de formele inspraakreacties voor deze respondenten onvoldoende doorgewerkt in het Kabinetsstandpunt in deel III van de PKB-Waddenzee. In hoeverre dit gevoel algemeen is bij de insprekers is niet bekend en niet onderzocht door het Ministerie van VROM. De reacties op de stellingen werden begin maart 2002 integraal aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer reacties aanCommissie voor Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en geboden aan Milieubeheer. Op 11 en 27 maart 2002 heeft de Tweede Kamer Tweede Kamer deel III van de PKB Derde Nota Waddenzee behandeld. Door de Commissie Kamer zijn 22 moties in stemming gebracht. Daarvan zijn er 17 aangenomen en 5 verworpen. Onbekend is of de Kamerleden de resultaten van de tweede discussie betrokken hebben bij hun beraadslagingen over deel III PKB Derde Nota Waddenzee. De totale tijd die door het projectteam InterWad besteed werd aan de bovengenoemde twee openbare discussies over het nieuwe Waddenzeebeleid op www.waddenzee.nl beliep ongeveer 240 uren gedurende de periode vanaf het laatste kwartaal 2000 tot en met het eerste kwartaal van 2002.
Leerervaringen van de digitale beleidsdiscussies over het Waddenzeebeleid
formele status belangrijk
56
De resultaten van de eerste en tweede discussie over deel I en deel III van de nieuwe PKB-Waddenzee zijn aangeboden, respectievelijk aan het Ministerie van VROM en aan leden van de Tweede Kamer. Onduidelijk is echter wat er met deze reacties gebeurd is. Ingeval de eerste digitale discussie over het nieuwe Waddenzeebeleid over deel I van de Derde Nota Waddenzee een formele status zou hebben gehad, dan zou het kabinet hierop ook gereageerd hebben in deel III van de Derde Nota Waddenzee. Belangrijke voorwaarde voor het welslagen van digitale discussies op Internet over nieuw beleid lijkt te zijn, de formele status van de discussie. Met andere woorden, insprekers willen weten wat er gebeurt met hun reacties. Overigens geldt dit ook voor de meer traditionele vormen van inspraak via hoorzittingen, geschreven reacties etcetera. Publieksparticipatie zal alleen slagen als de reacties van het publiek serieus genomen worden en zichtbaar gemaakt wordt waar dit heeft geleid tot aanpassing of bijstelling van het voorgenomen beleid. Het verdient aanbeve-
ling om bij belangrijke rijksnota’s een tevredenheidsonderzoek te doen onder de respondenten die hebben deelgenomen aan de inspraak. Andere belangrijke punten zijn: de publiciteit die vooraf gegeven wordt aan digitale debatten en het gebruik van een combinatie van media daarbij. Het gebruik van Internet is de laatste jaren sterk toegenomen maar nog steeds niet algemeen. Formele inspraakprocedures die aan een breed publiek kenbaar gemaakt moeten worden en waarbij een ieder eenvoudig toegang kan hebben tot de gebruikte media, kunnen niet alleen middels Internet plaatsvinden. Het zal dus zeker de komende jaren een combinatie van media zijn die daarbij gebruikt moeten worden. Internet maakt het daarbij echter mogelijk om op een voor de gebruiker eenvoudige wijze relevante bijbehorende informatie te gebruiken bij zijn inspraakreactie. Daar waar anders de nieuwe Derde Nota Waddenzee alleen in te zien is in gemeentehuizen en bij enkele bibliotheken, kunnen nu op elk gewenst moment de relevante beleidsstukken door een breed publiek geraadpleegd worden. Deze informatiefunctie kan bij beleidsprocessen goed ondersteund worden door gebruik te maken van Internet. Tenslotte is hierbij het fysiek verbeteren van de toegang van burgers tot het medium Internet nog steeds actueel.
publiciteit: mediamix
toegankelijkheid
57
NSDO-debat door Donald van den Akker en Karin van Doorn duurzaamheidsstrategie
Inleiding Het NSDO-debat maakt onderdeel uit van een groter traject gericht op het tot stand komen van de Nederlandse duurzaamheidsstrategie. In dit traject is een verkenning gedaan naar het beleid van de rijksoverheid, aangevuld met een maatschappelijke verkenning. Naast het digitaal debat maakten een themaverkenning met maatschappelijke organisaties en een aantal provinciale bijeenkomsten deel uit van deze maatschappelijke verkenning.
beleid en dilemma’s
Achtergrond Het NSDO is ontstaan als gevolg van de verdragen van de milieuconferentie in Rio de Janeiro in 1992. Hier werden internationale afspraken gemaakt met betrekking tot duurzame ontwikkeling. Voor het Noorden heeft duurzame ontwikkeling vooral betrekking op het milieu, voor het Zuiden gaat duurzame ontwikkeling met name over ontwikkelingssamenwerking. Na Rio de Janeiro volgden jaarlijkse tussenbijeenkomsten om de voortgang te bespreken. In 1997 werd gesignaleerd dat het goed is internationale afspraken te maken, maar dat er in de afzonderlijke landen niet gesproken werd over duurzaamheid. Afgesproken werd dat ervoor eind 2001 nationale duurzaamheidsstrategieën zouden worden opgesteld. Aangezien duurzame ontwikkeling in die context vooral werd geïnterpreteerd als milieu, bestond in Nederland het idee dat met het Nationaal Milieubeleidsplan de duurzaamheidsstrategie werd ingevuld. Er is dus niet gekozen om eerst een nationale strategie te ontwikkelen en vervolgens de sectorale plannen. Begin 2001 ontstond het idee dat de sectorale nota’s niet het volledige spectrum van duurzame ontwikkeling dekten. Het NSDO is toen opgericht met de volgende doelstellingen: • verkennen welk beleid er binnen de rijksoverheid is op het gebied van duurzaamheid; • expliciteren van de dilemma’s. Organisatie NSDO werd aangestuurd door een ministeriële regiegroep, onder voorzitterschap van de minister-president. In deze regie-
58
groep hadden de ministers van Algemene Zaken, Economische Zaken, VROM en Grote Stedenbeleid zitting met een standing invitation voor de overige ministers. Deze regiegroep is vier keer bij elkaar gekomen. Deze bijeenkomsten werden voorbereid door het SG-beraad, met name procedureel, minder inhoudelijk. Om toch ook een inhoudelijke discussie op hoog ambtelijk niveau te waarborgen is een DGdenktank opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van alle ministeries. Daarnaast was er het contactpersonenoverleg, waaraan ook vertegenwoordigers van de verschillende ministeries deelnamen. Tenslotte was een begeleidingsgroep betrokken, bestaande uit vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Hun taak was te adviseren over de structuur van de verkenning en de blinde vlekken van NSDO te signaleren. Zij hebben ook een reeks aanbevelingen gedaan, die zijn overgenomen in de nota. Ministeriële regiegroep (Kok, Pronk, Jorritsma, Van Boxtel) SG-beraad
DG-denktank
Projectteam
Contactpersonenoverleg (vertegenwoordigers van alle ministeries)
Figuur 4: Taak- en rolverdeling NSDO Verkenningen De eerste stap van het NSDO bestond uit een verkenning van het beleid van de rijksoverheid. Zoals eerder aangegeven ging het om het in kaart brengen van het bestaande beleid en de dilemma’s voor de toekomst. Eind oktober 2001 was deze verkenning gereed; vanuit de regiegroep kwam toen de wens ook maatschappelijke partijen te betrekken. Er is een maatschappelijke verkenning ingezet die bestond uit drie sporen: • themaverkenning: bijeenkomst waarbij in verschillende werkgroepen met maatschappelijke organisaties de conclusies van de rijksoverheidsverkenning werden besproken; • provinciespoor: bijeenkomsten per provincie waarbij geïnventariseerd werd welke initiatieven op het gebied van duurzame ontwikkeling er zijn en tegen welke problemen deze oplopen; • digitaal debat.
rijksbeleid en maatschappelijke verkenning in drie sporen
59
verkenning rijksbeleid
maatschappelijke verkenning:
jan.-dec. 2001
vanaf jan. 2002 feb. – april 2002
digitaal debat
maart 2002
themabijeenkomst
maart-april 2002
provinciespoor
Figuur 5: Tijdspad NSDO verkenningen
Doel van het e-debat Het doel van het digitaal debat was in discussie te gaan over de thema’s uit de rijksverkenning om input te verzamelen voor de maatschappelijke verkenning. Via het e-debat moest een bredere doelgroep worden bereikt dan de vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties op wie de themabijeenkomst was gericht.
Proces
thema’s en prominenten
partners
60
Opzet/discussiestructuur De discussie liep van half februari tot half april 2002. Op basis van de rijksverkenning zijn vier thema’s geselecteerd voor de digitale discussie (bevolking, klimaat, biodiversiteit en goed bestuur). Daarnaast was er een open discussielijn. De verschillende discussieonderwerpen werden tegelijkertijd gestart, maar werden achtereenvolgens onder de aandacht gebracht door een discussieaftrap van een prominente Nederlander (toenmalig minister Van Boxtel, Van Woerkom van de ANWB, FNV-voorzitter De Waal). Er waren tekstbijdragen van deze prominenten, maar ook waren op de site filmpjes te downloaden met hun reactie. Er werd gediscussieerd aan de hand van stellingen. Het NSDO had de organisaties Echte Welvaart en Wereldburgers verzocht om een intensieve betrokkenheid bij de discussie. Deze partners leverden bij de start van de verschillende onderwerpen een stevige inbreng om de discussie op gang te helpen. Een koppeling met de andere onderdelen van de maatschappelijke verkenning (de themabijeenkomst en het provinciespoor) kon vanwege tijdgebrek niet worden gerealiseerd.
Moderatie De moderatie van dit e-debat werd verzorgd door Ecostrategy. Tijdens het proces werd intensief gemodereerd. Minimaal eens intensieve per week verscheen een samenvatting, die ook werd gemaild aan moderatie de deelnemers. Bij voortduring is geprobeerd om de resultaten terug te koppelen naar diegenen die de inbreng verzorgden onder het motto ‘niet gereageerd is verloren’. De deelnemers ontvingen een mailtje als er een reactie was binnengekomen op hun bijdrage. De zorgvuldige terugkoppeling had niet alleen te maken met het vasthouden van deelnemers, maar ook met de ambitie transparant te zijn. Publiciteit De organisaties Echte Welvaart en Wereldburgers zijn betrokken om hun netwerk te mobiliseren. Met name Echte Welvaart was actief betrokken bij de discussie: zij heeft haar achterban verzocht te participeren en mengde zich in de gespreksleiding. De invalshoek van Echte Welvaart is de persoonlijke bijdrage aan duurzaamheid van individuen; hierop bevroegen zij de deelnemers dan ook. Om de discussie onder de aandacht te brengen is verder voor de start een advertentie verschenen in drie landelijke dagbladen en is er een bericht uitgegaan naar de leden van het netwerk. Op een aantal andere sites is een banner geplaatst of een bericht over het debat. Ook is het debat aangekondigd in de nieuwsbrief van NSDO. Dit leverde vooral op de eerste dag een groot aantal bezoekers op; later liep dat aantal terug. Tussentijds is een advertentie verschenen in de landelijke dagbladen met een prikkelend citaat uit de reactie van minister Jorritsma (In iedere tuin een windmolen?).
mobiliseren netwerk
vooral nieuwsbrief werkt
Deelnemers De discussie was gericht op zowel professionals als ‘gewone Nederlanders’. De schijn werd gewekt dat deelnemers zich moesten aanmelden voor de discussie, maar dit was te omzeilen. Op deze manier wilde de organisatie voorkomen dat er ongewenst taalgebruik op de site verscheen, maar men wilde ook niet laagdrempelig de laagdrempeligheid in gevaar brengen. Overigens had het voordelen voor de deelnemer om zich in te schrijven: hij kreeg dan extra mogelijkheden op de site. Zo werd bijvoorbeeld aangegeven welke berichten hij nog niet had gelezen.
Resultaten De website www.nsdodebat.nl werd door 5113 verschillende mensen bezocht; 189 bezoekers discussieerden uiteindelijk 578 reacties mee. In totaal zijn er 578 reacties binnengekomen. 61
Tabel 3: Pageviews en reacties per thema Thema goed bestuur klimaat bevolking biodiversiteit open discussielijn informatiepagina’s totaal
usual suspects
hoge kwaliteit
62
pageviews
reacties
2300 3268 2087 2009 1117 4558 15339
143 199 99 55 82 nvt 578
Op het thema ‘klimaat’ kwamen de meeste reacties binnen. Van alle thema’s is dit het meest ‘klassieke milieu-thema’ en een discussie over duurzame ontwikkeling trekt met name de aandacht van de milieu-organisaties. Ook ‘goed bestuur’ had veel belangstelling: hier kwamen de reacties binnen over de rol van de overheid op het terrein van duurzame ontwikkeling. Het thema ‘Biodiversiteit’ scoorde het minst goed: kennelijk wordt de discussie hierover elders gevoerd. De deelnemers waren vooral afkomstig uit de maatschappelijke organisaties die zich bezighouden met duurzaamheid. De bedoeling was om ook deelnemers buiten deze doelgroepen aan te trekken. De voorbereidingstijd was echter tekort: om ook mensen buiten de bekende netwerken te betrekken is meer tijd nodig. De medewerkers van het NSDO hebben zich niet in het debat gemengd: nu waren de maatschappelijke organisaties aan het woord. NSDO wilde daar zo min mogelijk in sturen. Achteraf was het projectteam van mening dat het toch wat meer had kunnen sturen, dat het er meer op had kunnen inzetten de eigen vragen beantwoord te krijgen. Zo rees tijdens het debat bij het projectteam de vraag, waarom de discussie door zo’n incrowd werd gevoerd. Het projectteam had dit graag ter discussie gesteld, maar heeft vastgehouden aan het oorspronkelijke voornemen zich afzijdig te houden in het debat. De reacties waren van hoge kwaliteit: het ging om bijdragen met inhoudelijke diepgang waaruit duidelijk kennis van zaken bij de deelnemers sprak. In het eindrapport is vaak letterlijk uit de reacties geciteerd. Deelnemers bleken in de digitale discussie ook wat los te komen uit hun loopgraven. Het debat bleef niet hangen in afzonderlijke monologen: deelnemers reageerden op elkaar. De verkenning van het rijksoverheidsbeleid en de maatschappelijke verkenning leverden een zeer verschillend beeld op over het veld van duurzame ontwikkeling. Uit de rijksover-
heidsverkenning kwam vooral het beeld naar voren van een wat machteloze machteloze overheid, die kampt met verschillende dilemma’s. overheid, Uit de maatschappelijke verkenning ontstond vooral het beeld levend veld van een levend veld, waar talloze initiatieven worden opgepakt door maatschappelijke organisaties. Een belangrijke conclusie van het traject is dat er bereidheid is bij de rijksoverheid om te werken aan duurzame ontwikkeling, maar dat het lastig blijkt daadwerkelijk ontkokerd te werken. Bovendien blijkt de communicatie tussen het ambtelijk apparaat en de samenleving moeizaam.
Leerervaringen Moderatie Een belangrijke leerervaring van het debat heeft betrekking op de moderatie. Bij het NSDO-debat stond zorgvuldig omgaan met deelnemers hoog in het vaandel; er werd veel energie gestopt in terugkoppeling en het betrokken houden van de deelnemers. Kennelijk is men daar in geslaagd: het deelnemersaantal ligt met relatie met 578 reacties in twee maanden vrij hoog. deelnemers De moderatie was in handen van een externe partij, waardoor het mogelijk werd er een echt maatschappelijk debat van te maken en niet een door de overheid gedomineerd debat. Het NSDO heeft zich bewust terughoudend opgesteld in de discussie. Externe partners Een andere succesfactor van het debat was de betrokkenheid van Echte Welvaart en Wereldburgers. Samenwerken met deze partners leverde een groter deelnemersbereik op, nam daarnaast wantrouwen weg en gaf beter zicht op wat er in het veld leeft. Een interessant neveneffect van het debat was de ‘ontkokering’ bij de maatschappelijke organisaties. Maatschappelijke organisaties blijken al net zo verkokerd te zijn als de ontkokering departementen, en langs dezelfde lijnen. Milieuorganisaties van het veld bijvoorbeeld zien duurzaamheid als hun terrein, kennen de organisaties niet die zich met duurzaamheid bezighouden vanuit de noord-zuid thematiek en werken maar heel beperkt met elkaar samen. Uiteindelijk bleek een belangrijk winstpunt van de maatschappelijke verkenning te zijn dat deze verschillende netwerken met elkaar verbonden raakten. Voorbereidingstijd Tijdens het NSDO debat bleek ook voldoende voorbereidings- meer tijd tijd een belangrijke succesvoorwaarde. Bij het NSDO was vrij nodig weinig voorbereidingstijd aangezien het traject moest worden
63
afgerond voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2002. Dit leidde tot een enigszins rommelige procesarchitectuur. Zo was het de bedoeling dat de reacties van de prominenten bij de start van elk discussieonderwerp op de site geplaatst zouden worden; door tijdgebrek werd dit niet altijd gehaald. De krappe voorbereidingstijd had ook tot gevolg dat er weinig deelnemers betrokken waren buiten de professionals. Om burgers te betrekken en de discussie meer toegankelijk te maken voor niet-specialisten was meer tijd nodig geweest.
email werkt
impact
goede kostenbatenverhouding
Publiciteit en deelname Wat publiciteit betreft is vooral een mailing per e-mail of een aankondiging in een nieuwsbrief die per e-mail wordt verspreid effectief. Deelnemers kunnen dan onmiddellijk vanuit de mail of nieuwsbrief doorklikken. Bij het NSDO lijkt dit inderdaad te zijn gebeurd: een hoge piek wat betreft deelnemersaantal lag op de eerste dag van het debat. Om mensen te stimuleren deel te nemen moet een debat uitdagend zijn. Een debat wordt aantrekkelijk doordat het ‘ergens over gaat’; er moet wat worden gedaan met de resultaten. Ook de aanwezigheid van beslissers in het debat kan motiverend werken. Om grote groepen deelnemers te betrekken is daarnaast laagdrempelige toegang noodzakelijk. Te hoge technische eisen of ingewikkelde aanmeldingsprocedures zorgen ervoor dat deelnemers afhaken. Bij het NSDO waren alleen de filmpjes wat zwaar, maar deze waren geen noodzakelijk onderdeel van de discussie. Effectiviteit Het NSDO is tevreden over de kosten-batenverhouding van het debat. De kosten waren lager dan voor het provinciaal debat, terwijl het digitaal debat een groter bereik had. Daarnaast is het mogelijk om in een digitaal debat tot meer verdieping te komen, en kunnen deelnemers er beter hun persoonlijke opinie in kwijt.
Vervolg De resultaten van het digitaal debat zijn neergeslagen in het rapport van de maatschappelijke verkenning, dat half juni 2002 naar de Tweede Kamer is gegaan. In dit rapport worden onder andere aanbevelingen gedaan met betrekking tot het toekomstige beleid inzake duurzame ontwikkeling. In het rapport wordt letterlijk geciteerd uit bijdragen van de deelnemers.
64
Future of Food door Harm de Boer en Sylvia Deepen
Inleiding Interactief besturen begint stapje voor stapje voet aan de grond te krijgen in ons land. Zo werden onder de paraplu van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in 2001 zelfs enkele Internetdebatten tegelijkertijd georganiseerd en durfde de Directie Industrie en Handel van dit departement het aan om in twee landen via het Internet een dialoog aan te gaan. In samenwerking met het Duitse Bundesministerium für Verbraucherschutz, Ernährung und Landwirtschaft (BMVEL) werd in Duitsland en Nederland het oor te luisteren gelegd bij de burgers om hun mening te vernemen over enkele actuele onderwerpen. In deze bijdrage wordt beschreven hoe deze kans voor interactieve beleidsvorming werd gegrepen binnen het project Future of Food. Bijna één vierde van de Nederlandse export bestaat uit agrarische producten. Eén derde deel daarvan, ter waarde van meer dan tien miljard Euro, gaat naar Duitsland. In de jaarlijkse groei trad in 1995 een trendbreuk op. De export liep met 7% terug en ook de daarop volgende jaren gaven een daling te zien. Onderzoek wees uit dat de belangrijkste oorzaak het imagoverlies was. Met name de negatieve publiciteit rond de ‘Wasserbombe’ (Nederlandse tomaat) had ertoe geleid dat de waardering van de Duitse consument voor het Nederlandse product was afgenomen op de aspecten kwaliteit en productiemethoden. Om dit probleem in de wortel aan te pakken liet de toenmalige LNV-minister Van Aartsen in samenwerking met het bedrijfsleven in de loop van 1998 een actieplan ontwikkelen. Dit leidde tot het Masterplan Duitsland, een convenant tussen drie ministeries (Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) en 11 koepelorganisaties (voornamelijk Product Promotie Organisaties). Centraal doel van dit plan, dat onder de naam ‘Nachbarland Niederlande’ medio 1999 van start ging, was de verbetering van de beeldvorming van Nederlandse producten en van Nederland als agrarisch herkomstland. Het jaar 2001 liep door ingrijpende crises in de voedselproductieketen voor Nachbarland Niederlande anders dan voorzien.
NederlandsDuitse samenwerking
Wasserbombe
Nachbarland Niederlande
65
toekomst land- en tuinbouw
Ook de veranderingen in het politieke klimaat van Duitsland door de zogenaamde ‘Agrarwende’ speelden daarbij een belangrijke rol. Het betrof zowel verschijnselen binnen de algemene maatschappelijke context (globalisering, onzekerheid over voedsel, groeiende informatiemaatschappij), als typisch agrarische problemen zoals ernstige dierziekten en de naderende hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU. Omdat inmiddels in Duitsland en Nederland vergelijkbare problemen aan de orde waren, werd naar een andere methodiek gezocht om met de Duitsers te communiceren. De keuze viel op het in kaart brengen van de gevoelens van de burgers over de problematiek rond de landbouwcrises. Duitsers en Nederlanders gingen op Internet met elkaar en met beide ministeries praten over de toekomst van de land- en tuinbouw.
Doelstellingen en ambities
kwaliteit, veiligheid en mvo
De doelstelling van Future of Food was beter inzicht te krijgen in de wensen, zorgen, visies en waarden die leven in de Duitse en Nederlandse maatschappij over de kwaliteit en veiligheid van ons voedsel en andere agrarische producten. Ook werd aandacht besteed aan het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen. Hiermee werd door LNV beoogd om enerzijds het vertrouwen van de burger in de kwaliteit en de veiligheid van het agrarisch product te laten toenemen en anderzijds om de relatie met het BMVEL inhoudelijk te verdiepen om hierdoor een betere bijdrage te kunnen leveren aan de komende discussies over de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
Opzet Organisatie en voorbereiding Na een intensieve brainstorming, waaraan werd deelgenomen door LNV-ambtenaren en door vertegenwoordigers van externe bureaus, werd in juli 2001 een ambtelijke projectgroep Future of Food gevormd. Een uitvoerig plan van aanpak werd op papier gezet. De projectgroep stuurde kerngroepen (mix van LNV en externen) aan voor de uitvoering van de verschillende onderdelen. Tijdens de brainstormende fase werd, na een grondige verdieping in de Duitse situatie, bij BMVEL gesondeerd of er draagvlak voor samenwerking kon worden gevonden. Ondanks een lichte ambtelijke aarzeling bleek de Duitse minister Künast wel snel enthousiast voor de plannen en konden sluitende afspraken voor een gezamenlijk traject worden gemaakt. Het plan van aanpak werd door de Duitsers goed ontvangen en vervolgens werden in overleg naam, vormgeving en thema‘s vastgesteld.
66
Activiteiten Onder het motto ‘praten met’ in plaats van ‘praten tegen’ werd in nauwe samenwerking met het BMVEL in het najaar van 2001 een reeks van activiteiten uitgevoerd. Begonnen werd met een Ronde Tafel Dialoog van de ministers Künast en Brinkhorst met zo‘n twintig vertegenwoordigers uit de top van handel, industrie, landbouw- en consumenten-organisaties. Dit vormde het vertrekpunt voor het tweetalige digitale debat. Zes weken lang discussieerden Duitsers en Nederlanders daarna in hun eigen taal op Internet over de thema‘s voedselveiligheid, dierenwelzijn en boerderij van de toekomst met als centrale vraag: waar moet het heen met de land- en tuinbouw? Het debat stond open voor iedereen die iets met voedsel heeft. Een digitale meningspeiling maakte onderdeel uit van het debat; per thema werd tevens een chat georganiseerd. De start van elk thema werd voorafgegaan door een workshop (met simultaanvertaling) van een tiental deskundigen uit Duitsland en Nederland. Deze workshops werden geleid door inspirerende moderatoren die de vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven niet alleen de gebruikelijke statements hebben weten te ontlokken, maar ook hun persoonlijke opvattingen over normen en waarden, alsmede uitspraken over hun eigen verantwoordelijkheid hiervoor. De opbrengst van deze gespreksrondes vormde steeds de aanzet voor de daaropvolgende Internetdiscussies, chats en nieuwsbrieven.
Ronde Tafel Dialoog tweetalig digitaal debat
chat
workshops
MEI JUNI JULI AUG. SEPT. OKT. NOV. DEC. JAN. 2001 2001 2001 2001 2001 2001 2001 2001 2001 2002
APRIL
BRAINSTORMING VOORBEREIDING PROJECTGROEP WERVING + PR DEBAT RONDE TAFELDIALOOG WORKSHOPS CHATS GFK-ONDERZOEK SAMENSTELLEN BOEK PRESENTATIE BOEK
Figuur 6: Procesverloop Future of Food Ter aanvulling op de uitkomsten van het debat, met name ter vergelijking met de resultaten van de digitale enquêtes, werd 67
een representatief kwantitatief consumentenonderzoek verricht onder 900 Duitse en 900 Nederlandse respondenten over de genoemde thema‘s. De oogst van het debat, de gedachtewisselingen in de Ronde Tafel Dialoog en de workshops en de resultaten van het conboek sumenten-onderzoek zijn samengevat in het boek ‘Duitsers en Nederlanders aan het woord over de toekomst van de landbouw’. Dit boek werd door de ministers Künast en Brinkhorst op 10 januari 2002 in Berlijn gepresenteerd aan commissaris Fischler van de Europese Commissie. De uitgave is in ruime mate verspreid in het Duits, Nederlands, Engels en Frans. Tenslotte kan worden vermeld dat op 11 januari 2002 in debat landBerlijn een debat in het kader van Future of Food werd georgabouwstrategen niseerd tussen de landbouwstrategen van de EU-lidstaten. representatief onderzoek
brede participatie
open debat
publiciteit
68
Deelnemers en publiciteit Bij Future of Food werd ingezet op een brede participatie van zoveel mogelijk burgers. De doelgroep bestond niet alleen uit consumenten, maar ook boeren, vertegenwoordigers uit de voedselbranche, de retail, maatschappelijke organisaties, wetenschappers, pers, ambtenaren en politici werden uitgenodigd om mee te doen. Future of Food was een open debat. Deelnemers konden anoniem een bijdrage plaatsen, maar het was de bedoeling dat zij naam en functie zouden vermelden. Er is bewust gekozen om geen demografische gegevens te vragen, omdat de ervaring van de externe adviseurs had geleerd dat in de praktijk doorgaans geen betrouwbare gegevens worden verstrekt. In het proces werd geprobeerd om een maximum aan openheid uit te stralen. Door ook op open wijze informatie van de overheid in te brengen, onder meer door in de nieuwsbrieven ook omstreden onderwerpen aan te snijden, werd geaccentueerd dat het bij deze beleidsvorming echt om tweerichtingsverkeer ging. Om zoveel mogelijk deelnemers te bereiken werden advertenties geplaatst op redactionele pagina‘s van grote dagbladen in beide landen. In Duitse en Nederlandse vakbladen werden zowel advertenties als redactionele bijdragen geplaatst. Ook werd redactionele aandacht besteed aan het debat in de Leeuwarder Courant en andere bladen van de Gemeenschappelijke Persdienst (GPD). De samenwerking met de Leeuwarder Courant mondde in Friesland uit tot een drukbezochte forumavond over het thema dierenwelzijn. Via tijdschriften en daarvoor geschikte evenementen werden 15.000 flyers verspreid. Om deelnemers voor het debat ook gericht te werven, werden duizenden e-mailadressen gebruikt van de Zentralstelle für Agrardokumentation
und – information (ZADI), LNV, Nachbarland Niederlande en het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie (IMI). Op de websites van onder meer LNV, BMVEL en Nachbarland Niederlande, maar ook bijvoorbeeld op die van Albert Heijn, werden de bezoekers geattendeerd op Future of Food. Vanaf de homepage van deze sites konden zij doorklikken naar de site van Future of Food. Ook van en naar de Brusselse website van EC-commissaris Byrne (volksgezondheid) was een link. Per thema werden relevante organisaties, wetenschappers, journalisten en politici door het redactieteam aangeschreven met het verzoek om een bijdrage aan het debat, de nieuwsbrief of een column te leveren. Instrumenten en moderatie Op zowel een Duitse als een Nederlandse site kon gedebatteerd worden aan de hand van open vragen en stellingen. De discussie ging over de volgende thema’s en deelthema’s: de thema’s 1. Voedselveiligheid • Verantwoordelijkheid • Informatie en transparantie • Veiligheid en risico’s 2. Dierenwelzijn • Wensen en zorgen • Wie moet wat doen? • Internationaal 3. Boerderij van de toekomst • Hoe ziet de boerderij van de toekomst eruit? • Nieuwe verbindingen tussen boer en maatschappij • Maatregelen en innovaties Een ervaren medewerker van een extern bureau trad op als moderator, waarbij hij dagelijks kon terugvallen op een Nederlands ambtelijk redactieteam dat intensieve contacten onderhield met het BMVEL. De moderator functioneerde binnen een van tevoren vastgesteld kader, waarin onder meer was opgenomen hoe te handelen bij voorkomende problemen. Dit heeft niet geleid tot censuur. Wel bleek het nodig om een paar keer in te grijpen. Per mail werden met succes enkele deelnemers tot de orde geroepen. Om de sites parallel te laten lopen, werd bij de moderatie en discussie dagelijks zorggedragen voor vertaling, waardoor het vertaling mogelijk was om ook daadwerkelijk over de grenzen heen te discussiëren. Gedurende het hele debat was een stemapplicatie beschikbaar. De deelnemers konden in vier blokken hun mening geven over vragen betreffende een algemeen deel en de drie thema’s. stemmen Om de bekende risicofactoren bij een digitale enquête uit te slui-
69
chat
ten, werd ter vergelijking met de uitkomsten van de enquête een consumentenonderzoek verricht met overeenkomstige vragen. Bij de chats kon drie maal gedurende anderhalf uur van drie boxen (Duits, Nederlands, Duits-Nederlands met simultaanvertaling) gebruik gemaakt worden. Elke chatroom had zijn eigen moderator die met enkele statements uit de workshops de discussie op gang bracht. Het redactieteam heeft regelmatig een digitale nieuwsbrief en columns gepubliceerd om de deelnemers betrokken te houden bij het debat en stof te leveren voor nieuwe discussie.
Resultaat Algemeen Na sluiting van het debat zijn de resultaten ook in het Engels en Frans op de site www.future-of-food.org geplaatst. Er zijn ten minste 18.099 bezoekers geweest op de Nederlandse en Duitse sites. Vijfenzeventig procent van het bezoek ging naar de Nederlandse site. De Nederlandstalige homepage is 7.508 keer succesvol opgevraagd door tenminste 2.763 bezoekers, de Duitse 4.562 keer door tenminste 3.215 bezoekers. Naar de verschillende onderdelen – homepage, stemmen, discussie, chat, introductie, nieuwsbrief, columns en colofon – is 21.900 keer doorgeklikt op de Nederlandse site en 16.273 keer op de Duitse site. De bezoekers van de Duitse site zijn veel actiever geweest. De deeldiscussies ‘verantwoordelijkheid’, ‘wensen en zorgen’ en ‘hoe ziet de boerderij van de toekomst eruit?’ waren het meest in trek. De meningspeilingen waren na de homepage het meest populaire onderdeel. Tabel 4: Aantallen per thema en per instrument Voedselveiligheid (vanaf 10.10.)
Dierenwelzijn (vanaf 24.10.)
Opiniepeiling
1.016 deelnemers 2.645 pageviews
1.258 deelnemers 1.847 pageviews
939 deelnemers 1.262 pageviews
Discussie
143 reacties 3.403 pageviews
203 reacties 3.084 pageviews
122 reacties 1.800 pageviews
610
1.022
883
Chatdeelnemers
70
Boerderij van de toekomst (vanaf 7.11.)
Debat In het debat zijn in totaal 468 reacties binnengekomen: 143 over het thema Voedselveiligheid, 203 over dierenwelzijn en 122 over Boerderij van de toekomst. Dat dit laatste thema wat 468 reacties minder reacties opleverde kan verklaard worden uit het feit dat het een kortere doorlooptijd kende. Bovendien was het laatste onderwerp behoorlijk abstract (toekomstmodellen) waardoor het misschien minder mensen aansprak. Tabel 5: Aantal reacties per onderwerp Onderwerp
Aantal reacties
Voedselveiligheid • Verantwoordelijkheid • Informatie en transparantie • Veiligheid en risico’s Dierenwelzijn • Wensen en zorgen • Wie moet wat doen? • Internationaal Boerderij van de toekomst • Hoe ziet de boerderij van de toekomst eruit? • Nieuwe verbindingen tussen boer en maatschappij • Maatregelen en innovaties
62 30 51 121 59 23 82 25 15
In totaal hebben 201 deelnemers geparticipeerd in het debat. De reacties binnen het debat waren van hoge kwaliteit. De discussie vond plaats aan de hand van open vragen en stellingen waar de deelnemers op konden reageren. Onderlinge discussie hoge kwaliteit, (‘reactie op reactie’) leverde vaak hele mooie, ook grensover- high involveschrijdende, deeldialogen op. Over het algemeen gesproken ment waren er veel high involvement bijdragen gekenmerkt door een hoge mate van deskundigheid. De inhoud van de bijdragen varieerde van meningen, dilemma’s, denkrichtingen tot emoties. Met name de discussie over dierenwelzijn liep hier en daar hoog op (boeren versus dierenbeschermers). Een enkeling moest door de moderator tot de orde geroepen worden. Peilingen Een groot aantal bezoekers heeft de peilingen op Internet bekeken. Hierbij valt op dat op de Nederlandse site de peiling over peiling op Voedselveiligheid de meeste belangstelling trok, terwijl bij de Internet Duitsers de algemene peiling het meest populair was. populair
71
Tabel 6: Pageviews per peiling Peiling Algemene Peiling Voedselveiligheid Dierenwelzijn Boerderij van de Toekomst Totaal
verschillen Internetpeiling en representatief onderzoek
verschillen Nederland Duitsland
72
Nederland
Duitsland
942 2.060 965 496 4.463
2.412 585 882 766 4.645
In aanvulling op de peiling op de website werd onder 900 Duitse en 900 Nederlandse respondenten over de genoemde thema‘s een representatief kwantitatief consumentenonderzoek verricht. Zijn de boeren na BSE, MKZ en varkenspest de zwarte schapen van de maatschappij geworden? Wie is verantwoordelijk voor voedselveiligheid? Welke informatiebehoefte heeft de consument? En hoe moet het verder met de landbouw? De digitale meningspeiling en het onderzoek gaven daarover verhelderend, maar niet eensluidend, uitsluitsel. De samenleving, zo blijkt, kent boer en tuinder een aparte plaats toe in het economisch proces. Omdat zij ons eten produceren en ons landschap inkleuren. Een grote meerderheid wil voedselproductie en zorg voor het landschap niet enkel aan de wetten van de markt overlaten. In de toekomst wil men zoveel mogelijk voedsel uit eigen land en meer biologische productie. De resultaten van de digitale enquête en het representatief consumentenonderzoek zijn naast elkaar gelegd, waarbij volgens verwachting soms significante verschillen optraden (zie kader op volgende pagina). De deelnemers aan de meningspeiling op Internet zullen over het algemeen gesproken sterker betrokken zijn bij het onderwerp en eerder uit de groepen ‘werkzaam in sector’ en ‘milieu activist’ afkomstig zijn. Ook het verschil tussen de antwoorden van de Duitse en Nederlandse deelnemers zijn, zowel bij de digitale enquête als bij het consumentenonderzoek, in kaart gebracht. De Duitse consument is over het algemeen beter geïnformeerd en ‘militanter‘, terwijl de Nederlander de zaak lichtvaardiger opneemt en meer oog heeft voor het aspect genot. In het kader hieronder staan een paar voorbeelden.
Verschillen meningspeiling op Internet en consumentenonderzoek Wie is vooral verantwoordelijk voor dierenwelzijn? consumentenonderzoek: met name veehouderij en regering/ overheid Internet: met name veehouderij en de consument zelf Maximale duur veetransport niet langer dan 8 uur? consumentenonderzoek: De Nederlandse consument kan zich vinden in 8 uren plan. Bij de Duitse consument is veel draagvlak voor strengere vervoersregels Internet: een groot percentage (46% Nederland en 34% Duitsland) is het hier niet mee eens en vindt dat het vee langer mag worden vervoerd. Genetische modificatie van voedsel Over het algemeen heerst grote betrokkenheid bij het onderwerp waarbij zorg en afwijzing overheersen. Internetters zijn aanzienlijk positiever over de kansen van genetische modificatie. Hoe wenst u dat de boerderij van de toekomst er over 15 jaar uit zal zien? consumentenonderzoek: Grote meerderheid wenst verandering naar biologische productie en functieverbreding. Internetters zetten daarentegen vooral in op schaalvergroting, efficiëntere productie en het gebruik van moderne technologie. Wie zou het initiatief moeten nemen bij maatschappelijk verantwoord ondernemen? consumentenonderzoek: Nederland: 1. Overheid, 2. Consument, 3. Boeren Duitsland: 1. Consument, 2. Boeren, 3. Overheid Internet: (vooral in Duitsland) consument nog belangrijker.
Chat De chat was buitengewoon druk bezocht. Men kon kiezen uit een Duitstalige, Nederlandstalige of tweetalige box. Aan de drie hoge chats namen achtereenvolgens tenminste 610, 1.022 en 883 deelname mensen deel. Hierbij bleek dat de laatste twee sessies, waaraan – van tevoren aangekondigd – zowel door een Duitse als een Nederlandse topambtenaar werd deelgenomen, veel meer belangstelling
73
Tabel 7: Aantallen chatdeelnemers Chatsessie Sessie 1 (15 okt) Sessie 2 (29 okt) Sessie 3 (12 nov) Totaal
chatten met topambtenaar
Nederland
Duitsland
557 904 687 2.148
53 118 196 367
trokken dan de eerste. Bij de tweede chat leidde een te grote toeloop tot problemen met de Internetserver. In totaal waren er die avond 904 deelnemers uit Nederland en 118 uit Duitsland, verdeeld over twee maal een half uur. Deze grote Nederlandse belangstelling kan verklaard worden door de mailing (naar 4000 adressen) die vooraf ging aan de 2e chat. Bovendien ging het hier om bijzonder veel deelnemers uit de agrosector (‘beroepschatters’) die hun kans niet voorbij wilden laten gaan om met een Directeur-Generaal van LNV respectievelijk de Staatssecretaris-Generaal van het Duitse Ministerie in discussie te gaan.
Geleerde lessen
werklast en kosten hoog
74
Organisatie Het opzetten van een digitaal debat vraagt veel van de organisatie, met name ook aandacht van de politieke en ambtelijke top. De leiding van de initiërende directie moet dagelijks aanspreekbaar zijn. In de projectgroep is niet alleen technische, maar ook methodische kennis vereist. Medewerkers moeten niet alleen gemotiveerd zijn, maar ook flexibel zijn in de inzet. De nadelen van het feit dat het werk over meerdere plaatsen is verspreid, kunnen worden beperkt door een inspirerende leiding, periodiek overleg en korte communicatielijnen. Telefonische vergaderfaciliteiten en videoconferencing zijn hierbij van groot nut. Bij de start van een digitaal debat moet op een centraal punt kunnen worden nagegaan of er op het beleidsterrein al meer gaande is (geweest). Zo kunnen er relaties gelegd worden tussen debatten, opbrengsten worden benut en leermomenten worden uitgewisseld. Daar de personeelsinzet en de kosten (naar schatting 6 mensjaren en 600.000) voor een debat in deze omvang hoog zijn, kan dit medium slechts selectief worden ingezet.
Planning en techniek Het inrichten van een digitaal debat is een complex traject, waarvoor een goede planning essentieel is. Het proces moet goed in beeld gebracht worden. De nadruk ligt daarbij bijna als vanzelf op het proces vanaf de start. Echter het proces voor de start van het debat moet ook in duidelijke fasen worden ingedeeld die elk voldoende tijd moeten krijgen. Na de interne besluitvorming goede vooren opdrachtverlening moet er voldoende ruimte zijn voor de bereiding voorbereiding van de uitvoering. Dit geldt zowel voor voorbereidingen wat betreft de website en gebruikte applicaties als van de discussie en activiteiten daaromheen. Deelnemers De doelgroep dient zo nauwkeurig mogelijk gespecificeerd te worden. Voor en tijdens het digitale debat moet niet alleen voor de betrokken medewerkers, maar ook voor alle deelnemers duidelijk zijn wat er met de resultaten van het debat gebeurt. Ambtenaren, die aan de discussie willen meedoen, moeten helderheid hebben over hun rol. Kan men vrij meepraten of brengt de ambtelijke status beperkingen mee? Om zo veel mogelijk deelnemers binnen de doelgroep te werven is naast een algemene ook een gerichte, individuele benadering nodig. Toegang tot actuele e-mail databestanden is daarom gewenst. Aangezien de deelnemers aan een digitaal debat vaak graag anoniem blijven, zal doorgaans overigens geen betrouwbaar beeld van het deelnemersveld ontstaan. Overigens bleek uit dit debat dat digitale enquêtes gekleurde uitkomsten kunnen opleveren. In veel gevallen is het daarom aan te bevelen aanvullend representatief onderzoek te doen. Publiciteit Belangrijk is het genereren van publiciteit bij niet-dagelijkse Internetgebruikers. Een digitaal debat op zich heeft tegenwoordig nauwelijks meer nieuwswaarde voor de media. Door het inspelen op actuele onderwerpen kan interesse gewekt worden. Bij voorkeur moet een samenwerkingsverband worden gezocht met de schrijvende pers, radio en/of televisie. Een belangrijke succesvoorwaarde bij Future of Food was de bestaande belangstelling voor het thema. Future of Food sneed een thema aan dat de gemoederen van velen reeds bezighield. Belangstelling voor het thema opwekken was niet nodig.
duidelijkheid en transparantie
individuele benadering
inspelen op actualiteit thema als succesfactor
Moderatie en tweetaligheid Naast de full-time moderator(en) moet een redactieteam functioneren om de discussie te beoordelen, te sturen en om zonodig
75
communicatie met deelnemers essentieel
convergentie
nieuwe deelnemers te benaderen voor een bijdrage of een antwoord. Gedurende het gehele debat moet de moderator communiceren met de deelnemers om de continuïteit te waarborgen. Zinvolle bijdragen van deskundigen, die op het juiste moment geplaatst worden, verhogen de kwaliteit van de discussie en inspireren de andere deelnemers. Het voeren van een tweetalig debat moet niet onderschat worden. Naast cultuurverschillen ontstaan interpretatieproblemen door de vertaling. Het vertalen van de bijdragen bij de discussies kost tijd, waardoor de sites nooit geheel parallell lopen en deelnemers soms ongeduldig worden. Een hechte organisatie en de inschakeling van meerdere vertalers is derhalve gewenst. Door simultaanvertaling tijdens chats, hoe goed bedoeld, kan chaos en miscommunicatie ontstaan. Beter zijn twee chatboxen, elk in één taal. Absorptie Tenslotte wordt gewezen op het belang van de nazorg en het weergeven van de resultaten. Het is niet eenvoudig recht te doen aan alle geleverde bijdragen. Maar de convergentie van de opbrengst is ook voor de deelnemers van belang. Door de deelnemers op de hoogte te brengen van de resultaten en aan te geven hoe die in het beleidsproces ingezet zullen worden, ontstaat een goed gevoel bij de burger over de overheid. En zo krijgt interactief besturen steeds betere kansen.
Volgende stappen
dominee en koopman
76
Binnen LNV zijn in februari 2002 de succesvolle aspecten van Future of Food, de minder sterke punten en de mogelijke valkuilen voor toekomstige activiteiten onder de loep genomen. De actualiteit (formatie, midterm-review GLB, Duitse ‘Agrarwende’) biedt goede perspectieven. Er wordt verkend of een vervolgproject met nog meer EU-lidstaten haalbaar is. De komende verkiezingen in een aantal Europese landen zullen bij de internationale besluitvorming overigens een vertragende factor kunnen zijn. Focus van een vervolg moet steeds het belang van de Nederlandse land- en tuinbouw zijn. We moeten zorgen dat we, ingebed in stevige netwerken, als koploper in de mainstream van ontwikkelingen blijven opereren. Op deze basis kan LNV dan in het vervolgtraject waarden expliciteren, veranderingen vroegtijdig signaleren, bij veel actoren het bewustzijn verhogen en kansen bieden aan doelgroepen. We moeten daarbij de balans zien te vinden tussen ‘de dominee en de koopman’, aldus een conclusie bij de evaluatie.
HANDVATTEN
De rode draad uit de cases door Edwin Schippers en Karin van Doorn
In de voorgaande hoofdstukken is een ruim scala aan praktijkervaringen beschreven. Waar brengen deze ervaringen ons? Of liever gezegd, hoe kunnen deze ervaringen leiden tot een bredere en meer succesvolle toepassing van nieuwe media bij interactieve beleidsvorming? In de onderstaande bijdrage geven we antwoord op deze vraag door een beschrijving van een twaalftal ‘geleerde lessen’, die als rode draad door de cases lijken te lopen. 1. Vooraf vaststellen doelstellingen belangrijk Het klinkt als een open deur, maar het is de essentiële startvraag: wat wilt u bereiken met uw initiatieven op het terrein van interactieve beleidsvorming via Internet? In de literatuur18 en praktijk worden de volgende doelstellingen nogal eens aangegeven: • Verbeteren imago van de overheid; • Vergroten van draagvlak; • Versterking van de politieke cultuur; • Verbetering van de kwaliteit van visie- en beleidsontwikkeling; • Experimenteren met nieuwe media. Het is duidelijk dat het verschil maakt of het verbeteren van het imago de primaire doelstelling is (wat op zich overigens een heel legitieme doelstelling kan zijn!) of dat nadrukkelijk wordt gestreefd naar een verbetering van de kwaliteit van de beleidsontwikkeling, of dat juist het vergroten van draagvlak wordt beoogd. Kijken we naar de beschreven cases dan kan worden geconcludeerd dat alle cases beoogden om de kwaliteit van de beleidsontwikkeling te vergroten, alsmede om de betrokkenheid van burgers en belanghebbenden te verbreden. Zijn daarmee de andere doelstellingen minder geschikt als startpunt voor dit soort initiatieven? Het antwoord op deze vraag is niet zo eenvoudig te geven. De praktijkcases leren evenwel, dat als het gaat om draagvlakvergroting (en daarmee kwantiteit van de betrokkenen) dit soort initiatieven niet direct voor de hand ligt. Alle projecten hebben immers aangetoond dat er sprake was van een relatief beperkte groep betrokkenen.
18
J. de Bruin e.a.: Burgerpanels en de ontwikkeling van stadsvisies; over de rol van de ‘gewone’ burger.
79
Tabel 8: Pageviews en reacties per debat
Aantal pageviews Aantal reacties Verhoudingscijfer
FoF
Interwad
Interwad II
NSDO
AOZ
8287 468 5,65%
2043 71 3,48%
905 34 3,76%
5113 578 11,30%
n.b. 253
Zoals ook uit bovenstaande tabel blijkt, is interactieve beleidsvorming via Internet niet het meest voor de hand liggende instrument indien vooral kwantiteit wordt beoogd. In dat verband zijn online opiniepolls en de traditionele vragenlijsten meer geschikt. Als het echter gaat om het verhogen van de kwaliteit, dan kan het – zo wijst de praktijk uit – een interessante aanvulling zijn. Gebleken is namelijk dat de feitelijke bijdrages, alsmede de onderbouwing van de bijdrages door de deelnemers van een relatief hoge kwaliteit zijn. Daaraan kan worden toegevoegd dat hiermee vooral ook de perceptie en belevingswereld van de deelnemers explicieter wordt gemaakt. En dat is een effect dat met de traditionele instrumenten beduidend minder manifest wordt. 2. Vaststellen van de beoogde doelgroep Wie beoogt u te bereiken met uw initiatief? Is dat ‘de burger van Nederland’ of een specifieke groep, zoals jongeren, senioren of ondernemers? Het hebben van een duidelijk beeld van de doelgroep is van groot belang. Bijvoorbeeld voor de opzet van het initiatief, de wijze van werven en communiceren en de effectiviteit. Uit de beschreven cases komt naar voren dat drie van de vier cases ‘de betrokken burger’ als doelgroep beoogde. Alleen in het geval van StadiOnline was de doelgroep sterk gefocust, namelijk op de inwoners van één van de buurten in Amsterdam, de Stadionbuurt. Wat vervolgens zichtbaar is geworden is dat bij Interwad en Future of Food een ‘natuurlijke selectie’ plaatsvond van burgers die zich op één of andere wijze betrokken voelden bij het onderwerp (en doorgaans ook een meer dan gemiddelde kennis van zaken toonden). Bij NSDO werd wat specifieker gericht, door de betrokkenheid van twee relevante belangenorganisaties. In de onderstaande tabel is het aantal actieve deelnemers en hun reacties met elkaar in verband gebracht in de betreffende discussies. Tabel 9: Aantallen reacties en deelnemers Discussie
FoF
Interwad
Interwad II
NSDO
AOZ
Aantal actieven Aantal reacties Gem aantal reacties/ actieve deelnemers Periode (in weken)
201 468
35 71
24 34
187 578
50 253
2,3 12
2,0 12
1,4 15
3,1 12
5,1 25
80
Een van de conclusies die hieraan verbonden kan worden is dat een brede doelgroepbenadering een goed en nobel streven is (en van belang voor het democratische gehalte). De effectiviteit van de doelgroepbenadering wordt echter vooral verhoogd door gerichter de doelgroep in kaart te brengen en daar het verdere wervings- en communicatiebeleid nadrukkelijker op te richten. Onze voorbeeldcases leren evenwel ook dat het van wezenlijk belang is om ‘de taal van de doelgroep’ te spreken. En met ‘taal’ wordt in dit geval bedoeld het geheel van de wijze waarop de doelgroep wordt geïnteracteerd. Het gaat daarbij om zaken als de opzet van de website, het taalgebruik, de mate van openheid/ geslotenheid van vragen en onderwerpen. 3. Hogere kwaliteit, meer diepgang Zoals hiervoor is aangegeven, beoogden alle vier cases expliciet de kwaliteit van de beleidsvorming te vergroten. In alle gevallen is gebleken dat de kwaliteit van de individuele bijdragen hoog was. Er was doorgaans sprake van een goede en navolgbare onderbouwing van de bijdragen, die diepgaander was dan normaliter het geval is. Het feit dat deelnemers in ‘alle rust’ hun bijdrage of reactie op een andere bijdrage kunnen beschrijven en toelichten, doet de kwaliteit toenemen. Uit de evaluatie van de NSDO is ondermeer gebleken dat de diepgang in het digitale debat verder ging dan in het provinciale debat. Ook in de casus van Future of Food is gebleken dat de ‘reacties op reacties’ erg informatief en kwalitatief van aard waren en dat de inhoud van vele reacties getuigden van een goede kennis van zaken en betrokkenheid bij de betreffende thematiek. Daar komt in de casus StadiOnline bij dat de bijdragen in sterke mate positief en constructief van aard zijn. Er wordt door de deelnemers ‘meegedacht’ over de situatie of problematiek en handreikingen aangedragen voor oplossingen. Een ander element is dat de deelnemers ook nadrukkelijk op elkaars reacties reageren. Van het berijden van de eigen stokpaardjes en het voeren van monologen, is relatief minder sprake. 4. Status weegt zwaar Uit de analyse van de voorbeelden in deze publicatie komt naar voren dat de formele status van een interactief beleidsvormingsinitiatief via Internet als een van de voornaamste succesfactoren kan worden beschouwd. Bij StadiOnline heeft het bestuur vooraf nadrukkelijk aangegeven dat de bijdragen zullen worden meegenomen in de afwegingen in het beleidsvormingsproces. Gebleken is dat de deelnemers dit in de evaluatie nadrukkelijk hebben benoemd als één van de belangrijkste redenen voor deelname. De keerzijde hiervan is zichtbaar geworden in de casus Interwad. De resultaten van de eerste discussieronde werden meegenomen in het officiële inspraaktraject. De resultaten van de tweede ronde hadden geen officiële status: tijdens deze ronde konden deelnemers hun reactie geven op het kabinetsstandpunt. Het deelnemersaantal lag tijdens de eerste discussie ruim twee keer zo hoog als tijdens de tweede ronde. Dit kan erop wijzen dat deelnemers zich meer uitgedaagd voelen te participeren als duidelijk is dat er daadwerkelijk wat met de resultaten gebeurt.
81
Wat in alle gevallen van groot belang blijkt te zijn, is dat helderheid wordt verschaft omtrent de status van de inspraak en dat daarmee de verwachtingen op een goede manier kunnen worden gemanaged, zoals ook in de inleiding door Snellen naar voren is gebracht. 5. Transparantie van belang voor betrokkenheid en retentie Gebleken is dat deelnemers graag zicht hebben op de bijdragen van anderen; dit stimuleert hen om een eigen bijdrage dan wel reactie op een bijdrage te leveren. In aanvulling hierop is gebleken dat bijvoorbeeld de tussentijdse samenvattingen en reacties van bestuurders een belangrijke bijdrage leveren aan de transparantie. Het gevoel bij de deelnemers van betrokkenheid bij het proces wordt vergroot. Instrumenten als het versturen van e-mails naar deelnemers dat op hun bijdrage een reactie is gekomen (zoals in de casus NSDO) versterken de betrokkenheid en de participatiegraad. De op deze wijze vergrote transparantie heeft geleid tot een grotere mate van participatie bij de deelnemers en – niet onbelangrijk – het vasthouden van de deelnemers gedurende het proces. 6. Zichtbaarheid bestuurders en top-ambtenaren stimuleert betrokkenheid In een tweetal cases was sprake van een zichtbare betrokkenheid van bestuurders en top-ambtenaren. In Future of Food bleek dat voor die onderwerpen waar een Nederlandse en Duitse topambtenaar aanwezig zou zijn, aanzienlijk meer belangstelling was dan het eerste onderwerp waar dat niet het geval was. Bij NSDO is ieder thema door een prominente Nederlander (o.a. minister Van Boxtel) ingeleid. Beide cases tonen aan dat het aantal reacties en actieve bijdragen van deelnemers niet alleen kwalitatief goed, maar ook kwantitatief hoog scoorde (468 respectievelijk 578 reacties). In verhouding tot de andere twee cases is hierbij sprake van een aanzienlijke omvang. Het is moeilijk exact te kunnen duiden, maar het valt niet uit te sluiten dat de mate van zichtbaarheid van bestuurders en top-ambtenaren een positieve bijdrage levert aan het aantal reacties. 7. Samenhang met andere instrumenten van belang maar blijkt moeilijk In bijna alle cases is er sprake van de inzet van digitale debatten en chatsessies, naast andere meer traditionele instrumenten zoals informatie-avonden. Bij Future of Food zijn er workshops gehouden met deskundigen uit het veld, voorafgaand aan de digitale debatten, bij StadiOnline zijn verschillende informatieavonden gehouden voor de deelnemers en bij NSDO zijn ondermeer themaverkenningen uitgevoerd met maatschappelijke organisaties aangevuld met provinciale bijeenkomsten. Indien wordt gekeken naar de afstemming en samenhang tussen deze fysieke en virtuele ‘contact’ momenten, dan lijkt de constatering op zijn plaats, dat deze nog onvoldoende effectief is. In geen van de cases is het goed gelukt om deze contactmomenten qua inhoud en tijd zo te coördineren dat er echt een versterkend effect ontstaat. Bij NSDO is gebleken dat er
82
onvoldoende tijd was voor afstemming met de provinciale bijeenkomsten en in StadiOnline was – ook door tijdgebrek – onvoldoende afstemming met de inspraakavonden. In de verschillende terugblikken komt dit als een leerpunt naar voren. In de evaluatie met de deelnemers van StadiOnline is eveneens expliciet naar voren gekomen dat de deelnemers de fysieke contactmomenten tijdens het proces zeer gewaardeerd hebben. 8. Formulering onderwerpen luistert nauw Voor wat betreft de vorm en inhoud van de onderwerpen is gebleken dat deze in de vier cases aanvullend en op onderdelen overlappend waren. Samenvattend lijkt het erop dat het qua inhoud en vorm van de onderwerpen belangrijk is te voldoen aan de volgende kenmerken: • Actualiteit van het onderwerp; • Herkenbaarheid van het onderwerp onder een breed deel van de doelgroep; • Hoe concreter geformuleerd hoe beter. 9. Sturen of laten gebeuren Een vrij fundamentele kwestie betreft de mate waarin het proces actief wordt gestuurd. Hierbij wordt gedoeld op de keuze of men een discussie, of debat ‘gewoon zijn gang laat gaan’ dan wel dat er nadrukkelijke inbreng is door onderwerpen aan te passen, toe te voegen of anderszins te interveniëren. In de Interwaddiscussie is geen sprake geweest van een (sterke) processturing. De dynamiek van het proces heeft vrij spel gehad. Het NSDO debat was wel sprake van een sterke processturing door de moderator, maar niet van inhoudelijke sturing. Hiervoor had het projectteam bewust gekozen, omdat zij het woord wilden geven aan de buitenwereld en zelf de discussie zo min mogelijk wilden beïnvloeden. Het nadeel hiervan was dat het projectteam niet op al zijn vragen antwoord heeft gekregen. In StadiOnline en Future of Food is wat dit betreft zwaarder gestuurd. Er was sprake van een moderator die, daar waar relevant, interventies pleegde door onderwerpen te clusteren tot een nieuw onderwerp, of personen/groepen uitnodigde om op specifieke bijdragen te reageren etcetera. De effectiviteit van sturen of laten gebeuren hangt uiteindelijk sterk af van de doelstelling. Indien het vooral is bedoeld om ‘het veld’ te laten spreken teneinde een beter beeld te krijgen van wat er speelt, dan is het verstandig om zo min mogelijk in te grijpen. Indien het van belang is om bijdragen te krijgen rondom specifieke onderwerpen dan is het aan te bevelen om hier enige sturing in aan te brengen, teneinde de informatie rondom de beoogde onderwerpen ook daadwerkelijk te verkrijgen. 10. Werving en selectie: de menselijke maat Voor wat betreft de werving en selectie lijkt een kleinschalige, persoonlijke benadering van wezenlijk belang. Daarvan is ondermeer sprake bij StadiOnline. Naast de generieke werving in de vorm van publicaties in de stadsdeelkrant, de website en dergelijke, zijn door de wijkcoördinator de specifieke doelgroepen
83
(senioren en enkele allochtone groepen) bezocht en is door hem een persoonlijk appèl gedaan voor deelname. Daarmee kreeg ‘het stadsdeel’ meer en meer gezicht. De meer persoonlijke benadering komt ook terug bij NSDO, in de vorm van de verschillende belangengroeperingen (zoals Echte Welvaart en Wereldburgers). Via de vliegwielen van de belangenverenigingen was er nadrukkelijk minder sprake van anonimiteit en een meer persoonlijk gerichte benadering. 11. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard Indien burgers bereid zijn om deel te nemen aan interactieve beleidsvormingsinitiatieven via Internet, dan doen ze dat nadrukkelijk ook met het vertrouwen dat er daadwerkelijk wat met hun bijdragen wordt gedaan. Niets is meer funest dan dat er niets of nauwelijks iets wordt gedaan met de resultaten. Een en ander betekent dat de verwachtingen helder gecommuniceerd moeten worden en dat hier in de praktijk ook naar gehandeld dient te worden. De burger verwacht met andere woorden een consistent en consequent opererend bestuur: zeg wat je gaat doen en doe wat je zegt! De beschreven cases laten ondermeer zien dat dit vertrouwen van eminent belang is voor de deelname. Bij de casus van Interwad bleek dat voor de tweede discussie, die geen formele status had, de interesse en deelname sterk terugliepen. De bijdrages van de deelnemers hebben ertoe geleid dat er een beter beeld is opgebouwd van de wensen en behoeften van de inwoners in de Stadionbuurt omtrent het wijkbeheerplan. Met deze gegevens en inzichten is expliciet rekening gehouden in het uiteindelijke wijkbeheerplan. 12. De evaluatie Voor het beschreven leerproces is een goede evaluatie van groot belang. Slechts door expliciet te evalueren kan het leerproces op een efficiënte en vooral effectieve wijze vorm en inhoud worden gegeven19. Voor een goede evaluatie is het echter essentieel vooraf vast te stellen welke doelstellingen worden beoogd en welke aspecten/criteria in het initiatief geëvalueerd dienen te worden. De casus StadiOnline is op een heel gestructureerde wijze geëvalueerd. Voorafgaand aan het project zijn enkele tientallen ‘prestatie-indicatoren’ benoemd die tijdens het project zijn bijgehouden. Zodoende was aan het eind van het project een grote hoeveelheid bruikbaar en relevant feitenmateriaal voorhanden voor een effectieve evaluatie. Het heeft het betreffende stadsdeel een schat aan informatie opgeleverd, dat als een van de bouwstenen heeft gediend voor de door haar ontwikkelde visie op ‘e-panels’. Ook Future of Food is uitgebreid geëvalueerd, zij het minder kwantitatief. De nadruk lag op inventarisatie van de leerervaringen en reflectie, minder op het vaststellen in hoeverre de doelstellingen waren gehaald20. 19
20
84
zie ook A. Macintosh, A. en A. Whyte : An evaluation framework for e-consultations http://www.statistics.gov.uk/iaoslondon2002/contributed_papers/downloads/IP_ Macintosh.doc. zie: M. Laméris & R. Oele: Creatief ontmoeten, digitaal interacteren. Een verslag van de procesevaluatie van Future of Food.
Van visie naar concreet perspectief door Edwin Schippers en Karin van Doorn
Wij zijn er – mede gebaseerd op de in deze publicatie behandelde praktijkvoorbeelden – van overtuigd geraakt dat een effectieve toepassing van interactieve beleidsvorming via het Internet vooral een ontwikkelingsproces is. Dit ontwikkelingsproces bestaat feitelijk uit vijf stappen: • Het ontwikkelen van een visie op burgerparticipatie in brede zin en e-democracy in het bijzonder; • Het opzetten van het initiatief; • Het daadwerkelijk uitvoeren van deze initiatieven; • Het monitoren van de effecten; • Het evalueren van de e-democracy initiatieven. In de onderstaande figuur is dit proces grafisch weergegeven.
Ontwikkelen raamwerk
Opzetten initiatief
Evalueren
Meten effecten
Uitvoeren initiatief
Figuur 7: Ontwikkelingsproces van interactieve beleidsvorming via Internet
Met dit model beogen wij een concreet handvat te bieden voor het opzetten en uitvoeren van digitale debatten. Het model is gebaseerd op de rode draad uit het vorige hoofdstuk.
85
Ontwikkelen raamwerk Onder het motto ‘een goede voorbereiding is het halve werk’ is het aan te bevelen een raamwerk te ontwikkelen op de toepassing van het Internet bij de interactieve beleidsvorming. Een dergelijk raamwerk gaat niet zozeer in op de praktische en organisatorische aspecten, maar vooral op de meer fundamentele en kaderstellende onderwerpen. Het raamwerk vormt feitelijk het kader waarbinnen concrete initiatieven kunnen plaatsvinden. Op basis van de evaluatie van de voorbeeldcases, zouden in ieder geval de volgende onderdelen nadrukkelijk aan bod moeten komen in het raamwerk. Bepaal en communiceer vooraf de status van de discussie Zoals in de cases nadrukkelijk naar voren is gekomen is het van wezenlijk belang duidelijke besluiten te nemen over de feitelijke status van de discussie en deze ook te communiceren naar de deelnemers. Een belangrijke les is dat ‘hoe formeler de status des te groter de potentiële belangstelling’. Het beaamt immers meer aan het gevoel/de verwachting van de burger dat zijn of haar stem ‘zin’ heeft gehad en versterkt de belangstelling voor de uitkomsten van het proces. De feitelijke schaal en het enthousiasme voor deelname hangen af van de genoemde status en de wijze waarop dit wordt gecommuniceerd aan de deelnemers. Vrijblijvend meepraten is interessant, maar een onvoldoende garantie voor succes. Dit besluit en het communiceren van deze helderheid is veel meer dan een ‘formaliteit’. Het is een van de meest fundamentele succesfactoren voor een proces van interactieve beleidsvorming in het algemeen en in de digitale wereld in het bijzonder. Voor het bestuur kan deze uitspraak gevolgen hebben, als het gaat om het primaat van de politiek: kun en wil je beleids- en besluitvorming (voor een klein deel) decentraliseren naar burgers toe en zo ja onder welke condities en voor welke thema’s? In minder extreme gevallen betekent het wel dat een appèl wordt gedaan op het bestuur om transparant en open te zijn over de wijze waarop suggesties worden gewogen en meegenomen in het uiteindelijke beleid en de besluitvorming. Vertrouwen komt te voet en gaat te paard In lijn met het bovenstaande punt is de kwestie van ‘vertrouwen’. Burgers hebben de behoefte om meer gehoord te worden door de politiek en om ruimte te krijgen om hun mening over voor hen belangwekkende onderwerpen ook te kunnen uiten. Zij zijn in principe bereid hun stem (en tijd en moeite) te geven in het vertrouwen dat het bestuur die op een juiste en gepaste wijze zal betrekken in het beleidsvormingsproces. Die bereidheid zal zeer zeker niet versterkt worden als blijkt dat de uitkomsten door het bestuur geen follow up wordt gegeven en/of dat geen duidelijkheid wordt gegeven wat er met de uitkomsten is gebeurd en welke afwegingen daarbij een rol spelen. In de praktijk gebeurt het echter niet zelden dat het langzaam opgebouwde vertrouwen bij de burgers of de deelnemers, als sneeuw voor de zon verdwijnt op het moment dat de uitkomsten in het niet verdwijnen dan wel dat besluitvorming – om onduidelijke redenen – heel anders uitpakt dan in het proces naar voren leek te komen. Het managen van de verwachtingen – om met de woorden van Snellen te spreken – is daarbij van groot belang. 86
Zichtbaarheid van bestuur en mandaat van de ambtenaar zijn succesfactoren De zichtbaarheid van het bestuur in een proces van interactieve beleidsvorming via Internet is een ander belangrijk element, omdat deelnemers zich meer gehoord voelen. We hebben dit in de behandelde cases nadrukkelijk ervaren. Op die momenten dat een bestuurder of topambtenaar ‘aanspreekbaar’ of zichtbaar betrokken was, steeg de participatie. Vanzelfsprekend zijn er verschillende vormen om inhoud te geven aan deze zichtbaarheid, zoals: • ‘Direct’ contact met de bestuurder in de vorm van bijvoorbeeld een chatuurtje; • Periodieke commentaren van de verantwoordelijk bestuurder(s) op de bijdragen van de deelnemers of op de resultaten van consultaties; • Organisatie van fysieke bijeenkomsten waarbij ook de verantwoordelijk bestuurder aanwezig is en een actieve bijdrage geeft; • Aan het eind van het proces een heldere reactie op de bijdragen; • ... In het raamwerk voor interactieve beleidsvorming via Internet is het kortom van belang om ook bij dit element expliciet stil te staan. Keuze voor het instrumentenpalet Een essentiële vraag betreft de doelstellingen die worden beoogd met interactieve beleidsvorming via het Internet (en daaraan gekoppeld het bijbehorende instrumentenpalet). Het maakt immers nogal verschil of de doelstellingen zich richten op een ‘digitaal praatforum voor en door burgers’, of dat u heel gericht ‘in gesprek’ wilt komen met burgers over een aantal specifieke thema’s. Als het de bedoeling is om te weten te komen wat er leeft onder uw burgers, dan kan dat in een relatief minder gestructureerde wijze, dan in het geval dat u reflectie en draagvlak zoekt met betrekking tot een aantal beleidsplannen. Het is van belang een heldere visie te ontwikkelen op de plaats en functie die interactieve beleidsvorming inneemt in het proces van beleids- en besluitvorming. In zijn algemeenheid kan daarbij gesteld worden dat hoe gerichter de doelstellingen zijn, hoe meer structuur en ondersteuning (en daarmee kosten) nodig zullen zijn. In de onderstaande tabel is daarvoor een indicatieve opsomming opgenomen. Tabel 9: Eigenschappen van instrumenten Aanpak
Mate van structuur
Kosten/ inspanningen
Toegankelijkheid
Potentiële bijdrage aan beleidsvorming
Digitaal chatten Digitaal praatforum Digitaal debat Digitale consultatie Digitaal stemmen21
Laag Laag Medium Hoog Hoog
Laag Laag Hoog Medium/hoog Laag
Hoog Hoog Medium Medium/hoog Medium/hoog
Laag/medium Laag/medium Medium/hoog Medium/hoog Medium
21
Opgemerkt zij dat het hier niet gaat om stemmen in termen van de Kieswet, maar om ‘polling’ of ‘voting’.
87
In haar bijdrage gaat Frissen nog een stapje verder door – naast de inspraakrol – ook de informatiekant en de toezichthoudende rol van burgers te betrekken. Er is behoefte aan informatie op maat, in dit geval in de vorm van individuele adviezen en in de vorm van een transparante, goed doorzoekbare database over de uitvoeringspraktijk, die burgers in staat stelt de kwaliteit van die uitvoering te beoordelen en te vergelijken. Ook kunnen burgers directer bij beleid betrokken worden door ze meer te betrekken bij het toezicht op beleid. Frissen noemt als voorbeelden een rol als medetoezichthouder op de kwaliteit van publieke voorzieningen in de leefomgeving, zoals de ‘openbare ruimte’, veiligheid, zorg of onderwijs. Definiëren uitgangspunten voor benaderingswijze doelgroep Het vaststellen van de potentiële groep deelnemers behoort eveneens tot de kaderstellende uitgangspunten. Hierbij komen vraagstukken als: • In hoeverre wordt beoogd dat de samenstelling van de deelnemers naar bijvoorbeeld, leeftijd, etniciteit, inkomen, representatief is voor de totale doelgroep (beroepsgroep, gemeente); • In hoeverre wordt beoogd de ‘traditionele’ groep deelnemers aan interactieve beleidsvorming wederom te betrekken, of gaat het er nu juist om om nieuwe doelgroepen (die normaliter niet deelnemen) te betrekken in de verwachting daarmee het draagvlak en legitimiteit verder te vergroten; • In hoeverre wordt ‘de burger’ of ‘het veld’ als doelgroep gezien dan wel is er sprake van juist duidelijk af te bakenen doelgroepen die bereikt dienen te worden; • In hoeverre heeft de beoogde doelgroep de beschikking over Internet om zodoende ook daadwerkelijk te participeren, dan wel is flankerend beleid nodig in de vorm van: - PC-zuilen of kiosken waar deelnemers gratis kunnen deelnemen; - Opleidingen en trainingen aan de doelgroep om hen ook de vaardigheden van het PC-gebruik (verder) bij te brengen; • In hoeverre dient de doelgroep individueel te worden ‘benaderd’ en gemotiveerd dan wel is er sprake van koepelorganisaties, belangenverenigingen, buurtverenigingen die als vliegwiel in dit verband kunnen optreden; • In hoeverre zijn de thema’s en onderwerpen van ‘voldoende’ belang voor de beoogde doelgroep, dat bereidheid tot deelname redelijkerwijs ook mag worden verwacht. Kortom, hoewel de aspecten als representativiteit, samenstelling doelgroep en dergelijke per initiatief kunnen verschillen, leert de praktijk dat het aan te bevelen is dat hierop een visie te definiëren die voldoende leidend en kaderstellend is. Stel de samenhang met bestaande instrumentarium vast Interactieve beleidsvorming via Internet is geen substitutie van de bestaande instrumenten, maar juist een aanvullend medium. Dit brengt wel met zich mee dat het van belang is een expliciet beeld te ontwikkelen over de precieze (ver-
88
wachtingen omtrent de) plaats van dit instrument ten opzichte van de andere. Vraagstukken die in dat verband een antwoord verdienen zijn ondermeer de mate waarin dit instrument wordt ingezet (in alle gevallen van interactieve beleidsvorming, of juist in specifieke) de momenten waarop in het interactieve beleidsvormingsproces het instrument wordt ingezet (bijvoorbeeld alleen in de gedachtenbepaling, of juist ter consultatie) etcetera. In aanvulling hierop speelt de wijze waarop het instrument wordt ingebed in de bestaande processen van interactieve beleidsvorming een belangrijke rol. Idealiter wordt het proces van interactieve beleidsvorming uitgebreid met daarin opgenomen de wijze en het moment waarop en de intensiteit waarmee het nieuwe instrument kan worden ingezet. Essentieel daarbij zijn de regie (de tijdige en juiste afstemming van deze instrumenten in het proces) en de effectiviteit. Opzetten initiatief In deze stap gaat het om het opzetten van initiatieven op het gebied van interactieve beleidsvorming via het Internet. De initiatieven dienen te worden opgezet binnen de kaders en uitgangspunten zoals deze zijn gedefinieerd in het raamwerk. Stel de concrete doelstellingen voor het initiatief vast In lijn met de plaats en rol van interactieve beleidsvorming via Internet (zoals geformuleerd in het raamwerk) is het aan te bevelen voor ieder initiatief in dit verband de doelstellingen te formuleren. De ervaring leert dat dit proces van doelstellingformulering in twee opzichten meerwaarde heeft. Allereerst in het eindproduct een overzicht van doelstellingen, die bepalend zijn voor de verdere opzet en inrichting van het initiatief. Tevens worden hiermee de breedte en diepgang beter zichtbaar. Ten tweede levert het proces waarmee de doelstellingen worden bepaald en geformuleerd een belangrijke meerwaarde op, omdat daarmee de onderlinge beelden omtrent doelstellingen expliciet worden en kunnen worden afgestemd zodat een gezamenlijk beeld (op bestuurlijk en/of ambtelijk niveau) ontstaat. De doelstellingen kunnen betrekking hebben op een breed terrein zoals: • effectiviteit; • bijdrage aan de legitimiteit; • organisatie (kosten/baten, efficiëntie); • effectiviteit techniek; • breedte of diepte van het proces; • feitelijke participatie door de deelnemers; • versterking met de bestaande instrumenten; • ... Ontwikkel een evaluatieraamwerk als handvat voor het leerproces In het verlengde van de doelstellingen is het van wezenlijk belang om een evaluatieraamwerk op te stellen. In dit raamwerk worden de doelstellingen vertaald naar indicatoren waarmee de mate waarin de doelstellingen zijn gehaald meet-
89
baar worden gemaakt. Het vooraf vaststellen van gedetailleerde doelstellingen en indicatoren is in de praktijk niet altijd mogelijk of opportuun. Desalniettemin is aan te bevelen dit zoveel mogelijk te doen, aangezien hierdoor beoogde doelstellingen worden gedeeld en geëxpliciteerd. In het onderstaande kader zijn enkele voorbeelden opgenomen van doelstellingen en bijpassende relevante indicatoren. Doelstellingen en indicatoren Participatie: • totaal aantal deelnemers • totaal aantal actieve deelnemers • totaal aantal bijdragen per week, onderwerp etcetera Doelgroep: • samenstelling doelgroep naar relevante achtergrondvariabelen (leeftijd, opleiding, etniciteit) • mate waarin de deelnemers ook deelnemen aan informatie-avonden en dergelijke Relatie met andere instrumenten: • opkomst tijdens wijkavonden • actieve deelname tijdens wijkavonden • samenstelling doelgroep (nieuwe dan wel bestaande doelgroep) Beoordeling deelnemers: • verwachtingen voorafgaand aan het initiatief • ervaring van de deelnemers tussentijds • ervaring van de deelnemers na afloop van het initiatief Interactieproces: • mate waarin reactie op reactie worden gegeven (levendigheid) • mate waarin reacties goed zijn onderbouwd • mate waarin deelnemers zelf nieuwe (sub-) onderwerpen aandragen Moderator: • aantal malen dat de moderator heeft moeten ingrijpen • gemiddelde tijd van moderatie (per onderwerp, week) • aantal ‘escalaties’ naar ambtelijk apparaat, bestuur Resultaten: • aantal bruikbare reacties • aantal feitelijk gebruikte reacties • mate waarin doelgroep zich meer herkent in het uiteindelijke beleidsplan
Werving, selectie en retentie Het succes van een proces van interactieve beleidsvorming via Internet wordt in belangrijke mate bepaald door de feitelijke deelname van burgers en belanghebbenden aan het proces. Deze deelname hangt op haar beurt af van de inhoud
90
(onderwerpen, thema’s) maar ook van de mate waarin de ‘juiste’ doelgroep wordt benaderd, wordt geworven en gedurende het initiatief blijft meedoen (retentie). Het is aan te bevelen om hiervoor een helder en goed ‘wervings- en communicatieplan’ op te stellen voorafgaand aan ieder (nieuw) initiatief. In dit plan zal expliciet ingegaan moeten worden op belangwekkende onderwerpen als: • welke doelgroepen precies worden onderscheiden; • de wervingsstrategie per doelgroep: – algemeen/specifiek; – welke media worden ingezet; – eenmalig of bij herhaling; • flankerend communicatiebeleid (bijvoorbeeld nieuws in het stadsblad, reclame via de lokale TV of via het openbaar vervoer, of juist via vakbladen); • de wijze waarop de retentie van de deelnemers wordt getracht te waarborgen; • de communicatiemix naar de deelnemers toe gedurende het proces; • ... De ervaringen leren dat het belangrijk is om een ‘win-win’ verhaal te kunnen bieden aan de deelnemers. Tevens geldt dat een persoonlijke benadering van de deelnemers (al dan niet via koepelorganisaties of andere relevante belangenverenigingen) veel effectiever is dan een algemene wervingscampagne. Het verdient aanbeveling voorafgaand aan ieder initiatief een weloverwogen plan in dit verband op te stellen. Een goed begin is immers het halve werk. Hier kan – in lijn met de bijdrage van Frissen – wel afgevraagd worden of het de overheid zelf altijd moet zijn die digitale debatten organiseert. Het is heel goed denkbaar dat dit in voorkomende gevallen vooral door maatschappelijke (belangen-) organisaties wordt opgepakt. De vraag daarbij is welke rol de overheid voor zichzelf in deze ziet. Ziet zij zichzelf vooral als initiator die de initiatieven neemt, of als facilitator die initiatieven faciliteert en ondersteunt? Techniek vereist tijdige en interactieve voorbereiding Interactieve beleidsvorming via Internet bergt ook een technische component in zich. Immers, de deelnemers zullen via een webapplicatie deelnemen aan het beleidsvormingsproces. Deze techniek wordt niet zelden als het sluitstuk van een interactief beleidsvormingsproces beschouwd: ‘als alles is bedacht en ontworpen, dan moet er nog even een website worden gekocht of gemaakt’. De ervaringen in de eerder behandelde cases laten zien, dat dit in de praktijk onvoldoende werkt, of anders gezegd: het rendement kan nadrukkelijk worden verhoogd door bij de ontwikkeling van de webapplicatie ook interactief te werk te gaan, namelijk door de deelnemers reeds in het ontwikkelproces te betrekken. Wellicht dat dit op het eerste gezicht wat zwaar of ingewikkeld overkomt; in de praktijk kan dat echter – bij een goede opzet – erg meevallen. Er is namelijk in het ontwikkelproces een aantal cruciale momenten, waarop toetsing door de 91
deelnemers22 van belangrijke waarde kan zijn. Het eerste moment is die van het functioneel ontwerp, waarbij de verschillende schermen en de functies per scherm zijn ontworpen. Dit ontwerp zou heel goed kunnen worden getoetst bij de deelnemers. Vervolgens wordt de webapplicatie daadwerkelijk gebouwd. Ook deze versie zou goed door de deelnemers kunnen worden getoetst, bijvoorbeeld door hen er een dag(deel) mee te laten werken en de bevindingen en opmerkingen mee te nemen in de uiteindelijke versie. Het moet niet worden vergeten dat de ‘look and feel’ van de website van groot belang is voor een eenvoudig, laagdrempelig en toegankelijk gebruik van de webapplicatie. En deze goede toegang is op haar beurt essentieel voor een goede participatie! Uitvoeren initiatief Als de visie en de planning van het initiatief met alle genoemde aspecten zijn uitgekristalliseerd, dan zal de stap naar de uitvoering kunnen worden gezet. De verschillende cases leren ons daarbij een aantal belangrijke lessen23. Afstemming met andere instrumenten vereist regie Zoals is gebleken in de verschillende cases was het digitale instrument onderdeel van een breder palet aan instrumenten voor de interactieve beleidsvorming. Gebleken is echter ook dat in geen van de cases een expliciete regie is gevoerd op de inzet en samenhang van de instrumenten. En juist op dat punt ligt nog een belangrijk verbeterpotentieel. De verschillende instrumenten kunnen elkaar immers – mits goed geregisseerd – goed aanvullen of verdiepen. Bijvoorbeeld door de uitkomsten van een inspraakavond in te brengen in het ‘digitale debat’ of een consultatieronde te houden via het Internet. Of door de agenda en het debat op inspraakavonden te laten voeden door de rode draad van de discussies op het Internet. Natuurlijk hoort ook een gecombineerde fysieke bijeenkomst met een interactieve website tot de mogelijkheden. Het proces: wat je krijgt hangt af van wat je erin stopt Bij StadiOnline is gebruik gemaakt van een moderator die naast de ‘opletfunctie’ voor correct gedrag in het digitale debat, ook een stimulerende rol had voor het interactieve proces. Ondermeer door tijdig zaken samen te vatten, bijdrages te clusteren tot een nieuw onderwerp of onderwerpen of suggesties in te brengen die het debat verder konden stimuleren. Deze rolinvulling vond plaats tegen de achtergrond van de doelstellingen van het debat, namelijk om een zo goed en breed mogelijk beeld te krijgen van hoe de deelnemers over een aantal specifieke onderwerpen dachten. 22 23
92
Het gaat hierbij niet om de gehele groep deelnemers, maar om een vrijwillige groep van rond de 10-15 deelnemers met een positief kritische houding. Deze publicatie is niet bedoeld als handboek voor het opzetten en uitvoeren van een projectorganisatie en dat is dan ook de reden waarom de projectkant niet nader wordt uitgewerkt. In 2003 verschijnt in de XPIN reeks een publicatie over het organiseren van digitale debatten.
Meten van effecten In de eerdere fasen zijn de doelstellingen doorvertaald naar concrete indicatoren (het evaluatieraamwerk). Deze indicatoren moeten vanzelfsprekend in de uitvoering van het proces van interactieve beleidsvorming worden gemeten, of liever gezegd, informatie moet worden verzameld. Ervaringen leren dat de inspanningen voor het verzamelen van deze gegevens beslist opwegen tegen de baten. Het is hierbij van belang om vooraf te bepalen wie, op welke momenten, via welke bronnen welke gegevens verzameld. Met een dergelijke duidelijke structuur gaat het verzamelen van de relevante gegevens bijna ‘vanzelfsprekend’. Niet alleen het verzamelen van de gegevens is van belang, ook de tussentijdse rapportage levert een wezenlijke bijdrage aan inzicht en eventuele sturingsacties gedurende het initiatief. Voor de rapportage kan worden gedacht aan een zogenoemde ‘Participatiemeter’, waarin de belangrijkste indicatoren uit het evaluatieraamwerk zijn opgenomen en worden gerapporteerd. In de onderstaande figuur is daarvan een illustratie opgenomen.
Participatiemeter Aantal deelnemers
Aantal reacties
Aantal suggesties en oplossingen
Aantal actieve deelnemers
Figuur 8: Voorbeeld participatiemeter voor evaluatie Evalueren De evaluatie is het sluitstuk op een initiatief rondom interactieve beleidsvorming via Internet. Deze evaluatie vindt plaats op basis van het evaluatieraamwerk zoals dat in een eerder stadium is opgesteld. Gedurende het proces zullen de relevante gegevens verzameld dienen te worden om een goed beeld te kunnen krijgen van het welslagen van het initiatief. Voor een evaluatie staan verschillende instrumenten ter beschikking, die juist in hun onderlinge samenhang een breed en dieper beeld zicht kunnen geven op het initiatief. 93
Instrumenten die in dit verband van betekenis zijn: • Het uitzetten van (digitale) vragenlijsten naar de deelnemers op een aantal momenten tijdens het proces: - Vooraf, ter vaststelling van onder meer verwachtingen, mate van politieke betrokkenheid, mate waarin men participeert in andere vormen van inspraak; - Tijdens het proces voor een tussentijdse evaluatie (alleen in geval van een lange(re) doorlooptijd van het proces); - Na afloop, ter vaststelling van de concrete ervaringen (erg interessant als deze kunnen worden vergeleken met de oorspronkelijke verwachtingen); • Het voeren van (telefonische) exitgesprekken met iedere deelnemer die gedurende het proces stopt, om tijdig de oorzaken hiervoor te achterhalen; • Het houden van enkele groepsinterviews met deelnemers tussentijds en na afloop om een diepgaander beeld te verkrijgen van de werkelijke ervaringen; • Organiseren van enkele fysieke bijeenkomsten voor de deelnemers, waarmee meer gezicht kan worden gegeven aan het initiatief. Bovendien leert de ervaring dat er veel behoefte is aan direct contact met andere deelnemers, ook tijdens een dergelijk proces; • Organiseren van informatie-avonden bij koepelorganisaties, belangenverenigingen, buurthuizen. De evaluatie moet uiteindelijk een bijdrage leveren aan beantwoording van de vraag of de doelstellingen van het initiatief ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd. Een dergelijke systematische aanpak kan ertoe leiden dat de opzet van concrete initiatieven in de toekomst zal worden aangepast, maar ook dat het raamwerk in ontwikkeling blijft. Met deze evaluatie is de cirkel van het leerproces rond. Terecht stelt Snellen in zijn bijdrage dat ook de inzet van Internet als middel voor interactieve beleidsvorming een leerproces is, net zoals dat de democratie als zodanig het resultaat is van een eeuwenlang proces. De bereidheid om vanuit deze optiek naar interactieve beleidsvorming via het Internet te kijken en initiatieven te ontplooien is naar onze mening van grote waarde in de effectieve inzet van dit instrument.
Tot slot . . . In dit hoofdstuk zijn we uitgebreid ingegaan op de verschillende aspecten die relevant zijn voor de organisatie van interactieve beleidsvorming via het Internet. We hebben daarbij aangegeven dat een interactieve aanpak een bijbehorende attitude en werkwijze vereist. Interactieve beleidsvorming vraagt om transparantie en responsiviteit. Deze nieuwe manier van werken werpt nieuwe uitdagingen op als het gaat om bijvoorbeeld de rol en bevoegdheden van de ambtenaar in dit proces, de verhouding tussen ambtelijk apparaat en bestuur en het primaat van de politiek. Pasklare oplossingen hiervoor zijn er (nog) niet. Ieder initiatief voor interactieve beleidsvorming is een experiment en vereist maatwerk. Wat het beste bij uw situatie past en bijdraagt aan uw doelstellingen is alleen te achterhalen door het in de praktijk te doen met de openheid om daarbij te leren. En daarmee is de succesvolle inbedding van interactieve beleidsvorming via Internet ook weer een interactief proces in zichzelf. Gaat u de uitdaging ook aan?
94
Checklist
De aanbevelingen uit dit ontwikkelingsmodel kunnen worden vertaald naar een rudimentaire checklist voor digitale debatten, die hieronder wordt weergegeven.
Checklist digitale debatten • ontwikkelen raamwerk en randvoorwaarden stel probleemdefinitie vast check mogelijkheid van interactiviteit (o.a. op grond van beleidsruimte en afhankelijkheid van andere actoren), inclusief bestuurlijk commitment bepaal doelstelling en gewenste resultaten overweeg zelf organiseren of elders ‘afluisteren’ kies voor digitale interactie of (combinatie met) face to face interactie (onder andere op grond van doelgroep, gewenste resultaten) check middelen (voldoende financiën, personele capaciteit, hulpmiddelen) • opzetten initiatief bepaal rolverdeling en spelregels definieer doelgroep en bepaal wervingsstrategie ontwikkel procesarchitectuur: fasering, keuze van thema’s en vragen, tijdspad neem voldoende tijd voor techniek: inrichting website, selectie instrumentenpalet stel evaluatieraamwerk op • uitvoeren initiatief manage verwachtingen, o.a. door heldere communicatie van doelen onderhoud relatie met deelnemers zorgvuldig, inclusief ‘nazorg’ investeer in intensieve moderatie zorg voor koppeling met fysieke interactie • meten van effecten verzamel gegevens voor evaluatie; stuur indien nodig bij • evalueren denk hierbij ook aan evaluatie met deelnemers
95
Colofon
Ing. Donald van den Akker is sinds zijn studie Milieukunde actief op het gebied van lokale duurzaamheid. In zijn werk kenmerkt hij zich als een initiator van nieuwe activiteiten waarbij hij inhoudelijk de breedte zoekt en waar mogelijk verbanden legt tussen de verschillende actoren en schaalniveaus. Voorbeelden zijn het project ‘Haarlemmers maken Toekomst’ en de start van het ‘Lokale Agenda 21’ proces in ’s-Hertogenbosch. In de gemeente Schiedam gaf hij nieuwe impulsen aan het milieucommunicatiebeleid en was daarnaast betrokken bij het Schiedamse Grote Steden Beleid. Daarnaast participeerde hij in diverse landelijke en regionale begeleidingsgroepen van duurzaamheidsprojecten. Sinds 2002 is hij werkzaam bij het ministerie van VROM waar hij werkt aan de totstandkoming van de Nationale Strategie voor Duurzame Ontwikkeling. Hij studeert in de avonduren Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Harm W. de Boer begon als journalist in Friesland en was vervolgens werkzaam bij de Utrechtse politie en de Centrale Recherche Informatiedienst van het Ministerie van Justitie. In 1985 maakte hij de overstap naar het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, waar hij achtereenvolgens directeur van de Algemene Inspectiedienst en Landbouwraad in Londen, Rome en Bonn was. In Duitsland bracht hij het negatieve imago van Nederlandse landbouwproducten in kaart, waarop hij in Bonn werd vrijgemaakt voor de uitvoering van een publiek-privaat project om deze negatieve beeldvorming weer te verbeteren. Na zijn studies aan de Nederlandse Politie Academie en de Sociale Academie was hij bij de overheid in verschillende managementfuncties betrokken bij vernieuwingsprocessen op het gebied van personeel en organisatie, democratisering, voorlichting en technische ontwikkelingen. Mr. Sylvia Deepen-Struik is werkzaam voor het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Sinds 1998 is zij accountmanager bij het project “Nachbarland Niederlande”, een publiek-privaat samenwerkingsverband om het imago van agrarisch Nederland in Duitsland te verbeteren. In dit kader was zij belast met de inhoudelijke coördinatie en redactie van “Future of Food”, een bilateraal debat (van LNV en het Duitse BMVEL) over de toekomst van de landbouw. Na haar studies politieke wetenschappen en rechten in München en Berlijn kwam zij in 1994 in dienst van de ‘Treuhand Anstalt’, waar zij betrokken was bij de liquidatie en privatisering van staatsbedrijven van de voormalige DDR. In de periode 1995 – 1997 was zij kandidaat rechter bij onder meer de arrondissementsrechtbank te Potsdam en werkte voor het ‘Centre for comparative and foreign lawstudies’ in Rome. Van haar hand verscheen een publicatie over het Natuurbeleid in de Bondsrepubliek Duitsland met bijzondere aandacht voor de invloed van het federalisme op het nationale en het Europees beleid. 97
Drs. Karin van Doorn werkt bij XPIN, Expertisebureau Innovatieve beleidsvorming. Zij houdt zich bezig met het thema Digitale debatten en met verschillende vraagstukken binnen het thema ‘leren’, zoals de toepassing van communities of practice en coaching in de context van innovatieve beleidsvorming. Binnen het thema Digitale debatten staat bij XPIN de vraag centraal: hoe kun je digitale debatten op dusdanig wijze organiseren dat je de doorwerking ervan kunt bevorderen. In dit kader begeleidt Karin een action learning traject betreffende de positie van ambtenaren in digitale debatten en een onderzoek gericht op de ontwikkeling van een procesbeschrijving voor digitale debatten. Daarnaast faciliteert zij samen met collega’s het ervaringsnetwerk digitale debatten: een groep ambtenaren en adviseurs die kennis en ervaringen uitwisselen over dit thema. Voordat Karin bij XPIN kwam werken, was zij werkzaam bij het Instituut voor Maatschappelijke Innovatie in Leiden. Haar werkterreinen bij het IMI waren interactieve beleidsvorming en digitale debatten. Vanuit het IMI is Karin betrokken geweest bij onder andere het digitaal debat in het kader van Nederland 2030 (1997) en het digitaal debat over de agenda van het Forum voor Democratische Ontwikkeling (1999). Dr. Valerie A. J. Frissen studeerde culturele antropologie en communicatiewetenschap aan de Katholieke Universiteit in Nijmegen (KUN). Van 1987-1991 was zij als onderzoeker werkzaam bij de vakgroep Communicatiewetenschap van de KUN, waar zij in 1992 promoveerde. Van 1991 tot 1999 was zij als universitair docent verbonden aan de Universiteit van Amsterdam (Communicatiewetenschap / Amsterdam School of Communication Research ASCoR). Momenteel is zij senior onderzoeker/adviseur bij TNO STB en hoofd van het team ICT en Sociale Verandering. Het team ICT en Sociale Verandering doet onderzoek naar acceptatie en gebruik van ICT in het dagelijks leven, naar de sociaal-culturele implicaties van ICT-innovatieprocessen en naar de implicaties van ICT-ontwikkelingen voor het openbaar bestuur. Zij treedt daarnaast regelmatig op als extern adviseur, recent onder meer van de KRO, van het expertisecentrum voor innovatieve beleidsvorming (XPIN), de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling en Kennisnet en is contributing editor van het wetenschappelijke tijdschrift New Media and Society. InterWad is een van de 16 programmabureaus van stichting ICTU. Deze stichting werkt aan de basis van ICT en overheid. InterWad werkt sinds 1997 aan de een loketgedachte en interactieve beleidsvorming. Het programma staat daarmee aan de wieg van deze nieuwe manier van communiceren tussen burger en overheid. Door de jaren heen is de core business van InterWad gebleven: het verbeteren en vernieuwen dan de communicatie tussen overheid en burger in het waddengebied. Hiervoor is inmiddels het loket waddenzee.nl ingericht. Naast een compleet overzicht van informatie op alle niveaus biedt deze website mogelijkheid tot interactie over actuele onderwerpen in het waddengebied.
98
Ing. Piet Feddema is programmamanager van InterWad. Samen met medewerker informatie Ronny Koeling en medewerker communicatie & PR Denise van Heijningen heeft hij de expertise en het werkgebied van InterWad in de loop van de jaren uitgebreid en verdiept. Piet Feddema kan als voormalig districtshoofd Natuur, Milieu en Faunabeheer in de provincie Groningen en plv. secretaris van de Waddenadviesraad putten uit een brede ervaring met beleidstrajecten in dit gebied. Dit resulteerde onder andere in een aantal interessante discussies over het visserijbeleid, gaswinning en de PKB Derde Nota Waddenzee. Ronny Koeling heeft Milieukunde gestudeerd met als specialisatie GIS. Vanuit deze specialisatie richt hij zich op innovatieve kaartsystemen in (interactieve) toepassingen. Denise van Heijningen is afgestudeerd communicatiedeskundige. Ze verruilde haar baan als journalist voor een communicatiefunctie bij het ministerie van LNV en vervolgens InterWad. Ze richt zich in haar werk op de processen tussen overheid en burger. Interactieve beleidsprocessen en de ontwikkelingen op dit gebied hebben hierbij vooral haar aandacht. Drs. Edwin M.E.V. Schippers MMC is senior-manager binnen de adviesgroep Public Sector van KPMG Business Advisory Services te Amstelveen. Zijn werkterrein betreft strategische advisering, begeleiding en uitvoering van optimaliseringsvraagstukken rondom dienstverlening van gemeentelijke en andere overheidsorganisaties. Voorbeelden in dit kader zijn e-government, e-democracy en interactieve beleidsvorming. Tijdens zijn studies Bestuurlijke Informatiekunde (Hogeschool Enschede) respectievelijk Cultuur, Organisatie & Management (Vrije Universiteit Amsterdam) heeft hij zich verdiept in de intern-organisatorische dynamiek van complexe organisatieveranderingen, met een sterk accent op strategische vraagstukken binnen de overheid. In zijn postdoctoraal studie Master of Management Consultancy (Vrije Universiteit) heeft hij zich verder gespecialiseerd in dienstverleningsvraagstukken en organisatieverandering in de overheidssector. Edwin Schippers is tevens universitair docent e-government aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Van zijn hand zijn diverse publicaties verschenen op het terrein van dienstverlening en e-government. Prof. mr dr. Ignace Snellen is (emeritus) hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Van huis uit politicoloog en jurist werkte hij na zijn militaire dienst gedurende bijna 17 jaar als politiek adviseur van de Raad van Bestuur bij Philips in Eindhoven. Via zijn dissertatie (1975) over “benaderingen in strategieformulering”, waarin hij een beleidswetenschappelijke invalshoek koos, kwam hij in de bestuurskunde terecht. Na een benoeming in Nijmegen volgden benoemingen in Tilburg, Rotterdam en Leiden. De laatste 17 jaar was zijn belangrijkste onderzoeksinteresse “informatisering in het openbaar bestuur”. De laatste jaren spitste deze onderzoeksinteresse zich toe op kennismanagement als beheersingsinstrument van het management. Daarnaast probeert hij er achter te komen, wat postmoderne bestuurskunde
99
in een informatiesamenleving kan betekenen. (Zie: “Conciliation of Rationalities: the Essence of Public Administration” in: Administrative Theory & Praxis, vol. 24, no 2, 2002 en “Overheidssturing: reflecties uit de leefwereld” in: Raad voor het openbaar bestuur, “Na Paars: Een nieuwe sturingslogica?” November 2002).
100
Literatuurlijst
Audenhove, L. van, B. Cammaerts, V. Frissen, A. Ponsioen, en L. Engels. (2002). Transnational Civil Society in the Networked Society. A study on the relation between ICTs and the rise of a transnational civil society. Paper for TERRA Workgroup 3: Social Fabric – Civil Society, september 2002 Beck, U. (1994) The reinvention of politics: Towards a theory of reflexive modernization. In: Beck, U., A. Giddens en S.Lasch, (1994) Reflexive Modernization. Politics, tradition and aesthetics in the modern social order. Cambridge: Polity Press , pp. 1-55 Bockxmeer, H. van, V. Frissen en M. van Staden (2001). Nieuwe media en gemeenschappen. Delft: TNO Strategie, Technologie en Beleid (Onderzoek in opdracht van KRO) Commissie Cerfontaine (2000). ICT en de stad. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Commissie ICT en Overheid (2001). Burger en overheid in de innovatiesamenleving. de noodzaak van institutionele innovatie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties Commissie Toekomst Overheidscommunicatie (2001). In dienst van de democratie. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken Dijk, E.A.van, J. de Haan en S. Rijken (2000). Digitalisering van de leefwereld, Den Haag: SCP Dijk, J.A.G.M. van (1999). Elektronische discussies bij interactieve beleidsvorming. Bestuurskunde, Jrg.8, nr 5, 1999, pp. 199-209 Elektronische burgerconsultatie: eerste ervaringen (1998). Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken Frissen, P.H.A., A.W. Koers en I.Th.M. Snellen (1995). Orwell of Athene? Democratie en Informatiesamenleving. Den Haag: NOTA Frissen, V. (2002), The e-mancipation of the citizen and the future of e-government. Reflections on ICT and citizens’ participation. Paper for Seminar Vision, Responsiveness And Measurement, OECD Paris March 11-12 2002 Frissen, V. en H.van Bockxmeer (2001). The Paradox of Individual Commitment. The implications of the Internet for social participation. In: Communications & Strategies, nr. 42, second quarter 2001. Pp.225-258 Frissen, V., M. van Lieshout, M. van Staden en A. Ponsioen (2001). De Schaduwdemocratie. ICT en maatschappelijke participatie. In: Zouridis et al., Internet en Openbaar Bestuur, een vervolg. (Onderzoek i.h.k.v. Onderzoeksprogramma Internet en Openbaar Bestuur). Giddens, A. (1991) Modernity and Self-Identity: Self and Society in the Late Modern Age. Cambridge: Polity Press Giddens, A. (1994). Beyond Left and Right: the future of radical politics. Cambridge: Polity Press Heijden, G.M.A. van der en J.F. Schrijver (red.) (2002). Representatief en participatief. Dubbele Democratie. Delft: Eburon 101
Hendriks, F. en P.W. Tops (2001). Politiek en Interactief Bestuur. Interacties en interpretaties rond de ontwikkeling van het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan. Den Haag: Elsevier Laméris, M. en R. Oele (2002). Creatief ontmoeten, digitaal interacteren. Een verslag van de procesevaluatie van Future of Food. Den Haag: Ministerie van LNV Macintosh, A. en A. Whyte (2002). An evaluation framework for e-consultations. Edinburgh: International Teledemocracy Centre, Napier University http: //www.statistics.gov.uk/iaoslondon2002/contributed_papers/downloads/ IP_Macintosh.doc Ponsioen, A. en Frissen, V. (2002). De Schaduwdemocratie Deel II. http://www .Internetenopenbaarbestuur.nl (in ‘druk’) Raamwerk Digitale Debatten (2002): Een gids voor bestuurders, ambtenaren en burgers. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties TNO-STB (2002). De participatie van maatschappelijke associaties op het Internet. Onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK (lopend onderzoek)
102
Verder lezen
Bekkers, V.J.J.M. (2001). Virtuele beleidsgemeenschappen. Over responsieve democratie en digitale participatie. Bestuurskunde, 10, nr. 6, september 2001, pp. 252-262 Clift, S. (2002). The Future of E-Democracy – The 50 Year Plan. E-publicatie: http: //www.publicus.net/articles/future.html Coleman, S. & J. Gøtz (2001). Bowling Together. Online Public Engagement in Policy Deliberation. http://bowlingtogether.net Dijk, J.A.G.M. van (1996). Nieuwe media en politiek: informatie- en communicatietechnologie voor burgers, politici en ambtenaren. Houten: Bohn Stafleu van Loghum Dijk, J.A.G.M. van (2001). De netwerkmaatschappij sociale aspecten van nieuwe media Alphen aan den Rijn: Samsom Frissen, P.H.A. (1996). De virtuele staat. Politiek, bestuur, technologie: een postmodern verhaal. Schoonhoven: Academic Service Frissen, P.H.A. (1999). De Lege Staat. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds Heeswijk, J., K. van Doorn, G. Enthoven, F. Alberda en T. Egyedi (2001). ICT en besluitvorming. Een verkenning naar softwaretoepassingen ter ondersteuning van besluitvormingsprocessen. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag http://advies.overheid.nl/page.jsp?pageid=9549 Holland, Chr., F. Bongers, en H. Bouwman, (1998). Nieuwe instrumenten voor Interactieve Beleidsvorming. Een verkenning van beleidsinnovaties in bits en bytes. Onderzoek in opdracht van Senter; Den Haag Kempen, H. van en K. Brants, (2002). Een digitaal onderonsje. B en M, 29:2 Lenos, S en M. Buurman, (2000). Internetgereedschappen voor interactieve beleidsvorming. In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag http://www.advies.overheid.nl/page.jsp?pageid=1113 Snellen, I. en W. van den Donk (2002). Electronic Governance: Implications for Citizens, Politicians and Public Servants http://www.xpin.nl/materiaal/ snellen_electronicgovernance.doc
103
Links
Advies Overheid.nl http://advies.overheid.nl/index.jsp Het programmabureau Advies Overheid.nl is de organisatie achter www.overheid.nl. Dit is de toegang naar alle websites van de Nederlandse overheid. Advies Overheid.nl voert de Stimuleringsregeling Interactieve Beleidsvorming uit. Aan de site van Advies Overheid.nl is een community gekoppeld waar partijen die gebruik maken van de stimuleringsregeling rapporteren over hun ervaringen: http://advies.overheid.nl/community/index.html AMERICASPEAKS http://www.americaspeaks.org/welcome.html Amerikaanse not for profit organisatie met als doel burgers te betrekken bij locaal, regionaal en nationaal bestuur. Combinatie van ICT en face to face discussie. Organiseren Electronic Town Meetings; kenmerken: veel publiciteit, aanwezigen zijn representatieve afspiegeling van bevolking, achtergrondmateriaal van tevoren verspreid. Elke tafel heeft laptop, facilitator en stemkastje. Laptops in netwerk, collaborative software. Informatie van de verschillende tafels wordt verzameld door Idea Sifters. Resultaten van stemmen worden teruggekoppeld via videoschermen. Een project van America Speaks was Listening to the city, discussie over de wederopbouw van downtown New York na 11 september. Burgerpanels http://www.issy.com/ Geen discussie, wel interessant: digitale burgerpanels in Issy-les-Moulineaux. DEMOS – Delphi Mediation Online System http://www.demos.nexus.org/ DEMOS is een Europees R&D- project met als doel ondersteuning en aanmoediging van ‘on-line democratie’. Het hoofddoel van het project is het ontwikkelen en evalueren van een nieuwe Internet tool die ondersteunend is aan democratische discussies en besluitvorming door een groot aantal users. Dit wordt bereikt door de ontwikkeling van een nieuwe methodologie voor digitaal debat, door een combinatie van 3 bewezen methoden voor sociaal onderzoek: de Delphi methode, Survey technieken, Mediation methoden. De benadering en het systeem zal getest worden op twee testwebsites (Community of Bologna, City of Hamburg). Onder de link Scenario staat een fictieve casus beschreven waarin geïllustreerd wordt hoe het systeem werkt. Digitale broedplaatsen Dig_broedpl_A-32.pdf
http://www.minbzk.nl/contents/pages/00015951/
105
Digitale broedplaatsen vormen een van de vier acties uit het Actieprogramma Sociale Cohesie en ICT. Digitale broedplaatsen stimuleren het gebruik van ICT voor sociale doelen als leefbaarheid, veiligheid, zorg, contact. De kenniscoördinatie tussen de verschillende broedplaatsen wordt verzorgd door het programma Social Quality Matters (http://www.sqm.nl/kcgs/ show). SQM is een samenwerkingsverband tussen Kenniscentrum Grote Steden en X-S2, Kennisnetwerk Sociaal Beleid. SQM richt zich op de vraag hoe met behulp van ICT de sociale kwaliteit binnen de maatschappij verbeterd kan worden. Dowire http://www.e-democracy.org/do/ Mailinglist over Internet en democratie van e-democracy goeroe Steven Clift. Met nieuws, artikelen, links en agenda. Digitale Raadsleden 2.0 http://www.publiek-politiek.nl/98807 Pagina op de site van het Instituut voor Publiek en Politiek voor raadsleden die de mogelijkheden van Internet beter willen benutten voor hun communicatie met burgers. De publicatie Digitale Raadsleden 2.0 ! is te bestellen en te downloaden via de site. E-democracy project van de Haagse Hogeschool http://www.edemocracy.nl/ Nog redelijk lege website, let op Gereedschappen. Forum voor democratische ontwikkeling http://www.forumdemocratie.nl/ Het Forum wil de discussie over de democratie stimuleren en de betrokkenheid van burgers bij de samenleving versterken. Maandelijks nieuwe discussie. Links naar o.a. e-democracy en directe democratie sites. Internet en Openbaar Bestuur http://www.Internetenopenbaarbestuur.nl/ Het onderzoeksprogramma Internet en openbaar bestuur is een samenwerkingsverband van enkele ministeries, universiteiten en adviesbureaus. Inhoudelijk richt het zich op de vraag wat het Internet betekent voor het openbaar bestuur. In de E-bibliotheek staat een overzicht van Literatuurverwijzingen (webpublicaties), Tijdschriften en Maatschappelijke praktijken en bewegingen in de virtuele wereld. XPIN http://www.xpin.nl/ Op de website van XPIN staan interessante projecten, literatuur en links, ook op het terrein van digitale debatten. Op het forum worden discussies gevoerd over innovatie bij de overheid. www.overheid.nl http://www.overheid.nl/index.php De website www.overheid.nl is bedoeld als wegwijzer bij het zoeken naar informatie, beleid, producten en diensten van alle Nederlandse overheidsorganisaties op Internet. Onder http://www.overheid.nl/discussies.html staat een
106
overzicht van actuele digitale discussies en onder http://www.overheid.nl/info/ programma.html staan programma’s en projecten met betrekking tot overheid en Internet.
107