jaargang 8 • december 2008 • nummer 4
Gratis mobiel bellen naar de Kindertelefoon Vanaf 1 januari 2009 wordt mobiel bellen naar de Kindertelefoon gratis. Minister André Rouvoet stelt hiervoor 400.000 euro beschikbaar. Hij vindt dat de hoge kosten van mobiel bellen voor kinderen geen beletsel mogen zijn om de Kindertelefoon te bellen. Een gesprek met de Kindertelefoon duurt gemiddeld acht minuten en de gesprekken via een mobieltje kosten tussen de 1,50 en 10 euro. Bellen via een vaste lijn was al gratis, maar met mobiel bellen kunnen jongeren zelf bepalen waar ze bellen en dat komt de vertrouwelijkheid ten goede. Meer informatie: www.kindetelefoon.nl
HAVO/VWO voor leerlingen met autisme Van dakloos naar een nieuwe toekomst Uitzoekmodule: In acht weken advies op maat
preventie
2 3 4
De gemeentelijke en rijksoverheid hebben preventie gemaakt tot een van de speerpunten van het jeugdbeleid. Voorkomen is immers beter dan genezen. Toch is het bieden van preventieve hulp niet zo makkelijk als het lijkt. Want hoe herken je problemen voordat het echte problemen worden? En welke hulp moet je dan bieden?
Lees verder op blz. 5
Doo r : Ma rt i n g e rrit sen
Het uit huis plaatsen van kinderen die in het ziekenhuis zijn opgenomen, verloopt vaak moeizaam. Hierbij zijn namelijk verschillende instanties betrokken, wat leidt tot onduidelijkheid. Het Amsterdams Medisch Centrum (AMC) stelde daarom een protocol op dat de samenwerking moet stroomlijnen. Deelnemers zijn het AMC, de Raad voor de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en de William Schrikker Groep. Kern is dat er een draaiboek komt voor elk AMCpatiëntje waarbij vermoedens van kindermishandeling bestaan. Meer informatie: www.bjaa.nl
Asscher: ‘Jeugdzorg doet ertoe’
Lodewijk Asscher, portefeuillehouder jeugdzorg stadsregio Amsterdam, schreef 1 november een brief aan de medewerkers jeugdzorg. Hierin stelde hij onder andere: ‘Jullie zijn belangrijk voor al die ouders en kinderen die jaarlijks door jullie worden geholpen. Jullie kunnen daar trots op zijn. Jullie werk doet ertoe.’ Asscher schreef zijn brief als tegenwicht tegen de veelal negatieve berichten die de laatste tijd over de jeugdzorg verschenen. Hij zegt er vertrouwen in te hebben dat iedereen gezamenlijk wil werken aan een betere veiligheid voor kinderen. Hij schrijft dat hij ervan uitgaat: ‘dat jullie hieraan meewerken vanuit een grote persoonlijke betrokkenheid en een gezamenlijk verantwoordelijkheidsgevoel.’ Meer informatie: www.amsterdam.nl
Bureau Jeugdzorg verhuisd
Onlangs is het Centraal Bureau van Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam verhuisd. Het bestuur en de ondersteunende diensten zijn nu gevestigd aan de Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam. Het telefoonnummer blijft ongewijzigd: 020 - 30 59 359. Op deze locatie waren al eerder de volgende teams gehuisvest: Team Zuid, Team NieuwWest, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, Zorgbemiddeling, Crisisteam, Eigen Kracht en AWBZ-zorg. In het pand is ook de afdeling Jeugd en Jongeren van GGZ BuitenAmstel gevestigd. Meer informatie: www.bjaa.nl
Interim-directeur Leo Euser
’Bureau Jeugdzorg komt uit de kramp’ Als top met elkaar aan het werk gaan. Dat moet er voor zorgen dat Bureau Jeugdzorg uit de crisis komt, de begroting sluitend maakt, de wachtlijsten wegwerkt en de veiligheid waarborgt van de kinderen die onder toezicht zijn gesteld. Het zijn geen geringe problemen waarvoor interim-directeur Leo Euser zich gesteld ziet. Toch toont hij zich optimistisch in het enige interview dat hij gedurende zijn interim-periode geeft. ‘Mensen moeten het weer leuk vinden om hier te werken.’
G
een reorganisatie. Geen dagen op de hei. ‘We gaan geen buitenissige dingen doen’, zegt Euser. ‘Het belangrijkste is dat de verhoudingen binnen de organisatie normaliseren. Een crisis ontstaat door allerlei ingewikkelde processen. Door gewoon aan het werk te gaan, creëren we weer rust. Dat klinkt simpel, maar is het natuurlijk niet. Het vereist dat we elkaar bij de les houden en dat gaat buitengewoon goed. De medewerkers zien in elk geval dat de top weer gewoon samen werkt. Als ik op een stedelijke vergadering wat moet zeggen over een onderwerp dat op het terrein van een ander ligt, dan stap ik eerst bij die ander binnen om zaken op elkaar af stemmen. Kiezen we wel de goede insteek op dat overleg? Dat voorbeeldgedrag heeft zijn weerslag op de organisatie en dat is enorm belangrijk, want deze organisatie moet eerst uit de kramp raken. Mensen moeten het leuk vinden om hier te werken.’
Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. De ontstaansgeschiedenis en de bestuursstructuur zijn weliswaar anders, maar we hadden daar te maken met dezelfde soort thema’s en soortgelijke overleggen.’
Ontspannen
Euser, die tevens een achtergrond als organisatieadviseur heeft, pakt de werkverhoudingen aan door normaal aan het werk te gaan. ‘Samenwer-
ken moet je gewoon doen’, zegt hij nogmaals. En het werkt, vindt hij na ruim een maand als interim aan de slag te zijn: ‘Mensen kijken de eerste weken natuurlijk de kat uit de boom, maar ik heb het idee dat alles nu wat meer ontspannen is: we werken goed en deskundig samen. Dat heeft ook extern zijn weerslag. We zijn bijvoorbeeld in de stadsregio bezig met de mpgproblematiek (multi-problemgezinnen – red.). We kunnen in dat overleg wel hard roepen tegen welke problemen we aanlopen, maar daar schiet niemand wat mee op. We kunnen beter onze kaarten op tafel leggen en de problemen waar iedereen mee te maken heeft, tot een gezamenlijk probleem maken waarvoor we ook samen een oplossing moeten zoeken.’
Lees verder op blz. 2
Crisis
Een kramp lijkt een nogal eufemistische benaming voor de crisis waarin Bureau Jeugdzorg dit jaar terecht kwam. De ondernemingsraad zegde het vertrouwen in directeur Wiel Janssen op, het personeel liep weg, de wachtlijsten namen toe, wethouder Lodewijk Asscher gaf een aanwijzing waarmee hij Bureau Jeugdzorg in feite onder curatele stelde, er bleek een financieel tekort te zijn van twee tot drie miljoen euro en de Inspectie Jeugdzorg stelde in een rapport dat Bureau Jeugdzorg de veiligheid van kinderen niet kon garanderen. Euser ontrafelt het geheel tot drie kernproblemen: de werkverhoudingen, het financieel tekort en de veiligheid van de kinderen. ‘Ik ben aangesteld voor drie tot zes maanden om orde op zaken te stellen. Dan moet er een nieuwe bestuurder zijn. Ik ga dus geen nieuwe, grote dingen op de rails zetten. Daarbij heb ik het voordeel dat ik een vliegende start kan maken. Ik was namelijk vijf jaar bestuurder van Bureau Jeugdzorg Gelderland. Dat bureau heeft wat betreft personeel en budget ongeveer dezelfde grootte als Bureau
F oto :sak e r ij pk em a
Protocol uithuisplaatsingen ziekenhuispatiëntjes
Leo Euser: ‘Door gewoon aan het werk te gaan, creëren we weer rust. Dat klinkt simpel, maar is het natuurlijk niet.’
1
Vervolg van voorpagina ‘Jong aan de Amstel’ is een gezamenlijke uitgave van elf instellingen voor de jeugdzorg, de kinderen jeugdpsychiatrie en het speciaal onderwijs in de stadsregio Amsterdam: Altra, AMC De Meren, De Bascule, Buitenamstel Geestgronden, Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam, HVO-Querido, Jellinek Mentrum, MEE Amstel en Zaan, MOC ’t Kabouterhuis, REC BovenAmstel en Spirit. ‘Jong aan de Amstel’ verschijnt vier keer per jaar. De artikelen in dit blad vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs het standpunt van de organisaties. Evenmin kunnen aan de inhoud van dit blad rechten worden ontleend. Overname artikelen Overname van artikelen uit ‘Jong aan de Amstel’ is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Hoofdredactie Martin Gerritsen Kernredactie Sanne Bender (Spirit), Bernard Homans (REC BovenAmstel), Bertie van der Linden (Altra) Maurits de Jong (Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam), Guda van Kappel (Arkin en Buitenamstel Geestgronden), Marc Onnen (HVO-Querido), Iris Clarkson (MEE Amstel en Zaan), Clara Vollaard (De Bascule), Inez Zuiderveld (MOC ’t Kabouterhuis) Redactie Guus de Beer (De Bascule), Rik van Beijma (Spirit) Hermien Buijse (Altra) Vaste medewerkers Michel van Dijk, Tamara Franke, Anja Geldermans. Suzan Hilhorst, Evelien Hoekstra, Sake Rijpkema en Wim Stevenhagen. Redactie-adres Jong aan de Amstel, Fred. Roeskestraat 73 1076 EC Amsterdam email:
[email protected] website: www.jongaandeamstel.nl Ontwerp en DTP Marjolein Lensink Druk Heijnis & Schipper Drukkerij bv
Contactgegevens Altra
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam 020- 555 83 33 •
[email protected] • www.altra.nl
AMC de Meren - sector Jeugdpsychiatrie Nienoord 2, 1112 XG Diemen 020 - 519 87 00 • www.amcdemeren.nl
De Bascule
Academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie IJsbaanpad 6, 1076 CV Amsterdam • 020 - 890 19 00
[email protected] • www.debascule.com
Stichting Buitenamstel Geestgronden Jeugd en Jongerenpsychiatrie
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam • 020 - 788 56 00
[email protected] • www.ggzbuitenamstel.nl
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam
Overschiestraat 57, 1062 HN Amsterdam 020 - 3059 359 •
[email protected], www.bjaa.nl
HVO Querido
Wibautstraat 133 d, 1097 DN Amsterdam • 020 – 561 90 90
[email protected] • www.hvoquerido.nl
Jellinek Mentrum - Jeugd
Mentrum Aanmelding en Advies
Roetersstraat 210, 1018 WE Amsterdam • 020 – 590 55 55
[email protected] • www.mentrum.nl
MEE Amstel en Zaan
Vlaardingenlaan 1, 1059 GL Amsterdam 020 - 512 72 72 •
[email protected] • www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis
Amsteldijk 136, 1079 LK Amsterdam • 020 – 644 53 51
[email protected] • www.kabouterhuis.nl
REC BovenAmstel
Stationsplein 63, 1012 AB Amsterdam • 020 - 555 83 33
[email protected] • www.recbovenamstel.nl
Spirit
Fred. Roeskestraat 73, 1076 EC Amsterdam 020 5400 514 •
[email protected] • www.spirit.nl
’Bureau Jeugdzorg komt uit de kramp’ E
user meldt verder dat er inmiddels dekking is gevonden voor het tekort waarmee Bureau Jeugdzorg kampte. ‘En voor het komend jaar komen we met een sluitende begroting’, voegt hij er aan toe. ‘Die is opgesteld in samenwerking met de leidinggevenden, want ook op dit gebied willen we beter met elkaar communiceren. Om nieuwe tekorten te voorkomen willen we de planning en control beter op elkaar afstemmen. Op zich hebben we alle ingrediënten voor een goede cyclus in huis, alleen opereren de verschillende onderdelen nog los van elkaar.’
rapporten van de inspectie met hetzelfde thema.’ Euser wil de wachtlijsten wegwerken door onder andere te werken met hulpkrachten, een werkwijze die inmiddels al is ingevoerd bij Bureau Jeugdzorg Amsterdam-Oost. ‘Dat zijn mensen die onder de verantwoordelijkheid van een gezinsvoogd praktische werkzaamheden uitvoeren, zoals het schrijven van het plan van aanpak en het verzoek aan de rechtbank. De gezinsvoogd kan op die manier meer tijd aan de cliënten besteden. Het zijn dus geen alternatieve gezinsvoogden, maar mensen die de gezinsvoogd tijdrovend en uitvoerende werk uit handen nemen. We willen een jaar op deze manier werken en dan hopen we dat alles op orde is.’ ‘We zijn ondertussen fors bezig met het werven van nieuw personeel’, vervolgt Euser. ‘We krijgen er op het ogenblik vier tot zes gezinsvoogden per maand bij. Daar tegenover staat nog steeds een verloop van het personeel, maar dat wordt al minder. Op die manier krijgen we op termijn ook voldoende gezinsvoogden.’ Die gezinsvoogden zijn ook nodig om de veiligheid van de kinderen te garanderen.
Veiligheid
Aan de werkverhoudingen en het financieel tekort wordt dus gewerkt. Blijft de vraag hoe Bureau Jeugdzorg de wachtlijsten wil aanpakken en de veiligheid van de kinderen wil garanderen. Euser: ‘Het rapport van de Inspectie Jeugdzorg ligt in feite in het verlengde van de aanwijzing die we van Asscher kregen. In beide gevallen gaat het om het garanderen van de veiligheid van kinderen. Overigens speelt dat probleem bij meer bureaus jeugdzorg. Er zijn namelijk twee
‘We gaan vanaf nu het systematisch gebruik van de “checklist veiligheid” monitoren’, stelt Euser. ‘Dat was ook de belangrijkste kritiek van de Inspectie Jeugdzorg. Verder gaan we vanaf half december “audits” uitvoeren zodat we kunnen garanderen dat die “checklist veiligheid” ook inderdaad wordt gebruikt.’
Rustig vaarwater
Euser heeft op dit moment elke twee weken overleg met de ambtenaren van Lodewijk Asscher die de voortgang bij Bureau Jeugdzorg in de gaten houden. ‘Daarbij komen steeds dezelfde vragen aan de orde’, vertelt Euser. ‘Hoe ver zijn jullie met de aanpak van de wachtlijst, hoe ver met het waarborgen van de veiligheid en hoe staat het met het werven van nieuw personeel?’ De Inspectie Jeugdzorg zal Bureau Jeugdzorg begin 2009 opnieuw inspecteren. Euser is er van overtuigd dat de organisatie er dan beter voorstaat en dat hij te zijner tijd afscheid kan nemen van een Bureau Jeugdzorg dat weer in rustig vaarwater terecht is gekomen.
Doo r : M i c h e l va n d ijk
Ruim aanbod HAVO/VWO voor autistische leerlingen Het middelbaar onderwijs voor leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum was tot voor kort verre van volledig. Komend schooljaar bieden drie scholen deze groep leerlingen HAVO- en VWO-onderwijs, waarmee ze een belangrijke lacune vullen. Een overzicht.
B
innen Amsterdam bestaat een grote behoefte aan HAVO- en VWO-onderwijs voor leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Deze leerlingen hebben namelijk moeite met sociale contacten, planning, concentratie en onvoorspelbare situaties, waardoor ze in het reguliere onderwijs niet tot hun recht komen. De lesgroepen zijn vaak te groot, er wordt te veel een beroep gedaan op hun zelfstandigheid en de lesmethoden sluiten vaak niet goed aan op de mogelijkheden van deze kinderen. Autistische leerlingen zijn vooral gebaat bij kleinere klassen met persoonlijke aandacht, veel structuur en weinig onvoorspelbaarheden.
De Bascule Extern
Drie scholen bieden sinds dit schooljaar HAVO/ VWO-onderwijs voor leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum; de Bascule Extern, het Amstel Lyceum en De Apollo. De Bascule Extern is een afdeling van het Altra College. Ze biedt HAVO/VWO-onderwijs voor autistische leerlingen met ook andere psychiatrische problematiek. De Bascule biedt hierbij geïntegreerde psychiatrische hulp. De klassen bestaan uit maximaal negen leerlingen.
Het Amstel Lyceum
Het Amstel Lyceum is een Montessorischool voor MAVO, HAVO en VWO. Deze school heeft sinds twee jaar speciale HAVO/VWO-klassen voor autistische leerlingen met een cluster 4-indicatie. Deze klassen bestaan uit maximaal twaalf leerlingen en zijn prikkelarm ingericht. Er hangen geen posters aan de muur en de dagagenda staat elke dag op het schoolbord. De lessen volgen steeds dezelfde volgorde, met een korte inleiding of instructie en daaropvolgend de verwerking van de stof. De leerlingen weten dus wat ze kunnen verwachten. De docenten zijn geschoold in het onderwijs aan autistische leerlingen. Het eigen zorgteam en de ambulante begeleiding van het Altra College ondersteunen de leerlingen met bijvoorbeeld gesprekken en sociale vaardigheidstraining. De Bascule geeft
ILLUSTRATIE: WIM STEVENHAGEN
psychiatrisch en onderwijskundig advies aan school en docenten. Het Amstel Lyceum heeft momenteel plaats voor 24 leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Volgend jaar 36.
De Apollo
De Apollo is een kleine school in het voortgezet onderwijs voor leerwegondersteunend onderwijs. De Apollo is van oudsher een LOM-MAVO, maar sinds dit schooljaar biedt de Apollo ook HAVOonderwijs aan leerlingen met een stoornis in het autistisch spectrum. Het gaat vooralsnog alleen
2
om de onderbouw. Daarna moeten de leerlingen verder op een andere school. De klassengrootte is maximaal vijftien. Het docententeam is gespecialiseerd in onderwijs aan leerlingen die extra zorg nodig hebben. Een team van psychologen, remedial teachers en ambulant begeleiders begeleidt de leerlingen. Meer informatie: www.recbovenamstel.nl, www.altra.nl (De Bascule Extern), www.amstellyceum.nl www.deapollo.nl
Doo r : ta m a r a f r a n k e
Van dakloos naar een nieuwe toekomst
Stap voor stap grip op je leven krijgen Dubbel
In Amsterdam zijn ruim 400 dak- en thuisloze jongeren. Ze kunnen terecht bij een aantal opvangplekken, maar lang niet iedereen vindt elke nacht onderdak. Ze zwerven rond, vullen de dag met het vinden van een slaapplaats en de middelen om te bestaan. Ze hebben geen opleiding, geen werk, geen sociaal netwerk en geen toekomstperspectief. Een situatie die je moeilijk doorbreekt. Iemand die het lukt is Ouassim.
’H
et is moeilijk om mijn leven weer op orde te krijgen. Ik heb er een enorme puinhoop van gemaakt. Maar ik weet nu wie ik ben en wat ik wil. Ik heb weer een doel in mijn leven. Ik wil goed in mijn vel zitten, een eigen huisje en een leuke baan, als kok’, vertelt Ouassim (20). Hij zegt het bijna verontschuldigend, alsof hij zelf nog niet helemaal gelooft dat hij inderdaad recht heeft gelukkig te zijn. Verder is het een vrolijke jongen die duidelijk zin heeft in het leven en bereid is om hard te werken om zijn leven weer op de rails te krijgen.
Zelfvertrouwen
Marina Joren, ambulant hulpverlener en zorgcoördinator bij Spirit: ‘Zijn zelfvertrouwen is niet zo groot. Dat zie je bij alle dak- en thuisloze jongeren. Een gevoel dat bij het merendeel overheerst is dat ze er niet toe doen, dat ze overbodig zijn. Dat is lastig want ze moeten eerst in zichzelf geloven en zichzelf serieus nemen voordat ze de negatieve spiraal kunnen doorbreken waarin ze leven. Belangrijkste uitgangspunt bij alle hulp is dat ze het zelf moeten willen. En dat lukt pas wanneer ze weer een doel hebben. We helpen uitzoeken wat ze nodig hebben om verder te komen, het vinden van nieuwe doelen en daar naartoe werken. Stapje voor stapje. Maar ze moeten het zelf doen.’ Het begeleidingstraject richt zich op zes leefgebieden: wonen, dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, justitie en gezondheid.
Verkeerde vrienden
Bij Ouassim ging het rond zijn vijftiende mis, naar eigen zeggen door verkeerde vrienden en omdat hij makkelijk beïnvloedbaar was. ‘Ik hing op straat rond, ging met verkeerde mensen om, raakte verslaafd, had geld nodig, ging dealen, raakte gewend aan veel geld hebben, kreeg schulden, deed dingen die niet mogen en kreeg thuis ruzie. Mijn familie heeft hele strenge regels waar we ons aan moeten houden. Dat
Voor de kenmerkende blauwe deur van het Poortgebouw blijft Ouassim even staan. ‘Het voelt gek om hier weer naar binnen te gaan. Het is een beetje dubbel. Ik sliep hier vaak een paar nachten op de slaapzaal. Daar was ik altijd blij mee, want ik had een bed en een dak boven mijn hoofd. Later kreeg ik een plek in de langdurige opvang. Ik woonde hier toen een deed ik niet en kreeg enorme ruzie met mijn half jaar. Met die gekke blauwe, stevige deur vader. Zo erg dat ik niet meer thuis kon wonen. met tralies lijkt het wel een gevangenis. Toch Toen kwam ik op straat terecht. Mijn moeder voelde ik het niet zo toen ik hier woonde. Dat zag ik nog wel af en toe en zij heeft uitgezocht is voor mij het begin van het anders doen. Ik waar ik terecht kon voor hulp. Zo kwam ik bij had hier een goede tijd waarin ik veel leerde, Streetcorner. En ik ging naar de Jellinek om af over mezelf, maar ook over omgaan met andere te kicken. Mijn liefde voor mijn moeder hield mij op de been. Want van het eerste bezoek aan mensen en dingen regelen. Voor mij is dit de Streetcorner en afkicken en tot nu was een lange plek waar mijn leven een positieve wending kreeg.’ weg die veel tijd en moeite kostte. En ik ben er ‘Wat ik moeilijk vond was - toen ik eenmaal de nog lang niet, maar ik heb wel weer hoop.’ moed had om naar Streetcorner te gaan - het Poortgebouw een aantal maanden duurde voordat er hier een Streetcorner voert de eerste gesprekken met plek voor me was. Die tijd moet je toch nog dakloze jongeren. Zij zorgen voor onderdak rondzwerven en een slaapplaats zoeken.’ en een indicatie waardoor hulp in gang ‘Voor de meeste jongeren is dat een moeilijke wordt gezet. Ouassim kreeg een plek in het periode’, beaamt Marina. ‘Ze zetten de eerste Poortgebouw van Spirit, waar een interne stap en verwachten direct hulp. Die hulp mentor aan de jongere wordt gekoppeld. Zo wordt ook toegezegd, maar we hebben helaas werd Marina de hulpverlener en zorgcoördinator wachtlijsten. Soms duurt het een half jaar van Ouassim. voordat er een plek is. En al die tijd moet de Het Poortgebouw is een van de twee plekken in jongere gemotiveerd blijven.’ Amsterdam waar jongeren ook zonder indicatie Begeleid wonen terecht kunnen. Debby de Leng, pedagogisch ‘Ik ben blij dat deze moeilijke beginfase achter medewerker Poortgebouw: ‘Wij bieden een me ligt’, zegt Ouassim. Ik sta op de wachtlijst kortdurende opvang op een slaapzaal, voor voor begeleid wonen, dan krijg je een eigen maximaal vijf nachten per maand, wat via een woning. Nu woon ik in een huis dat wel hulpverlener met twee nachten kan worden begeleiding geeft, maar waar je met z’n tweeën verlengd. En een langdurige opvang op een etage deelt. En ik werk hard aan alles wat indicatie van rond de zes maanden, op een ik nog moet leren, zoals mijn financiën goed eigen kamer. De meeste jongens en meisjes die regelen. Als je werkt heb je niet zoveel geld als hier komen, hebben geen eigen kamer gehad. Ze hebben moeite met een dag- en nachtritme. ik vroeger had. Dat vind ik soms nog lastig. En ik moet aan mijn gezondheid werken. Mentaal Wij helpen bij het leren van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Ze wonen hier met elkaar, moet ik alles wat ik heb meegemaakt de afgelopen jaren een plekje geven. En ooit, in de dus moeten ze samen zorgen dat het leefbaar toekomst wil ik mijn eigen restaurant hebben. blijft. En iedereen moet een dagbesteding hebben, werk of school. Als je moeite hebt met Dat is mijn droom.’ je bed uitkomen, kun je dat aangeven, dan helpen wij. Hetzelfde geldt voor telefoontjes met instanties of het regelen van een werkplek. In verband met de privacy is de naam van de Maar alles is er op gericht te leren om dingen hoofdpersoon gefingeerd. zelfstandig te doen.’
Derde Driehuis bewoond Een Driehuis biedt een veilige en langdurige woonplek, dichtbij huis. Het is een combinatie van wonen (1), vrijetijdsbesteding (2), onderwijs en/of therapie (3). In een Driehuis woont een Driehuisouder samen met twee kinderen. Spirit, de Bascule en Altra startten onlangs deze nieuwe hulpvorm in Amsterdam en inmiddels zijn er al drie Driehuizen bewoond. Meer informatie: www.spirit.nl
Het Jongerencultuurfonds Sinds 2007 kunnen kinderen uit arme Amsterdamse gezinnen gratis aan cultuur doen via het Jongerencultuurfonds. Denk bij culturele activiteiten niet alleen aan muziek of dansen, maar ook aan een circusschool of tekenen. Het jongerencultuurfonds betaalt per kind per jaar maximaal € 400, - aan lesgeld en/of attributen. Niet de ouders maar mensen die professioneel betrokken zijn bij het kind kunnen bij het fonds een aanvraag indienen. Professionals zijn bijvoorbeeld leerkrachten, maatschappelijk werkers of jeugdhulpverleners. Deze aanvragers toetsen tevens of het gezin aan de financiële voorwaarden voldoet. Zij kunnen ook subsidie aanvragen voor kinderen die uit een gezin komen dat geen verblijfsvergunning heeft. Op de website www.jongerencultuurfonds.nl is het aanvraagformulier te downloaden. Het fonds behandelt de aanvraag binnen veertien dagen. Na ontvangst van factuur en betalingsverzoek wordt het lesgeld direct betaald. Zo is het mogelijk dat binnen drie weken na de aanvraag het kind met de lessen kan aanvangen. Meer informatie: www.jongerencultuurfonds.nl
Driftbuien in Triple P Tipkrant
Amsterdamse ouders die tegen problemen aanlopen bij de opvoeding van hun kinderen, kunnen vanaf nu de Tipkrant erbij pakken. Deze krant biedt hulp aan vaders en moeders met kinderen van nul tot twaalf jaar. Zij kunnen in de krant bijvoorbeeld lezen over hoe de driftbuien van een kind te verhelpen zijn, hoe je als ouders goed leert samenwerken en welke signalen erop duiden dat het je teveel wordt. Ouders en opvoedingsdeskundigen komen aan het woord en beantwoorden veelgestelde vragen. De Tipkrant maakt deel uit van het project Triple P, dat wordt gecoördineerd door de afdeling Servicebureau Opvoedondersteuning en –Training van Bureau Jeugdzorg. Zo’n 1.200 beroepskrachten zijn inmiddels opgeleid in het ‘positief opvoeden’. De krant is verkrijgbaar op basisscholen, ouder- en kindcentra, peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en is is te downloaden via de website. www.positiefopvoeden.nl
Intercultureel werken binnen de pleegzorg
Spirit startte onlangs het project “Intercultureel werken binnen de pleegzorg”. Dit omdat er binnen de stadsregio behoefte is aan meer pleeggezinnen met een islamitische achtergrond. De projectgroep “Intercultureel werken binnen de pleegzorg’’ houdt zich bezig met de werving en voorbereiding van islamitische pleeggezinnen met een Turkse en Marokkaanse achtergrond. Meer informatie: www.spirit.nl
FOTO : SAKE RIJPKEMA
Overzicht jeugdzorg
Twee jongeren en twee hulpverleners aan de eettafel in het Poortgebouw, een van de twee plekken in Amsterdam waar thuisloze jongeren ook zonder indicatie terecht kunnen.
3
Hoe ziet de jeugdzorg eruit? Welke voorzieningen zijn beschikbaar voor de verschillende problemen? Wie werken er in de jeugdzorg en binnen welke regelgeving gebeurt dat? Allemaal vragen waarmee niet alleen cliënten van de jeugdzorg, maar ook professionals, managers en beleidsmakers dagelijks te maken hebben. De nieuwe publicatie “Jeugdzorg in Kaart” van het Nederlands Jeugdinstituut geeft hierop een antwoord, met een actueel overzicht van alle relevante wettelijke kaders, voorzieningen, beroepen en functies die zich bezighouden met de zorg voor jeugdigen in Nederland. De uitgave is voor e 12 te bestellen via www.nji.nl.
Doo r : Mi c h e l va n D ijk
Mareike Koster vertrekt bij Altra Bestuurder Mareike Koster vertrekt per 1 januari 2009 bij Altra. Koster is sinds 1986 in dienst van Stichting Altra en de diverse rechtsvoorgangers. Zij maakte zich in die tijd hard voor de combinatie hulp aan kind, ouder en school. Meer informatie: www.altra.nl
JellinekMentrum en AMC De Meren gefuseerd
JellinekMentrum en AMC De Meren zijn 1 september 2008 gefuseerd. De overkoepelende naam is Arkin. Deze naam wordt vooral bestuurlijk gebruikt. De namen AMC De Meren en JellinekMentrum blijven behouden. Arkin is in het leven geroepen om de cliënten beter van dienst te zijn. Met de fusie ontstaat er namelijk meer samenhang tussen forensische psychiatrie, acute psychiatrie, verslavingszorg en openbare geestelijke gezondheidszorg in Amsterdam. Dit moet leiden tot gerichte zorg voor het beste resultaat. Dat wil zeggen minder overdrachtsmomenten en meer integrale behandelplannen. De Poliklinieken Jeugd van beide organisaties gaan in de loop van 2009 één afdeling vormen. De vier locaties in Noord, Zuid-Oost, Oost en Centrum/Oud-West zorgen ervoor dat deze poliklinieken goed bereikbaar zijn. Aanmelding van cliënten blijft de komende maanden plaatsvinden via de “Geïntegreerde Voordeur” van de kinder- en jeugdpsychiatrie en Bureau Jeugdzorg en via het centrale loket Mentrum Aanmelding & Advies (MAA). Arkin telt 3.100 medewerkers, 43 locaties in Amsterdam en drie locaties daarbuiten. De gefuseerde organisaties hadden samen eind 2007 28.382 cliënten in behandeling of zorg. Meer informatie: www.arkin.nl
Hulp verlenen in een ‘Melting Pot’ De Bascule hield 6 november een symposium over universaliteit versus diversiteit. Kinderpsychiater Frits Boer sprak daar over interculturele hulpverlening. Hij legt uit wat hij daarmee bedoelt.
luisteren en regelmatig controleren of ze hem hebben begrepen. ‘Als ouders vertellen dat hun kind buikpijn heeft, dan is belangrijk dat je weet wat dat voor het kind betekent. Heeft het pijn, is het angstig, is het boos? Dat moet je allemaal uitzoeken. Je moet de taal van het kind leren spreken, pas dan kun je hem helpen.’
A
lle hulp moet interculturele hulp zijn. Daarover mag volgens Frits Boer, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie bij het AMC en de Bascule geen enkel misverstand bestaan. ‘Hulpverleners mogen er niet zomaar vanuit gaan dat ze de waarden en normen van hun cliënten kennen. Ook niet als hulpverlener en cliënt een zelfde culturele achtergrond hebben. Zeker in dat laatste geval blijken hulpverleners zich soms lelijk te vergissen. Een kind hoeft daarom ook niet per se geholpen te worden door een hulpverlener met dezelfde achtergrond. Dat kan juist heel onveilig voelen. In de Surinaamse gemeenschap kent iedereen zo ongeveer iedereen. Dan is het niet per se prettig dat je als kind een Surinaamse hulpverlener krijgt. Misschien vertelt hij wel aan je familie door wat je hem hebt verteld.’ Hulpverleners moeten dus goed naar het kind
Melting pot
Intercultureel behandelen betekent ook dat je aandacht hebt voor de omgeving van het kind. ‘Marokkaanse jongens tonen niet gemakkelijk hun gevoelens in het bijzijn van hun vader. Ze schamen zich daarvoor te veel. Marokkaanse meisjes hebben daar overigens minder moeite mee. Daar moet je dus rekening mee houden. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat vader niet altijd aanwezig is bij de behandelgesprekken. De kans is groot dat zijn zoon dan meer vrijuit zal spreken.’ Boer benadrukt dat het belangrijk is oog te houden voor de onderlinge verschillen binnen één en dezelfde cultuur. ‘We leven in een “melting pot” waarin individuen steeds meer identiteiten hebben. Een jongen is bijvoorbeeld
Marokkaan, Amsterdammer en een heel goede voetballer. En sommige Turken leven nog alsof ze in Ankara wonen, terwijl andere volledig in onze samenleving zijn geïntegreerd. Die verschillen moet je goed in kaart brengen en je moet er ook je behandeling en attitude op afstemmen. Een traditioneel opgevoed Turks meisje spreek je anders aan dan een Marokkaanse jongen die meer Amsterdammer is dan de meeste autochtone Amsterdammers.’ Eén ding is belangrijk: de behandeling moet zoveel mogelijk berusten op wetenschappelijk bewezen evidence. ‘Natuurlijk moet je weten wat de waarden en normen zijn van een cliënt uit Sierra Leone voordat je hem behandelt. Maar vervolgens moet je gewoon je vak uitoefenen. Van een internist verwacht je ook dat hij in staat is om met zijn professionele kennis het schildklierprobleem van jouw kind te behandelen. Van een psycholoog of psychiater mag je hetzelfde verwachten. Ieder kind heeft recht op een goede behandeling.’
Meer informatie: www.debascule.com
Altra College opent nieuw pand in Zuidoost
Foto : dre amstime
Wethouder Lodewijk Asscher opende 24 november het nieuwe gebouw van het Altra College Amsterdam Zuidoost aan de Kortvoort 60. Het Altra College vindt het belangrijk dat leerlingen dichtbij huis, in eigen buurt of wijk, naar school kunnen gaan. Daarom heeft deze school voor Voortgezet Speciaal Onderwijs afdelingen in alle delen van Amsterdam en omgeving. Meer informatie: www.altra.nl
‘Jong aan de Amstel’ behandelt elk nummer een thema. Hierin belicht ze het onderwerp vanuit verschillende hoeken en geeft daarbij een overzicht van het hulpaanbod van de jeugdzorg op dit terrein. Tot nu toe kwamen de volgende thema’s aan bod: ‘We leven in een “melting pot” waarin individuen steeds meer identiteiten hebben.’ 2003/1 Vroegtijdige signalering* maart 2003 2003/2 De harde kern* juni 2003 2003/3 Kindermishandeling* september 2003 2003/4 Basisonderwijs december 2003 2004/1 Jeugdpsychiatrie* maart 2004 2004/2 Voortgezet onderwijs juni 2004 2004/3 Crisishulp november 2004 2005/1 Huiselijk geweld maart 2005 2005/2 Jeugdgezondheidszorg juni 2005 2005/3 Lokaal jeugdbeleid oktober 2005 2005/4 Speciaal onderwijs (primair)* december 2005 2006/1 Armoede maart 2006 2006/2 Meidenhulpverlening juni 2006 2006/3 Lichtverstandelijk gehandicapten oktober 2006 2006/4 Voortgezet speciaal onderwijs december 2006 2007/1 Hulp aan huis maart 2007 2007/2 Veiligheid juni 2007 2007/3 Autisme oktober 2007 2007/4 Gezondheid en sport december 2007 2008/1 De harde kern* maart 2008 2008/2 Drang en dwang juni 2008 2008/3 Volwassenenpsychiatrie oktober 2008 2008/4 Preventie december 2008 Oude nummers van ‘Jong aan de Amstel’ zijn – zolang de voorraad strekt – op te vragen via het emailadres van de redactie:
[email protected]. Verder zijn ze als pdf te downloaden via www.jongaandeamstel.nl * = niet meer voorradig.
Doo r : s u z a n h i l horst
In acht weken advies op maat Snelheid. Dát is de kracht van de uitzoekmodule van MOC ‘t Kabouterhuis. Een methode die het mogelijk maakt in acht weken tijd een kind te observeren, zónder het uit de eigen omgeving te halen. ‘Sinds kort hebben we een bovenregionaal team, nu kunnen we nog meer kinderen helpen’, vertelt Hedwig van der Zee, één van de betrokken behandelcoördinatoren.
V
an der Zee is blij met de nieuwe samenwerking: ‘De uitzoekmodule bestaat al een aantal jaren, maar nog nooit hebben we zo snel kunnen werken. Eerst was het een module met een beperkte capaciteit, maar nu het bovenregionale team er is, zijn sommige collega’s er fulltime mee bezig.’ Kinderen van nul tot zeven jaar kunnen worden aangemeld door de arts, de kinder- en jeugdpsychiatrie of door Bureau Jeugdzorg. Van der Zee: ‘We beginnen met een gesprek met de ouders en de gezinsbegeleider. De informatie die uit dat gesprek voortkomt is erg belangrijk. Ouders lopen vaak al langer rond met vragen: ze zien vreemd gedrag of weten niet zeker of hun kind zich wel goed ontwikkelt. Samen met de gegevens van bijvoorbeeld de arts en de school
stellen we onderzoeksvragen op en maken we een plan.’
Duidelijk schema
Een onderdeel van dat plan is een duidelijk schema voor alle partijen waarin staat wélke specialisten het kind op wélke dag onderzoeken en waarom. Van der Zee: ‘Het mooie aan de uitzoekmodule is dat we contacten hebben met de meest uiteenlopende deskundigen. Zo kunnen we op korte termijn afspraken maken met bijvoorbeeld een logopedist, een fysiotherapeut of een kinderpsychiater. Ook worden de kinderen vaak getest op hun intelligentie.’ Er is één hoofdregel: alle onderzoeken vinden plaats binnen acht weken. In die tijd wordt ook de school bezocht door de psycholoog en
4
wordt de dagelijkse routine van het kind in kaart gebracht door de gezinsbegeleider. Van der Zee: ‘En dat is niet het enige. Oók de gezinssituatie wordt bekeken. Misschien hebben de ouders zelf problemen, en heeft dat invloed op de ontwikkeling van een kind.’ Na twee maanden wordt er een advies geformuleerd. ‘Soms raden we speciaal onderwijs aan, maar ook wel eens alleen ambulante gezinsbegeleiding of logopedie’, legt Van der Zee uit. Het onderzoek werkt snel en heeft weinig impact op het leven van een kind. ‘Een belangrijk voordeel van deze module is dat we het kind in de eigen omgeving laten en toch tot een passend advies kunnen komen.’ Meer informatie: www.kabouterhuis.nl
preventie
Tijdige hulp voorkomt problemen Het klinkt als een open deur; het voorkomen van psychische en gedragsproblemen bij kinderen en jongeren is beter dan pas hulp te bieden op het moment dat die problemen uit de hand lopen. Toch richt de aandacht zich vooral op de hulp aan kinderen en jongeren bij wie die problemen manifest zijn. Dat zij hulp krijgen is natuurlijk logisch. Deze kinderen en jongeren lopen – bijvoorbeeld in het geval van mishandeling – direct gevaar of zorgen – bijvoorbeeld in het geval van gedragsproblemen – voor de meeste overlast. Maar eigenlijk wordt die hulp te laat geboden. Als de problemen tijdig waren onderkend bij de ouders en/of kinderen, dan zouden de ouders in hun wanhoop wellicht niet het kind iets hebben aangedaan of zouden gedragsproblemen zich wellicht niet als zodanig hebben ontwikkeld. De gemeentelijke en rijksoverheid hebben vanuit die gedachtegang preventie gemaakt tot een van de speerpunten van het jeugdbeleid. Voorkomen is immers beter dan genezen. Toch is het bieden van preventieve hulp niet zo makkelijk als het lijkt. Want hoe herken je problemen voordat het echte problemen worden? En welke hulp moet je dan bieden? Duidelijk is in elk geval dat de jeugdzorg en de kinder- en jeugdpsychiatrie een breed scala aan preventieve hulpvormen heeft, variërend van opvoedondersteuning tot weerbaarheidstrainingen.
Door: anja gelderm an s
Prof. Dr. Remy HiraSing over belang preventie
Vroeg signaleren om erger te voorkomen Door vroegtijdige signalering van psychosociale problemen bij kinderen, proberen we te voorkomen dat kinderen in de knel raken. De vertrouwensband tussen ouders en hulpverlener speelt daarbij een belangrijke rol. Dat stelt prof. dr. Remy HiraSing, hoogleraar jeugdgezondheidszorg aan de afdeling sociale geneeskunde van het VU medisch centrum.
’B
ij psychosociale problemen bij kinderen staat vroegsignalering ofwel secundaire preventie centraal’, zegt Remy HiraSing. ‘Of we hierbij ook gebruik kunnen maken van primaire preventie - ingrijpen voordat er iets aan de hand is weten we nog niet. Dat is nog niet ontwikkeld.’ Hoe komen we kinderen met problemen op het spoor?
één praktisch probleem uit te halen en dat te behandelen. Als ouders zien dat iets werkt, krijg je vertrouwen. En als je eenmaal een vertrouwensband hebt met ouders, kun je ook andere dingen bespreekbaar maken.’
Opvoedingsondersteuning Een belangrijke taak is het voorkomen van kindermishandeling. Door ouders in een vroeg stadium opvoedingsondersteuning te bieden, moet worden voorkomen dat opvoedingsproblemen uitmonden in kindermishandeling. HiraSing: ‘Dit betekent dat we alle tentakels moeten uitzetten. Gelukkig zien we zoveel ouders en kinderen, we weten gewoon wat wel en niet normaal is. Als we onze vermoedens bespreken met de ouders, gaan we er altijd vanuit dat ouders het beste willen
voor hun kind, maar dat ze tijdelijk of door omstandigheden op dat moment niet in staat zijn dat zelf te geven.’
Problemen van pubers
HiraSing maakt zich de laatste tijd vooral veel zorgen over pubers. ‘Bij pubers zie je tegenwoordig vaak een ongezonde levensstijl: roken, zuipen, blowen. Dat leidt niet alleen tot lichamelijke stoornissen, maar ook tot psychosociale klachten. Dat moeten we dus voor zijn. En hier hebben we niet alleen de medewerking van de ouders nodig, maar ook van de
jongere. Wij kunnen coachen en adviseren, de jongere moet het doen.’ Het belang van vroegtijdige signalering wordt steeds meer onderkend, zegt HiraSing: ‘De politiek vindt vroeg signaleren en ingrijpen nu heel belangrijk. Dat is fijn, we kunnen die steun goed gebruiken. Bijvoorbeeld om ons meer te richten op het ontwikkelen van programma’s om psychosociale problemen bij kinderen en jongeren eerder te signalen en hen beter te kunnen begeleiden en zo nodig te behandelen.’
HiraSing: ‘Bij jonge kinderen gaan lichamelijke en psychische klachten vaak samen. Denk bijvoorbeeld aan slaapproblemen, extreem beweeglijk gedrag of zindelijkheid. Bij bedplassen gaat het bijna altijd om psychosociale problemen. Het kind is bang om te falen, heeft een negatief zelfbeeld en de angst voor bedplassen kan deze problemen verergeren. Het durft bijvoorbeeld niet te logeren of mee naar schoolkamp te gaan. En hoe ouder je wordt, hoe groter het probleem. We hebben voor het bedplassen een aanpak ontwikkeld, waarbij we bijna iedereen droog krijgen. Dat kan zoveel latere problemen schelen.’
Bij kinderen op de basisschool zijn psychosociale problemen soms moeilijk te achterhalen. Niet elke ouder legt zomaar alle problemen op tafel. ‘Het betekent dat hulpverleners goed moeten kijken en luisteren. Dit zijn “skills” die je alleen in de praktijk kunt ontwikkelen. Het gaat erom problemen te herkennen en te erkennen. Daarbij zijn vertrouwen, respect en begrip voor de situatie van de ouders heel belangrijk. Omdat het vaak gaat om combinaties ’We hebben niet alleen de medewerking van de ouders nodig, maar ook van de jongere. Wij kunnen coachen en adviseren, de jongere moet het doen.’ van problemen, is het goed er
5
F oto : sa k e r ij pk em a
Vertrouwensband
Preventie Preventieve hulp van de jeugdzorg en jeugd- en kinderpsychiatrie
Van piepende muizen tot girlpower Het preventieaanbod van de instellingen voor jeugdzorg en jeugd- en kinderpsychiatrie is veelomvattend. Met gemak kan Jong aan de Amstel hiermee drie pagina’s vullen. We beperken dit overzicht daarom tot die programma’s die zich direct richten op hulp bij opvoedings- en/of psychische problemen. Programma’s die zich richten op andere aspecten, zoals verslaving of werk, laten we buiten beschouwing. Een compleet overzicht van het hulpaanbod is te vinden op de websites van de instellingen en www.jeugdhulpwijzer.nl.
Altra Schoolmaatschappelijk werk Een school kan de schoolmaatschappelijk werkers inschakelen als een kind gedragsproblemen in de klas heeft, er in een gezin duidelijk opvoedingsproblemen bestaan, bij plotseling verslechterde leerprestaties of bij problemen tussen ouders en school. De schoolmaatschappelijk werker voert gemiddeld vijf gesprekken met de ouder(s).
Altra Sprint Altra Sprint is bedoeld voor kinderen op de basisschool. Het is een training van negen a tien wekelijkse bijeenkomsten waarin het kind leert om zélf oplossingen te zoeken voor problemen. Meer informatie: 020 – 555 8 333 of www.altra.nl
Informatie opzoeken, ervaringen delen met anderen op het forum of chatten met een professionele hulpverlener.
www.chatmate.nu Wachtlijstbegeleiding via de chat. Jongeren en gezinnen die een indicatie voor hulp hebben bij een van de jeugdzorgaanbieders in NoordHolland, en die op een wachtlijst zijn geplaatst, kunnen via chatmate.nu snel en anoniem vragen stellen of om advies vragen. Meer informatie: www.debascule.com of 020- 890 19 00
Plotseling verslechterde leerprestaties of school zijn vaak een indicatie voor problemen thuis.
GGZ Buitenamstel Psychische problemen in het gezin.
Een website voor meiden met een niet-westerse achtergrond die depressieve klachten hebben.
GGZ Buitenamstel biedt kinderen de mogelijkheid om spelenderwijs met elkaar te praten over hun gevoelens en ervaringen. Zo leren zij meer over de situatie thuis en weten zij dat zij niet de enige zijn met een gezinslid met psychiatrische problemen.
Triple P
Angst en depressie bij jongeren
Triple P is een Positief Pedagogisch Programma. Een programma voor opvoedingsondersteuning voor ouders en opvoeders met kinderen van 0 tot 12 jaar. Het is een laagdrempelig en integraal programma, gericht op de preventie van (ernstige) emotionele en gedragsproblemen bij kinderen. AMC de Meren Jeugdpsychiatrie biedt Triple P niveau IV aan als preventieve groepsactiviteit.
Jongeren van 12-19 jaar die zich vaker dan gemiddeld angstig of down voelen kunnen vaardigheden en technieken leren om met deze gevoelens om te gaan. De cursus wordt gehouden op school, in de wijk of via internet. Zie ook bladzijde 8.
AMC De Meren www.depri-en-dan.nl
Club T -15 Een buitenschoolse club voor kinderen van 10 tot 15 jaar als preventieproject voor het minimaliseren van uitval en probleemgedrag op de middelbare school. Kinderen in groep 8 van de basisschool worden begeleid in de overgang naar het voortgezet onderwijs.
KOPP: Kinderen met ouders met psychiatrische problemen Preventieve praatgroep voor jongeren van 16 tot 23 jaar met een ouder/ verzorger die psychiatrische problemen heeft.
Piep zei de muis De Piep zei de muis club is ontwikkeld voor kinderen van 4-8 jaar, die extra steun nodig hebben omdat ze thuis of in hun directe omgeving veel meemaken op het gebied van stress en spanningen. Meer informatie: 020 – 519 87 00 of www.amcdemeren.nl.
De Bascule www.hulpmix.nl Gratis anonieme hulp voor jongeren.
FOTO: Patrick Sheandell O’Caroll
Positief opvoeden Ouders leren verschillende opvoedstrategieën en wisselen ervaringen uit over het opvoeden van kinderen met gedragsproblemen.
Ondersteuning van professionals GGZ Buitenamstel biedt professionals training en consultatie op maat bij het tijdig signaleren van psychische problemen bij jeugdigen en hun ouders. Meer informatie: 020 – 788 56 00 of www.ggzbuitenamstel.nl
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam Het Servicebureau Opvoedondersteuning & Training biedt een uitgebreid aanbod aan opvoed- en opgroeiondersteuning. De trainingen zijn bedoeld voor beroepskrachten in onder andere jeugdgezondheidszorg, welzijnswerk, jeugdhulpverlening en onderwijs.
Kinderen die Opvallen Doel is het vergroten van kennis en vaardigheden op het terrein van observeren, signaleren en rapporteren van opvoed- en ontwikkelingsproblemen. Daarnaast is er aandacht voor het voeren van oudergesprekken en verwijzen. De
training is er voor medewerkers in de kraamzorg en buitenschoolse opvang en medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzalen.
Pedagogisch adviseren Voor beroepskrachten die zich willen bekwamen in pedagogische advisering bij lichte opvoedingsproblematiek. Thema’s zijn: de ontwikkeling van kinderen, ouderschap, methodiek en praktijk.
Pubers mee! De training biedt beroepskrachten handvatten om een professioneel pedagogisch gesprek te voeren met ouder en jongere. De ervaring leert namelijk dat het effectief is om pubers te betrekken bij de pedagogische gesprekken die met hun ouder worden gevoerd.
Opvoeden & Zo Een laagdrempelige cursus voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd. De cursus bestaat uit zes bijeenkomsten waarin ouders opvoedingsvaardigheden leren: aandacht geven, prijzen, verbieden, negeren, apart zetten en straffen.
Girlpower Medewerkers van de school worden opgeleid om zelfstandig een cursus te geven aan meiden tussen 13 en 16 jaar. Deze cursus is speciaal voor meiden die problemen tegenkomen bij het omgaan met twee culturen”.
Gedragstraining voor groepen: Competentietraining In de training worden de schoolmedewerkers opgeleid om zelfstandig een gedragscursus met diverse leerdoelen te kunnen geven aan groepen ‘risico-leerlingen’.
Training Zelfvertrouwen De leerkracht kan na het volgen van deze training zelfstandig de faalangstreductietraining (FRT) geven aan leerlingen.
6
Training op maat bij problemen in de klas In een klas kunnen de onderlinge relaties ernstig zijn verstoord door bijvoorbeeld onderlinge afpersing/ bedreiging, verschillende vormen van (seksuele) intimidatie, hardnekkige pestpatronen, een algemeen onveilig klimaat of een groep leerlingen die als ‘spelletje’ andere jongeren volgens bepaald ritueel lastig valt. In deze ernstige situaties maakt spelen opvoedingsondersteuning met school en leerkracht een analyse en plan voor een training op maat. Meer informatie: 020 - 561 10 70 of
[email protected]
JellinekMentrum Kinderen en jongeren met psychische of verslavingsklachten JellinekMentrum geeft op basisscholen ouders voorlichting over angst bij kinderen. Ze geeft ook zelfhulpcursussen zodat ouders beter leren omgaan met het gedrag van hun kind. Verder is er de cursus ‘Positief Opvoeden’ voor ouders van kinderen met gedrags- en emotionele problemen.
Kinderen en jongeren in de verdrukking of met psychische klachten JellinekMentrum heeft de volgende groepenn: - ‘Piep zei de muis’ voor kinderen tussen 4 en 8 jaar die thuis stress en spanningen meemaken. - ‘En nu ik’ voor kinderen van 7 tot 11 jaar die getuige zijn van huiselijk geweld. - Vrienden voor stille en teruggetrokken kinderen (zie ook blz. 8) - ‘Lachclub’ waarin kinderen leren lachen; - ‘Head up’ voor jongeren met depressieve klachten. Meer informatie: 020-590 13 00 of www.jellinek.nl
MEE Amstel en Zaan
MEE Amstel en Zaan biedt ondersteuning bij leven met een beperking zodat mensen met een beperking zolang mogelijk gewoon mee kunnen doen in de samenleving. Iedereen met een lichamelijke of verstandelijke beperking of chronische ziekte, kan met een vraag bij MEE terecht. Volwassenen, kinderen, hun ouders maar ook (huis)artsen en instellingen zoals woningcorporaties kunnen bellen of langskomen. MEE Amstel en Zaan organiseert cursussen en groepen waar iedereen gratis aan kan deelnemen. Deze zijn altijd gericht op het sterker maken van de deelnemers zelf en vaak ook op het versterken van hun directe omgeving. De vaardigheden die deelnemers leren hebben een preventief effect, mede door het contact met lotgenoten. Meer informatie: 020 – 512 72 72 of www.meeaz.nl
MOC ’t Kabouterhuis Okido Okido richt zich op kinderen binnen de kinderopvang of voorschool die zich problematisch ontwikkelen en/of gedragsproblemen tonen in de groep. De leidsters formuleren samen met ouders de hulpvraag. De hulp bestaat uit het begeleiden van de leidsters en richt zich op een zo optimaal mogelijke ontwikkeling van het kind in de opvang. Okido bespreekt met ouders de ontwikkeling van hun kind en een mogelijk vervolg.
Contextgerichte hulp Contextgerichte hulp is bedoeld voor kinderen binnen de kinderopvang en in de onderbouw van de basisschool, die zich problematisch ontwikkelen en/of gedragsproblemen tonen in de groep. ’t Kabouterhuis begeleidt de leidsters of leerkrachten in de begeleiding van het kind in de groep en stimuleert de samenwerking tussen ouders en leerkracht of leidster. Meer informatie: 020 – 644 53 51 of www.kabouterhuis.nl
preventie Door: martin Ge rri tsen
Corrie Noom: ‘Goede zorgstructuur is belangrijk ’De WMO biedt enorm veel kansen.’ Dat zegt Corrie Noom, wethouder Welzijn en Jeugd van de gemeente Zaanstad en lid van de Taskforce WMO Stadsregio Amsterdam.
’P
reventie is vreselijk belangrijk’, stelt Corrie Noom resoluut op haar werkkamer in het gemeentehuis aan de Bannehof. ‘Je moet er bij kinderen zo vroeg mogelijk bij zijn, zodat je erger kunt voorkomen. Vandaar dat een goede zorgstructuur belangrijk is. Dat geldt vanaf de zwangerschap van de moeder tot dat de kinderen het voortgezet en beroepsonderwijs volgen. De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor een goede zorgstructuur voor kinderen – in elk geval tot hun achttiende jaar.’
Bureau Jeugdzorg
Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam had tot voor kort een belangrijke taak op het gebied van preventie.
Ze bood programma’s aan, variërend van opvoedondersteuning tot de vijf gesprekkenmethode, waarbij ouders met lichte problemen in vijf gesprekken weer op weg worden geholpen. Noom: ‘En vergeet niet dat Bureau Jeugdzorg een belangrijke taak heeft in het ondersteunen van de eerste lijn. Zij heeft immers de kennis waar anderen gebruik van kunnen maken.’ Bureau Jeugdzorg richt zich vanaf dit jaar meer op haar kerntaak en stoot daarom een deel van de preventieve taken af. Wie moeten deze taken nu op zich nemen? Noom: ‘De discussie is nog gaande. De Task Force WMO buigt zich daar ook over en doet voorstellen aan het portefeuillehoudersoverleg. Welke taken horen nog bij Bureau
variant van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Verder suggereert ze dat de GGD opvoedondersteuning zou kunnen uitvoeren. De gemeente kan hierbij gebruik maken van de financiële middelen van de WMO. Noom: ‘De WMO biedt enorm veel kansen.’ Maar biedt de WMO wel voldoende financiële middelen om al die taken op te pakken? Noom: ‘Ik kan niet overzien Financiën wat een en ander gaat kosten. Aan de De Taskforce zal ongetwijfeld tot de andere kant, financieren we nu ook al conclusie komen dat Bureau Jeugdzorg een deel van de preventieve hulp van enkele van die preventieve taken niet de jeugdzorg. Maar ik denk dat we inmeer zal uitvoeren. Die moeten volgens derdaad nog een discussie krijgen over de wethouder worden opgepakt door de vraag of we voldoende financiële het lokaal veld. Noom bedoelt daar middelen hebben om onze taken waar de gemeente mee. Ze geeft als voorte maken. We moeten dat in elk geval beeld het Centrum Jong, de Zaanse scherp in de gaten houden.’ Jeugdzorg en welke taken behoren tot het terrein van het lokaal jeugdbeleid? Nu zit daartussen een grijs gebied waarbij niet duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat grijze gebied moet zo klein mogelijk zijn. Zo moet duidelijk zijn wie die vijf gesprekkenmethode uitvoert en wie de onderwijshulpverlening verzorgt.’
Door: anja gelderm an s
De drempel op school is een stuk lager Centrum Jong in Zaandam richt zich op de preventieve zorg voor gezinnen en kinderen in de leeftijd van min 9 maanden tot 23 jaar. Daarbij werkt het Centrum intensief samen met andere organisaties. ‘Alleen kom je er niet.’
’P
reventie begint bij ons centrum al voor de geboorte’, zegt Monique Schweitz, coördinator van Centrum Jong. In Centrum Jong, dat dit jaar startte, werken vroedvrouwen, het consultatiebureau, schoolartsen,
het sociaal-maatschappelijk werk en jeugdzorg samen onder één dak. ‘De vroedvrouwen zijn heel alert op problemen. Vooral als iemand jong moeder wordt en geen partner of stevig netwerk
heeft. De verloskundigen geven signalen die aanleiding geven tot extra ondersteuning van een ouder zo vroeg mogelijk door aan de jeugdverpleegkundige. Zo kan zij zo vroeg mogelijk hulp bieden.’
Wijkverpleegkundige
Na de geboorte van het kind heeft de wijkverpleegkundige vele malen contact met de moeder en het kind. Schweitz: ‘Jonge moeders maken zich
vaak zorgen over de gezondheid van hun kind. Ze hebben op dat vlak veel vertrouwen in de deskundigheid van wijkverpleegkundigen. Dat maakt het gemakkelijker om andere zaken, zoals opvoedingsproblemen, bespreekbaar te maken. Dat doen we overigens zonder opgeheven vingertje. We staan naast de ouders, we zullen alles uit de kast trekken om ze te helpen.’ Als ouders tweemaal niet op een controle komen, gaat de verpleegkundige op
huisbezoek. ‘Die huisbezoeken zijn echt goud waard, het geeft zoveel inzicht in de leefsituatie van mensen.’ Als er sprake is van problemen, voeren de verpleegkundigen eerst verschillende gesprekken met de ouders. Ook kunnen de ouders deelnemen aan verschillende trainingen, zoals Triple P en videohometrainingen. Schweitz: ‘Ook deze trainingen zijn gebaseerd op het geven van positieve feedback. De vraag is steeds: hoe zou je dit anders kunnen aanpakken?’
Geen knip
Volgens Schweitz is het een enorm voordeel dat het consultatiebureau en de schoolartsen nu samen in één pand zitten. ‘Er zit geen knip meer tussen. Bij een gezin dat jonge en oudere kinderen heeft, kun je nu samen overleggen en eventueel samen op huisbezoek gaan. Je werkt dus niet meer langs elkaar heen. Integendeel, je komt samen vaak tot een betere aanpak.’
F oto : sa k e r ij pk em a
Ouders die zelf vragen hebben, kunnen bij Centrum Jong gebruik maken van het opvoedspreekuur, het inloopspreekuur of – bij zwaardere problemen – het maatschappelijk werk. ‘Ook hierbij proberen we zo laagdrempelig mogelijk te werken. De omgeving is vertrouwd en veilig, dat maakt de stap kleiner om hiervan gebruik te maken.’
‘We staan naast de ouders, we zullen alles uit de kast trekken om ze te helpen.’
7
Om opvoedingsproblemen zo vroeg mogelijk te kunnen signaleren werkt centrum Jong steeds intensiever samen met peuterspeelzalen, politie, woningbouwverenigingen, de moskee en scholen. ‘Zo kun je voorkomen dat problemen escaleren of dat we moeten doorverwijzen. Als je echt iets wilt doen aan opvoedingsproblemen moet je samenwerken. Je hebt elkaar nodig om iets te bereiken.’ Meer informatie: www.centrumjong.nl
Preventie Door: Ma rtin Gerritsen
Ingrid Poort, preventiewerker GGZ Buitenamstel
’Vrienden’ leert positief denken Angst en somberheid. Veel kinderen kampen wel eens met die gevoelens. Soms worden die gevoelens zo prominent dat ze zich ontwikkelen tot een stoornis. Met de training “Vrienden” probeert de kinder- en jeugdpsychiatrie dit te voorkomen. Een gesprek met preventiewerker Ingrid Poort.
’N
Foto: sake rijpkema
a zeven keer zei een van de jongens ineens dat hij de training “wel leuk” vond, terwijl hij alle voorafgaande keren telkens zei: “Dit is saai”. Dat betekent misschien dat hij het positieve van de training ziet of wellicht dat hij heeft geleerd dat je met een positieve opmerking leuke reacties oproept. Wie zal het zeggen?’ Ingrid Poort geeft samen met haar collega Ranoe Sewrattan de training “Vrienden” op het NOVA College. De training is bedoeld voor jongeren die op school angstig, somber of onzeker zijn of minder vriendjes hebben. ‘Dat hoeven niet altijd stille kinderen te zijn’, zegt Ingrid. ‘Onzekerheid kan zich ook uiten in een grote mond, waarbij de jongere zichzelf overschreeuwt.’
Ella Koorn (14 jaar), deelnemer aan de Vriendentraining Door: MARTIN GERRITSEN
‘Gewoon positief denken’ ‘We doen van alles tijdens de Vriendentraining; spelletjes, verhaaltjes… Altijd met de hele groep. Dat is belangrijk voor me, want vroeger durfde ik niets in een groep. Ik was bang dat anderen me uit zouden lachen, dat ze me stom zouden vinden. Tijdens de Vriendentraining merk je dat dat niet zo is. We spelen bijvoorbeeld “Party en Co” waarbij je iets voor de groep moet tekenen of uitbeelden en de groep moet dan raden wat het is. Ik ben nog wel zenuwachtig, maar het gaat best wel goed. Ik voel me veilig in de groep. Je weet dat ze je niet uitlachen. Iedereen zit daar omdat ze een beetje bang zijn of omdat ze niet zoveel zelfvertrouwen hebben.’ ‘Die angst had ik al op de basisschool. Als ik een spreekbeurt moest houden, brak het zweet me aan alle kanten uit. Ik kon niets vertellen, las alles van een blaadje omdat ik bang was iets te vergeten. Ik voelde me soms zo gespannen dat ik in huilen uitbarstte. Alleen als mijn ouders erbij waren, durfde ik iets te vertellen. Het ging pas echt fout toen ik van de basisschool naar het vmbo ging. Dat was dezelfde periode waarin mijn opa overleed. Ik durfde toen niets meer aan m’n ouders te vragen omdat ik dacht dat ze met de dood van mijn opa al genoeg aan hun hoofd hadden. Ik kropte alles op, werd steeds somberder, zag het positieve niet meer...’ ‘De Vriendentraining laat me het positieve weer zien.
Ze vertellen ons bijvoorbeeld een verhaal, waarbij wij moeten zeggen wat de negatieve en positieve kanten van dat verhaal zijn. Maar het gaat ook over dingen die we op school meemaken. Als je een ergens een onvoldoende voor hebt gekregen, kun je daar makkelijk het negatieve van zien. Maar daar schiet je niet zoveel mee op. Je kunt beter kijken hoe het komt dat je een onvoldoende hebt gehaald en hoe je het de volgende keer beter kunt doen. Dan benader je het positief. Op dezelfde manier leren we kijken naar ruzies die we thuis hebben gehad. Hoe is het gegaan? Hoe heb je het aangepakt? Wat is het positieve daarvan? Hoe zou je het de andere keer doen? Eigenlijk weet ik niet precies hoe ik bij de Vriendentraining ben gekomen. Ineens hoorde ik dat ik de volgende dag kon komen. Volgens mij heeft mijn moeder me opgegeven. Ik heb nu acht bijeenkomsten gehad en krijg er dus nog twee. Volgens mij helpt het wel. Nu lach ik soms, ben ik soms echt blij. Het helpt me in elk geval om een beetje respect voor mezelf te hebben. Ik durf nu tijdens trainingen iets voor een groep te zeggen en ik denk dat het me nu ook wel voor de klas zou lukken. Natuurlijk zal het zweet me nog uitbreken, maar ik doe het nu wel. Zonder m’n ouders. Ik weet dat ik nu gewoon moet doen en maar zien waar het uitkomt. Ik moet gewoon positief denken.’
8
Drie pijlers
Het programma heeft drie pijlers, vertelt Ingrid. ‘Herkennen van gevoelens, positief leren denken en oplossen van problemen. Bij het herkennen van gevoelens leren de kinderen alert te zijn op lichaamsuitingen die kunnen wijzen op bijvoorbeeld spanningen of stress, zoals zweten of trilhanden. Als je het verband ziet tussen lichaamsseintjes en stress, kun je eerder en makkelijker op moeilijke situaties anticiperen. Zo kun je ervoor zorgen dat een beginnende buikpijn niet zodanig verergert dat je niet meer naar school kunt.’ ‘De tweede pijler is het positief leren denken’, vervolgt Ingrid. ‘We hebben allemaal de neiging negatief te denken, maar deze kinderen doen dat nadrukkelijker. We kijken daarom samen naar situaties en ontwikkelen daarvoor een positief en een negatief scenario. Het grappige is dat je soms ziet dat de lichaamshouding van een leerling zich aanpast aan het scenario dat hij vertelt. Ze staan rechtop bij een positief scenario en je ziet de schouders hangen bij een negatief scenario. Ze voelen dus letterlijk dat het werkt.’ De derde pijler is het leren oplossen van problemen. Ingrid: ‘We leren hiertoe enkele vaardigheden. Zo laten we zien dat er niet één oplossing hoeft te zijn, maar dat er vaak meerdere oplossingen mogelijk zijn. We doen bijvoorbeeld een opdracht met een ballon, een liniaal en een rol plakband. De leerlingen moeten die ballon van a naar b verplaatsen zonder deze aan te raken. Daar zijn meerdere manieren voor en ik kan inmiddels vertellen dat je de ballon het verst krijgt door deze leeg op een liniaal te plakken en de liniaal vervolgens hard weg te gooien.’ Een andere manier om problemen op te lossen is het opdelen in deelproblemen. ‘Je kunt als een berg tegen een spreekbeurt opzien’, vertelt Ingrid, ‘maar je kunt het geheel opdelen in stappen, zoals het uitzoeken van een onderwerp en het verzamelen van materiaal in de bibliotheek. Je hebt bij elke stap een succeservaring en dat is weer goed voor je zelfvertrouwen.’
Australië
Het programma “Vrienden” is in Australië ontwikkeld en is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie het enige preventieve programma dat bij kinderen effect heeft. Vandaar dat de Amsterdamse kinder- en jeugdpsychiatrie met het programma werkt. Maar iets dat werkt in een land van kangoeroes hoeft nog niet te werken in een land van windmolens. Ingrid merkt na negen bijeenkomsten enig effect. ‘De verschillen zijn nog subtiel, maar ik zie kinderen opbloeien. Je ziet het aan de ogen of merkt het aan onverwachte opmerkingen in de groep. De vraag is natuurlijk of ze dat ook op het schoolplein doen, maar een van de jongens vertelde me pas dat hij het stappenplan had gebruikt om een ruzie op te lossen. En daar doe je het voor.’ Stichting Buitenamstel Geestgronden geeft de training “Vrienden” op het voortgezet onderwijs. Jellinek Mentrum geeft de training op het basisonderwijs. Meer informatie: Ingrid Poort 020 – 788 45 70 of
[email protected]