Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin
jaargang 16 • nummer 1 • maart 2013
In beeld • Opgetild door klank en kleur • zuster Toos Knijff • pagina 4 Eén van hart en ziel • Meer dan overlevers • pagina 14 Religieus Erfgoed • Ontmoeting met Afrika • pagina 22
knrbulletin 1 | 2013
1
1
Redactioneel Het Missionair Servicecentrum Tilburg is pas verhuisd. In dit nummer kunt u lezen over dit project, waaraan religieuzen nog altijd een belangrijk steentje bijdragen. Ook de broeders Kapucijnen van het klooster in Breda gaan verhuizen. Mede hierdoor raakt de boekenkast van broeder Savio Nederstigt ofm cap steeds leger. Het is een troostrijke gedachte dat een mens soms meer wijsheid kan ontlenen aan enkele boeken dan aan bibliotheken vol. Loslaten en onthechten blijft wel een lastig te realiseren ideaal. Volgens Esther van de Vate zijn oudere en jongere religieuzen zo sterk gehecht aan hun eigen Godsbeelden, liturgische vormen en religieuze symbolen dat ze zich maar moeilijk uit hun ‘comfort zone’ laten halen. Het nieuwe KNR-jaarthema Een van hart en ziel. De spiritualiteit van de communio leverde veel kopij op. Hierdoor schoot een terugblik op de KNR-Nieuwjaarsbijeenkomst er bij in. Het voorjaar is in aantocht: een nieuwe lente, eennieuw geluid en deze keer ook een nieuwe opmaak van ons blad. We zijn benieuwd naar uw reacties! De redactie van het bulletin wenst de lezers een Gezegende Veertigdagentijd en Zalig Pasen.
2013
Colofon
Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vier maal per jaar. Door middel van dit bulletin wil de redactie religieuzen in Nederland en belangstellenden informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden.
inhoud In beeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 • Opgetild door klank en kleur. In gesprek met zuster Toos Knijff 4 • Bestuurswisselingen 6 Gerechtigheid en vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 • Aswoensdag bij het Justitieel complex Schiphol. Dinie van ’t Erve 7 Projecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 • Missionair Servicecentrum Tilburg 8 De boekenkast van…. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 • Savio Nederstigt ofm cap 10 Varia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 • Retraites en bezinningsdagen • Boek der Psalmen • Informatie vergaderapparatuur • Huishoudster • ‘Des hommes et des dieux’ • Werken aan een vitale liturgie hier en nu • ‘Vrouwen met passie?!’ Eén van hart en ziel.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Meer dan overlevers. Over de uitdaging van de ‘spiritualiteit van de communio’ en het gesprek tussen de generaties door Esther van de Vate 14 • Gemeenschap, verbinding in gebrokenheid “…daartoe bent u immers geroepen, als ledematen van één lichaam” door Pierre Humblet 18 Religieus erfgoed. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 • Ontmoeting met Afrika. Het erfgoed van de Spiritijnen. Boeken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 • Wiel Logister smm Geraakt door de nederigheid van God • Kees de Groot, Jos Pieper en Willem Putman, Zelf zorgen voor je ziel • Jaarboek voor Liturgie-onderzoek • Jan van Kilsdonk, Dag jongen van licht • Maastricht - Maria Laach. Een pelgrimstocht in acht etappes Goed voor je hart column Ben Verberne msc. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Illustratie voorzijde: Portret van een jonge Benedictijn door Giovanni Francesco Caroto / Kusasi woonerf uit Ghana in het buitenmuseum (Afrika Museum Berg & Dal) Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen
Menslievende zorg. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 • Project ‘Religieus Erfgoed Menslievende Zorg’ door Cynthia Lieshout 30
KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch Redactiesecretariaat/Eindredactie: Will van de Ven T: 073 – 6921321, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl
Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Het volgende nummer van het KNR-bulletin verschijnt in juli 2013. Sluitingsdatum van kopij: 10 juni 2013. 2
knrbulletin 1 | 2013
knrbulletin 1 | 2013
3
in beeld
In beeld Opgetild door klank en kleur In gesprek met zuster Toos Knijff Zuster Toos Knijff is sinds 2009 algemeen overste van de Missiezusters Franciscanessen van Asten. In 1913 is deze congregatie gesticht door de Brabantse pastoor Gerard van Schijndel. Er traden in totaal ongeveer 400 Nederlandse zusters in. In de loop van de tijd werkten zij in Congo, Noorwegen, Indonesië, Aruba, Brazilië en ook in Nederland. Dit jaar vieren de zusters het eeuwfeest. In deze bijdrage blikt zuster Toos terug op de geschiedenis van deze congregatie en op die van haarzelf.
‘Jij algemeen overste??’ Zuster Toos Knijff (Harmelen 1944) is de op twee na jongste zuster van Regio Nederland. Haar besef van de eindigheid van de congregatie is vrij recent: Lange tijd heb ik me niet zo gerealiseerd een van de laatsten der Mohikanen te zijn. Toen ik in 1966 intrad, waren er nog ruim 150 zusters. Natuurlijk wist ik wel dat er al decennia lang een afname was, maar dat was niet merkbaar zolang er nog voldoende zusters waren. Onze congregatie is uitsluitend gesticht voor de missie en die vormde ook mijn motivatie. Gaandeweg heb ik ontdekt dat ik ook hier missionair kan leven. Als je steeds weer probeert je grenzen te verleggen, open te staan voor wie of wat je vreemd is, krijgen veel ontmoetingen een missionair karakter. Als algemeen overste zie ik het als mijn opdracht om het zusterlijk samenleven zo menswaardig mogelijk te maken, zodat we nog altijd iets kunnen uitstralen van franciscaans-missionair leven. Ik geloof dat God in ieder mens een vonkje heeft neergelegd van zichzelf. Het is de kunst dit vuurtje aan te blazen zodat het oplicht en niet voortijdig dooft. Waarom zou je pas bij de uitvaart iemands positieve kanten naar voren halen? Zuster Toos had juist afscheid genomen van haar werk als pastor in Haarlem toen ze tot algemeen over4
knrbulletin 1 | 2013
ste werd gekozen, een aanduiding waar ze niet van gecharmeerd is: ‘Algemeen overste’ vind ik een vreselijke omschrijving omdat het lijkt alsof ik hier de kolonel ben. Ik voel me gewoon medezuster; ik breng in wat ik te bieden heb. Nooit heb ik het hoogste gezag geambieerd en het is niet eenvoudig. Voor mij betekent het: pendelen tussen twee werelden. Tussen mijn leefgroep in Haarlem en de grote communiteit in Asten. Een grote geografische afstand, ook qua leefstijl. Wie ben ik om in het klooster te gaan vertellen hoe het zou moeten? Afgaande op de feedback van de zusters gaat het me toch redelijk goed af. Van een beetje kritiek val ik niet om. Mijn parochiewerk heeft me geleerd niet te groot, maar ook niet te klein over mezelf te denken. Op de PG-afdeling bij de zusters moet ik me iedere week weer opnieuw voorstellen. Voor één zuster vormt dat de aanleiding om te schaterlachen: ‘WAT??? JIJ?? Algemeen Overste?? Dat kan toch helemaal niet?’ Daar word ik vrolijk van, want zo zie ik het zelf ook vaak. Al gaande zal je kracht vermeerderen Als tweede van zeven kinderen groeide ze op in Harmelen waar thuis de Antoniusbode werd gelezen. Zuster Toos: Reeds als kind wilde ik iets met
God; ik voelde me nooit alleen. De kleuren van het glas-in-lood raam van de kerk en de muziek tilden me op. Ze leken aanrakingen van het goddelijke. Ze herinnert zich uit haar tienertijd een missiepater die anders dan gebruikelijk over God sprak: Hij schetste een beeld van God die ons niet controleerde, maar die hoopte dat we zelf zouden ontdekken wat er in ons aan scheppingskracht was neergelegd. Later aan de koffie schamperde een buurvrouw: Als we iedere week zo’n preek krijgen, kunnen we net zo goed thuisblijven. Zuster Toos: Ze trapte me hier echt mee op mijn ziel, maar niemand begreep hoe diep dat ging. Dit werd een scharniermoment in mijn geloof: voortaan was ik geen meeloopster meer. Mijn zoektocht door momenten van verdriet en geluk brachten me bij het klooster. Toen ik eenmaal meer van Franciscus en de missie hoorde, boeide me dat enorm. En later in het parochiewerk was ik onder de indruk van de kracht van vrouwen: zij werden voor mij symbolen van levensmoed zoals bijvoorbeeld Antoinette van Pinxteren het zei: al gaande zal je kracht vermeerderen…. Na de MULO werkte ze enige tijd op een bank. Ze was graag onder jonge mensen en gaf jarenlang leiding aan gidsen in de jeugdbeweging. Hoewel ze veel van kinderen hield, dacht ze
Zuster Toos Knijff
niet per se aan een eigen gezin: Ik wist dat ik vruchtbaar kon leven zonder eigen man en kinderen. Na haar intrede werkte ze in Haarlem in een tehuis voor meisjes met een beperking en volgde het avondgymnasium ter voorbereiding op haar theologie-studie. Zuster Toos: Het waren de inspirerende jaren van de bevrijdingstheologie en van veranderingsgezindheid in de kerken! Via de parochie raakte ik thuis op scholen en ontdekte daar mijn dramaturgische kracht. Ik speelde Jacob en Ezau, Maria en Martha en vele bijbelse thema’s die raakvlakken hebben met de maatschappij van nu (jaloezie, macht, actie en contemplatie). Het is van belang je af te vragen wat je doorgeeft en of je daar zelf ook van leeft. De maatschappij is volop aan het ‘verkleuren’ en onbekend maakt onbemind. Daarom is het goed dat kinderen weet hebben van de verhalen van de grote godsdiensten. Als pastor kreeg ik de zorg voor een grote parochie en zo heb ik veel mensen begeleid, uitvaarten gevierd en kinderen gedoopt. De liefde van mijn jeugd kwam me goed van pas: zingen, stilte, verhalen beluisteren en bidden. Heerlijk om in teamverband een levendige gemeenschap op te bouwen, toen er in parochies nog vernieuwing mogelijk was. Maar al ben je nog zo toegewijd, gewijd word je niet als vrouw en dus ging ik met 65
jaar met pensioen. Tijdens het kapittel van juli 2009 werd ik in het bestuur van de congregatie gekozen. Van toen af leerde ik de congregatie en de zusters ook persoonlijk weer van dichtbij kennen. Je bent er in het klooster niet alleen voor je eigen clubje, maar juist ook als een teken voor daarbuiten. Dat is hetgeen we dit jaar hopen te vieren. Honderd jaar missiezusters In het kader van het eeuwfeest publiceerden de zusters onlangs een fraai geïllustreerd gedenk-boek met vooral veel eigen verhalen van de zusters. Zuster Toos: Tijdens het werken aan het boek heb ik een beter beeld gekregen van een aantal opzienbarende episodes uit onze gezamenlijke geschiedenis. Bijvoorbeeld hoe de zusters tijdens de oorlog in de wijkzorg terecht kwamen, omdat ze toen niet weg konden. Of de opstand in Kongo waardoor de zusters halsoverkop moesten vertrekken en vervolgens hun koers naar Brazilië verlegden. Alsof er geen verschil zou zijn! Noorwegen is weer een ander chapiter, voor velen leek dat land niet een ‘echt missiegebied’. In haar functie als algemeen overste heeft ze diverse malen een bezoek gebracht aan Brazilië, Indonesië en Aruba. Het reizen trekt haar wel, maar het is ook functioneel. Zuster Toos: Ik geniet ervan om van bovenaf te
zien hoe zo’n brede rivier door het landschap meandert: het boeiende spel van licht en donker. Om met de buitenlandse zusters te communiceren probeer ik hun taal te leren. Dat ging me vroeger gemakkelijker af dan tegenwoordig; ik heb nu een tolkzuster nodig. Vijf jaar geleden is de Indonesische regio zelfstandig geworden en ik heb het als een voorrecht ervaren hun gastvrijheid mee te maken. In Brazilië is de situatie niet onproblematisch, vooral doordat de aanwas stokt. Ook daar ben ik diverse malen geweest. Twee Braziliaanse zusters vormen samen met twee Nederlandse zusters en een jurist, die geen lid van de congregatie is, het algemeen bestuur. Daarnaast mogen wij ons gelukkig prijzen met enkele deskundige ondersteuners. Zuster Toos gaat wekelijks enkele dagen naar Asten en spendeert de overige tijd aan het leven in Haarlem. Ze zegt: Tijdens de lange treinreis laaf ik me aan verkwikkende lectuur. Ik houd vooral van poëzie en tot mijn favorieten behoren: Rilke, Brecht, Nijhoff, Szymborska en Judith Herzberg. Mijn dagen zijn gevuld, maar ik voel me gedragen door diverse inspiratiebronnen op mijn pad. Mijn medezusters die elkaars mantelzorgers zijn en warme nabijheid realiseren, evenals de allochtone vrouwen aan wie twee jaar geleden de Nobelprijs voor de vrede is toegekend. knrbulletin 1 | 2013
5
in beeld
in beeld
Gerechtigheid en vrede
Wandkleed gemaakt voor het 75-jarig bestaan van de congregatie door de communiteit van Haarlem
Fietsen, tuinieren en museumbezoek staan ook op haar lijstje. Maar veel vrije tijd heeft ze voorlopig niet, want medio februari gaf ze het startsein voor een aantal feestelijke bijeenkomsten, waarbij de zusters centraal staan. Behalve voor de congregatie is er aandacht voor familie-
Cover gedenkboek
leden, Astense ‘relaties’ en de zusters uit Brazilië, Aruba en Indonesië. Het belooft een mooi oogstjaar te worden, waarin de zusters en hun tocht-genoten dankbaar mogen terugblikken op al hetgeen tot stand is gebracht. W vd V
Bestuurswisselingen Paters van de H. Harten (ss.cc.) –– Jan Munsters, provinciaal overste –– Rogier van Rossum, bestuurslid en vicaris –– Jan Wouters, bestuurslid. Zusters van Liefde van Schijndel –– Zuster Agnes Vos, algemeen overste –– Zuster Miranda van Kleef –– Zuster Engracia Kong –– Zuster Mirjam Litjens –– Zuster Rita Schrurs Missiezusters Dienaressen van de H. Geest –– Zuster Melina Polo, provinciaal overste –– Zuster Geertruidis, Margareth Rood, raadslid –– Zuster Thérèse, Geertruida M. Therese Sander, raadslid –– Zuster Celine P.C., Clare Chacko Padimjareanasseril, raadslid –– Zuster Yuliana Mamuk, raadslid
6
knrbulletin 1 | 2013
Frits ter Kuile verbandt de verklaring, die illegaliteit strafbaar stelt
Aswoensdag bij het Justitieel complex Schiphol Ruim 60 mensen waren op Aswoensdagmiddag bij elkaar gekomen om bij het Justitieel Schipholcomplex een wake te houden, die georganiseerd was door Religieuzen voor Vluchtelingen en het Jeannette Noëlhuis. Dit nieuwe complex is een enorm groot gebouw waar honderden mensen opgesloten zitten die niet over voldoende papieren beschikken om in Nederland te mogen blijven. De viering was sober en indrukwekkend. We begonnen bij de ingang met een welkom en informatie over de mensen die daar gevangen zitten. Frits ter Kuile zei onder meer: ‘We staan stil bij wat er in deze gevangenis met mensen gebeurt. Wij geven een teken van solidariteit aan de grensgevangenen. Tevens maken wij duidelijk dat wij grote vragen hebben bij het opsluiten van mensen die niets misdaan hebben.’ Na een lied: ‘wij die met eigen ogen, de aarde zien verscheurd’ liepen we rond het gebouw. Op verschillende plaatsen stonden we stil om naar teksten te luisteren en te zingen. Intussen zwaaiden we naar de mensen in het gebouw, die achter kleine raampjes te zien waren en terugzwaaiden. Toen we bijna de rondgang voltooid hadden, bleven we staan om palmtakjes te verbranden. Een verklaring dat ille-
galiteit strafbaar is gesteld, werd mede in het vuur gegooid. Ook de Schipholbrand van 2005 werd herdacht. De namen van de overledenen werden met krijt op het asfalt geschreven. Daarna was er gelegenheid om je met as te laten tekenen. De stilte was voelbaar, toen iedereen er gebruik van maakte. We zongen: Attende Domini en na een kring gevormd te hebben, gingen we weer met de bus naar station Amsterdam-Zuid en naar huis. ‘Het was een middag die tot nadenken stemt’, zei een van de deelnemers. Zelf heb ik er grote moeite mee, dat onschuldige mensen opgesloten zitten en niet weten wat er verder met hen gebeurt: ‘hoe lang blijf ik hier? Ga ik uitgezet worden? Naar welk land? Of word ik weer op straat gezet?’ Die onzekerheid is ziekmakend. D i n i e va n ‘ t Erv e
De volgende wakes worden in de veertigdagentijd op de zondagmiddagen van 14.00 – 15.00 gehouden en ook op Goede Vrijdag en Pasen. Ze worden steeds door een andere geloofsgemeenschap voorbereid. Meer informatie op: www.schipholwakes.nl
knrbulletin 1 | 2013
7
in beeld
projecten
Projecten Elk mens doet ertoe In hartje Tilburg, op loopafstand van het Centraal Station, is aan de Gasthuisring het Generalaat van de Fraters van Tilburg gehuisvest. Dit was bijna 170 jaar de plek waar een paar duizend fraters hun vorming kregen en daarna de wereld introkken Sinds kort heeft ook het Missionair Servicecentrum Tilburg daar zijn intrek genomen in een deel van de voormalige fraterbibliotheek. Het is een omvangrijke logistieke operatie, die nog niet voltooid is. Niet alle dozen zijn uitgepakt, de huiskamer oogt leeg zonder meubilair en de server maakt veel herrie. Maar op één hoog genieten mensen van elkaars gezelschap en in de leslokalen op de bovenste verdieping luisteren cursisten aandachtig naar de docente. Directeur Rob van der Zwan (1959) leidt de bezoekster rond en is trots op de betrokkenheid van de mensen: Het was ontroerend om te ervaren hoe onze vaste bezoekers en vrijwilligers zich hebben ingezet om deze nieuwe plek snel weer bewoonbaar te maken. Ze sjouwden met dozen, legden vloertegels en maakten hiermee duidelijk dat het hún centrum is. Oorsprong Aan de wieg van het MST stonden twee congregaties: de Missionarissen van het Heilig Hart (msc) en de
Dochters van O.L.Vrouw van het Heilige Hart (fdnsc). Ze zijn aan elkaar verwant en werken al vanaf 1882 en respectievelijk 1915 in Tilburg. Vanaf de jaren zestig waren leden van beide congregaties op zoek naar manieren om zich in te zetten voor eigentijdse noden, zij wilden hun inspiratie en charisma voortzetten. De plannen waren aanvankelijk nog niet vastomlijnd, men dacht aan een inloopcentrum voor werklozen en vluchtelingen. Langs die lijnen zijn de plannen geleidelijk uitgekristalliseerd. Begin 1988 nam de toenmalige provinciaal overste Ton van Santvoord msc het initiatief tot het nieuwe project. Jaap Rijk, oud-msc’er, die zojuist met vrouw en kind was teruggekeerd uit de Filippijnen zette samen met een aantal msc-ers en fdnsc-ers het Missionair Service Centrum op. Een
geschikte locatie was snel gevonden aan de Bredaseweg, pal naast het monumentale klooster van msc. Pijlers Vanuit die plek groeit het Centrum gedurende enkele decennia uit tot een toevluchtshaven voor mensen die verloren lopen, geen betaald werk hebben, de taal niet spreken, geen idee hebben waar ze terecht kunnen met hun vragen en met hun kwaliteiten. Mensen die voor het eerst in aanraking komen met het MST zijn vaak nieuwsgierig, maar ook een beetje wantrouwig tegenover organisaties met een religieuze achtergrond. Het woord missionair wekt associaties met een achterhaalde wereld van zieltjes winnen en religieuze indoctrinatie. Toch is dat wel het laatste wat de oprichters
voor ogen stond. Zoals zuster Marie Louise Beurskens fdsnc het indertijd zei: Wij zullen hier in Nederland ook de dialoog moeten aangaan. Een dialoog mag niet de bijbedoeling hebben om anderen voor onze visie te winnen. Hoewel er geen strikte scheidsmuren zijn, ontwikkelde zich in de loop der tijd een drietal pijlers van verschillende activiteiten: gastvrijheid, informeel leren en participatie/ondersteuning. In de pijler gastvrijheid staat het ontmoeten centraal. De Huiskamer van het MST is het kloppende hart, waar elke dag tientallen mensen komen voor een praatje bij een kop koffie of thee. Bij het informeel leren – pijler 2 - vormt de voornaamste doelstelling het aanleren van vaardigheden. Na de taallessen zijn de computerlessen het meest gevraagd bij het MST. Ruim 400 taalcursisten, 180 computerleerlingen, ongeveer 150 vrijwilligers en enkele honderden passanten komen regelmatig samen om zichzelf en de ander te verrijken, om mee
te doen aan de samenleving en op die manier elkaars leven (meer) zin te geven. Een aantal hulp- en dienstverleners vormt de kern van de pijler participatie en ondersteuning. Dan gaat het onder meer om vragen rondom sociale zekerheden en asielprocedures. Jaarlijks verwerkt het ombudsteam honderden hulpvragen. Veel mensen raken verdwaald in de papierwinkel van de overheid en hulpverleningsinstanties. Naar verwachting zal de huidige recessie extra werk betekenen voor deze poot van het MST. Rob van der Zwan: De problematiek neemt niet af, maar het is alsof de samenleving het beu is om zich om vluchtelingen te bekommeren. In beweging Het is logisch dat er in bijna 25 jaar veel veranderd is. Uit een kleine organisatie, goeddeels gedragen door vrijwilligers, groeide een gestroomlijnde professionele organisatie van medewerkers en vrijwilligers, die nog
altijd het hart op de juiste plaats hebben. En dat is wezenlijk, want anders lukt het niet om een vertrouwensband op te bouwen met mensen met totaal verschillende achtergronden. In 1996 volgde missioloog Rob van der Zwan Jaap Rijk op en momenteel telt het MST ongeveer 10 FTE’ers. Na enkele jaren samen met twee verwante organisaties het Huis van de Wereld aan de Spoorlaan gevormd te hebben, staat MST thans weer meer op eigen benen. Rob van der Zwan heeft regelmatig overleg met ambtenaren en vanuit de gemeente is er veel waardering voor wat er gebeurt: Soms lijken ze het wel eens jammer te vinden, dat het allemaal zo spontaan gebeurt. Er is ook een constante beweging in de samenstelling van de bezoekers. Het MST kent zijn eigen seizoenen: het ene jaar zijn er opvallend veel Polen in huis, dan voeren Somaliërs de boventoon en momenteel zijn dat - althans in de huiskamer en de hulpverlening – veel zigeuners. Een kleine honderd Roma bezoeken het MST om koffie te drinken, om de straatkrant te kopen of om hulp te vragen voor de bureaucratische papierwinkel. En nee, toeval bestaat niet. Terecht verbindt de lezer de komst van de Roma met het levenswerk van Jan van der Zandt msc. Bestuurslid Lies Alkemade formuleert de kern van MST aldus: Vanuit MST zeggen we: wij zien jou. Je krijgt een kans. Wat zijn je kwaliteiten. In iedere mens zit iets van God, ieder mens is van waarde. We kunnen veel van elkaar leren voordat we teruggaan naar de eeuwigheid. Als we op onze tijdelijke weg de grond van elkaars bestaan leren erkennen. Dit project wordt ondersteund door een bijdrage van de gezamenlijke Nederlandse religieuzen. W vd V
ww.rooihart.nl MST het kloppende hart van Tilburg is een uitgave van het Missionair Servicecentrum Tilburg (MST). Joke Knoop & Arnold Verplancke. ISBN: 978-90-9025620-7 Introductie MST bus met pater Poels 8
knrbulletin 1 | 2013
Optocht naar de Gasthuisring
Roma-vrouw knrbulletin 1 | 2013
9
in beeld
De boekenkast van… …Savio Nederstigt ofm cap Br Savio Nederstigt (Haarlem, 1935) werkte bijna dertig jaar als missionaris in verschillende delen van Indonesië, totdat hij daar in 1993 afscheid nam. Sedert zijn terugkeer in Nederland heeft hij zich vooral gewijd aan de begeleiding van retraitanten. Ter voorbereiding op zijn vertrek uit Breda - het kapucijnenklooster in de Schorsmolenstraat wordt medio april gesloten - is hij bezig met het afstoten van een deel van zijn dierbare boekencollectie. Wanneer hij verneemt dat de verslaggeefster in Nijmegen woont, zegt br Savio: Daar heb ik ook enkele jaren gewoond, ze hebben me zelfs als gardiaan aangesteld. Ik ben bang dat de Heilige Geest toen enkele dagen met vakantie was… ‘de hel’ Jan Nederstigt, de latere broeder Savio, was de oudste in een groot gezin van de groenten-boer: Als kind zat ik aldoor achter moeders rokken; ik was erg aan haar gehecht. Vanaf de tijd dat ik kon lezen heb ik boeken verslonden. Thuis hadden we niet zo veel lectuur. Van een buurjongen leende ik de protestantse kinderbijbel en ik ging ook vaak naar de openbare bibliotheek. Met name de boeken over verre volken - vooral Indonesia - trokken mij. Iedere week kwam ik daar voor een nieuw boek. Hoewel ik soms ook wel speelde, was ik toch vooral een boekenwurm. Op het seminarie lazen we ook veel. Van die periode herinner ik me Het lied van Bernadette. In 1960 is hij tot priester gewijd. Bij die gelegenheid zongen zijn familieleden, voor wie missie en negers eigenlijk identiek waren en die zijn diepe verlangen naar de missie kenden: ‘We zien jou daar nog wel in een klein kerkje met je negerstel’. Br Savio koos uitdrukkelijk voor de 10
knrbulletin 1 | 2013
kapucijnen omdat de leden van deze orde dichtbij het volk actief waren: Ze zaten in het woonwagenwerk, in arme parochies, in gevangenissen, bij de Don Bosco jeugd of in de missie. Vanwege rugproblemen moest nader onderzocht worden of ik wel kapucijn mocht worden. Bij de keuring bleek alles in orde, met uitzondering van de scoliose. Ik droeg een corset en mocht niet naar de tropen. Dat was wel een teleurstelling, maar hij putte onder meer troost uit het hem toebedeelde ‘handwerk’: de zorg voor de kloosterbibliotheek in achtereenvolgens Helmond en Biezenmortel. Br Savio: Die taak bracht met zich mee dat ik soms in ‘de hel’ kwam, waar zich de boeken bevonden, die op de index stonden. Het heeft me niet op het verkeerde pad gebracht. ‘Het gereedschap behorend bij hun vak’ Op de dag dat Kennedy werd neergeschoten – 22 november 1963 – kwam het verlossende woord: br Savio mocht naar Indonesië vertrekken. Op Borneo (Kalimantan) werd hij leraar aan het kleinseminarie en bekwaamde zich in Latijn, de H. Schrift, kerkgeschiedenis, algemene geschiedenis, Engels en Duits. Br Savio: Met zoveel verschillende vakken was het vooral een kunst om de leerlingen enkele lessen vóór te blijven. Mijn studieboeken vormden mijn kapitaal. Indachtig de Regel van Franciscus: En zij mogen de werktuigen en het gereedschap hebben die bij hun vak
horen (hoofdstuk 7, vers 9). Naast zijn docentschap kreeg hij ook een parochie in de binnenlanden toegewezen. De omvang daarvan is vergelijkbaar met die van hedendaagse parochies in Nederland en noopten br Savio tot gemotoriseerd vervoer. Met zichtbaar genoegen herinnert hij zich de 90cc motor, de Solex en tenslotte de Honda cup, die hem in staat stelden de parochianen te bereiken. Vanwege de verslechterende conditie van zijn rug volgde er nu een studieperiode in Rome, waar hij zich volledig wierp op de geschriften van Franciscus. Hierna werkte hij als leraar en novicenmeester op Sumatra en vertaalde hij de Legenda Perugina in het Indonesisch. Dat is een weergave van getuigenissen van de eerste broeders en verhaalt van het begin van de orde. Na zeven jaar waren de Indonesische broeders in staat om het over te nemen. Bij zijn terugkeer naar Nederland was zijn koffer gevuld met het maximaal toegestane gewicht van 20 kilo aan boeken. God blijft scheppen Sinds 1993 heeft br Savio retraites geleid en individueel pastoraat beoefend, onder andere in het Emmauscentrum in Helvoirt en in het Emmausklooster te Velp bij Grave. Helaas namen zijn gezondheidsproblemen toe; naast de rug bleken de ogen zeer kwetsbaar. Broeder Savio: Ik vertelde de oogarts over de gesprekken met mensen in de spreekka-
mer. Ik ben dankbaar dat mijn oren nog goed zijn. Met een heel scherpe lamp kan ik nog wel iets lezen. Wanneer het gesprek zich toespitst op de favoriete boeken van broeder Savio komen herinneringen naar boven aan zijn geliefde heeroom, wiens bidstoel een ereplaats in de kamer inneemt. Broeder Savio: Mijn oom was leraar aan het seminarie, later pastoor. Hij was een uiterst vreugdevolle man, die mij altijd heeft geïnspireerd. Een paar weken voor zijn verscheiden was ik bij hem en vroeg hem om de zegen. Hij zegende me en vroeg toen wederkerig hetzelfde aan mij. Dat was heel bijzonder. Bij gelegenheid van zijn verlof uit Indonesia schonk heeroom 100 gulden en broeder Savio kocht daarvan een prachtig Nederlandstalig dagmissaal: Dit
Br. Savio Nedersigt ofm cap
Bidstoel van heeroom
wilde ik altijd hebben en ik heb het vaak in handen. Het is absoluut het boek waar ik het meest aan gehecht ben. Tweemaal per week bereid ik de Eucharistieviering voor bij de zusters, tweemaal per week ga hier in de kloosterkerk voor en eenmaal in de Sint Joostkapel tegenover de Hema. ’s Avonds tevoren lees en herlees ik de tekst en mediteer erover, hetgeen zich de volgende ochtend herhaalt. Dan weet ik: Genoeg Heer, genoeg heb ik aan Uw woord. Ik kan geen retraites meer geven, maar de zusters en de kerkgangers in de kapel kunnen op mij rekenen. Als tweede in de topvijf van favoriete boeken noemt broeder Savio het getijdenboek, dat hij van zijn heeroom erfde. De geschriften van en over Franciscus hebben zich vanaf zijn verblijf in Rome in hun kritische
rijkdom aan hem geopenbaard. De Legenda Perugina kan hij bijna dromen vanwege de intensiteit die het vertaalwerk met zich meebracht. En de bundel Fonti Franciscane toont, ook na grondig restauratiewerk, sporen van frequent gebruik. Broeder Savio zou moeiteloos een top honderd van boeken kunnen samenstellen. Hij volstaat echter met op te merken dat hij graag in de Naardense bijbel leest: Ik ben er meteen verliefd op geworden, vanwege de beginzinnen. Sinds het begin is God schepper van de hemel en de aarde. Dat wil zeggen dat God nog steeds scheppend bezig is en de mens leidt en troost. Een zeer bemoedigende gedachte, waar ik graag bij stil sta. W vd V
Br Savio Nederstigt figureert in de serie Kloosterverhalen (Verhalis, 2011). De trailer: www.youtube.com/watch?v=taJC8vF8J4E&feature=youtu.be (kies: advertentie overslaan)
knrbulletin 1 | 2013
11
varia | korte berichten
varia | korte berichten
Varia / Korte berichten Retraites en bezinningsdagen Nico Bulter is praktisch theoloog. Hij was docent levensbeschouwing en stafmedewerker HKI, was twintig jaar beleidsmedewerker van de VPW Nederland, projectleider van het project Geestelijk Leiderschap binnen de VPW Nederland, dirigent van liturgische koren en van een popkoor. Inmiddels is hij 65 jaar. Hij heeft ervaring in het geven van retraites en bezinningsdagen. Dat is hem zo goed bevallen dat hij daar graag werk van wil maken. Hij maakt daarbij een directe verbinding tussen muziek en spiritualiteit. Het samen zingen als een bodem voor de gezamenlijke zoektocht naar wat ons draagt en uitdaagt, als bodem voor inleidingen en gesprek. Voor de komende jaren heeft hij muziek en spiritualiteit tot zijn thema gemaakt. Nico Bulter Rozengaard 48, 5283 GH Boxtel 06 34338458,
[email protected]
Boek der Psalmen Aangeboden: een groot aantal exemplaren van het Boek der Psalmen. Het Boek is uit het Hebreeuws vertaald door Ida G.M. Gerhardt en Marie H. van der Zeyde en getoonzet door Benedictijner en Cisterciënzer Monniken (1975, Katholieke Bijbelstichting, Boxtel). Secretariaat van de Zusters Ursulinen van Bergen Nesdijk 31, 1861 MG Bergen 072-5894241 toestel 627
[email protected]
Informatie vergaderapparatuur De broeders van Maastricht (f.i.c.) beschikken sinds kort over nieuwe apparatuur ter ondersteuning van hun vergaderingen van verschillende aard. Al meerdere jaren stellen de broeders deze apparatuur tegen een schappelijke vergoeding beschikbaar aan andere congregaties. Er is binnen de jaarplanning een bescheiden ruimte om nog enkele malen het materiaal of een deel daarvan ter 12
knrbulletin 1 | 2013
beschikking te stellen. Het gaat om een draadloze conferentie installatie van 20 deelnemersposten, waarvan één voorzitterspost. Deze posten kunnen ook voor gebruik door twee personen dienen. De conferentie installatie heeft ook een uitbreiding voor tolken waardoor twee talen naast de vloertaal beschikbaar zijn voor alle deelnemers. Tenslotte is er een zogenaamde Tourguide beschikbaar waardoor tot 20 personen vrij bewegend in een ruimte tot maximaal 2 vertalingen kunnen ontvangen via een soort stethoscoop. Br. Ton van Baaren f.i.c. 043-350 83 73 / 06 55 94 88 46
Huishoudster In De Burgh te Eindhoven zijn de kantoren van Erfgoed Glorieux, het Provincialaat van de Zusters van Barmhartigheid en enkele woonruimten voor de zusters gevestigd. Ter ondersteuning van de dagelijkse gang van zaken zoekt men een (parttime) huishoudster. Voor deze functie zoekt men een medewerker die zelfstandig kan werken, bekend is met de religieuze leefsfeer, gericht is op het bieden van praktische hulp en een klantvriendelijke houding heeft. Hoge eisen stelt men aan betrouwbaarheid, vertrouwelijkheid, presentatie en gedrag. S. de Kock 040-2947538 Functieprofiel bij C. Peels (
[email protected]) www.glorieuxpark.nl www.knr.nl/organisatie/vacatures.asp
‘Des hommes et des dieux’ Op Goede Vrijdag (29 maart 2013) zendt RKK de serene film van Xavier Beauvois uit, over de standvastigheid en vriendschap van acht Franse monniken tijdens de Algerijnse burgeroorlog. Een klooster, ergens hoog in de Maghrebijnse bergen tijdens de jaren negentig. Acht Franse monniken leven er in harmonie met hun islamitische dorpsgenoten. Ze helpen bij hun werk, nemen deel aan festiviteiten en waken over hun gezondheid. Terreur en geweld krijgen echter langzaam maar zeker de overhand in de regio. Ondanks het toenemende gevaar dat
hen omringt, groeit de vastberadenheid onder de monniken om te blijven. Ze blijven, om trouw te zijn aan hun islamitische dorpsgenoten en aan hun roeping. Ze betalen voor deze trouw de hoogste prijs: ze worden ontvoerd en op gruwelijke wijze vermoord. Des hommes et des dieux toont een diep menselijk verhaal over vriendschap, de toewijding aan eenmaal gemaakte keuzes en trouw aan idealen; een confrontatie tussen waarden en de ideologie van het fundamentalisme. Des hommes et des des dieux, 29 maart 2013 om 22.55 uur bij het RKK op Nederland 2
Werken aan een vitale liturgie hier en nu In veel orden en congregaties lopen monniken en monialen, zusters en broeders, aan tegen de grenzen van hun liturgische mogelijkheden. De gemeenschap moet het oude vertrouwde huis verlaten en in een nieuw gebouw trekken. Hoe kan dit weer een levend huis worden? De communiteit wordt ouder of kleiner, maar toch wil je op goede manier liturgie vieren. Je kunt de lat net iets te hoog blijven leggen, maar je kunt ook met elkaar kijken: ‘wat is voor ons in deze concrete situatie, in deze ruimte, met deze mensen een passende manier om Gods lof te zingen en vierend bij elkaar te komen. Hoe vind je weer plezier en vitaliteit in de liturgie?’ ‘Kun je een keer met ons mee kijken naar de inrichting van de nieuwe kapel?’ Een vraag van de zusters Franciscanessen in Aerdenhout. De oude kerk waar de zusters samen kwamen en vierden was te groot geworden; in de nieuwbouw was een mooie ruimte gemaakt voor liturgie. Maar de akoestiek was niet echt goed, de kleuren waren wel heel wit, het liturgisch centrum stond vol. Voor de vertrouwdheid en de overgang naar de nieuwbouw waren beelden en ander liturgisch meubilair uit de oude kerk meegenomen. We hebben toen besloten een bijeenkomst te houden met alle zusters. De belangrijkste vraag was: wat zoek je in de liturgie en hoe kan deze concrete ruimte je daarbij helpen. De betrokkenheid was groot die middag en er werden mooie suggesties gedaan. Het werd ook duidelijk dat rust en stilte zeer op prijs werden gesteld. Aan de hand van die bijeenkomst en eigen expertise heb ik een rapport gemaakt en suggesties gedaan voor inrichting, kleurkeuze, rust op het liturgisch centrum. En naar ik hoor worden langzamerhand de verbeteringen ingevoerd. De broeders trappisten in Zundert hebben me gevraagd om met hen naar de liturgie van de Goede Week te kijken. Dat kun je aan de hand van de boekjes doen, maar dan
krijgt die liturgie nog geen vlees en bloed. We zijn met vrijwel alle broeders gaan oefenen in de kerk. Hoe kom je in de paasnacht van buiten naar binnen, waar staat de doopvont? Zijn er alternatieven en hoe werken die? Door de liturgische onderdelen te doen met elkaar – al is het een oefensituatie –, voel je hoe het werkt en merk je als broeders hoe je in de liturgie ‘staat’. Zo kun je met elkaar werken aan een levende liturgie. De laatste jaren ben ik op diverse plaatsen met monniken of monialen, zusters en broeders, aan het overleggen en oefenen hoe ze de liturgie kunnen vieren in hun eigen specifieke situatie. Natuurlijk moet je dan rekening houden met het feit dat de zusters of broeders/paters ouder worden, of dat de gemeenschap kleiner wordt. En dat vraagt soms om een nieuwe wijze van vieren. Het is vermoeiend zowel voor de gemeenschap zelf als voor de gasten wanneer je merkt dat de groep die viert steeds op de tenen moet lopen. Uitdagend is het om aan de ene kant trouw te zijn aan de traditie en aan de eigen gegroeide wijze van vieren, en aan de andere kant te zoeken naar een manier van vieren die nu recht doet aan de mogelijkheden van deze concrete plaatselijke gemeenschap. Wanneer u daarbij een betrokken meedenker wilt, een liturgist die op de hoogte is van de liturgie in klooster, abdij of priorij, bied ik graag mijn diensten aan. A ndries G ovaart
[email protected] | 0317 426159 | www.andriesgovaart.nl
‘Vrouwen met passie?!’ De commissie vrouwencontacten organiseert in Tilburg een netwerkdag voor vrouwen. Vrouwenorganisaties werken aan zaken die vrouwelijke religieuzen van oudsher na aan het hart liggen. Zusters zoeken vandaag de dag naar manieren om de aandacht voor de positie van vrouwen op de maatschappelijke agenda te houden. Vrouwenorganisaties werken in al hun diversiteit aan zichtbaarheid en kracht van vrouwen. Delen we dezelfde passie? Kunnen we elkaar vinden en versterken in dat wat we belangrijk vinden? Op deze netwerkdag zoeken we rondom een aantal thema’s naar onze passie en mogelijkheden om te komen tot verbinding. De thema’s die voor het voetlicht komen zijn: armoede, onderwijs, vrouwenhandel, stedelijke emancipatie en social media. In de middag zal theologe Maaike de Haardt een inleiding houden over passie en verbinding. Datum: vrijdag 12 april 2012 Aanmelden:
[email protected] Overmaken: (een veelvoud van) €15 op rekening 225908514, t.n.v. KNR ’s-Hertogenbosch o.v.v. Vrouwen met passie?!
knrbulletin 1 | 2013
13
Een van hart en ziel Meer dan overlevers Over de uitdaging van de ‘spiritualiteit van de communio’ Al geruime tijd signaleert de commissie Roepen een toenemende spanning tussen de oudere generatie religieuzen, zij die zich al enkele decennia gesetteld hebben in het religieuze leven, en de jongere generatie die zich met vallen en opstaan een weg baant. Het zijn niet alleen kleine speldenprikjes die te denken geven, zoals terloopse opmerkingen over de zogenaamde ‘preconciliaire’ identiteit van de nieuwkomers, maar ook ernstige gebeurtenissen waarbij de communicatie met een nieuwkomer volledig gestokt lijkt en deze er ten einde raad voor kiest om uit te treden. Zulke verhalen staan in schril contrast met de lichtvoetigheid waarmee jongeren tijdens de Katholieke Jongerendag over kerkgrenzen heen stappen en op een levendige manier met elkaar in gesprek raken. Dergelijke waarnemingen dwingen tot reflectie en waren voor de commissie reden om zich in het verschil tussen de generaties te verdiepen. In deze uitwisseling vielen niet mis te verstane woorden als cultuurclash. Ook werden confronterende vragen gesteld als: hoe kunnen de jonge religieuzen van nú meer zijn dan ‘overlevers’ van in Nederland afbrokkelende instituten? Opstap voor gesprek was het artikel Waarom ze ‘anders’ zijn. Voorboden van een nieuwe generatie zielzorgers van prof. dr. Christoph Jacobs, pastoraal psycholoog en socioloog aan de Theologische Faculteit van Paderborn. Dit artikel gaat uit van de vooronderstelling dat deze tijd om een andere manier van kerk-zijn vraagt dan een halve eeuw geleden. De nieuwe generatie van pastores en religieuzen - de generatie die na ongeveer 1985 aangetreden is - kiest en leeft in het besef dat de kerk een minderheidsgroepering is binnen een post-christelijke samenleving. Voor deze minderheidskerk gelden andere uitdagingen dan voor de ‘brede volkskerk’ van vlak na het tweede Vaticaans Concilie. Deze verandering bewerkt sociologisch gezien een ander ‘profiel’ binnen de nieuwe generatie. De inhoud van het geloof wordt door velen weer duidelijk gesteld. Trouw aan het gezag is daarbij een belangrijke waarde. Wat betreft de kleding worden de puntjes op
de i gezet en ook andere symbolen, tradities en rituelen worden in ere hersteld. Over het algemeen waardeert de oudere generatie deze veranderingsprocessen niet. De auteur schrijft zelfs dat een groot deel van het pastorale personeel de werkelijkheid, die zij moet vormgeven, niet ziet zitten. Een bijkomende factor dat het onbegrip tussen de generaties versterkt, is dat het ‘postmoderne’ levensgevoel zich in de nieuwe generatie genesteld heeft. Zelden is de katholieke traditie nog een vanzelfsprekend gegeven. Slechts weinig zoekers hebben van huis uit nog een traditioneel katholieke leefwijze meegekregen.
Geroepenen van nú kiezen daarom anders en profileren hun katholieke identiteit op een andere wijze dan voorheen. Volgens het artikel wordt de nieuwe generatie op twee fronten uitgedaagd. Allereerst staan ook zij, net als iedere andere christen, voor de evangelische taak om zuurdesem in onze samenleving te zijn. Nu kan een minderheid alleen iets bereiken als zij van haar zaak overtuigd is en stelling durft in te nemen. Welke uitwerking haar boodschap heeft, zal bovendien afhangen van hoe zij de communicatie zoekt. Hoe zoekt zij het gesprek en welke middelen zet zij daarbij in?
Deze uitdaging om de communicatie te zoeken geldt niet minder de interne verhoudingen binnen de kerk. Hier signaleert de auteur dat het grote geheel slechts van de minderheid profiteert, als zij de verschillen van mening en de discussie daarover in haar midden toelaat. Ook de oudere generatie staat dus voor een uitdaging. Hoe pakt zij dit gesprek met de nieuwkomers op? Creëert zij écht ruimte voor ontmoeting? Volgens de auteur zou het een groot geschenk van de oudere generatie zijn, als zij deemoedig afscheid neemt van het tijdperk dat zij een meerderheidskerk was en haar culturele macht bezat. Het zou bovendien een groot geschenk zijn als zij hoogachting zou ontwikkelen voor een jonge generatie, die in een minderheidssituatie onder naar vergelijking ongunstige omstandigheden de verkondiging van het geloof verder draagt. Spiritualiteit van de communio Voor ieder van ons geldt de vraag hoe zij zuurdesem kan zijn in het omvormingsproces dat de kerk en maatschappij doormaakt. Een goed uitgangspunt voor het gesprek tussen de generaties is volgens de commissie te vinden in de spiritualiteit van de communio. In artikel 51 van Vita Consecrata staat: ‘De kerk vertrouwt aan de gemeenschappen van godgewijd leven de bijzondere taak toe om de spiritualiteit van de communio te versterken, allereerst in hun eigen gemeenschap en verder in de gemeenschap van de kerk en daarbuiten, door de dialoog van liefde te openen of ermee door te gaan.’ Deze taak wordt het religieuze leven toebedeeld in de vaste overtuiging dat er liefdevolle krachten vrijkomen wanneer goede vragen gesteld worden, vragen waar ieder zich in herkent. In een dialoog van liefde hoeft geen van de ‘partijen’ zich in te kapselen in het eigen gelijk. Uiteindelijk is het niemand in de kerk om zichzelf te doen. Spiritualiteit van de communio betekent bovendien geen harmonie in
eigen kring. Wel kan het helpen om van binnenuit open te komen voor de motieven en vragen die een ander bezig houden. In het Huis van de Roeping valt het ons bijvoorbeeld op dat de nieuwe generatie op een intense manier bezig is met de ervaring van het kruis, toch niet bepaald een thema dat de laatste decennia op de voorgrond heeft gestaan. Hoe maken wij ruimte voor het gesprek hierover? De uitdaging van de spiritualiteit van de communio reikt verder dan gemeenschapsopbouw en is volop spiritueel te noemen. In Novo millennium ineunte valt te lezen: ‘Een spiritualiteit van de communio betekent tot aandacht in staat te zijn; (…) voor onze broeder of zuster in het geloof door ze te beschouwen als ‘een van de onzen’, hun vreugde en hun lijden te delen, hun verlangens aan te voelen en noden te beantwoorden, door ze een waarachtige, diepe vriendschap aan te bieden. In een spiritualiteit van de communio zijn we in staat om vooral het positieve in de andere te zien, de ander te aanvaarden en te waarderen als een gave van God. (…) Uiteindelijk betekent een spiritualiteit van de communio dat we aan de ander ‘een eigen plaats’ geven, door ‘elkaars lasten’ (Gal. 6, 2) te dragen en door de bekoringen van het egoïsme te overwinnen die ons voortdurend een valstrik spannen en naijver, carrièrezucht en wantrouwen veroorzaken. Laten wij ons geen illusies maken: zonder deze geestelijke groei, kunnen de uitwendige middelen om de communio te realiseren, slechts weinig betekenen. Het zouden eerder gevels zonder ziel of maskers zijn, dan een uitdrukking van de communio of een weg om erin te groeien.’ 1) Hoe dit gesprek te beginnen? Een lastige vraag. Allereerst stelt de spiritualiteit van de communio ieder van ons voor de uitdaging om het Gelaat van de Ander niet in het eigen gelijk maar in het gesprek met de ander te ontdekken. Kleine vingeroefeningen 1) Novo millennium ineunte, deel 4, art. 1.
Portret van een jonge Benedictijn door Giovanni Francesco Caroto
zouden daarbij van dienst kunnen zijn. Christoph Jacobs signaleert hoe de godsvraag wellicht een opening biedt waar ieder zich in kan vinden. De godsvraag roept, zeker nu zich een verandering van een meerderheids- naar een minderheidskerk voltrekt, niet alleen vertrouwen maar ook angstige momenten op. Wat zegt de huidige ‘krimp’ over onze God? Is hij geen steunpilaar meer in onze maatschappij? Hoe en waar toont hij wel zijn kracht? Dit zou een boeiend gesprek kunnen worden. Hoe het gesprek ook opgepakt wordt, de commissie Roepen hoopt in elk geval op een geest van communio. Het is immers niet zonder reden dat Benedictus stelt in zijn Regel: ‘De reden nu waarom wij hebben vastgesteld, dat allen voor het beraad bijeengeroepen moeten worden, is, dat de Heer vaak aan een jongere openbaart wat het beste is.’ E sther van de Vate o . carm .
Genoemd artikel is in het Nederlands vertaald (werkvertaling) door Zr. Madeleine Bouman cps en op te vragen bij
[email protected]
Katholieke Jongerendag 14
knrbulletin 1 | 2013
knrbulletin 1 | 2013
15
een van hart en ziel
Spiritualiteit van de communio teksten om over na te denken…
”
‘De kerk vertrouwt aan de gemeenschappen van godgewijd leven de bijzondere taak toe om de spiritualiteit van de communio te versterken, allereerst binnen hun eigen gemeenschap, en verder in de gemeenschap van de kerk en daarbuiten, door de dialoog van de liefde te openen of ermee door te gaan, met name waar de huidige wereld door etnische haat of zinloos geweld wordt verscheurd.’ Vita Consecrata
” ”
”
‘De keuze voor gelijksoortigheid in de communiteit is niet alleen een belet voor de apostolische beweeglijkheid maar verzwakt ook het geestelijke wezen van de communiteit en ontneemt de kracht van haar getuigenis.’ Religieus leven in gemeenschap
‘Het streven naar minder formalistische, minder autoritaire communiteiten, die liefdevoller zijn en meer openstaan voor ieders deelname, mag gezien worden als een van de meest opvallende vruchten van de vernieuwing.’ Religieus leven in gemeenschap
”
‘De religieuzen zijn als ‘gemeenschapsexperts’ derhalve geroepen om in de kerkelijke gemeenschap en in de wereld getuigen en bewerkers te zijn van het ‘gemeenschapsplan’ dat naar de wil van God het hoogtepunt van de geschiedenis van de mens is.’ Religieus leven in gemeenschap
‘In een spiritualiteit van de communio zijn we in staat om vooral het positieve in de ander te zien, de ander te aanvaarden en te waarderen als een gave van God.’ Novo millenium ineunte
”
‘De religieuze communiteiten zijn geboren, “niet uit bloed noch uit begeerte van het vlees”, niet uit persoonlijke sympathieën of om menselijke motieven, maar “uit God” (Joh 1, 13) door een goddelijke roeping, aangetrokken tot God.’ Religieus leven in gemeenschap 16
knrbulletin 1 | 2013
”
‘De religieuze communiteit is een zichtbaar teken van de communio die het fundament is van de kerk.’ Religieus leven in gemeenschap
”
”
‘De communiteiten kunnen niet alle geschillen vermijden: de eenheid waar zij naar moeten streven komt tot stand door de verzoening. Onvolmaaktheden in de communiteit hoeven ons dus niet te ontmoedigen.’ Religieus leven in gemeenschap
”
‘Daar de religieuze communiteit een Schola Amoris is die helpt te vorderen in de liefde jegens God en jegens de broeders en zusters, wordt zij ook een plaats van algemeen menselijke groei.’ Religieus leven in gemeenschap
‘De weg van bekering van de oude mens die geneigd is zich in zichzelf op te sluiten, naar de nieuwe mens die zich geeft voor de anderen, is lang en moeilijk. De heilige stichters hebben met realisme de moeilijkheden en hinderlagen van deze overgang beklemtoond, in het besef dat het communautaire leven niet geïmproviseerd wordt, dat het niet spontaan ontstaat, en dat het zijn tijd moet hebben.’ Religieus leven in gemeenschap
”
‘De spiritualiteit van de communio kenmerkt het geestelijk klimaat in de kerk aan het begin van het derde millennium, en is dus een taak die het gewijde leven op alle niveaus tot voorbeeld moet zijn en die het actief op moet nemen.’ Faciem Tuam
”
‘Niemand zal in de kerk van zijn of haar persoonlijke dromen wonen, en alle katholieken zullen voor de primaire keuze staan of dat gegeven hen dichtslaat of open laat staan voor nieuwe mogelijkheden. (…) de kerk zal veel dieper moeten beleven wat de pausen en theologen van deze tijd hebben genoemd: de “ecclesiologie van de communio”, want de spanningen die komen te staan op die geest van gemeenschap, zullen immens zijn.’ John Allen in The Future Church
knrbulletin 1 | 2013
17
een van hart en ziel
een van hart en ziel
Gemeenschap, verbinding in gebrokenheid “…daartoe bent u immers geroepen, als ledematen van één lichaam” De KNR is een vreemdsoortige organisatie. Zij verbindt het bonte geheel aan religieuze instituten dat Nederland rijk is, elk met zijn heel eigen charisma en zijn eigen type roeping. Maar hoe verschillend ze ook zijn, het is in religieus perspectief niet deze diversiteit die bepalend is. Kenmerkend is dat al die verschillende charisma’s en roepingen gestalte geven aan één lichaam, verbonden als ze zijn in Christus. Dit jaar heeft de KNR als jaarthema de Spiritualiteit van de Communio gekozen. Uiteraard omdat gemeenschapsleven één van de wezenskenmerken is van religieus leven. Maar dit thema reikt verder. Het appelleert ook aan de beleving van gemeenschap in bredere zin: communio tussen de religieuze instituten onderling, communio binnen de KNR zelf als organisatie en communio met andere geledingen van de kerk. Wat dat betreft liggen de uitdagingen rond dit thema voor het oprapen. Dat is niet nieuw. De worsteling met religieus gemeenschapsleven is van alle eeuwen. Daarop willen we in dit artikel dieper ingaan. Zelfs al in de jonge kerk, zoals we die leren kennen vanuit het nieuwe testament, was gemeenschap een ‘hot item’. Daarom nemen we hier ons startpunt in een passage uit de brief aan de Christenen van Kolosse. Op een bijzondere manier raakt Paulus daarin aan de Spiritualiteit van de Communio, door te schetsen hoe die gestalte krijgt in en door de Communio met Christus.
Ik laat hier eerst de tekst volgen: [9b] Trek de oude mens met zijn gedragingen uit, [10] bekleed u met de nieuwe mens, die wordt vernieuwd tot het ware inzicht, naar het beeld van zijn schepper. [11] Dan is er geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar, Skyth, slaaf, vrije mens. Maar alles in allen is Christus. [12] Bekleed u, als Gods heilige en geliefde uitverkorenen, met tedere ontferming, goedheid, nederigheid, zachtheid en geduld. [13] Verdraag elkaar en vergeef elkaar als de een tegen de ander een grief heeft. Zoals de Heer u vergeven heeft, zo moet ook u vergeven. [14] Voeg bij dit alles de liefde, die de band van de volmaaktheid is. [15] En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe bent u immers geroepen, als ledematen van één lichaam. En wees dankbaar. [16] Laat het woord van Christus in volle rijkdom onder u wonen. 18
knrbulletin 1 | 2013
Leer en vermaan elkaar met alle wijsheid. Zing voor God met een dankbaar hart psalmen, hymnen en geestelijke liederen. [17] Doe alles wat u in woord of daad verricht in de naam van de Heer Jezus, God de Vader dankend door Hem. (Kol 3,9b-17) Paulus geeft hier in een notendop aan waar het om gaat: tedere ontferming, goedheid, nederigheid, zachtheid en geduld; elkaar verdragen en vergeven, en bij dat alles de band van de liefde.1) Zo eenvoudig is dat: volg deze adviezen op en er ontstaat gemeenschap… Wanneer we woorden als deze enkel lezen naar hun oppervlakte-boodschap, ontstaat al snel een romantisch beeld, dat ons verblindt voor de weerbarstige achtergrond. Paulus schreef zijn brieven juist omdat er in de lokale gemeenschappen tal van problemen waren. Zijn brieven dienden in de eerste plaats de gemeenschapsopbouw. Direct voorafgaand
aan de bovenstaande woorden, schrijft hij in alle scherpte: [5] Maak de aardse praktijken dood: ontucht, onzedelijkheid, hartstocht, kwade begeerte en de hebzucht, die gelijk staat met afgoderij. [6] Deze dingen roepen Gods toorn af over de ongehoorzamen. [7] Ook u hebt u indertijd hieraan overgegeven en zo geleefd. [8] Maar nu moet ook u dit alles vaarwel zeggen: woede, drift, kwaadaardigheid, gevloek en vunzige taal! [9] En vertel elkaar geen leugens meer. (Kol 3,9b-17) Paulus spreekt zijn lezers aan op de gebreken in de moraal die de gemeenschap ondermijnen. Maar hij doet dat uiteindelijk niet moraliserend. Hij benadert hen in een sfeer van herbronning, hen terug leidend naar dat wat de spil en de bestaansgrond is van hun verbondenheid: hun gelovige band met Jezus Chris-
Paulus, schrijvend aan zijn brieven. Schilder is waarschijnlijk Valentin de Boulogne.
tus. In allerlei formuleringen wordt dat in dit kleine stukje tekst belicht: –– alles in allen is Christus [11], –– laat de vrede van Christus heersen in uw hart [15], –– laat het woord van Christus in volle rijkdom onder u wonen [16] en –– doe alles wat u in woord of daad verricht in de naam van de Heer Jezus [17]. Gemeenschap is altijd ‘een heidens karwei’, maar los van Christus, die er de verbindende schakel van vormt, is ons christelijk religieus gemeenschapsleven per definitie onmogelijk. Juist in dat verband gebruikt Paulus hier het woord roeping: “En laat de vrede van Christus heersen in uw hart; daartoe bent u immers geroepen, als ledematen van één lichaam.” [15] Het ‘daartoe geroepen zijn’ werkt hier naar twee kanten. Allereerst in de richting van het eerste zinsdeel, dat we kunnen verstaan als de persoonlijke band met Christus: zijn vrede in ons hart. In de tweede plaats in de richting van het derde zinsdeel: als ledematen van één lichaam. Dat wil zeggen dat we juist geroepen zijn áls en tot gemeenschap in Christus. En
misschien heeft in dat opzicht de zinsnede zijn vrede in ons hart, daardoor ook nog een tweede betekenis: zijn vrede in het hart van de gemeenschap. Want zijn we niet juist daartoe geroepen? Een sprong in de tijd – gemeenschap bij de Moderne Devotie In de inleiding schreven we al dat de worsteling met religieus gemeenschapsleven van alle eeuwen is. Het was bijvoorbeeld één van de grondmotieven van de Moderne Devotie. Deze religieuze vernieuwingsbeweging ontstond in de veertiende eeuw, in een tijd waarin de kerk en het toenmalige kloosterleven sterk in verval en hopeloos verdeeld waren. Rudolf Van Dijk beschrijft haar als volgt: “Deze beweging van ‘vernieuwde innigheid’ of ‘innerlijke vernieuwing’ was rond 1375 met Geert Grote te Deventer begonnen. Ze manifesteerde zich – in onvoorwaardelijke trouw aan de kerk en haar traditie – als een dissidente beweging, die het opnam tegen de gevestigde orde. Deze verkeerde op maatschappelijk, kerkelijk en religieus gebied in verval. Tegen
de waan van de dag propageerde de Moderne Devotie de waarde van christelijk gemeenschapsleven, het belang van evangelisch onderbouwd en kindgericht onderwijs, de kracht van de individuele mens die zich zijn eigen roeping tot een persoonlijke verantwoordelijkheid voor kerk en samenleving bewust wordt.” 2) Omdat op dat moment de kerkelijke leiding niet tot gezagvol bestuur in staat was, zocht de beweging vanaf de kerkelijke basis naar herstel van christelijk leven van binnenuit. Geert Grote noemde de kerk vanwege het westers schisma – er waren in die tijd twee pausen – “een `monster met twee koppen’ en beval de verscheurde christenen aan, zich door navolging toe te leggen op een persoonlijke relatie met het ene, onzichtbare hoofd van de kerk, Jezus Christus.” 3) Innerlijke vernieuwing en herstel van het gemeenschapsleven waren de kerndoelen. Concreet hield ‘van onderop beginnen’ voor hen in dat gestart moest worden bij de opvoeding en het onderwijs. Al deze inzet moest nadrukkelijk gefundeerd worden op het evangelie. Evangelisch gemeenschapsleven was het perspectief waarin alle lijnen samen kwamen. knrbulletin 1 | 2013
19
een van hart en ziel
Zoals zo vaak in de geschiedenis van onze kerk, speelde daarbij het beeld van de eerste christengemeenschap uit Handelingen een centrale rol. Kees Waaijman schrijft daarover: “Zoals veel vormen van religieus gemeenschapsleven spiegelt ook het ‘gemene leven’ van de Moderne Devotie zich aan de oergemeente van Jeruzalem: zij waren één van hart en één van ziel en hadden alles gemeenschappelijk. Voor de moderne devoten is dit gemene leven gegrond in God, die het gemeenschappelijkste en algemeenste goed is, waarin wij als beeld van God delen en waarin wij van binnenuit anderen laten delen. Deze grondinspiratie heeft gestalte aangenomen in meerdere vormen van devoot religieus leven. De eerste vorm is die van de zusters en broeders van het gemene leven, die elkaar zonder onderscheid in stand, zonder kloosterregel of gelofte, zonder ordeskleed, hielpen om in armoede en stilte hun weg naar God te zoeken. De tweede vorm is die van de derdeordebeweging, die in 1399 het kapittel van Utrecht stichtte en in de vijftiende eeuw meer dan 160 huizen omvatte. De derde vorm is de kloosterbeweging, die zich vanuit Windesheim (1387) ontwikkelde.” 4) Het al vroeg ontstaan van al deze concrete vormen, laat zien dat de nadruk op ‘innerlijke vernieuwing’ het zoeken naar passende manieren van institutionalisering niet in de weg stond. Dat is ook niet zo vreemd wanneer we bedenken dat het verlangen naar ‘vernieuwde innigheid’ onder andere werd ingegeven door ongenoegens over de bestaande kerkelijke en religieuze instituties. De zo nodige verbetering werd gezocht in “een ‘beweging naar binnen’, een herontdekking van het gebed als de beleving van de intimiteit met God.” 5 ) Zo stelt Thomas van Kempen in zijn beroemde boek De Navolging meteen al in de eerste verzen de relatie tot 20
knrbulletin 1 | 2013
een van hart en ziel
Christus centraal en dit thema zal niet meer uit beeld verdwijnen: “Wie Mij volgt, gaat zijn weg niet in duisternis (Joh 8,12), zegt de Heer. Dit zijn woorden van Christus, waardoor wij worden gewenkt zó ver zijn leven en gedrag uit te beelden als wij waarachtig verlicht willen worden en van alle blindheid van hart bevrijd. Onze hoogste toeleg moet dus zijn: in het leven van Jezus Christus te mediteren.” (I,1,1-3) 6) Navolging betekent in dit verband niet Jezus Christus “na-apen”, benadrukt Rudolf Van Dijk: “Navolging [is] hier bedoeld als uitbeelding (imitemur): de mens wordt gewenkt om te worden wat hij is: ‘als het beeld van God’ (Gn 1,27), geroepen om uit-beeld-ing te zijn van Christus, ‘die het beeld van God is’ (2 Kor 4:4). 7) Een spiegel voor onze tijd? De verleiding is groot om met grote hink-stap-sprongen parallellen te trekken tussen de jonge kerk, de moderne devotie en onze eigen situatie. Is er niet net als toen sprake van een opeenvolging van maatschappelijke crises, waarin mensen het spoor min of meer kwijt zijn? Is er niet ook nu – net als in de veertiende eeuw – sprake van verval van kerkelijke en kloosterlijke-structuren? Zijn er niet net als toen velen die behoefte hebben aan spiritualiteit en zingeving, terwijl ze dat niet lijken te kunnen vinden binnen de oude gevestigde kaders? Parallellen zijn er inderdaad, maar dat betekent niet automatisch dat we die met de toenmalige antwoorden te lijf moeten gaan. Ook hier geldt dat we er niets mee opschieten om na te volgen in de zin van na-apen. Onze hedendaagse initiatieven zullen alleen tot bloei komen en stand houden wanneer ze beantwoorden aan de vragen en behoeften in het hier en
nu. Ze moeten ertoe bijdragen dat we kunnen “uitbeelden”, worden wat jij, ik of wij zijn: geroepen om op eigen wijze beeld van God te zijn. Dat geldt des te meer voor de manier waarop we onze roeping tot communio gestalte geven. Piet Leenhouwers OFMCap pleitte er altijd voor om in het behoeden van het specifiek eigene van ieder religieus instituut, het evangelisch karakter te bewaren dat allen kenmerkt, bij uitstek in het gemeenschapsleven: Zelf zien we dat steeds meer worden tot de eigenlijke kern van ons leven. De kern die wijzelf ook steeds meer benadrukken, steeds weer zien als het wezenlijke: evangelie, evangelisch leven, navolging van Jezus, in een geaccentueerde vorm, uitgedrukt, verwoord en gestalte gekregen in het aanvaarden van een leven volgens drie geloften, drie evangelische raden voor het leven. En dat niet op je eentje, maar juist als groep, als gemeenschap. Zo zien we onze eigen toekomst, in die geest.8) De inwendige vernieuwing waarvoor de Moderne Devoten zich inzetten, was een kritisch gebeuren. Maar haar kracht lag erin dat ze bij zichzelf begon en primair de eigen omvorming – individueel en gemeenschappelijk – voorop stelde. Dat zou wel eens haar belangrijkste boodschap voor ons en ons gemeenschapsleven kunnen zijn. Net als wij, hebben ook zij dagelijks moeten ervaren dat gemeenschap gestalte geven mensenwerk is en blijft. Daarin lopen we tegen grenzen op, van onszelf en van elkaar. Paulus zei het al: wij dragen deze schat in aarden potten: “Dezelfde God die gezegd heeft: ‘Uit de duisternis zal licht schijnen’, heeft zijn licht laten schijnen in ons hart om de kennis te laten stralen van zijn heerlijkheid, die ligt over het gelaat van Jezus Christus. Maar wij dragen deze schat in aarden potten, en zo blijkt dat die over-
Mozïek van Christus in de Aya Sofia. Miljoenen steentjes beelden Hem uit: in hun gezamenlijkheid, maar juist ook door hun verschillende kleuren. De beschadigingen maken zichtbaar dat gemeenschapsleven Hem alleen in verbonden gebrokenheid present kan stellen.
grote kracht van God komt en niet van ons. Van alle kanten worden wij belaagd maar we zitten niet in het nauw; we zijn radeloos maar niet ten einde raad; we worden opgejaagd maar niet in de steek gelaten; neergeveld maar niet gedood.” (II Kor 4,6-9)
Inderdaad, wij dragen deze schat in aarden potten. Het accent ligt dan echter al snel op het slot: “in aarden potten”. Maar laten we niet vergeten dat we vooral een schat dragen: een levende schat, een schat die vooral óns draagt en uitdaagt. Ze roept ons
vooral tot dat wat alleen Zij onder ons kan realiseren: evangelisch gemeenschapsleven dat al onze menselijke beperkingen insluit, en dat juist daardoor sporen kan opleveren van verbinding in gebrokenheid. P ierre H umblet
1 Verschillen in stijl en theologie hebben ertoe geleid dat er onder exegeten discussie is over de vraag of Paulus zelf, of een latere leerling de auteur is van de Kolossenzen-brief. Dat laat ik hier buiten beschouwing. 2 Rudolf van Dijk, Inleiding op de uitgave Geestelijke Opklimmingen van Gerard Zerbolt van Zutphen, vertaald, ingeleid en toegelicht door R.Th.M. van Dijk O.Carm., Titus Brandsma Instituut / Amsterdam University Press, Amsterdam 2011, p. 21. 3 Rudolf van Dijk, De volgorde van de vier boeken, in: Nuchtere mystiek. Navolging van Christus, door Kees Waaijman e.a., Ten Have, Kampen 2006, p. 22. 4 Kees Waaijman, Spiritualiteit. Vormen, Grondslagen, Methoden, Carmelitana – Gent / Kok – Kampen, 2000, p. 186-187. 5 Citaat uit: Volwassen worden in geloof – Dossier theologische studiedag 2007, Grootseminarie Brugge, 2008, p. 16. 6 Vertaling door Rudolf van Dijk, geciteerd uit: De structuur van de navolging, In: Nuchtere mystiek., p. 37. 7 Rudolf van Dijk, De structuur van de navolging, a.w., p. 38. 8 Piet Leenhouwers OFMCap, Toekomst van het religieuze leven, toespraak d.d. 19-1-2001, in: Vinculum. Contactblad van de Vlaamse mannelijke religieuzen, 32 (2001) nr. 3.
knrbulletin 1 | 2013
21
in beeld
religieus erfgoed
Religieus erfgoed Ontmoeting met Afrika Het erfgoed van de Spiritijnen Tot ver in de jaren vijftig van de vorige eeuw organiseerden missionerende orden en congregaties tentoonstellingen om onder een breed publiek belangstelling te wekken en fondsen te werven voor het missiewerk. Vaak bleef het bij een wat exotische illustratie van het missiewerk, meer een attractie dan een serieuze ontmoeting met de Afrikaanse cultuur.
Afrikanen De Spiritijnen vormen een missionerende gemeenschap, die over ruim tweehonderd jaar Afrika-ervaring beschikt en die in de jaren veertig van de negentiende eeuw een nieuw élan ontleende aan Frans Libermann. Lang bleef de belangstelling van westerlingen voor Afrika puur instrumenteel en gericht op Afrikaanse slaven en grondstoffen. Europeanen voelden zich superieur ten opzichte van negers. Frans Libermann echter hield zijn missionarissen voor: ‘Ontdoe je van Europa, zijn gebruiken, zijn geest. Maak jezelf neger met de negers en je zult ze beoordelen zoals ze beoor22
knrbulletin 1 | 2013
deeld moeten worden.’ Met deze wijze raadgevingen begonnen de Spiritijnen hun missioneringswerk in Afrika. En al bleven ook Spiritijnen kinderen van hun tijd en vergaten zij regelmatig om hun Europese bril af te zetten, toch hebben Libermann’s idealen een vruchtbare uitwerking gehad op het werk van de Spiritijnen in Afrika. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de belangrijke bijdrage van de Spiritijnen aan de taalwetenschap. Honderden taalkundige werken hebben de Spiritijnen op hun naam staan in 70 verschillende Afrikaanse talen. Door zijn herhaalde adviezen aan de missionarissen om aandacht te hebben voor levenswijze en gebruiken van het volk waaronder zij werkten, gaf Frans Libermann ook een eerste stimulans tot etnologische studies. Er is vertrouwen nodig om te kunnen doordringen in een vreemde cultuur. Veel missionarissen slaagden daarin en konden op deze manier veel aan het licht brengen van de aanvankelijk zo mysterieuze Afrikaanse cultuur. Spiritijnen hebben met hun aantekeningen, verzamelde spreekwoorden, beschrijvingen van gebruiks- en kunstvoorwerpen, of enkel door mondelinge overdracht van hun ervaringen en kennis, zeer waardevol materiaal aangedragen voor wetenschappelijke onderzoekers.
Afrika in Nederland Temidden van de museumgebouwen en de Afrikaanse woonerven aan de Postweg te Berg en Dal staat een houten landhuis, waar sinds 1953 paters en broeders van de H. Geest wonen. Het was destijds bedoeld als studiehuis voor jonge paters. Pater Bukkems, de toenmalige overste van het huis, had jarenlang als missionaris in Tanzania gewerkt en in de hal van het huis stalde hij wat Afrikaanse voorwerpen uit. Toen hiervoor belangstelling bleek te bestaan ontstond het idee om een Afrika Museum te beginnen. In de villa werden twee grote salonkamers in gebruik genomen als museum en in 1954 werd dit missiemuseum in gebruik genomen. De doelstelling was van het begin af aan een andere dan die van het gebruikelijke rariteitenkabinet. Paters werd nadrukkelijk verzocht om gegevens te noteren over de voorwerpen die ze ten behoeve van het museum verzamelden. Het ging er niet om de bezoekers te laten griezelen, maar om hen te informeren. In de praktijk ter plaatse hebben de missionarissen zelf ontdekt dat de voorwerpen die de Afrikanen sneden, kleurden en bewerkten verbonden zijn met universeel menselijke verlangens, die niet met repressie, maar met begrip en respect bejegend kunnen worden. De collectie
van het Afrika Museum was aanvankelijk sterk geografisch bepaald; de landen waarin niet gemissioneerd werd door de Congregatie van de H. Geest waren niet of nauwelijks vertegenwoordigd. Om het museum aantrekkelijk te maken voor studenten missiologie, etnologie en taalwetenschappen werden een bibliotheek, cartotheek en fototheek opgezet. Die professionele insteek werd in 1956 bevestigd door het onderbrengen van het Afrika Museum in een Stichting met als doel het in wijdere kring culturele, wetenschappelijke en religieuze belangstelling wekken voor Afrika. In 1958 verhuisde het Afrika Museum van de villa in Berg en Dal, waarin een communiteit van de congregatie gehuisvest was, naar een eigen gebouw. Het werd mogelijk om grotere aantallen bezoekers te ontvangen. In datzelfde jaar begon het museum met de bouw van een Afrikaans dorp in het omringende park dat ongeveer vijf hectare groot was. Op de Expo in Brussel werden in 1959 onder andere een Congo-hut, een grote tam-tam en twee Afrikaanse prauwen aangeschaft. De publieke belangstelling groeide met de jaren zodanig, dat het museum in 1967 werd uitgebreid en in 1972 werd het museum nog eens bijna een kwart groter. In 2006 werd de laatste uitbreiding voltooid met
de ingebruikname van een nieuwe tentoonstellingszaal, een nieuw auditorium en een atrium, dat tevens geschikt is voor theateroptredens, voordrachten en symposia. Van verwondering naar bewondering Pater Van Croonenburg CSSp was de eerste directeur van het Centraal Missie Commissariaat (CMC), de voorloper van Mensen met een missie. Zijn toenmalige rechterhand in Den Haag was Ineke Eisenburger. Haar passie als kind was het verzamelen van plaatjes van Afrikaanse mensen. Na haar middelbare schoolopleiding kreeg ze – als zestienjarige! – een baan als secretaresse bij het CMC. Met veel belangstelling bekeek ze de Afrikaanse kunstvoorwerpen, die Van Croonenburg op kantoor had uitgestald. Aangezien hij zelf niet over een rijbewijs beschikte vergezelde ze hem na verloop van tijd regelmatig op zijn tochten door het land om Afrikaanse kunst- en devotievoorwerpen te bezichtigen. Mevrouw Eisenburger: Soms waren we midden in de nacht op pad na de aankoop van Yoruba-beelden bij particulieren in België. Mijn kennis van Afrikaanse beelden heb ik grotendeels aan hem te danken. Hij leerde me in de praktijk waar ik op moest letten om de betekenis en de waarde te kunnen achterhalen. In
het contact met handelaren ondervond ik het nut van ‘domme vragen’ stellen. Na vijf jaar werd Van Croonenburg CSSp benoemd als overste van het huis in Berg en Dal en tot conservator van het museum. Dat vormde ook voor mevrouw Eisenburger de aanleiding om de bakens te verzetten en een functie in het Afrikamuseum te aanvaarden. Voor Van Croonenburg, de grote stimulator van het museum, was de uitgroei van de collectie niet de vrucht van neutrale verzameldrift, maar een kans om de dikwijls uitzonderlijke kwaliteiten van de Afrikanen onder de aandacht te bren-
knrbulletin 1 | 2013
Vormen van verwondering (collectie Afrika Museum)
Uiterst bescheiden begon in 1954 wat nu het ‘Afrika Museum’ heet met een aantal Afrikaanse gebruiksvoorwerpen, die gebruikt waren voor een reeks missietentoonstellingen in Nederland. Deze Africana waren verzameld door leden van de Congregatie van de H. Geest. De Spiritijnen, die aan de wieg van het Afrika Museum stonden, wilden meer presenteren dan een exotisch rariteitenkabinet. Zij wilden de bezoekers in staat stellen om Afrikaanse mensen te ontmoeten in de eigen cultuur en levenswijze en zodoende te ontdekken dat Afrika een oorspronkelijke en rijke cultuur bezit die eerbied en respect afdwingt.
Mw Ineke Eisenburger en P Koos Gordijn
23
religieus erfgoed
Boeken do Geraakt id derighe or de ne Wiel Log
Keti koti festival 2012 in het Afrikamuseum | Foto Loes Creemers
van God ister smm
gen. Dat geldt ook voor mevrouw Eisenburger, die gedurende ruim veertig jaar haar beste krachten aan dit museum gaf. Hoewel haar afscheid als directrice al weer vier geleden is, komt ze nog regelmatig in het museum. Met zichtbaar genoegen haalt ze herinneringen op aan ‘haar’ museum: Ik heb steeds veel vrijheid gekregen van de paters om mijn eigen koers te bepalen. Het intensieve contact met de Afrikaanse spirit heeft mij heel goed gedaan. Als voorbeeld memoreert ze een ingrijpende gebeurtenis in haar leven, de ziekte die haar trof toen ze 33 was. Ineke Eisenburger: Ik had buikkanker en zag als het ware mijn eigen overlijdensadvertentie al voor me. Door middel van visualisaties van krachtige Afrikaanse beelden slaagde ik er in om mezelf op te kikkeren. Na het herstel nam haar dankbaarheid in combinatie met haar schier tomeloze energie vele vormen aan. Ze voltooide haar studie culturele
antropologie en fungeerde als spinin-het-web in de relaties met tal van instellingen en overheden. Ze coördineerde niet alleen een ingrijpende verbouwing van het binnenmuseum, maar ook de uitbreiding van het buitenmuseum, waar ze naast Afrikaanse woonerven plekken creëerde voor flamingo’s, geiten en kippen. Een kruisbestuiving tussen de Afrikaanse en de Europese denkwijzen
kan mooie vruchten afwerpen, dat is de boodschap in het bijna 60-jarige Afrika Museum. En mevrouw Eisenburger stelt: Ik denk en werk vanuit de overtuiging én de ervaring dat er krachten zijn die je door een open en oplettende houding kunt aansporen om je te helpen. Dat is ook een heel Afrikaanse manier van denken. Noem het vertrouwen of meewerken met de genade.
www.afrikamuseum.nl Vormen van verwondering. De geschiedenis en de collecties van het Afrika Museum Berg en Dal. Onder redactie van Jan-Lodewijk Grootaers en Ineke Eisenburger. Afrika Museum 2002.
W vd V
Wiel Log
G
or de eraakt do
m
ister sm
eid van
nederigh
God
lijn van eit in de Spiritualit on de Montfort Grigni is-Marie
Montfortaans erfgoed
Lou
Het boek Geraakt door de nederigheid van God, geschreven door Wiel Logister smm, vormt het onderwerp van onderstaande gedachtenwisseling van de auteur met Will van de Ven. Wat was de aanleiding? In 2011 adviseerde het provinciaal kapittel om in aanloop naar de 300e sterfdag van Montfort in 2016 aandacht te besteden aan de betekenis van zijn bekendste geschrift, de Ware Godsvrucht uit 1712. Het bestuur heeft me toen gevraagd een voorstel op tafel te leggen. Met een vijftal confraters zijn we toen aan het denken geslagen. Stilaan kwamen er ontwerpteksten op tafel. Uiteindelijk was iedereen het eens met de strekking van het boek, al draagt het duidelijk mijn signatuur. Hoe heeft u ontdekt dat God nederig is / zou zijn? Het levensmotto van Montfort luidde ‘God alleen’. Wat houdt dat in? Wie en wat is God voor hem en, nu 300 jaar later, voor ons? Na een schets over het leven van Montfort geeft het tweede hoofdstuk daar een eerste antwoord op, dat daarna wordt aangescherpt aan de hand van de weg die Jezus, Maria en Montfort zijn ge-
gaan. Het boek legt een link tussen de ascetische levenswijze van Montfort en zijn navolging van Christus. Aanvankelijk worden zijn armoede en zijn nederigheid nogal bepaald door het besef dat hij een zondaar is en dat hij zijn zondigheid moet bestrijden. Stilaan komt zijn ascese in een andere horizon te staan en krijgt ze een andere focus: meegaan met Jezus die in Gods naam dienstbaar is aan de mens. Nederigheid berust dan niet langer op een negatieve mensvisie, maar op de dienstbare wijze waarop God met ons is. Welke lezer stond u bij het schrijven voor ogen? We wilden over montfortaanse spiritualiteit schrijven conform de oproep van Vaticanum II (Perfectae Caritatis 2) om ons religieuze erfgoed te herijken en te vernieuwen vanuit de Schrift, de stichter en de actuele cultuur – en wel tegelijkertijd (simul). We hadden daarbij op de eerste plaats onze confraters op het oog, ten tweede collega-religieuzen die voor een soortgelijke uitdaging staan, en ten derde iedereen die op zoek is naar de kern van het Evangelie. Graag zouden we ook jonge mensen bereiken, maar we zijn bang dat
ons jargon en onze context voor hen abracadabra zijn. Heeft u zelf nog nieuwe kostbare parels ontdekt in het Montfortaans erfgoed? Montfort wilde het christendom vernieuwen door te wijzen op de doopbeloften. Die pastorale aanpak was in Frankrijk na het Concilie van Trente al eerder op gang gekomen. Terwijl Montfort de doop ziet tegen de achtergrond van de erfzonde, staat in het boek centraal hoe Jezus zijn leven heeft geleefd in het licht van zijn doop in de Jordaan. Dat werpt ons inziens nieuw licht op de manier waarop Maria met Jezus is meegegaan en op wat christen-zijn inhoudt. We denken hiermee dichtbij de fundamentele impuls van onze stichter te zijn gekomen, ook al komen heel wat van zijn ideeën over de plaats van Maria niet voor in ons verhaal. Hoe ziet het programma van het symposium er uit? Tijdens het symposium op 27 april in Oirschot reageren mensen met een verschillende achtergrond op de aard, inhoud en strekking van het boek. Bijdragen zijn toegezegd door Ger Hautvast (oud-montfortaan), Sanny Bruijns o.carm. (auteur van een boek over Maria), Ben Verberne msc (lid van een congregatie als de onze) en Liesbeth Eugelink (literatuurwetenschapper, momenteel werkt ze aan een proefschrift over literatuur en mystiek).
Wiel Logister smm, Geraakt door de nederigheid van God. Spiritualiteit in de lijn van Louis-Marie Grignion de Montfort. ISBN: 978-90-9027343-3. www.montfortanen-nederland.nl
24
knrbulletin 1 | 2013
knrbulletin 1 | 2013
25
boeken
boeken
Bezinningscentra en hun bezoekers Een groep van sociale wetenschappers en theologen analyseerde het aanbod van 57 centra en bestudeerde de motieven, ervaringen en levensoriëntaties van (bijna) 800 bezoekers. De bundel met bevindingen bestaat uit drie delen: Achtergrond, Onderzoek en Commentaar. Het eerste deel positioneert het verschijnsel nieuwe spiritualiteit in relatie tot de christelijke godsdienst en beschrijft de geschiedenis en actualiteit van het katholicisme in Nederland. Het onderzoeksdeel heeft betrekking op verschillende soorten centra, die het bevorderen van de persoonlijke en spirituele groei van de gasten beogen. Alle centra oriënteren zich eerst en vooral op de eigen joodschristelijke traditie. Opmerkelijk in het gevarieerde aanbod is dat de ruimte voor persoonlijke beleving groter wordt. In de bezinningscentra verbinden religieuze tradities zich vaak met nieuwe vormen van spiritualiteit. De eigen tradities, waarin mystiek en waarheidsvinding van oudsher een grote rol spelen, denk aan christelijke meditatietechnieken, worden dan vaak aangevuld met bijvoorbeeld mindfulness of taoïsme. De belangrijkste positieve effecten die de bezoekers van de centra noemen zijn: ‘vergroten van zelfkennis en zelfontplooiing’, ‘geloofsverdieping’ en ‘toenadering tot de ander’. Onder de bezoekers die een vragenlijst invulden, zijn hoog opgeleide
vrouwen met een christelijke achtergrond over-vertegenwoordigd. De deelnemers aan het onderzoek zijn tussen de 23 en 90 jaar, gemiddeld 61. De mate van verbondenheid met kerk en parochie varieert. De grootste groep van de bezoekers, 48%, noemt zich zowel religieus als spiritueel. Enerzijds hechten zij veel waarde aan het kerkelijk instituut en de bijbehorende leer, anderzijds staat die groep open voor nieuwe spirituele elementen. 24% vindt zichzelf spiritueel, maar niet religieus. Deze groep is relatief jong en bevat veel vrouwen. Zij staan het verst af van de christelijke traditie en hebben veel affiniteit met het boeddhisme, humanisme en andere spirituele invloeden. Van alle ondervraagden zijn deze ‘zuiver spirituelen’ het minst institutioneel gebonden. 16% noemt zich noch religieus, noch spiritueel. Ze geloven maar weinig in een transcendente werkelijkheid. Mogelijk komen in deze groep vooral seculiere humanisten en degenen met enkel een formele christelijke binding samen. 12% zegt religieus maar niet spiritueel ingesteld te zijn. Zij zijn geworteld in de christelijke traditie, sterk verbonden met de parochie en meer gericht op geloofsverdieping. Een aanzienlijke groep bezoekt de centra omdat de spirituele voeding die de parochies biedt hen te karig is. In de centra ervaren zij meer ruimte en aandacht voor hun eigen spirituele weg. Vooral centra die verbonden zijn aan ordes en congregaties hebben meer
vrijheid om op de religieuze markt te opereren en die ‘vrijplaatsfunctie’ achten zij voor zichzelf van belang. Zij willen er kennelijk uitdrukkelijk zijn voor diegenen die zich niet of niet meer volledig herkennen in de meer traditionele koers van de huidige kerkleiding. De resultaten worden nader uitgediept in een drietal uitweidingen. (1) Kan de sterke oververtegenwoordiging van vrouwen verklaard worden? (2) Wat zegt iemand die zichzelf als ‘religieus’ dan wel ‘spiritueel’ beschouwt over haar of zijn affiniteit met de christelijke traditie of de nieuwe spiritualiteit? (3) Hoe verhoudt zich het sociale engagement van de onderzochten tot hun interesse in zelfontplooiing? In het derde deel – Commentaar – houden onderzoekers die niet bij dit onderzoek betrokken waren de opzet en resultaten kritisch tegen het licht. Een van hen stelt bijvoorbeeld de principiële vraag: Moeten christelijke spirituele centra wel inspelen op de nieuwe spiritualiteit? Er zijn niet enkel nieuwe vormen in opkomst, maar ook de inhoud verandert. Religie onttrekt zich vandaag de dag aan de beheersing door een religieuze elite, de wereld raakt hertoverd en de spiritualiteit die dat oplevert, is veelal holistisch. Hierin gaat het om het aanboren van een Levenskracht; iets heel anders dus dan het vereren van de God die zich laat kennen door bestudering van Schrift en Traditie. Willem Marie Speelman betoogt dat
Kees de Groot, Jos Pieper en Willem Putman, Zelf zorgen voor je ziel. De actualiteit van christelijke spirituele centra. Parthenon. ISBN: 9 78079 578498
26
knrbulletin 1 | 2013
Ervaringen van sacraliteit de bezoekers van de spirituele centra zich de traditionele vormen toeeigenen ten behoeve van hun eigen levensorde. Maar dat is volgens hem geen aanleiding tot wantrouwen, want altijd is daarin het goddelijke, het menselijke en het aardse betrokken en daarbinnen doet de godsontmoeting onstuitbaar haar werk. Uitdagingen De centra zien zich geplaatst voor een drietal uitdagingen. Ze trekken vooral christelijke gesocialiseerde bezoekers en maar weinig jongeren; ze hebben moeite om voldoende menskracht en financiën te vinden voor hun voortbestaan en missen soms ook steun binnen de eigen gelederen. Enkele centra, die betrokken waren bij het onderzoek, zijn inmiddels gesloten. Dat illustreert hoe moeilijk het is om bij gebrek aan menskracht en middelen door te gaan (bijvoorbeeld de Kloeze en de Kapel). Volgens de auteurs ontbreekt het de centra aan een duidelijk zicht op de doelgroep, hun achtergronden en hun wensen. Zij suggereren om een aparte op de doelgroep van jongeren afgestemde programmering te ontwikkelen. Deze bundel roept een aantal vragen op met betrekking tot religieus leven in deze tijd en de rol die bezinningscentra daarin kunnen vervullen. Die belangwekkende vragen verdienen een nadere reflectie en exploratie.
Over ‘Kloosters in de moderne cultuur’ biedt het nieuwe Jaarboek voor Liturgie-onderzoek vijf artikelen, die eerder als lezingen werden aangeboden op een expert meeting in Tilburg (23 maart 2012). De teksten passen in het onderzoeksprogramma ‘Holy Ground’ van de Tilburgse onderzoeksgroep Religie en Ritueel en hebben kloosters en abdijen in Nederland als onderzoeksobject. Theoretische concepten als sacred space en musical space worden getoetst aan persoonlijke ervaringen en onderzoeksresultaten. Interessant voor degenen die wetenschappelijk ontwikkelingen in de liturgiewetenschap volgen. Maar ook voor degenen die inhoudelijke belangstelling hebben voor de positie van abdijen in onze cultuur en voor de vraag waarom zich zo velen melden om (korter of langer) te proeven van het monastieke leven of gewoon van de liturgie, de stilte en de regelmaat van leven daar. De ervaringen van bezoekers en van de kloostergemeenschappen met hen worden beschreven en wetenschappelijk geduid. Voor wie geen vreemde is in de wereld van de kloosters (en de eraan gelieerde bezinningscentra) bieden de artikelen van Paul Post (‘Perspectieven op sacraliteit. Op zoek naar actuele sacraliteitstendenties rond kloosters’), Louis van Tongeren (‘Monastieke gastvrijheid en identiteit in
het spanningsveld tussen afstand en nabijheid. Een cultuurhistorische verkenning’), Martin Hoondert (‘Contemplatieve abdijen als musical spaces: vervreemdend en aantrekkelijk’) en van Kees de Groot / Jos Pieper / Willem Putman (‘Nieuwe spiritualiteit in oude kloosters?’) weinig nieuws, al zijn zij zeker lezenswaardig. Anders is het met het artikel van Thomas Quartier (‘Monastische Gütesiegel. Spirituel-liturgische Explorationen zu benediktinischem Stil und Sakralität’). In de loop van het artikel laat hij zien hoe en waarom monastieke liturgie ervaringen van sacraliteit mogelijk maakt (wat niet van alle vormen van liturgie gezegd kan worden). Het lezen van dit artikel zet extra tot denken aan vanwege een aantal parels van citaten als ‘Misschien lijden de kerken en het geweten van de gelovigen meer aan het gebrek aan een stijl, aan het gebrek aan een ongedwongen verhouding tussen geloof en het leven van alle dag, aan het verdwijnen van de directheid in denken, voelen, kijken, dan aan het gebrek aan morele striktheid of aan het gebrek aan het geloof in dogma’s’ (Elmar Salmann osb). Op deze en andere plaatsen in het artikel treedt Quartier buiten het liturgie-wetenschappelijk discours en komt tot algemene theologische en cultuur-filosofische beschouwingen. Ad Leys
W vd V
Het Jaarboek voor Liturgie-onderzoek (deel 28; 2012) is te bestellen bij het Instituut voor Christelijk Cultureel Erfgoed (t.a.v. dr J . Kroesen, Oude Boteringstraat 38, 9712 Groningen of via
[email protected]). Het kost € 25,-.
knrbulletin 1 | 2013
27
boeken
Goed voor je hart Overlevingspakket Van Maastricht naar Maria Laach
Een weergaloos talent tot eerbied Hij was een opmerkelijke verschijning in de Amsterdamse homokroegen, pater Jan van Kilsdonk s.j., bejaard, onberispelijk in pak gekleed, tussen allemaal jonge mannen op zoek naar vertier. Met dezelfde discipline waarmee hij zich als studentenpastor vijf avonden per week, van zeven uur ’s avonds tot een uur ’s nachts toelegde op huisbezoek bij studenten, zette hij na zijn emeritaat in 1982 zijn pastoraat voort op wel heel ongebruikelijke plekken. Hij lichtte ooit in een interview zijn aanpak als volgt toe: ‘Ik stel me meestal in een hoekje op, omdat het daar het best praat, een soort biechthoekje. Vertrouwt iemand me zijn of haar zorgen toe dan schrijf ik vaak de volgende dag nog een brief. Ik ben zeer ingespannen bezig, al sta ik er heel genoeglijk, ik werk wel degelijk, zonder ook maar een half uur te verliezen. Dit type werk is mijn ademhaling.’ Begin jaren ’80 stak ook een tot dan toe onbekend virus de kop op, die met name onder homoseksuele mannen veel slachtoffers aanrichtte.
Het lijden en de ontluistering die aids met zich meebracht waren dramatisch. Pater van Kilsdonk heeft talloze mannen bijgestaan tijdens hun ziekte en stervensproces. Heel vaak hield hij bij afscheidsvieringen op verzoek van de overledene zelf of van zijn vrienden een toespraak. Pierre Valkering, die zelf sinds vele jaren parochiepastor is te Amsterdam, heeft in het op 1 december vorig jaar (Wereld Aids Dag) verschenen boek ‘Dag jongen van licht’ dertig van deze toespraken gebundeld; dertig levensverhalen van zeer uiteenlopende mensen: van bijna ongeschoolde barkeepers tot hooggeleerde professoren. Pater Van Kilsdonk spreekt met liefde over de mannen, zonder de moeilijke kanten van hun levens onbesproken te laten. Uit zijn woorden spreekt een weergaloos talent voor eerbied. Van Kilsdonk verstond de kunst om met diepe eerbied te kijken naar de mensen die hij op zijn pad tegen kwam. Het bijzondere is dat zijn theologische en geestelijke bagage geen obstakel bleek, maar hem juist in staat stelde om de
waarde en schoonheid van de mens vóór hem te ontdekken. Zijn ervaringen leerden hem dat homoseksualiteit geen zonde is, maar een ‘vondst van de Schepper’, ‘een manier van liefhebben met haar eigen grootheid en haar eigen ellende, haar eigen vergezichten en haar eigen grenzen, net zoals iedere koestering en iedere genieting tussen twee stervelingen’, aldus van Kilsdonk. In de toespraken komen bepaalde thema’s rond seksualiteit, ziekte, God en geloof als even zovele rode draden telkens terug. Pierre Valkering heeft deze in een inleidend gedeelte helder uiteengezet en toegelicht. In een periode dat religieuze leiders steeds strakker vasthouden aan regels en wetten, laat Van Kilsdonk zien hoe de overgeleverde religieuze inzichten en wijsheid ons in staat kunnen stellen op heilzame en eerbiedige wijze met mensen om te gaan. ‘Dag jongen van licht’ is daarmee ook een indrukwekkend en vaak ontroerend eerbetoon aan een grootse pastor.
Jan van Kilsdonk, Dag jongen van licht. Toespraken bij het afscheid van homoseksuele mannen. Met een inleiding van Pierre Valkering. Valkhof Pers, 2012
G erard M oorman
De Stichting Pelgrimswegen & Voetpaden (SPV) heeft een rijk geïllustreerd wandelboekje uitgegeven van een achtdaagse wandeling van Maastricht, met de St.Servaasbasiliek als de oudste pelgrimskerk van Nederland, naar een van de meest imposante benedictijner abdijen: Maria Laach in de Vulkaneifel. In de route zijn ook andere religieuze oorden met een rijke en levende traditie opgenomen, zoals Klooster Wittem, Abdij Mamelis, Abdij Kornelimünster, Abdij Mariawald en Kloster Steinfeld. Tijdens deze meerdaagse wandeling door het Limburgse Heuvelland en het Duitse Eifelgebergte valt er naast veel religieus en cultureel erfgoed ook van bijzonder mooi en afwisselend natuurschoon te genieten. Naast een gedetailleerde routebeschrijving (ook van een zuidvariant via het idyllische Eifelstadje Monschau), bevat deze uitgave routekaartjes en veel achtergrondinformatie over wat er onderweg te genieten valt. Er zijn ook suggesties opgenomen over etappe-indelingen, openbaar vervoer naar en van etappeplaatsen en overnachtingsmogelijkheden.
Een jaar geleden, februari 2012, was ik voor een bezoek terug in de Filippijnen. Aanleiding was de uitnodiging van Mensen met een Missie om als deelnemer aan een internationaal samengestelde groep solidair te zijn met mensen van de Provincie Aurora. Vanwege een megatoeristisch project dreigen ze van hun land verdreven te worden. Daags voor ik terugvloog naar Nederland, had ik zomaar een middag vrij! Ik besloot een bezoek te brengen aan Fernando, die ik nog kende uit de tijd toen ik in Agusan werkte. Uit sporadische sms’jes had ik begrepen dat hij tegenwoordig woont in een van de krottenwijken die Manila rijk is. Met een vage adresaanduiding op zak begon ik mijn zoektocht. Vraag niet hoe, maar ik heb hem gevonden. Toen hij achttien werd, had Fernando zijn ouders en de provincie Agusan de rug toegekeerd. Gek gemaakt door verhalen van vrienden, was hij een van die miljoenen, die hun heil zoeken in de grote stad Manila. Daar was, zei men, werk genoeg. Daar was vertier. Daar lagen geld en een gouden toekomst! Maar het bleek niet zo te zijn. Fernando had emplooi gevonden als verzamelaar van afvalplastic op een van de vuilnisbelten van de hoofdstad. Sinds vijf jaar woonde hij samen met Minda. Ze hadden vier kinderen. Voor hen sloeg zijn hart, vertrouwde hij mij toe. Het deed hem pijn dat een leven op de vuilnisbelt het beste was dat hij ze op dit moment kon bieden. Maar, voegde hij er aan toe, ze hebben plezier en ze weten dat we van ze houden. Plezier en liefde, een wonderlijk overlevingspakket op een vuilnisbelt. Probleem is dat tussen de vuilnis en de vliegen zo’n pakket slechts zeer beperkt houdbaar is. B en V erberne
Maastricht - Maria Laach. Een pelgrimstocht in acht etappes kost € 4,95 en is verkrijgbaar in Wittem. 043-4502332 of
[email protected] of www.kloosterboekwinkelwittem.nl
28
knrbulletin 1 | 2013
knrbulletin 1 | 2013
29
Menslievende zorg ‘Religieus Erfgoed Menslievende Zorg’ In opdracht van negen religieuze instituten is in januari van dit jaar een project ‘Religieus Erfgoed Menslievende Zorg’ van start gegaan. De uitvoering van het eerste jaar van dit project is toevertrouwd aan Reliëf, christelijke vereniging van zorgaanbieders, in een samenwerking met Annelies van Heijst en de KNR. Cynthia Lieshout, de stafmedewerker van Reliëf die werkt aan het project, ging hierover in gesprek met Emile Lohman (voorheen bestuursvoorzitter UMC St. Radboud en van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, thans voorzitter van Reliëf) en Annelies van Heijst (hoogleraar Zorg, Cultuur en Caritas aan de Universiteit van Tilburg). Continuïteit Lohman: ‘Het is van belang dat mensen die nu werken in de zorg weten hoe het ooit zo gekomen is met onze zorg. Dat we weet hebben van de geschiedenis van de gezondheidszorg in Nederland. Dat we weten dat er diepgelovige mensen zijn geweest, religieuzen en diaconessen, die vanuit hun roeping zijn gaan zorgen voor zieken en hulpbehoevenden. We spreken nu - en terecht - veel over kwaliteit en professionaliteit . Maar dat is wel dáár en toen begonnen. Als we niet in verbinding blijven met de ‘roots’ doen we ook de inspiratie van mensen die nu in de zorg werken tekort. Natuurlijk is het nu heel anders dan 150 of 100 jaar geleden. Maar tegelijkertijd is het ook zo dat tot op de dag van vandaag er mensen vanuit inspiratie, vanuit een roeping in de zorg aan het werk zijn. Ik ben ervan overtuigd dat het van belang is om juist óók die continuïteit te benoemen. Het steeds opnieuw vertellen van het verhaal van de oorsprong kan mensen helpen hun eigen inspiratie en diepe drijfveren op het spoor te komen. En natuurlijk zullen we dat nu in heel andere termen uitdrukken, zullen we die inspiratie anders benoemen. Maar het gaat om de houding van waaruit je zorgt, het 30
knrbulletin 1 | 2013
gaat om wat je ten diepste raakt. We kunnen heel ingewikkeld doen over zorg, heel instrumenteel kijken naar de techniek, naar de kosten. Maar waar het uiteindelijk om gaat is dat de ene mens zorgt voor de andere. En waarom doen we dat eigenlijk? Die vraag is altijd opnieuw actueel.’ Van Heijst: ‘Vanuit de leerstoel Zorg, Cultuur en Caritas aan de Tilburgse Universiteit kan ik daar enkele dingen aan toevoegen, mijn aandachtsgebied is professioneel zorgdragen in het religieuze verleden en pluriforme heden. Vrouwelijke religieuzen droegen al vanaf de twaalfde eeuw zorg voor medemensen, ze staan in een heel lange cultuurhistorische traditie. Diaconessen hebben daarop in de eerste helft van de negentiende eeuw ingehaakt vanuit protestantse zijde; zij bouwden een goede naam op. Eind negentiende eeuw, toen de verpleegopleidingen in Nederland startten, dreigden katholieke religieuzen de boot te missen. Ze hadden de handen vol aan het bestaande werk en konden moeilijk zusters vrij maken om scholing te ontvangen. Precies in het Amsterdamse Onze Lieve Vrouw Gasthuis, waar Lohman heeft gewerkt, haalde de allereerste groep Nederlandse vrouwelijke religieuzen in 1901 hun verpleegdiploma. Sindsdien haalden
zusters overal in Nederland die opleidingsachterstand in: procentueel gesproken waren zij net zo vaak gediplomeerd als de leken. Er zijn echter ook keerzijden waarvoor we de ogen niet mogen sluiten. Katholieke ziekenhuizen en zorginstellingen zetten tot in de jaren zestig een zuster aan het hoofd van de instelling en als hoofd op de afdelingen. Leken bleven in een ondergeschikte positie, ook als ze beter gekwalificeerd waren; die werden alleen hoofd als er geen zuster meer beschikbaar was. Dat heeft kwaad bloed gezet en dat is een van de oorzaken waarom religieuzen in de canon van de Nederlandse verpleeggeschiedenis, zoals die in Nederland wordt behartigd door het Florence Nigthingale Instituut, geen plaats hebben. Een van de doelstellingen van dit project is dan ook het bijdragen aan een meer complete en integrale canon van de Nederlandse verpleeggeschiedenis, die ook recht doet aan de verdiensten van het religieus verplegen.’ Inspiratie Lohman: ‘Als we ons blijven verhouden tot de inspiratie die zo essentieel was in de zorg van de religieuzen helpt ons dat om nieuwe woorden te vinden voor wat ons nu beweegt. Daarom een erfgoedproject; een er-
Annelies van Heijst
fenis om mee aan de slag te gaan. Zorg is een liefdewerk. In de traditie was dat vanzelfsprekend; als je ieder mens als schepsel, als kind van God ziet, dan is menslievendheid vanzelfsprekend. Maar ook als je dat niet meer uitdrukkelijk zo beleeft, dan is het uiteindelijk toch nog altijd de liefde die ons aanspoort tot de zorg voor elkaar. Daarom vind ik het zo mooi, een project religieus erfgoed menslievende zorg.’ Van Heijst: ‘In trainingen en lezingen die ik in de gezondheidszorg heb gegeven hoor je de werkers vrijuit spreken over wat hen beweegt. De meesten zeggen dat ze voor hun beroep hebben gekozen omdat ze iets voor anderen betekenen en plezier hebben in het omgaan met mensen. Vanuit hun vak kunnen ze lijden verlichten, aandoeningen verhelpen, mensen weer toekomst geven. Of als genezing niet meer mogelijk is, de ander niet alleen laten in zijn of haar ellende.’ Project Lohman: ‘Mensen gaan doorgaans niet in de zorg werken voor de status, of voor het grote geld. Welnee, mensen werken in de zorg omdat ze om mensen geven, omdat ze op de een of andere manier geïnspireerd zijn dat te doen. Maar dat is geen auto-
matisme. Die inspiratie kan op veel manieren onder druk komen staan. Mensen weer ruimte bieden voor reflectie op hun eigen inspiratie, dat is volgens mij wat dit project ook moet doen. Verbinden met de traditie kan helpen om die eigen inspiratie weer op het spoor te komen. Ik ben ervan overtuigd dat dat de zorg ook beter maakt. Reliëf is een natuurlijke bondgenoot voor dit project. Reliëf ziet zichzelf als een vanzelfsprekende erfgenaam van dit religieuze erfgoed. Als je op je gevel hebt staan dat je een christelijke vereniging van zorgaanbieders bent, en je zou juist dit deel veronachtzamen, dan zouden we er niks van begrepen hebben. Wij willen juist dit stokje doorgeven. Helemaal staande in de traditie van de religieuzen, maar ook volop in gesprek met de mensen die nu in de praktijk van de zorg staan. We moeten ons licht niet onder de korenmaat zetten. We mogen trots zijn op waar we vandaan komen, ons onze inspiratie herinneren en dat verhaal vertellen om mensen nu ook op het spoor van hun eigen inspiratie te brengen. Wat is nu mooier dan daar een bijdrage aan te mogen leveren?’ Van Heijst: ‘Als je open staat voor noden van anderen, ben je eigenlijk nooit klaar. Behoefte aan zorg, troost, aandacht is er eigenlijk altijd.
Emile Lohman
Religieuzen zien het als hun roeping daarvoor open te staan en laten zich inspireren door het leven van Jezus. Spiritualiteit en zorg horen, zo bezien, bij elkaar. Veel hedendaagse werkers in de zorg zijn daar eveneens gevoelig voor, ook als ze het voor zichzelf niet in een godsdienstig kader plaatsen. In mijn boeken over zorg heb ik geprobeerd om een brug te slaan tussen de traditie van religieuzen en die werkers van nu. Dat heb ik ‘menslievende zorg’ genoemd. Het mooie is dat zowel religieuzen als zorgprofessionals die term aansprekend en herkenbaar vinden. De kern is dat er zó voor kwetsbare mensen wordt gezorgd dat ze er baat bij hebben en zij zich gezien voelen en in hun waarde gelaten.’ Als het ons met dit project lukt om bij te dragen aan het slaan van die brug, waar Annelies van Heijst hiervoor over sprak, dan doen we zowel recht aan de traditie en het erfgoed van de religieuzen én aan de bezieling en inspiratie van de werkers van nu. Wat een mooie doelstelling om aan te werken! C y nthia L ieshout
knrbulletin 1 | 2013
31
Agenda
2013
14 maart 20 maart 4 april 9 april 12 april 17 april 18 april 19 april 23 april 28 mei 6 juni 14 september 24 september 9 november 14 november 10 oktober 31 oktober
Bijeenkomst beleidsmedewerkers – ’s- HERTOGENBOSCH Regiobijeenkomst – TILBURG Regiobijeenkomst – HEEMSTEDE Regiobijeenkomst – NIJMEGEN Netwerkdag Vrouwen met Passie?! – TILBURG Regiobijeenkomst - MAASTRICHT Bijeenkomst over buitenlandse priesterreligieuzen - ’s-HERTOGENBOSCH Atelier Huis van de Roeping Regiobijeenkomst – ‘s-HERTOGENBOSCH KNR Religieuzenprijs – ‘s-HERTOGENBOSCH AV-KNR Nationale vredesdag – ‘s-HERTOGENBOSCH 17e bijeenkomst kleine congregaties – ‘s-HERTOGENBOSCH KRL-dag – ‘s-HERTOGENBOSCH AV-KNR Tweedaagse ontmoeting rond jaarthema - DENEKAMP COI- studiedag over ‘nieuwe evangelisatie’ - NIJMEGEN
Oproep voor foto’s jaarthema
‘Eén van hart en ziel’ Spiritualiteit van de communio In het kader van het jaarthema ‘Eén van hart en ziel’ Spiritualiteit van de communio is de voorbereidingsgroep op zoek naar markante foto’s die een beeld geven van het communiteitsleven. Dit hoeven geen groepsportretten te zijn. Het liefst ontvangt de voorbereidingsgroep foto’s die de kracht of de eigenheid van het communiteitsleven laten zien. Een rijtje met klompen of een ontbijttafel met ieders favoriete broodbeleg kan bijvoorbeeld in één oogopslag duidelijk maken hoe het dagelijks leven er binnen een bepaalde gemeenschap uitziet. Bij voldoende inzendingen zullen de foto’s gebruikt worden voor een collage in het Bulletin. Foto’s, met instemming van de betrokkenen en het liefst digitaal, toesturen aan Esther van de Vate:
[email protected]. Bij voorbaat hartelijk dank! Foto: Doppende zusters rond reftertafel (Guus Bekooy, collectie MRK) 32
knrbulletin 1 | 2013