Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin
jaargang 11 • nummer 1 • maart 2008
Wat ontbreekt mij nog? Zo luidt de titel van het elfde deel van de serie
Gedachten over herbronning. Pierre Humblet zal in zijn bijdrage duidelijk maken dat deze vraag niet alleen past in deze Veertigdagentijd, maar ook aansluit bij hetgeen ons in 2008, het Jaar van het Religieus Erfgoed, bezig houdt. Religieus erfgoed is natuurlijk een heel ruim begrip. We kunnen hierbij denken aan gebouwen, afbeeldingen en voorwerpen, maar ook aan tradities en geloofsvoorstellingen. Religieus erfgoed omvat echter nog meer, namelijk het werk van religieus bewogen mensen en de grondhouding van waaruit zij opereren. Vanuit die optiek heeft Peter Nissen in een recente lezing vier terreinen genoemd waarop het immateriële erfgoed van de Nederlandse religieuzen aanwijsbaar is. Een samenvatting hiervan vindt u in dit nummer. Onder het motto Wat beweegt jou? zetten ruim zestig kloosters verspreid over heel Nederland op zondag 13 april 2008 hun deuren open. Belangstellenden kunnen stil staan bij de in kunst en architectuur vertaalde inspiratie en leefwijze van generaties van religieuzen. Daarnaast kunnen zij kennismaken met de inspiratie en leefwijze van eigentijdse religieuzen. Binnen onze traditie bestaat in het algemeen minder waardering voor het stoffelijke dan voor het geestelijke. Ook waar het ons religieuze erfgoed betreft is aandacht voor de materie snel verdacht. Geest en inhoud vinden wij immers zoveel wezenlijker dan lichaam en vorm. Misschien kunnen we het Jaar van het Religieus Erfgoed ervaren als een aanmoediging of uitnodiging om te proberen de tweedeling materie – geest te overstijgen. Zodat we opnieuw geraakt kunnen worden door de schoonheid van steen, hout, taal of vlees geworden geloof. Dat kan door voor-geschreven associaties los te laten. Voorbij de angst komt er dan in de overgave een antwoord op de vraag. Zó bekijkt de dichter C.O. Jellema ‘zijn’ piepkleine (gesloten) Romaanse kerkje in het Groningse land: Kleine mummie van steen zonder hart, tabernakel, zonder plaats voor een wijkaars, bescherm je met jouw lichaam ons landschap als bodem voor hemel? Ik vraag maar.
(fragment uit: Kerkje van Fransum)
inhoud Besturen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 • Kom en leef Je uit in mij. In gesprek met Kees van den Muijsenberg ofm. cap. 4 • Aangenaam: Ton Peek 7 • Bestuurswisselingen 8 Gerechtigheid & Vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 • Je geld en je leven WRGV – Gerard Moorman 8 • Studiemiddag NRV 10 • De rechtspositie van kinderen met een 1F-ouder - Justitia et Pax 11 Varia / korte berichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 • Sister Act 12 • Woonruimte aangeboden 12 • Rey der Vrouwen 13
2008 Colofon
Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vijf maal per jaar. Middels dit bulletin wil de redactie de religieuzen in Nederland en hun bondgenoten informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden. Illustratie voorzijde: Sister Act. Fotograaf: Stefan Heijdendael Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen Druk: Drukkerij Berne, Heeswijk-Dinther KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch T: 073 - 6921321, F: 073 - 6921322, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer: 15 april 2008
Bijeenkomsten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Erfgoed van Nederlandse religieuzen. Lezing door Peter Nissen 14 Jongeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 • Franciscaans Jongerenwerk - Sjoerd Hertog ofm 16 Boeken & brochures.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 • De Kovel 18 • Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland - J.A. de Kok ofm. 19 • Job - Joseph Roth 20 • Brieven van Bernadette - Patrick Chatelion Counet 21 • Je ziel zal leven - Beatrijs Corveleyn & Herman de Vos ofm cap 21 Internationalisering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 • Onder het masker van aanpassing. Tom Boesten 22 Projecten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 • Leerstoel religie en gender 24 Religieus leven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 • Om tot je Bestemming te komen – de Nikola-kommuniteit in Utrecht 25 • Het intreden van jongeren in het religieuze leven 27 • Wat ontbreekt mij nog? Gedachten over herbronning (11). Pierre Humblet 28 Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
besturen
Besturen Op meer persoonlijk vlak resoneert nu een
Kom en leef Je uit in mij
dichterlijk woord in mijn eigen religieuze
In gesprek met met Kees van den Muijsenberg ofm. cap. Kees van den Muijsenberg ofm. cap. is sinds 2005 minister-provinciaal van de Kapucijnen, een religieus instituut waarvan de Nederlandse provincie anno 2008 110 leden telt. Er zijn conventen in Breda, Velp en Den Bosch en in Tilburg staat een kloosterverzorgingshuis. De Nederlandse Kapucijnen waren en zijn werkzaam in verschillende continenten. In de werkkamer van de provinciaal aan de Van der Does de Willeboissingel in Den Bosch bevinden zich dan ook kleurrijke kleden uit Indonesia, Canada,Tanzania en Chili, meegebracht van recente reizen. Er hangen ook diverse afbeeldingen van Franciscus en er zijn tal van (gebruiks)voorwerpen, die de herinnering levendig houden aan de conventen in Nederland, die inmiddels gesloten zijn. Kees van den Muijsenberg (Hoeven, 1956) werd geboren als de jongste van vijf kinderen in het gezin van een dorpssmid. Toen Kees 13 jaar oud was overleed zijn moeder, een drama waarvan de volle omvang pas veel later tot hem doordrong. Zijn vader hertrouwde en Kees is deze vrouw, zijn tweede moeder, tot het einde toe nabij geweest. Kees’ broer en zijn drie zussen werden allen vrij jong zelf geconfronteerd met ziekte en dood. Zijn jongste zus overleed twee jaar terug op 56 jarige leeftijd, zijn beide andere zussen zijn ernstig ziek (kanker en chronische spierziekte) en zijn broer kampt met de gevolgen van een zwaar herseninfarct. Kees realiseert zich als geen ander hoe kostbaar gezondheid is. Vorming In het West-Brabantse Hoeven van zijn jeugdjaren maakten de grote verschillen in welstand grote indruk op hem. Kees: In de klas wist je precies wie er arm was of rijk; je zag het aan de kle-
4
k nr bu l let in 1 | 2008
ren, de huizen. Reeds als kind voelde hij zich verbonden met de minderbedeelden. Geleid door een religieuze inslag ging Kees aan het einde van de middelbare school op zoek naar manieren om zijn religiositeit vorm te geven. Herkenning en inspiratie vond hij bij Franciscus, die immers de eenvoud propageerde als de weg waarlangs mensen God op het spoor kunnen komen. Kees kwam bij de Kapucijnen terecht, simpelweg omdat hem voor ogen stond om missionaris te worden. Kees: De eenvoud van leven is erg mooi en diep verankerd in het kapucijnenleven. In de franciscaanse geest staat een manier van leven centraal, die het verlangen naar verbondenheid met de kleine mens heel diep in zich draagt. Hij verlangde sterk naar een eenvoudig en sober leven als broeder temidden van mensen en vond het belangrijk om tussen de armen te gaan leven. In het noviciaat mocht hij deel uit maken van een arbeidersfraterniteit in Amsterdam. Het was een grote overgang, van een scho-
lierenbestaan in West-Brabant naar het aspirant lidmaatschap van een religieuze gemeenschap in een stad als Amsterdam. De keuze voor het religieuze leven was voor de meeste van zijn leeftijdsgenoten allerminst vanzelfsprekend. Kees werkte een jaar als lasser in een metaalbedrijf en dat was nodig om twijfels te overwinnen. Na zijn initiële vorming tot Kapucijn kreeg Kees het advies om te gaan studeren. Dat gebeurde aan de Theologische Faculteit in Tilburg en hij kreeg er veel plezier in. Kees: Het sneed als een mes in de boter. Hij specialiseerde zich in dogmatiek en zijn scriptie behandelde een typisch franciscaans onderwerp, namelijk ‘leven zonder eigendom’. Geleidelijk vervlakte zijn verlangen om missionaris te worden; in de missie waren er immers roepingen en in Nederland niet meer. Aan het eind van de studie kwam Kees via een kerkelijk stagejaar in het basispastoraat terecht, wat hem prima af ging. Na een kort studie-intermezzo in Rome (francis-
er varing: ‘Jij hebt mij aangeraakt. Ik ben niet meer van mijzelf. Jij hebt mij geraakt.’ Kees van den Muijsenberg
caanse spiritualiteit) kon hij zich dan ook met hart en ziel geruime tijd inzetten in het pastoraat. Als basispastor in Heumen, Neder- en Overasselt beleefde hij de mooiste tijd van zijn leven. Mensen nabij zijn in het dagelijks leven; dàt aspect van zijn werk schonk en schenkt hem een intense vreugde. Voeding Nog steeds ervaart Kees pastores als bondgenoten, die in het huidige tijdsgewricht ver met mensen meegaan en proberen om hen in hun zoektocht nabij te zijn: Wat mij boeit is bijna autobiografisch bepaald: een modern mens zijn, meegroeien met de tijd en hedendaagse ervaringen religieus vertalen en vorm geven. Hij waardeert anderen die heel rustig vanuit een diepe mens- en Gods-verbondenheid kunnen leven. Zelf is hij een zeer emotioneel reagerend mens ofschoon hij uiterlijk vaak de rust zelve lijkt. Wie hem in actie heeft gezien als voorganger in vieringen weet hoe doorleefd hij teksten uit kan spreken. Kees is er van overtuigd dat veel mensen geëngageerd zijn en zich belangeloos inzetten: bijvoorbeeld in wereld-
winkels, gaarkeukens, bij de opvang van allochtonen en in de mantelzorg. Dergelijke mensen zijn niet per se kerkelijk gebonden, maar zij vormen een eigen netwerk en hun inzet wordt gemotiveerd vanuit een authentiek verlangen om goed te doen. Helaas is er vanuit de kerk weinig waardering voor dergelijke buitenkerkelijke initiatieven. Volgens Kees is er ook in het religieuze leven nog steeds een monopolie-positie weggelegd voor datgene wat aansluit bij de traditie: Hierdoor lijden alle vernieuwingspogingen op den duur schipbreuk. Nieuwe initiatieven worden gesmoord en overweldigd door de grote massieve katholieke kerk en dat is jammer, want daardoor wordt de kerk uiteindelijk zèlf uitgehold. Jongeren vinden niets van hun eigenheid terug in de kerk. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze wegblijven. In veel vieringen wordt een taal van 40 jaar geleden gehanteerd. Maar het is wezenlijk om in eigentijdse taal te kunnen bidden, want een gebed is een intiem gebeuren. In de periode dat hij in het basispastoraat werkte ontspande hij zich door eenmaal per week een lange fietstocht te maken (100 km en meer).
De laatste jaren ontbrak het aan tijd en energie voor zulke dagtochten en kwamen er kortere uitstapjes voor in de plaats, bijvoorbeeld per kano. Zijn favoriete vakantieverblijf is de laatste jaren een camping ergens in Nederland, Luxemburg of Frankrijk, liefst bij een riviertje of een meertje om in te duiken. Hij voedt zich ook met verschillende typen lectuur. Nog altijd zijn de boeken van Etty Hillesum, Egied van Broeckhoven en Cia Tressel (mystica) heel belangrijk voor hem. En verder met name de Geschriften van Franciscus. Een boek dat kort geleden veel indruk op hem maakte was ‘De Vliegeraar’ van Khaled Hosseini. Op TV volgt hij het nieuws of kijkt hij naar programma’s, waarin de levensloop van mensen wordt verbeeld, bijvoorbeeld van een schilder, een politicus, een moeder of een schrijver/ster. Dat heeft te maken met zijn belangstelling voor mensen en de wegen die zij gaan. Wanneer in een film de lotgevallen van een bepaalde hoofdpersoon indringend worden geschetst - zoals in ‘De Pianist’of in sommige films van Ingmar Bergman - gaat hij daar graag voor zitten.
k nr bu l let in 1 | 2008
5
besturen Toekomst van het instituut Kees: Het is een bijzondere paradox dat we als Kapucijnen en als navolgers van Franciscus kozen voor een aparte gemarginaliseerde positie in de kerk, terwijl we vandaar uit altijd met een kritische inslag aanwezig waren in het hart van de kerk en van de maatschappij. Voor de Nederlandse provincie is een cruciale fase aangebroken, nu naar verwachting de komende decennia het einde in zicht komt. Kees: Dat is niet erg: de broeders hebben uitstekend gewerkt toen kerk en samenleving hen voortbracht en nodig had. Onze broederschap staat nu grotendeels buiten de maatschappij, heeft het contact met jongeren en met modern denkende mensen goeddeels verloren. Onze feitelijke vorm van (klooster-) leven spreekt niet meer aan vanwege tal van factoren en mag daarom uitsterven: deze heeft echt zijn tijd gehad. Na jarenlange inzet van menskracht en middelen voor roepingen komen we nu tot de conclusie dat we in onze broederschap geen jongeren – geen nieuwe broeders - meer mogen aannemen. In het Zuiden van de wereld is nu nog veel groei, zoals hier in het eerste kwart van de vorige eeuw, maar houdt die groei aan wanneer daar sociaal-economische vooruitgang komt en wanneer de kerk als bindmiddel niet meer nodig is, zoals dat nu bij ons het geval is? In een open brief aan zijn confraters beschreef minister-provinciaal Kees van den Muijsenberg vorig jaar hoe deze ontwikkelingen passen in een geestelijk groeiproces: Loslaten van datgene en diegene die je zelf qua functie, gezondheid, sociaal-kerkelijk leven en invloed niet meer bent: dat kan pijn doen. Maar een zegen is het voor jezelf en voor iedereen als dat verdriet … werkelijk kan worden toegelaten en uitgroeien naar inzet en zelfgave die nog wel degelijk mogelijk zijn - al is het zo anders.
6
k nr bu l let in 1 | 2008
besturen
Als realiteitszin mag doorbreken en ontvangen kan worden met een vrijmakende glimlach die ruimte geeft en vertrouwen. Die van jou weer even een bevrijde broeder maakt. Voor ons als minderbroeders is loslaten zonder enige twijfel een rode draad in ons hele leven. Franciscus leert het je al als je aan ons leven begint: neem niets mee voor onderweg, hecht je niet aan een huis of verblijfplaats, weet dat je functies jou voor korte tijd gegeven worden en vereenzelvig je functie niet met wie jij als mens en minderbroeder bent, weet dat alles je gegeven is. Al is het tegelijkertijd onmiskenbaar dat we veel moeten loslaten, we leven als broederschap op goed bewerkte rijke en vruchtbare aarde. Laten we niet verkrampen, en actief ruimte geven aan de zaadjes die nog volop in die rijke aarde zitten. Inspiratie Kees van den Muijsenberg beschouwt het Evangelie als een prachtig verhaal over God en mens zoals in Jezus aan ons bekend geworden, eindeloos inspirerend in allerlei varianten. Maar wie hem daarnaast het meest inspireert is in feite altijd nog Franciscus van Assisi zelf. Zijn priesterwijding (1986) had als motto Vermaning 18: ‘Gelukkig hij die zijn naaste in al diens broosheid draagt zoals hijzelf door hem gedragen zou willen worden als hij in een soortgelijke situatie zou verkeren.’ Ook vers 29 uit de Brief aan de hele Orde vindt hij prachtig: ‘Houdt niets van jezelf voor jezelf, opdat Hij die zich geheel aan jou geeft, Zich geheel aan jou geven kan.’ . Vers 29 gaat eigenlijk over de Eucharistie; het is een mystiek vers van uitwisseling, een oproep aan mensen om zich helemaal open te stellen. Franciscus beschouwde de Eucharistie als het concentratiepunt van het hele leven. In bredere zin gaat dat vers natuurlijk over dat hele
mensenleven. Niets mag jouw intieme relatie met God vertroebelen. Laaf je aan de opwellende bron die God is. En wat ook steeds weer terug komt bij Franciscus is dat goed leven een leven in onteigening is, sine proprio. Zelf gaat Kees in zijn gebedsleven steeds meer een eigen weg: Mijn hele leven lang heb ik gemediteerd, soms tijden niet en dan ineens weer een tijd lang wel. Jarenlang vond ik de bede ‘Heer ontferm U’ prachtig, in zijn onwaarschijnlijk solidariserende eenvoud. Op meer persoonlijk vlak resoneert nu een dichterlijk woord in mijn eigen religieuze ervaring: ‘Jij hebt mij aangeraakt. Ik ben niet meer van mijzelf. Jij hebt mij geraakt.’ of de bede die medebroeder Klaas Blijlevens uitschreef: ‘Kom en leef Je uit in mij.’ In een tijd van crisis in het kerkelijke en religieuze leven wijst deze bede ons op datgene waarom het gaat: leven, werken, lief hebben en koers zetten vanuit een persoonlijke relatie met God . Verder heb ik geen directe beelden bij God behalve dat Hij of Zij altijd – van dag tot dag – de dragende grond is van mijn bestaan. De bede ‘Kom en leef Je uit in mij’ geeft prachtig aan dat ieder van ons op zijn eigen unieke wijze vorm moet geven aan zijn innerlijk leven. Je kunt het ervaren als een uitnodiging of een aanzet tot persoonlijke vernieuwing, van nieuw verder gaan. In franciscaanse zin houdt deze bede ook zeker de opdracht in om je eigen broeder- of zuster-zijn in het licht van het Evangelie, tegen het licht van Gods Aanwezigheid te houden. Je mag proberen in de voorbereidingen op het feest van de Verrijzenis van de Heer dieper voor ogen te krijgen wie je zelf eigenlijk geworden bent… Of beter nog: wie je zelf worden kunt…… als God zich in jou zou mogen uitleven. Wat er in jou in beweging kan komen als je jezelf opnieuw voor groei en verandering zou willen openstellen.
WvdV
Aangenaam: Ton Peek Op 1 februari jongstleden is Ton Peek RA in dienst getreden als financieel-economisch stafmedewerker van de KNR, als opvolger van Cees Backer RE RA. Hij heeft in de eerste weken van zijn nieuwe werkkring al kennis gemaakt met collega’s en met diverse religieuze instituten.
Ton: De contacten die ik tot nu toe heb gehad met allerlei mensen rond en binnen de KNR zijn zonder uitzondering heel plezierig geweest. Met name ook de contacten met religieuzen waren bijzonder. Ik bracht een bezoek aan abdij Koningsoord in Berkel Enschot, had een gesprek met zuster Gertrudis en kreeg van haar een rondleiding. Tussen de middag hebben we warm gegeten – wat me deed denken aan mijn jeugd toen dat gebruikelijk was - met mensen van de Kloosterkaravaan die daar ook waren. Het was heel ontspannen. Ton Peek (Eindhoven, 1952) groeide vanaf zijn derde jaar op in Luyksgestel, vlak bij de grens met België, waar zijn vader werkzaam was als douanier. Toen de douanepost begin jaren zestig werd opgeheven verhuisde het gezin naar Eindhoven. Zijn vader werd – net als veel van zijn collega’s – omgeschoold tot belastingambtenaar. Na de middelbare school is Ton meteen in de accountancy gaan werken, terwijl hij in de avonduren de opleiding tot register-accountant volgde. Op zijn 25e is hij voor zichzelf begonnen, thuis op een zolderkamertje. Zo ging dat in die tijd vaak. Het kantoor groeide geleidelijk uit en telde uiteindelijk twintig personeelsleden, toen het vorig jaar in andere handen overging. Het stond Ton met name tegen dat het steeds meer een kwestie werd van declarabele uren draaien. Bij veel klanten leek geld een doel op zich geworden te zijn. Dat ging wringen,
want Ton zou liever zijn diensten verlenen aan mensen voor wie geld in functie staat van iets anders. Geld niet als doel, maar als middel. Ton: Ik betrapte mezelf er op dat ik de laatste jaren in werk, opleiding en privé vaak de opmerking maak dat je al heel ver komt door gewoon te proberen een fatsoenlijk mens te zijn. Misschien dat sommigen dat zouden duiden als een levensmotto. Voor mij is het een vanzelfsprekendheid.
Naast zijn parttime baan bij de KNR werkt Ton in het post-academisch onderwijs. Aan de Universiteit van Tilburg en bij Nivra-Nijenrode probeert hij accountants in spe de kneepjes van het vak bij te brengen. Het zijn heel gemotiveerde studenten, die net in de praktijk aan het werk zijn en van daaruit veel vragen meebrengen. Ton: Je merkt dat je er iets toe doet en dat is heerlijk.
In het najaar van 2007 was het dan zover. Het kantoor was verkocht en Ton had zijn handen vrij. De dag erna stond de advertentie van de KNR in de krant. Dat vond Ton wel erg snel en dus belandde de krant al bij het oud papier. Maar de volgende dag haalde hij hem weer tevoorschijn en belde voor meer informatie. Hij kan zich er nog over verbazen hoe vlot het vervolgens gegaan is. Het verwonderde hem ook dat hij totaal geen enkele spanning heeft gevoeld, niet tijdens de gesprekken en al evenmin bij de kennismaking met religieuzen. Hij voelt zich kortom als vanzelfsprekend thuis in een organisatie met een ideële doelsteling. Wel verschilt de ‘dagorde’ totaal van hetgeen hij gewend was. Ton: ik moet vroeger uit bed dan voorheen, het is verder van huis (tweemaal daags 45 minuten reistijd), er is geen gelegenheid meer om overdag boodschappen te doen. Er is weinig ruimte voor wat ontspanning door de week.
Sinds 1980 woont Ton in een negentiende-eeuwse boerderij in het landelijke Riethoven. Daar op zijn eigen domein kan hij al zijn zakelijke beslommeringen van zich afzetten en zich uitleven in het onderhoud van zijn grote tuin. Naast ‘zijn’ club PSV, waarvan hij al jaren alle thuiswedstrijden bijwoont, vormt het tuinieren zijn grote passie. Ton: Mocht ik nog ooit een ander beroep kiezen, dan werd het hovenier. Ik volg een hoveniersopleiding om alles te weten over planten, struiken en bomen. Ik verheug me al weer enorm op de aanstormende lente. Mede ook omdat er een lang weekend naar Londen op het programma staat. Samen met Yoram, onze jongste zoon, die Londen op zijn duimpje kent, bezoek ik daar de Chelsea flower show. Dat wordt heerlijk ontspannen en genieten van prachtige tuinen.
k nr bu l let in 1 | 2008
7
besturen
Gerechtigheid & Vrede Bestuurswisselingen Herbenoeming Dominicanessen van Neerbosch • Zuster Angèle Schamp o.p. algemeen overste • Zuster Joy van der Werf, lid • Zuster Marie-André van Steen, lid Zusters Franciscanessen Missionarissen van Maria • Zuster J. Delleman, provinciale overste • Zuster L. Barnas, lid • Zuster de Reys, lid • Zuster M. Theunis, lid • Zuster R. Polet, lid Zusters Franciscanessen Congregatie ‘Allen voor Allen’ • Zuster Felix van der Borgt, voorzitster • Zuster Imelda Kox, vice-voorzitter • Zuster Jacintha de Koning, lid • Zuster Theodosia Visser, lid Paters Redemptoristen • Voor de bestuursperiode 2008-2011 is pater Hermann ten Winkel C.Ss.R herkozen als provinciaal overste. • Pater Jan Hafmans C.Ss.R. is herbenoemd als overste van de regio Nederland.
8
k nr bu l let in 1 | 2008
Je geld en je leven Verslag van de besturendag 2008 van het WRGV Op woensdag 23 januari vond de jaarlijkse bijeenkomst plaats die het Werkverband Religieuzen voor Gerechtigheid en Vrede organiseert voor contactpersonen binnen religieuze instituten. De opkomst was weer hoog: zo’n 70 mensen. Vergeleken met andere jaren waren er relatief veel mannelijke religieuzen. Dat zal mede te maken hebben gehad met het onderwerp: het ging over geld. Mannen tekenen op zo’n onderwerp blijkbaar makkelijker in. Tijdens de bijeenkomst bleek niettemin dat veel zusters prima op de hoogte zijn en de juiste vragen weten te stellen.
In de uitnodiging voor de bijeenkomst stond een korte en overtuigende uiteenzetting waarom juist ook religieuzen goed moeten nadenken over wat ze met hun geld doen. ‘In een wereld waarin winst en rendement tot economische dogma’s zijn verklaard, tot doel dat praktisch alle middelen heiligt, is er dringend behoefte aan voorbeelden van gezond financieel beleid dat gebaseerd is op ethische normen. Daarbij gaat het om een streven naar het best mogelijke; een zuivere wereld bestaat niet. Zijn de religieuze instituten bereid – in navolging van vele anderen – zulke tekens te stellen? Welke consequenties vraagt dat en hoe zijn die consequenties te realiseren? Hoe zijn idealen en werkelijkheid met elkaar te verzoenen in praktisch financieel handelen?’
Genoeg vragen dus om na te denken over een financieel beleid dat bijdraagt aan een betere wereld. Ben Simmes, werkzaam bij Oikocredit, beet met zijn inleiding de spits af bij het zoeken naar antwoorden. Hij is geen onbekende in de wereld van religieuzen. Hij heeft via CMC jarenlang missionair ontwikkelingswerk gedaan in Papoea en op de Filippijnen. Later was hij medewerker van Kontakt der Kontinenten. En ook nu bij Oikocredit heeft hij regelmatig contact met religieuzen. Oikocredit is in 1975 opgericht als alternatieve ontwikkelingsbank, uit een initiatief van religieuze instituten en kerken. De organisatie bewijst dat idealisme, realiteitszin en professionaliteit goed samen kunnen gaan. Momenteel heeft het een investeringskapitaal van 300 miljoen euro uitstaan over de
gehele wereld. De organisatie maakt winst, maar het gaat niet om winstmaximalisatie. Doel is om genoeg middelen te hebben om inkomensgenererende activiteiten van mensen te ondersteunen die normaal gesproken geen toegang hebben tot banken en financiële leningen. Het gaat dan om kleine leningen, veelal aan vrouwen uit de armste bevolkingslagen of aan coöperaties. De ervaring leert dat zij serieus omgaan met het geleende geld: bijna 95% wordt terug betaald. Wanneer geld wordt belegd in ideële instellingen, dan is het winstpercentage normaal gesproken lager dan bij commerciële financiële instellingen. De cruciale vraag is of je kiest voor een bank die een hoge rente biedt, maar zich niet laat leiden door ethische principes of dat je kiest voor een ideële instelling waar je minder rente ontvangt, maar waar wel goed wordt nagegaan of er respect is voor het milieu en voor mensenrechten. In het eerste geval ontvang je meer geld, dat je direct kunt besteden, onder andere aan goede doelen. Maar het risico dat je dan vuile handen maakt is behoorlijk groot. Het televisieprogramma Zembla deed in juni 2007 uit de doeken hoe een aantal organisaties voor goede doelen via de vier grote banken
in Nederland hun geld hadden geïnvesteerd in onder meer producenten van clusterbommen en sigaretten. Een fonds voor kankerbestrijding dat geld heeft uitstaan bij de sigarettenindustrie, een sinistere grap! Ben Simmes pleitte er met nadruk voor dat religieuze instituten niet alleen kijken naar het financiële rendement, maar vooral ook naar het sociale rendement. Nu is ‘sociaal verantwoord investeren’ de laatste jaren een hype geworden, ook in de wereld van het grootkapitaal. Multinationale bedrijven hebben de PR-waarde van goede doelen ontdekt. Er is bijna geen betere reclame tegenwoordig dan te laten zien hoe goed je bezig bent met het milieu of hoe goed je de eigen werknemers behandelt. Laat je echter geen rad voor de ogen draaien, zei Ben Simmes. Leg de lat hoog, zet in op een hoog sociaal rendement en bespreek met financiële adviseurs hoe je dat rendement zo goed mogelijk kunt behalen. Het onderwerp leidde zowel in de plenaire gedeelten als in de gespreksgroepen tot geanimeerde gesprekken. Daaruit kwamen onder andere twee spanningspunten naar voren:
die tussen de ‘profetisch ingestelde leden’ die hameren op schoon bankieren en de financiële verantwoordelijken die soms blind zijn voor de argumenten van eerstgenoemden; en het spanningsveld tussen de zorg voor de toenemende groep ouderen binnen de gemeenschap en het beschikbaar blijven stellen van aanzienlijke sommen geld voor goede projecten. Maar iedereen was het er wel over eens dat je spiritualiteit wel degelijk ook invloed heeft op de manier waarop je – individueel, als communiteit of als congregatie – omgaat met geld. In de ongemakkelijke relatie tussen God en Mammon is en blijft God de rots waarop men bouwt. Ben Simmes herinnerde de aanwezigen eraan, dat religieuzen al decennia lang voorop lopen in de samenleving op het vlak van ‘schoon’ investeren. Men heeft daar weet van in de samenleving. Men kijkt ook naar de religieuzen voor moreel leiderschap. De manier waarop religieuze instituten hun geld beleggen is een van de manieren om dit morele leiderschap waar te maken.
Gerard Moorman
k nr bu l let in 1 | 2008
9
gerechtigheid & vrede
gerechtigheid & vrede
Generaal Pardon. Dé oplossing voor de vreemdelingenproblematiek? Tijdens de jaarlijkse studiemiddag van het Netwerk Religieuzen voor Vluchtelingen (NRV), die in oktober 2007 gehouden werd, zijn we geïnformeerd over de situatie van vreemdelingen in ons land na het Generaal Pardon. Over de gehele wereld vinden we het verschijnsel VLUCHTELINGEN. Overal waar nood is, het zij om politieke redenen, vanwege honger, natuurrampen, oorlog en geweld, gaan massa’s mensen op de vlucht. Soms naar een vluchtelingenkamp, soms naar een ander land, vaak zonder goed te weten waarheen. In ons land zetten groepen religieuzen zich al jaren lang in om een oplossing te zoeken, schrijnend leed te verzachten, acties te ondernemen voor het welzijn van de vreemdelingen in ons land. In praktisch alle grote en kleinere steden is er een vluchtelingenopvang, of wordt er hulp geboden. Een belangrijk onderdeel van deze hulp is deze mensen duidelijk te maken, wélke instanties zij nodig hebben en wáár deze gevestigd zijn. Heel belangrijk is ook het geven van onderricht. De taal is onontbeerlijk, wil iemand zich in een land kunnen bewegen. Natuurlijk is het belangrijkste wat wij, als religieuzen kunnen geven, belangstelling, een open houding in de ontmoeting en – zoals ons ooit eens tijdens een retraite is voorgehouden - schóón denken. Wat
10
k nr bu l let in 1 | 2008
hebben we gedáán op die studiemiddag in Den Bosch? We gingen er heen om weer eens te horen, hoe het gaat in die ándere wereld. Willem Jan van Wijk schilderde ons in eenvoudige bewoordingen, dat de toestand voor velen nog erg onzeker en problematisch is, ook na het Generaal Pardon. Ook als alles voorspoedig verloopt, komt er veel op de mensen af. Bovendien komen ze bijna altijd in een volkomen vreemde plaats terecht en moeten tal van praktische zaken geregeld worden, zoals huisraad, inschrijving, verzekering en huisarts. Vrouwen hebben gewoonlijk nog de meeste moeite om zich in de Nederlandse taal uit te drukken. Problemen rijzen er ook, voor wie géén Pardon krijgt. Dit wordt namelijk niet aan de betrokkenen meegedeeld. Als het erg lang duurt en velen hebben al een positief bericht, ja wat moet er dan? Terugkeren, na zoveel jaren of verdwijnen in de illegaliteit? In een korte pauze konden we van gedachten wisselen en daarna vragen stellen. Vervolgens kwam Rian Ederveen aan het woord. Een bevlogen jonge vrouw, die zich het lot van vluchtelingen aantrekt, vooral van diegenen die in een uitzichtloze situatie zitten. Dan wordt het pas een beetje duidelijk, hoe ontzaglijk groot
De rechtspositie van kinderen met een 1F-ouder
de problemen zijn, hoeveel tientallen duizenden er nog, tussen ons in, in de illegaliteit zitten. Ze hebben nergens recht op, kunnen alleen clandestien werken, hun leven is één grote onzekerheid. Tot slot vertelde een jonge vrouw uit Oost Europa ons van haar leven. Ze werd bedrogen door de man die zij liefhad en bleef achter zonder documenten, zonder geld of huis. Gelukkig gaat het inmiddels wat beter, ze heeft huisvesting en een kans om te overleven. Heel indrukwekkend was het slot van haar verhaal: ‘ik weet dat het beter zal worden, alles komt goed…’ Laten we dat hopen, voor haar en veel anderen…
Zr Irmentrudis Rekoert
Justitia et Pax is blij met de regeling ‘afwikkeling nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet’ (de pardonregeling). Veel mensen leefden jarenlang in onzekerheid, nu kunnen zij weer toekomstplannen maken. De pardonregeling heeft echter ook enkele duizenden mensen uitgesloten. Onder hen zijn mensen die verdacht worden van oorlogsmisdaden en/of mensenrechtenschendingen (onder artikel 1F). Maar ook hun partners en kinderen komen hierdoor niet in aanmerking voor het generaal pardon. Justitia et Pax vindt dat mensen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen, berecht moeten worden. Zij moeten worden vervolgd en aangeklaagd. De situatie van mensen met een 1F-bepaling is echter erg ingewikkeld. Zij worden verdacht en wachten op een onderzoek naar de feiten waarvan zij verdacht worden. Maar het Openbaar Ministerie (OM) heeft vaak te weinig bewijs om over te kunnen gaan tot strafvervolging. Onderzoek in het land van herkomst stuit op praktische problemen; het gaat om zaken die lang geleden gebeurd zijn en waarvoor het moeilijk is om in Nederland het strafrechtelijke bewijs rond te krijgen. Het gevolg is dat deze personen, met hun gezin, jarenlang in een onzekere situatie verkeren. Ze worden niet toegelaten in Nederland, maar ook niet uitgezet.
tuele misdaden die een ouder zou hebben gepleegd; dat is in strijd met artikel 2 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Toch staat er nu in de pardonregeling dat gezinsleden van ‘een vreemdeling aan wie bij beschikking artikel 1F van de Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen’ een gevaar zouden vormen voor de openbare orde.
Kinderen hebben geen verantwoordelijkheid en/of schuld aan de keuzes die hun ouders in het verleden gemaakt hebben. Men kan en mag een kind niet straffen vanwege even-
Justitia et Pax wil aandacht voor dit probleem, bij de politiek en in de samenleving. In een brief aan staatssecretaris Albayrak, en in gesprek met Tweede-Kamerleden pleiten wij voor
Tot nu toe hebben deze kinderen geen verblijfsvergunning gekregen, en dat heeft vervelende gevolgen. Jongeren kunnen zo na hun middelbare schooltijd niet studeren. Velen wonen al jarenlang in een asielzoekerscentrum, en mogen niet verhuizen naar een zelfstandige woonruimte. En leg maar eens uit dat je ondanks de pardonregeling, toch niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning.
een oplossing. Wij vinden dat kinderen en partners van mensen met een 1F-bepaling, die zelfstandig aan de criteria van de pardonregeling voldoen, een pardonvergunning moeten krijgen. Verder vindt Justitia et Pax dat er duidelijke termijnen moeten worden gesteld aan het onderzoek naar de verdachten. Als dit niet rond te krijgen is, zou die persoon een (tijdelijke) verblijfsvergunning moeten krijgen, om aan de uitzichtloze situatie een einde te maken. Voor veel jongeren, die worden beoordeeld op de vermeende activiteiten van hun ouder, was het een bittere teleurstelling dat zij om deze reden niet in aanmerking komen voor het generaal pardon. Zij besloten tot het oprichten van het Comité Foute Kinderen Bestaan Niet, dat met steun van Defence for Children International en Justitia et Pax opkomt voor de belangen van kinderen met een 1Fouder.
Justitia et Pax/Nienke Vermeulen
k nr bu l let in 1 | 2008
11
varia/korte berichten
Varia / korte berichten Sister Act
Sister Act, zaterdag 15 maar t en 3, 10 en 17 mei om 20.15 uur bij de KRO op Nederland 2
Voor het nieuwe KRO-programma Sister Act gaat Anita Witzier zes weken lang met vier zusters het land in, om samen met hen campagne te voeren. Anita en de zusters doen een beroep op alle Nederlanders om te helpen. De vier zusters zetten zich in voor mensen naar wie anderen nauwelijks omkijken. Zuster Agneta doet dat voor ex-gedetineerden in Nijmegen, zuster Maria voor crisishulp voor jonge vrouwen en kinderen in Utrecht en de zusters (én zussen) Gerda en Marie José voor arme ouderen in Brazilië. Sister Act gaat de vier zusters helpen hun project te realiseren. De zusters moeten zoveel mogelijk mensen zo gek zien te krijgen hun handen uit de mouwen te steken om hen te helpen. Zij laten hun eigen bestaan deze weken links liggen en gaan samen met Anita Witzier het land in om de harten van Nederland te raken én te veroveren. Volgens de KRO staat het teruggetrokken leven van contemplatieve kloosterlingen tegenwoordig sterk in de belangstelling. Met de serie Sister Act wil deze omroep de actieve vorm van religieus leven presenteren, die evenveel aandacht verdient.
Vlnr: Zuster Maria, zuster Marie José, Anita, zuster Gerda en zuster Agneta. Bron: KRO Fotograaf: Stefan Heijdendael
Woonruimte aangeboden Buitenplaats Nieuw Schoonoord Wilt u meer weten neem dan contact op met Het t y Wardenier T: 0252-223530
Religieuzen van harte welkom zijn in één van de 33 appartementen (volledig pension) van Woonservicecentrum Buitenplaats Nieuw Schoonoord in Voorhout. Voorhout ligt in de Bollenstreek en in de nabijheid van zee, duinen en bossen. De appartementen liggen niet ver van de dorpskern. Sint Jozefoord
In een parkachtige omgeving in het Brabantse dorp Nuland ligt Sint Jozefoord. Sint Jozefoord is een kloosterverzorgings- en verpleeghuis voor vrouwelijke religieuzen. In Sint Jozefoord is veel aandacht voor de religieuze leefsfeer. Dagelijks is er een Eucharistieviering en de mogelijkheid bestaat om ’s morgens en ’s avonds deel te nemen aan het Getijdengebed of het bidden van het Rozenhoedje. Alle diensten vanuit de Kapel zijn in huis via televisie te ontvangen. Enkele keren per jaar worden in Sint Jozefoord bezinningsdagen georganiseerd en jaarlijks is er een retraite. Sint Jozefoord biedt plaats aan zestig religieuzen met een indicatie voor een verzorgingshuis. Daarnaast zijn er nog eens vijftig verpleeghuisplaatsen waarvoor ook een indicatie nodig is. Tenslotte zijn er dertig kloosterkamers beschikbaar waar geen indicatie voor nodig is.
Sint Jozefoord, Duyn en Daelseweg 15, 5391 EC Nuland. T: 073 - 53 42 342
12
k nr bu l let in 1 | 2008
Inmiddels wonen er zusters van dertien verschillende congregaties in Sint Jozefoord. De leefgroepen zijn zo samengesteld dat de zusters van de diverse ordes en congregaties deel kunnen nemen aan het gemeenschapsleven. Voor wie wil zijn er gemeenschappelijke maaltijden, maar er bestaat ook de mogelijkheid om de maaltijd op de eigen kamer te gebruiken.
Rey der Vrouwen Onlangs is deze Rey der Vrouwen opgevoerd in Mariënburg, ’s-Hertogenbosch. Het is een indrukwekkend stuk gebleken. Dat brengt ons ertoe de tekst, de muziek en de Power Point Presentatie voor andere groepen dan onze eigen zusters beschikbaar te stellen: Rey der Vrouwen is een poging om te laten zien hoe de vrouw van meet af aan heeft meegewerkt aan de totstandkoming van het Rijk Gods. Na elkaar spreken Maria Magdalena en Paulus (met zijn vele verwijzingen naar de vrouwen die een belangrijke plaats hadden in bepaalde gemeenten). Vervolgens vertellen een zevental vrouwelijke diakenen die uit geschriften, dan wel door grafschriften of mozaïek bekend zijn, hun eigen verhaal. Ook een rij vrouwen uit latere tijden, vanaf de Vroege Middeleeuwen maar ook die wij kennen uit Kerk of politiek. Tenslotte eigentijdse voortrekkers, uit eigen Congregatie, hier en in de missie. De geschiedenis gaat leven en niet alleen vrouwelijke toeschouwers krijgen een steuntje in de rug. Er is een korte begeleidende tekst voor initiatiefnemers. Beelden op de muur, muziek en teksten zijn ontroerend. Het stuk is vrij eenvoudig aan te passen door eigen foto’s in te voegen in de Power Point Presentatie. Het vraagt niet veel voorbereiding, en is te spelen in allerlei groepen, ook door ouderen. De tekst hoeft niet van buiten geleerd te worden, maar kan ook gelezen worden. De ervaring had al eerder geleerd dat dit geen afbreuk doet aan het stuk. In de Goede Week van 2007 hebben wij op dezelfde wijze een Passie/Paasstuk opgevoerd, getiteld De Zalfdraagsters. We ontleenden de tekst aan de preek van een zeer begaafde bisschop uit de zesde eeuw, Gregorius van Antiochië. Ook dat stuk maakte diepe indruk. Het is eveneens vrij te verkrijgen bij Mariënburg.
Theresia Saers JMJ
Theresia Saers. Rey der Vrouwen. Muzikale medewerking: Ad de Keyzer. Adres: St. Janssingel 92, 5211 DA ’s-Her togenbosch. T: 073 - 680 1208
k nr bu l let in 1 | 2008
13
bijeenkomsten
Bijeenkomsten Het erfgoed van de Nederlandse religieuzen Tijdens een bijeenkomst in het Stedelijk Museum op 16 januari l.l. sprak Peter Nissen over de waarden die religieuzen aan onze hedendaagse samenleving en onze eigentijdse cultuur te bieden hebben. Het immateriële erfgoed van de Nederlandse religieuzen is volgens Nissen op vier terreinen aanwijsbaar: de omgang met culturele diversiteit, de houding van barmhartige nabijheid bij mensen, de zorg voor de ziel en het vertolken van een eigen geluid. Onderstaand volgt een deel van zijn betoog.
Vier erfgoedterreinen Een eerste terrein is dat van de omgang met culturele diversiteit. Dat is een terrein waarop vooral missionaire orden en congregaties de nodige ervaring hebben. Veel missionarissen hebben geleerd om te gaan met verschillen in taal, in cultuur, in religie, in levenswijze, in voeding en kleding, in omgangsvormen. Zij kunnen ons, vandaag, in ons multiculturele Nederland, leren wat het betekent om in een heel ander land en een heel andere cultuur terecht te komen, temidden van mensen die je niet verstaat en die je nog minder begrijpt, temidden ook van mensen die je argwanend en afwachtend op afstand houden. Zij kunnen hun ervaringen in het omgaan met culturele diversiteit aan ons doorgeven en ons lessen aanreiken in tolerantie, in geduld, in respect en in aanpassingsvermogen. Een geslaagde vorm waarin dit momenteel gebeurt, is het project Jongeren & Missie. Ik zeg dit niet zomaar, maar als vader van een dochter die het afgelopen jaar een hele tijd in Oeganda in een door zusters geleid weeshuis heeft meegeleefd en die daar voortreffelijk is begeleid door een Nederlandse Mill
14
k nr bu l let in 1 | 2008
Hiller en hier in Nederland goed is voorbereid door enkele dagen mee te maken in religieuze leefgemeenschappen als de Hoogstraatgemeenschap in Eindhoven en Hircos in de Haagse Schilderswijk. Een tweede terrein waarop het immateriële erfgoed van religieuzen ligt, is dat van de barmhartige nabijheid bij mensen. Religieuzen hebben op dat terrein ervaring opgedaan in de ziekenzorg en de verpleging, in de opvang van weeskinderen en thuislozen, maar ook in het aanbieden van onderwijs en vorming. Zij zijn in de caritas en het onderwijs werkzaam geweest niet om een dik salaris te verdienen en niet om carrière te maken, maar omwille van de concrete mens, jong of oud, die om aandacht en zorg vraagt. En daarbij stond voor hen niet die mens als zieke, als leerling, als patiënt of cliënt voorop, niet die mens in slechts één functioneel aspect van zijn identiteit, maar die mens als mens, in zijn heelheid én in zijn kleinheid. Die houding van barmhartige nabijheid bij een mens die aandacht en toewijding verdient, kan mensen die momenteel in de wereld van de zorg of
het onderwijs werken, op weg helpen naar bezieling, naar zin in hun werk. Een derde terrein waarop religieuzen een grote expertise hebben, is dat van de zorg voor de ziel. De orden en congregaties kennen allemaal hun eigen traditie van spiritualiteit, de een wat meer uitgesproken dan de ander. Zij beschikken over soms wel eeuwen aan spirituele ervaring en hebben een grote voorraadschuur volgeladen met teksten en getuigenissen uit het verleden. Door de deuren van die voorraadschuur wijd open te zetten, kunnen religieuzen in onze tijd van grote betekenis zijn voor de vele zinzoekers, de soloreligieuzen en de postmoderne pelgrims, die op zoek zijn naar inspiratie en verdieping, naar stilte en toewijding, naar vormen van aandachtig en geconcentreerd leven, naar stijlen van bidden en mediteren, ja, naar het geheim van hun leven. Belangrijk daarbij is dat religieuzen zich inzetten om ook op dit punt hun diversiteit aan de wereld te laten zien. Veel mensen krijgen bij het woord kloosterleven namelijk onmiddellijk het beeld van een stille abdij op het platteland, waar bier gebrouwen wordt en zelfgebakken
brood wordt gegeten, en waar vooral mooi gezongen wordt in oude eiken koorbanken en waar vader abt als een goeroe wijze woorden spreekt. Maar kloosterleven is meer dan monastieke romantiek. Kloosterleven is ook het leven delen van mensen aan de marge van de samenleving, is onderdak bieden aan jeugdige exdelinquenten en uitgeprocedeerde asielzoekers, is een bijstandsmoeder helpen bij het invullen van formulieren, is met een Irakees meegaan naar de IND en daar tolk voor hem spelen. En ook daarin wordt spiritualiteit gevonden, ook daarin liggen toewijding en aandacht, ook dat kan niet zonder zin en bezieling, ook daarin wordt het Geheim beleefd. Het vierde terrein ten slotte waarop religieuzen een immaterieel erfgoed door te geven hebben, is dat van het vrijmoedige getuigenis. Religieuzen hebben in de geschiedenis van de kerk met enige regelmaat een eigen geluid laten horen. Zij hebben hun stem in vrijheid en vrijmoedigheid verheven als zij dachten dat dit nodig was, en zij lieten, gebruikmakend van een zekere kerkrechtelijke autonomie, woorden horen die de
heersers van kerk en samenleving niet altijd welgevallig waren. Zij hadden en hebben een eigen positie, een eigen verantwoordelijkheid en ook een eigen vrijheid in de kerk. Religieuzen horen geen paladijnen van de kerkelijke hiërarchie te zijn – hetgeen niet wegneemt dat zij het in het verleden vaak toch waren -. Zij waren en zijn krachtens hun professie geroepen om te luisteren naar en gehoor te geven aan wat er leeft in hun eigen harten en in die van anderen, te luisteren ook naar de tekenen van de tijd. En die luisterbereidheid, die gehoorzaamheid van religieuzen vraagt van hen soms ongehoorzaamheid, ongehoorzaamheid namelijk tegenover wetten en regelingen die mensen onrecht aandoen en ongehoorzaamheid tegenover overheden die mensen kleineren. Die ongehoorzaamheid kan gestalte krijgen in een vrijmoedig en onverbloemd spreken van de religieuzen. Dat is wat de dominicanen eind augustus 2007 hebben gedaan en de 73 besturen van religieuzen eind september van het afgelopen jaar: een vrijmoedig en onverbloemd getuigenis afleggen.
…die luisterbereidheid van religieuzen vraagt van hen soms ongehoorzaamheid, namelijk tegenover wetten en regelingen die mensen onrecht aandoen…
De volledige tek st van de lezing is te vinden op de KNR-site of op te vragen bij bureau KNR
k nr bu l let in 1 | 2008
15
jongeren
Jongeren Het Franciscaans Jongerenwerk (FJW) In het Brabantse stadje Megen proberen wij, een negental minderbroeders franciscanen, het verlangen naar God in ons bestaan levend te houden. We leven in een sfeervol eeuwenoud gebouw dat uit zichzelf ruimte voor rust en stilte schept. Graag bieden we ook anderen de kans in de ‘rijkdommen’ van Megen te delen.
Gastvrij pogen we met name jonge mensen een open en veilig klimaat te bieden om na te denken over zichzelf, hun plaats in de samenleving en de eigen zoektocht naar God. En gelovige jongeren geven we de kans om andere jongeren te ontmoeten voor wie het geloof in God ook belangrijk is. In parochies en op scholen voelen gelovige jongeren zich tegenwoordig maar al te zeer alleen. Ongeveer éénderde van de ruim 1500 overnachtingen per jaar komen inmiddels op het conto van jongeren tot en met 30 jaar. Het gaat dan om groepen van maximaal 10 à 12 personen, studenten, scholieren (met name uit 6 VWO en 5 HAVO) en groepen afkomstig uit RK-parochies en PKNgemeenten. Maar door het jaar heen gaat het ook om individuele jongeren die inschrijven op één of meer van de vele activiteiten die we door het jaar heen organiseren. Meeleef-model De kracht van kloosterdagen in Megen ligt in het feit dat jongeren een aantal dagen direct en onbemiddeld kennis kunnen maken met de wereld van het klooster. In Megen hanteren wij een ‘meeleef-model’. Mede daarom weigeren wij groepen die groter
16
k nr bu l let in 1 | 2008
zijn dan tien personen. Want zij zouden de communiteit van broeders gaan overvleugelen. In Megen meeleven, betekent meedoen aan het koorgebed, mee eten met de broeders in de refter en de dag door daadwerkelijk met hen in contact komen op een laagdrempelige wijze in hun huiskamer. En net als de broeders genieten van de schoonheid en rust die de plaatselijke omgeving – waaronder de tuin (zie: www.hofvanlof.nl) – ons woordeloos aanbiedt: gratis en voor niets. Programma Naast dit dragende element van meeleven in het klooster, het ritme van de daar heersende dagorde volgend, kan er natuurlijk een (les)programma worden afgesproken toegesneden op deze speciale groep scholieren of studenten. Elementen van dit programma kunnen zijn: verkenning van de cultuur van de stilte door inleiding in technieken van meditatie, het bezig zijn met de vraag: welke levenswaarden (uiteindelijk) belangrijk zijn, alsook het aan bod laten komen van specifieke geloofs- en levensvragen. Verder is Megen natuurlijk vooral een plek waar jongeren kennis kun-
nen maken met één van de grote klassieke spiritualiteiten die binnen de kerk(en) ontstaan zijn en geleefd worden. De franciscaanse spiritualiteit heeft een duidelijke maatschappelijke dimensie. Vredesspiritualiteit en ecologische spiritualiteit vinden in het levensverhaal van Franciscus van Assisi – en in zijn Zonnelied – een bron van inspiratie. In Megen leven ook de zusters clarissen met wie wij als broeders vaak samenwerken. En een bezoek aan hun klooster is meestal een vast onderdeel van elk jongerenprogramma. Aandacht voor jongeren Binnen de Nederlandse provincie van de minderbroeders franciscanen werd al jaren aan jongerenwerk gedaan. En dat leidde in 2000 tot de realisering van een groter evenement: het Franciscaans Jongerentreffen; dat sindsdien jaarlijks plaats vindt. Het is een evenement dat grotendeels door een aantal jongeren zelf georganiseerd en gedragen wordt. In 2008 zal het plaatsvinden van 10 t/m 12 oktober (zie: www.fjt.info). De minderbroeders franciscanen besloot medio 2002 om meer structurele aandacht te geven aan jongeren-
werk. Daartoe werd het Franciscaans Jongerenwerk opgericht. Een drietal broeders investeert er momenteel een flink deel van hun tijd in. Activiteiten elders Naast de activiteiten in Megen organiseert het Franciscaans Jongerenwerk – alleen of samen met andere kloosters en jongerencentra – een wisselend aantal activiteiten: kloosterweekends, werkweken, bezinningsdagen, wandel- en fietstochten en reizen. We organiseren ook steeds meer activiteiten elders: in ons land ook bij de franciscanen in Delft (Raamstraat 78) en in Amsterdam (Jodenbreestraat 164). En in het komende jaar 2008 gaan we voor het eerst ook daadwerkelijk samenwerken met de zusters franciscanessen van Denekamp. Het programma van het FJW vind je op de website: www.franciscanen.nl (kijk bij ‘jongeren’) Ervaringsgericht en doenerig In het omgaan met de jongeren van nu valt het mij op dat ze weinig behoefte hebben om zich af te zetten tegen ouderen of tegen de kerk. Als je eerlijk bent en jezelf durft zijn, staan zij open voor wat je hen zeggen wilt. Jongeren zijn uit op een open dialoog; willen graag hun levensvragen stellen en echte eerlijke ervaringsverhalen terug horen. Ze zijn erg ervaringsgericht en nogal ‘doenerig’. Daarom doen we tijdens kloosterda-
gen ook een aantal dingen, zoals samen koken en samen een spel spelen wat gericht is op zelfexpressie. Zo’n spel sluit dan weer aan op het feit dat ‘fun’ belangrijk is; de dingen moeten vooral ook leuk zijn. Dit laatste betekent niet dat inhoud niet belangrijk is. En inhoud vinden ze natuurlijk volop in hun ontmoeting met de wereld van de kloosters: het kloosterleven spreekt hen vooral aan door de stilte en rust die ze er ervaren. Een ervaring die ze vaak voor het eerst bewust opdoen. Daarnaast worden ze vaak getroffen door de andere waarden die er belangrijk zijn en door de confrontatie met mensen die heel bewust kiezen voor een gemeenschapsleven. In een artikeltje in Narthex van december 2004 vindt u het verhaal van Ka-Bo, van huis uit niet bepaald een rustige scholier die in het minderbroederklooster in Megen de stilte ontdekte. Ik besluit er graag dit verhaal mee: ‘Ik tekende mijzelf in een lichtbundel, die symbool stond voor een ‘verlichte’ Ka-Bo, een heel nieuw iemand. De drie dagen in het klooster hebben zeer zeker een bepaalde werking op me gehad. Ik heb een hele maand nadat ik in het klooster was geweest niet één keer gevloekt. Ik voel me een stuk rustiger en slapen gaat ook ineens een stuk beter’.
Sjoerd Hertog ofm, Megen (gemeente Oss)
k nr bu l let in 5 | 2008
17
boeken & brochures
Boeken & brochures De Kovel
De Kovel kenmerkt zich door een overzichtelijke onderverdeling in rubrieken. Zo is er in elk nummer een stevig dossier waar meerdere auteurs in artikelen en diepte-interviews een thema uitdiepen en toelichten. In het eerste nummer van het nieuwe blad gaat dit dossier over het thema de kovel. Maar liefst vijf auteurs belichten verschillende aspecten van dit kledingstuk. Zo beschrijft adjunct-hoofdredacteur Guerric Aerden ocso de antropolo-
18
k nr bu l let in 1 | 2008
gische, bijbelse en vroegchristelijke grondslagen van de monastieke kleding. De aanname van het habijt is voor religieuzen een belangrijke rite de passage. Ook bij de eerste monniken gold deze investituur als een cruciaal ritueel, zoals onder meer blijkt uit een gedetailleerd verslag van zo’n inkleding door de heilige Johannes Cassianus. Broeder Aerden put uit verschillende bronnen en komt tot de volgende vijf karakteristieken van de monastieke kleding: steeds gaat het om een kleed dat men ontvangt, waardoor men zich identificeert met Christus en zijn gemeenschap, het kleed moet sober ogen, functioneel zijn en niet choqueren. Het habijt maakt de monnik niet, maar het draagt hem wel. Een oude monnikenwijsheid zegt van het habijt wat ook op de regel wordt toegepast: ‘wie hem onderhoudt wordt onderhouden, wie hem draagt wordt gedragen.’ Het beschouwende dossier-deel wordt luchtiger omkaderd door columns en cursiefjes, waarin de monastieke traditie aan de actualiteit wordt gekoppeld. Een mooi voorbeeld in dit eerste nummer is de column van Kees Fens over het Cisterciënzerklooster in Eberbach (Hessen). Toen de cisterciënzers zich in de twaalfde eeuw vanuit Bourgondie overal in Europa gingen vestigen zochten zij naar eenzame, waterrijke dalen. Water was namelijk van levensbelang voor het draaien der molens, voor de irrigatie van het bouwland, voor de visvijvers.
In de namen van de kloosters laat het water zich nog horen: Fontenay, Fountain Abbey, Tre Fontana, Eberbach. Maar ook hier werd alle natuur verwijzing naar de bovennatuur, het water werd het levende water dat Christus is en het dal werd de woestijn die ging bloeien als een roos. Verder is er nog een beklijvend stripverhaal, waarin een Vaderspreuk in beeld en in tekst wordt verteld en een reportage die de lezer uitnodigt om een denkbeeldige reis te ondernemen langs abdijen en priorijen uit de Lage Landen. In de eerste etappe komt de Cistercienzergroep Sion aan bod. Auteur Maria van Mierlo is lid van deze groep en zij zal in iedere aflevering van De Kovel verslag uitbrengen van haar bezoeken aan abdijen en priorijen van de Lage Landen. Abt Bruschke ziet het belang van de ontwikkeling van de echte, eigen lekenspiritualiteit. Voor hem is een eerste vereiste dat de groepsleden geen kloostermosselen (mooie metafoor voor dit verschijnsel!) worden. Er is alleen eenzelfde spiritualiteit waarop men aansluit. In elk nummer treft de lezer ook vier rubrieken aan die zijn voorbehouden voor berichten en actuele onderwerpen: ‘Kort Nieuws’, ‘Focus’, ‘Forum’ en ‘Agenda’. In de rubriek Focus wordt dit keer stil gestaan bij de renovatie van de Sint-Sixtusabdij in Westvleteren en de nieuwe locatie voor de monialen van abdij Koningsoord. Tien jaar nadat de trappistinnen in de krant tot hun schrik lazen over
de uitbreidingsplannen van de stad Tilburg wordt er op de vrijgekomen grond van de Mill Hill fathers in Oosterbeek een nieuwe abdij gebouwd. In het voorjaar van 2009 hopen de zusters daar weer vaste grond onder de voeten te hebben. Tot slot is er een boekenrubriek. In dit eerste nummer wordt onder meer Levenslessen van een abt van Christopher Jamison, de van de BBC-serie The Monastery bekende abt van Worth-Abbey in Sussex kritisch en opbouwend besproken.
Het redactieteam van De Kovel hoopt dat goede foto’s, suggestieve tekeningen en af en toe poëzie of een beeldmeditatie de communicatieve kracht en inspiratie van het blad zullen versterken. Wanneer de redactie van De Kovel de diepgang, de variëteit en de toegankelijkheid van dit eerste nummer weet vast te houden zal het blad ongetwijfeld door velen tot hun lijfblad worden uitverkozen.
Een abonnement op De Kovel ?: zr. Rafaël Roelofs ocso, Raadhuisstraat 26, NL-5056 HD Berkel-Enschot (e-mail:
[email protected]). Meer informatie op w w w.dekovel.org
Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland Het was niet de opzet van Franciscus om een broederschap te stichten, laat staan een die de eeuwen zou trotseren. Maar, meldt hij in zijn Testament: ‘de Heer gaf mij broeders’. Die broeders groeiden in getal en kwamen heel spoedig ook naar onze streken. Hertog Hendrik I bood hen in 1228 te ‘s-Hertogenbosch zijn oude kasteeltje aan, vlak bij de markt. Alleen al deze kleine gebeurtenis laat zien hoezeer de geschiedenis van de
broeders, actief en passief, verweven is met die van kerk en maatschappij. Dit gold in de Middeleeuwen net zo goed als tijdens de Reformatie, Verlichting en de periode van de katholieke emancipatie. Telkens opnieuw keren broeders terug naar de oorsprong en beginnen naar Franciscus’ woord opnieuw, zo blijkt uit de veelkleurige geschiedenis van acht eeuwen minderbroeders in Nederland.
foto: Peter van Zoest
Medio januari werd in Abdij Keizersberg (Leuven) respectievelijk Abdij Koningshoeven (Berkel-Enschot) een nieuw blad ten doop gehouden. De Kovel / Monastiek tijdschrift voor Vlaanderen en Nederland is de opvolger van Monastieke Informatie en verschijnt vanaf januari 2008. De Kovel is het orgaan van het samenwerkingsverband tussen alle Vlaamse en Nederlandse abdijen en priorijen van benedictijner- of cisterciënzersignatuur. Het profileert zich echter nadrukkelijk als een publieks- en bewaartijdschrift dat zich een vaste plek wil verwerven in het hart van de spirituele beleving van zowel bewuste christenen als serieuze zinzoekers. De term ‘kovel’ – die verwijst naar het monastieke gewaad dat de monniken bij het bidden van de getijden boven hun habijt dragen – attendeert immers op de mantelzorg die de benedictijnse familie verschuldigd is aan al wie op zoek gaat naar (of al een goed eind gevorderd is op) betrouwbare spirituele paden.
J.A. de Kok ofm. Acht eeuwen Minderbroeders in Nederland. Een oriëntatie. ISBN 9789087040178
k nr bu l let in 1 | 2008
19
boeken & brochures
boeken & brochures
Job Moses Joseph Roth (1894 -1939) was een Joods - Oostenrijks - Hongaars schrijver en journalist. Hij was een van de meest getalenteerde schrijvers van de vorige eeuw en werd vooral bekend vanwege twee romans, waarin hij respectievelijk de Oosteuropese gemeenschappen (Job) en de wereld van de Habsburgse monarchie (Radetzkymars) opnieuw tot leven heeft gewekt. Roth werd tijdens het fin-desiècle geboren uit Duitstalige joodse ouders in Oostenrijk-Hongarije, vlak bij de grens met Rusland. Roth werkte vanaf 1920 als journalist in Berlijn, maar in 1933 ontvluchtte hij Duitsland, waar zijn boeken verboden werden. Hij leidde sindsdien een reizend bestaan. Met het boek Job bereikte Roth een groot lezerspubliek. Dat dit boek in Duitsland bij zijn eerste verschijning grote aandacht trok zal zeker te maken hebben met het toenmalig vigerende anti-semitisme. Job is het aangrijpende verhaal van een eenvoudige joodse man en zijn gezin, en tegelijkertijd is het de kroniek van een heel volk en van een tijdperk dat ten einde loopt. De vrome dorpsleraar Mendel Singer is de reïncarnatie van de Bijbelse figuur Job, veroordeeld om de beproevingen Gods te ondergaan. Hij woont als onderwijzer in een dorpje in tsaristisch Rusland en moet de plaatselijke jeugd de joodse wijsheid bijbrengen. Van het weinige dat hij verdient kan hij nauwelijks zijn gezin onderhouden. Zijn vrouw Deborah en hij hebben vier kinderen: Jonas, Schemarjah, Mirjam en Menuchim. Omdat dochter Mirjam relaties aanknoopt met Joseph Roth. Job. Uitgeverij: Atlas ISBN: 978 90 450 1537 8
20
k nr bu l let in 1 | 2008
De brieven van Bernadette kozakken uit de nabijgelegen kazerne emigreert het gezin in navolging van de zoon Shemarjah naar Amerika. Niet zonder schuldgevoel wordt de gehandicapte jongste zoon Menuchim achtergelaten in een pleeggezin. De oudste zoon is inmiddels militair en blijft in Rusland. Tijdens zijn verblijf in Amerika verliest Mendel zijn beide zonen door het oorlogsgeweld, wordt zijn dochter krankzinnig en overlijdt zijn vrouw. Het gemis van zijn zoon Menuchim knaagt aan hem. Door het onheil dat hem - een zo vroom man - overkomt, verliest hij het vertrouwen in God. Zijn zakje met gebedsriemen verstoft, hangend aan een spijker in de muur. Mendel Singer rebelleert tegen de wereld en tegen God en wil uit protest zijn gebedenboeken verbranden. Aan Mendel Singer voltrekt zich echter een wonder. Menuchim geneest, blijkt zeer muzikaal te zijn en trekt met een orkest over de wereld. In de joodse wijk van New York hervinden vader en zoon elkaar: ‘En hij rustte uit van het zware geluk en van de grootheid der wonderen’. De wonderbaarlijke verschijning van Menuchim in New York is weinig realistisch, maar om die (on)waarheid gaat het hier helemaal niet. Want Roth raakt hiermee wél aan de kern van het joodse geloof, namelijk het geloof in een verlossing, een definitief en bevrijdend antwoord op de vraag naar het menselijk lijden. Dit geloof introduceert de hoop, zelfs die tegen beter weten in. De sfeer van Roth’s Job is die van de chassidische legenden, de achttiende eeuwse ver-
tellingen, die later door Martin Buber zijn verzameld en uitgegeven. In de joodse gemeenschappen in OostEuropa en in New York leefden nog de verhalen die door de wonderrabbi’s verteld werden. De chassidische beweging was geconcentreerd in het Russisch-Pools-Oostenrijks-Hongaarse grensgebied, de streek waar niet alleen Mendel Singer woonde, maar ook Joseph Roth vandaan kwam. Het zijn de verhalen van een gemeenschap, die niet meer bestaat, maar door Roth nog een keer in haar tragiek is opgeroepen. Uitgeverij Atlas heeft de laatste jaren maar liefst acht nieuwe vertalingen van romans van Joseph Roth gepubliceerd. Dat we daar zo weinig van horen is geheel ten onrechte. Deze schrijver verdient een groot lezerspubliek, al was het maar vanwege de typering van zijn bewonderaar Benno Barnard: Als de davidster bestaat uit de driehoek woord, moraal en gedachtenis, die onder een hoek van negentig graden de driehoek uitverkiezing, ballingschap en tragedie snijdt, dan was Joseph Roth de vleesgeworden davidster.
Dit jaar is het anderhalve eeuw geleden dat de verschijningen van Lourdes plaatsvonden. Bij die gelegenheid zijn de brieven van de zieneres van Lourdes voor het eerst in een Nederlandse vertaling beschikbaar gekomen. Op het moment van de verschijningen is de 14-jarige Bernadette Soubirous (1844-1879) analfabete. Nadien leert ze lezen en schrijven. Via brieven houdt ze contact met de buitenwereld. Maken haar eerste brieven nog een kinderlijke, wat onbeholpen indruk, in de loop van de tijd ontwikkelt Bernadette een geheel eigen stijl. Zij komt eruit naar voren als een authentieke en sterke persoon, die niets moet hebben van de persoonsverheerlijking die rondom haar ontstaat en die haar dwingt zich terug te trekken uit het openbare leven. Zij blijft zichzelf, blijft bij haar verhaal zonder opsmuk, blijft bidden.
Van haar brieven zijn er meer dan 150 bewaard gebleven. De belangrijkste daarvan zijn in het boek De brieven van Bernadette bijeengebracht, vertaald en van commentaar voorzien door Patrick Chatelion Counet. Dr. Patrick Chatelion Counet is exegeet Nieuwe Testament en rechter in opleiding aan de kerkelijke rechtbank van het aartsbisdom Utrecht. In zijn commentaar op de brieven van Bernadette schrijft hij: ‘Bij mijn promotie verdedigde ik een stelling over de verschijning in Lourdes. Het verbaasde me dat je doorheen je twijfel kunt geloven. Dat je iets met zekerheid weet, zonder te kunnen vertellen wat. Over sommige vertellingen kun je niet spreken en ook niet zwijgen. Bernadette is zo’n vertelling.’ Later zegt de auteur in een interview: ’Wat ik met dit boek graag mee wil
geven aan de lezer is dat er iets geheimvol is in het leven.’ Het geheimvolle komt tot uitdrukking in het Christendom, het straalt daar doorheen. En Lourdes is daar een praktijkvoorbeeld van, met de heilige Bernadette als voorbeeld. In Lourdes kun je er achter komen dat het niet alleen draait om je zelf. Door om te gaan met de zieke en hulpbehoevende mens, raak je minder op je zelf gericht. Je maakt mensen daardoor minder eenzaam, en wordt zelf minder eenzaam. Je leert de inhoud van een begrip dat in onze maatschappij niet zo in zwang is: barmhartigheid. Lourdes verrijkt je leven. ‘Ik hoop dat ik die kiem die door Bernadette is gelegd, door mijn boek, water kan geven en dat andere mensen misschien geraakt worden. Zich ook laten aanspreken.’
Patrick Chatelion Counet De brieven van Bernadet te. KBS Uitgeverij i.s.m. VNB Nationale Bedevaar ten. ISBN 978 90 6173 027 9.
Je ziel zal leven In 2006 verscheen de derde druk van De Psalmen van Franciscus, met inleiding, eigentijdse vertaling en toelichting. Die psalmen zijn eerder getoonzet door de trappist Bruno Wilderbeek en door Discovery Books als CD uitgebracht in 2005. Met de uitgave van Je ziel zal leven, Vieringen rondom de psalmen van Franciscus is het drieluik nu voltooid. De inleiding belicht het woord ‘vieren’ van verschillende kanten en plaatst
het woord ‘ziel’ daarbinnen als een grond-woord dat onlosmakelijk met de mens als persoon verbonden is. Het wijst op die kant van de mens die we niet willen missen en die we daarom ook aandacht moeten geven, verzorgen en voeden. Vieren rondom de psalmen van Franciscus doet je ziel leven. De auteurs hebben het aangedurfd om voor alle vijftien psalmen die Franciscus dichtte, steeds drie verschillende vieringen te ontwer-
pen: een gezongen viering, een gezegde viering en een stilteviering. Met volop nieuwe gebeden, overwegingen, gedichten, zegeningen en invalshoeken. Het boek geeft inspiratie aan lees- en bezinningsgroepen, aan meditatie bijeenkomsten en liturgiegroepen. Het boek laat de rijkdom van Franciscus’ psalmen op een bijzondere wijze ervaren.
Beatrijs Cor veleyn claris (WvdV )en Herman de Vos ofm cap Je ziel zal leven, Vieringen rondom de psalmen van Franciscus. ISBN 90 -77728-13- 0. Uitgeverij: Discover y Book s
k nr bu l let in 1 | 2008
21
internationalisering
Internationalisering Onder het masker van aanpassing Het dikke boek ‘Geloven in het publieke domein’ van de Wetenschappelijke Raad voor het R egeringsbeleid bevat een artikel dat ondanks de stoffige titel zeer actueel is1. Die titel is Laïcité in het licht van de geschiedenis van de Franse assimilatiepolitiek. Het gaat over de houding die de Franse overheid en de publieke opinie rond 1900 aannamen tegenover joodse burgers. Wat wij nu in Nederland zien gebeuren met moslims, lijkt daar sterk op.
Godsdienstige neutraliteit van de staat Frankrijk was rond de vorige eeuwwisseling in de ban van de strijd over de laïcité: de godsdienstige neutraliteit van de overheid. Men voerde die neutraliteit heel ver door: elke openbare manifestatie van godsdienst was verdacht. Het was vooral de bedoeling om de macht van de katholieke kerk te breken. Maar niet alleen de kerk had er last van. Ook religieuze minderheden zoals de joden waren er bepaald niet mee geholpen. Het idee van laïcité kwam voort uit de Franse Revolutie. Om van Frankrijk een echte republiek (wij zouden zeggen: een democratie) te maken, moesten de Fransen tot republikein (democraat) worden opgevoed. Hun eerste loyaliteit moest liggen bij het burgerschap van de Republiek. Daartegenover stond de loyaliteit aan wat men een commune noemde: een gemeenschap met zijn eigen cultuur en regels. De katholieke kerk was zo’n
commune, en ook de joodse gemeenschap; maar de bevolking van een regio met een eigen dialect werd evengoed zo gezien. Op zich was er niets op tegen om jood te zijn of katholiek. Er was godsdienstvrijheid als nooit tevoren. Het probleem ontstond als iemand zijn godsdienst niet beleefde als individu, maar zichzelf tegelijkertijd beschouwde als lid van de gemeenschap die bij die godsdienst hoorde. Een dergelijke houding noemt men in Frankrijk wel communautarisme. Voor de echte republi keinen was het communautarisme verdacht. Fransen moesten trouw zijn aan de Franse democratische staat en konden niet tegelijkertijd trouw zijn aan een collectief binnen of buiten die staat. Daarbij maakte het niet uit of die commune etnisch was (bijvoorbeeld Bretonnen, Elzassers of OostEuropese immigranten) of religieus (katholieken, protestanten, joden). Dit wantrouwen tegenover communautarisme is in Frankrijk nog steeds springlevend.
In Nederland ging de ontwikkeling heel anders. Ook hier kwam er een scheiding van kerk en staat, maar de godsdienstige neutraliteit van de staat riep nauwelijks felle debatten op. Hier was er volop communautarisme, in de vorm van verzuiling. De mensen die dat verkeerd vonden, vormden slechts een kleine minderheid. Het oprichten van een zuil gaf een groepering de mogelijkheid zich te emanciperen en steeds meer gelijke rechten op te eisen. Wellicht zou je kunnen zeggen dat de zuilen zijn ingestort toen het emancipatieproces voltooid was. Franse joden Aanvankelijk hadden de joden in Frankrijk voordeel bij de Revolutie. Onderdrukking en discriminatie op basis van hun joodszijn werd verboden. De filosofen Hannah Arendt en Zygmunt Bauman hebben er echter op gewezen hoe het antisemitisme langs de achterdeur weer binnenkwam. Arendt beschreef hoe joden in
1 WRR, Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie. Amsterdam 2006. Het boek is te koop, maar ook te downloaden via http://www.wrr.nl/content.jsp?objectid=3840. Het hier bedoelde artikel, dat geschreven is door filosofe Yolande Jansen, staat op p.276-291.
22
k nr bu l let in 1 | 2008
de negentiende eeuw steeds meer assimileerden. Ze gingen steeds meer lijken op Franse burgers uit meerderheidsgroeperingen. Religie werd inderdaad iets van de privésfeer. Jood was je thuis, niet in het openbaar. Men probeerde de privésfeer en de publieke sfeer radicaal van elkaar te scheiden. Er ontstond echter bij de grote massa een mechanisme van wantrouwen. Die joden, die zich zo goed assimileerden, waren thuis vast heel anders. Ze deden alsof ze trouw waren aan Frankrijk, maar intussen onderhielden ze in hun privédomein gewoon de loyaliteit met hun godsdienst. Sterker nog: het feit dat ze zich zo onopvallend gedroegen, was pas echt verdacht. Misschien waren hele maatschappelijke sectoren wel stiekem overgenomen door joden. Bauman legde dit mechanisme bloot, door te stellen dat de meerderheid in een samenleving moeilijk tevreden is te stellen. Steeds zal ze denken dat de ‘anderen’ een masker van aanpassing dragen. Onder dat masker van aanpassing denkt men iets heel anders te zien. Dit noemt men de paradox van de assimilatie.
Nederlandse moslims De stap naar de positie van moslims in Nederland (trouwens ook in Frankrijk) is dan snel gezet. De kwestie van de dubbele nationaliteit, die vorig voorjaar ontbrandde rondom de staatssecretarissen Aboutaleb en Albayrak, laat dit zien. Twee mensen die zich zo goed hebben aangepast aan Nederland dat ze tot een hoog politiek ambt zijn geroepen, wordt verweten dat ze toch nog een loyaliteit hebben aan Marokko respectievelijk Turkije, die voor ons land een veiligheidsrisico inhoudt. Vervolgens wordt de discussie uitgebreid naar alle Marokkanen en Turken die een dubbele nationaliteit hebben, om hen voor de voeten te werpen dat ze dus ook wel een zwakke loyaliteit voor Nederland zullen hebben. Wanneer zal men tevreden zijn over de aanpassing van moslims aan de westerse liberale democratie? Waarschijnlijk nooit. Het brengt moslims blijkbaar geen stap verder als ze openbare uitingen van hun godsdienst vermijden. Het is geen wonder dat veel moslims een andere kant op zijn gaan lopen. Zij laten zich juist nadrukkelijker zien. Jonge meiden wed-
ijveren met elkaar in wie de traditioneelste vorm van hoofddoek durft te dragen. Jonge kerels duiken in de Koran op een manier die hun vaders overdreven vinden. De discussie van nu over het verbieden van boerka’s zal zonder enige twijfel averechts gaan werken. Het dragen van een boerka is dan niet meer een toonbeeld van achterlijkheid. Het betekent dat je ergens voor staat. Intussen komen gematigde moslims in de marge terecht. Hun geloofsgenoten beschouwen hen als lauwe gelovigen, terwijl de Nederlandse goegemeente hun motieven niet vertrouwt. Er wordt veel gesproken over gespannen verhoudingen die er in Nederland zijn ontstaan. De grootste spanning voelen wij niet-moslims nog niet eens. De spanning is het grootst tussen moslims onderling.
Tom Boesten
k nr bu l let in 1 | 2008
23
Projecten
Religieus leven
Leerstoel religie en gender Aan de Radbouduniversiteit te Nijmegen is een bijzondere leerstoel Feminisme en Christendom ingesteld en deze leerstoel wordt bekleed door prof dr. M.A.C. de Haardt. De eerste leerstoelhouder was Tine HaIkes en al bijna 25 jaar levert de leerstoel een belangrijke bijdrage aan de identiteit van de faculteit en aan de bestudering van de samenhang tussen gender en geloof. Het gaat daarbij om het inventariseren, exploreren, analyseren en systematisch interpreteren van religiositeit en het geloof van vrouwen. Sinds 2001 is aan deze leerstoel ook een leeropdracht vanuit de Unie NKV toegevoegd, Vrouwen, geloof en cultuur. Sindsdien luidt de officiële naam van de leerstoel Religie en Gender. In het evaluatieverslag van de Commissie van Toezicht spreekt de commissie zich zeer lovend uit over het werk van de leerstoelhouder. De commissie is van mening dat de leerstoel uitstekend functioneert en een belangrijke meerwaarde biedt voor de Faculteit der Theologie en voor de Radboud Universiteit Nijmegen als geheel. Op het terrein van onderwijs verzorgt de leerstoelhouder Maaike de Haardt, mastercursussen en inleidingscursussen, ook binnen de internationale opleiding Intercultural Theology. Ze richt zich eveneens op het stimuleren van onderzoek en onderwijs in de feministische theologie op post-doctoraal niveau. Daartoe heeft zij een bijdrage geleverd aan landelijk aio-onderwijs, en be-
24
k nr bu l let in 1 | 2008
geleid zij een aantal promovendi. In goede en vruchtbare samenwerking met andere docenten organiseert zij jaarlijks open studiedagen over wisselende actuele thema’s binnen feministische theologie. Deze dagen zijn zeer succesvol , en trekken zowel studenten theologie en religiestudies als afgestudeerde theologes en trekken daarnaast veel belangstellenden uit de brede vrouw- en geloofbeweging. Veel vrouwen gebruiken het materiaal van de studiedagen om er in hun eigen omgeving mee verder te werken. Verder geeft zij regelmatig lezingen over de resultaten van haar onderzoek voor verschillende gremia. Daarmee heeft zij uitstekend invulling gegeven aan wat zij bij haar aantreden formuleerde als het belang en de betekenis van ‘contact met de achterban’ van de leerstoel, de wisselwerking tussen de leerstoel en groepen gemotiveerde vrouwen en mannen, met name leden van (katholieke) vrouwenbewegingen. Via onderzoek heeft zij haar eigen aandachtsgebied, de ontwikkeling van een ‘ theologie van het alledaagse’ uitgebouwd. Ze heeft de bevindingen gepubliceerd in een tweetal oraties en meerdere wetenschappelijke artikelen en ook breder toegankelijk gemaakt in een aantal vakpublicaties. Van belang acht de commissie van toezicht ook de publicaties waarmee zij haar onderzoek naar ‘een theologie van het alledaagse’, toegankelijk maakte voor een breder publiek.
Om tot je Bestemming te komen De Nikola-kommuniteit in Utrecht Er zijn in ons land enkele tientallen leefgemeenschappen op religieuze basis1. Gemeenschappen zoals Oudezijds 100 in Amsterdam, de Hooge Berkt in Bergeijk, Ons Huis in Culemborg, Ki Tov en de Nikola-kommuniteit in Utrecht. Deze gemeenschappen hebben allen hun eigen karakter, kleur, nestgeur en geschiedenis. In deze bijdrage een nadere kennismaking met de Nikola-kommuniteit, genoemd naar Nikola, de Oost-Europese benaming voor onze populaire Goedheiligman. Daarnaast heeft Maaike de Haardt in nationaal verband binnen Noster een interdisciplinaire onderzoeksgroep opgezet. Naar de mening van de commissie heeft de bijzondere leerstoel dus voldaan aan de verwachtingen die bij vestiging bestonden. Meer dan dat, zij heeft de belangrijke meerwaarde die deze leerstoel al jaren had voor de faculteit en voor de Radboud Universiteit, op passende wijze gecontinueerd. Deze meerwaarde bestaat vooral uit het inhoud geven aan een door velen relevant geacht onderzoeksthema van gender en het alledaagse in de theologie, en uit het uitdragen hiervan naar buiten toe.
Fundamenten De Nikola-kommuniteit in hartje Utrecht is een gastvrije gemeenschap. Vandaar dat de afspraak voor een gesprek op vrijdagavond met José Biermans en Lambert Moll, meteen een invitatie betekent om te komen eten. Met circa vijftien mensen genieten we aan tafel van de liederen, de stilte, de vegetarische maaltijd, de ontmoeting. Daarna volgt een kleine rondgang door de gemeenschappelijke ruimten: de bibliotheek – met diverse boeken over St. Nicolaas – de keuken en als pronkstuk: de nieuwe (inmiddels bijna tien jaar oude) kapel.
Dubbel jubileum voor feministische theologie Het is dit jaar feest voor de Catharina Halkes/Unie NKV leerstoel Religie en Gender: de leerstoel Feminisme en Christendom bestaat dan 25 jaar. En het is tien jaar geleden dat Maaike de Haardt benoemd werd op die leerstoel, in 1998. Op 23 mei tijdens de derde open studiedag wordt hier uitvoerig bij stil gestaan.
De Nikola-kommuniteit - de k van kommuniteit verraadt wanneer deze gemeenschap werd gesticht - is een religieuze, oecumenische, gemengde leefgemeenschap die opgericht werd in 1964. Aan de wieg stonden drie jonge protestantse theologie-studenten. Na de pioniersjaren zestig werden in 1970 de huidige panden aan de Maliesingel betrokken. In 1980 vertrokken vier kernleden en maakten
daarmee de weg vrij voor een heroriëntatie. De eerste generatie van communiteitsleden, die bij de oprichting aanwezig waren, is verdwenen. Van charismatische stichters met hooggestemde idealen, is er niemand meer over. Toch wordt het gedachtegoed en de oorspronkelijke inspiratie levend gehouden, onder meer door het heroverwegen van de geschriften van één van hen, Edwin van Kol. Bij gelegenheid van het 40-jarig bestaan in 2004 werd teruggeblikt op de ervaringen van de groep. Neerslag van die ervaringen is de leefregel, opgesteld door Edwin van Kol, die beschrijft wat het spirituele uitgangspunt is: een ruimtegevende benadering. In deze regel vormt beschikbaarheid het kernbegrip. De drie G’s- gebed, gemeenschap en gastvrijheid – zijn de pijlers van het dagelijkse gemeenschapsleven. Het geheim is er hier en nu in de kleine dingen van de dag. We vinden in deze regel woorden en denkbeelden ontleend aan de wereldreligies en wijsheidstradities.
Gemeenschap – Gebed – Gastvrijheid Op het ogenblik bestaat de kerngroep uit vijf mensen in de leeftijdscategorie van vijftig tot tachtig jaar. Deze kernleden hebben een levensgelofte afgelegd en delen hun goederen met elkaar. José Biermans is aspirantkernlid en zij is twintig jaar jonger dan het jongste kerngroeplid. Als het ware gegroepeerd als concentrische cirkels participeren velen in de gemeenschap. Rondom de kerngroep is er een schil van acht huisgenoten die meeleven op basis van huur en onkostenvergoeding. Zij voelen zich met de kern verbonden en voeren taken uit. De leden van de Brede Kring hebben een belofte afgelegd om gedurende een bepaalde periode hun schouders onder het werk van de communiteit te zetten. Ze zijn al dan niet inwonend. Tenslotte zijn er dan de externe medewerkers, die regelmatig taken uitvoeren voor de communiteit. Al met al zijn er zo’n veertig mensen die zich aangetrokken voelen tot de gemeenschap en die bereid zijn een steentje bij te dragen.
1 Onder die noemer staan op de site www.religieuzen.nl (menu Lekengroeperingen) een zeventiental gemeenschappen opgesomd.
k nr bu l let in 1 | 2008
25
religieus leven
te komen, voor levensoriëntatie, bezinning of om kennis te maken. Wie wil, kan met de gemeenschap mee bidden, zingen, eten en uitwisselen.
De maaltijden worden gedeeltelijk gezamenlijk gebruikt. Er zijn diverse gemeenschappelijke voorzieningen, een groentetuin en last but not least een sfeervolle huiskapel. Er zijn dagelijks drie getijdendiensten: ’s ochtends en ’s avonds in de eigen kapel en ’s middags in de nabijgelegen Domkerk op het Domplein. In de diensten wordt gebruik gemaakt van liturgisch materiaal uit diverse tradities. Ook is er gelegenheid voor meditatie, soms in cursusverband. Er zijn bezinningsdagen waarin oefening plaatsvindt om te leven in aandacht, vanuit de stilte. Jaarlijks wordt een retraite in een abdij georganiseerd. Van tijd tot tijd zijn er open avonden en ongeveer één maal per maand wordt in de huiskapel de Eucharistie gevierd. Voorgangers uit diverse kerken leiden de Tafeldienst. In de kapel wordt zichtbaar dat er verschillende tradities zijn, die in de verschillende symbolen tot uitdrukking komen: een ronde cirkel, een Nikola-ikoon, een crucifix. Het feit dat gastvrijheid bij de Nikola-kommuniteit hoog in het vaandel staat betekent onder meer dat ontmoeting bij koffie of thee vrijwel dagelijks mogelijk is. Op vaste tijden kan ieder die dat wil ‘zomaar’ langs komen. Ook kunnen mensen komen logeren, bijvoorbeeld om op verhaal
26
k nr bu l let in 1 | 2008
Grapje van God Lambert Moll (Midwolda, 1955) is parttime docent Engels aan een scholengemeenschap in Nijkerk. Daarnaast studeerde hij theologie en is hij RK-pastoraal werker. Hij maakt al bijna dertig jaar deel uit van de gemeenschap en heeft uit eigen ervaring ingrijpende wendingen meegemaakt. Zijn eerste kennismaking dateert uit zijn studententijd, toen hij Russisch studeerde en via de getijden kennis maakte met de Nikola-kommuniteit. Van daaruit nam hij veelvuldig deel aan retraites onder andere bij de Trappisten in Tegelen, waarmee hij zich sterk spiritueel verbonden voelde. In de jaren zeventig was er een grote weerstand tegen gezag; veel regels werden afgeschaft. Na het vertrek in 1980 van een deel van kerngroep werd een doorstart gemaakt. Dat was moeilijk, want er was geen structuur meer voor handen. Maar de leiders, die zich hadden teruggetrokken, hadden bewust ruimte gelaten om nieuwe wegen te openen. Het oecumenische karakter van de gemeenschap heeft de laatste jaren meer en meer betrekking op het samengaan van christelijke- en niet christelijke levensbeschouwingen. Feitelijk is er eerder sprake van een kruisbestuiving met het boeddhisme dan met de islam. In een poging om de gemeenschap te typeren attendeert Lambert erop dat de spirituele vormen binnen de Nikola-kommuniteit niet puur ervaringsgericht zijn, maar eerder geënt zijn op de verschillende grote tradities (zoals van de Benedictijnen, de Augustijnen, de Franciscanen). Kenmerkend vindt hij ook het samenle-
ven als leden van een stadscommuniteit, die allen eigen taken buitenshuis vervullen. Religieus leven midden in een grote stad als Utrecht is toch heel anders dan in een afgelegen abdij. José Biermans (Ede, 1976) heeft een oecumenische achtergrond; haar vader is katholiek en haar moeder hervormd. José voelde zich sterk aangetrokken tot het katholicisme en liet zich op vijfentwintigjarige leeftijd vormen. José had tijdens haar verblijf in Taizé iets ervaren wat zo wezenlijk voor haar was, dat ze er terug in Nederland ook hier een vorm voor wilde zoeken. In 2002 kwam ze voor een nadere kennismaking in de Nikolakommuniteit wonen. Op dat moment hadden al verschillende pogingen om zelf een religieuze leefgemeenschap op te richten schipbreuk geleden. Na afronding van haar studie tot zangdocente vond ze dat het tijd was voor een concretisering van haar hartewens. Maar hoe moest ze dat doen? Vrienden ontraadden haar om in de Nikola-kommuniteit te gaan kijken, want ‘daar zitten toch alleen maar oudere mensen’. Door haar deelname aan het dagelijkse middaggebed in de Domkerk kwam ze toch met hen in contact. Zo ontstond het idee om in de kommuniteit te gaan logeren om te zien hoe je zo’n leefgroep opzet. Na een maand hoorde ze in een droom een stem die haar zei ‘Het Koninkrijk der Hemelen is onder u’. Met andere woorden: waarom zou je nog verder zoeken? ‘Typisch weer zo’n grapje van God met mij’ zegt José en doelt daarmee op de aantrekkingskracht, die uitgerekend zo’n gemeenschap met oudere kernleden op haar heeft. José was aanvankelijk ‘gewoon’ een huisgenote zonder specifieke ge- of beloften, maar dat vond ze zelf niet voldoende. Ze was heel blij dat ze mocht
aansluiten bij de OIMV, de Onderlinge Initiële Monastieke Vorming. Dit is een traject waarin aspirant-leden in de Benedictijnse traditie drie maal per jaar samenkomen voor verdieping en bezinning. Voor José beantwoordde dit aan haar verlangen. Eind 2004 werd ze ‘novice’ en twee jaar later deed ze ‘kleine professie’, allemaal tussen aanhalingstekens, omdat de Nikola-kommuniteit geen religieus instituut is in kerkrechtelijke zin. Met haar komst brengt José nieuw élan en de mogelijkheid van continuïteit in een verouderende gemeenschap. Zij kan immers een brugfunctie vervullen naar een volgende generatie. Voor de leden van de kerngroep is het van wezenlijk belang om tijd en ruimte voor elkaar te reserveren, voor het bieden van gastvrijheid en om gemeenschapstaken te vervullen. Dat betekent onder meer dat geen
van hen een fulltime baan buitenshuis heeft. Alle feitelijke beslissingen worden genomen door de kernleden en ieder van hen heeft vetorecht, zij het dat daar zeer spaarzaam gebruik van gemaakt wordt. Er is met enige regelmaat overleg met Oudezijds 100, de andere bekende stadscommuniteit, en met de Hooge Berkt, waarvoor één van de leden van de Nikola-kommuniteit is aangezocht als bestuurslid. Ook zijn er banden met de KI TOV gemeenschap, die zich elders in Utrecht, in het voormalige fraterhuis van de Fraters van Tilburg heeft gevestigd. De aanvankelijk oecumenisch georiënteerde gemeenschap heeft gedurende haar hele bestaansperiode veel contacten met religieuzen gehad. De gemeenschap fungeerde namelijk veelvuldig als een soort transito-haven voor ofwel uittredende religieuzen, die op zoek waren naar nieuwe vormen of voor belangstellenden voor religieus le-
ven met drempelvrees voor een ‘echt’ kloosterleven. José en Lambert erkennen dat de Nikola-kommuniteit veel te danken heeft aan de religieuzen, zowel in materieel als in immaterieel opzicht. Het geld voor de bouw van de kapel kwam via de KOS (Kommissie Onderlinge Solidariteit). Sinds kort maakt ook een ‘echte’ religieus deel uit van de Nikola-kommuniteit: Br Leo Brouwers (Broeders van St Joannes de Deo) vond hier zijn nieuwe thuis na opheffing van de communiteit in de nabijgelegen Grave van Solmsstraat. Er zijn veel contacten met contemplatieve gemeenschappen en met actieve religieuzen in de directe omgeving, zoals de Zusters Augustinessen van St. Monica en de Medische Missiezusters. Die brede inbedding en die openheid is tekenend voor de Nikola-kommuniteit. Het toont aan dat de oorspronkelijke inspiratie nog steeds verbindend werkt, naar buiten en naar binnen.
Nikola-kommuniteit, Maliesingel 63, 3581 BS Utrecht. T.: 030 2314184 URL: w w w.nikola-kommuniteit.nl Om tot je bestemming te komen. Docete, Utrecht 2004, verkrijgbaar via w w w.docete.nl
Het intreden van jongeren in het religieuze leven In de belangrijke lezing die Enzo Bianchi, de prior van Bose in Italië, in mei 2007 hield voor Waalse Jezuïeten, zei hij onder andere: ‘Geconfronteerd met de zedenverwildering, waar de seculiere maatschappij vol van is, richt de vraag die de jongere bezielt, zich op de zin van zijn leven, op de richting die hij aan zijn bestaan moet geven. Zelfs als die niet in woorden wordt geformuleerd is het op deze vraag dat een religieuze gemeenschap genoodzaakt is antwoord te geven, oriëntatie en advies. Dank zij personen die de kunst verstaan aandachtig en in de diepte te luisteren, zal zij
deze behoefte moeten opsporen en zich in dienst stellen van de zoektocht van de jongere’. Ook zei hij : ‘Ik denk dat er voor het religieuze leven nieuwe roepingen kunnen komen als dat weet te vermijden dat het verstart in onveranderlijke vormen en schema’s, die volkomen onbegrijpelijk zijn voor jongeren, die immers gewend zijn aan de mobiliteit en de ‘fluïditeit’ van het leven-nu. Ik geloof dat een jongere aangetrokken kan worden door een religieuze gemeenschap als hij er een plaats in ziet waar hij ervaring van liefde kan opdoen, waar zijn menszijn kan groeien en rijpen.’
In deze lezing geeft Enzo Bianchi uitgebreid antwoord op drie vragen die hem waren voorgelegd (1. Wat zijn volgens u de oorzaken voor het geringe aantal intredingen in het religieuze leven in het West-Europa van vandaag? 2. Wat zou nú, volgens u, het intreden kunnen bevorderen? Wat is er dat hen al of niet aan kan trekken (of aantrekt)? en 3. Hoe ziet u de roepingenpastoraal, waar zo’n pastoraal nog relevant is?). De lezing verscheen in ‘Nouvelle Revue Théologique’ 4/07 en werd in het Nederlands vertaald.
U kunt de tek st vinden op de website van de KNR (w w w.knr.nl / keuzemenu: Publicaties). Beschik t u niet over internet, dan kunt u de lezing bij Bureau KNR opvragen ( T: 073 – 6921321).
k nr bu l let in 1 | 2008
27
religieus leven
religieus leven
“Wat ontbreekt mij nog?” Gedachten over herbronning (11) Het past bij de vastentijd om stil te staan bij onze gehechtheid aan welvaart en bezit. Hoe gaan we daarmee om? Het feit dat het jaar 2008 is bestempeld tot Jaar van het Religieus Erfgoed, geeft daar een extra dimensie aan. Hoe verhouden wij ons tot onze religieuze rijkdommen? Kan hun schoonheid ons nog religieus voeden en dichter brengen bij de bronnen van ons geloof? Als uitgangspunt voor onze gedachtevorming daarover, nemen we deze keer een evangelietekst die zowel ingaat op onze materiële bezittingen, als op ons spiritueel vermogen. Met dat laatste hebben de woorden uit de titel te maken: “Wat ontbreekt mij nog?” We laten hier eerst de tekst volgen.
13
Toen bracht men kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij hun de handen zou opleggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen wezen hen terecht. 14 Jezus zei: ‘Laat die kinderen en verhinder niet dat ze bij Me komen, want van zulke kinderen is het koninkrijk der hemelen.’ 15 Hij legde hun de handen op; daarna vertrok Hij. 16 Toen kwam er iemand naar Hem toe die zei: ‘Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te krijgen?’ 17 Maar Hij zei: ‘Waarom stelt u Mij die vraag over het goede? Eén is er goed. Als u het leven wilt binnengaan, houd u dan aan de geboden.’ 18 ‘Welke?’, vroeg hij. Jezus zei daarop: ‘Niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen, niet vals getuigen, 19 uw vader en uw moeder eren, en uw naaste beminnen als uzelf.
In Matteüs 19 wordt ons verteld hoe Jezus eerst enkele kinderen ontmoet en daarna een zoekende jongeman. Onze blik wordt even gericht op de jeugd. Dat gebeurt niet vaak in onze evangeliën. In het eerste stukje worden de allerjongsten centraal gesteld en wordt aan Jezus gevraagd om voor hen te bidden. Als vanzelf krijgen die kinderen het koninkrijk der hemelen erbij cadeau: “…van zulke kinderen is het koninkrijk der hemelen.” (Mt 19,14) In de volgende scène meldt zich een jongeman die al heel aardig op weg lijkt te zijn in de richting van volmaaktheid. Maar dan blijkt hoezeer zijn gehechtheid aan zijn bezit hem
28
k nr bu l let in 1 | 2008
20
De jongeman antwoordde Hem: ‘Aan dat alles heb ik mij gehouden. Wat ontbreekt mij nog?’ 21 Jezus zei: ‘Als u onverdeeld goed wilt zijn, ga dan uw bezit verkopen en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ 22 Toen de jongeman dat woord hoorde, ging hij verdrietig weg, want hij had veel bezittingen. 23 Tegen zijn leerlingen zei Jezus: ‘Ik verzeker jullie, voor een rijke is het moeilijk het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. 24 Nog eens zeg Ik jullie: Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald dan een rijke in het koninkrijk van God.’
van het Rijk Gods afhoudt: “Toen de jongeman dat woord hoorde, ging hij verdrietig weg, want hij had veel bezittingen.” (19,22) Het blijft een prikkelende kwestie, en niet alleen voor deze jonge man. Hoe onthecht ben ik zelf? En hoe vrij ben ik en zijn wij ten aanzien van ons religieus erfgoed? Kan het ons ook in de weg staan en ons ervan weerhouden Hem te volgen? Zou deze jongeling ook onze kerk en onze religieuze instituten kunnen symboliseren, die qua spiritueel erfgoed zo rijk zijn dat het soms zelfs moeilijk kan worden om tot het wezen door te dringen?
(Matteüs 19,13-24)
Het leven binnengaan Wat in deze evangeliewoorden opvalt, is dat er een groot aantal verschillende uitdrukkingen door elkaar staan, die allemaal het Rijk Gods of het ingaan daarin aanduiden. Ik zet ze hier even op een rij: – het koninkrijk der hemelen (14), – het eeuwig leven krijgen (16), – het leven binnengaan (17), – (een schat hebben in) de hemel (21), – het koninkrijk der hemelen binnengaan (23), – in het koninkrijk van God komen (24).
Het is een verwarrende stroom van beelden, die vooral duidelijk maakt dat dit Koninkrijk of die Hemel niet iets is waarvan we ons een scherpe voorstelling kunnen maken. Ze bieden geen gelegenheid ons ergens aan vast te klampen, want zodra we ons hechten aan het ene beeld en denken een voet aan de grond te krijgen, blijken we al weer op het verkeerde been gezet te zijn en moeten we onze beeldvorming bijstellen. Toch is het verlangen van deze jongeling juist op het verwerven van dat ongrijpbare gericht. Hij vraagt Jezus om advies: “Meester, wat voor goeds moet ik doen om het eeuwig leven te krijgen?” Ook al is dan niet helder wat we ons bij dat andere leven, dat Rijk Gods moeten voorstellen, er moet toch zeker wel iets concreets zijn waarmee we dat kunnen bemachtigen? De reactie van Jezus is – zoals steeds – verrassend. Binnen het bestek van enkele zinnen, verandert hij een paar keer het perspectief. Allereerst plaatst hij God, ‘de Éne die Goed is’, tegenover ‘het goede (doen)’: “Waarom stelt u Mij die vraag over het goede? Eén is er goed.” (Mt 19,17) Een dergelijke manier van spreken vinden we ook in Matteüs 23: 1 Maar laat u zich geen rabbi noemen, want één is uw meester en u bent allemaal broeders. Noem ook niemand van u op aarde vader, want één is uw Vader, die in de hemel. Laat u ook geen leraar noemen, want één is uw leraar, de Messias. (Mt 23,8-10) God is het unieke referentiepunt van wat goed zijn is. In dat licht komt het misschien vreemd over, dat Jezus daarna toch een handreiking biedt op het terrein van het handelen: “Als
u het leven wilt binnengaan, houd u dan aan de geboden.” (19,17) Maar goed zijn en goed doen staan niet haaks op elkaar, en zeker niet waar het gaat om het onderhouden van de geboden. Die vormden en vormen voor de vrome Jood de oriëntatie voor een leven volgens het Verbond. Ze concretiseren de levende relatie met die Ene die Goed is. Het is daarom ook typerend dat Jezus niet zegt dat hij het leven zal binnengaan na afloop van een leven volgens de geboden. Nee, het onderhouden van dit levensmodel van de geboden, deze religieuze manier van leven, dat is het hier en nu beleven van het leven schenkende leven met God. “Vandaag”, zoals in Deuteronomium gezegd wordt: Daarom heeft de heer onze God ons geboden al deze voorschriften te volbrengen en Hem te vrezen. Dan zullen wij altijd gelukkig zijn en zal Hij ons leven schenken, zoals vandaag het geval is. (Dt 6,23-24; zie ook bijv. Dt 30,16) Maar deze jonge man is nog niet tevreden met dit eerste antwoord. Er horen immers zo veel regels en gebruiken tot het religieus erfgoed van Israël. Daarom vraagt hij hier nog even op door: “Welke?” (19,18) 2 Met die beknopte vraag raken we aan wat herbronning inhoudt, namelijk steeds opnieuw vragen wat de kern is van onze religieuze traditie, omdat we van daaruit verlangen te leven. Als antwoord geeft Jezus een korte samenvatting van de tien geboden, met toevoeging van een zinsnede uit Leviticus 19,18: 3 Niet doden, geen echtbreuk plegen, niet stelen, niet vals getuigen, uw vader en uw moeder eren, en uw naaste beminnen als uzelf. (Mt 19,18-19)
In deze samenvatting van de geboden valt op dat juist die aansporingen worden weggelaten die betrekking hebben op de godsverhouding: geen andere goden nalopen, geen afgodsbeelden maken, de naam van God niet lichtvaardig gebruiken en de sabbat heiligen (Ex 20,3-11). Er worden hier alleen geboden genoemd die betrekking hebben op intermenselijke verhoudingen. Zou het misschien door dat versmalde antwoord zijn, dat deze jongeling nog eens aandringt? Alhoewel hij voor zichzelf kan concluderen dat hij zich houdt aan die geboden, is hij er toch niet helemaal gerust op dat daarmee de kous af is. Dat brengt hem tot de vraag: “Aan dat alles heb ik mij gehouden. Wat ontbreekt mij nog?” (19,20) Kom dan terug om Mij te volgen Opnieuw maakt Jezus dan van de gelegenheid gebruik om het perspectief te veranderen. Waren in het vorige antwoord nog speciaal de menselijke verhoudingen aan bod, nu verschuift het accent – beginnend bij het aan de armen geven van zijn bezit – stap voor stap naar het zichzelf weggeven aan God door hem te volgen: Jezus zei: ‘Als u onverdeeld goed wilt zijn, ga dan uw bezit verkopen en geef het aan de armen, en u zult een schat hebben in de hemel. Kom dan terug om Mij te volgen.’ Toen de jongeman dat woord hoorde, ging hij verdrietig weg, want hij had veel bezittingen. (Mt 19,21) Het is typisch dat deze jongere meer onder de indruk lijkt te zijn van het moeten loslaten van zijn bezit, dan van het voorstel zichzelf prijs te geven en volgeling te worden. Zou het laatste dan minder moeilijk zijn dan
k nr bu l let in 1 | 2008
29
religieus leven
het eerste, of zou de weerstand tegen de suggestie afstand te doen van zijn rijkdom, ertoe leiden dat hij over de uitnodiging om Jezus te volgen niet eens nadenkt? We zullen wat hem betreft het antwoord op die vraag nooit weten, maar kunnen haar natuurlijk wel aan onszelf stellen. En zo is het door Matteüs natuurlijk ook bedoeld. Schatten in de hemel – de hemel in onze schatten Matteüs schreef zijn evangelie in een situatie die herbronning onontkoombaar maakte. Zijn publiek bestond vooral uit Joodse Christenen, die zich geconfronteerd zagen met de vraag hoe hun leven als volgeling van Jezus van Nazareth zich moest verhouden tot het navolgen van de geboden van de Thora. Dit probleem werd versterkt, juist doordat op dat moment het Joodse volk opnieuw zijn weg moest vinden na de verwoesting van de tempel in 70 na Christus.4 Alles wat aan rituelen en gebruiken houvast had geboden, had zijn vanzelfsprekendheid verloren. Vragen zoals die in deze tekst aan de orde zijn, rond wat de kern is van de geboden en hoe deze in verhouding staan tot het volgen van Jezus, zijn dan als vanzelf actueel. Onze kerken en religieuze instituten bevinden zich in een vergelijkbare situatie. De processen van secularisatie en ontkerkelijking die zich de laatste decennia hebben voorgedaan, hebben een eind gemaakt aan tal van vanzelfsprekendheden. Veel religieus erfgoed is al verdwenen en er dreigt nog meer te verdwijnen. Dit laatste leidde tot de keuze om 2008 aan te wijzen als ‘Jaar van het Religieus Erfgoed’. Op haar website formuleert de projectgroep dit probleem als volgt:
religieus leven
Bijna nergens is de verscheidenheid aan religieus erfgoed zo groot als in Nederland. Ons religieus erfgoed staat echter onder zware druk. Markante gebouwen maken plaats voor een parkeergarage, kantoor, of flat. De bijbehorende interieurs en kunstvoorwerpen verdwijnen. 2008 is uitgeroepen tot Jaar van het Religieus Erfgoed. Een jaar volop publieksactiviteiten om zelf te ervaren wat religieus erfgoed voor ons betekent: schoonheid, een plek van herkenning en ontmoeting, een deel van onze geschiedenis. Het behouden waard. 5 Een van de voorbeelden die daarbij worden uitgewerkt, is de situatie rond de kerken: Nederland kent momenteel zo’n 4220 kerkgebouwen ‘in functie’. (...) In de komende decennia komen honderden kerken vrij door ontkerkelijking en samenvoeging van gemeenten en parochies. Voor een ander deel van de kerkgebouwen geldt dat de kerkgenootschappen steeds meer moeite zullen hebben om de kosten van dagelijks gebruik te dragen, laat staan (voldoende eigen) gelden te genereren die noodzakelijk zijn voor duurzame instandhouding. Hoe zwaar die financiële last drukt, blijkt uit de besteding van de opbrengst van de actie Kerkbalans. Rooms-katholieke parochies hebben in 2006 gemiddeld 80 procent van de miljoenen die de actie Kerkbalans opbracht, aan onderhoud van de kerkgebouwen moeten besteden.6 Toch is dit nog maar de buitenkant van het probleem. Onbedoeld verraden de slotzinnen van het voorlaatste citaat iets van de binnenkant ervan. Er wordt gesproken van “publieksactiviteiten om zelf te ervaren wat religieus erfgoed voor ons betekent: schoonheid,
een plek van herkenning en ontmoeting, een deel van onze geschiedenis. Het behouden waard.” Dit erfgoed is naar zijn aard echter meer dan alleen schoonheid en dierbare geschiedenis. Wat in deze woorden ontbreekt, is juist de link met het religieuze referentiekader van al dat schoons. Terecht protesteerde een van de KNR-leden tegen de neiging om deze kunst en architectuur alleen als iets materieels te zien en ze tegenover het immateriële erfgoed te plaatsen: de zogenaamde binnenkant van het religieuze leven. Hij schreef in een reactie: “Wij zijn bijzonder blij met initiatieven als het ‘Jaar van het Religieus Erfgoed’. Onze voorgangers hebben erg hun best gedaan hun inspiratie en leefwijze neer te leggen, te vertalen in kunst en architectuur, en we stellen het bijzonder op prijs dat ook dit aspect van het religieuze leven eens exclusief onder de aandacht wordt gebracht.” 7 Beide kanten hoorden voor de makers onafscheidelijk bij elkaar. Zij hebben om zo te zeggen ‘schatten in de hemel verdiend door de hemel in onze schatten te vatten’. Het is echter de vraag of die intrinsieke verbondenheid van inspiratie en erfgoed nog voldoende herkend en begrepen kan worden door de geseculariseerde ogen van onze hedendaagse cultuur.
Wat de eerste vraag betreft kunnen we kort zijn. Onze parochies en religieuze gemeenschappen zullen deze financiële last, maar ook de last van de menskracht die nodig is voor het beheer, onmogelijk zelf kunnen blijven dragen. Onder meer daarom is dit Jaar van het Religieus Erfgoed ingesteld. Het moet rond deze kwesties ook een jaar van bewustwording en inventarisatie zijn. 8 Maar zelfs wanneer we deze lasten wel zouden kunnen opbrengen, dan zou het goed zijn ons af te vragen of we dit moeten willen. Mogen we het zover laten komen dat het behoud van onze kunst en architectuur onevenredig veel aandacht en middelen opeist van onze steeds kleiner wordende gemeenschappen en parochies? Ons kerk-zijn en ons religieuszijn vragen om een gezond evenwicht tussen bezieling, binding en beheer.9 Het volgen van Jezus Christus staat daarbinnen centraal met alles wat daarbij hoort, zoals evangelisch leven, gemeenschapsopbouw, pasto-
raat, diaconie en aandacht voor missionaire uitdagingen. De onschatbare waarde – ook in religieus opzicht – van ons religieus erfgoed mag daar wel aan bijdragen, maar het niet in de weg staan. De kwestie van de religieuze verstaanbaarheid van dit erfgoed heeft twee kanten. Inderdaad missen vooral de jongste generaties veel kennis met betrekking tot kerk en religieus leven, wat het begrijpen van religieuze cultuur-uitingen bemoeilijkt. Toch is de praktijk misschien minder zorgelijk dan je op grond hiervan zou verwachten. Het ontbreken van kennis kan ook leiden tot minder vooringenomenheid. Bovendien hoeven we ook niet alles verstandelijk te beredeneren en be-grijpen. We zouden ons ook vanaf de overkant kunnen laten aangrijpen. In zijn onlangs gehouden inaugurele rede, ging Prof. Frans Maas uitgebreid in op die kant van de zaak. Hij sprak daarbij over de sacramentele dimensie van religieuze
beelden: “…die richting kan ook omgekeerd: dat God uit zijn verte nadert tot de mens en hem/haar in de afbeelding aanraakt. (...) De aanwezigheid van het heilige in het kunstwerk is een nabijkomen van het Heilige, in die zin is het kunstwerk sacramenteel. Het kunstwerk als materie wordt transparant voor het naderen van het heilige. In het geval van glas-in-lood is dat ook letterlijk transparant, maar het kan ook in hout en verf, in woord en klank. De afbeelding is een mogelijkheid voor de Heilige om mensen te naderen en aan te grijpen, en wel zo dat daarvoor de aantrekkelijkheid gebruikt wordt, die het artistiek werk kenmerkt.” 10 We mogen erop vertrouwen dat religieuze kunst en architectuur hun eigen taal spreken en met een grotere zeggingskracht dan woorden kunnen uitdrukken en dan ons menselijk verstand kan vatten.
Pierre Humblet
1 Donald Senior, The Gospel of Matthew, (Interpreting Biblical Texts), Abingdon Press, Nashville 1997, p.148. 2 J. Andrew Overman, Church and Community in Crisis. The Gospel according to Matthew, (The New Testament in Context), Trinity Press International, Valley Forge 1996, p. 283-284. 3 Matteüs gaat hierbij een stap verder dan Marcus en Lucas. Hij voegt de woorden “en uw naaste beminnen als uzelf” toe, een zinsnede uit Leviticus 19,18. Deze toevoeging over het beminnen van de naaste, kan eventueel gezien worden als een positief geformuleerde samenvatting van het tiende gebod: “U zult uw zinnen niet zetten op het huis van uw naaste; u zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste, niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, op niets wat hem toebehoort.” (Ex 20,17) 4 Zie: J. Andrew Overman, Church and Community in Crisis, p. 1-27. 5 Website Jaar van het Religieus Erfgoed – www.2008re.nl. 6 Emile Duijsens, secretaris Interkerkelijke Commissie Geldwerving, bij de presentatie van Kerkbalans 2008.Website RKK / Katholiek Nederland – Actualiteit – 10 januari 2008 – www.katholieknederland.nl. 7 Uit een e-mailbericht van broeder Cees van Dam, Congregatie der Broeders van de H. Aloysius Gonzaga, Oudenbosch.
Ons fraaie religieus erfgoed stelt ons dus voor een dubbel probleem: – Hoe blijft het behoud ervan betaalbaar? – Hoe blijft het verstaanbaar als iets religieus? Wordt dat niet steeds meer een punt van zorg?
8 “Minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft het bestuur van het Jaar voor het Religieus Erfgoed gevraagd om hem aan het einde van het Jaar een goed onderbouwd advies te geven met daarin de mogelijkheden en moeilijkheden met betrekking tot het Nederlandse religieuze erfgoed.” Artikel Financiering ‘Jaar van het Religieus Erfgoed’ rond: veelzijdig programma, In: RKKerk, 24 augustus 2007. Ook te vinden op www.katholieknederland.nl. 9 Verwijzing naar de grondwoorden van het KNR-beleidsplan 2006, KNR-publicatie no. 35, Den Bosch, oktober 2006. 10 Prof. Frans Maas, De verleiding, de kras en de tranen. Over de sacramentele dimensie van religieuze kunst, p. 6-7. Deze op vrijdag 11 januari 2008 bij de Radboud Universiteit in Nijmegen gehouden inaugurele rede als hoogleraar Geschiedenis en grondslagen van de spiritualiteit, verschijnt binnenkort in druk. Hier is gec iteerd uit een voorpublicatie op internet: www.titusbrandsmainstituut.nl/ned/algemeen/actueel.htm.
Dit is het elfde deel van een artikelenreeks over herbronning. De voorgaande delen kunt u vinden op de website van de KNR: www.knr.nl/Publicaties.
30
k nr bu l let in 1 | 2008
k nr bu l let in 1 | 2008
31
2008
Agenda 13 maart 15 maart 7 april 10 april 12 april 13 april
Studie- en ontmoetingsdag beleidsmedewerkers Symposium Twintig jaar DSTS (www.dsts.nl) Presentatie boek J.A. Hendrikx (inventarisatie kloosters) Lourdescongres (VNB, Liturgisch Instituut, TBI) Symposium Veertig jaar TBI (http://www.titusbrandsmainstituut.nl) Open Kloosterdag / Roepingenzondag
17 april 13 mei 29 mei 5 juni 12 juni 13 september
Platform Toekomst van Religieus Leven WUCWO gebedsdag. Liturgie-suggesties kunnen aangevraagd worden. Bijeenkomst besturen ‘kleine’ congregaties AV KNR Bijeenkomst voor jonge religieuzen de 20ste Nationale Vredesdag Religieuzen –met een feestelijk tintje– wordt gehouden in het Ds. Piersoncollege, ’s-Hertogenbosch. Het thema luidt: ‘Kunnen we nog wat we willen?’ Verdere informatie volgt. Ontmoeting leden ‘kleine’ congregaties Platform Toekomst van Religieus Leven AV KNR
25 september 9 oktober 13 november
32
k nr bu l let in 1 | 2008