Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin
jaargang 17 • nummer 1 • maart 2014
In beeld • Jouw beminnelijke gekriebel • Ellen Terpstra • pagina 4
Religieus Erfgoed • Maria Roepaan • pagina 28 Geroepen om te delen • Wat we niet nodig hebben behoort aan anderen toe • Bram Hommel • pagina 34
knrbulletin 1 | 2014
1
1
Redactioneel Het zal u niet zijn ontgaan: Geroepen om te delen is het nieuwe KNR-jaarthema. In de gelijknamige rubriek kunt u lezen hoe Thijs Caspers het thema tijdens de KNR-Nieuwjaarsbijeenkomst heeft geïntroduceerd. Zuster Angèle Schamp o.p. beschrijft hoe bij de Zusters Dominicanessen van Neerbosch de samenwerking tussen religieuze bestuurders en lekenkader geleidelijk is gegroeid. In de rubriek Projecten is er dit keer aandacht voor een initiatief van het Catharijneconvent om kinderen te laten kennismaken met onze christelijke traditie. Jan van den Eijnden ofm vertelt in de rubriek In de knip van…. dat hij heimelijk een big spender is. Er zijn ook weer citaten en beeldmateriaal rond het jaarthema te vinden in dit blad. Ideeën en suggesties voor bijdragen zijn – zoals steeds – zeer welkom. De oproep in het vorige nummer voor tips met betrekking tot een bijzondere herbestemming van een voormalig klooster heeft geen reacties opgeleverd. Maar de markante kloostergebouwen die met name in Noord-Brabant en Limburg zo beeldbepalend zijn zowel op het platteland als in de stedelijke kernen herinneren ons aan de boeiende historie, die zich in en rondom die gebouwen heeft afgespeeld. Circa 20 kilometer bezuiden Nijmegen, dichtbij de Duitse grens, in Ottersum ligt het voormalige Maria Roepaan. In de rubriek Religieus Erfgoed het verhaal over dit Kulturkampf kloster. Vlak voor de afronding van de kopij voor dit nummer kregen we bezoek van twee functionarissen van de Congregatio. Het stof over dit bezoek is nog niet helemaal neergedaald, maar een korte impressie willen we u niet onthouden.
2014
Het bestuur KNR en de medewerkenden van bureau KNR wensen de lezers Zalig Pasen.
Colofon
Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vier maal per jaar. Door middel van dit bulletin wil de redactie religieuzen in Nederland en belangstellenden informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden. Illustratie voorzijde: Francisco de Zurbarán, ‘Agnus Dei’ en free stock photo Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ‘s-Hertogenbosch Redactiesecretariaat/Eindredactie: Will van de Ven T: 073 – 6921321, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl
inhoud In beeld. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 • Jouw beminnelijke gekriebel. In gesprek met zuster Ellen Terpstra 4 • De ene KNR: tien jaar Gods feest van verbondenheid en liefde 7 • Bezoek uit Rome 9 • Bestuurslid of adviseur?: helderheid is wenselijk 12 • Bestuurswisselingen 13 • Samenwerking tussen religieuze bestuurders en lekenkader 14 Gerechtigheid en vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 • Impressie Platformdag Internationalisering 16 Projecten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 • Feest! Weet wat je viert 18 Varia / Korte berichten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20-21 • Meester uit de Spaanse gouden eeuw • Wat bezielt ons? • KJD Festival: ‘Nieuw, puur en intens’ • Jaarvergadering participanten Erfgoedcentrum • Maria: zijkant van God Geroepen om te delen teksten om over na te denken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 In de knip van…. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 • Jan van den Eijnden ofm 24 Religieus leven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 • De samenklank met de Geest. In gesprek met Wout Oosterkamp 26 Religieus erfgoed. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 • Van (Maria) Roepaan naar Evenementenlocatie 28 Geroepen om te delen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32 • De consequenties van een faustiaans contract 32 • ‘Wat we niet nodig hebben behoort aan anderen toe’ 34 Boeken & bladen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36-43 • Achter de eeuwige glimlach • Soberheid van vele kanten belicht • Liturgie als weg tot ontvankelijkheid • Onderweg naar Pasen • Helden, heiligen en pioniers • In dienst van de zieken • Heilig Bruurke • Eerherstel • Op Doortocht • Liefde van alle dagen • Broeder in tijden van secularisatie • Zelfopoffering Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Het volgende nummer van het KNR-bulletin verschijnt in juli 2014. Sluitingsdatum van kopij: 7 juli 2014 2
knrbulletin 1 | 2014
knrbulletin 1 | 2014
3
IN BEELD
In beeld
Kon ik Jou, Heer, tezamensponzen tot een gebaartje op mijn hand en gaf Jou alle kralen, donzen, poesjesmiepsen en hommelgonzen en Jij weefde het verband…
inhoud
Jouw beminnelijke gekriebel In gesprek met zuster Ellen Terpstra De zusters van De Voorzienigheid zijn in het midden van de 19 e eeuw in Amsterdam gesticht door pastoor Hesseveld en Maria Stroot voor de opvang van meisjes. Anno 2014 telt de congregatie circa 70 zusters. Het congregatiebestuur wordt gevormd door twee zusters, ondersteund door een ‘leken’-team van vier vrouwen en twee mannen. Huize Bosbeek, verworven in 1952, blijft het centrum van de congregatie waar de zusters samenkomen bij bijzondere gelegenheden. Aangrenzend is het verzorgingshuis, waar circa vijftig zusters wonen en dat sinds 2001 is opengesteld voor niet-religieuzen. Zuster Ellen Terpstra was gedurende twee termijnen algemeen overste. Sinds december 2011 vervult ze die functie niet meer en blijft ze op andere wijzen betrokken bij het wel en wee van haar medezusters. Daarnaast werkt ze als vrijwilligster bij Stem in de Stad (een oecumenisch diaconaal centrum) in haar woonplaats Haarlem. Ze schrijft graag, houdt ook van tuinieren, koken met ‘vergeten groenten’ en van het opleuken en veranderen van kleding. Maar in deze bijdrage vertelt ze vooral over haar levensweg met haar medezusters. Vrome kinderjaren Rini – haar meisjesnaam voordat ze intrad – Terpstra kwam in 1939 ter wereld in een Amsterdamse volksbuurt. Omdat zowel vader als moeder een eerdere partner aan tuberculose hadden verloren groeide zij op in een samengesteld gezin met vier kinderen uit drie verschillende relaties. Enkele maanden na haar geboorte stierf ook Rini’s vader aan tuberculose. Moeder was door alle ervaringen getekend en kon niet goed omgaan met de samenstelling van haar gezin. Ellen groeide op tijdens de oorlog maar bewaart geen dramatische herinneringen aan de oorlogsjaren. Zuster Ellen: ‘Tijdens de hongerwinter gingen we in groepjes op rooftocht en vroegen om voedsel bij de Duitsers, die bij ons in de Dapperbuurt gelegerd waren. Omdat we twee hoog woonden en ik aldoor op straat speelde was ik ook wel enigszins een straatmeid. Op school, in de parochie en later op de kweekschool 4
knrbulletin 1 | 2014
ontmoette ik Zusters van Bennebroek, van de Choorstraat en van de Voorzienigheid. Ik heb toen geen moment gedacht: daar wil ik bijhoren.’ Ze komt niet uit een kerkelijk milieu. Haar vader was communist en iedereen in het gezin stemde links. Zuster Ellen: ‘We gingen ‘s zondags wel naar de kerk, maar thuis spraken we nooit over geloofszaken. In het gezin van een vriendin leerde ik de Rozenkrans bidden en met haar ging ik naar het lof. Dankzij het ontbreken van devotionele praktijken in mijn opvoeding hoefde ik later weinig af te zweren. Ik ben wel altijd een heel vroom kind geweest.’ Na drie jaar werkervaring als onderwijzeres en na de nodige vriendjes trad ze in 1962 op 23-jarige leeftijd in, een keuze die op weinig begrip in haar omgeving kon rekenen. Ze is nu kritisch over haar motieven destijds om in te treden. De mogelijkheid om op de Holland-Amerikalijn les te geven aan de kinderen, die naar de Nieuwe
Wereld emigreerden, was een aanlokkelijke dagdroom. Maar voor religieus leven is meer nodig. De vraag ‘Waarom ben ik gebleven?’ intrigeert haar dan ook meer dan haar beweegredenen om in te treden. Doe-mensen-zonder-franje Haar salaris als onderwijzeres betekende verlichting van de financiële zorgen van haar moeder. Gelukkig bracht de gang naar het klooster geen materiele misère teweeg. Zuster Ellen: ‘Het bestuur bood mijn moeder tot aan haar dood een maandelijkse toelage. Later begreep ik dat dat niet ongebruikelijk was. Normaliter bracht je enkele honderden guldens mee voor de aanschaf van basisbenodigdheden, dat is mij niet gevraagd. De algemeen overste zei: koop daarvan maar een tv voor je moeder.’ Ondanks de hartelijke ontvangst waren de eerste jaren in het klooster niet gemakkelijk. Zuster Ellen: ‘Aanvankelijk viel het me tegen,
ik zou mijn vingers rond je sluiten en Jouw gekriebel zó beminnen terwijl Je scheppend was daarbinnen dat ik mijn vuist héél zacht van buiten zou kussen; en als ik op een teken Jouw werk voorzichtig zou ontbloten nimmermeer zijn uitgekeken op mijn lege handpalm, grote God en nooit meer spreken.
Leo Vroman zuster Ellen Terpstra
onder andere door mijn hooggespannen verwachtingen omtrent de vorming.’ Tijdens haar werk als onderwijzeres aan één van de scholen van het Moederhuis ontdekte ze haar voorkeur voor de vorming van volwassenen. Ze kreeg kansen om zich in die richting om en bij te scholen en is de congregatie daar nog altijd dankbaar voor. In Amsterdam Oud West kon ze aan de slag als kerkelijk opbouwwerker. De goede contacten met haar collega Bram in de Magdalenaparochie groeiden uit tot een vriendschap-voor-het-leven. Terug bij haar roots voelde ze zich als een vis in het water: ‘Ik sprak hun taal, ik wist wie ze waren, voor een deel waren het mensen uit mijn eigen milieu.’ In die periode raakte ze ook betrokken bij bezinningsprogramma’s binnen de congregatie. Zuster Ellen typeert de zusters van haar congregatie als eenvoudig: ‘Wij zijn doodgewone mensen, niet meer dan een ander, doe-mensen zonder franje,
die graag de handen laten wapperen. Door dat aspect heb ik me er altijd thuis gevoeld. Voor de gemeenschap als totaliteit vind ik spiritualiteit eigenlijk een te groot woord. In de loop der tijd hebben zich bij onze zusters heel verschillende godsbeelden ontvouwd. Daar kunnen we samen goed over communiceren. Ons bezinningsprogramma heet de Carrousel om aan te geven dat je er in en af kunt stappen. De input van verschillende kanten zorgt voor een gevarieerd aanbod zoals een cursus over de Psalmen, geaard schrijven, bezinning op het kapitteldocument, leeskring ‘Religie voor Atheïsten’ en stiltemeditatie.’ Zelf leest zuster Ellen momenteel het boek van Alain de Botton: ‘Zo’n keuze toont al onze nuchterheid, we schrikken niet zo gauw meer ergens van.’ De jaarlijkse bezinningsweek in Steyl start meestal met een film. Zuster Ellen: ‘Zo keken we onder meer naar Intouchables, Des Hommes et des Dieux
en Amour. De films bieden stof tot reflectie en tot gesprek; daarnaast zijn er workshops, waar de zusters aan deel kunnen nemen, maar daartoe is niemand verplicht. We hebben ons uiterste best gedaan om ons van het keurslijf te bevrijden en om ieders keuze als een kwestie van eigen verantwoordelijkheid te ervaren. Er is onder de zusters een grote mate van diversiteit qua religiositeit en qua godsbeeld. We geven elkaar zoveel mogelijk de ruimte. We zijn oud en gering in aantal, maar we laten ons niet dwingen in de sfeer van ‘hethoeft-allemaal-niet-meer’. We hebben het recht om waardig te gaan en dat doen we als we leven vanuit een spiritualiteit van het ouder worden door open te blijven staan voor het Mysterie. Ik vind dat ik het toch wel echt getroffen heb. Mocht ik ontdekken dat er niets is na de dood dan heb ik wel dit mooie leven gehad.’
knrbulletin 1 | 2014
5
IN BEELD
IN BEELD
inhoud
‘Scheppinkje’ Als zeventienjarige werd ze tijdens een voordrachtwedstrijd getroffen door een gedicht van Leo Vroman. Het godsbeeld dat daarin naar voren komt is haar altijd bij gebleven vanwege de nabijheid en tederheid. Zuster Ellen zoekt God altijd in de relatie. De vrouwelijke kanten van God ontdekte ze tijdens de colleges van Tine Halkes en tijdens haar bezoeken - samen met Bram - aan Romaanse kerken in Frankrijk. Daar zag ze indrukwekkende Madonna-beelden, onder andere in Tournus. Dat beeld sloeg bij haar in als een bom, het sloot aan op de beweging in haarzelf tussen enerzijds God als onnoembaar en alles overstijgend en anderzijds als ultiem innig en teder. Ook in de dagboeken van Etty Hillesum herkende zij die doorleefde innerlijke relatie met God. Zuster Ellen: ‘Het laat zich niet anders omschrijven dan als een onstilbaar verlangen.’ W VDV
Notre-Dame la Brune in de abdij van St Philibert te Tournus
www.devoorzienigheid.nl | Annelies van Heijst, Liefdewerk. Een herwaardering van de caritas bij de Arme Zusters van het Goddelijk Kind, sinds 1852. (Hilversum 2002) Uitgeverij Verloren, ISBN 90-6550-741-8.
De ene KNR: tien jaar Gods feest van verbondenheid en liefde Op 9 januari 2014 vond voor leden van KNR-commissies, bestuursleden en medewerkers de ‘traditionele’ KNR-Nieuwjaarsbijeenkomst plaats. Als gastvrouwen fungeerden de Zusters van Liefde, die daartoe in Tilburg hun nieuwe Ontmoetingscentrum en de prachtige kapel ter beschikking hadden gesteld. Onderstaand een impressie, voornamelijk gebaseerd op de openingstoespraak van KNR-voorzitter broeder Cees van Dam. Hij memoreerde hoe tien jaar geleden de ‘ene’ KNR van start is gegaan, die het einde markeerde van de samenwerkingsverbanden van de actieve vrouwelijke religieuzen, de broeders/fraters, de priester-religieuzen, de monialen en de ‘oude’ KNR. De oprichting van de ‘ene’ KNR, een instelling van pauselijk recht, vond plaats op 7 januari 2004 in een algemene vergadering van 126 Hogere Oversten en vormde het sluitstuk van een lang en intens proces van overleg met de Congregatie voor de Religieuzen in Rome. Opvallend was daarbij dat de KNR-in-oprichting een belangrijke rol heeft kunnen spelen in het overlegproces met de Romeinse Congregatio. De ‘ene’ KNR werd de eerste conferentie ter wereld waarvan monialen volwaardig lid zijn. Bijzonder was ook dat de mogelijkheid voor ‘gewone’ religieuzen (niet-zijnde Hogere Overste) en zelfs ook voor (bepaalde) niet-religieuzen geopend werd om deel uit te maken van het dagelijks bestuur van de Konferentie. Tien jaar verder In tien jaar tijd heeft de koepelorganisatie zich verder ontwikkeld. Het aantal leden, toen 130, is inmiddels de 200 gepasseerd. Een breed scala aan terreinen wordt bestreken en een indrukwekkend aantal bijeenkomsten en andere activiteiten vindt jaarlijks plaats. Maar het is duidelijk dat er ook andere ontwikkelingen zijn. Op 7 januari 2004
6
knrbulletin 1 | 2014
Paus Franciscus en br Cees van Dam
waren er nog bijna 11.000 religieuzen in Nederland terwijl er nu minder dan 6000 zijn (met een hogere gemiddelde leeftijd). De problematiek van de bestuurbaarheid van de instituten is navenant toegenomen en de afhankelijkheid van de belangenbehartigende taak van de KNR is gestegen. Het gegeven van één nationale conferentie is nog steeds betrekkelijk zeldzaam, zoals ook weer zal blijken tijdens de tweejaarlijkse bijeenkomst van de Unie van Europese Conferenties van Hogere Oversten (UCESM) in Kiev in de Oekraïne (10-15 maart 2014). Het thema in Kiev zal zijn: ‘Religious men and women in Europe: Witnesses and Shapers of Communion’.
Terugblikkend op het voorbije jaar kwam ter sprake wat broeder Van Dam zelf als een hoogtepunt van 2013 heeft ervaren: de inspirerende ontmoeting - samen met andere leden van de Unie van Generale Oversten (USG) - op 29 november 2013 met paus Franciscus. Tijdens die ontmoeting is gesproken over de rol van de religieuzen in kerk en wereld en over leiderschap daarbinnen. Volgens broeder Van Dam komt de inspirerende invloed en overtuigingskracht van paus Franciscus voort uit de authenticiteit van zijn persoon die woord en daad verbindt en gestoeld is op een diep doorleefd geloof. Hij heeft hem, namens alle Nederlandse religieuzen, bedankt voor knrbulletin 1 | 2014
7
IN BEELD
inhoud
zijn inspirerende woorden en daden, en hem daarbij moed toegewenst. De paus sprak vanuit een grote praktische ervaring: als religieus, als jezuïet en als oud-provinciaal van een grote provincie. De kern van het religieus leven is om in de werkelijkheid te staan van de nood van mensen, waarbij religieuzen biddend en solidair aanwezig willen zijn en waarbij die solidariteit vorm krijgt in bewogenheid en inzet. Aan het einde van de bijeenkomst kondigde de paus aan dat 2015 zal worden uitgeroepen als ‘jaar van het religieus leven’. Vanzelfsprekend zal ook de KNR daaraan van harte meewerken. ‘Pazienza’ Broeder Van Dam vertelde dat er tijdens het bezoek aan Rome ook gesprekken zijn gevoerd met de prefect en de secretaris van de Congregatio, kardinaal João Bráz de Aviz en mgr José Rodríguez Carballo. Die gesprekken waren wenselijk omdat de ontwikkelingen op het terrein van de bestuurbaarheid van religieuze instituten in een fase van voltooiing in Nederland al heel lang stokken. De behoefte aan oplossingen in individuele instituten is intussen nijpend geworden. Of het heeft geholpen om zaken te bespoedigen, valt te betwijfelen: Pazienza – geduld – was een veelgebruikt woord. De uitnodiging aan het adres van mgr Carballo om naar Nederland te komen is van belang, omdat een bezoek kan helpen om de misverstanden over de
IN BEELD
religieuzen in Nederland, die bij de leiding van de Congregatio bestaan, uit de weg te ruimen. Anderzijds is meer zicht op de situatie in Nederland van belang voor de Congregatio, gezien de voorlopersrol die ons land in sommige opzichten vervult. Men toont graag bereidheid ons te helpen, maar verzocht ons ook uitdrukkelijk hen daarin bij te staan. Na de openingstoespraak van broeder Cees van Dam volgde een rede van Thijs Caspers (zie elders in dit blad). Een beknopte weergave van de reacties van zuster Martha Verstraeten osb en de heer Jan Koonings op Caspers’ inleiding verscheen op de KNR-site. De woorden van Thijs Caspers inspireerden zuster Martha Verstraeten ertoe om stil te staan bij de eigen Benedictijnse traditie. Vanuit die traditie staan veeleer matigheid als weg naar het goede leven en dankbaarheid centraal dan vrijwillige armoede. Econoom en FKR-lid Jan Koonings nodigde er toe uit om na te denken over een meer rechtvaardige verdeling van schaarse goederen. Hij citeerde daarbij uit een lied van Roald Schaap, dat eerder die middag had geklonken: ‘want nu zijn de kilo’s verkeerd verdeeld.’ De gelovige protestliederen die Roald Schaap en zijn maatje ten gehore brachten sloten naar vorm en inhoud perfect aan op de thematiek van de bijeenkomst. W VDV
Foto’s van boven naar beneden: zr Dionne Appelman, mw Hannie Webbers e.a. zrs Delian de Brouwer en Taci Keurntjes Simone Weijs en Tjeu Timmermans O.Carm. Roald Schaap en maatje zr Martha Verstraeten osb Hans van Reisen en WvdV 8
knrbulletin 1 | 2014
Bezoek uit Rome Op uitnodiging van de KNR waren vorige maand twee functionarissen van de Vaticaanse Congregatie voor de Instituten van Gewijd Leven en de Sociëteiten van Apostolisch Leven (CICLSAL), kortweg ‘Congregatie voor de Religieuzen’, enkele dagen op bezoek in Nederland. Paus Franciscus heeft kort na zijn aantreden José Rodríguez Carballo, die tot dan toe minister generaal van de minderbroeders franciscanen was, benoemd tot secretaris van CICLSAL. In deze functie is hij na de prefect, de Braziliaanse kardinaal João Bráz de Aviz, de ‘tweede man’ van deze congregatie. Monseigneur Carballo werd vergezeld door mevrouw dottoressa Daniela Leggio, office manager van de Congregatio en hoofd van de afdeling ‘Conferenties’. Ze is lid van het (Franciscaanse) seculiere instituut ‘Missionarissen van het koninkrijk van Christus’ en de hoogste vrouwelijke leek van het Vaticaan. Ontmoetingen Op de eerste dag bracht men een bezoek aan de Zusters Franciscanessen ‘Alles voor Allen’. Deze congregatie telt momenteel 54 leden met een gemiddelde leeftijd van 86,5 jaar. De delegatie sprak met het bestuur van de congregatie en met het vertegenwoordigend orgaan van de zusters, de Congregatieraad. Een raadslid vertelde over het proces dat heeft geleid tot de keuze voor een bestuur van niet-leden. Na verkregen toestemming van de bisschop van Breda is een en ander begin 2011 geformaliseerd. Er zullen in de toekomst geen kapittels meer worden gehouden. De bisschop heeft het voltallige bestuur benoemd, na voordracht door de Congregatieraad. De Congregatieraad, gekozen door de zusters, kan het bestuur adviseren. In een visiedocument staat verwoord hoe de zusters het in de toekomst graag zien. Het bestuur dient te handelen in de lijn van het visiedocument en zal bij noodzakelijk geachte afwijkingen eerst overleggen met de zusters. Mgr Carballo constateerde dat het proces goed doordacht is en hij merkte op dat deze weg ook in de Verenigde Staten bewandeld wordt. Daar handelt het eerste bestuur van niet-leden in de lijn van de religieuzen, maar de vraag is of de besturen erna dit steeds kunnen blijven doen. Kennen buitenstaanders over een aantal jaren de spiritualiteit nog
Romeinse delegatie op bezoek bij Zrs ‘Alles voor Allen’
voldoende? Wellicht kunnen Franciscaanse lekenbewegingen hier in de toekomst van dienst zijn: daar zijn mensen die de spiritualiteit wel kennen. Mw Leggio vroeg naar een mogelijke oplossing voor de bestuurbaarheid in Nederland door religieuzen te recruteren vanuit dochtercongregaties in Indonesië. Volgens de zusters vormen zij inmiddels zelfstandige congregaties en de leden van deze buitenlandse congregaties moeten daar leiding geven. Het is geen optie om hen voor bestuurlijke taken te vragen hierheen te komen. Mgr Carballo
concludeerde dat de kerkelijke wetten ten dienste van de mensen moeten staan en niet andersom. Hierna begaf de delegatie zich met spoed naar ‘s-Hertogenbosch voor een kennismaking met de stafmedewerkers van het Bureau KNR. Vervolgens vond er in een bomvolle zaal in de Verkadefabriek een ontmoeting plaats met de hogere oversten. Mgr Carballo begroette zijn gehoor op franciscaanse wijze met: ‘De Heer geve U vrede’. Hij zei verheugd te zijn over de uitnodiging voor deze ontmoeting, vooral om te kunnen knrbulletin 1 | 2014
9
IN BEELD
inhoud
luisteren naar de Nederlandse religieuzen. Hij waarschuwde dat religieus leven geen toevluchtsoord mag zijn voor personen, die daar totaal niet geschikt voor zijn. Zijn advies luidde: ‘Neem de tijd om het inzicht te laten rijpen en verwar bekeringservaringen niet met roeping. Heb zorg voor een goede christelijke vorming en besteed daarbij speciaal aandacht aan het hanteren van affectiviteit en seksualiteit. We staan voor een tijd van herbronning van religieus leven en dienen ons af te vragen wat onze stichters en stichteressen hic et nunc zouden doen? Het antwoord op die vraag houdt een evangelisch appèl tot radicaliteit in. Herbronning vraagt om heroverweging van - met name - onze mentale structuren en om een drievoudige keuze. Naast het centraal stellen van Christus, het onderscheiden tussen fundamentele en secundaire aspecten van religieus leven, gaat het om een missionair bestaan: Ga uit, treed naar buiten.’ Jaar van het Geconsacreerde Leven Op 29 november 2013, aan het einde van de USG-ontmoeting, heeft paus Franciscus officieel het Jaar van het Geconsacreerde Leven afgekondigd en enkele maanden later sprak kardinaal Bráz de Aviz over de invulling hiervan. Mgr Carballo lichtte de doelstellingen en plannen voor het Jaar van het Godgewijde leven toe: ‘De eerste doelstelling zal zijn om dankbaar terug te zien op de vijftig jaar sedert Vaticanum II. Vanuit een positieve visie op deze periode van genade willen we de toekomst omarmen met hoop, want de huidige crisis in kerk en samenleving is geen voorportaal van de dood, maar een kairos, een kans voor meer diepgang. Ondanks alle doemprofeten willen we mannen en vrouwen van hoop blijven, een hoop die gebaseerd is op Hem in wie we ons vertrouwen hebben gesteld. Een derde doelstelling is om ons leven in het heden 10
knrbulletin 1 | 2014
IN BEELD
met passie te leven en niet lauw of halfslachtig.’ Activiteiten die het Jaar van het Godgewijde leven zullen markeren zijn onder meer een week voor vormingsverantwoordelijken, een bijeenkomst voor jonge religieuzen en een congres. Het Jaar begint op 21 november 2014 en eindigt een jaar later, 50 jaar na het decreet ‘Perfectae Caritatis’ over de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven. Als onderdeel van de voorbereidingen publiceert de Congregatio elke vier maanden een nieuwsbrief; de eerste, getiteld Rejoice, is reeds verschenen. In het midden: mw dr Leggio en mgr Carballo
mgr Carballo en Piet Hein van der Veer ofm cap
Rob Hoogenboom ofm en zr Mia Maesen
Uitwisseling In de levendige uitwisseling met de zaal schroomden de oversten niet om tal van prangende vragen op tafel te leggen. Vragen ten aanzien van de regels voor de clausuur, de oplossingen voor afnemende bestuurskracht, de (trage) respons vanuit de congregatio, de visie op Evangelii Gaudium, de contacten met de bisschoppen, de vorming. Op de vraag naar de visie van mw Leggio op haar bijdrage aan de herstichting van het religieuze leven in de wereld reageerde zij met een wedervraag. Volgens haar dient centraal te staan: wat is voor mij de opdracht die ik hier en nu te vervullen heb? Zij constateerde dat er in Nederland veel zorgen leven rond het recht: wat is toegestaan en wat niet? Maar die vragen dreigen hun doel voorbij te schieten, omdat wettelijke regels vooral bedoeld zijn om het leven richting te geven. Het recht moet primair dienstbaar zijn aan het doorleven van het charisma van al die verschillende Instituten van Gewijd Leven en Gemeenschappen van Apostolisch Leven. Op dinsdagavond stond ook nog een uitgebreid bezoek aan St. Josephoord te Nuland op het programma. De directeur en de Raad van Toezicht hebben daar mgr Carballo en mw Leggio geïnformeerd over het complex, dat door de Zusters van de Choorstraat is gesticht. In dit huis leven
momenteel oudere religieuzen van ruim tien congregaties en inmiddels ook bewoners-niet-religieuzen met elkaar samen. ‘Dialoog is essentieel’ In de ochtend van de tweede dag van het bezoek vond in klooster Mariënburg een open gesprek plaats met een delegatie van de bisschoppenconferentie. Van de kant van de bisschoppen namen deel: mgrs Hoogenboom, Liesen, Hendriks, Van Burgsteden en Wiertz. Van KNR-zijde waren br Van Dam, zr Ringnalda en Patrick Chatelion Counet present. Kardinaal Eijk was verhinderd. De belangrijkste vraag die werd besproken is welke oplossing de voorkeur verdient voor congregaties van diocesaan recht die niet meer in staat zijn uit eigen leden een bestuur te vormen. Een gezamenlijke werkgroep van KNR en bisschoppenconferentie werkt een aantal voorstellen uit die in een later stadium zullen worden voorgelegd aan Rome. Voor de lunch werd het bezoek uit Rome gastvrij onthaald door de Trappisten van het klooster Maria Toevlucht in Zundert. Na de maaltijd was er een rondleiding door de gloednieuwe bierbrouwerij van de monniken. In de namiddag keerde het gezelschap weer terug in Den Bosch voor een ontmoeting met het bestuur van de KNR in het Franciscushuis van de Minderbroeders Kapucijnen. Mgr Carballo deelde de indrukken van zijn bezoek en ging nog wat dieper in op zijn observaties. Hij liet weten blij te zijn dat hij de situatie van de religieuzen in Nederland rechtstreeks had leren kennen. Vooral de nauwe samenwerking met leken was hem opgevallen. Hij beseft terdege dat de nieuwe situaties die zich in Nederland voordoen om nieuwe oplossingen vragen. Hij herhaalde wat hij een dag eerder tot de oversten had gezegd: ‘Life comes first, not rules’. Hij riep de KNR op om zoveel mogelijk in verbondenheid met de bisschoppen naar oplossingen te zoeken. Want als men
mw dr Leggio
ter plekke niet tot overeenstemming kan komen, wordt het voor de Congregatie voor de Religieuzen ook moeilijk om beslissingen te nemen, liet hij weten. Dialoog is essentieel, dat was de centrale boodschap. En het is goed te weten dat mgr Carballo zelf iemand is die dialoog hoog in het vaandel heeft staan. De delegatie logeerde gedurende het gehele verblijf bij de franciscanen in Megen, een locatie die mgr Carballo al kende van eerdere bezoeken als ministergeneraal van de orde. W VDV
knrbulletin 1 | 2014
11
IN BEELD
IN BEELD
Bestuurslid of adviseur?: helderheid is wenselijk inhoud
Soms is een bericht minder helder dan het zou kunnen zijn of levert de geboden informatie eerder vragen op dan duidelijkheid. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Omdat we vanuit de KNR geen onduidelijke of verwarrende informatie willen verspreiden zijn wij de laatste tijd kritischer ten aanzien van berichten over de nieuwe samenstelling van besturen van religieuze instituten, over nieuwe oversten en raadsleden. Een enkele keer ontvangen wij mededelingen over een nieuw bestuur waarvan de heer H. L. of mevrouw M. L. lid is. Zoals bekend is dat inderdaad in een aantal gevallen mogelijk. Er zijn intussen vier besturen van religieuze instituten die geheel bestaan uit personen die geen lid zijn van dat instituut en er zijn enkele instituten die wel een algemeen overste uit de eigen gelederen hebben, maar waar een of meer nietleden lid zijn van de raad. Maar dat betreft slechts een beperkt aantal instituten en (op één na) instituten van diocesaan recht. Bij de KNR is precies bekend bij welke instituten de Constituties zo aangepast zijn dat dit mogelijk is. Het is immers niet de normale situatie dat personen die geen lid van de orde of congregatie zijn, toch lid zijn van het bestuur. Ter vergelijking: wie geen lid is van een tennisclub, kan evenmin lid zijn van het bestuur ervan. Of om wat dichter bij huis te blijven: zo lang je novice bent (dus aspirant-lid), kun je geen bestuurslid zijn. Diocesaan Op die gebruikelijke situatie zijn sinds enkele jaren bij een aantal religieuze instituten uitzonderingen gemaakt, omdat die instituten in eigen gelederen geen personen meer hebben die bestuurlijke verantwoordelijkheid kunnen en willen dragen. Normaliter stelt het (algemeen) kapittel vast dat die fase in het proces van ‘voltooiing’ van het religieus 12
knrbulletin 1 | 2014
Ad Leys raadpleegt de Codex
instituut bereikt is. En dan is het nodig dat niet-leden (religieuzen van een ander instituut, diocesane priesters of diakens, leken) de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor dat instituut gaan dragen, de ‘rechtmatige autonomie’ (in de woorden van canon 586) van het instituut verdedigen en gaan opkomen voor de belangen van het instituut en van de afzonderlijke leden ervan. Maar omdat er dan een heel bijzondere situatie ontstaat, waarin de Constituties normaliter niet voorzien, is het nodig dat de bisschop van de hoofdzetel akkoord gaat met het op deze manier afwijken of veranderen van de Constituties (canon 595). In de afgelopen jaren is het door enkele bisschoppen voor congregaties van diocesaan recht mogelijk gemaakt dat niet-leden deel uitmaken van het bestuur. Mgr Muskens was in 2007 de eerste die dat deed voor de Catechisten in Breda. Dat vroeg
hij niet aan de Congregatio voor de religieuze instituten in Rome en dat hoefde hij juridisch gezien ook niet: het was zijn verantwoordelijkheid. Pauselijk Voor religieuze instituten van pauselijk recht is de mogelijkheid om niet-leden bestuurlijke verantwoordelijkheid te geven heel beperkt, omdat de Congregatio uiterst terughoudend is. Allereerst vindt men daar dat leken geen bestuurlijke verantwoordelijkheid voor een religieus instituut kunnen dragen, al bestaat de indruk dat men inziet dat voor dit standpunt geen ‘harde’ juridische grond is. En men constateert dat het juridisch zo is dat de bestuurlijke verantwoordelijkheid in een religieus instituut uiteindelijk bij één persoon berust, namelijk bij de Overste. Hier kan echter bij aangetekend worden dat het recht een duidelijke plaats toekent aan de
Raad en zeker aan het Kapittel, zoals er in een bisdom ook een Kapittel of College van Consultoren is. Men ziet niets in een ‘bestuur’ dat uit meerdere personen bestaat. Vrij veel provincies van instituten van pauselijk recht vinden het moeilijk om in eigen kring voldoende bekwame leden voor de Provinciale Raad te vinden en zij zouden graag de mogelijkheid hebben niet-leden (en dan meestal leken) in de Raad op te nemen. Die mogelijkheid kennen Constituties niet en die zou dus door eerst door het Generaal Kapittel geschapen moeten worden door de Constituties te veranderen; en die verandering zou dan weer door de Congregatio goedgekeurd moeten worden. Die zal dat niet doen en er is dus niet de juridische mogelijkheid om nietleden echt bestuurlijke verantwoordelijkheid als raadslid te geven. Wat wel kan, is om ‘adviseurs’ aan te stellen, die de Overste en de Raad met raad en daad terzijde staan, bij het voorbereiden van het beleid en / of bij het uitvoeren daarvan. Bewust gebruik van aanduidingen Soms lees je de mededeling dat de heer H. Leek of mevrouw M. Leek bestuurslid is geworden van het religieus instituut ‘de Congregatie’. Dat kan in andere religieuze instituten aanleiding zijn om te menen dat het toegestaan is en om vervolgens de overste, die zegt dat het niet kan, te verwijten dat zij of hij niet goed geïnformeerd is. Juist in deze fase van het bestaan van religieuze instituten is het niet verstandig beslissingen te nemen die voldoende juridische grond ontberen. Want als er daardoor moeilijkheden ontstaan, geeft dat weer extra problemen voor de bestuurlijk verantwoordelijken die toch al een zware last te dragen hebben en het geeft wellicht ook verwarring in de gemeenschap. Over dit onderwerp is meer te zeggen, en op een meer genuanceerde wijze, maar het gaat er nu om bij
berichtgeving over wisselingen in besturen en meer algemeen correctheid na te streven in de gegeven informatie. Concreet betekent dit dat de lezer erop mag vertrouwen dat degene die als bestuurslid wordt aangeduid, dat ook rechtens is. AD LEYS
Bestuurswisselingen Paters van de Heilige Harten (SS.CC., Picpus) Na de opheffing (najaar 2013) van de Nederlandse Provincie van deze Congregatie vormen de congregatieleden thans een Delegatie. Een delegatie is een novum; het is door het Algemeen Kapittel van 2012 opgenomen in de Constituties. De Nederlandse delegatie valt rechtstreeks onder het Algemeen Bestuur. In een statuut is bepaald dat er een Delegatiebestuur is en een Delegatieraad. Het Delegatiebestuur bestaat momenteel uit Jan Munsters, de overste, en de bestuursleden Rogier van Rossum en Jan Wouters. Deze drie personen vormen samen met Martien Smeets, Ben van Delden, Jan Groot Zevert en Cor Rademaker de Delegatieraad. Missiezusters van St. Petrus Claver (Maastricht) –– zr Jeanine van Ooteghem SSPC, –– zr Leonilde Varela –– zr Margarita Morquillas Reguliere Kanunnikessen van het Heilig Graf (Maarssen) –– zr Mirjam Hoogenbosch - priorin –– zr Margareth Barenbrug - raadslid / subpriorin –– zr Christa van Deventer – raadslid Vereniging van Catechisten (Breda) –– dhr J.H.M. van de Wiel, voorzitter –– mw W.M. Wensing – Krols (vicevoorzitter) –– mw C.C. van ‘t Westeinde – Thijssen (secretaris) –– dhr A.J.C.M. Weterings (penningmeester) –– mw D.M. de Koning (adviseur spiritualiteit) Broeders van Barmhartigheid van Joannes de Deo (regio) –– br J. Versluys, regionaal overste –– br C. Heynen, plaatsvervanger De Nederlandse regio wordt in bestuurlijke en materiële zaken terzijde gestaan door de kerkelijke instelling Broeders van Barmhartigheid van Joannes de Deo. –– dhr A. van Steen, voorzitter –– dhr J. Peeters en, penningmeester –– dhr P. de Kerf, secretaris
knrbulletin 1 | 2014
13
IN BEELD
IN BEELD
De relatie van zuster naar medewerker is er niet alleen een van afhankelijkheid, maar ook een van samen delen in wat je als gemeenschap bent en laat zien.
inhoud
Samenwerking tussen religieuze bestuurders en lekenkader Tijdens de ZIN-bijeenkomst voor besturen van religieuze instituten op 17 september 2013 hield zuster Angèle Schamp o.p., algemeen overste van de zusters Dominicanessen van Neerbosch, een inleiding. Onderstaand een samenvatting hiervan. Huidige situatie Onze congregatie telt op dit moment 66 zusters en 3 geassocieerde leden. Het bestuur bestaat uit drie zusters, leden van de congregatie. Er zijn 18 medewerkers in dienst van de congregatie. Momenteel wonen de meeste zusters in Neerbosch, op de grond waar de congregatie in 1848 gesticht is. Daar staan drie gebouwen, die ons eigendom zijn. Het Bestuurshuis wordt niet meer bewoond, maar doet dienst als kantoor- en vergaderruimte voor het bestuur en een aantal medewerkers. Huize Rosa is in 1989 gebouwd als verzorgingshuis voor de oudere zusters en bevat 70 kamers, waarvan er nu nog 18 worden bewoond door eigen zusters. Ten behoeve van de zusters in Huize Rosa zijn er twee coördinatrices, twee pastoraal werksters en twee parttime kosters aangesteld. Catharinahof is een appartementencomplex, daterend uit 1981. Bij de opening werden bijna alle 86 appartementen door eigen zusters bewoond. Op dit moment zijn dat er 32. In Catharinahof werken in dienst van de congregatie: een coördinatrice en twee assistenten. De pastorale werksters verrichten ook hier werkzaamheden. De coördinatrices zijn verantwoordelijk voor het welzijn van de zusters en zij regelen de mantelzorg, waarbij ze een beroep kunnen doen op drie parttime mantelzorgers. In de afgelopen jaren zijn er in Huize Rosa en Catharinahof steeds meer andere bewoners 14
knrbulletin 1 | 2014
gekomen. In Huize Rosa zijn dat voornamelijk leken, in Catharinahof leden van 15 verschillende religieuze instituten. In beide huizen wonen en leven de zusters tussen de andere bewoners. De weg die wij gegaan zijn Tot de jaren zestig van de vorige eeuw werden alle taken door zusters zelf vervuld. Toen dat moeilijker werd, is er in de loop der jaren personeel van buiten aangetrokken. Het aanstellen van een econoom (in 1964) en een administratief medewerker (in 1968) baarde weinig opzien, omdat zij voornamelijk in het bestuurshuis werkten. Anders was dat met de komst van de eerste secretaresse (1984), die onder meer de bestuursvergaderingen bijwoonde en zodoende over veel vertrouwelijke informatie beschikte. Dat was even wennen. Ingrijpend was de komst van de eerste pastoraal werkster (1990), die pionierswerk heeft verricht. Toen het moeilijker werd om eigen zusters als overste te benoemen hebben we in 1994 een eerste coördinatrice aangesteld. Dit was een grote verandering voor de zusters. Het was belangrijk om hier met hen regelmatig over te praten en om de coördinatrice gevoelig te maken voor de religieuze identiteit. Wij kozen er bewust voor om de aanduiding ‘coördinatrice’ te gebruiken en niet ‘leken-overste’. In 1996 werd een technisch medewerker in dienst genomen. In 2000 stelden we een
beleidsmedewerkster aan. Inmiddels hebben we voor meer functies die zusters vroeger zelf deden, betaalde medewerkers aangesteld: mantelzorgers en kosters (2007).Voor medewerkers is hun werk een baan, hetgeen zij met veel toewijding doen. Vanwege hun vaste werktijden en hun verlofdagen, zijn ze niet altijd aanwezig. Verrast waren wij dan ook met het initiatief van de coördinatricen om in wisseldienst met de mantelzorgers bereikbaarheid in de avond en nacht te regelen en in de weekenden enkele uren voor onze zusters aanwezig te zijn. Afspraken met de medewerkers Er is een arbeidsovereenkomst tussen de congregatie als werkgever en alle individuele medewerkers. De algemeen overste en de econoom behartigen het personeelsbeleid. Er is een boekje met daarin de werkafspraken die binnen onze organisatie gelden. Gezien de verwachte levensduur van de congregatie zullen op termijn aanpassingen in het personeelsbestand noodzakelijk zijn. De congregatie voert een leeftijdsbewust personeelsbeleid. Dit houdt in dat nieuwe medewerkers bij aanname geattendeerd worden op de eindigheid van de functie en dat de congregatie een bestemmingsreserve heeft gevormd ter dekking van eventuele kosten bij afvloeiing personeel. Voor alle functies zijn taakomschrijvingen, die de basis vormen voor de tweejaarlijkse
zuster Angèle Schamp o.p
functioneringsgesprekken. Het bestuur heeft contacten met de medewerkers gezamenlijk. Naast het maandelijks koffie drinken en het eindejaarsfeest zijn er de reguliere personeelsvergaderingen en een jaarlijkse introductiemiddag over onze religieuze identiteit, opdat de medewerkers aanvoelen en verstaan van waaruit zusters leven. Ontwikkelingen De komst van de eerste leek als werknemer was in 1964 uitzonderlijk. Vijftig jaar later is de aanwezigheid van medewerkers vanzelfsprekend voor zusters. De relatie van zuster naar medewerker is er niet alleen een van afhankelijkheid, maar ook een van samen delen in wat je als gemeenschap bent en laat zien. De medewerkers worden niet alleen geaccepteerd, maar zijn min of meer opgenomen in de gemeenschap. Omdat ze erbij horen nodigen we hen ook uit voor de bijeenkomsten, zoals de stichtingsdag van de congregatie en professiefeesten. Dit versterkt de wederzijdse betrokkenheid.
De medewerkers brengen hun eigen leefwereld binnen en dat is verfrissend voor de zusters. Constitutioneel berust de eindverantwoordelijkheid bij het bestuur, maar taken en verantwoordelijkheden kun je delegeren. Zo werkt het hele bestuur nauw samen met de econoom, die zich voornamelijk bezig houdt met het materiële beleid en met de beleidsmedewerkster, die zich richt op het immateriële beleid. Vorig jaar zijn we begonnen met het formuleren van beleidsvisies voor de diverse werkvelden. We laten de medewerkers met ons meedenken, zodat het een gezamenlijke visie wordt en wij langzamerhand de zorg voor de zusters echt aan hen kunnen en durven toe te vertrouwen. In verband met het afnemen van de bestuurskracht is het goed om de medewerkers goede handvatten aan te reiken voor het overnemen van taken. Wij hechten eraan dat zij die taken dan in onze geest en in onze stijl zullen kunnen uitvoeren. Z U S T E R A N G È L E S C H A M P O . P.
knrbulletin 1 | 2014
15
IN BEELD
GERECHTIGHEID EN VREDE
Gerechtigheid en vrede inhoud
Impressie Platformdag Internationalisering Op donderdag 6 februari 2014 werd voor de vijfde keer een Platformdag rond de Internationalisering van Religieuze Instituten gehouden. Ruim 55 deelnemers waren naar klooster Mariënburg in Den Bosch gekomen om te spreken over het thema ‘vorming en verantwoordelijkheid’. Na een woord van welkom en een korte bezinningstekst door zr Mary Ringnalda, was het woord aan Clemens van Kuijk. Hij sprak over dialoog als gelijkwaardige uitwisseling en hij lichtte het onderwerp van de bijeenkomst toe: vorming, thuisraken in een nieuw land en openstaan voor een nieuwe cultuur, maar ook over de verantwoordelijkheid en de grote uitdaging om jezelf te blijven en je eigen inbreng te geven. Thuis is waar het hart is… In de ochtend vertelden twee buitenlandse religieuzen hun verhaal. Zr Melina Polo ssps kwam ruim 20 jaar geleden vanuit de Filippijnen naar ons land. In het begin moest zij
wennen aan alles, de taal, de mensen, de gebruiken en het eten. Maar met hulp van haar medezusters en mensen in de omgeving begon zij zich naar verloop van tijd beter thuis te voelen. Echter, ‘thuiskomen’ is iets wat een langere adem vraagt volgens zr Melina. Het is een proces wat dieper gaat. Om echt thuis te kunnen komen, was het voor haar belangrijk om naar buiten te gaan. Ze ging vrijwilligerswerk doen en studies volgen. Daarnaast waren de vele bijeenkomsten van KNR, CMBR, AMA en de SSPS en SVD zeer leerzaam. Door hieraan deel te nemen leerde ze ons land en de taal beter kennen Het lange leerproces, dat nog altijd doorgaat, heeft ervoor gezorgd dat
groepsgesprek met o.a. Gerard Moorman en zr Ursel Beyerle
16
knrbulletin 1 | 2014
zij sterker werd en meer zelfvertrouwen kreeg en nu in staat is om meer en meer verantwoordelijke taken op zich te nemen. Eindelijk kan ze nu zeggen: ‘Ik ben thuis hier… ik hoor erbij. Jullie mogen mij dan van harte welkom heten!’ Een missionaire kerk Klemens Hayon, svd kwam ongeveer 12 jaar geleden naar Nederland vanuit Indonesië. In het begin had hij moeite zich thuis te voelen, omdat hij geen duidelijke thuisbasis had van waaruit hij zijn missionaire en pastorale taken kon uitvoeren. Van de congregatie kreeg hij de vrijheid zijn eigen verantwoordelijkheid hierin te nemen en zo vond hij zijn
pater Klemens Hayon svd en abt Gerard Mathijsen
weg, zich baserend op de visie van de SVD als viervoudige dialoog. Ook voor hem waren de taal- en inburgeringscursussen en de verschillende studiedagen heel belangrijk om beter thuis te raken in de Nederlandse situatie. Sinds vorig jaar woont en werkt hij met twee andere buitenlandse SVD’ers in Duivendrecht en is daar missionair actief vanuit de parochie. Zijn doel is de kerk meer missionair te maken, zodat ze niet alleen naar ‘binnen’ gericht is maar haar horizon uitstrekt naar de hele wereld en haar noden. Dat ligt ook mooi in de lijn van de oproep van
paus Franciscus. Vervolgens werd over het dagthema verder gesproken in vijf groepen. Zij kwamen terug met aanbevelingen en adviezen voor religieuze instituten en de KNR met betrekking tot de vorming van buitenlandse religieuzen. Hierbij aansluitend vertelde Frans Dokman kort over het vormingstraject voor buitenlandse missionarissen dat het NIM wil gaan opzetten. Verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen Voor het middagdeel waren twee advocaten van Everaert advocaten
uitgenodigd om te vertellen over de laatste ontwikkelingen rond de wet Modern Migratiebeleid, de tewerkstellingsvergunning en verblijfsvergunningen. Dit blijft een ingewikkelde problematiek die nog altijd veel vragen oproept. De dag werd afgesloten met een drankje om na te praten en specifieke vragen te stellen aan de advocaten en aan Janneke Doe, juridisch medewerkster van de KNR. ERICA OP ‘ T HOOG
Het volledige verslag van de dag, met de inleidingen van de sprekers en de complete informatie van Evereart advocaten, is verkrijgbaar bij de KNR. Mail naar
[email protected]
p Marianus Jehandut svd, zr Lucia van Steensel ocd en pater Mulder osa
pater Joy Sebastian ofm, zr Melina Polo, zr Mary Ringnalda
knrbulletin 1 | 2014
17
PROJEC TEN
Projecten Maria Boodschap (25 maart)
inhoud
Feest! Weet wat je viert Aan de basis van onze nationale geschiedenis en cultuur liggen christelijke tradities, kunst, normen en waarden. Omdat steeds minder Nederlanders hiermee vertrouwd zijn, is het van groot belang dat kinderen en jongeren via nieuwe kanalen met dit nationale erfgoed in aanraking komen. Initiatiefnemer Museum Catharijneconvent wil alle kinderen van Nederland in contact brengen met ons christelijk erfgoed en zoekt daartoe aansluiting bij de belevingswereld van kinderen door de initiatie van een laagdrempelig project rond het veelomvattende thema ‘feesten’. Het museum heeft hier al goede ervaringen mee opgedaan, want sinds 2006 is er een permanente presentatie, getiteld ‘Feest! Weet wat je viert’. Het museum heeft hiermee een speciale onderscheiding in de wacht gesleept: de European Museum of the Year Award. Museum Catharijneconvent wil deze presentatie nu uitbouwen en het bereik vergroten door samen te werken met andere museale partners en door bekendheid in heel Nederland te genereren. Overigens gaat het hier om een onderwerp dat ook door volwassenen belangrijk wordt gevonden. Nederlanders zijn wel gehecht aan feestdagen, ook al worden de feesten steeds minder in kerkelijk verband gevierd. Pasen is niet meer het feest van de opstanding van Jezus, maar een lentefeest met eieren en de paashaas. Bekende feesten
Kinderen bekijken hun eigen creaties
18
knrbulletin 1 | 2014
zoals Sint-Nicolaas en Sint-Maarten zijn geen religieuze vieringen meer maar hebben wel een christelijke oorsprong. Waarom we deze feesten vieren is vaak niet meer bekend. Dat maakt dat we los dreigen te raken van onze herkomst. Wie wij zijn en wat wij doen, wordt (mede) ingegeven door het christelijk (immateriële) erfgoed. Het is voor de identiteitsvorming van jong en oud essentieel meer te weten van deze basis, ongeacht de eigen (religieuze dan wel culturele) achtergrond. Het project richt zich op scholen en daarvan afgeleid catechesegroepen en BSO’s (buitenschoolse opvang). De overdracht loopt via een museaal project, bestaande uit educatiemateriaal en museumbezoek van kinderen in klasverband. Het project is
St Nicolaas: een schoen bij de schoorsteen
geschikt voor alle basisscholen van ons land, zowel het bijzonder, openbaar als speciaal onderwijs. De ambitie van dit project is om de jeugd op een verantwoorde en aangename wijze kennis te laten maken met christelijke tradities via de feestdagen, die zij nu veelal uitsluitend met vakantie en gezelligheid associëren. Vanwege de brede insteek van het project zullen ook kinderen met laagopgeleide ouders een museum met christelijke kunst bezoeken. Binnen het basisonderwijs is er een grote groep leerlingen niet-westers allochtoon. Om aan te sluiten bij de belevingswereld van deze kinderen maakt men ook de vergelijking met feesten uit andere religies, zodat kinderen bijvoorbeeld leren hoe besnijdenis uit de Joodse en Islamitische traditie zich verhoudt tot de
Eeuwenoude afbeeldingen in combinatie met hedendaagse educatiemethoden
doop. De participerende musea willen hiermee begrip kweken voor de overeenkomsten en verschillen in religieuze feesten, inzicht geven in de pluriformiteit van de Nederlandse maatschappij en het begrip voor de Nederlandse christelijke cultuur en erfgoed op een laagdrempelige manier bevorderen. Sinds de herfst van 2013 kent het project al drie locaties: naast het Catharijneconvent in Utrecht, het Bijbels Museum en museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam. Vanuit de regio’s Utrecht en Amsterdam (fase 1) hoopt men het project geleidelijk te kunnen uitbreiden met Noord-Brabant en Noord-Limburg Bij succes, zal het project na drie jaar verlengd worden en nog verder uitbreiden. De gezamenlijke religieuzen ondersteunen dit project via de Commissie PIN.
Annunciatio Op het eerste gezicht lijkt dit schilderij vol hartjes over Valentijnsdag te gaan. Het heeft echter een dubbele bodem. De man heeft een bijzondere tatoeage op de schouders en zijn ‘luchtkus’ geeft een bijzondere afdruk op zijn hand. Frans Franciscus heeft hier een bijbels verhaal in een eigentijds jasje gegoten. De engel Gabriël komt Maria vertellen dat zij de moeder wordt van Jezus. Deze gebeurtenis wordt jaarlijks herdacht op 25 maart en heet Maria Boodschap. Dat is precies negen maanden voor Kerstmis.
Wat eten mensen bij welk feest?
W VDV
www.feestweetwatjeviert.nl www.catharijneconvent.nl
Het verhaal van Christus’ geboorte in topschilderijen verbeeld
Frans Franciscus, 2001
Veel wetenswaardigheden rond het Kerstfeest
Waarnaar verwijst de ster?
knrbulletin 1 | 2014
19
VA R I A | KO R T E B E R I CH T E N
VA R I A | KO R T E B E R I CH T E N
Varia / Korte berichten
Deze derde landelijke ontmoetings- en bezinningsdag voor lekenkader wil voor dit thema graag ruimte maken. Wat drijft en voedt al die mensen, die inmiddels onmisbaar zijn om hun werk te doen? Wat geeft hen vleugels? Wat is hun bezieling? Franck Ploum zal het thema inleiden en daarna worden vormen aangereikt om de eigen spirituele motivatie verder te verkennen. Wat bezielt ons? wordt georganiseerd voor mensen met een verzorgende, verantwoordelijke en/of leidinggevende functie bij religieuze instituten. De dag vindt plaats op 21 maart 2014 in Kloosterhotel ZIN in Vught.
inhoud
Meester uit de Spaanse gouden eeuw
KJD Festival: ‘Nieuw, puur en intens’ Na vele jaren krijgt de Katholieke Jongerendag een nieuwe opzet. Voor het eerst wordt de bijeenkomst verspreid over twee dagen: 28 en 29 juni 2014. Ook is gekozen voor een andere locatie in de buitenlucht: abdij Mariënkroon in Nieuwkuijk. Op zaterdagavond is er een programma voor jongeren vanaf 16 jaar. Zij kunnen ook blijven overnachten. De volgende dag is bedoeld voor een breder publiek van 12 – 30 jaar. Evenals andere jaren is er een informatiemarkt waar ook dit jaar het Huis van de Roeping en de jongerencentra van de verschillende religieuze instituten weer een stand zullen hebben. Meer informatie is te vinden op jongkatholiek.nl Wie aan wil sluiten bij de stand van de KNR kan contact opnemen met Erica Op ‘t Hoog:
[email protected]
Agnus Dei
Francisco de Zurbarán (1598–1664) was een van de grootste schilders van de Spaanse barok. Zurbarán was diepgaand verbonden met de Spaanse mystiek uit de zestiende en zeventiende eeuw. Voor Zurbarán, tijdgenoot van Velázquez en Murillo, waren schilderen en religieuze meditatie twee kanten van een medaille: actie-incontemplatie of contemplatie-in-actie. Zurbarán heeft meer monniken geschilderd dan wie ook, witte, grijze, bruine, zwarte. De monniken die Zurbarán in zo grote overvloed geschilderd heeft geloofden in het lijden en identificeerden zich ermee. Ongetwijfeld heeft Zurbarán - net als zijn opdrachtgevers - San Juan de la Cruz en Teresa van Avila gelezen. Nooteboom karakteriseerde Zurbarán als ‘een schilder van bijna zwart-wit en een schilder van uitbundige kleuren, een man van diepe zeventiende-eeuwse Spaanse vroomheid die heen en weer gaat tussen karige ascese, vereenzelviging met het lijden van martelaren en de extase van mystici, en dan weer de meest voluptueuze stoffen en sensuele kleuren van zijn vrouwenportretten. Dat die vrouwen dan meestal ook heiligen waren, doet aan de ingehouden wellust op die doeken niets af.’ Voor het eerst is in Brussel een overzicht van Zurbarán’s artistieke productie te zien. Zijn oeuvre met voornamelijk religieuze onderwerpen valt op door een zuiver naturalisme vermengd met een moderne poëtische sensibiliteit. Tot en met 25 mei 2014. | Locatie: Paleis voor Schone Kunsten. | www.bozar.be
20
knrbulletin 1 | 2014
Jaarvergadering participanten Erfgoedcentrum Saint Casilda
Wat bezielt ons?
De groep lekenmedewerkers van religieuze instituten bekleedt in toenemende mate verantwoordelijke functies in de organisatie. Dat brengt een drukke werkweek met zich mee. Aandacht houden voor de eigen drijfveren en spiritualiteit is in de hectiek van alle dag vaak moeilijk. Of je nu werkt in de zorg, in het pastoraat, op beleidsmatig of bestuurlijk niveau, er is meestal maar weinig gelegenheid om je diepere motivatie en beleving te benoemen en met anderen te delen. Enigszins spijtig is dat wel, want een van de redenen om in de religieuze wereld te gaan werken ligt voor velen juist op het spirituele vlak.
Op 23 september 2014 vindt de participantenvergadering plaats van het Erfgoedcentrum te St Agatha. Daar is nog steeds de tentoonstelling Bidden, werken en wonen. Bladeren door het Nederlandse kloosterleven te zien. Check vooraf de openingstijden op de website: www.erfgoedkloosterleven.nl.
God woont in de Fokke Simonszstraat Ik hoorde het van een zeereerwaarde en hoogbejaarde dominee: De Here wou met deze aarde Niet één dag langer meer in zee. Al zouden wij Hem overstelpen met eredienst en dankgebed het zou geen ene moer meer helpen: Er werd een punt achter gezet. Maar zie: daar was diezelfde morgen zo’n rotjoch in de grote stad een doodziek duiffie aan ’t verzorgen Dat-ie op straat gevonden had. ‘Kristus, wat mot je dan? Wat wil je? Ja, kijk me maar es effe an. Godsallejeisis, beest, wat tril je. Leg nou toch effe rustig, man.’ Toen heeft de Heer Zijn toorn bedwongen, Want Hij kreeg schik in het geval Hij spaarde dus de kleine jongen, De zieke duif en het heelal. Willem Wilmink
Maria: zijkant van God
Onder deze titel vindt op vrijdag 17 oktober een symposium plaats in het Titus Brandsma Memorial in Nijmegen. Daar zal onder andere Wiel Logister smm een inleiding houden. Medewerkers aan workshops zijn onder andere bisschop Polycarpus van Syrisch-Orthodoxe kerk, ds. Herman de Vries, theoloog Erik Borgman, Esther van de Vate o.carm. De organisatie is in handen van Ton Bun s.m., Sanny Bruijns o.carm. en Peter Denneman smm. Een volledig programma leest u in het volgend bulletin. knrbulletin 1 | 2014
21
”
KNR-jaarthema 2014:
Geroepen om te delen teksten om over na te denken… inhoud
In zijn apostolische exhortatie Evangelii Gaudium roept paus Franciscus op tot een eenvoudige levensstijl en tot solidariteit met de armen. Liever een kerk die verwond en vuil is omdat zij op straat vertoeft, dan een kerk die ongezond is omdat zij zich opsluit in haar eigen veiligheid, aldus de paus. Zijn brief biedt veel stof tot nadenken over de actuele betekenis van vrijwillige armoede.
Net zoals het gebod ‘Gij zult niet doden’ een duidelijke grens stelt om de waarde van het menselijk leven veilig te stellen, moeten we heden ten dage ook een ‘Gij zult niet’ uitspreken over een economie van uitsluiting en ongelijkheid. Zo’n economie is dodelijk. Hoe is het mogelijk dat het geen nieuws is wanneer een oudere dakloze sterft van de kou, maar wel wanneer de beurs twee punten daalt? […] Uitsluiting heeft uiteindelijk van doen met wat het betekent deel uit te maken van de samenleving waarin we leven; de uitgeslotenen zijn niet langer de onderkant of rafelrand ervan – zij maken er zelfs geen deel meer van uit. (Art. 53)
”
Mijn hoop is dat we ons niet zozeer laten bewegen door de angst van het rechte pad af te raken dan wel door de angst om opgesloten te raken binnen structuren die ons een vals gevoel van zekerheid bieden, binnen regels die ons hardvochtig doen oordelen, binnen gewoontes die ons een gevoel van zekerheid bieden, terwijl er aan onze deur mensen staan te verhongeren en Jezus nooit moe raakt ons te zeggen: ‘Geef hen iets te eten’. (Mk 6, 37) (Art. 49)
”
Jezus waste de voeten van Zijn leerlingen. De Heer raakt betrokken en Hij betrekt de zijnen als Hij neerknielt om hun voeten te wassen. […] Een evangeliserende gemeenschap raakt in woord en daad betrokken bij het dagelijks leven van mensen; zij overbrugt afstanden, is bereid zich zo nodig klein te maken, en omhelst het menselijk leven, raakt het lijdende vlees van Christus in anderen. […] Een evangeliserende gemeenschap staat naast mensen op elke stap van de weg, ongeacht hoe moeilijk dit blijkt te zijn of hoe lang het ook mag duren. (Art. 24)
22
knrbulletin 1 | 2014
Wall Street
”
We zullen misschien niet altijd in staat zijn om op adequate manier de schoonheid van het Evangelie te weerspiegelen, maar er is één teken waar het ons nooit aan mag ontbreken: de optie voor de minsten, voor hen die door de samenleving worden uitgeworpen. (Art. 195)
”
Het christelijke ideaal zal ons altijd oproepen om wantrouwen, angst om onze privacy te verliezen en alle andere defensieve gewoontes te overwinnen die de huidige wereld ons oplegt. Velen proberen aan anderen te ontkomen en zoeken hun toevlucht in het comfort van hun privéleven of in een kleine groep van goede vrienden, waardoor ze de realiteit van het sociale aspect van het Evangelie uit het oog verliezen. [
] Het Evangelie roept ons daarentegen steeds weer op om het risico te lopen van een ontmoeting van aangezicht tot aangezicht met anderen, met hun fysieke nabijheid die ons uitdaagt, met hun pijn en hun verlangens, met hun vreugde die ons raakt wanneer we elkaar constant nabij zijn. Een echt geloof in de incarnatie van de Zoon van God is onlosmakelijk verbonden met deze zelfgave, met dit deel uitmaken van een gemeenschap, met dienstbaarheid, met verzoening met anderen. Doordat de Zoon van God het vlees heeft aangenomen, heeft Hij ons opgeroepen tot de revolutie van tederheid. (Art. 88)
knrbulletin 1 | 2014
23
IN BEELD
In de knip van… inhoud
Jan van den Eijnden ofm Ter opvolging van de portretten-reeks in de rubriek De boekenkast van… start dit jaar een serie in het kader van het KNR-jaarthema Geroepen om te delen. Dit is de eerste aflevering in de rubriek In de knip van… Bij dat motto gaat het om hoe religieuzen geld zien en de wijze waarop zij met geld(zaken) omgaan. Jan van den Eijnden ofm (1946) is onder meer secretaris vorming en studie van de Nederlandse provincie van zijn orde, bestuurslid KNR en tot voor kort medewerker van het Franciscaans Studie Centrum. Sinds een half jaar woont hij in Megen, waar evenals in Amsterdam een ‘dragende communiteit’ van de orde gevestigd is. Jan van den Eijnden promoveerde in 1994 op een proefschrift over het begrip evangelische armoede bij Thomas van Aquino. Uit het voorwoord van die publicatie blijkt dat hij als lid van een bedelorde geconfronteerd wordt met ‘eindeloze discussies over onze levenswijze, de mate van onze armoede en onze solidariteit met de armen en marginalen in onze samenleving. Discussies die vaak geen ander effect hebben dan dat we de consumptie patronen van de ons omringende gemiddelde burger accepteren, zij het in een iets geringere mate.’ Toch acht hij dergelijke discussies wel degelijk zinvol, want armoede is tegenwoordig een problematisch begrip, daar religieuze gemeenschappen nauwelijks meer arm genoemd kunnen worden. Aan het slot van deze bijdrage vertelt Jan van den Eijnden waar hij een uitweg ziet binnen deze discussie. Maar eerst een impressie van de wijze waarop hij met geld omgaat. Big spender Zijn ouders waren zuinig, een veelvoorkomende deugd bij de na-oorlogse generatie. ‘Maar’, zo voegt Jan van den Eijnden er aan toe: ‘Ze waren niet gierig en we hadden het niet arm. Noch als kind en evenmin later als puber heb ik me materiële zorgen 24
knrbulletin 1 | 2014
gemaakt, al was daar toch enige aanleiding toe, zo heb ik achteraf wel begrepen. Om er bij te horen verlangde ik leren broeken en hoge schoenen net als mijn vriendjes, maar die kreeg ik niet. Veel zakgeld had ik niet nodig, want ik kocht nooit zelf kleren, maar altijd samen met mijn moeder. Als ik niet gekozen had voor een leven als franciscaan, dan zou mijn neiging om een big spender te worden zich hebben kunnen ontwikkelen. Wanneer ik iets aanschaf dan ga ik voor kwaliteit en voor mooi. Ik loop soms een winkel binnen waar ik spullen zie, die ik best zou willen hebben: boeken, muziek, een fraai vormgegeven ornament. Dan ben ik blij dat ik er het geld niet voor heb, anders kocht ik het. De franciscanen vormen een ‘bedelorde’ en die aanduiding zou ten onrechte kunnen doen vermoeden dat ‘bedelen’ behoort tot de gewone manier waarop franciscanen inkomen verwerven. ‘Maar’, zegt Van den Eijnden: ‘In onze Regel is ‘bedelen’ pas aan de orde, wanneer de broeders met hun gewone werk niet voldoende verwerven om van te leven. ‘Bedelen’ is dus geen religieus ideaal, maar een noodmaatregel. Franciscus had een rabiate afkeer van geld; het symboliseerde voor hem
het kwaad van de samenleving in opkomst, waarin steeds meer mensen buiten de boot vielen. Daarvóór droeg de adel nog enigermate zorg voor de mensen. Als franciscanen hebben we eeuwenlang gepoogd om niet deel te nemen aan het geldverkeer. Zo was het tot aan de tweede wereldoorlog gebruikelijk dat broeders die per trein reisden bonnetjes meekregen. Die leverden ze in op het station en vervolgens stuurden de spoorwegen facturen naar het provincialaat. Zo hoefden zij zelf geen vuile handen te maken. In deze tijd kunnen we ons niet meer onttrekken aan geld, een bestaan als institutie zonder geld is ondenkbaar.’ Hij was blij dat hij de dienstauto, waarover hij als provinciaal negen jaar de beschikking heeft gehad, mee mocht nemen: ‘Het al dan niet delen van auto’s vormt altijd een discussiepunt en ik vind het prettig om daarover geen afspraken te hoeven maken. Het openbaar vervoer is hier slecht geregeld en ik wil naar de stad kunnen gaan, wanneer ik daar behoefte aan heb, omdat ik een stadsmens ben. Dit jaar ben ik 50 jaar franciscaan en ik heb in al die jaren niet meer in zo’n kloosterlijk gebouw gewoond. Ik woonde heel lang in Amsterdam, vervolgens in
Jan van den Eijnden
Utrecht en nu ben ik dus hier op het platteland. Het gemiddelde wooncomfort in Megen was voor mij ontoereikend. Sommige confraters beschikken over een gecombineerde zit/slaapkamer, maar dat was voor mij geen optie, want ik heb ruimte nodig voor mijn boeken. Het mooie van de stad is dat je dagelijks ervaart dat de wereld groter is dan ons overzichtelijke kringetje van ons-soortmensen (OSM).’ Armoede voor God ‘Opdat wij niet vervreemden van de samenleving ben ik er in het algemeen voorstander van dat broeders zelf inkopen doen. Ik rook sigaren,
zij het niet dramatisch veel. Voorts schaf ik zelf tandpasta aan en doucheschuim, scheerzeep, kleren en cadeautjes. Ik ben voorstander van een zekere mate van financiële zelfstandigheid, via zakgeld, en het voeren van een eigen financiële koers. De communiteit hoeft wat mij betreft niet te voorzien in allerlei persoonlijke zaken, maar het is duidelijk dat de meningen hieromtrent verschillen. Sommige broeders vinden dat je maar moet vragen wat je nodig hebt, maar zelf geef ik er de voorkeur aan om te sparen voor wat je graag doet. Van de maandelijkse toelage leg ik geld opzij voor mijn vakanties, een ander wil bijvoorbeeld een
Jan G.J. van den Eijnden, Poverty on the Way to God. Thomas Aquinas on Evangelical Poverty. Publications of the Thomas Instituut te Utrecht. 1994 Naar aanleiding van de studiedag ‘Het goede leven: Leiderschap’ (27 september 2013) verschijnt binnenkort een bundel over dit thema, opgedragen aan Jan van den Eijnden ofm ter gelegenheid van zijn vertrek als minister-provinciaal en medewerker van het Franciscaans Studiecentrum.
abonnement op de schouwburg. Het gaat er ook om elkaar de verschillen te gunnen, die er nu eenmaal zijn. Sommige broeders hebben speciaal schoeisel nodig vanwege hun moeilijke voeten. Maar ik kan gelukkig nog naar de Schoenenreus of naar Van Haaren. Ik beschouw arm zijn niet als een ascetisch ideaal; het vraagt niet om een prestatie. Soberheid is een religieuze houding, die ontspruit aan het Godsverlangen. Armoede is het gevolg van je verlangen om er voor mensen te zijn. Dat verlangen heeft je zo te pakken dat een aantal dingen niet meer hoeven. Evangelische armoede levert een bijdrage aan solidariteit met de armen wanneer je het opvat als een gave van God, bedoeld om ons te bevrijden voor God. Het gaat om het doorleven van die gave als een ‘armoede voor God’. W VDV
knrbulletin 1 | 2014
25
RELIGIEUS LEVEN
Religieus leven inhoud
De samenklank met de Geest In gesprek met Wout Oosterkamp Wout Oosterkamp (Maastricht, 1950) stond dertig jaar lang als bas-bariton op binnen- en buitenlandse podia. Voorts was hij vijftien jaar hoofdvakdocent zang aan het Koninklijk Conservatorium te ‘s-Gravenhage. Vervolgens was hij vijf jaar aspirant-lid van de Minderbroeders Kapucijnen. Momenteel zoekt hij naar wegen om voor mensen de weg naar spirituele beleving te openen door middel van het verbinden van zijn vakkennis op het gebied van stemgebruik met de kennis van de Franciscaanse spiritualiteit. Daarnaast is hij sinds kort weer beperkt werkzaam als uitvoerend musicus. In deze bijdrage vertelt hij over de wisselwerking tussen muziek en spiritualiteit, onder andere aan de hand van zijn nieuwe liefde, die voor klankschalen. De weg naar binnen ‘De weg naar binnen’ is een bekende omschrijving van Dag Hammar skjöld voor de ontvankelijkheid voor religieuze ervaringen. Voor Wout Oosterkamp is die weg naar binnen al van kinds af aan verbonden met muziek. Zijn moeder zong dagelijks met de kinderen, het was voor hem zo vanzelfsprekend dat anderen hem moesten attenderen op het effect ervan. Wout Oosterkamp herinnert zich een optreden op de Veluwe. Hij zong de eerste vier cantates van het Weihnachtsoratorium en bij het verlaten van de kerk stond er een mevrouw op hem te wachten onder een grote paraplu. Ze zei dat ze zijn zingen had ervaren als een groot geloofsgetuigenis. Wout Oosterkamp: ‘Daar was ik weliswaar blij mee, maar ik wist niet wat ik ermee moest.’ Jaren later was er een soortgelijke ervaring. Hij was een zomer thuis gebleven om een opera van Jan van Vlijmen in te studeren en daartoe reisde hij regelmatig naar Amstelveen om te kunnen oefenen bij een vleugel. Daar aangekomen zong hij tot zijn verwondering zomaar 26
knrbulletin 1 | 2014
ineens een solo uit de 9e symphonie van Beethoven. ‘Wat een onzin’, sprak hij zichzelf toe, ‘dat hoef je pas volgend jaar in te studeren.’ Maar bij thuiskomst ging de telefoon over en een bekende zei: ‘Hier der Kristoff. Hast du Lust morgen den 9ten in Assisi zu singen?’ Met veel moeite lukte het om op stel en sprong naar Rome af te reizen, waar reeds een XL limousine klaar stond voor ‘Maestro Oosterkamp’. Wout: ‘Het concert zou naar goed Italiaans gebruik ‘s avonds om 22 uur plaats vinden. Ondanks de korte voorbereidingstijd ging het optreden heel goed, het was een bijzondere ervaring om daar in Assisi voor een publiek van mensen uit de hele wereld Alle Menschen werden Brüder te zingen. Na afloop knijpt dirigent Moshe Atzmon me in de handen en zegt: Sie sind wirklich von Gott gesandt. Het heeft me al die tijd in het klooster gevergd om hier over na te denken.’ Geraakt worden Wout Oosterkamp: ‘Geleidelijk heb ik me gerealiseerd dat het uitzingen op een podium en het inzingen
in de liturgie feitelijk aspecten van eenzelfde beweging zijn. De broeders zijn natuurlijk goed geoefende zangers, maar wanneer je zalen van duizenden mensen gewend bent lijkt het zingen in een klooster van een andere orde. Als uitvoerend kunstenaar sta je feitelijk tussen twee polen. Je bent een medium tussen enerzijds de tekstdichter en de componist en anderzijds de toehoorder. Wie uitzingt kan de luisteraar raken, terwijl je bij het inzingen de weg naar binnen vrij maakt om geraakt te worden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mystici zingen, want zij weten wat het is om geraakt te worden. Drie jaar geleden ontdekte Wout Oosterkamp het effect van klankschalen. Dat gebeurde naar aanleiding van de Maand van Inspiratie, een kleinschalig festival waarin kunst en spiritualiteit samenkomen. Het Kapucijnenklooster en het kunstkerkje in Velp vormden enkele malen het decor voor dit festival. In 2011 was stilte hierbij het centrale thema en Wout Oosterkamp zou hier een bijdrage aan leveren. Het thema bracht hem op het
idee om daarbij een nieuw medium te gebruiken. Via internet ontdekte hij een handelaar in Doesburg, bij wie hij enkele klankschalen kon huren. Wout Oosterkamp: ‘Het was een geweldige ontdekking. Wanneer ik me er aan overgeef werkt het verstillend en rustgevend. De klank van de grootste schaal die ik gebruik loopt heel lang door, tot wel twee-en-eenhalve minuut. Vooral dat uitklinken moet tot zijn recht komen, want dat werkt vertragend en het scherpt de aandacht. De klankschalen en de trilling van de menselijke stem hebben eenzelfde effect: het gaat in ons resoneren. Vanuit het geraakt worden ga je zingen en vanuit het zingen word je geraakt, het kan dus vanzelf een soort perpetuum mobile, een doorgaande beweging worden. In de
christelijke traditie was het streven gericht op het ontledigen van jezelf. Dat is mij nooit helemaal gelukt. Wel heb ik geleerd om mijn ego en gevoel naar de achtergrond te schuiven, waardoor de weg naar binnen zich opent. Het fenomeen stem verbindt lichaam en geest. We hebben gedachten, een wil en gevoel en de stem maakt het mogelijk om daar klank aan te geven naar buiten toe. Dan is het hele wezen in beweging. De adem maakt de klank, de geest bespeelt het instrument en samen zorgen ze ervoor dat ons hele wezen resoneert. Wanneer je gaat ‘meebewegen’ tussen aanhalingstekens word je bewogen of geraakt. Dat kan gebeuren in de keel (de brok), het hart (de steek), de buik (de vlinders) en de bekkenbodem – in toenemende graden van
ontvankelijkheid. Geraakt worden duurt maar heel kort. Het hartverscheurende huilen en het gierende lachen vinden plaats in golfbewegingen van enkele minuten. Geraakt worden vindt eveneens plaats in een golfbeweging, wanneer de weg naar binnen kortstondig helemaal open staat. Ik herinner me een dag waarop ik met het verkeerde been uit bed was gestapt en nergens zin in had. Toen zag ik een moeder met een peuter achterop de fiets. Dat kind speelde voor autootje en imiteerde het geluid van een motor door middel van een zogenaamde ‘Lip-R’. Dat pruttelgeluid tilde mij op en zorgde ervoor dat ik de hele dag vrolijk was.’ W VDV
www.woutoosterkamp.nl
Wout Oosterkamp
knrbulletin 1 | 2014
27
IN BEELD
RELIGIEUS ERFGOED
Religieus erfgoed inhoud
Van (Maria) Roepaan naar Evenementenlocatie Historisch gezien waren er in Ottersum, op korte afstand van elkaar, twee instellingen met de naam Maria Roepaan. Dit artikel heeft betrekking op het ‘oude’ Maria Roepaan aan de Kleefseweg. In de zestiger jaren van de vorige eeuw verrees aan de Siebengewaldseweg onder de naam Maria Roepaan een tweede complex, dat later na verschillende fusies Stichting Dichterbij genoemd is. Het nieuwe ‘Maria Roepaan’ was de voortzetting van de instellingen aan de Kleefseweg, die niet meer voldeden aan de eisen des tijds op het gebied van de gehandicaptenzorg. Het markante, rijzige kloostercomplex Maria Roepaan aan de Kleefseweg ligt ten oosten van Ottersum op een heuveltje in het stroomdal van de Niers, langs de doorgaande weg naar Duitsland. De forse contouren van het complex bepalen het beeld in de wijde omgeving. Het klooster is gebouwd in twee fasen (eind 19 e en begin 20 e eeuw), maar de geschiedenis van de plaats en een deel van haar naam (‘Roepaan’) gaan verder terug. De Roepaan Blijkens oude kaarten en afbeeldingen was de herberg/hoeve Roepaan sinds de late 18de eeuw uitgegroeid tot een forse boerderij. De Roepaan lag toen zo’n kwartier gaans van de kern Ottersum aan de rand van de in cultuur gebrachte akkers. Daar vandaan begon in oostelijke richting de Zelderse Heide, een woest heidelandschap, waar het Genneps en Ottersums vee opgedreven werd om te grazen. De herberg lag bij een wegkruising. Reizigers, te paard of te voet van of naar Pruisen, konden er een rustpauze inlassen of zelfs eten en overnachten. Over de herkomst van de naam ‘de Roepaan’ bestaat geen zekerheid. Mogelijk was er bij de herberg een oversteekplaats aan de Niers, waar reizigers roepend te kennen konden geven overgezet te willen worden. Het echtpaar Van de Loo heeft geruime tijd de boerderijherberg beheerd en het bedrijf uitgebreid tot zo’n 140 ha. De Roepaan is dan een begrip in Ottersum en omstreken, waar onder meer het kerkelijk armbestuur vergadert en 28
knrbulletin 1 | 2014
Het huis van de Loo in 1880
de notaris zitting houdt bij koop, verkoop of veilingen. In 1827 vestigt het kantoor van de directe belastingen zich op De Roepaan en verstuurt de rijksontvanger vanaf dat kantoor zijn belastingbrieven. Het echtpaar Van de Loo-Reintjes krijgt elf kinderen. Maria Roepaan Helaas wil niemand van de jongere generatie van deze familie de boerderij voortzetten. Daarmee loopt
voor De Roepaan de bloeiperiode ten einde. Uiteindelijk kan het stamhuis met bijgebouwen en grond tegen een schappelijke prijs aan de Zusters van de Goddelijke Voorzienigheid in Steyl Blerick verkocht worden. Zo gaat het eeuwenoude De Roepaan over in andere handen en in 1880 betrekken de eerste zusters het complex en dopen de naam op toepasselijke wijze om in ‘Maria Roepaan’. Onder de toevlucht en bescherming van de Moeder Gods willen de zusters
daar hun heilzaam werk verrichten. De eerste zusters starten weldra met het geven van onderwijs en het verplegen van zieken (aan huis). Men begint met een bewaarschool, een handwerkschool en ziekenverpleging. In november 1882 is Maria Roepaan gereed om weeskinderen te huisvesten, die vanuit het ‘De Keverberg’ in het Limburgse Kessel komen. Er arriveren twee zusteronderwijzeressen met zestig kinderen. Zij starten met een bewaarschool en een eerste klas voor Duitse en Nederlandse meisjes. Omdat Nederland dan nog geen leerplicht kent, valt het aantal Nederlandse meisjes erg tegen. De Nederlandse meisjes verhuizen het jaar daarop naar de openbare school in Ottersum, terwijl de Duitse leerlingen op Maria Roepaan blijven. Het zijn veelal wezen, waarvoor armbesturen het pensiongeld betalen. Vanwege de goede reputatie van Maria Roepaan vragen bemiddelde Duitse ouders pension voor hun grotere dochters en er melden zich Nederlandse meisjes aan om de Duitse taal te leren. Maria Roepaan komt als pensionaat langzaam tot bloei. In 1892 beginnen de zusters met een huishoudschool voor gegoede, Duitse meisjes. Drie jaren later telt de school al 50 leerlingen en dit aantal loopt op tot 80. Het ruimtegebrek leidt tot nieuwe bouwplannen en Theodoor Jaspers, aannemer uit Goch, zet ten oosten van de oude boerderij aan de Kleefseweg een groot schoolgebouw van twee bouwlagen neer. Vanaf 1904 heeft het klooster ook bemiddelde, oudere echtparen of alleenstaanden in pension, die de Congregatie soms in hun laatste wilsbeschikking met een geldsom of legaat gedenken. Zelfs de dirigent van fanfare St.-Caecilia is op Maria Roepaan in pension. De opeenvolging van bestemmingen en uitbreidingen vergen een nagenoeg constante aanpassing van de gebouwen. In 1909 komt daaraan voorlopig een einde. Dan hebben klooster en pensionaat een definitieve vorm
De nieuwbouw rond 1900
De nieuwbouw van het linkergedeelte rond 1912. Dat gedeelte is nu monument. Het rechtergedeelte met topgevel is door de oorlog vernietigd.
gekregen en verandert er tot aan de Tweede Wereldoorlog nagenoeg niets meer. Oorlogsperikelen De nieuwbouw herbergt ieder jaar meer gasten en leerlingen, vooral uit Duitsland en de voertaal is er nog altijd Duits. De Eerste Wereldoorlog pakt ondanks de Nederlandse neutraliteit voor het klooster ongunstig uit. In augustus 1915 worden van rijkswege Nederlandse soldaten op Maria Roepaan ingekwartierd. De (Duitse) zusters krijgen tal van problemen, onder andere met levensmiddelenkaarten, identiteitsbewijzen, verblijfsvergunningen en met hun liquiditeit. In 1917 moeten
de zusters vijftien douanebeambten huisvesten en verzorgen. Tijdens het hoogtepunt van de griepepidemie in het laatste oorlogsjaar zijn er 80 patiënten aan bed gekluisterd. Het hoogste aantal (overwegend Duitse) bewoners bedraagt ongeveer 300 in 1917, waarna dit aantal snel daalt. Omdat de pensionprijs steeds moeilijker op te brengen is, verschijnt er na de zomervakantie van 1921 geen enkele Duitse leerling meer. Vanaf 1923 richt Maria Roepaan zich vooral op oudere bemiddelde pensiongasten. Om te voorkomen dat het klooster genationaliseerd zou worden, heft de Congregatie de Duitse school op en begint een Nederlandse huishoudschool. De school wordt echter knrbulletin 1 | 2014
29
RELIGIEUS ERFGOED
inhoud
geen succes en moet na enkele jaren in 1923 haar deuren weer sluiten vanwege tekort aan leerlingen. Nu komen zieke Duitse zusters naar Maria Roepaan, waar de tweede etage voor longzieke zusters is ingericht. In de tuin verschijnen barakken. Het ‘Ferienkinder Hilfswerk’ stuurt regelmatig arme Duitse kinderen naar Maria Roepaan, maar die toestroom stokt tijdens de laatste jaren vóór de Tweede Wereldoorlog. Nadat er zich steeds meer Nederlandse kinderen aanmelden leggen de Duitse zusters zich vooral toe op het leren van de Nederlandse taal. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in mei 1940, stuurt de kloosterleiding alle meisjes naar huis en blijven de zusters met alleen nog de pensiongasten achter. Gedurende de zomermaanden van 1942 geven de zusters druk bezochte dag- en avondcursussen in handwerken. In december van dat jaar is op last van de Duitse bezetting de klok uit het torentje van de kapel omgesmolten tot oorlogstuig. In september 1944 vordert het Duitse militaire gezag het klooster, eerst voor 100 soldaten en later voor 250 SS-ers. Medio september
De evacuatie van zusters en dorpelingen van Ottersum, getekend door zr. Adeltraud tijdens deze barre tocht van 10 dagen in november 1944
30
knrbulletin 1 | 2014
RELIGIEUS ERFGOED
De eerste kinderen 1952
Het huidige Roepaen. Hier begonnen de zusters in 1951 met de zorg voor kinderen met een beperking
arriveren er in Maria Roepaan 900 krijgsgevangenen uit diverse landen, die voor de Duitsers dwangarbeid moeten verrichten. Kort daarop wordt het klooster ingericht als lazaret van de valschermjagers; later als veldhospitaal. Op 15 oktober 1944 krijgen de inwoners van Gennep bevel van de Duitsers om te evacueren. Een aantal van hen vindt onderdak in Maria Roepaan, maar moet daar na korte tijd samen met een groep zusters toch weg. In december 1944 zijn op het station van Goch ruim 100 zusters en dorpbewoners, zieken en gezonden, in veewagens geladen. In de daarop volgende maanden is het in Maria Roepaan een komen en gaan van telkens weer andere groepen militairen en krijgsgevangenen. De Duitsers versterken de streek tussen Maas en Niers en de zoom van het Reichswald tegen het te verwachten Engelsen-Amerikaanse offensief. Op 8 februari 1945 zetten de geallieerden de operatie ‘Veritable’ in gang; daarop proberen de Duitsers tot tweemaal toe tevergeefs Maria Roepaan op te blazen. Op 11 februari zijn de Britse soldaten tot aan de rand van Ottersum doorgestoten. Maria Roepaan is dan het laatste grote Duitse bolwerk vóór de grens met de Heimat. De Duitsers bieden fanatiek tegenstand, maar wanneer
de commandant bemerkt, dat hij ingesloten dreigt te raken gaat het klooster in brand en trekken de Duitsers zich terug. In het door het vuur gespaarde restant van Maria Roepaan vestigt de Schotse compagniecommandant zijn hoofdkwartier. Van een klooster met Duitse zusters is Maria Roepaan veranderd in een planningscentrum met Britse soldaten. Nieuwe noden Na de bevrijding van Gennep en Ottersum (februari 1945) lukt het om spoedig enkele zusters naar Ottersum te sturen, waar zij het gehavende en door Britse militairen bezette Maria Roepaan aantreffen. Gedurende enkele maanden kunnen de zusters er wonen, maar in het najaar van 1945 neemt de Grenswacht het klooster als kazerne in gebruik. Alle zusters moeten het complex verlaten. De grenssoldaten worden in oktober 1946 opgevolgd door de koninklijke marechaussee, die in augustus 1949 pas weer vertrekt en dan nemen zes zusters hun intrek in het vrijgekomen klooster. Al die tijd zijn de zusters geen baas in eigen huis geweest. De herbouw wordt energiek aangepakt, al is het schoolhuis evenmin als het oostelijke blok herbouwd. Met nieuwe installaties
In grote speelzalen werden de kinderen beziggehouden. De veranderde kappen duiden erop dat de foto dateert van na 1956
voor elektra, water en verwarming is het verkleinde klooster klaar voor een nieuwe bestemming: de verzorging van geestelijk gehandicapte kinderen, die in 1951 arriveren. Luttele jaren daarna is een nieuwe stichting opgericht, die 26 ha heidegrond koopt aan de Siebengewaldseweg om daar nieuwbouw voor geestelijk gehandicapten te plegen. Het eerste paviljoen op dat terrein komt in 1963 gereed. De gefaseerde in gebruik neming van de nieuwe Maria Roepaan betekent afbouw van de verpleging aan de Kleefseweg. In 1974 valt het besluit om het oude Maria Roepaan te ontruimen en te verkopen. In 1975-1976 valt definitief het doek: het kweekbedrijf Zelder BV koopt het geheel voornamelijk met het oog op de omringende landerijen voor proefvelden. In 1979 wordt ‘De Bilt’ BV eigenaar van het totale gebouw met omliggend erf en tuin. Drie jaar later komt Maria Roepaan in bezit
van de ontwikkelings- en financieringsmaatschappij ‘Tilburgia’ BV. Maria Roepaan verandert nog enkele keren van eigenaar. Een andere Tilburgse vennootschap is in 1984 eigenaar geworden, maar ze verkoopt Maria Roepaan in 1987 deels aan de belangengemeenschap Alando BV en deels aan Zand- en grindhandel Teunesen te Gennep. Gedurende deze periode van circa vijftien jaar heeft Maria Roepaan diverse legale en illegale bewoners: particulieren, een leefgemeenschap en krakers. Evenementenlocatie In 1991 koopt het echtpaar KuijpersWolters de oudbouw. Na het vertrek van de krakers realiseert het echtpaar in de bestaande bebouwing negen appartementen, die verhuurd worden. Als Vennootschap onder Firma (VOF) ontwikkelt het echtpaar plannen om van Maria Roepaan een conferentieoord met logiesruimte te
maken. Alvorens de zakelijke markt te kunnen veroveren is er veel puin te ruimen. In 1994 is de eerste zaal gereed en gaandeweg (en zoveel mogelijk op eigen kracht!) komen er steeds meer ruimten beschikbaar in het grote complex. In 1996 wordt een deel van de gebouwen op de Rijksmonumentenlijst geplaatst. Roepaen (ook de naam is inmiddels aangepast) ontwikkelt zich geleidelijk tot een evenementenlocatie voor grote en middelgrote bedrijven, waar men terecht kan voor een personeelsfeest, een vergadering, congres of beurs. Sinds 2004 organiseert Roepaen Podium daarnaast veel concerten, waarbij er jaarlijks ruim 100 artiesten en bands optreden. In de programmering is plaats voor zowel gevestigde namen als aanstormend talent. Voorts biedt Roepaen mogelijkheden voor de invulling van een vrijgezellenfeest, bedrijfsuitje of zomaar een dagje weg. Tenslotte beschikt Roepaen over een expositieruimte en over ateliers voor kunstenaars. Helaas heeft de crisis sinds 2008 ook hier een forse daling in de omzet veroorzaakt. Maar het echtpaar Kuijpers-Wolters blijft inventief en vasthoudend op zoek naar nieuwe kansen om Roepaen te behouden als een plek waar mensen met totaal verschillende achtergronden zich thuis kunnen voelen. Bij het ter perse gaan van dit blad was nog niet bekend of de gemeente Ottersum heeft ingestemd met de nieuwbouw van circa dertig appartementen. W VDV
www.zusters-goddelijke-voorzienigheid.nl | www.roepaen.com
knrbulletin 1 | 2014
31
GEROEPEN OM TE DELEN
Geroepen om te delen
Zoals Goethe’s Faust zijn ziel verkocht aan de duivel in ruil voor een leven vol maakbaar genot, zo heeft de westerse wereld zijn deugden ingewisseld om materiële dromen te kunnen verwezenlijken.
inhoud
De consequenties van een faustiaans contract Op 9 januari 2014 hield theoloog en lekendominicaan Thijs Caspers (VKMO-Katholiek Netwerk) de nieuwjaarsrede voor de ‘werkvloer’ van de KNR. Op veler verzoek is onderstaand een bewerkte versie van het eerste gedeelte van zijn rede te lezen. Het vervolg zal in de loop van het jaar in het bulletin gepubliceerd worden.
De rek is uit ons economisch model en dat is een ongemakkelijke constatering. Treffend werd dit eind 2013 voor de zoveelste maal onderstreept toen de Rabobank – een van de laatste betrouwbare banken voor veel Nederlanders – onaangenaam in het nieuws kwam. In oktober 2013, zo blijkt, heeft Rabobank een schikking getroffen voor 774 miljoen euro inzake het manipuleren van de LIBORrente. LIBOR – voluit de ‘London Interbank Offered Rate’ – slaat op de rente die banken elkaar in rekening brengen en is bepalend voor de rente op hypotheken en bedrijfskredieten. Vanaf 2009 is deze rente op grote schaal gemanipuleerd voor eigen gewin. Topman Piet Moerland trad na het kritische oordeel van de toezichthouders af en sprak over ‘ernstige misdragingen’, al hadden deze volgens hem plaats in het ‘buitenlandse bedrijf’ van de bank. De verontwaardiging was groot, al kwam deze onthulling niet plotsklaps uit de lucht vallen, want het onderzoek naar de Rabobank liep al langer Deze smet staat daarnaast niet op zichzelf. Want al eerder was het de Britse Barclaysbank die in deze affaire een schikking van maar liefst 450 miljoen met de toezichthouders trof. Ook wordt er momenteel onderzoek gedaan naar het
32
knrbulletin 1 | 2014
weinig rooskleurig handelen van andere grote spelers zoals Deutsche Bank. Spreken over een ‘bedrijfsongeval’ is dus onjuist. Het zijn praktijken die plaatsvinden binnen tal van de buitenkant net ogende banken. De LIBOR-affaire is slechts één voorbeeld van een bancaire sector die zich steeds verder vastdraait en loszingt van de werkelijke wereld. Het is het zoveelste incident in een reeks waarbij vertrouwen wordt geschonden, en waarbij de consequenties niet zelden worden opgevangen door de burger omdat overheid en banken innig met elkaar verstrengeld zijn. Denk maar aan de nationalisatie van SNS Reaal, over de staatssteun aan ING, de overname van het Nederlandse gedeelte van Fortis en de ABN Amrobank. Onze mondiale economie is mede door financiële wildgroei inmiddels zo ondoorzichtig geworden dat veel mensen in onze samenleving balanceren tussen hoop en vrees. Een golf van opluchting ging dan ook door Nederland toen Klaas Knot, president van De Nederlandse Bank, begin oktober zei dat hij dacht dat Nederland uit de crisis is. Woorden van eenzelfde strekking hoorden wij ook rondom de jaarwisseling. Ditmaal was het Herman van Rompuy,
voorzitter van de Europese Raad, die zei dat we de crisis voorbij zijn. De positieve reacties op dergelijke verlossende woorden zijn begrijpelijk. Ze voeden onze hoop op een veilige terugkeer naar een periode van groei en voorspoed zoals wij die kenden tot 2008. Een gevoel van opluchting: ‘hè hè, eindelijk kunnen we weer op vertrouwde voet verder.’ Terug naar die goede oude tijd van groei en voorspoed. Het klinkt aanlokkelijk en verleidelijk. Maar in feite zet ze ons op een dwaalspoor. Want de vrije markt waar velen zo hoog over opgeven berust in feite op een alsmaar uitdijend net van voorschriften en een leger aan accountants, consultants, adviseurs en toezichthouders die elkaar in de greep houden. Deze ‘kapitalistische bureaucratie’ – om de woorden van Koen Haegens te gebruiken – zorgen ervoor dat ons ‘economisch lichaam’ niet beter wordt. Sterker nog: op allerlei plaatsen duiken complicaties op. De vaten vernauwen zich en slibben langzaam dicht. Het lichaam is ziek, en het krijgt – zo lijkt het – alsmaar het verkeerde medicijn voorgeschreven. Ondeugden vóór deugden Maar wat moeten we dan doen om de situatie ten goede te veranderen?
Thijs Caspers
Kort en goed is het van belang in te zien dat onze economie rust op de verkeerde pijlers en dat wij onze deugden hebben ingewisseld voor ondeugden. Althans, in het beeld dat wij elkaar haast vanzelfsprekend voorhouden. Om hier meer zicht op te krijgen is het van belang stil te staan bij welke pijlers dat zijn. In hun boek Hoeveel is genoeg spreken Robert en Edward Skidelsky over het Faustiaanse contract dat de westerse wereld economische voorspoed heeft gebracht. Zoals Goethe’s Faust zijn ziel verkocht aan de duivel in ruil voor een leven vol maakbaar genot, zo heeft de westerse wereld zijn deugden (tijdelijk) ingewisseld om materiële dromen te kunnen verwezenlijken. Want zoals arts, schrijver en filosoof Bernard Mandeville (1670-1733) stelde, is het onmogelijk te kiezen voor rijkdom én deugdzaamheid. Wij dienen een keuze te maken tussen rijkdom en ondeugd, dan wel armoede en deugd. De keus om het
goede willens en wetens te laten ontlokte de Engelse econoom John Maynard Keynes (1883-1946) de uitspraak: ‘Nog minstens honderd jaar, moeten we iedereen, ook onszelf, wijsmaken dat het goede slecht is, en het slechte goed, want het slechte kunnen we nuttig inzetten en het goede niet.’ Met deze uitspraak toont Keynes zich bewust van het ideologische gehalte dat het mensbeeld van de moderniteit aankleeft. We moeten ons – om een paar gevleugelde uitspraken te gebruiken – nog even wijsmaken dat ‘de mens voor de mens een wolf is’, en dat het gaat om ‘the survival of the fittest’. Allemaal omwille van een hoger te bereiken goed, waarbij wij allen – zo is de gedachte – in welvaart zullen leven. Inmiddels is echter duidelijk geworden dat een dergelijke zienswijze zichzelf in de staart bijt. Want hoe kan een toestand van individueel gewin, hebzucht en eigenbelang, leiden naar een stadium van tevredenheid en een gedeeld gevoel van welzijn? De ontsporing
van ons eigenbelang, resulterend in een wereldwijde economische crisis, heeft pijnlijk zichtbaar gemaakt dat de omkering van deugden en ondeugden niet langer houdbaar is. De profetie van Keynes is uitgekomen, zij het op een andere manier dan gedacht. Niet door het bereiken van mondiale welvaart voor iedereen, maar door de serieuze deuken die de neoliberale ideologie heeft opgelopen. Wij worden op dit moment ruw wakker geschud uit een mooie droom. T HIJS C ASPERS
www.katholieknetwerk.nl
knrbulletin 1 | 2014
33
GEROEPEN OM TE DELEN
GEROEPEN OM TE DELEN
‘Wat we niet nodig hebben behoort aan anderen toe’ inhoud
‘Geroepen om te delen. Vrijwillige armoede als gave aan een wereld in crisis’ is het jaarthema voor 2014. In het bulletin laten we mensen aan het woord over de betekenis die vrijwillige armoede voor hen heeft in deze tijd van globalisering en crisis. Bram Hommel, generaal overste van de broeders van Huijbergen, bijt de spits af. Zoals voor veel andere religieuzen, waren de jaren ‘60 ook voor Bram Hommel een periode van herbronning. Hij studeerde in Nijmegen. Met een groepje medestudenten bestudeerde hij het leven en denken van de grote ordestichters: Augustinus, Dominicus, Franciscus, Ignatius. Pas toen merkte hij dat het ideaal van vrijwillige armoede hem echt aantrok. Hij besloot die armoede dan ook in de praktijk te brengen. ‘Een tijd lang waren we behoorlijk radicaal. We probeerden onszelf te beperken tot wat we echt nodig hadden. Na verloop van tijd ontdekten we echter dat het hem daar niet in zit. Maar daar gingen wel enkele jaren over heen.’
Bram Hommel
34
knrbulletin 1 | 2014
Broeder zijn In 1972 werd Bram uitgezonden naar Indonesië. Daar zag hij dat mensen ook tevreden kunnen zijn met maar weinig. Dat sterkte hem in de overtuiging dat vervulling niet ligt in materiële zaken. ‘Vaak proberen mensen hun eigenwaarde op te bouwen met boeken, kleding, een auto. Maar daar zit het ‘m niet in. Het is decor’, aldus Bram. Ik leg Bram de vraag voor hoe hij aankijkt tegen de paradox dat religieuzen weliswaar een gelofte van armoede afleggen, maar tegelijk een stuk zekerheid hebben in hun leven die anderen ontberen. Hij beaamt dat je als religieus inderdaad niet bang hoeft te zijn dat je geen dak boven je hoofd hebt. Daaruit vloeit voor hem de verplichting voort van dienstbaarheid, vooral ten opzichte van mensen die
weinig zekerheden kennen in hun leven. Dat gevoel van verplichting is diep bij hem binnengedrongen, toen hij eens in het binnenland van Kalimantan geelzucht had opgelopen. Hij vertelt: ‘Terug in de stad werd ik met zorg opgevangen in een ziekenhuis. Maar in het binnenland stierven mensen, omdat de ziekte te laat werd opgemerkt of omdat ze niet de middelen hadden om zich te laten verzorgen. Dat verschil tussen hen en mij heeft me diep geraakt. Schuld is een groot woord, maar zo voelde het wel.’ In Indonesië was Bram lange tijd verantwoordelijke voor de begeleiding van novicen en juniores. Hij liet novicen stages lopen waarbij zij in aanraking kwamen met mensen in kwetsbare posities, bijvoorbeeld melaatsen of straatkinderen. ‘Ik wilde hen laten ervaren wat het betekent broeder van iemand te zijn. De kern van onze roeping is niet onderwijs, ook al is dat ons belangrijkste werk. Het is ‘broeder zijn’: mensen laten voelen dat je hen waardeert, dat ze je ervaren als naaste, dat je bereid bent van hen te leren.’ Hij erkent dat het geen gemakkelijk opgave is om op die manier ‘broeder te zijn’. Maar op zijn minst hoopt hij dat direct contact met anderen vooroordelen wegneemt. Afdalende beweging Huijbergen is een historische plek voor religieus leven. Eind 13e eeuw vestigden Wilhelmieten zich in het dorp. Na hun vertrek in 1847, namen de broeders van Huijbergen het stokje van religieus leven over. ‘Geroepen
om te delen’ heeft voor Bram ook te maken met het besef deel uit te maken van een groter geheel. ‘Wat ik heb of wat ik aan krachten in mezelf meedraag, is niet van mezelf, maar maakt deel uit van een groter geheel. Dat grotere geheel draagt ook mij en houdt mij staande.’ Bram legt een verband met de deugd van nederigheid; een woord dat wat beladen is geraakt, omdat er iets in mee kan klinken van ‘buigen naar meerderen’. Maar Bram ziet nederigheid vooral als een deugd die je op bepaalde manier doet omgaan met degenen die sociaal gezien minder macht hebben dan jezelf, als medemens. Zo’n houding verbroedert. Hij wijst op een centraal gegeven in de Franciscaanse christologie, namelijk de afdalende beweging die Jezus aflegde. De Allerhoogste werd een kwetsbaar kind in een van de buitengewesten van het Romeinse rijk. En Hij daalde nog verder af door een mensonwaardige dood te sterven aan het kruis. En nog wil Hij onder ons aanwezig zijn in brood en wijn. Franciscaans leven betekent voor Bram dan ook die beweging omlaag navolgen, in plaats van steeds hoger proberen te klimmen op de maatschappelijke ladder. Want dat vervreemdt: van jezelf en van God. De beweging omlaag brengt je dichter bij je eigen realiteit. Het schept ruimte voor God en ruimte om dienstbaar te zijn aan elkaar. Onthechting is een ander, wat beladen begrip dat centraal staat in het Franciscaans leven. Franciscus waarschuwt zijn broeders ervoor zich niets toe te eigenen. Alles in ons
leven is immers gave. Maar omdat dit aspect van het kloosterlijke leven vroeger zo juridisch werd benaderd – toe eigenen mocht niet ‘omdat de constitutie het verbiedt’ – groeide ook de weerstand. En dat is jammer, vindt Bram, want onthechting is in wezen iets heel moois en bevrijdend. ‘We moeten opnieuw ontdekken dat het de moeite waard is om je niet vast te klampen aan dingen. Als je je bewust bent van de onderlinge verbondenheid van alles, wordt geven een soort erkenning van het recht van de ander. Het gaat niet alleen om het delen van spullen. Ook voor immateriële zaken geldt: het is niet van mij.’ Wereld in crisis Ondertitel van het jaarthema 2014 is ‘Vrijwillige armoede als gave aan een wereld in crisis’. Ik stel Bram de vraag of die Franciscaanse grondhouding van nederigheid en onthechting iets kan betekenen voor de samenleving? Een beetje aarzelend, antwoordt hij: ‘Ja, in potentie wel. Misschien is de grondoorzaak van de crisis wel dat mensen te weinig feeling hebben voor het besef van verbondenheid. Ze houden te verkrampt vast aan
wat ze zien als hun eigendom. Ik zie die kramp ook terug in de houding tegenover migranten. Ons wereldje wordt zo klein als we met alle macht proberen te beschermen wat we denken dat ons toebehoort. Ik proef momenteel echter ook een sterke behoefte aan spiritueel bewustzijn. Die kan ons helpen om nieuwe richtingen in te slaan, zonder per se hele-
maal te weten waar het naartoe leidt. Ik denk dat als de grondhouding niet klopt, we afstevenen op een nieuwe crisis. We schieten als samenleving dan in de herhaling.’ GERARD MOORMAN
knrbulletin 1 | 2014
35
BOEKEN & BLADEN
Boeken & bladen inhoud
Liturgie als weg tot ontvankelijkheid
Soberheid van vele kanten belicht Achter de eeuwige glimlach Dit boek is de vrucht van de jarenlange betrokkenheid van Elisabeth en Gerrit Riphagen bij projecten in Indonesië. Het is een bundel van waargebeurde verhalen. In haar Woord vooraf schrijft Elisabeth Riphagen onder meer: ‘Ik heb vele uren, vaak zittend op de grond, naar de verhalen van jonge en oude vrouwen in de kampongs geluisterd. Zij vertelden mij over hun eenzaamheid, verdriet, saamhorigheid en plezier, hun armoede en ziekte, over het geweld en de liefde die zij ervoeren, de vriendschap die hen blij, en de corruptie die hen onmachtig maakte. Wat mij diep heeft geraakt, is de tolerantie en de gastvrijheid die van de vrouwen uitging. Steeds opnieuw lieten ze mij zien wat achter hun glimlach verborgen lag. Het heeft mijzelf ook veel gedaan. Hun verhalen kunnen ook ons leven verrijken.’ Elisabeth Riphagen, Achter de eeuwige glimlach. Informatie: www.bondgenoot.nl
36
knrbulletin 1 | 2014
Het Thijmgenootschap is een vereniging van christelijke intellectuelen die zich inzet voor wetenschappelijke publicaties met een actueel, levensbeschouwelijk accent. In dat kader publiceerde het genootschap afgelopen november een bundel over ‘soberheid’. Een onderwerp dat tot voor kort allesbehalve sexy was, maar sinds enkele jaren steeds meer in de belangstelling is gekomen. Dat heeft natuurlijk van doen met de economische en ecologische crises en het toegenomen besef dat de economie fundamenteel anders moet worden ingericht. Zo niet, dan gaat de vernietiging van het milieu door en laten we aan generaties na ons een wereld achter die nauwelijks nog leefbaar is. In deze bundel komt een zeer heterogeen gezelschap aan het woord. Enerzijds zijn er bijdragen van cultuurcritici die de negatieve gevolgen van consumentisme aan de kaak stellen en langs die weg soberheid propageren. Hoewel de grote lijnen van hun betoog niet echt veel nieuwe inzichten bevatten, is het
wetenschappelijke niveau van dien aard dat niet-experts toch genoeg interessante nieuwe invalshoeken wordt geboden. Anderzijds kent soberheid natuurlijk een lange religieuze traditie en deze wordt ook door verschillende auteurs belicht. Centrale rol in dit meer religieus-theologische deel is weggelegd voor paus Franciscus. Het boek bevat drie teksten die zijn opgetekend naar aanleiding van een interreligieuze dialoog tussen hem en de Argentijnse rabbijn Skorka: over geld, macht en armoede. Elk van deze teksten wordt becommentarieerd door een Nederlandse theoloog. Met zijn kritiek op een losgeslagen kapitalistisch systeem en zijn oproep tot eenvoud en solidariteit met de armsten blijkt de nieuwe paus ook intellectuelen te inspireren. Soberheid, eenvoud, vrijwillige armoede blijken ook in onze tijd actueel. Deze bundel geeft een aanzet om deze waarden verder te doordenken en in de praktijk te brengen. GERARD MOORMAN
In de inleiding op de bundel artikelen over de Eucharistie ‘Zijn Lichaam worden’ is te lezen dat verschillen in visie op de Eucharistie en verschillen in beleving ervan nauwelijks bespreekbaar zijn. Dergelijke gesprekken leiden immers al snel naar kerkpolitieke of kerkrechtelijke discussies over het ambt. Die bundel wilde het gesprek op een ander niveau brengen, waar het delen van verschillende gedachten en belevingen goed mogelijk is. In deze bundel ging het alleen over de Eucharistie. Thomas Quartier schrijft in zijn Liturgische Spiritualiteit. Benedictijnse impulsen over gedachten over en belevingen met liturgie als zodanig. Quartier wil het gesprek bij de fundamentele vraag brengen: waar gaat het in het algemeen eigenlijk om in liturgie? En dat het hem gaat om dat fundamentele, dat basale wezen van de liturgie, blijkt uit het woord ‘humus’ dat regelmatig gebruikt wordt: liturgie is de voedingsbodem waarop het leven van alle dag doorbroken wordt. Daarom moet liturgie dicht bij het leven staan, om je vandaaruit mee te nemen. Het esthetische in de liturgie dient om het alledaagse leven te doorbreken. Dat esthetische leidt af van het gewone en daardoor ontstaat er openheid voor het Geheim. In die openheid word je ontvankelijk voor het religieuze, voor het Geheim, voor God. En als dat zoeken je brengt tot iets ervaren van dat Geheim, leidt dat tot lofprijzing:
zoeken en verheerlijken kenmerken de liturgie. Liturgie hoeft niet volmaakt te zijn wat betreft de vorm, de teksten of de zang, maar moet je wel meenemen, meeslepen, weg van de gerichtheid op jezelf. Het hele repertoire van handelingen, dat openheid om de betekenis van het leven te ontvangen te weeg brengt, is liturgisch. In de liturgie kun je beleven dat jij niet het centrum van de wereld bent. Dergelijke handelingen tot een intrinsiek deel van het leven maken, is de weg naar een spirituele levenshouding, een levenshouding met openheid voor wat de mens overstijgt. Deelname aan liturgie vraagt dan ook dat je bereid bent je te laten omvormen. De gebaren, de symbolen: alle expressievormen in de liturgie zijn gericht op dat omvormen. Het is een ideaal om tot een eenheid van geloof en leven te komen en dat zie je volgens Quartier bij uitstek in de benedictijnse traditie: in het ora, lege et labora. In het gebed maak je ruimte, die van buitenaf gevuld wordt. Het lezen in de lectio is meditatief. En werken is voor Benedictus geen zelfverwerkelijking, maar God laat je in je werken boven jezelf uitgroeien. Met allerlei voorbeelden uit het benedictijnse leven geeft Quartier steeds meer inzicht in het wezen en de functie van liturgie. Hij schrijft over het getijdengebed (‘wie de getijden verwaarloost, wordt door het getij overspoeld’), over het Gregoriaans en over de vraag of je
als gast al of niet mee mag zingen met de communiteit. Hij schrijft ook over iconen en over Hildegard van Bingen. En uitvoerig gaat hij in op de rol van liturgie in het stervensproces en de uitvaart (de dode gaat over naar de communio sanctorum, de gemeenschap der heiligen). Het kwalitatief goed en stevig uitgevoerde boek sluit af met een aantal bezinnende vragen. Quartier heeft een mooi boek geschreven, om regelmatig te hernemen (mag ik zeggen te ‘herkauwen’) en om je steeds opnieuw te bezinnen over je eigen verhouding tot deelname aan liturgie of over de vraag hoe het hele leven liturgisch kan worden. Is er ook iets op het boek aan te merken? Zeker wel. Een vraag die hij aan het begin stelt, is: wat valt er voor de buitenstaander te leren van de benedictijnse kloosters voor een geleefde liturgie? Ter beantwoording van die vraag geeft hij een paar korte maar rake opmerkingen over het bidden van het getijdengebed in een parochie. Maar op de plaatsen waar Quartier probeert die vraag te beantwoorden en aan te geven hoe de modale gelovige elementen uit het benedictijns leven kan overnemen, is hij helaas te beknopt naar mijn idee. Het zij hem vergeven, want die modale gelovige vindt voldoende stof in het boek die aanleiding geeft tot zelfreflectie en misschien tot verandering in beleving, in doen en laten. AD LEYS
Marcel Becker & Theo Wobbes [red.], Soberheid als ideaal en als noodzaak. ISBN 978 90 5625 403 2. Uitgeverij Valkhof Pers.
Thomas Quartier, Liturgische spiritualiteit. Benedictijnse impulsen. Berne Media, Heeswijk 2013; ISBN 978-90-8972-057-3; € 14,95.
knrbulletin 1 | 2014
37
BOEKEN & BLADEN
BOEKEN & BLADEN
inhoud
Helden, heiligen en pioniers Katholiek diaken Rob Mancini was jarenlang president van het Internationaal Diaconaatscentrum, opgericht in 1966 in Rome. Taak van het IDC is om bisschoppen te adviseren bij de herinvoering van het diakenambt. In die hoedanigheid maakte Mancini vele reizen in alle werelddelen om het diaconale werk dat vanuit de kerken wordt gedaan beter te leren kennen. Zijn belangstelling beperkt zich niet tot de diaconie in de rooms-katholieke kerk. Hij gaat ook in gesprek met diakens en diakonessen uit andere kerken. Het boek is in feite een soort album, zoals de auteur zelf in zijn voorwoord opmerkt. Hij heeft tientallen interviews verwerkt met betrokkenen bij het diaconaat.
De interviews worden afgewisseld met intermezzo’s waarin Mascini de geschiedenis en theologie van het diakenambt toelicht. In de vroege kerkgeschiedenis waren diakens belangrijke functionarissen in de kerk. Zij stonden de bisschoppen bij in het bestuur van de kerk. Tijdens de middeleeuwen neemt de eucharistie een steeds centralere rol in, en daarmee dus ook de priesters. Pas met het Tweede Vaticaans Concilie wordt het diakenambt nieuw leven ingeblazen en wordt het een permanent ambt in de kerk. In de jaren na het Concilie worden overal ter wereld diakens gewijd. Uit de verhalen in het boek blijkt echter dat
positie en opdracht van de diaken in de pastoraal en de diaconie van de kerk verschilt van land tot land en zelfs van bisdom tot bisdom. De auteur gaat kritische vragen en opmerkingen niet uit de weg: vragen rond kerkpolitiek, celibaat en de positie van de vrouw in de kerk. Uit de titel van het boek spreekt de enorme waardering en respect van Mancini voor zijn gesprekspartners. Het zijn mensen die in soms zeer moeilijke omstandigheden de dienst aan de minsten met veel trouw, toewijding en moed in de praktijk brengen. Het valt dan ook te hopen dat de kerk dit ambt van de verkondiging van het Rijk Gods in woord en daad verder stimuleert en ontwikkelt. GERARD MOORMAN
Rob Mascini, Helden, heiligen en pioniers. ISBN 978 94 9104 2867. Uitgeverij Adveniat.
Onderweg
naar
oekje
meditatieb
Onderweg naar Pasen 38
knrbulletin 1 | 2014
Naar analogie van het inmiddels bekende ‘Onderweg naar Kerstmis’ is dit een meditatieboekje voor de Veertigdagentijd en Pasen. Het boekje is een hulpmiddel om met aandacht de etappes van de weg naar Pasen te overwegen en te beleven. Het thema is ‘Vallen en… toch Opstaan’. Onderweg naar Pasen staat vol met bijzondere afbeeldingen, gedichten, gebeden en teksten die uitnodigen tot verdieping. Er staat bijvoorbeeld een artikel in over de
wijze waarop dorpelingen in Mexico elke maand het onrecht gedenken, dat hun lang geleden is aangedaan. Het thema ‘Vallen en... toch opstaan’ hebben al deze mensen aan den lijve ervaren. De uitgave bevat ook een stilte-viering voor de Veertigdagentijd, een verhaal, een recept voor Kruiskesbroodjes en iets om samen te knutselen, kortom allerlei ideeën om de voorbereidingstijd naar Pasen gestalte te geven.
In dienst van de zieken In 1875 kwamen enkele broeders van Die Genossenschaft der Barmherzigen Brüder von Montabaur, opgericht in Duitsland in 1856, naar Nederland als gevolg van de Kulturkampf. Zij vormden het begin van de Nederlandse tak van de Vereniging van Broeders van Sint Joannes de Deo. In 1949 vormden de broeders een zelfstandige provincie. De congregatie ontplooide een grote activiteit op het terrein van de ziekenzorg, aanvankelijk alleen voor mannen, ongeacht levensbeschouwing. De Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo werkten in de thuisverpleging. Op den duur bemanden zij tevens een aantal eigen ziekenhuizen, bejaardenoorden en verpleeghuizen en een instelling voor meervoudig gehandicapten: Kalorama. De broeders werkten onder meer in ’s-Hertogenbosch, Amsterdam, Haarlem, Den Haag, Utrecht en Nijmegen. Zij waren de enige broedercongregatie en lange tijd vrijwel de enige mannen die werkzaam waren in de door vrouwen gedomineerde ziekenverpleging.
José Eijt beschrijft hoe de broeders probeerden hun religieuze leven én de zorg voor zieken en hulpbehoevenden te combineren. Behalve op de ontwikkeling van hun werk en instellingen in Nederland gaat Eijt in op hun werkzaamheden ten behoeve van de gezondheidszorg in Tanzania, op de motivatie van de broeders en op hun religieuze gemeenschapsleven. Het onderzoek voor dit boek is verricht op initiatief en onder auspiciën van Stichting Echo. Toen Stichting Echo in 1995 werd opgericht was er over de geschiedenis van de tientallen zustercongregaties in Nederland nog maar weinig bekend. Daar is mede dankzij de inspanningen van de stichting verandering in gekomen. Ook over de geschiedenis van de broedercongregaties die in het onderwijs en de psychiatrie werkzaam waren, zijn inmiddels publicaties verschenen. Zo niet over de congregatie van de Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo, terwijl deze in Nederland een
unieke positie heeft ingenomen. De congregatie was de enige broedercongregatie in Nederland die zich heeft toegelegd op de gewone (nietpsychiatrische) ziekenverpleging: bij mensen thuis, in de wijk of in eigen ziekenhuizen. De broeders verdienen niet alleen een plaats in de geschiedenis van het religieuze leven in Nederland maar ook in de geschiedenis van de verpleging en verzorging. Deze studie is gebaseerd op basis van onderzoek in het archief van de Nederlandse provincie, het generaal archief van de Barmhartige Broeders van Montabaur in Montabaur en in de archieven van enkele bisdommen. Om persoonlijke gegevens te achterhalen is gebruik gemaakt van vragenlijsten die aan de broeders, aan uitgetreden broeders en aan oud-juvenisten zijn voorgelegd. Daarnaast hebben interviews en groepsgesprekken ertoe bijgedragen dat ook aan het dagelijkse levenenvan de broeders recht kon worden gedaan.
José Eijt, In dienst van de zieken. Broeders van Barmhartigheid van St. Joannes de Deo 1875-2013. Hilversum Verloren 2014. ISBN 978-90-8704-395-7
Felicia Dekkers e.a., Onderweg naar Pasen. Berne Media. ISBN 978-90-8972-074-0, € 4,95 www.berneboek.com
knrbulletin 1 | 2014
39
BOEKEN & BLADEN
BOEKEN & BLADEN
inhoud
Eerherstel Kees van de Wiel (rechts) bekijkt in de kapel met het graf van broeder Everardus zijn boek met Henk Paagman ofm, die het bedehuis verzorgt. Foto: Ruud Rogier/BD
Heilig Bruurke Eind vorig jaar verscheen een nieuw boek over broeder Everardus Witte (1868-1950). Deze vrome broeder was portier van het franciscanenklooster in Megen en zeer begaan met de armen. Vanwege zijn voorbeeldig kloosterleven werd Evert na verloop van jaren in Megen en ver daarbuiten het Heilig Bruurke genoemd. Behalve portier was Evert ook kunstschilder, hoewel hij in zijn eerste kloosterjaren door een misverstand werd belast met het schilderwerk van de deuren en kozijnen. Broeder Everarus hecht aan een omvangrijke dagelijkse gebedspraktijk. Hij is vaak te vinden in de kloosterkerk, uiteraard bescheiden achterin, waar hij dagelijks vier of vijf missen volgt. Het Heilig Bruurke is tevreden met het minste en geringste. Slechts wanneer zijn biechtvader hem streng toespreekt, is hij bereid gebruik te maken van het destijds toch al minimale kloostercomfort. We mogen ervan uit gaan dat
broeder Everardus uiterst oprecht zijn devotionele verplichtingen nakwam. Daarnaast had Everardus ook een meer mystieke kant, die onder meer tot uiting kwam in zijn schilderijen. Door zijn intensief gebedsleven en mystieke ervaringen gold hij bij zijn leven al als een heilige. In 1951, een jaar na zijn dood, begint de verering dankzij een aan hem gewijde lijdensmeditatie van de KROradio. De bekendheid en populariteit van het Heilig Bruurke nemen snel toe. In 1954 ziet het klooster zich genoodzaakt om Everts stoffelijke resten te verplaatsen naar een speciaal gebouwde kapel. Everardus is herbegraven onder een tombe met een levensgroot groen geglazuurd keramisch beeld. Het Heilig Bruurke ligt er ten voeten uit afgebeeld bij. De gelovigen deponeren de op briefjes geschreven intenties, waarvoor de voorspraak van het Heilig Bruurke wordt ingeroepen, het liefst in de mouwen van het beeld.
Kees van de Wiel. Everardus dichtbij. Het Bruurke van Megen van 1868 tot heden. Er is ook een bescheiden museum over broeder Everardus naast het klooster. Verdere informatie T: 0412 465779/770, E:
[email protected]. Prijs van het boek € 17,50 (incl. verzendkosten € 20,00)
40
knrbulletin 1 | 2014
Tijdens het onderzoek naar seksueel misbruik in de kerk ontdekte de Commissie Deetman informatie over verjaarde sterfgevallen en bracht deze informatie ter kennis van het OM. Op 21 juni 2012 publiceerde het Openbaar Ministerie te Roermond een rapport waarin broeder Andreas van Huize Sint Joseph in Heel in verband werd gebracht met 37 verdachte sterfgevallen. Ook dokter Verstraelen, die als instellingsarts in het tehuis werkte, werd onder verdenking gesteld van vervalsing van overlijdensaktes. De pers in Nederland en België kopte: ‘Broeder Andreas doodde 37 jongens’. De leden van de Werkgroep Eerherstel hebben, op initiatief van schrijver en onderzoeker Ton van Reen, het onderzoek van het OM tegen het licht gehouden. Hun bevindingen stemmen tot nadenken en verdienen een breder publiek. De werkgroep constateert ernstige nalatigheden en fouten in het rapport van het Openbaar Ministerie en laat zien dat de verdenkingen onmogelijk waar kunnen zijn. De conclusie van het OM dat de 37 zwaar gehandicapte jongens vermoedelijk het slachtoffer zijn geworden van een misdrijf is dan ook suggestief en te sterk aangezet. De werkgroep wil eerherstel voor broeder Andreas (1917-1997), die als enige op
een afdeling met veel sterfgevallen werkte en is afgeschilderd als moordenaar. De onderzoekers van het OM hadden zich beter moeten verdiepen in de geschiedenis van de zorg en de ernst van de handicaps van de jongens in het Gerarduspaviljoen. Meer dan de helft van de sterfgevallen vond elders plaats, dus niet op de afdeling van Andreas. En na opheffing van de afdeling en het vertrek van de broeder overleden binnen een jaar nog 15 jongens, nuanceert de werkgroep. Broeder Andreas zou de kinderen te veel morfine hebben ingespoten, maar verplegend personeel was destijds bevoegd noch in staat om injecties te geven. Ook had Andreas het materiaal niet. De enige conclusie kan zijn dat Sint Joseph niet toegerust was om diepzwakzinnigen ook maar op minimaal niveau te kunnen verzorgen. Het vroegtijdig overlijden van een aantal diepzwakzinnige jongens is het gevolg van een collectief falen van de hele samenleving, aldus de werkgroep. En de kwalificatie voor het OM-onderzoek is ook helder: een gerechtelijke dwaling. Werkgroep Eerherstel, Eerherstel voor broeder Andreas en dokter Verstraelen. ISBN: 978-90-91561-22-1. Prijs: € 17,50. Uitgeverij TIC.
Op Doortocht Vijfenveertig jaar geleden zette een kleine groep karmelietessen in Heerlen een revolutionaire stap door van het klooster Flos Carmeli aan de Putgraaf te verhuizen naar een paar gewone huizen aan de Palestinastraat in een nieuwbouwwijk. Daar zochten ze naar wegen om hun roeping als karmelietes op een eigentijdse wijze vorm te geven door een plek te zijn van bezinning, gebed en stilte. Ze noemden hun nieuwe onderkomen Karmel Titus Brandsma, naar een van de grote inspiratoren van hun religieuze leven. Het jubileum van deze gemeenschap vormde de aanleiding voor het schrijven van Op Doortocht. Karmel Titus Brandsma, Heerlen. Het boek is opgebouwd uit twee delen. Deel 1 is de biografie van een kleine leefgroep die zowel verbonden is met de Orde van de Karmel als geïntegreerd in de samenleving. Aan de hand van tien hoofdstukken wordt een beeld geschetst van het dagelijks leven van de zusters,
hun parttime werk buitenshuis, hun betrokkenheid bij de wijk en de parochie. Er wordt aandacht besteed aan de historische achtergrond van de Karmel en aan de inspiratiebronnen waaruit de zusters putten, waaronder het gedachtengoed van Titus Brandsma en Teresa van Avila. Een rode draad vormt het proces, de ontwikkeling, die de zusters vanaf de jaren zestig tot op heden doormaken: immer op zoek naar God, naar de medemens en naar zichzelf. Deel 2 bestaat uit verhalen van mensen die hen vanaf het prille begin, in 1968, gevolgd hebben. Sommigen van hen maakten de eerste groeijaren mee en ondersteunden de zusters door de jaren heen op verschillende manieren: door mee te denken, mee te praten en mee te doen, maar ook door samen te bidden, samen te komen en samen te zíjn. Tjeu Timmermans O.Carm. noemt het boek ‘een mooi tijdsdocument.’
Denise de Costa e.a., Op Doortocht, Karmel Titus Brandsma Heerlen. Op Doortocht is te koop voor € 10 ( € 12,50 inclusief verzendkosten). Meer informatie:
[email protected]
knrbulletin 1 | 2014
41
BOEKEN & BLADEN
BOEKEN & BLADEN
Zelfopoffering inhoud
Broeder in tijden van secularisatie Liefde van alle dagen De Nwe Liefde Tilburg is een initatief van het Ronde Tafelhuis, het Wereldpodium, Norbertijnen van priorij ‘de Schans’, Zusters van Liefde Tilburg, het Stadsmuseum Tilburg, het Peerke Donders Paviljoen, Stichting Petrus Donders, Stichting Vrienden Petrus Donders, Bureau Intermonde, Nieuw Wij, MST, het Zuidelijk Toneel en deBezieling.nl. De Nwe Liefde Tilburg is een project over liefde en goedheid waaraan vormgegeven wordt door middel van kunst, toneel, een tentoonstelling, workshops, lezingen, film en debat. Ook het boek Eenvoudige woorden, simpele gebaren is onderdeel van dit project. Alledaagse goedheid maakt het bestaan de moeite waard. In dit boek vertellen honderd Tilburgers hier over. Mannen en vrouwen, jong en oud, nieuwkomers en ingezetenen, gelovigen en ongelovigen, rechtse en linkse stemmers, bestuurders en koffieschenkers. Alledaagse goedheid. Dat is het warme kaartje van de afstandelijke collega na het constateren van borstkanker. Of het is een Marokkaanse flatbewoonster die bij het overlijden van een Nederlandse vader met tranen in haar ogen zelfgebakken koekjes aanbiedt. Net zoals in het dagelijks leven springen díe verhalen eruit waarin het niet
vanzelfsprekend is dat iets goeds of liefdevols gebeurt, maar waarin er iets schuurt. Een voorbeeld daarvan is het verhaal van Julia Hoppenbrouwers over een ‘sociale asociale’. De man is boos, aan de drank, agressief en lastig. En zijn asociale gedrag brengt hem regelmatig in contact met de politie. Maar het bijzondere is: als deze onaangename man een nieuwe dakloze in de stad ziet, dan pakt hij meteen zijn fiets en rijdt regelrecht naar de straatpastor om deze over de nieuwkomer te informeren. En zo bekommert deze dakloze, verslaafde, onaangepaste en schijnbaar asociale man zich op zijn eigen manier over zijn lotgenoten. En schoonheidsspecialiste Esther Mutsaers schreef haar Ode aan de wijze man. Daarin citeert ze zijn boodschap: ‘Oneffenheden op de weg zijn geen oneffenheden. Dat is juist de weg.’ Ze is gefascineerd door mensen die de tegenslagen van het leven weten te overwinnen, die de drang kennen om door te gaan en zichzelf te herpakken, zonder groots theatraal vertoon. Die overlevingskunst is ook een kwestie van waarden en normen, maar vooral van doorzettingsvermogen en integriteit. De bundel is inmiddels al aan een tweede druk toe.
Halima Özen en Theo van de Kerkhof, Eenvoudige woorden, simpele gebaren. 100 Tilburgers over liefde van alle dagen. http://nweliefdetilburg.nl
42
knrbulletin 1 | 2014
Onlangs verscheen onder deze titel een boek van de hand van broeder Avellinus Janssens en Ine Molenkamp. De auteurs beschrijven in deze publicatie de levensloop van broeder Janssens en de ontwikkelingen in het religieuze leven in de periode 1950-2010. Een impressie in enkele citaten uit het boek: Met mijn eeuwige professie werd ik geconfronteerd toen ik student was in 1968. Het was een tijd van onzekerheid en twijfel. Tot nu toe was ik min of meer automatisch door de verschillende stappen van het religieuze leven gegaan. Het was eigenlijk als op school: elk jaar een volgende klas. Maar deze stap was totaal anders. Wat moest ik doen? Ik houd me aan het woord uit de Schrift: ‘Al zijn uw zonden als scharlaken zo rood, mijn liefde overwint alles.’ Want God is mens geworden. Hij heeft zoals wij hier rondgelopen. Ik trek met op aan de verhalen uit de bijbel: …want als dat God is dan is God liefde. Ik luister naar het verhaal van de overspelige vrouw, het verhaal van de barmhartige Samaritaan, het verhaal van de verloren zoon. Daaruit komt mijn Godsbeeld naar voren en voor die God hoef ik niet bang te zijn. Ik haal mij de levende God voor ogen. Hij is mens geworden. En wees daar maar eens bang voor. Als je dat vergelijkt met hoe we als kind geestelijk zijn mishandeld met de oude godsbeelden… Ik moet er niet aan denken en herinner me de woorden ‘durf los te laten’.
In geloof wil ik het volgende aanvaarden: de congregatie heeft niet het eeuwige leven en is een middel (geweest) om in dienst van de kerk te staan. De kerk kan bogen op de belofte van Christus dat Hij met haar zal zijn tot het einde der tijden. Uit de historie weten we dat ze door tientallen schisma’s en crises is verscheurd en telkens opnieuw tot leven kwam. Ik geloof dat zowel de kerk als het religieuze leven zullen voortbestaan maar wel op een heel andere manier en waarschijnlijk als een kleine groep van desem in de massa. Nu zou mijn aandacht uitgaan naar ‘een goed mens zijn’. Ik ben niet als broeder geboren maar als mens. Ik kan geen goed broeder zijn als ik geen goed christen ben. Het woord katholiek wil ik niet gebruiken. Ik kan geen goed christen zijn als ik niet op de eerste plaats goed mens ben. Met dat proces ben ik nog steeds bezig. Die andere stap heb ik nog niet gemaakt. Ik ben nog steeds bezig te proberen elke dag goed mens te zijn. Dat gaat met vallen en opstaan. Avellinus Janssens fic en Ine Molenkamp, Broeder in tijden van secularisatie. Het boek is te bestellen via E:
[email protected] of door direct het verschuldigde bedrag over te maken naar NL09INGB 0683662066 van Stichting Nederland FIC onder vermelding van ‘gift boek Avellinus’. Prijs € 22,50 (verzendkosten € 3,60). Meer informatie: www.broedersvanmaastricht.nl
Inge van Nistelrooij doordacht het omstreden begrip zelfopoffering en kwam tot een herwaardering vanuit zorg-ethische uitgangspunten. Daarover schreef ze een proefschrift, dat ze begin dit jaar heeft verdedigd aan de Universiteit voor Humanistiek. Inspiratie voor het proefschrift Sacrifice. A care-ethical reappraisal of sacrifice and self- sacrifice ontleende Van Nistelrooij onder meer aan de trainingen ethiek in de gezondheidszorg, die zij jarenlang verzorgde. Zij hoorde verhalen en ervaringen van zorgprofessionals, en besprak met hen casuïstiek, zorgvisies en vakliteratuur over ethiek en zorgethiek. Een terugkerend thema in de gesprekken was de worsteling van zorgprofessionals met de ‘grenzen van hun verantwoordelijkheden’. Deze ‘grenzen’ bleken veranderlijk, niet vooraf vast te stellen. Ze werden vaak overschreden, maar niet altijd tot schade van zichzelf. Vaak reageren mensen op deze overschrijding met opmerkingen als ‘Je moet je werk niet mee naar huis nemen’, ‘Er zijn wel grenzen aan wat je voor een ander kunt doen’ of ‘Je moet zoeken naar een balans tussen zorgen voor de ander en zorgen voor jezelf’. Toch bleken deze geen adequaat antwoord op de problemen van de dagelijkse zorgpraktijk. Zorgverleners willen juist ruimte voor hun betrokkenheid, en ervaren dat ze vaak meer doen of willen doen dan regels en plichten voorschrijven. Van Nistelrooij noemt deze ervaring zelfopoffering en zij vindt Inge van Nistelrooij, Sacrifice. A care-ethical reappraisal of sacrifice and self-sacrifice.
het van belang om dit begrip beter te doordenken. Daarmee biedt zij tegenwicht tegen de meer gangbare ethische nadruk op rationeel beslissen, onafhankelijk argumenteren, en universele normen. Ze verklaart waarom het denkbaar is dat zorgverleners zichzelf opofferen, zonder dat zij een machteloze of ondergeschikte positie innemen. Het kan ook betekenen dat zij hun eigen identiteit als zorgverlener realiseren. Zorgverleners zijn in hun zorgrelatie verbonden met de ander die ook betekenis heeft voor de eigen identiteit. Ze worden affectief geraakt door de ander, en vaak vraagt de concrete context van hen (meer) zorg te geven dan van tevoren gedacht. Zo is zelfopoffering ook denkbaar op het politieke vlak, als bijdrage aan de opbouw van de samenleving. De auteur vond zustercongregaties als externe financiers voor haar promotietraject.
Inge van Nistelrooij, geflankeerd door paranimfen
knrbulletin 1 | 2014
43
Agenda
inhoud
2014
18 maart
OPR
20 maart
Regiobijeenkomst - VOORHOUT
26 maart
Studiebijeenkomst ANBI/vermogensbeheer – ’s-HERTOGENBOSCH
27 maart
Regiobijeenkomst - MAASTRICHT
7 april
11 april
Atelier Huis van de Roeping – ’s-HERTOGENBOSCH
24 april
Regiobijeenkomst – NIJMEGEN
10 mei
Open Kloosterdag
11 mei
Roepingenzondag
12 mei
Regiobijeenkomst – ’s-HERTOGENBOSCH
12 juni
AV-KNR – ’s-HERTOGENBOSCH
13 september
26 e Vredesdag – ’s-HERTOGENBOSCH
25 september
18 e bijeenkomst ’kleine congregaties’ – ’s-HERTOGENBOSCH
15 oktober
OPR
30 oktober
Atelierdag Huis van de Roeping – ’s-HERTOGENBOSCH
??? november
KRL-dag
13 november
AV-KNR – ’s-HERTOGENBOSCH
Regiobijeenkomst - TILBURG
‘Geroepen om te delen’ Geroepen om te delen betekent voor mij vooral dat ik mezelf bewust wil blijven van mijn eigen deel hebben aan een veel groter geheel. Deze bomen van meer dan anderhalve eeuw oud in een laan waar meerdere generaties voor mij wandelden, waren er al lang voor ik kwam, ze gaan mij vele meters te boven en hun wortels zitten dieper dan ik graven kan, en als ik er niet meer ben zullen ze andere wandelaars laten delen in hun robuuste rust. Zoals zij mij omgeven en ik in hun midden loop, zo ben ik omgeven door energie, natuur en cultuur, wetenschap en tijd. Hoe zou ik kunnen beschikken over iets wat vele malen groter en duurzamer is dan ik zelf? Mezelf toe-eigenen waar ik deel van uitmaak, zou een respectloze en fatale zelfoverschatting inhouden. Respectloos omdat ik de eigen waarde van wat me omgeeft zou miskennen, en fataal omdat ik mezelf met een niet te dragen verantwoordelijkheid zou belasten. Deze laan zet mij op m’n plaats, en helpt me om dankbaar te bewonderen wat me te boven gaat. Hier deel aan mogen hebben geeft rust en vertrouwen in de krachten die mij gaande houden. BROEDER BRAM HOMMEL
44
knrbulletin 1 | 2014