Konferentie Nederlandse Religieuzen
bulletin
jaargang 11 • nummer 3 • juli 2008
Maar hoe word je nu wijs aan de weg? En waarin bestaat die wijsheid dan? In ieder geval leert de weg je dat hij er ligt. Je hebt hem niet ontworpen en hem niet neergelegd. Hij is er gewoon en je hebt hem maar te gaan. Herman Andriessen & Ciel Mooren
in veelvoud verbonden knr jaarverslag 2007
inhoud Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 • In veelvoud verbonden | KNR Jaarverslag 2007. Tjeu Timmermans O.Carm. 4 Besturen.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 • Vrede in je naam. In gesprek met Irène Rooth scmm 6 • Bestuurswisselingen 9 Gerechtigheid & Vrede. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 • Je moet beginnen waar mensen zijn. In gesprek met Jacques Hetsen mhm 10 Projecten.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 • Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen 14 In veelvoud verbonden / KNR jaarverslag 2007 in vogelvlucht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 • samen onderweg 15 • belangenbehartiging, solidariteit, verbondenheid 17 • internationalisering 20 • aandacht voor roeping en bezinning op religieus leven 21
2008
Jongeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 • Heb je er van genoten? In gesprek met Sjoerd Hertog ofm 22 Boeken & brochures.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 • De ziel gaat te voet. Met Franciscus naar Assisi. Herman Andriessen en Ciel Mooren 26 • Vrouwen met een missie. Vefie Poels m.m.v. Anna Damas SSpS 27 • 101 Bedevaartsplaatsen. Charles Caspers en Peter Jan Margry 28 • Gods Predikers. Marit Monteiro 29
Colofon
Het KNR-bulletin (ISSN: 1569-9447) is een uitgave van de afdeling communicatie van de KNR en verschijnt vijf maal per jaar. Middels dit bulletin wil de redactie de religieuzen in Nederland en hun bondgenoten informeren over ontwikkelingen die zich afspelen in de wereld der religieuzen in brede zin. De redactie behoudt zich het recht voor om toegezonden kopij in te korten. Aan ieder bestuur van de bij de KNR aangesloten religieuze instituten en aan de redacties van congregatiebladen wordt een exemplaar verstrekt. Daarnaast ontvangen leden van commissies van de KNR het blad. Afzonderlijke communiteiten en individuele religieuzen kunnen het bulletin op aanvraag toegezonden krijgen. Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden. Illustratie voorzijde: KNR steen Vormgeving en lay-out: Vormweijs, Nijmegen Druk: Drukkerij Berne, Heeswijk-Dinther KNR-afdeling communicatie, Postbus 111, 5201 AC ’s-Hertogenbosch T: 073 - 6921321, F: 073 - 6921322, E:
[email protected] www.knr.nl / www.religieuzen.nl / www.bewogenheid.nl Sluitingsdatum kopij voor het volgende nummer: 15 september 2008
Internationalisering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30 • Ons spiritueel erfgoed is kostbaar. In gesprek met Sr Lisbeth Cicih Ratwasih 30 Religieus leven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 • Religieus leven in een geseculariseerde wereld. Tekst van de inleiding van Tjeu Timmermans O.Carm. 34 • “Een boom geplant aan levend water” Gedachten over herbronning (12) Pierre Humblet 42 Column. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 • Goed voor je hart. Ben Verberne msc 41 Varia. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 46 • Mangel gezocht 46 • Oproep voor huis met religieuze bestemming 46 • Oproep voor pastoraal werker (m/v) 47 • Resultaten enquête 47 Agenda. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Voorwoord Met een beroep op de genade die mij geschonken is, zeg ik u allen dat u zichzelf niet hoger moet aanslaan dan u kunt verantwoorden, maar verstandig over uzelf
In veelvoud verbonden KNR Jaarverslag 2007 moet denken. Denk overeenkomstig het geloof, dat is de maatstaf die God u heef t gegeven. Zoals ons ene lichaam vele delen heef t en die delen niet allemaal dezelfde functie hebben, zo zijn we samen één lichaam in Christus en zijn we, ieder apart, elkaars lichaamsdelen. (Romeinen 12, 3-5)
In veelvoud verbonden. Voor de derde achtereenvolgende keer presenteert de Konferentie Nederlandse Religieuzen haar jaarverslag onder deze titel, die refereert aan diversiteit en verbondenheid. De religieuze tradities, die binnen de KNR met elkaar verbonden zijn, hebben allemaal perioden van bloei en vertrouwen doorgemaakt, afgewisseld met perioden van krimp en twijfels. Wie de eigen traditie vanuit een langetermijnsperspectief benadert vindt daarin dan ook de basis voor houvast én voor relativeringsvermogen. Hopelijk zal de zekerheid dat alles aldoor in beweging is mensen ertoe blijven verleiden om een rotsvast geloof te koppelen aan een flexibele, liefdevolle geest. God is in Nederland, maar zonder vaste woon- en verblijfplaats. Zijn adres is niet zonder meer de plaatselijke kerk, aldus cultuur- en godsdienstsocioloog Joep de Hart. Volgens hem worden binnen
4
k nr bu l let in 3 | 2008
moderne religiositeit ervaring, emotie en beleven belangrijker, terwijl rechtzinnigheid, theologische onderlegdheid en formele bindingen enigszins op de achtergrond raken. Mensen worden door het verdwijnen van de kerkelijkheid niet minder religieus, maar wel anders religieus. De modernisering biedt nieuwe kansen voor authentieke religiositeit, want juist in deze tijd komt de kern daarvan aan het licht in de intimiteit met God. De omgang met God staat niet langer in het teken van een gezagsrelatie, maar in de tekenen van liefde, vriendschap en verbond en daarom voegt deze relatie met God een dimensie toe aan ons mens-zijn. De bewogenheid om God en om mensen is veelvormig, veelkleurig en leeft binnen en buiten de gebaande paden van kerken en grote religies. Het blijft van belang om binnen onze geseculariseerde samenleving r uimte
uit te sparen voor deze intimiteit met God, opdat mensen met hun geraaktheid een thuis vinden waar deze bewogenheid respectvol wordt benaderd en gedeeld. Het is ook van belang een bedding te scheppen waarin mensen met hun bewogenheid een weg naar de toekomst kunnen gaan. De secularisatie-crisis van de voorbije decennia was een moeizaam en confronterend proces, dat ons in staat heeft gesteld om uit te zuiveren wat werkelijk van belang is. Deze crisis reikt nieuwe wegen aan, waarbij het zal gaan om de kwaliteit en niet om de kwantiteit. Nog steeds zijn er mensen die ingrijpende keuzes maken, binnen en buiten de kloosters. De mensen die in de 21e eeuw intreden in een religieuze gemeenschap in Nederland zijn overwegend dertigers en veertigers. Ze zijn gepokt en gemazeld door het leven. God is voor hen een dierbare werkelijkheid geworden. In onze kloosters en centra
voor spiritualiteit, bezinning en stilte willen wij vertrouwvol een weg van evangelisch leven gaan, die uitnodigend kan zijn voor postmoderne mensen, die zoeken naar wegen om zich te verhouden tot het Mysterie dat zich in hun leven aandient. Dit jaarverslag verschijnt als speciale editie van het KNR-bulletin. Hierin staan mensen centraal en de inspiratie van waaruit zij leven. Ik hoop dat dit jaarverslag u enkele inkijkjes geeft in de lange, rijke traditie van religieus leven en wens u veel leesplezier.
M.J.A. Timmermans O.Carm., voorzitter KNR
k nr bu l let in 3 | 2008
5
besturen
Besturen
De geboden die ik u vandaag heb gegev en, zijn niet te zwaar voor u en ligg en niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel, dus u hoef t niet te zeggen: “ Wie stijgt voor ons op naar de hemel om ze daar te halen
Vrede in je naam
en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen
In gesprek met Zr Irène Rooth scmm Zr Irène Rooth is bestuurslid van de Zusters van Liefde, die in november 2007 haar 175-jarig bestaan vierden. Sinds medio 2006 maakt ze deel uit van het Bestuur KNR. Ze heeft langdurig in het onderwijs gewerkt en ziet het als haar speciale opdracht om haar naam vredestichtster waar te maken.
handelen?” Ook zijn ze niet aan de overkant van de zee, dus u hoef t niet te zeggen: “ Wie steekt de zee voor ons over om ze daar te halen en ze ons bekend te maken, zodat wij ernaar kunnen handelen?” Nee, die geboden zijn heel dichtbij, u kunt ze in u opnemen en ze u eigen
Irène Rooth kwam in 1937 ter wereld in Avereest (Dedemsvaart). Die plaatsnaam komt van de Reest, een klein riviertje, dat de grens vormt tussen Overijssel en Drenthe. Ze maakte deel uit van een groot gezin met negen kinderen. Avereest vormt een uitgestrekt gebied, waar heel verschillende kerken vertegenwoordigd waren: gereformeerd, hervormd en katholiek. Irènes vader was melkboer, haar moeder een echte zakenv rouw, die in het dorp na verloop van tijd een delicatessenzaak had opgebouwd. Op zaterdagen en in de vakanties hielpen de kinderen altijd mee. Het bedrijf dat werd opgezet door Irènes ouders is nu in de goede handen van de derde generatie. Twee neven beschikken over drie SRV-wagens en zij voorzien velen in Dedemsvaart en verre omgeving van levensmid delen en aanverwante artikelen. Irène zelf koos na de lagere school voor het internaat van de Zusters van Liefde in Zwolle (Gasthuisplein). Van maandag tot zaterdagochtend was ze op het internaat en daar voelde ze zich lekker bij. Irène: Ik ging graag naar het lof, hield van zingen. Toen ik de ULO had afgerond volgde de opleiding tot kleuterleidster. Ik wilde daar niet weg. Méér nog dan een gerichtheid op God was het dat leven wat me trok. Ik wilde direct intreden, maar mijn moeder zei: haal eerst maar je diploma, want je weet niet of je roeping stand zal houden. In het voorjaar van 1956 ben ik geslaagd en enkele maanden later zat ik in Tilburg. Onderwijs In 1959 ging ze werken als kleuterleidster en sindsdien heeft ze gedurende veertig jaar aan diverse scholen gestaan. Irène: In Den Haag werkte ik in de wijk Morgenstond en daarna op de Hoefkade. Daar vlakbij school tierde de pros-
6
k nr bu l let in 3 | 2008
titutie welig. Dat was vooral een probleem waar de ouders aanstoot aan namen, want een kleuter zei - gevraagd naar haar toekomstplannen - dat ze later graag raamjuffrouw wilde worden. Het waren kansarme kinderen voor wie we werkten. We gingen ’s zomers zes weken met hen naar het strand en daar werd van gemeentewege eten bezorgd. Zulke ondersteunende maatregelen waren bedoeld om de bleekneuzen van de binnenstad gezonder te maken. Irène heeft veel ontwikkelingen in het onderwijs van zeer nabij meegemaakt en is daarbij nieuwe uitdagingen nooit uit de weg gegaan. Haar inspiratie haalde ze uit Deuteronomium 30, 11-14. Dat was ook het motto op school. De geboden die ik u vandaag heb gegeven, zijn niet te zwaar voor u en liggen niet buiten uw bereik. Nee, die geboden zijn heel dichtbij; u kunt ze volbrengen. De hele wereld werd de school binnen gehaald. Ze herinnert zich goed hoe jaarlijks een project werd gelanceerd, waarin steeds een ander land centraal stond. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw kwam er een grote toestroom van Turkse kinderen. Dat was het gevolg van de gezinshereniging van de gastarbeiders, die vanaf de jaren zestig naar ons land waren gekomen om te voorzien in het schreeuwende tekort aan arbeidskrachten. Irène: Op school merkte je de veranderingen heel goed. De gastarbeidersgezinnen woonden op een kluitje in kleine kamertjes. Hoewel er nog steeds RK in ons vaandel stond, kregen we steeds vaker kinderen met andere religieuze en culturele achtergronden binnen. Voor de nieuwkomers waren er speciale taalprogramma’s, maar daarnaast kregen ze zo snel mogelijk les in hun eigen leeftijdsgroep. Bijvoorbeeld in een vak als rekenen waarbij de kennis van het Nederlands geen rol speelt. Irène: We hadden
maken; u kunt ze volbrengen. Deuteronomium 30, 11-14
naam gemaakt als Jenaplanschool en toen ik vertrok waren er wachtlijsten. Ik vond het altijd van belang om kinderen duidelijk te maken dat we hen wel iets kunnen aanreiken, maar dat ze het zelf moeten doen. Je moet je onmogelijkheden accepteren en woekeren met je mogelijkheden, dat eis ik ook van mezelf. En ik ben me er van bewust dat ik veel meer een manager ben dan een bestuurder, al heb ik gaandeweg ontdekt dat dit laatste ook in me zit.
verhoudingen. Want tot die tijd werden zusters gewoon aangenomen door het schoolbestuur. Ze heeft met plezier gewerkt op de Veronika school, waar ze steeds meer verantwoordelijkheden toebedeeld kreeg. De communiteit waarvan ze deel uitmaakte brokkelde af, waarna ze in een flat in een nieuwbouwwijk is gaan wonen. Sindsdien wordt onder andere bij ontmoeting en bezinning in de regiogroepen zusterschap beleefd.
Niet alleen in het onderwijs, maar ook in het religieuze leven vonden in die jaren ingrijpende ontwikkelingen plaats. In kleding, in werkzaamheden, in het gebedsle ven, in de onderlinge verhoudingen als zusters en in de relaties met de buitenwereld. Zo kwam er vanaf de jaren zestig een beweging op gang waarbij steeds meer religieuzen hun plek in de grote conventen verruilden voor het leven in een kleinere groep. Irène: In Terneuzen hadden we twee huizen gekocht en de acht zusters daar werkten op school, in het ziekenhuis, in de thuiszorg en in de huishouding. De com muniteit is uiteindelijk uiteen gevallen, onder andere omdat de zusters in de thuiszorg slechts gebruikt werden om huishou delijk werk te doen, waardoor ze niet toekwamen aan de zorg en begeleiding van de gezinnen.
Besturen Irène vertelt dat het kapittel van de Zusters van Liefde in 2006 bewust heeft gekozen om het aantal bestuursleden terug te brengen van zes naar drie. Irène: We zullen zoveel mogelijk taken moeten delegeren. Dan houden we de kern over, die niet over te dragen is: de taak van zusterschap. Bij het werken aan het Beleidsplan en tijdens onze rondgang langs de communiteiten bespreken we al deze veranderingen met onze zusters. Het verheldert wat echt bij ons hoort als bestuur. Wij willen als bestuur garant staan voor spiritueel leiderschap. Dat betekent niet dat je het allemaal zelf hoeft te doen, maar wel dat je voorwaarden moet scheppen om onze spiritualiteit op een eigentijdse manier gestalte te blijven geven. Die kentering van beleidsuitvoerend naar voorwaardenscheppend is wel heel fundamenteel. Na het feest op 23 november is een jubileumuitgave van ons blad uitgekomen. Daaruit blijkt de actualiteit van ons thema: Water zal stromen, wij zullen leven. Er is heel veel leven. Ook al
Vanuit Terneuzen ging ze naar Haarlem, haar laatste standplaats als onderwijzeres. Dat ze dit keer moest solliciteren - voor het eerst ! – is tekenend voor de veranderde
k nr bu l let in 3 | 2008
7
besturen
zijn mensen hoogbejaard, er is een intense verbondenheid met elkaar en met degenen voor wie we ons hebben ingezet. In de aanloop naar de viering van ons jubileum mochten alle zusters een project aandragen, dat in aanmerking zou komen voor de Jubileumprijs. Dat leverde twaalf inzendingen en drie nominaties op. Uiteindelijk is gekozen voor het project van de Zwerfjongeren, maar ook Stichting Exodus en Amarant Kadosjop mochten delen in onze feestvreugde. En de niet genomineerden hebben daarna ook ’n gift ontvangen. In ons werk hebben we steeds met name oog gehad voor de noden van vrouwen en kinderen, voor de arme kant, voor mensen in de marge. En nog steeds gaan onze zorg en betrokkenheid uit naar vluchtelingen, mensen met een handicap, aids- en drugsverslaafden. Binnen het Bestuur KNR, waarvan ze sinds juni 2006 deel uit maakt, voelde ze zich naar eigen zeggen aanvankelijk een ‘snotneus’. Ze kende weinig religieuze institu ten, omdat ze zo lang in het westen van het land had gewoond. Maar ze nam graag de uitdaging aan en na een intensieve inwerkperiode voelt ze er zich inmiddels als een vis in het water. Irène: Ik sta kritisch, nuchter en relativerend binnen het geheel. Als bestuursleden mogen we de totaliteit leiden, maar het is niet het bestuur dat de KNR maakt. Wat er aan de basis gebeurt, binnen de commissies en op het bureau, dat is veel belangrijker. Je merkt daar een positieve uitstraling; de drieslag bezieling, binding en beheer is geen loze kreet. De KNR als koepelorganisatie werd voorheen met name geassocieerd met belangenbehartiging op materieel vlak. Maar dáár hebben verschillende religieuze instituten eigen mensen voor. Wij vinden het vooral van belang om in de koepel vorm te geven aan bezieling en binding, bijvoorbeeld door het organiseren van bezinningsdagen of door het uitreiken van een religieuzen prijs. Maar ook door initiatieven naar buiten toe, zoals de brieven aan de bisschoppenconferentie en aan de overheid. Op die manier maak je religieuzen maatschappelijk zichtbaar en daarin schuilt de kracht van de KNR. Die zichtbaarheid en maatschappelijke presentie van religieuzen via de KNR vormen elementen die mij dierbaar zijn. Het is een terrein waarop onze voorzitter Tjeu Timmermans O.Carm. de laatste jaren aan de weg heeft getimmerd. De regio-dagen zijn heel wezenlijk voor de onderlinge bindingen, want het is kennelijk gemakkelijker om in kleiner verband over wezenlijke zaken in gesprek te gaan. Wij willen de komende tijd als bestuur nadenken over de vraag hoe je de Algemene Vergadering zou kunnen omvormen tot een gremium waarin alle leden van zich kunnen laten horen, zodat vergaderstukken geen hamerstukken zijn. Elke Hogere Overste mag zich aangesproken en uitgenodigd weten door het
8
k nr bu l let in 3 | 2008
besturen
collect ief, de KNR. Het is wezenlijk om echt naar verbindingen te zoeken, onderling als religieuzen, maar ook daarbuiten met anderen binnen onze kerk en samenleving. We willen ons niet afzetten, maar de dialoog blijven zoeken en tegelijkertijd bij ons standpunt blijven. Kortom: als volwaardige medegelovigen beschouwd worden. Vrede Vooral na haar afscheid van de onderwijswereld kwam er ruimte voor het aanknopen van nieuwe contacten en het ontplooien van nieuwe activiteiten. Bij het zoeken en vinden van medestand(st)ers. gaat ze onorthodox te werk. Irène: De communiteit in Haarlem behoorde territoriaal gezien tot een behoudende parochie en toen heb ik aansluiting gezocht bij de Groenmarktkerk gemeenschap, waar eigentijds gevierd werd. Ik word geraakt door teksten van Huub Oosterhuis en Nico ter Linden en van vrouwelijke dichters (zie stichting Nieuw Liedfonds). In mijn huidige woonplaats Tilburg ben ik lid van een liturgiegroep en wend graag mijn creativiteit aan voor het samen maken van vieringen. In Haarlem was ik actief in parochievergader ingen, in een pastoraatsgroep en als voorganger in woord- en communie-vier ingen. Het is allemaal zomaar op mijn pad gekomen en wanneer je niets uit de weg gaat, maar ja durft te zeggen op uitdagingen dan blijkt meestal dat je het kunt. En dan kun je vol overtuiging zingen: Dit huis is een huis waar de deur openstaat, waar zoekers en zieners, genood of gekomen, hun harten verwarmen, van toekomst gaan dromen Waarin wat hen drijft tot herkenning gaat komen, De vonk van de Geest in hun binnenste slaat. (Margryt Poortstra) Zulke teksten raken Irène en brengen haar in beweging. Een andere inspiratiebron is haar eigen kloosternaam. Ze is er aan gehecht en zal niet in de verleiding komen om haar meisjesnaam Arnolda of Nolly opnieuw te gaan gebruiken. Haar kloosternaam Irène betekent vredebrengster en dat beschouwt ze als een opdracht. Ze ontving die kloosternaam in een periode dat haar zusje Irene ernstig ziek was. Het kreeg een extra dimensie toen ze vanuit Assisi een vredesduif meebracht. Zr Irène: Vredelievendheid is iets waar je aldoor naar blijft streven en je kunt het niet in je eentje. Ik ben nog lang geen vredebrengster. Ik heb er wel mijn hele leven voor nodig. Je faalt honderd keer, maar toch….je mag het blijven proberen.
Bestuurswisselingen Fraters CMM (dit is een rectificatie) • Fr Broer Huitema, algemeen overste • Fr Edward Gresnigt, plaatsvervangend generaal overste • Fr Ronald Randang, bestuurslid • Fr Martinus Lumbanraja, bestuurslid • Fr Lawrence Obiko, bestuurslid Missionarissen van het Heilig Hart • Ben Verberne msc, provinciaal overste • Theo te Wierik msc, vice-provinciaal • Fons Meijers msc • Jan Jetse Bol msc Passionisten • Leo Bos cp, provinciaal • Gerd Blick cp, eerste consultator en tevens waarnemend provinciaal • Mark-Robin Hoogland cp, tweede consultator Franciscanessen van St. Jozef • Zr Monika Schulte, provinciale overste • Zr Terezinha Heerdt, assistente • Zr Rosita Haubrich, bestuurslid • Zr Wilhelma Henssen, bestuurslid • Zr Henriëtte van Oorsouw, bestuurslid Congregatie van Charitas • Mw I. van de Kar-Vonk, voorzitter • Dhr B. Leffers, secretaris • Dhr W. Joosten, penningmeester • Mw H. van Geel-Kemperman, lid • Zr A. Egbers, adviseur • Dhr P. van Haaren, adviseur Ongeschoeide Karmel • Ad Smits ocd, provinciaal • Ruud Willemse ocd, eerste raadslid • Dick Cobben ocd, tweede raadslid • Frits Tillmans ocd, vierde raadslid • Vic Bos ocd, vierde raadslid.
Karmelieten • Ben Wolbers O.Carm., prior provinciaal • Jan Brouns O.Carm. • Tom Buitendijk O.Carm. • Jos Huls O.Carm. • Tjeu Timmermans O.Carm. • Eef van Vilsteren O.Carm. • Kees Waaijman O.Carm. • Sanny Bruijns O.Carm. Kapucijnen • Piet Hein van der Veer OFM Cap, provinciale overste • Antoon Mars OFM Cap, vice-provinciaal • Richard van Grinsven OFM Cap, lid • Jacques Wijnen OFM Cap, lid • Harrie Verschuren OFM Cap, lid Missiezusters Steyl • Zr Maria Theresia Hörneman, generale leidster • Zr Judith Vallimont, lid • Zr Pauline Pereira, lid • Zr Estela Parmisano, lid • Zr Jessy George, George Jessy Theruvankunnel, lid • Zr Stefani, Sri Sayekti Handayani, lid • Zr María Cristina Avalos lid Fraters van Onze Lieve Vrouw van Barmhartigheid • Fr Jan Koppens, provinciaal • Fr Ad de Kok, plaatsvervanger van de provinciaal • Fr Paul Damen, lid Oblaten van de H. Franciscus van Sales • Kees Jongeneelen osfs, provinciaal • Henk van Galen osfs, lid • Wim Holtermans osfs, lid • Wijnand van Wegen osfs, lid Zusters Dominicanessen van Voorschoten • Zr Regina Plat, algemeen overste • Zr Rosa van Aken, lid • Zr Bernardine Visser, lid
k nr bu l let in 3 | 2008
9
gerechtigheid & vrede
Gerechtigheid & Vrede Je moet beginnen waar mensen zijn In gesprek met Jacques Hetsen mhm, wereldburger Jacques Hetsen mhm (Zwaag, 1943) woont en werkt sinds september 2006 in het hartje van Amsterdam als pastor voor Portugeestaligen. In dit interview vertelt hij over zijn bewogen missie-jaren in drie continenten.
centraal in de gemeenschap stonden. Dat sloeg wel aan.’
Missie -ervaringen in Oeganda ‘Na een periode van voorbereiding bestaande uit onder meer de vakken missiologie en antropologie – werd ik in 1971 vanuit Tilburg, waar ik drie jaar als groepsleider op ons klein seminarie had gewerkt, naar Oeganda gezonden. Ik kwam bij een Nederlandse collega op het platteland terecht, zo’n zestig kilometer van de stad. We woonden in een oude school en in een apart huisje woonde een vrouw, die voor ons kookte en de was deed. Soms hadden we tekort aan water. Dan was het wachten op de regen, zodat de watertanks weer vol zouden lopen. Er was geen elektriciteit. Dankzij een kleine generator, die op benzine liep, hadden we ’s avonds een uurtje licht. We zaten tussen de mensen, vlakbij een lagere school waar iedere dag honderden leerlingen kwamen. De mensen woonden allemaal verspreid in hutten bij hun land. De vrouwen verbouwden gierst of katoen en zoogden tijdens het werk hun kinderen. Eens in de maand gingen we twee of drie dagen ‘op safari’. Ik zat dan in een dorp bij het kerkje, of in een hut. Omdat ik van de dorpelingen te eten kreeg, hoefde ik enkel maar
Naar Latijns Amerika ‘Omdat mijn oversten me dat vroegen heb ik vervolgens enkele jaren in Engeland en in België pastoraal theologie gestudeerd. In dat kader ben ik ook drie maanden naar Zuid Amerika geweest om de basisgemeenschappen te bestuderen. Dat leidde tot ontmoetingen met bijzondere mensen als Dom Helder Camara en Carlos Mesters en tot de kennismaking met een ander soort kerk. Vervolgens kreeg ik een zending voor Brazilië, waar ik in het bisdom Itag uai ging werken. DomVital Wilderink, van oorsprong een Nederlander, was daar bisschop en zowel hij als de bevrijdingstheologie inspireerden mij bijzonder. Het syncretisme vierde hoogtij en zodoende maakte ik kennis met allerlei elementen die nieuw voor mij waren. De Candomblé en de Makumba en Umbanda wekten bij mij associaties met Afrika. De Imanja - de godin van het water - deed me denken aan Onze Lieve Vrouw. In de bedevaarttochten naar Aparecida zag ik parallellen met Lourdes en Fatima. Door de bevrijdingstheologie ging ik de Bijbel met andere ogen lezen en werd het een actueel en relevant geschrift in de realiteit van mensen nu. In de
10
k nr bu l let in 3 | 2008
mijn slaapzak mee te nemen. Mijn Mill Hill mede-broeder gaf mij iedere avond bij het licht van een olielamp les in de Ateso taal. Overdag kon ik dan oefenen. Om de biecht te mogen afnemen moest ik een soort taalexamen afleggen bij de plaatselijke bisschop. Blijkbaar was mijn uitspraak voldoende, want met de woorden ‘vergeef mijn volk’ verklaarde de bisschop mij bevoegd. Het ontroerde me toen echt dat een Oegandese bisschop zijn volk aan een blanke Nederlander toevertrouwde. Al snel werd ik geconfronteerd met opvattingen over familieleven en seksualiteit, die sterk verschilden van onze westerse normen en waarden. Verschijnselen als polygamie en het taboe op kinderloosheid bijvoorbeeld. Het belang van familiebanden frappeerde ons ook in onze contacten met Oegandese geestelijken. Zij kleurden de religieuze levensstaat heel anders in dan wij. Mijn ouders hebben zich heel wat offers getroost om mijn opleiding te kunnen bekostigen. Vanuit dat referentiekader is het vreemd om te merken dat het in Afrika net andersom is. Daar verwacht men van jou als religieus juist dat je iets betekent voor je familieleden.’
Locale genezers en het sacrament van de zieken ‘Vanwege mijn bijzondere interesse voor het sacrament van de zieken heb ik me verdiept in de genezingsrituelen van de ‘emuron’, de medicijnman. Een ‘emuron’ vertrouwde mij eens toe dat hij zijn gaven als genezer beschouwde als een geschenk van de Allerhoogste. Er was geen strikte scheidslijn tussen geloof en magie. Soms woonden medicijnmannen eucharistievieringen bij. Oegandezen gingen bij ziekte naar reguliere artsen, maar wanneer genezing uitbleef, vielen ze vaak terug op lokale genezers. Het bestuderen van genezingsrituelen bracht me op het idee om met een nieuwe dienst voor de zieken te beginnen. Het ons vertrouwde sacrament van de ziekenzalving werd in Oeganda nauwelijks toegepast. Soms reed ik op de motor, met iemand achterop om me de weg te wijzen, kilometers en kilometers door het binnenland om iemand te bedienen. Ik raakte er van overt uigd dat het anders aangepakt moest worden. In overleg met de catechisten is de individuele ziekenzalving toen geleidelijk omgebouwd tot een gezamenlijke viering, waarbij de zieken
basisgemeenschappen spraken wij in bijbelgroepen over de armoede en het onrecht om ons heen. We lazen bijvoorbeeld de tekst uit de Bergrede over hen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en voelden ons daardoor gesterkt. Het was bevrijdend, in materiële en in spirituele zin.’ Optie voor de armen ‘Het grondprobleem in Brazilië is enorm. Persoonlijk raakte ik betrokken bij twee landbezettingen binnen de parochie, georganiseerd door een aantal mensen uit de favela’s, de sloppenwijken. Ze wilden een stukje grond verwerven om landbouw te kunnen bedrijven. Bij de eerste keer werd er meteen het leger op afgestuurd. Er werd voortdurend geroepen: ‘Die pater! Die rooie!’, terwijl ik niet bij de organisatie betrokken was geweest. Maar die naam kreeg je toch, gewoon doordat je erbij was. De tweede keer blokkeerden we het verkeer tussen Rio de Janeiro en São Paulo. Moeders met kinderen lagen gewoon op het wegdek, terwijl de vrachtwagens soms tot enkele centimeters hun hoofden naderden. De politie probeerde ons natuurlijk weg te sturen, maar de actievoerders maakten met grote spandoeken duidelijk dat er nood was aan een stuk land om
te kunnen leven. Hoewel ik me enigszins op de achtergrond hield, had mijn aanwezigheid als Europeaan duidelijk impact. Daarom probeerde de politie mij aan hun kant te krijgen. Toen ze me sloegen, pikten de boeren dat niet: ‘Je blijft van onze pater af!’ Die bezetting was uiterst succesvol. Zeker dertig mensen kregen een stukje landbouwgrond en ze konden nu ook hun eigen schooltjes en hun eigen kerkje bouwen.’ ‘Als pater heb je in Brazilië een andere positie dan hier in Nederland. Iedereen kent je, ook al loop je niet in soutane of met een boordje om. De mensen hingen aan je lippen als je ergens kwam: ‘Padre! Padre!’ Status had ik dus zeker. Daardoor was ik ook misschien meer beschermd. Maar aan de andere kant werden juist priesters het doelwit van vergeldingsacties, vooral bij landkwesties. Bijvoorbeeld in San Salvador, waar zes Jezuïeten vermoord zijn, maar ook in Brazilië. Zo probeerden de autoriteiten protesten in de kiem te smoren. Bij de landkwesties was dat voor mij wel een reden om voorzichtig te zijn. Ik ben twee keer in mijn huis overvallen. De laatste keer was tijdens zo’n landbezetting. Zeker weten doe je het niet, maar ik vermoed toch dat het daarmee te maken heeft gehad.’
k nr bu l let in 3 | 2008
11
gerechtigheid & vrede
‘Toen de militaire dictatuur in Brazilië plaats maakte voor democratie was er een leegloop vanuit de basisgemeenschappen. Veel leiders gingen de politiek in of steunden de syndicaten. Dat was een grote verandering. In heel Zuid-Amerika vond een verschuiving plaats van strijd en engagement naar een bevrijdings spiritualiteit. Waar haal je de lange adem vandaan om door te gaan? ’ De toekomst van Mill Hill ‘Ik was net benoemd tot rechterhand van de bisschop in Brazilië toen ik werd gekozen tot provinciaal overste van Nederland. Het ‘managen’ van onze missiecongregatie vergde veel energie. Onze gelederen dunden uit, activiteiten werden afgestoten en ik heb huizen moeten sluiten. Dat ging me aan het hart, maar zoals de Braziliaan zegt: ‘De hoop is de laatste die sterft!’ Vervolgens werd ik, na een kort intermezzo, vanwege mijn ervaring in drie continenten (Europa, Afrika én in Latijns Amerika) gekozen tot algemeen overste, als lid van een equipe. Het was een uitdaging om van een Engelsman, een Italiaan uit Zuid-Tirol, een Ier en twee Nederlanders één team te maken. Ik streefde naar een realistische koers voor onze congregatie, die natuurlijk sterk verouderd was. Het leek me zonde om onze beste krachten in te zetten voor de rekrutering in Afrika en Azië, terwijl de prioriteit van onze congregatie juist de eigenlijke missie, de zending was. Bovendien werden daarvoor mensen ingezet, die niet over de vereiste kwaliteiten beschik ten. Jonge mensen met belangstelling voor religieus missionair leven moeten goed begeleid worden. Het was te voorzien dat er binnen afzienbare tijd bijna geen Europeanen meer zouden zijn in onze congregatie, zo-
12
k nr bu l let in 3 | 2008
gerechtigheid & vrede
dat we met een handjevol Afrikanen en Aziaten zouden overblijven. Mijn insteek was gericht op samenwerking met anderen, bij voorkeur met andere congregaties met wie we veel overeenkomsten hebben, zoals bijvoorbeeld de Witte Paters en de SMA. Samenwerking is dé manier om te overleven. Laat de Geest maar waaien waar Hij wil.’ Veranderingen in de wereldkerk ‘Voor alle bestuurders zou het goed zijn eerst een tijdje ervaring aan de basis op te doen. Cuba is wat dat betreft een inspirerend voorbeeld. Daar moet een dokter eerst een tijdje mee helpen de gangen te dweilen en patiënten te verplegen. Dat zou ook een methode kunnen zijn binnen onze kerk, waar er een groot span ningsveld is tussen de basis en de top. De kerkelijke hiërarchie voelt zich bedreigd en ondersteunt massief de restauratieve tendensen; dat merk je op wereldniveau en ook in Nederland. Gedurende mijn laatste jaren in Brazilië heb ik een scala aan ontwikkelingen meegemaakt: de opkomst (en soms snelle neergang) van de pinksterachtige gemeenschappen, de groeiende ontkerkelijking in de steden, de voorzichtige opbloei van de bevrijdingsgedachte en de sterke ontwikkeling van het syncretisme. De toch al devotioneel gerichte katholieke riten worden doorspekt met gebruiken uit de onderliggende Afrikaanse culturen. In feite hebben we zelf in West-Europa een soortgelijke ontwikkeling doorgemaakt, want de traditionele invulling van onze katholieke riten was vaak gebaseerd op oude Germaanse gebruiken. Als pastor nam ik deel aan vieringen waarbij werd gezongen, gedanst en geklapt en waarbij men vaak plaat-
selijke instrumenten gebruikte. Die levendigheid tijdens een viering vond ik een verademing! De AfroBrazilianen hadden ook bij ons zo hun eigen plechtigheden. Als bijvoorbeeld het Evangelieboek al dansend werd binnengedragen, ging dat door de hele kerk heen totdat het voorin werd overhandigd voor de lezing. En tijdens de offerande werd een deel van de oogst geofferd. Later werd dat verdeeld onder de armen, of bestemd voor het onderhoud van de priester, zo kregen we zoete aardappelen of wat maïs, en ook vaak eieren.’ Terug naar Nederland ‘Na mijn termijn als algemeen overste waren er diverse mogelijkheden: in Brazilië, Zuid Afrika, Genève en Rotterdam. Om verschillende redenen viel de keuze op Amsterdam; die multiculturele stad sprak me erg aan. Alle wasserijen hier in de buurt zijn in handen van Pakistani. Voor hen is het plezierig dat je hun thuisland kent en een paar woorden in hun taal spreekt. Ik ben in dat land geweest toen ik mijn collega’s daar bezocht. Zo op het eerste gezicht was mijn huidige werkplek eigenlijk de minst aantrekkelijke optie. Het was misschien makkelijker geweest om terug te gaan naar Brazilië, want alles is zo anders hier in Nederland. Alleen al het contact met een huisarts bijvoorbeeld. Dat is me koud op mijn dak gevallen. Het is ook voor het eerst dat ik zelfstandig een huishouden voer. Het lijkt wel alsof ik bepaalde etappes heb overgeslagen. Vooral in missielanden was er altijd personeel voor de schoonmaak, om boodschappen te doen. Ik voel me soms een vreem deling in mijn eigen land. Ook in de kerk is veel veranderd. Een voorbeeld is de uitvaart van de twee jonge diakens die vlak voor Kerstmis
op tragische wijze omkwamen bij een auto-ongeluk. Het ging om een jonge Zuid-Afrikaan en een Spanjaard die in de zomer tot priester zouden worden gewijd. Tijdens de hele uitvaart is er geen traan gevloeid. En hoewel de moeder van de jonge Spaanse diaken binnen een jaar haar man en haar zoon had verloren, zei ze dat ze niet terug zou gaan naar haar vaderland, omdat ze als missionaris alles op wil offeren voor de bekering van Nederland. Die verspiritualise ring van het leed kon ik moeilijk verdragen. Het was goed dat de bisschop in zijn preek wèl ruimte schiep voor de pijn en het verdriet. Gelukkig vind ik in mijn parochie de warmte die ik buiten vaak mis terug. Hier hadden ze al drie jaar geen vaste pastor. Ik begon met tachtig parochianen, en inmiddels komen hier elk weekend bijna tweehonderd mensen om samen te zijn en zich verbonden te weten. Het bijzondere karakter van deze gemeenschap is dat het geen territoriale parochie is. De mensen komen uit Alkmaar, Hoofddorp, Almere etcetera. Het is een zeer gemêleerd geheel. Het grootste deel wordt gevormd door Portugese gastarbeiders, die indertijd door KLM en Bruynzeel naar Nederland zijn gehaald. De tweede generatie van die
groep doet het heel goed in ons land. De andere Portugeestalige parochianen hebben een totaal andere achtergrond. Het zijn mensen uit Brazilië, Kaap Verde, Goa (India), Angola en Mozambique. Onder hen zijn veel illegalen. Tussen de Portugezen en de Brazilianen is constant een zekere spanning, omdat ze een heel andere kerk gewend zijn. Dat vraagt van een pastor ook flexibiliteit. Ik heb diep respect voor de mensen die bij Nossa Senhora de Fátima en Nossa Senhora de Aparecida hun hart uit bidden. Onze Lieve Vrouw verstaat de noden van de mensen, zij wekt devotie en geniet vertrouwen. Pastoraat is de kunst om te beginnen waar mensen zijn en daar bij aan te sluiten. Mijn zorg gaat uit naar die vreemdelingen, naar de “sans-papiers”, de ongedocu menteerden, de zogenaamde illegalen. Zij komen vaak hier om wat geld te verdienen voor het thuisfront, om medische kosten te kunnen betalen, om een grote familie in een schamel onderkomen van eten te kunnen voorzien. En geloof me: wat worden ze uitgebuit! Om de haverklap worden ze op straat gezet. Miserabele behuizing, laag loon, geen protest, anders ophoepelen. Illegalen, foei! Maar zolang we geld aan hen kunnen verdienen…
Ik heb veel contact met illegalen en ik probeer te doen wat ik kan. Afgelopen zondag hadden we in de kerk een carnavalsfeestje georganiseerd. Je had die Brazilianen moeten zien: hier voelen ze zich veilig en kunnen ze dansen. Als ik tussen deze mensen sta, met hen eet, drink en in gesprek ben en samen met hen eucharistie vier, dan voel ik me weer voor honderd procent missionaris, in de goede zin van het woord.’ Met medewerking van Jesse Goossens Een meer uitgebreide versie van dit inter view verschijnt dit najaar in een boek bij Uitgeverij Lemniscaat. Don Goossens & Jesse Goossens, In soutane op de motor. Er varingen van oud-missionarissen.
De missionarissen van Mill Hill tellen in Nederland ca 130 leden. Zij vormen een vrij jonge cong regatie, die in 1866 is gesticht door Rev. Herbert Vaughan. De congregatie is vanaf haar onts taan uitsluitend missionair. Haar leden zijn priesters, broeders en sinds het Algemeen Kapittel van 1970 ook geassocieerde leken, die zich een bepaald aantal jaren voor het werk van de cong regatie inzetten. De thuishaven voor de Nederlandse Mill Hillers zijn het St.-Jozefhuis en Miss iehuis Vrijland te Oosterbeek.
k nr bu l let in 3 | 2008
13
Projecten
KNR Jaarverslag 2007
Foto: Bas Baltus
Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen Begin dit jaar stond er in Trouw een bericht over een 17-jarige asielzoeker uit Kenia. De jongen vroeg asiel aan in het aanmeldcentrum in Ter Apel. Daar werd hij, verspreid over meerdere dagen, dertien uur gehoord. De jongen was onrustig, emotioneel. Hij sprak met moeite over seksueel misbruik. Hij had ‘pijn in zijn hart en hoofd’. Het verhoor moest enkele uren onderbroken worden. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) raadpleegde meerdere keren een GGD-arts. Die twijfelde over de authenticiteit van de emotionele uitbarstingen en zag geen reden het gehoor verder te onderbreken, ondanks dringende verzoeken van de advocaat. Kort na de afwijzing van het asielverzoek door de IND werd de minderjarige Keniaan met spoed opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis vanwege ‘een paranoïde psychose met wanen en hallucinaties’. De advocaat stapte naar de Nationale Ombudsman, die de IND terechtwees: de dienst heeft onbehoorlijk gehandeld. Het gehoor had onder deze omstandigheden nooit mogen doorgaan. Het zijn dit soort verhalen waar ze bij het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (MAPP) voor vrezen;
asielzoekers die niet in staat zijn een volledig en consistent vluchtverhaal te vertellen, dat toch moeten doen en vervolgens worden afgewezen wegens een rammelend verhaal. Om de instroom van asielzoekers te beperken heeft de Nederlandse overheid de laatste jaren de wet- en regelgeving aangescherpt. Sinds 1998 moet binnen 48 werkuren zijn beslist of de aanvraag van een asielzoeker kans maakt om doorgestuurd te worden naar de normale procedure. Maar asielzoekers met psychische problemen zijn vaak niet in staat om hun relaas volledig, consistent en coherent te vertellen. Uit wetenschappelijke literatuur blijkt dat psychische problemen zoals schaamte, depressie, verstoorde concentratie, angst en wantrouwen invloed hebben op het geheugen en het vermogen te vertellen over ervaringen. Het effect kan dan zijn dat een asielverzoek als ongeloofwaardig wordt afgedaan. Daardoor raakt deze kwetsbare groep ten onrechte uitgeprocedeerd en belandt zonder adequate zorg op straat. Het Meldpunt Asielzoekers met Psychische Problemen (Mapp) probeert sinds juni 2006
het tij te keren. Doel van het MAPPproject is het bij de beoordeling van asielverzoeken structureel rekening houden met de psychische toestand van asielzoekers en een betere toegang tot de geestelijke gezondheidszorg voor die groep. Het project wil psychische en psychiatrische klachten zo snel mogelijk signaleren en laten vaststellen door gekwalificeerde diagnostici zodat daar in de beoordeling van het asielverzoek rekening mee kan worden gehouden en toegang tot adequate medische zorg toegankelijk blijft. De Commissie Projecten in Nederland heeft dit project als waardevol beoordeeld, omdat er effectief op twee niveaus wordt gewerkt: – asielzoekers worden met de ontwikkelde instrumenten en de vrijwillige inzet van de diagnostici direct en concreet ondersteund, – door de communicatie met de IND, PR en politieke lobby wordt het probleem feitelijk neergelegd waar het hoort. Er moet een structurele oplossing komen voor het gesignaleerde probleem. De overheid zal dit moeten vertalen in een bijgestelde asielprocedure.
Mission Statement De Konferentie Nederlandse Religieuzen verbindt heel het veelkleurig spectrum van instituten, waarin het religieuze leven in katholiek Nederland gestalte heef t gekregen. Binnen al deze instituten leggen religieuzen zich erop toe Gods liefdevolle en barmhartige aanwezigheid te beleven en gestalte te geven in een authentieke balans van actie en contemplatie, in een leven van gebed, gemeenschap en engagement. De KNR heef t als koepelorganisatie van de religieuze instituten tot taak de onderlinge samenwerking te coördineren. Zij richt zich daarin zowel op de behartiging van gezamenlijke belangen als op de ondersteuning van de specifieke behoef ten van ieder religieus instituut afzonderlijk. Zij stimuleert de presentie en de presentatie van de religieuzen binnen kerk en samenleving. Zij treedt namens hen samen op als of ficiële gesprekspartner.
Uit het centrale deel van het Mission Statement
N.B. Een uit voeriger versie van dit onderdeel In veelvoud verbonden / KNR jaar verslag 2007 in vogelvlucht tref t u aan op de website van de KNR. MAPP heef t de resultaten, die tot nu toe zijn bereik t, beschreven in een brochure met de titel: ‘ Ver warde staat ’. w w w.ask v.dds.nl/docs/MAPP_ver wardestaat.pdf
k nr bu l let in 3 | 2008
15
knr jaarverslag 2007
knr jaarverslag 2007
Samen onderweg Co n g r e s St i l t e Ve rb o n d e n h e i d B e z i e l i n g Er waren in de voorbije jaren velerlei te- geerd door het organiseren van een publieksmanifestatie. kenen van een veranderende rol van Na maanden van intensieve voorbereiding vond op 3 okreligie in de samenleving. Hoewel er tober in De Vereeniging te Nijmegen de manifestatie Stilonmiskenbaar sprake is van ‘de-in- te Verbondenheid Bezieling plaats. De belangstelling voor stitutionalisering’- minder mensen deze manifestatie overtrof de verwachtingen, want niet zijn lid van een kerkgenootschap en alleen waren de beschikbare 1450 plaatsen in korte tijd de maatschappelijke invloed van de uitverkocht, ook lieten velen zich op een wachtlijst plaatkerken neemt af - wil dat niet zeggen sen. Gelijktijdig liep er een actie om potentiële belangsteldat religie verdwijnt, want religiosi- lenden te attenderen op de mogelijkheid van een verblijf teit is niet synoniem met kerkelijke bin- in een klooster. In het vervolgtraject ligt de nadruk vanuit ding. In kringen van religieuzen bemerkt de KNR op initiatieven om de gewekte belangstelling voor men een hernieuwde belangstelling voor spiri- religieuze tradities te blijven voeden, onder meer door tualiteit en kloostertradities. De KNR heeft hierop gerea- middel van het verzenden van digitale nieuwsbrieven.
Voorzitterschap De Algemene Vergadering vroeg p Timmermans om het voorzitterschap nog twee jaar te continueren. Om statutaire redenen was daarover overleg nodig met de Congregatio in Rome. Daar had men met een nieuwe periode van twee jaar als tijdelijke oplossing geen moeite.
Procedure bij klachten van seksueel misbruik Deze Procedure is grondig herzien, zodat deze beter kan beantwoorden aan intern-kerkelijke en maatschappelijke vereisten. De categorie personen op wie de regeling van toepassing is, is uitgebreid. Voortaan geldt de Procedure namelijk voor iedereen die – betaald of onbetaald - werkzaam is in een instelling van de R.-K. Kerk. De procedure is voorts ruimer van toepassing, doordat er nu ook nader onderzoek plaats kan vinden als de aangeklaagde reeds overleden is. De herziene procedure voorziet in de mogelijkheid van een meer informele klachtafhandeling naast een formele rechtsgang, omdat ongewenst gedrag zich in veel gradaties kan voordoen.
Regiodagen In het voorjaar van 2007 zijn zes regiobijeenkomsten gehouden rond het thema ‘Kiezen voor het leven’. De inleiders Hein Blommestijn O.Carm, Ria van Dinther osc en Piet Leenhouwers ofmcap namen elk twee bijeenkomsten voor hun rekening. Ieder op hun eigen wijze gaven zij antwoord op de vragen: Hoe als religieuze/s te leven in de huidige concrete situatie van mijn religieus instituut? Hoe houd je als leidinggevende de gemeenschap geestelijk en spiritueel vitaal? Na afloop van alle bijeenkomsten toonden de aanwezigen zich dankbaar voor de gedachten, die de inleiders hen hadden aangereikt én voor de mogelijkheden tot onderling gesprek.
16
k nr bu l let in 3 | 2008
Toekomstige Financiering KNR In het voorjaar van 2007 zijn er verkennende gesprekken gevoerd met een tiental religieuze instituten over een mogelijke structurele financiering van de KNR voor de komende jaren. Vervolgens heeft de AV zijn goedkeuring gehecht aan de structurele financiering en de modellen die hiervoor gebruikt kunnen worden, inclusief het voorkeursmodel van het bestuur KNR. Dit is een belangrijk besluit, dat nu verder uitgewerkt kan worden.
Publiciteit Als winnares van de eerste religieuzenprijs kreeg Maartje Romme veel aandacht en stonden er in tal van week- en maandbladen uitvoerige interviews met haar. Publiciteit voor de wereld van de religieuzen was er ook in de aanloop naar het publiekscongres door het lanceren van een nieuwe website, waarop in eerste instantie het programma voor 3 oktober en het aanbod van de gastenverblijven werd gepresenteerd: www. bewogenheid.nl. Deze site werd later uitgebouwd om een selectie te kunnen presenteren van de verschillende manieren waarop religieuzen in hun kloosters en instellingen gelegenheid tot verdieping en betrokkenheid bieden. Al die activiteiten en initiatieven komen ook onder de aandacht van potentieel geïnteresseerden door middel van digitale nieuwsbrieven, die vanaf november 2007 worden verstuurd. In het verslagjaar werd voorts de site van het platform van de jongerencentra vernieuwd: www.verborgenvuur.nl.
Religieuzenprijs Om als religieuzen de bewogenheid om God en mensen te accentueren en om hun bondgenoten te steunen heeft de Konferentie Nederlandse Religieuzen de Religieuzenprijs in het leven geroepen. De prijs wordt een keer in de twee jaar toegekend om mensen te bevestigen die zich met hart en ziel inzetten voor vormen van onderwijs, zorg en missie, waarin plaats is voor betrokkenheid, bezieling, spiritualiteit, liefde, respect en idealisme. Het bestuur koos voor 2007 voor een prijs op het terrein van de zorg (in brede zin). De zorgvisie van prijswinnares Maartje Romme raakt aan de bewogenheid waarmee actieve religieuzen zich hebben ingezet en van waaruit zij de ontwikkelingen in de zorg kritisch blijven volgen: ‘Waar het in onze geprotocolliseerde zorgtrajecten aan ontbreekt, is rust, aandacht en liefde, en inzicht in de noodzaak van verdieping en spirituele groei als antwoord op de dwingende aard van verslaving. Dat wordt weggehoond. Onze zorg kan veel lichter, liefdevoller, zachter, menselijker.’
Bezinning op religieus leven Op 27 september 2007 heeft een groot aantal besturen van religieuze instituten in Nederland een opmerkelijke brief gezonden aan de Bisschoppenconferentie van de Nederlandse Kerkprovincie en tegelijkertijd aan alle diocesane bisschoppen en de Apostolische Nuntiatuur. In dit schrijven wordt een diepgaand proces van bezinning op het religieuze leven verwoord en dit proces is een aanzet om als gelovige mensen te zoeken naar een antwoord op bepaalde ontwikkelingen in de kerk. Er wordt onder meer geattendeerd op het priestertekort, dat zich steeds duidelijker manifesteert en op de emancipatiebeweging van de vrouw. Behalve het belang van de dialoog ‘naar buiten’ met andere religies en culturen bestaat er ook de wenselijkheid en noodzaak voor de ‘binnenkerkelijke’ dialoog. De erkenning en aanvaarding van de pluriformiteit hoeft niet ten koste te gaan van eenheid en verbondenheid met elkaar. De briefschrijvers stellen nadrukkelijk dat de Kerk in Nederland en haar plaats in de samenleving hen ter harte gaan en zij roepen op tot een breed beraad over de aangestipte zorgpunten.
Commissio mixta Delegaties van de Bisschoppenconferentie en van het Bestuur KNR ontmoeten elkaar twee maal per jaar in de Commissio mixta. Een belangrijk onderwerp was in het najaar van 2007 de bovenvermelde brief. Aan het Bestuur KNR is verzocht een gesprek tussen Bisschoppen en religieuzen te organiseren over de inhoud van dit schrijven.
k nr bu l let in 3 | 2008
17
knr jaarverslag 2007
knr jaarverslag 2007
Belangenbehartiging
Verbondenheid
Op financieel-, fiscaal en juridisch terrein zijn in het verslagjaar belangrijke stappen gezet op de volgende terreinen: – Vrijstelling schenking- en successierecht ANBI’s – Gezamenlijke inkoop (banken / vermogensbeheerders, energie voor kerken) – Onroerende zaakbelasting woning / niet-woning – Wet identificatie dienstverlening – Beleggingsfonds CMC / KNR – KNR Rechtspositie-reglement – Ouderenzorg religieuzen
De visie van de leden van de commissie vredesvraagstukken op hun opdracht wordt uitgedrukt in de volgende woorden van Sobrino: Alleen met alle armen en verdrukten van de wereld kunnen we geloven en de moed opbrengen om te proberen de geschiedenis om te keren. Armen zijn de bron van geloof en moed. In het verslagjaar is besloten tot een grotere samenwerking met het Werkverband Religieuzen voor Gerechtig-
heid en Vrede (WRGV) met behoud van ieders eigenheid. Tijdens de nationale vredesdag sprak Ineke Bakker over de manipulatie door de media, waardoor we tot verkeerde keuzen kunnen komen en niet de kant zien en kiezen van machtelozen. Deze dag werd bezocht door ongeveer 300 religieuzen.
worden doorgeschoven. De geschetste tendens zet zich dus door. De aanvragen zijn enerzijds binnen de traditionele patronen te plaatsen, anderzijds doen ook de nieuwe religieuze bewegingen regelmatig een beroep op de onderlinge solidariteit. In het bijzonder met betrekking tot de laatste groeperingen is de Kommissie Onderlinge Solidariteit (KOS) terughoudend. Ook dit jaar hebben de contemplatieve religieuzen een beroep op de onderlinge solidariteit gedaan. De commissie weegt deze aanvragen zorgvuldig en kijkt naar de toekomstige exploitatie van de plaats en aanwas. Voor wat betreft de aanwas, kan de commissie alleen maar hopen dat voorwaardenscheppende condities tot resultaat leiden. De KOS wil ook graag projecten vanuit de actieve religieuze instituten ondersteunen en ziet aanvragen uit die hoek dan ook met buitengewone interesse tegemoet.
loog in Andante. Doel was om van elkaars ‘anders zijn’ te leren en het bruikbaar te maken in de samenwerking op Europees niveau. Zo gingen 75 vrouwen uit dertien landen in onderlinge solidariteit met elkaar in dialoog, waarbij zij probeerden de verschillen in culturele achtergrond niet als een handicap, maar als een uitdaging te zien.
In het afgelopen jaar is er door de commissie Vrouwencontacten veel
aandacht besteed aan het voorbereiden van een brief aan de bisschoppen. Voor de Internationale Commissie van de UnieNKV stond het gelopen jaar in het teken van de bijeenkomst van Andante. Deze Europese Alliantie van Katholieke Organisaties had een studieconferentie georganiseerd in Huize Bergen in Vught (Nederland). Deze vond plaats van 25-28 oktober 2007 en het thema was Vreemdeling of vriendinnen? Interculturele dia-
Met betrekking tot Projecten in Nederland (PIN) is er sinds negen jaar sprake van een stijging in de omvang van de toezeggingen aan de commissie PIN en in het opvragen van de toegezegde gelden. Voor de eerste keer kwam de commissie in 2007 geld tekort door een stijging van het aantal kwalitatief goede aanvragen. Het PIN vademecum is geactualiseerd. Evenals vorig jaar is aandacht besteed aan advies en evaluatie van de projecten. Betere kwantificeerbaarheid
van de projecten, het ontwikkelen van een methodische werkwijze bij de projecten, de inzetbaarheid van vrijwilligers, monitoren, overleg en tussentijdse toetsing vormen hier de kernwoorden. Ook de samenwerking van de projecten en het uitstralingseffect acht de commissie buitengewoon belangrijk. De PIN werkt al vele jaren samen met andere fondsen. Samen kunnen fondsen meer betekenen voor de gemarginaliseerden in onze
samenleving. Ook wordt er regelmatig overleg met (burgerlijke) overheden gevoerd om in die gesprekken helder te krijgen waar de zorgplicht van een zorgzame overheid behoort te liggen.
Solidariteit Het afgelopen jaar ging de Adviescommissie Missionaire Activiteiten (AMA) voort op de weg van thematische verdieping en meer programmatisch werken, die de afgelopen jaren is ingezet. De AMA-commissie richtte haar beoordeling en keuzes voor te ondersteunen projecten wederom vooral op een twaalftal beleidsnotities van de belangrijkste landen en regio’s waar CMC-AMA actief is. In deze notities worden de drie centrale AMA-thema’s van Geloof in Bevrijding, Vrede en Verzoening, en Mondiale Gerechtigheid (Internationale Vrouwenhandel) uitgewerkt en geconcretiseerd in de context van het betreffende land of de regio. De projecten worden zo in een samenhangend kader geplaatst en beoordeeld. Een nieuwe stap naar verdieping zette AMA met het invoeren van thematische jaarplannen, waarin per thema concrete doelstellingen en resultaten worden geformuleerd, wederom toegespitst op land en regio.
18
k nr bu l let in 3 | 2008
Deze jaarplannen maken het mogelijk om de voortgang van de projecten en de beleidsontwikkeling nog beter te volgen, omdat er ieder jaar wordt teruggeblikt op de plannen van het jaar daarvóór. De beoogde resultaten per jaar staan in een breder kader van méérjarendoelstellingen, die ook per thema zijn gespecificeerd. De drie centrale AMA-thema’s werden op 7 maart in Schijndel gepresenteerd aan de AMA-donoren. De jaarlijkse studiedag van de AMAcommissie vond afgelopen jaar plaats op 11 december, en was gewijd aan het Indonesië-beleid en een gedachtewisseling over het thema ‘Geloof in Bevrijding’. De Kommissie Onderlinge Solidariteit (KOS) constateert dat niet alleen de toezeggingen, maar ook het beroep dat daarop gedaan wordt, sinds enkele jaren een stijgende lijn vertoont. Ten behoeve van meerdere projecten moest het opvragen naar 2008
Adviesraad Solidariteitsinzet De Adviesraad heeft zich bezonnen op structurele ondersteuning van wetenschappelijke instituten, gelieerd aan religieuze instituten, en van landelijke missionaire organisaties.
Verdeling PIN-gelden 2007 Maatschappij 57 projecten Pastoraat 52 projecten Vluchtelingen 31 projecten Vrouwen 10 projecten
€ 497.750,€ 854.700,€ 376.500,€ 133.450,-
Totaal
€ 1.862.400,-
k nr bu l let in 3 | 2008
19
knr jaarverslag 2007
Internationalisering Begin 2006 heeft het Centraal Missionair Beraad Religieuzen (CMBR) een onderzoek gedaan naar de aantallen buitenlandse religieuzen in Nederland, naar hun landen van herkomst en hun belangrijkste taken in Nederland. Hierbij kwam men tot een schatting van in totaal 185 buitenlandse religieuzen in Nederland: 130 zusters en 55 paters of broeders. Het is echter waarschijnlijk dat de cijfers aanzienlijk naar boven bijgesteld moeten worden. Zowel religieuze instituten, als een aantal bisdommen en de stichting ‘Priesterreligieuzen voor Nederland’ nemen initiatieven om buitenlandse religieuze religieuzen te werven. Over de vraag of het zaak is om ‘duizend bloemen te laten bloeien’ en af te wachten wat aanslaat en wat niet denkt het CMBR genuanceerd. De internationalisering moet worden gezien tegen de achtergrond van globalisering, wereldwijde migratie en multiculturalisering van de Nederlandse kerk en samenleving. Binnen deze context is het niet meer dan logisch dat ook de religieuze instituten steeds ‘kleurrijker’ worden. Het CMBR ziet hierin zeker ook kansen en positieve uitdagingen. De belangrijkste hiervan is dat de broeders en zusters die in internationale gemeenschappen samen leven een tastbaar getuigenis afleggen van de
20
k nr bu l let in 3 | 2008
Aandacht voor roeping en bezinning op religieus leven
waarde van een interculturele ‘dialoog van het leven’. Tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten ‘Kleurrijk Religieus Leven’ merken we ook hoe de buitenlandse religieuzen een frisse, nieuwe inbreng hebben. Ze zijn in staat om nieuwe dingen op te pakken, richting jongeren of op het vlak van de multiculturele samenleving. En zeker zo verfrissend is dat zij veel vrijmoediger omgaan met hun geloof dan hun Nederlandse mede religieuzen.
oeten jonge religieuzen die veelal M in de bloei van hun leven verkeren, hier in Nederland open plekken komen opvullen die er door vergrijzing en het tekort aan roepingen vallen binnen pastoraat of andere klassieke vormen van apostolaat? Het roept ook serieuze bedenkingen op om de maatschappijen en kerken in het Zuiden te beroven van goed opgeleide mensen die in eigen land een belangrijke rol kunnen spelen bij de opbouw van kerk en maatschappij.
Tegelijk realiseert het CMBR zich dat internationalisering niet de zaligmakende oplossing is om een toekomst te waarborgen voor het religieuze leven in Nederland. Het vergt veel van alle betrokkenen om een proces aan te gaan waarin men leert samen leven en werken over grenzen van culturen heen. En over grenzen van generaties heen, want de buitenlanders zijn in bijna alle gevallen ook een stuk jonger dan hun Nederlandse medereligieuzen.
Verder spelen ook verschillen mee in visies op het kerkelijk ambt. In Nederland hebben leken de afgelopen decennia allerlei taken op zich genomen binnen de kerk. Een terug draaien van deze ontwikkeling is geen goede zaak, vinden veel religieuzen.
De terughoudendheid van veel Nederlandse religieuzen om een actief beleid te voeren op het vlak van internationalisering is daarom begrijpelijk. Naast de praktische en interculturele problemen spelen ook principiële overwegingen mee.
Overigens stelt de KNR zich gastvrij op ten aanzien van de jonge, buitenlandse congregaties die zich in Nederland vestigen. In de afgelopen jaren heeft de algemene vergadering een aantal van deze congregaties hartelijk begroet als nieuw lid van de KNR. Daarmee wordt de KNR steeds veelkleuriger, ook in theologisch en spiritueel opzicht.
Platformbijeenkomst 11 april
Binnen de activiteiten van de Commissie Roepen, neemt het Platform rond Toekomst van Religieus Leven een belangrijke plaats in. Door middel van dit forum probeert ze krachten te bundelen die een bijdrage willen leveren aan toekomst van religieus leven. In april werd in dit kader de elfde platformdag gehouden. Motto was: “Een boom geplant aan levend water”. Een uitgebreide beschrijving van deze dag wordt u geboden in het artikel ‘gedachten over herbronning’, deel 12, achterin dit blad. Individuele contacten Sinds enige tijd valt een stijging op van het aantal personen dat roeping voelt tot Religieus Leven en daarom vraagt om informatie en oriënterende gesprekken. Waarschijnlijk spelen hierin verschillende oorzaken mee. Het is nog niet mogelijk te bepalen welke van deze factoren de doorslag geeft, maar in ieder geval speelt een rol dat religieus leven en roeping weer meer bespreekbaar zijn dan in het recente verleden. Meestal worden informatieve vragen in eerste instantie besproken met de secretaris van de Commissie Roepen, die hen na enkele verkennende gesprekken doorverwijst naar mogelijk passende religieuze instituten.
Gerard Moorman Roepingenweekends Om aan de boven beschreven behoefte aan oriëntatie tegemoet te komen, is in 2007 ook gestart met roepingenweekends voor personen die zich geroepen voelen tot religieus leven
en/of een kerkelijk ambt of beroep. Hierbij wordt samengewerkt met het Aartsbisdom Utrecht. Het eerste weekend vond plaats in januari 2007 en trok acht deelnemers. Het tweede werd gehouden in december 2007 en daaraan deden zeven personen mee. Dag voor Jonge Religieuzen Op vrijdag 27 april organiseerde de Commissie Roepen voor de vierde keer een bijeenkomst voor jonge religieuzen. Deze dagen zijn bedoeld voor ontmoeting en ervaringsuitwisseling met anderen die nog jong in het religieuze gemeenschapsleven staan en bieden tegelijk een gelegenheid voor gezamenlijke bezinning. Deze keer gebeurde dit rond het thema “Religieus leven in balans”. Er waren dertig deelnemers, afgezien van de commissieleden.
Pierre Humblet
k nr bu l let in 3 | 2008
21
jongeren
Jongeren Heb je er van genoten? In gesprek met Sjoerd Hertog ofm Sjoerd Hertog ofm is - samen met anderen - verantwoordelijk voor het Franciscaans Jongerenwerk. Hij heeft daar een dagtaak aan, want er is veel belangstelling van jongeren, die graag een of meerdere dagen in Megen komen om er de stilte te proeven en kennis te maken met de franciscaanse spiritualiteit. Naast jongerenwerker is hij gastenb roeder in het Megense minderbroedersklooster, doet hij cursuswerk (Mystiekweken), maakt hij deel uit van verschillende commissies en van de redactie Franciscanen.nl.
Ga uit de weg Sjoerd (Schiedam, 1958) zal een jaar of acht, negen geweest zijn. Op de lagere school in Didam werden heiligenlevens gelezen. Zo herinnert hij zich wat er verteld werd over Elisabeth van Thüringen: Zij werd na de dood van haar man uit het kasteel gezet. Het regende in Eisenach. Ga uit de weg kreng krijgt ze te horen van een vrouw, aan wie ze eerder brood heeft gegeven. Van haar krijgt ze ook een duw en ze valt languit in de modder. Kennelijk deerde dat Elisabeth helemaal niet. Dat verhaal maakte diepe indruk op Sjoerd, die midden in de nacht wakker werd en zich realiseerde dat je God met z’n gezicht in de modder kunt drukken en dat hij dan toch zo weer op staat. Om met jou opnieuw te beginnen. Het was een oerreligieuze ervaring. Sjoerd: Veel kinderen hebben van nature een dergelijke religieuze inslag. Het komt er op aan om die inslag een bedding te geven. Meestal wordt er zoveel overheen gestort, dat het verdwijnt of in elk geval diep wegzinkt.
22
k nr bu l let in 3 | 2008
Olieboring Ook bij Sjoerd was de religieuze sensibiliteit al een beetje ondergesneeuwd geraakt. Op de middelbare school heerste in die tijd een gezagscrisis. In plaats van godsdienstig onderricht werd cultuurgeschiedenis van het christendom gedoceerd. Dat is erg algemeen en kwam in de praktijk neer op een soort van maat schappijleer. Bovendien, zo voegt Sjoerd hier aan toe was het in ons katholieke gezin natuurlijk ook niet gebruikelijk om de Bijbel te lezen. Sjoerd woonde destijds in Didam en van daaruit was het maar twintig minuten fietsen naar het klooster van de Clarissen in Babberich, waar toentertijd de orientatieweekends van de kapucijnen werd gehouden. Het voornemen om daar een kijkje te gaan nemen bezorgde hem een hevig kloppend hart. Hij sloeg dan ook halverwege een zijweg in, omdat hij niet wilde, niet kon, niet durfde …, om uiteindelijk toch zijn weg te ver-
volgen. Het weekeinde – mei 1978 – beviel heel goed; er ging een wereld voor hem open. Hij ervoer dat je ook op een intieme manier kunt vieren, bidden en mediteren. De zusters bleken ook veel bezig te zijn met ZEN en yoga. Sjoerd heeft daar zelf op verder geborduurd, onder andere door zich te verdiepen in werken van Krishnamurti, Baghwan, Boeddha, Tao. Het leverde hem veel levenswijsheid op. Toch was er in Sjoerd een sluimerend verlangen naar iets anders, iets meer. Toen hij op zekere dag in de bibliotheek in Arnhem was, verdiept in studielectuur, ging de bel, die de sluitingstijd aankondigde. Snel zocht hij nog naar wat religieus leesvoer. Hij rukte ‘Het Kasteel der Ziel’ uit de kast en liet het afstempelen. Het bleek van Theresia van Avila te zijn, een katholieke Spaanse non uit de zestiende eeuw, die daarin de werking van God in de mens beschrijft. Het bracht hem in één klap terug in zijn eigen geestelijke nest. Sjoerd: Het lezen van dat boek heeft als een olieboring naar mijn diepere
lagen gefungeerd. Hij maakt hierbij het karakteristieke gebaar dat een olieboor voorstelt, die dieper en dieper in de bron delft. Sjoerd: Het heeft in mij de bron aangeboord. Ik voelde een ontwaken van de ziel en besefte dat ik een inwoner in mijn ziel had. Het was een Goddelijke afgrond…Het beantwoordde in mij aan een heel diep verlangen. Het was als een thuiskomen, een diep gevoel van liefde. Bij die oerervar ing heb ik gehuild. Gevangen Vanuit de oriëntatiebeweging van de kapucijnen was er een vervolgaanbod in Megen, waaraan Sjoerd deelnam. Onder het aardappelen schillen stelde hij de vraag die hem bezig hield: hoe je franciscaan kon worden. Ook in Diepenveen is hij nog wezen kijken, maar dat was niet de juiste plek voor hem, want hij voelde dat hij het leven nog door moest. Sjoerd: Ik ben een buikmens en voel intuïtief vaak aan wat goed is en wat niet. Hij maakte zijn opleiding af – MO geschiedenis – en trad in bij de minderbroeders
franciscanen (1980). Na het noviciaat wilde hij de handen uit de mouwen steken, niet verder studeren. Franciscus’ woorden over de omgang met mensen die niet geacht zijn1) inspireerden hem. Sjoerd werkte eerst een aantal weken in een fabriek in Tilburg en daarna gedurende twee jaar in Huize Poels, een opvanghuis aan de Ringbaan Zuid (nu: Gasthuisring). Die ervaringen vormden in zekere zin zijn maatschappelijk noviciaat. Daarna was hij weer rijp voor de boeken. Binnen de doctoraalopleiding theologie vrije studierichting (DVS, Utrecht) liep hij stage in het Huis van Bewaring te Scheveningen. Vervolgens belandde hij met het diploma op zak in het gevangenispastoraat, waarin hij ruim tien leerzame jaren werkzaam zou blijven (1989 – 2002). Hij begon in De Bunker te Scheve-
kunnen we ons moeilijk voorstellen hoe zwaar ons systeem van individuele detentie voor hen is. Door de jaren heen was Sjoerd betrokken bij 18 sterfgevallen door zelfmoord. Uit principe las hij nooit dossiers, om te voorkomen dat hij door zijn voorkennis bevooroordeeld zou zijn. Sjoerd: We staan altijd meteen klaar met onze labels, maar dat is dodelijk, om mensen alleen vast te pinnen op wat zij in het verleden hebben gedaan, om hen geen nieuwe kans te gunnen. Soms kwam hij voormalige bajesklanten tegen, die na hun detentie hun leven hadden hervat. Hij kon dan geen krimp van herkenning geven, omdat hij daarmee hun voorgeschiedenis zou verraden. Maar het deed hem altijd plezier wanneer hij begroet werd met: Ha, Sjoerd de Knoert!
Een ding wat mij het meest bij is gebleven is wat een broeder zei: dat het leven hobb els/heuvels bevat en dat je die moet nemen anders kom je die berg vroeg of laat toch weer tegen. ningen, de zwaarste inrichting van het justitiepastoraat. Het was echt een eindstation, waar alle levenslang veroordeelden verbleven, en bekende gedetineerden zoals de Heinekenontvoerders en Ferdi E. De populatie in de bajes bestaat in overgrote meerderheid uit buitenlanders en nieuwe Nederlanders, mensen die je door hun andere achtergrond een spiegel voor houden. In onze cultuur is het normaal dat mensen zich van tijd tot tijd afzonderen; in veel andere culturen is de individualisering niet zo ver voortgeschreden. Daarom 1 De broeders zullen zich verheugen als ze omgaan met heel gewone geminachte mensen, bedelaars langs de weg, zieken, armen en melaatsen. Hfdst. 9 vers 1-3
Jongeren Aan het begin van de 21e eeuw besloot provinciaal Henk Geraedts ofm dat er meer tijd in jongeren geïnvesteerd zou dienen te worden en Sjoerd werd hiervoor gevraagd na zijn sabbatsjaar in 2002. Het minderbroedersklooster in Megen, een 350 jaar oud pand dat onafgebroken bewoond is, leek een geschikte plek. Er is hier geen afzonderlijk gastenverblijf, maar de gasten leven mee met de negen broeders, die in leeftijd variëren tussen 34 en 72 jaar. Jaarlijks zijn er slechts twee maanden zonder gasten. Het bieden van gastvrijheid trekt dus een grote wissel op het gemeenschapsleven. Sjoerd: We hebben maanden achtereen tot tien à elf mensen in huis, één
k nr bu l let in 3 | 2008
23
jongeren
derde daarvan valt in de leeftijdscategorie van 17-30 jaar. Dat komt neer op circa 500 overnachtingen door jongeren per jaar. In 2007 hebben we door onze keuze voor jongerenwerk circa 40 groepen volwassenen af moeten wijzen. Veel jongeren bevinden zich in een diasporasituatie en zijn dan ook naarstig op zoek naar gelijkgestemden om van gedachten te wisselen over wat hen beweegt: hun zin- en geloofsvragen. Het Franciscaans
jongeren
Voorts is er onder meer de jaarlijkse Kloosterkaravaan, een fietstocht langs vijf kloosters (alle centra, die behoren tot het Platform Jongerencentra). Twee op de drie leerlingen die in het franciscaner klooster een kijkje komen nemen zijn van het vrouwelijk geslacht. Onder de 165 jongeren, die in het eerste kwartaal van 2008 in Megen hebben overnacht, waren 49 jongens en 116 meisjes. Dat is een op-
De drie dagen in het klooster hebben zeer zeker een bepaalde werking op me gehad. Ik heb een hele maand nadat ik in het klooster was geweest niet één keer gevloekt, hooguit incidenteel. Ik voel me een stuk rustiger en slapen gaat ook ineens een stuk beter. Vóór het weekendje klooster werd ik altijd een stuk of zes keer in de nacht wakker om te ontdekken dat het nog niet tijd was voor school. Jongerentreffen is een jaarlijks terugkerend evenement om jongeren uit heel Nederland in de gelegenheid te stellen om ervaringen te delen. Naast de echte jongeren behoort tien procent van onze gasten tot de leeftijdscategor ie van 30 40 jaar. Deze dertigplussers komen onder andere voort uit het deelnemersbestand van het Jongerentreffen. Ze kunnen daar niet meer aan deelnemen, maar zijn toch gehecht aan deze ontmoet ingsplek. Sinds 2003 organiseren we jaarlijks een meeleefweek onder het motto Ora et Labora.
vallende discrepantie; kennelijk is de drempel voor jongens hoger. Sjoerd: We vragen scholieren bijvoorbeeld vooraf om iets mee te nemen wat kostbaar is voor hen en dan blijkt dat meiden dat veel makkelijker doen. Gold al voor Sjoerd’s generatie dat deze praktisch geen toerusting meer heeft gekregen in de christelijke traditie; voor de jongere generatie geldt dat natuurlijk nog veel sterker. Sjoerd: Jongeren van nu staan heel open voor authenticiteit van kloosterlingen. Dat was jaren terug wel
anders, toen velen zich afzetten tegen alle instituties, waartoe ook kerk en klooster gerekend werden. Wat me opvalt in mijn contacten met jongeren is dat ze gewoon willen weten. Ze staan open voor echtheid en willen eerlijke ervaringsverhalen horen. Ze zijn blij wanneer wij ze voorbereiden op de Eucharistieviering door te vertellen hoe ze zich moeten gedragen. Want daar hebben ze echt geen flauw benul van. Evenmin als ze kennis hebben van de geschiedenis; dat is helemaal weg. Zelfs de grote kapstokken ontbreken zoals de slag bij Waterloo, de moord op de gebroeders de Witt, de Beeldenstorm. Wat we in Nederland aan het inleveren zijn qua cultuur is onvoorstelbaar. We zijn hier in Megen steeds op basaal niveau bezig en dan hoor je terug: “Ik leer hier meer in drie dagen dan in een heel jaar op school”. Wij zijn wel reuze bevoorrecht dat wij hier zo’n prachtig klooster hebben, want dit gebouw bemiddelt zonder dat je een woord hoeft te zeggen. Het vervult een mystagogische functie. Wat ook werkt is de ontmoeting met een levende gemeenschap, de gastvrijheid. De meeste jongeren reageren onwennig op de stilte, dat is voor hen vaak een enorme cultuurschok. Heb je er van genoten? Sjoerd: Er is méér dan alleen vergrijzing en voor ons is die spiegelfunctie belang rijk. Als broeders van de minderen willen we ook graag een diaconaal aanbod ont wikkelen, want ook sommige jongeren
Ik heb ontdekt dat het heel gezellig kan zijn in een klooster en ik vond dat de broeders veel humor hadden. Het verbaasde me eerlijk gezegd wel dat ze ongeveer alles wel weten van wat zich nu afspeelt in de maatschappij, maar als je daar verder over gaat nadenken kom je, ik in ieder geval, tot de conclusie dat de broeders ook gewone mensen zijn. Daarnaast krijgen ze elke dag de krant en zijn er ook televisie- en internetfaciliteiten.
24
k nr bu l let in 3 | 2008
hebben veel te verstouwen gekregen. Wanneer ik merk dat jongeren vroeg in hun jeugd zo slecht behandeld zijn, dat ze uit zelfbescherming grote blokkades hebben opgebouwd, gaat mijn pastorale hart open. Je ziet soms dat mensen in
nieuwe uitdagingen, kortom levend te blijven. Sjoerd: Franciscus is nooit iets uit de weg gegaan, hij wist om te gaan met kwetsbaarheid en broosheid. Hier in huis werd die houding belichaamd in onze confrater Theo Zweerman, die er
Nog steeds geloof ik niet in een bepaalde god of goden. Mijn mening is niet veranderd. Het viel me heel erg op nadat ik drie dagen in het klooster heb gezeten dat ik wel wat rustiger ben geworden en ik ben er ook sterker door geworden. Ik heb die paar dagen veel rust gekregen en die tijd heb ik ook gebruikt om nou eens na te denken over verschillende dingen. het klooster de geborgenheid en veiligheid zoeken, die ze daarbuiten ontberen. Soms wil men om die reden zelfs intreden. Maar dat op zich is onvoldoende basis voor een levenskeuze als religieus. De primaire motivatie moet zijn om het religieuze verlangen verder te ontwikkelen en uit te diepen. Mensen die enkel een beschermd onderkomen zoeken moet je dan toch wegsturen en dat is pijnlijk. Voor Sjoerd gaat het er om het leven zoals het is aan te gaan en op z’n bord te nemen, steeds open te blijven voor
zijn eigen woorden wondbaar en vrijmoedig aan gaf. In het contact met jongeren nu ervaar ik gebed als het me steeds meer openstellen en luisteren, me voor God plaatsen zoals ik ben, omdat dat niet verhuld hoeft te worden. Dan kan alleen wanneer je leeft vanuit het ultieme besef dat God liefde is. God laat niet af, maar geeft alles weg. Wanneer je dat echt bij jezelf toelaat dan ga je net als Franciscus helemaal uit je bol. Al jarenlang is hij gefascineerd door het woord eenvoud; hij streeft ernaar, bereikt het nooit helemaal. Het
is wat Johannes van het Kruis als de weg van kennen door niet weten heeft benoemd en het vormt de basis van draagkracht. Sjoerd: Het is een bevrijdende gedachte, dat het niet van jou af hangt. Kom je in God’s kracht dan is er ook draagkracht en dan kunnen mensen dulden, lijden. Dat lees ik ook bij iemand als Etty Hillesum, hoe veel je kunt dragen als je je gedragen weet. Er is altijd nog persoonlijke groei moge lijk, want het is nooit af, je hebt deugden nooit in je zak. Dat geldt alleen al voor het nastreven van eenvoud. Ik maak ook deel uit van de geseculariseerde, geïndividualiseerde samenleving. Ik ben ook een individu binnen de groep en ik wil ook wel ’s uit de dagorde breken, wanneer ik het als een keurslijf ervaar. Het is een constante worsteling om met je kwetsbaarheid in het reine te komen. Je komt altijd weer diepere lagen tegen en ik hoop dan ook door te blijven groeien tot ik de pijp uitga. Het is wezenlijk om open te blijven staan voor de ontmoetingen die op je pad komen en om alles in de kosmos – broeder zon, zuster water, moeder aarde, die ons in leven houden – vriendelijk te ontvangen. Als me dat lukt dan hoef ik niet met mijn mond vol tanden te staan wanneer straks hier boven de eerste vraag zal zijn: Heb je er van genoten? Heb je geleefd?
boeken & brochures
Boeken & brochures
Missiezusters in viervoud
Wijs worden aan de weg
Herman Andriessen
worvenheden op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg en westerse waarden als de gezinsmoraal, maar ze waren ook representanten van de westerse man-vrouwverhoudingen.
‘Maar hoe word je nu wijs aan de weg? En waarin bestaat die wijsheid dan? In ieder geval leert de weg je dat hij er ligt. Je hebt hem niet ontworpen en hem niet neergelegd. Hij is er gewoon en je hebt hem maar te gaan.’ Degene die zijn ziel zoekt, moet te voet gaan. Wandelend op weg gaan door de natuur, opdat het hart vrij wordt voor nieuwe ervaringen en vooral voor die ene grondervaring, namelijk: ‘dat wij mensen zijn van onderweg, altijd en overal en in alles op weg naar het onbekende, naar een toekomst die wij niet kennen.’ De auteurs van De ziel gaat te voet, Herman Andriessen en Ciel Mooren, trokken te voet naar Assisi: een pelgrimstocht naar de geboorteplaats van Franciscus, met als leidraad onderweg de zogenoemde ‘Fioretti’, een verzameling van legen-
den rond het leven van Franciscus van Assisi. Ze gaan op weg, stap voor stap, net als zij Franciscus in de legenden een voor een de stappen zien zetten, en zo nemen zij ook de lezer mee op hun - vooral innerlijke - reis door het landschap van broeder Frans en zijn eerste metgezellen. De ziel gaat te voet is een wonderlijk boek. Over de ‘Bloemetjes’ zeggen de schrijvers in het voorwoord: ‘Ze zijn niet om na te volgen! Ze zijn om aan te ruiken. En dan te merken wat de geur met je doet.’ Zoals het aanhoudende gesprek over de Fioretti aan de reizigers
gaandeweg zijn werk begint te doen, en zij iets bespeuren van ‘de eigenlijke spirituele onderstroom der verhalen en van het grote, brede en diepe verlangen waarvan de verhalen uitdrukking zijn’, zo doet het dat gaande het boek ook aan de lezer. Boeiend, soms ontroerend, af en toe wat uitvoerig, maar steeds inspirerend, zet het boek ook iets in de eigen ziel in beweging. En zo verwordt de lezer in De ziel gaat te voet tot een medepelgrim van de auteurs en van alle mensen die wijs willen worden aan de Weg.
Evelien Meijs
Herman Andriessen en Ciel Mooren. De ziel gaat te voet. Met Franciscus naar Assisi. Uitgeverij Meinema. ISBN 978 90 211 4178 7
26
k nr bu l let in 3 | 2008
Bij missie en missionarissen wordt meestal gedacht aan mannen, die naar de ‘heidenen’ gingen om daar het geloof te brengen. Maar missie was veel meer dan alleen het ‘winnen van zieltjes’. Het ging gepaard met kerkopbouw, onderwijs, gezondheidszorg en de zorg voor zwakkeren, zoals wezen en gehandicapten. Bovendien vormden missionarissen een belangrijke schakel in de vroege ontmoetingen tussen westerse- en niet-westerse culturen. Op al deze terreinen waren behalve mannelijke religieuzen (paters en broeders) ook tientallen orden en congregaties van zusters actief. Duizenden Nederlandse vrouwen zijn als missionaris naar de toenmalige missielanden getrokken. Dit boek gaat over vier instituten van vrouwelijke religieuzen: de Missiezusters van Onze Lieve Vrouw van Afrika, de Missiezusters Dienaressen van de H. Geest, de Medische Missiezusters en de Missiezusters Passionistinnen van de H. Gemma. Bij de selectie speelden twee crite-
ria een rol. In de eerste plaats betreft het congregaties die speciaal voor de missie zijn opgericht. In de tweede plaats is er op gelet dat zij wat betreft hun toekomstperspectieven uiteenlopende posities innemen op het continuüm tussen sterven of werven. Het belang van deze studie is gelegen in de vergelijking tussen vier verschillende religieuze instituten en de beschrijving van de gemeenschappelijke context, waarbinnen ieder van hen een weg heeft gezocht. Juist het vergelijkend perspectief werpt licht op de eigenheid van elk van de vier congregaties. De participatie van vrouwelijke missionarissen in de missiebeweging heeft een zelfstandige waarde, wat nogal eens vergeten wordt omdat de mannelijke missionarissen meer zichtbaar zijn in de bronnen en de publicaties. Maar de missiezusters waren vaak de eerste westerse vrouwen met wie de bevolking in de missiegebieden in contact kwam. Zij brachten niet alleen ver-
Volgens Vefie Poels is het ongewis of er een toekomst is voor de missiecongregaties in Nederland. Maar op basis van de aanzetten die er nu liggen concludeert zij wel dat als de missiecongregaties in Nederland een toekomst tegemoet gaan, die op een groot aantal punten anders zal zijn dan het verleden: er zal sprake zijn van kleinere kernen, vaak internationaal van samenstelling en wellicht meer in de vorm van een beweging dan van een instituut met strikte regels. Maar er zullen ook punten van overeenstemming zijn. Als leden van internationale en multiculturele gemeenschappen zijn de missiezusters bij uitstek vertrouwd geraakt met de problemen en kansen die globalisering, internationalisering, interreligieuze dialoog en multicultureel samenleven bieden. Zij zullen hun ervaringen op die punten inbrengen in de samenleving en zich ‘vanuit een gevoeligheid voor kleinen, verwaarloosden en achtergeblevenen’ blijven inzetten voor hun medemensen. Hopelijk zal dit boek een aanzet vormen voor verder onderzoek naar de vroege interculturele ontmoeting vanuit een gender-perspectief. Vef ie Poels m.m.v. Anna Damas SSpS. Vrouwen met een missie. Vier congregaties in Nederland en de toekomst van hun missionair verleden. ISBN 9 789056 252717
k nr bu l let in 3 | 2008
27
boeken & brochures
boeken & brochures
Staalkaart van rijke bedevaartcultuur
Het onderzoeksproject “Bedevaartplaatsen in Nederland” van het Meertens Instituut heeft een vierdelige boekenreeks opgeleverd met beschrijvingen van alle 660 pelgrimsoorden en een website waarop de resultaten van dit onderzoek te vinden zijn. Als een “spinoff” van genoemd project verscheen onlangs het onderhavige bijna 600 pagina’s tellende boek, dat een toegankelijke samenvatting biedt van zeven jaar onderzoek en studie naar Nederlandse bedevaartplaatsen. In totaal waren er 660 plekken (waarvan er nog 248 actief zijn) waar mensen naar toe trokken op zoek naar genezing, zieleheil, inspiratie, verlichting of troost. In veel van de beschreven devoties hebben religieuzen een belangrijke rol gespeeld. De leden van de diverse instituten met een specifieke Mariale spiritualiteit hebben pelgrims gestimuleerd om oorden te bezoeken waar Maria wordt vereerd. In onze regionen brak de Mariabedevaart in de dertiende eeuw grootschalig door. Maria zou gedurende de hele Middeleeuwen
waarschijnlijk meer pelgrims aantrekken dan alle andere heiligen tezamen. Tijdens de Nederlandse Opstand (1568-1648) werd het huidige Nederland een land dat arm was aan bedevaartplaatsen, en dat zou het nog lang blijven. Vanaf circa 1600 ontstonden in katholieke landstreken buiten de grenzen van de Republiek tal van geheel nieuwe bedevaartplaatsen, vooral ter ere van Maria. Deze ‘vluchtheiligdommen’ ontpopten zich als populaire trekpleisters voor Nederlandse katholieken, zoals Kevelaer in Duitsland en Smakt en Scherpenheuvel in de Zuidelijke Nederlanden. Na de Franse tijd, die in 1798 godsdienstvrijheid bracht in het land, trad er een krachtig herstel op van de bedevaartcultuur. Een nieuwe dimensie kreeg het bedevaartwezen in de negentiende eeuw door de inrichting van Mariabedevaartplaatsen, die in feite filialen waren van grote bedevaartplaatsen elders. In ons land kwamen er maar liefst zeventien bedevaartfilialen van Onze LieveVrouw van Lourdes. Ook de cultus van Onze LieveVrouw van het Heilig Hart genereerde een drietal pelgrimsoorden in Nederland. In de twintigste eeuw kwamen daar nog enkele filiaalculten bij van het Portugese Fatima. In de huidige bedevaartcultuur neemt Maria een nog belangrijkere plaats in dan in het verleden al het geval was. Van alle 660 plaatsen zijn er 179, ofwel 27 procent, gewijd aan Maria; van de 240 actieve plaatsen zijn dat er 89, ofwel 36 procent.
Er zijn ook tal van bedevaartsoorden, waar niet Maria, maar religieuzen object van devotie zijn. Soms gaat het om orde-stichters (Arnoldus Janssen), maar vaker betreft het bijzondere confraters (Everardus Witte, Karel van Sint Andries, Petrus Canisius, Titus Brandsma, Peerke Donders en frater Andreas). Voor vrouwelijke religieuzen zijn er veel minder devotieplekken (Edith Stein, Zuster Marie Adolphine). Dat heeft niet alleen te maken met een vrouwonvriendelijke kerkelijke cultuur, maar ook met de kracht van Maria als pluriform en dominant symbool voor vrouwelijke deugdzaamheid. Elke lezer zal in dit boek iets van eigen gading kunnen vinden. Voor mij was het verrassend om Gerardus Majella ook buiten Wittem tegen te komen, en wel op nieuwe locaties als Barger-Oosterveld, Overdinkel en Weebosch. Ook vreemd, maar toch vertrouwd, was het te lezen over de augustijnen, die zich aan het eind van de negentiende eeuw in Eindhoven vestigden en daar onder meer de cultus van de heilige Nicolaas van Tolentino introduceerden. Na kennisname van al deze vormen van (lang verguisde) volksdevotionaliteit in dit boek resteert – vrij naar Kees Fens – de fascinerende vraag of het ‘bijgeloof’ inderdaad gefunctioneerd heeft als een verzameling steunberen van schip en koor, die het geloof in stand hield?
Peter Jan Margr y, Charles Caspers mmv Jan Brouwers. 101 Bedevaartplaatsen in Nederland. ISBN: 978 90 351 32887. w w w.meer tens.knaw.nl/bedevaar t
28
k nr bu l let in 3 | 2008
Twee eeuwen Gods predikers in Nederland waren benieuwd naar de visie van een buitenstaander en trokken Marit Monteiro aan om de geschiedenis van de Nederlandse provincie van hun orde te beschrijven. Een spannend avontuur voor beide partijen.
Vooral de besturen van zustercongregaties zijn de afgelopen decennia voortvarend geweest in het verstrekken van onderzoeksopdrachten aan (kunst)historici voor gedenkenboeken, tentoonstellingen of wetenschappelijke monografieën en het laten vertalen daarvan. De priesterreligieuzen hebben tot dusver hun geschiedschrijving in eigen hand gehouden. Op deze ongeschreven regel bestaat sinds kort één uitzondering (een tweede - van de karmelieten schijnt in aantocht). De dominicanen
Monteiro’s bijna duizend pagina’s tellende boek beschrijft hoe de Nederlandse dominicanen zich van een tamelijk ongeorganiseerde groep priesterreligieuzen ontwikkelden tot een gezichtsbepalende religieuze gemeenschap in de twintigste eeuw. Aanvankelijk kozen zij vooral positie als hoeders van de kerkelijke orthodoxie, vanaf de jaren 1960 markeerden spraakmakende dominicanen juist de frontlinie van de kerkelijke vernieuwingen. Degenen die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw bleven, kozen niet meer vanzelfsprekend voor het kerkelijk instituut als leidraad voor hun werk in de parochies, maar voor het evangelie en de gelovigen zelf. Daarmee creëerden ze vrijplaatsen. In deze tijd echter worden veel van deze parochies vanwege de vergrijzing teruggegeven aan de bisdommen. Degenen die
zoveel in kerkelijke vernieuwing investeerden, zien nu met lede ogen toe hoe de ruimte voor vernieuwing en verscheidenheid in de kerk afneemt. Gods Predikers laat zien hoe priesterreligieuzen als de dominicanen tot diep in de twintigste eeuw hun stempel hebben gedrukt op de Nederlandse katholieke kerk. Dit boek toont voorts dat een religieuze traditie als de dominicaanse mensenwerk was en is: tijdgebonden, veranderlijk en kwetsbaar. Monteiro’s studie is zeer leesbaar en zo ingedeeld, dat men ervoor kan kiezen om een of meer thema’s te volgen in plaats van de gebruikelijke kennisname van kaft-tot-kaft. Bestuur, werkzaamheden, gemeenschap, theologiebeoefening en missie vormen de grote lijnen in deze studie. Het boek heeft een uitgebreide inleiding en een epiloog, die ook het grotere kader van de internationale orde en de katholieke kerk in Nederland raken. Daarnaast kent elk van de vier hoofddelen een eigen inleiding. Kaderartikelen en illustraties verlevendigen de tekst.
In Nederland gelden de dominicanen van oudsher als een deftige orde, die door Andreas Burnier medio jaren tachtig getypeerd werd als een ‘denkorde’. Nog altijd valt buitenstaanders die met dominicanen in contact komen, allereerst de studieuze grondtrek in hun werken en leven op. Wat nu de essentie van die Dominicaanse identiteit is en wat de Nederlandse dominicanen onderling precies verbindt zijn de vragen die de leidraad van dit boek vormen.
Marit Monteiro, Gods Predikers. Dominicanen in Nederland (1795-2000). ISBN 978-90 -8704 - 030 -7
k nr bu l let in 3 | 2008
29
internationalisering
Internationalisering Ons spiritueel erfgoed is kostbaar In gesprek met Sr Lisbeth Cicih Ratwasih Sr Lisbeth is sinds 2005 lid van het Algemeen Bestuur van haar religieus instituut, de Liefdezusters van Carolus Borromeus (beter bekend als de Zusters Onder de Bogen). Zij maakt zich onder andere sterk voor het stichten van een internationale communiteit in Maastricht, historisch het zwaartepunt van het instituut. In deze bijdrage vertelt zij over haar achtergrond, het gehoor geven aan haar roeping en de achtergronden voor het oprichten van een internationale communiteit. ‘Roots’ Lisbeth (West-Java, 1969) groeide op als vijfde kind van hardwerkende ouders in een eenvoudig gezin met zes kinderen. Lisbeth: Wij gingen naar school en hielpen daarnaast onze ouders met klussen in het huishouden en op het land. Primair en secundair onderwijs ontving ze in katholieke scholen, die gerund werd door zusters van Carolus Borromeus. Uit dit contact groeide bij Lisbeth het verlangen om ook zuster te worden. Zij beschouwde de zusters als voorbeeldige mensen, die altijd bereid waren om te helpen, die eerlijk en gedisciplineerd waren, zorgden voor zieken en armen. In haar ogen waren zij bijna heilig en uiterst vredelievend. Sr Lisbeth: Zodoende ging ik op zekere dag naar de pastoor en maakte aan hem mijn verlangen kenbaar. Maar hij lachte alleen maar en zei dat ik nog door moest studeren, omdat ik te jong was. Lisbeth volgde dit advies op en koos voor een opleiding in de sociale wetenschappen. Haar medestudenten aan die opleiding waren overwegend moslims en riepen haar regelmatig ter verantwoording over haar geloof.
30
k nr bu l let in 3 | 2008
Lisbeth: Hoewel we maar met weinigen waren en vaak door andere studenten en docenten ontmoedigd werden verloor ik mijn geloof niet. Voor mij was het een periode van uitzuivering, een kans om het zout der aarde en het licht van de wereld te zijn (Matteüs 5: 13-16). Na voltooiing van haar studie bleek haar verlangen naar religieus leven te zijn weggeëbd. Lisbeth: Het was gewoon uit mijn gezichtsveld geraakt. Ik genoot van mijn jeugd zoals andere jongeren dat deden en werd zelfs boos toen mijn vader me herinnerde aan mijn voornemen om toe te treden tot een religieus instituut. Ik ontkende nog langer geïnteresseerd te zijn om zuster te worden. Ik wilde alles vergeten, erger nog, ik ging ook niet graag meer naar de kerk. Haar ouders waren verdrietig toen ze hun kind zo zagen. Met behulp van de pastoor keerde ze terug naar de kerk en raakte actief betrokken bij kerkelijke activiteiten. Nu was de grond van haar ziel gereed om het zaad te ontvangen. Door deel te nemen aan recollecties, georganiseerd door verschillende religieuze instituten, kreeg ze een beter beeld van
de essentie van religieus leven. Veel indruk maakte de campagne met als slogan De toekomst van de kerk in 2000 ligt in jouw handen. Die slogan hield haar intens bezig en leek wel tot haar persoonlijk gericht. Zij rekende het tot haar verantwoordelijkheid als christen om er werk van te maken. Sr. Lisbeth: Het was een roepstem waar ik op in wilde gaan. Vanaf dat moment probeerde ik dan ook om de congregatie beter te leren kennen door als aspirante toe te treden tot een van de communiteiten in Teja Binangkit – Bandung. Samen met de zusters leerde ik bidden en zorgen voor de ziel. Ik ervoer hoe het was om in een echte religieuze gemeenschap te leven. Het duurde anderhalf jaar voordat ze echt kon beslissen om in te treden. Toen kwam het voor haar als een bui tengewoon onaangename verrassing dat haar ouders, die gewoonlijk hele maal achter haar stonden plotseling weigerden om hun toestemming te geven. Zij schreven haar een brief met een groot aantal vragen. Lisbeth: Het was een moeilijk moment, heel confronterend en tegelijkert ijd sterkte het mijn voornemen. Na enkele dagen in stilte, waarin ik prachtige gebedsmomen-
ten heb doorleefd, besloot ik naar huis te gaan om met ze te praten. Dat was goed, daar ik hen kon overtuigen en uiteindelijk hun steun kreeg. Vervolg In 1989 begon Lisbeth samen met dertien andere kandidaten aan het postulaat en acht jaar later legde zij de eeuwige geloften af. Bij die gelegenheid sprak zij over de ring aan haar vinger, die begin noch einde kent en daarmee Lisbeth’s grenzeloze toewij ding aan kerk en congregatie symboliseert. Sr Lisbeth: Mijn motivatie om te kiezen voor religieus leven was eigenlijk heel eenvoudig. Ik wilde van ganser harte en uit vrije wil zo veel mogelijk mensen helpen en daarmee de culturele en sociale grenzen overstijgen. Doordat het vormingsproces bijna acht jaar duurde (een jaar postulaat, twee jaar noviciaat en vijf jaar junioraat) is er ook alle ruimte geweest om tot een gefundeerd besluit te komen. Die jaren hielpen me om een religieus te worden waarin de spiritualiteit van de congregatie belichaamd wordt. Ik heb ervaring opgedaan in verschillende communiteiten met zusters in uiteenlopende leeftijdsfasen en met verschillende achtergronden qua cult uur, werk en persoonlijkheid. Na haar eeuwige professie kreeg ze opdracht van het bestuur van de congregatie om theologie te gaan studeren. Na voltooiing van die studie werd ze – tot haar verdriet – aangesteld als assistent-novicenmeesteres, maar gelukkig duurde dat maar een half jaar. En in maart 2000 kwam ze naar Nederland om in Nijmegen Nederlands en Engels te studeren. Haar master-studie interculturele theologie aan de Radbouduniversiteit ging een half jaar later van start en vormde een leerzaam intermezzo. De confrontatie met verschillende reli-
gies beleefde ze als een uitdaging en een verrijking. En het was bijzonder om via deze omweg toch weer dichter bij haar eigen religieuze wortels te komen. In 1964 werden mensen in Indonesië namelijk gedwongen om een keuze te maken: men moest protestant worden, katholiek, moslim, hindoe of boeddhist. Voor veel Indo nesiërs betekende dat een gedwongen afscheid van hun eigen inheemse geloof. Zo ook voor Lisbeths’ouders. Via een ex-Kruisheer die in haar geboorteplaats had gewerkt kwam sr Lisbeth op het spoor van haar eigen spirituele achtergrond en schreef daarover haar thesis. Na terugkeer in Indonesie was zij werkzaam als docente, maar niet voor lang. Weldra (in 2005) werd ze namelijk in het algemeen bestuur gekozen. In het voorjaar van 2006 vestigde sr Lisbeth zich daarom in Maastricht en dat was ondanks haar ervaringen in Nijmegen best lastig. Sr Lisbeth: het was moeilijk om hier in te burgeren, niet alleen vanwege de taal en de cult uur, maar ook omdat je hier zo anders religieus bent dan daar. In Indonesië gaf ik les aan een opleiding waar vrouwen werden opgeleid voor secretariaatswerkzaamheden. Ik vond het kostbaar om betrokken te zijn bij jonge mensen. Door jonge vrouwen te vormen, vorm je de samenleving. De meesten waren moslima’s. En als onder-directeur van de school kon je hen bij allerlei problemen ondersteunen, in het gezin of met vriendjes. Als bestuurslid nu is er veel meer bureauwerk en voel je minder de betrokkenheid bij mensen. Dat was een groot nadeel van haar nieuwe functie van bestuurslid. Ook de taal is een obstakel, want sr Lisbeth voelt zich nog steeds beperkt in het Nederlands. Ze kan lang niet alles delen met anderen wat ze graag zou willen en ondervindt met name pro-
blemen in het uiten van haar gevoelens. Na overwinning van haar aanvankelijke aarzelingen dacht ze bij zichzelf: ik ga maar proberen te doen wat ik kan doen. Ze las de kapittel-documenten nog eens grondig door en zei volmondig JA op de uitdaging, die op haar weg kwam. Moeder Elisabeth Als zuster Onder de Bogen had sr Lisbeth natuurlijk al regelmatig gehoord over de stichteres Elisabeth Gruyters. Nu zij zich metterdaad in Maastricht vestigde kregen die verhalen nog een extra dimensie. Moeder Elisabeth heeft zij leren waarderen als inspirerend voorbeeld en als leidsvrouwe die ook in deze tijd zeggingskracht heeft. Sr Lisbeth benoemt wat zij in de spiritualiteit van de Zusters Onder de Bogen als waardevol heeft ontdekt:
k nr bu l let in 3 | 2008
31
internationalisering
Het is kenmerkend voor Moeder Elisabeth dat zij steeds het gebedsmoment zocht. Voor haar was er geen onderscheid tussen werken en bidden. Ze moest strijd leveren om betrokken te raken bij de verpleging in het ziekenhuis Calvarieberg. Ze wilde de contemplatieve attitude in haar leven nog meer verdiepen en ontwikkelen. Vanwege haar grote Godsvertrouwen kon ze alle moeilijkheden aan. ‘Je bent te oud’ had haar biechtvader kapelaan Maielle tegen Elisabeth Gruyters gezegd. En een van de regenten die het gezag had over het ziekenhuis meende dat ‘onze religieuze kleeding genoeg was een lydende ziek te maken’; alleen al door het zien van ons habijt zouden mensen over willen geven. Dankzij de volharding en het Godsvertrouwen van deze stichteres werd de kiem gelegd voor een bloeiende congregatie, waarin nu al ruim 170 jaar zusters zijn gevormd om zieken nabij te zijn. Door Moeder Elisabeth voelt sr Lisbeth zich geïnspireerd om alles zo goed mogelijk te doen. Voor haar is ook de eenvoudige levensstijl, waar zij als religieuze voor gekozen heeft heel wezenlijk, want hoe zou je mensen anders kunnen overtuigen? Sr Lisbeth: We hebben de gelofte van armoede afgelegd. Dat kun je vanuit verschillende invalshoeken bekijken. Solidair zijn met mensen die niets hebben, die arm zijn. Wat is de waarde van jouw getuigenis als je in luxe leeft? Dat betekent niet dat je extreme ascese hoeft te beoefenen, maar als maatstaf neem ik zelf dat het goed is om me materiële dingen te veroorloven wanneer het mijn werk ondersteunt. Wanneer je je open stelt voor alle verlokkingen van onze consumptiemaatschappij dan word je onrustig als je steeds meent alle modes te moeten volgen. Kenmerkend voor onze zusters is de spiritualiteit van dienstbaarheid en van hulp. We staan in Indonesië bekend als de zusters die waar dan ook alles kunnen doen. Wat een levendige spir itualiteit!
32
k nr bu l let in 3 | 2008
Elisabeth Gruyters had een mystieke grondhouding, omdat ze op een diep niveau het contact met het goddelijke doorleefde. Wanneer we spiritueel en fysiek in haar voetsporen treden kunnen we de congregatie in onszelf herstichten. Internationale communiteit Sr Lisbeth: Steeds opnieuw kwamen er vragen van jonge aspiranten in het Zuiden, die meer wilden weten over de achtergronden van de spiritualiteit van onze congregatie. De Nederlandse zusters zijn dan geneigd om die kennis van de geschiedenis als minder relevant af te doen. Zij zeggen dan heel nuchter: ‘Wees maar een goede zuster.’ Maar bij aspiranten is er nadrukkelijk behoefte aan kennis over de achtergronden. Vandaar dat er sinds een aantal jaren een zogenaamd pelgrimage-programma wordt aangeboden. Dat is bedoeld voor Indonesische, Filippijnse en Afrikaanse zusters, die decennialang in hun eigen regio hebben gewerkt. Zij komen naar Zuid-Limburg om op die manier in verbinding te komen met de stichteres en met de Nederlandse cultuur. Sr Lisbeth fungeert als een van de begeleidsters van deze groep. Het programma duurt circa een maand en behelst onder meer excursies naar historische plekken en een zesdaagse reis naar Lourdes. Verschillende Nederlandse zusters hebben een rol in dit programma, niet enkel als gastvrouw, maar bijvoorbeeld om te vertellen hoe zij het ouder worden als een roeping ervaren of om informatie te verstrekken over het leven in een kloosterverzorgingshuis, in het bijzonder over de geriatrische afdeling in Bergweide. Het pelgrims programma is van start gegaan in 2001 en is tot nog toe vijfmaal georganiseerd. De ervaring leert dat het ook vruchtbaar is voor de oudere zusters in Nederland. Sr Lisbeth: Voor alle zusters is het heilzaam om de toewijding
aan God, aan elkaar en aan onszelf keer op keer te vernieuwen. Was het toeval, een speling van het lot, de loop der dingen waardoor die vragen gesteld werden in een periode dat de toekomst van het Moederhuis in Maastricht op de agenda kwam? Sr Lisbeth: Het idee om een internationale communiteit op te zetten kwam aan de orde tijdens het Generaal Kapittel in 1999. Toen was nog niet duidelijk waar deze internationale communiteit gerealiseerd zou kunnen worden. Wel vonden we het een passende reactie op verschillende samenlevingen waar de verdeeldheid groeit. Door een internationale communiteit op te bouwen kunnen we getuigen van God’s allen-omvattende liefde die culturele en sociale verschillen overstijgt. Het doel is om te laten zien dat eenheid mogelijk is ondanks culturele verschillen. Zes jaar later, tijdens het Generaal Kapittel van 2005 werd dit idee nog sterker, maar dit keer was het perspectief verschoven. Centraal stond nu het belang van het bewaren van ons spirituele en historische erfgoed. Het behoud van het moederhuis is van historische betekenis voor de hele congregatie. Er is besloten dat deze internationale communiteit in 2008 van start zal gaan. De vraag is hoe dit idee te realiseren is. Waar zijn de juiste personen te vinden, aan wie deze nieuwe missie kan worden toevertrouwd? Er is al goed nagedacht over de eisen waaraan leden van de internationale communiteit zouden moeten voldoen: persoonlijke rijpheid, het vermogen om snel te leren, relatief jong in jaren en intellectuele capaciteiten. Het betekent natuurlijk een aderlating voor de provincies en regio’s die deze zusters naar Maastricht sturen, want het gaat om gekwalificeerde mensen. Sr Lisbeth: Hoe kunnen we
de regionale leidsters ertoe bewegen om actief te participeren in het realiseren van de internationale communiteit? Het vergt veel tijd en geduld, want men moet de taal leren en gewend kunnen raken aan het klimaat, het voedsel, de cultuur. Maar sr Lisbeth is er van overt uigd dat de internationale communiteit kan beantwoorden aan een nood van deze tijd: Nu de belangstelling voor spiritualiteit in Nederland weer toeneemt, is het van belang om een plek te creëren met mogelijkheden om in een actieve religieuze gemeenschap te leven. Daarbij is de cent rale ligging van Maastricht ook een voordeel. Het is een ontmoetingspunt tussen drie landen. Wanneer we kijken naar de situatie van de bevolking dan realiseren we ons dat er spirituele armoede is in deze geseculariseerde wereld. Mensen zijn dorstig en zoeken naar een nieuwe levenswijze
met meer diepgang. Sr Lisbeth ziet dit als een uitdaging aan de zusters om hun spirit uele erfenis te delen met de mensen. Dit betekent het delen van de geest van liefde en verzoening, om mensen dichter bij God te brengen. Wanneer deze communiteit van de grond komt, dan zal het een soort vormings- en spiritualiteits-centrum zijn, zowel voor de zusters als voor anderen. Er wordt gezocht naar een geschikte woonr uimte voor de communiteit buiten het klooster, omdat laagdrempeligheid een belangrijke voorwaarde is voor succes. De mogelijkheid wordt overwogen om de zusters die naar Maastricht komen hier hun opleiding te laten voltooien. Sr Lisbeth: In Indonesië werken de zusters in ziekenhuizen, aan scholen en in het weeshuis. Daar is dan ook veel duidelijker sprake van een maatschappelijke
presentie van de zusters dan hier. Maar ondanks de afnemende aantallen is de lamp nog steeds brandende en daarom is het goed dat ook aan de buitenwereld te tonen. Wij hopen door het opbouwen van deze gemeenschap mensen te bereiken die geïnteresseerd zijn in religieus leven of ervan houden om gebedsmomenten te ervaren en graag reflecteren op hun leven. Maar ook mensen die hun spirituele leven willen verfrissen of die graag gemeenschapsleven willen ervaren in de geest van liefde en verzoening. Het zal een her-stichting zijn van de congregat ie in Nederland, die behoefte heeft aan een nieuwe identiteit en aan een levenwek kend perspectief.
Voor meer informatie: w w w.cbsisters.org
k nr bu l let in 3 | 2008
33
Religieus leven Religieus leven in een geseculariseerde wereld In het jaarverslag van 2007 wordt in het gedeelte over de platformbijeenkomst van 11 april verwezen naar een inleiding die door onze voorzitter Tjeu Timmermans gehouden werd. Omdat wij menen dat deze tekst voor een breder publiek interessant kan zijn, hebben we besloten deze in dit blad te publiceren. In dit nummer het eerste deel, de volgende keer het tweede en laatste deel. Wie daarop niet kan wachten, kan het hele document al vinden via www.knr.nl/publicaties.
Inleiding In 2006 noemde pastoraal theoloog professor van der Ven van de Radboud Universiteit te Nijmegen de Europese samenleving zeer geseculariseerd. Binnen dit geseculariseerde Europa noemde hij Nederland samen met de Scandinavische landen de meest geseculariseerde samenlevingen ter wereld. Wat zeggen we eigenlijk als we de term secularisatie gebruiken voor een Europese of Nederlandse samenleving? De term secularisatie wordt in vele betekenissen en met verschillende waarderingen gebruikt. Het gebruik van de term suggereert een duidelijkheid, die er vaak niet is. Ik geef allereerst aan in welke betekenissen en processen ik het woord en het verschijnsel tegenkom. Daarna geef ik aan hoe het Mysterie van God in die secularisatie aan de orde is. Vervolgens besteed ik aandacht aan religieus leven binnen deze geseculariseerde samenleving en aan nieuwe ontwikkelingen binnen dit religieuze leven. Ik vraag me af voor welke opdracht of uitdaging religieus leven staat in deze geseculariseerde samenleving. Uiteraard doe ik dat als zeer
34
k nr bu l let in 3 | 2008
betrokken bij de Konferentie Nederlandse Religieuzen en als iemand die als karmeliet probeert te leven. Mijn beschrijving en waardering zijn daardoor gekleurd. Meerdere betekenissen van secularisatie Meestal gaat men ervan uit dat het woord ‘secularisatie’ als een technische term voor het eerst gebruikt werd in de zin van de onteigening van kerkelijke goederen, meestal met de bijklank van illegitieme onteigening. Tijdens de vredesonderhandelingen in het kader van de vrede van Westfalen kwam de vraag aan de orde hoe de keurvorst van Brandenburg schadeloos gesteld moest worden voor het verlies van zijn gebieden in Zweden. Een oplossing was hem gebieden te schenken die tot dan toe onder kerkelijk toezicht stonden. Men gebruikte voor deze onteigening van kerkelijke goederen de verhullende term secularisatie. In latere tijden is de term steeds gebruikt voor de confiscatie van kloosterlijke en kerkelijke goederen door de staat. De term ‘secularisatie’ is echter ouder. In het kerkelijke recht wordt de
term gebruikt voor de overgang van iemand van een reguliere orde naar een seculiere orde: dus als een priester religieus, priester van een bisdom wordt; als een zuster of broeder ontheven wordt van de geloften. Een godsdienstsociologische betekenis van het woord secularisatie staat beschreven in het boek van Peter Ludwig Berger, Brigitte Berger en Hansfried Kellner, The homeless mind: modernization and consciousness (1977). Deze auteurs beschrijven op een fascinerende manier hoe onze moderne samenleving uiteen is gevallen in verschillende leefwerelden: compartimenten die los van elkaar bestaan. Er is bijvoorbeeld de leefwereld van de ambtenarij en de registratie, de wereld van de arbeid en het werk, de wereld van de school, de wereld van de politiek en de eigen wereld van het gezin. De moderne mens pendelt dagelijks heen en weer tussen al deze verschillende werelden. De overkoepelende functie van de godsdienst die al deze werelden verbindt en in een zinvol verband plaatst, is weggevallen. Er is geen hemels baldakijn meer. De zins- en zijnssamenhang die de religie gaf, bestaat niet meer.
k nr bu l let in 3 | 2008
35
religieus leven
religieus leven
De mens heeft geen thuis meer. Hij is een ‘homeless mind’ geworden die zijn weg zoekt in de verschillende werelden, waar hij dagelijks mee te maken heeft. Voor spiritualiteit heeft deze betekenis van secularisatie belangrijke gevolgen. Het vanzelfsprekende van godsdienst, en nog belangrijker het vanzelfsprekende van God, bestaat niet meer. De moderne mens is een zoeker geworden, een thuisloze in de vele werelden die hij binnengaat. In samenhang met het proces van de fragmentatie van het hemelse baldakijn zijn er een aantal andere processen, die met het woord ‘secularisatie’ worden aangeduid. De opvatting dat godsdienst een privé-zaak is brengt met zich mee dat secularisatie wordt verstaan als de privatisering van de godsdienst. Volgens mij wordt met deze verwijzing van godsdienst naar het privé-domein het religieuze beleven van mensen onttakeld en beroofd van de publieke en ethische dimensie die godsdienst en religie ook hebben. Parallel aan het proces van de privatisering van de religie is er het proces van ont-traditionalisering. De wortels van de eigen geloofsovertuiging zijn niet meer bekend. De ont-traditionalisering wordt geïllustreerd in de media als de viering van grote christelijke feestdagen wordt vereenzelvigd met o.a. “Pasen is als we op maandag meubels gaan kijken.” Toch hebben mensen behoefte aan verdieping en zingeving. Mensen blijven zoeken. Soms stellen ze een pakket samen uit wat de verschillende religieuze en spirituele tradities te bieden hebben. Men spreekt van de religieuze supermarkt, reli-shopping. Het blijft voor mij een belangrijke
36
k nr bu l let in 3 | 2008
vraag welke impact de nadrukkelijke aanwezigheid in onze samenleving van grote religieuze tradities met een rijke spirituele inhoud, zoals het Christendom, de Islam, het Jodendom, op den duur zal hebben. Hierbij denk ik aan de uitspraak van minister Ellen Vogelaar. Onze Joods Christelijke traditie is als cultuurgegeven voor ons vanzelfsprekend. Toch is onze Joods Christelijke traditie het resultaat van een lange geschiedenis met veel spanningen en conflicten. Zo ziet minister Ellen Vogelaar dat we na veel spanningen en conflicten in Nederland en in West Europa eens zullen spreken over een Joods Christelijke Islamitische traditie als belangrijk gegeven in onze cultuur. Met secularisatie wordt ook bedoeld de verdamping van de kerkelijke instituties. Jaarlijks worden er cijfers geproduceerd waaruit blijkt dat steeds minder mensen zich verbonden weten met de kerkelijke instituties in hun klassieke vormgeving. Deze kerkverdamping moet niet gelijk gesteld worden met de afname van geloof, van spiritualiteit en van bewogenheid. De toename van religieuze lekenbewegingen alleen al in ons land maakt duidelijk dat een dergelijke gelijkstelling een misvatting is. Achtergronden van secularisatie en de grenzen ervan Als onderliggende principes van de zojuist aangegeven processen herken ik een identiteits-beleving waarin de mens zich autonoom acht; het principe van de maakbaarheid en het primaatschap van de rationaliteit en de nuttigheid. De moderne mens denkt zich zelf als autonoom. Dat is op zich geen slecht uitgangspunt. De idee
van de autonomie heeft vele goede dingen voortgebracht. We danken er bijvoorbeeld onze democratische regeringsvormen aan en het besef van eigen verantwoordelijkheid. Ook de emancipatie van onderdrukte groepen en het recht op zelfontplooiing heeft alles te maken met het principe van autonomie. Op het principe van de maakbaarheid is onze wetenschap en onze techniek gebaseerd. We danken er onze vooruitgang en onze technische voorzieningen aan. De centrale verwarming, de televisie, de computer en internet zouden we niet graag willen missen. Het principe van de rationaliteit geeft ons het vermogen tot zelfstandig en kritische oordelen, tot wetenschappelijk onderzoek en tot evaluatie. Deze onderliggende principes van de secularisatie hebben ook hun grenzen. Ik ervaar grenzen bij het primaatschap van rationaliteit en nuttigheid, wanneer ik mijn ergernis, mijn emoties onderken bij zinnen als: “Die geloven nog,” en “Die gaan nog naar de kerk.” Het is vooral het woordje ‘nog’ dat me emotioneel raakt en waaraan ik me erger. Het klinkt alsof rationaliteit en nuttigheid zoiets doms als spiritualiteit en religiositeit allang hebben achterhaald. Intelligente mensen doen zoiets niet meer. Tegelijk ervaar ik dergelijke uitspraken ook als een categorieverwarring. Affectiviteit is iets heel anders dan nuttigheid of effectiviteit. Bidden behoort naar mijn aanvoelen eerder tot de categorie van de affectie. Bidden helpt daarom ook niet. Maar dat betekent nog niet dat je het daarom moet laten. Mensen houden van elkaar en van God, en zelden spelen daarbij nuttigheidsoverwegingen een rol. Nuttigheid en rationaliteit blijken niet de enige catego-
rieën te zijn. Ik ben van mening dat enkel rationaliteit en nuttigheid onze wereld eendimensionaal maken; een wereld waarin het Mysterie verdwijnt. Het idee van de maakbaarheid stuit op grenzen wanneer we geconfronteerd worden met de eindigheid van ons bestaan. Ziekte en dood doen ons beseffen dat niet alles maakbaar is. Wij hebben ons zelf niet gemaakt. We zijn in het bestaan aan elkaar gegeven. Soms lijken onze ingrepen in de natuur door de bio-industrie en de bio-technologie, onze ingrepen in de erfelijkheid, meer problemen te hebben veroorzaakt dan te hebben opgelost. De confrontatie met het lijden van onze medemens vraagt, wanneer er geen oplossing voor dit lijden is, meer om mededogen, nabijheid en innerlijke bewogenheid dan om iets anders. Wanneer we zien hoe macht of het verlangen naar macht vertaald worden in oorlog, geweld of terrorisme maakt dit gewone mensen machteloos en wanhopig bij het lijden dat hen ongewild overkomt. De lezing van de Schriften, van de Evangelies leert mij dat niet alleen autonomie identiteits- bepalend is. Er kunnen ook geheel andere processen van identiteitsvorming plaats hebben. Dat noem ik maar, bij gebrek aan een beter woord, een relationele identiteit. Een relationele identiteit wordt mij aangeboden: zomaar, gratis, om niet, uit liefde. Iemand laat zich met mij in. Aan het begin van de synoptische evangelies zegt de stem uit de hemel: “Jij bent mijn veelgeliefde zoon. Ik hou van jou.” Misschien is dat wel tot ieder van ons gezegd. Misschien is aan ieder van ons wel een plaats aangeboden waar wij vanzelfsprekend bij God thuis zijn. De vragen en de moeilijkheden van ons bestaan, onze worsteling en onze strijd,
zijn dan niet opgeheven; maar er is wel een plaats waar wij ons thuis mogen weten. In de relatie die ons door God wordt aangeboden kunnen wij gaan staan en zo ons zelf worden als veelgeliefde zonen en dochters van God. We kunnen Gods liefdesaanbod aannemen en daarin leven. Het eigen worden, het eigen maken van deze relationele identiteit is een opgave voor een heel leven. Pas aan het einde van de evangelies krijgt de stem uit de hemel antwoord in het gebed van Jezus: “Abba, Vader.” God, de afwezige Aanwezige en de aanwezige Afwezige Het mysterie van God onttrekt zich aan ons, aan onze rationaliteit en aan ons besef van maakbaarheid. Tegelijkertijd dringt het mysterie van God zich aan ons op. Hiermee verwoord ik de werkelijkheid van God. Het Mysterie dient zich aan als buiten onszelf, als heilig en als niet in de greep te krijgen. In de mate dat wij geconfronteerd worden met aspecten van het Mysterie dringt het eindeloze diepe onbegrijpelijke Mysterie zich op. Onvermijdelijk blijft dit Mysterie mensen confronteren met vragen naar de zin, met vragen naar het waarom. Wat toch de bedoeling is van wat er gebeurt en er door mensen gedaan wordt. Het Mysterie van God is een inbreuk op wat voor ons vertrouwd is. Het is een inbreuk op de werkelijkheid die door ons mensen gepoogd wordt onder controle te houden. Hoewel we leven in een samenleving waarin mensen zich autonoom denken, de rationaliteit hoog in het vaandel hebben staan en de maakbaarheid hun visioen is weigeren mensen ook, op basis van diepe religieuze ervaringen, eendimensionaal te leven. Ook al benoemen ze het mysterie niet dat
k nr bu l let in 3 | 2008
37
religieus leven
hen trekt, mensen leven toch in het vermoeden en de verwachting van het geheim dat hun leven kan vullen. De posters van de reclame campagne voor de jongerendag 2006 van de Evangelische Omroep nodigden jongeren uit met de tekst “Enter the Mystery”. In een gesprek tussen de Franse filosoof Régis Debray en de Franse theoloog Claude Geffré (enkele jaren geleden gepubliceerd in Volzin) merkt filosoof Régis Dubray op: “Menselijke groepen, gemeenschappen, hebben iets buiten zichzelf nodig om zich daaromheen te verenigen: een toekomstdroom, een gedroomde oorsprong. Dit iets leeft in de samenleving in de vorm van een symbool, van iets heiligs”. Theoloog Claude Geffré ziet in de huidige ontwikkelingen nieuwe kansen voor de ware religie. Hij zegt: “Er is een uittocht uit religieuze instituties. Wat gebeurt er daarna? Het bijzondere van de religieuze ervaring komt juist nu aan het licht nu de religie van de religieuze instituten geen functie meer heeft. Er is ‘religie op een andere manier’ in opkomst. In onze tijd komt de kern vrij van wat religie is, namelijk de intimiteit met God. En deze intimiteit is ‘om niet’. Steeds meer wordt nu beleefd dat God niet alleen maar transcendent is (en verpletterend) maar een ‘Subjectiviteit’. Omgang met God staat in het teken van liefde, vriendschap en verbond, en niet in dat van onderworpenheid en overheersing. Deze omgang met God voegt iets toe aan ons mens-zijn. Dit biedt een zekere hoop voor ‘een wereld zo waanzinnig als de onze’”. Wanneer dat vermoeden en die verwachting van het geheim op God gericht is, ook al verhindert de huiver ons daar namen aan te geven, raken we aan de motieven van het religi-
38
k nr bu l let in 3 | 2008
religieus leven
euze verlangen. Dit religieuze verlangen is voor mij de kern van het bidden. Niet de vaste uren, niet de rituelen en de woorden - hoewel van groot belang - zijn de beweging van het bidden, maar het verlangen dat zich uitstrekt naar het Geheim. Religieus leven maakt werk van dit bidden en dit verlangen. Religieus leven is leven in verwachting. Verwachting is verlangen en vertrouwen tegelijk. “Verwachting ontkent de donkerte van het heden niet; ze legt de toekomst niet in één bepaalde richting vast; niettemin ziet ze uit naar een nieuwe onverwachte mogelijkheid. Ze praat de lichtkanten van het heden niet weg, eist niet dat deze zich in de toekomst doorzetten; niettemin ziet ze uit naar de Toekomst die het leven vervullen zal,” zegt Frans Andriessen. Verwachten is het heden erkennen en de toekomst tegemoet zien. Bidden is zich uitstrekken naar Hem die ons tegemoet komt. Het is de leegte openhouden voor Hem die ze werkelijk kan vullen met zijn Aanwezigheid. Bidden is daarom ook je stem voegen in het gebed van de lijdende mens. Het is stem geven aan het klagen en roepen van allen die de leegte en het gemis kennen, die de eenzaamheid van onze samenleving ondervinden, die lijden aan de kilte onder de mensen, die ontheemd zijn en gemarginaliseerd. Bidden is de solidariteit met hen die zoeken naar sporen van God in hun bestaan. Gods inbreuk in het leven Roeping is de ervaring dat God inbreekt in ons leven en ons levensperspectief richting geeft door het te plaatsen in een leven gewijd aan God. De herkenning van de roeping, Gods inbreuk in het leven verstaan, is niet eenvoudig. Zeker niet voor jonge mensen van vandaag. Het vraagt ver-
heldering en onderscheiding. Het vraagt een goede begeleiding. Het vraagt ook om een volwassen besluitvorming. Gods inbreuk in het leven beantwoorden (professie doen) is iedere dag nieuw omdat het een ja zeggen is vanuit de concrete omstandigheden van dit moment, vaak tegen de heersende opvatting en de dominante cultuur in. Ieder is natuurlijk verantwoordelijk om zijn eigen weg te gaan met zijn roeping. Dat is echter maar een gedeelte van het verhaal. Allen zijn we samen verantwoordelijk voor de verwezen-lijking van onze persoonlijke roeping en van de roeping en de zending van ons religieus instituut, waarbij leven in gemeenschap de inoefening is van de aanvaarding van de ander als volkomen anders, als aan mij gegeven om broeder en zuster te worden. Abdijen en communiteiten zijn biddende, contemplatieve en actieve gemeenschappen in een wereld waarin God niet meer vanzelfsprekend is. Het is mijn overtuiging - gesteund door de grote mystici - dat contemplatie leidt tot inzet en dat inzet zonder contemplatie de neiging in zich heeft activisme te worden. Mensen, die in onze geseculariseerde wereld God zoeken, leven vanuit hun verlangen; leven in verwachting en vertrouwen. De creativiteit, de openheid en de religieuze bewogenheid die voor dit leven nodig zijn, lijkt nauwelijks meer te komen van de kerkelijke instituties. Nodig zijn plekken waar het hart van mensen gaat branden, bewogen raakt. Ik denk dat het belangrijk is dat we ons charisma en onze zending durven zien als van wezenlijk belang in de samenleving en de kerk van nu.
De grote religieuze tradities hebben zeker iets te zeggen aan de huidige geseculariseerde samenleving. Dat blijkt ook. Abdijen en kloosters zijn voor veel mensen oases van gastvrijheid. Mensen zijn op zoek naar die gastvrijheid waarin ze er mogen zijn, in zich als mens de moeite waard. Mensen zijn op zoek naar rust, stilte, eenvoud en bezinning, naar plaatsen waar ze zich kunnen verhouden om vanuit hun verlangen in relatie te treden met het mysterie van God. Mensen zoeken momenten van stilte, bezinning en gebed om zich te onttrekken aan de drukte van de samenleving. Ze voelen zich thuis waar ze hun verlangen naar God open kunnen houden en kunnen voeden, waar de biddende en contemplatieve dimensie van hun bestaan aan de orde mag zijn en vorm gegeven kan worden, waar contemplatie hen uitnodigt zich in te zetten en waar inzet niet ontdaan wordt van deze contemplatieve dimensie. God, aanbod en uitnodiging Religieuzen worden vanuit hun roeping uitgenodigd zich te verhouden tot dit mysterie van God, en wel in een wereld die droomt van maakbaarheid en autonomie, in een samenleving die tot op het bot geseculariseerd is. Het betekent in mijn ogen dat we met durf, enthousiasme en vol vertrouwen ons openlijk moeten verhouden met het Mysterie en met het feit dat we ten diepste geen antwoord hebben op wezenlijke vragen en kwesties. Het betekent dat het van belang is dat wij die verhouding tot het Mysterie aan gaan waarin de intimiteit met God ruimte krijgt; waarin het Mysterie wordt aanvaard als een belangrijke leidraad en oriëntatie in ons leven. Die verhouding aangaan met het Mysterie betekent
dat wij ten diepste geen antwoord hebben. Het geeft ook aan dat wij beseffen dat juist in het vertrouwen op, in de overgave aan het Mysterie en in de overgave aan de intimiteit met God, de kracht van het religieuze leven schuilt om met alle inzet en engagement en in alle omstandigheden waarin wij verkeren het mysterie van God aan het licht te brengen. Het vraagt in mijn ogen om eerlijkheid, authenticiteit en transparantie van ons. Er is nog een ander aspect dat hier van belang is. Religieuzen zijn niet meer vanzelfsprekend aanwezig in het politieke domein. Het heeft religieuzen de ruimte geboden zich te verhouden met de noodzakelijke herbronning van hun spiritualiteit en hun charisma. Het heeft de religieuze instituten de ruimte geboden zich intern te verhouden met de grenzen en beperkingen die zich in toenemende mate aandienen vanwege vergrijzing en vanwege vermindering van bestuurskracht. Het verdwijnen uit het publieke domein heeft echter ook een andere zijde. Religieuze instituten worden niet meer gezien als relevante organisaties die belangrijke waarden in onze samenleving vorm geven en die ook belangrijke waarden bij dragen aan de samenleving van morgen. Deze niet meer vanzelfsprekende aanwezigheid in het publieke domein brengt de religieuzen in een nieuwe situatie. Als religieuze instituten worden we gedwongen, willen we onze traditie, onze spiritualiteit en ons charisma zien als een bijdrage aan de samenleving van morgen, onze bescheiden opstelling te verlaten en bewust aandacht te vragen voor de waarden, de bezieling en de inspiratie van waar uit we leven. Opnieuw wordt van
onze religieuze instituten gevraagd te beseffen dat wij een lange traditie meedragen die werkelijk van waarde is voor de komende generaties. Het kan een belangrijke bijdrage zijn aan de samenleving waarin her en der het besef doorbreekt dat maakbaarheid niet alles is en waarin zichtbaar wordt dat individualisme een zware wissel trekt op de gemeenschapszin, op de zusterschap en broederschap, op de onderlinge solidariteit en de onderlinge verbondenheid. Als religieuze instituten zijn we er voor verantwoordelijk dat waarden die voor ons van belang zijn aan de orde komen en ingebracht worden in het publieke debat en het publieke domein. Dat is een verantwoordelijkheid die religieuze instituten –in mijn ogen- op moeten pakken en waaraan zij vorm moeten geven. Opnieuw moeten we leren, juist in een fase dat grenzen en beperkingen zich steeds meer aandienen, ons te verhouden met de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen, ons te mengen in het publieke debat en op een inhoudelijke manier aanwezig te zijn in onze geseculariseerde samenleving waarin niet gemeenschapszin maar individualisme de boventoon voert. Actualiteit van religieus leven De waarden die het leven van religieuzen kleur hebben gegeven en nog kleur geven, de zorg en de bewogenheid om God en om mensen, de aandacht voor studie en reflectie met betrekking tot het geestelijke leven, de roep om aandacht voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping, blijven actueel. Het vraagt van ons dat we als religieuze instituten dat proberen te doen wat in ons vermogen ligt om voor deze belangrijke waarden aandacht te vragen. Ik denk dat het belangrijk is te beseffen dat
k nr bu l let in 3 | 2008
39
religieus leven
het aantal bondgenoten toeneemt en dat werkelijk de dialoog hierover gevoerd moet worden in het publieke domein. Het lijkt mij dat religieuzen hiertoe mogelijkheden moeten scheppen. Naar mijn mening mogen we als religieuzen niet verdwijnen uit het publieke domein. Als religieuzen zullen we zeker anders aanwezig moeten zijn dan in het verleden. Het is een uitdaging waar we gezamenlijk voor staan. Het gaat hierbij niet alleen om onze eigen toekomst maar ook om de toekomst van waarden die de moeite waard zijn voor de samenleving van vandaag en morgen. Stichters en stichteressen van ordes en congregaties hebben vanuit hun geraaktheid door God en hun bewogenheid om mensen gepionierd ten gunste van zorg behoevende, arme en in nood verkerende mensen. In de loop van de tijd zijn er vaak regels en structuren gegroeid die de bewogenheid en de geraaktheid van het begin hebben verduisterd. Herbronning brengt terug naar de kern, namelijk dat mensen zijn geraakt door het mysterie van God. Juist vanuit die geraaktheid ontstaat er gemeenschap en inzet. Geraaktheid door het Mysterie, geraaktheid door God is niet het alleenrecht van religieuzen. De geschiedenis leert ons dat er vaak brede
bewegingen van leken zijn geweest die de bedding vormden voor nieuwe ontwikkelingen. De armoedebeweging, de Devotio Moderna, de beweging van barmhartigheid, de emancipatiebewegingen, de sociale bewegingen, de bevrijdingsbewegingen etc. etc. vormden de bedding voor ingrijpende ontwikkelingen in kerk en samenleving. In het voorafgaande heb ik beschreven dat de kerk als instituut voor velen geen thuis meer is. Toch voelen mensen zich geraakt en bewogen door en omwille van het Mysterie. Waar vinden zij met hun religieuze ervaring, met hun religieus verlangen en met hun beleving van hun intimiteit met God een thuis? Waar vinden zij leiding en goede begeleiding van hun zoekproces? Ik vind dit een serieuze kwestie. Er zijn kloosters en gemeenschappen die een thuis scheppen en deze leiding en begeleiding op zich nemen. Het is in mijn ogen ook significant dat de opleiding geestelijke begeleiding van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen een gestage toestroom van mensen kent. Mensen beseffen dat begeleiding van de religieuze ervaring en de intimiteit met God vraagt om een open en volwassen benadering.
Column Goed voor je hart In de laatste oorlogsjaren was een deel van ons klein-seminarie geëvacueerd naar het dorp Westervoort, niet ver van de Duitse grens. In het gebouw dat ons toen ter beschikking stond, is nu een restaurant gevestigd. De Missionaris heet het. Een paar maanden geleden had ik met vrienden iets te vieren … in dat restaurant! Waar ooit in de eetzaal droog brood gegeten werd, worden vandaag zalmfilets, asperges en varkenshaasjes weggeprikt. Op de slaapzaal van voorheen rusten nu escargots-opeen-bedje-van-voorjaarssla. Terwijl we op onze bestelling wachtten, zat ik hardop te denken. Waar zouden die vooroorlogse soepterrines gebleven zijn? In mijn herinnering waren zij het handelsmerk van mijn congregatie tot lang nadat de vrede getekend was. Zouden de consommé’s, die vandaag op de me-
nukaart staan, nog proeven naar de onbestemde soepen waarmee, zelfs jaren na de Wereldoorlog, wij en onze roeping werden gevoed? Had de eigenaar met opzet zijn zaak De Missionaris genoemd omdat daar indertijd een missie-congregatie was ingekwartierd? En zou de serveerster vermoeden waar de naam van het restaurant zijn herkomst vindt? Toen zij onze bestelling kwam brengen, heb ik het haar gevraagd. Zonder aarzeling antwoordde ze: We zijn een vooruitgeschoven restaurant aan de oostgrens van Nederland. Op culinair gebied zijn we grensverkennend. Vandaar onze naam. En in één adem voegde ze eraan toe: Ik kan u trouwens een uitstekende huiswijn aanbevelen. Ik stond perplex. Zonder met haar ogen te knipperen, zette ze met een
trefzeker gebaar niet alleen de krielaardappeltjes en het schaaltje appelmoes op tafel, maar ook de kern van de missionaire beweging: missie is van huis grensverkennend; een ontmoeting met andere tradities van geloven. Waar ik het niet verwacht, laat ik me verrassen door een wereld die anders is, misschien zelfs wijdser dan mijn eigen geloven. Missie helpt mij niet alleen geestverwanten te koesteren, maar mezelf te openen voor een verstaan en beleven, voorbij mijn eigen geloofsformulering, voorbij eigen liturgie en in eigen projecten. Voor dit alles had onze serveerster in Westervoort kennelijk een scherpe, culinaire neus. Zij zag de missionaris als een vooruitgeschoven grenspost. En ze had daarbij een goede huiswijn in de aanbieding!
Ben Verberne msc Tjeu Timmermans O.Carm.
Tot zover dit eerste deel van de inleiding. Het tweede en laatste deel volgt in het volgende nummer van het bulletin, dat in ok tober zal verschijnen.
40
k nr bu l let in 3 | 2008
k nr bu l let in 3 | 2008
41
religieus leven
“Een boom geplant aan levend water” Gedachten over herbronning (12) Deze serie artikelen richt zich op de doordenking van religieus leven vanuit het perspectief van herbronning. Op een andere manier gebeurt dit ook in het kader van het Platform rond Toekomst van Religieus Leven, dat tweemaal per jaar door de Commissie Roepen van de KNR georganiseerd wordt. De aanpak is daar anders. Uitwisseling en ontmoeting rond de gekozen thematieken staan centraal. De opzet is ook meer praktijk gericht en de inhoudelijke invulling wordt sterk vanuit de concrete context van religieuze instituten, gemeenschappen en bewegingen gevoed. Tegelijk zijn er veel overeenkom sten, zoals bijvoorbeeld de traditie dat het dagmotto voortkomt uit een schrifttekst die mede richting gevend is voor de bijeenkomst. In wezen zijn het dagen die gericht zijn op de herbronningspraktijk.
Hij is als een boom, geworteld aan stromend water, die elk seizoen opnieuw vrucht draagt; nooit zullen zijn bladeren verdorren, alles wat hij doet brengt hij tot een goed einde. (Psalm 1,3)
De elfde platformdag van 11 april 2007, was in dit opzicht een bijzonder moment. Er werden vervolgstappen gezet in een voortgaande inhoudelijke dialoog. Toegespitst op religieus leven als leek, was de centrale vraag op deze dag: “Wat is voor jou religieus leven?” Hoe kunnen we ons eigen leven als religieuze leven serieus nemen en beleven? Hoe kan ik een religieus mens zijn? Wat vraagt dat van mijn geworteld zijn? (Psalm 1) Graag wil ik daar hier en in het volgende artikel in deze reeks dieper op ingaan.
len in de vreugde van je heer.” Daar werd een internetoverzicht gepresenteerd waaraan vanuit dit platform en de Commissie Roepen enkele jaren was gewerkt.1 Doel was het in kaart brengen en met elkaar in contact brengen van alles wat er geleidelijk onder leken ontstaat aan nieuwe vormen van religieus leven. Een korte schriftelijke beschouwing werd verwerkt in het artikel “Dan zult u leven…” – Gedachten over herbronning (deel 6).2 Ook vijf andere bijeenkomsten stonden in dit teken. 3
Regelmatig wordt binnen het kader van het platform aandacht besteed aan bewegingen van geassocieerden en verbondenen, religieuze gemeenschappen van en met leken, en (andere) vormen van religieus erfgoedoverdracht. Een uitgebreide inventarisatie en doordenking daarvan was bijvoorbeeld aan de orde op de bijeenkomst van woensdag 6 april 2005, onder het motto: “Kom de-
In diverse inleidingen en publicaties werd de gedachtevorming die zo vanuit het Platform rond Toekomst van Religieus Leven op gang werd gebracht, vervolgens door Tjeu Timmermans, de voorzitter van de KNR, verder uitgediept.4 Daar werd door ons weer dankbaar gebruik van gemaakt, door een van deze inleidingen tot startpunt van de elfde platformdag te maken, namelijk de inleiding die
42
k nr bu l let in 3 | 2008
religieus leven
religieus leven
hij in juli 2006 hield voor het generaal kapittel van de Norbertijnen. Het is de bedoeling dat deze wisselwerking weer tot verdere verdieping binnen en vanuit het platform leidt.
op het Generaal Kapittel van de Norbertijnen in juli 2006: Religieus leven in een geseculariseerde wereld. Uitdagingen van deze tijd voor de Orde van morgen. Nieuwe vormen van binding komen daarin uitgebreid aan bod. 6
In twee stappen zal ik daarom ingaan op de resultaten van deze dag. Eerst volgt hier een verslag van het verloop ervan. Daarna zal het volgende artikel in deze reeks gewijd worden aan een doordenking van dit materiaal en van de schriftelijke inbreng van de deelnemers. Aan alle aanwezigen werd ’s middags namelijk gevraagd om op uitgereikte ‘conclusiekaarten’ beknopt te beschrijven wat voor hem/haar religieus leven is, toegespitst op religieus leven als leek.5 Dit leverde bijzonder boeiende reacties op, die wij op deze manier graag met u willen delen.
Na de opening presenteerden eerst vijf vertegenwoordigers van lekengroeperingen hun beweging of gemeenschap. Daarbij was hen gevraagd om bij hun verhaal te reageren op deze inleiding van Tjeu Timmermans. Herkennen jullie je in dat wat in dit document gezegd wordt? Door de dag heen zou Tjeu Timmermans op zijn beurt weer telkens reageren op de inbreng, zodat er een dialoog kon ontstaan.
Beschrijving Elfde Platformdag, 11 april 2007 – Een boom geplant aan levend water Binnen de activiteiten van de Commissie Roepen, neemt het Platform rond Toekomst van Religieus Leven een belangrijke plaats in. Door middel van dit forum probeert de Commissie krachten te bundelen die een bijdrage willen leveren aan toekomst van religieus leven. Behalve aan roeping tot het klassieke religieuze leven, wordt in dat verband ook geregeld aandacht besteed aan (groepen van) geassocieerden, nieuwe initiatieven, gemeenschappen, bewegingen en vormen die het religieuze leven op andere manieren voortzetten. Religieus leven is immers breder dan onze eigen kaders, het is meer dan enkel een leven onder geloften als broeder, zuster of pater. Dat roept tegelijk de vraag op naar wat dan het kenmerkende is van religieus leven. In april 2007 werd daarom een dag stil gestaan bij de bezielende kracht van religieus leven als leek: ieder die – naar Psalm 1 – staand in eigen kracht, stevig geworteld, maar nabij de stroom, vruchtbaar tracht te zijn in zijn of haar eigen omgeving. Een poging dus om te verhelderen waar voor ‘leken’ dat religieus leven uit bestaat. In dit jaarverslag stellen we een uitgebreide impressie van deze dag centraal. De belangstelling voor deze bijeenkomst was om te beginnen erg groot. Klooster Mariënburg bleek te klein voor de 150 belangstellenden. Een flink aantal mensen moesten we teleurstellen. Ter bestudering ontvingen alle deelnemers vooraf de tekst van een inleiding van Tjeu Timmermans, gehouden
Achtereenvolgens kwamen leden van de Graalbeweging, Gemeenschap Stoutenburg, Communiteit Camino, Karmelbeweging en de ‘Wereldlijke Tak van de congregatie van de Paters van de Heilige Harten’ aan het woord. Ze vormden een bont gezelschap, dat zowel grote verschillen als overeenkomsten liet zien. Kernelementen uit hun verhalen waren: – aandacht en ruimte voor persoonlijke spirituele groei en meditatie (Graalbeweging), – leven in verbondenheid met de schepper, de naasten en de aarde (Stoutenburg), – gebed, nabijheid bij mensen en gemeenschap delen met leken (Camino), – stil worden om ruimte te maken voor de aanwezigheid van de schepper; met beide voeten op de grond het Heilige zoeken (Wereldlijke Tak), – in onderlinge verbondenheid roeping beleven als contemplatief omgaan met alle aspecten van het dagelijks leven (Karmelbeweging). Vanuit de zaal werd vervolgens op deze inbreng gereageerd. – Een aantal steeds terugkerende woorden waren opgevallen: aandacht, hier en nu, relatie (met God, met mensen, de natuur…) en ‘verwondering als ingang voor godsontmoeting’. – Ook werd opgemerkt dat men een positieve toekomstgerichtheid laat zien en dat hier nieuwe vormen van kerk-zijn geproefd werden. – De aandacht voor nachwuchs werd daarentegen zwak genoemd. Ook werd opgeroepen tot meer dwarsverbindingen met andere bewegingen en een goede verhouding tot de moederkerk.
In een eerste terugblik toonde Tjeu Timmermans zich getroffen door de geraaktheid en de betrokkenheid die hier aan het werk zijn als positieve tegenkrachten tegenover de compartimentering die onze samenleving kenmerkt. Het is juist die beweging die ook zo herkenbaar is in de levens van de stichters van onze religieuze instituten. Secularisering en compartimentering dwingen ons terug te keren tot de kern, om de woestijn in te gaan als plaats waar ruimte is voor Ontmoeting. Ook wordt zichtbaar hoe ieder op een eigen manier zoekt: steeds werkelijk anders en ook op andere manieren geraakt. God houdt niet op zich met mensen te verhouden, maar dat leidt zodoende tot een veelvormige en veelkleurige roepingsbeleving. Het is op deze manier dat Gods presentie in de wereld concreet wordt in de presentie van mensen. In die veelvormigheid vallen hem ook overeenkomsten op. Het samen delen bijvoorbeeld en het open staan voor leermomenten. Stilte en gebed ook, iets dat verder reikt dan de grenzen van onze kerk. Daarin kan ook ruimte ontstaan voor het horen, luisteren en zingen, en daarin weer voor het lijden in de wereld. De middagsessie begon met een gezamenlijke meditatie, gevolgd door gesprek in kleine groepen rond de hoofdvragen van deze dag: Wat is voor mij religieus leven? Wat zijn daarvan de kenmerken en wat zijn de voorwaarden om van religieus leven te kunnen spreken? Het is hier niet mogelijk te beschrijven wat in al die kleine groepen besproken werd, maar het daarop volgende slotgesprek liet zien dat zich daar rond dit thema sprankelende en vruchtbare ontmoetingen hebben voorgedaan. In dit afrondende gesprek met de zaal was de vraag aan de orde: Heb je vandaag inzichten opgedaan, waarmee je thuis – in je eigen gemeenschap of beweging – het gesprek verder kunt voeren? Als antwoord daarop werd gewaarschuwd tegen het gevaar om in onze spirituele honger overal op in te gaan en zodoende onszelf te verliezen. Daarnaast werd erop gewezen dat het religieuze leven zich ervoor moet hoeden zelf aan compartimentering te gaan leiden. Waak voor iedere neiging tot scheiding tussen spiritualiteit en dagelijks leven; waak er ook voor te ver te gaan in het jezelf van anderen/andere groepen te onderscheiden. In dat verband vulde ook iemand aan dat religieus leven ook ‘kleur bekennen’ inhoudt. Dat maakt het ook mogelijk je als groep of als persoon in te voegen in het geheel van de regenboog.
Tjeu Timmermans reageerde hierop door te wijzen op de achtergrond van onze individualistische samenleving. In dat perspectief groeit het besef dat in het religieuze leven juist ieder kan groeien in zijn of haar godsrelatie. Omgekeerd zijn er weliswaar vele vormen, maar moeten we elkaar blijven bevragen op wat ons daaronder in de bron aan gemeenschappelijks beweegt. Dit vraagt ook om bezinning op wat Christelijke spiritualiteit is. Vanuit de zaal wordt daarop meteen een voorschot gegeven: – We hebben ook veel gemeenschappelijks, zoals bepaalde eeuwenoude gebedstradities. – De notie van ‘wat beweegt ons’ is een goed startpunt. – De nadruk van de leken op ‘stilte’ viel op. “Daar kunnen wij als actieve religieuzen nog een puntje aan zuigen.” – Ga uit van gelijkwaardigheid, ook ten aanzien van diegenen voor wie je je inzet. – Het is goed onze erkenning van de Schrift als fundamentele leidraad te versterken. – Laat vooral ook je gezicht naar buiten toe zien en vrees elkaar niet. – Houd oog voor de dimensie van de internationalisering. – Heb aandacht voor de medemens als vindplaats van God. Aan het eind van deze ronde spreken enkele aanwezigen nadrukkelijk hun waardering uit voor deze dag. Met name worden de levendige uitwisseling, ‘het samen’ en het horen van elkaars speciale accenten genoemd. Iemand vat samen dat hij ervaart hoe wij als KNR op deze manier ‘het huis van gemeenschap’ opbouwen. In een kort slotwoord voegde Tjeu Timmermans daar nog aan toe dat we op deze bijeenkomst een beeld van kerkzijn hebben beleefd, een veelvormige kerkgemeenschap. Die veelvormigheid versterkt ook onze mogelijkheid om een waardevolle bijdrage te zijn en te leveren aan samenleving en kerk. Het is dan wel belangrijk dat we proberen juist in het publieke domein present te zijn. Ook kunnen we hierdoor opnieuw en op een nieuwe manier over roeping praten. Tot zover deze beschrijving van de dag. In het volgende artikel wordt hier nader op ingegaan, ook aan de hand van de schriftelijke inbreng van de deelnemers.
Pierre Humblet > Voor de voetnoten zie volgende pagina.
44
k nr bu l let in 3 | 2008
k nr bu l let in 3 | 2008
45
varia/korte berichten
Noten 1 Dit overzicht wordt nog steeds bijgehouden en uitgebreid en is te vinden op www.religieuzen.nl onder “lekengroeperingen”. 2 Gepubliceerd in het KNR Bulletin, Jaargang 8 (februari 2005) nr.1, p. 24-28. Ook te vinden op de website van de KNR: www.knr.nl/publicaties. 3 Het betreft hier verder de platformdagen van woensdag 19 februari 2003 [“Zoeken jullie iets?”], woensdag 24 september 2003 [“Ik ben de wijnstok, jullie de ranken.”], woensdag 6 oktober 2004 [“Ik schrijf mijn Wet in hun binnenste…”], woensdag 26 april 2006 [“Neem mijn juk op...”] en 11 april 2007 [“Een boom geplant aan levend water”]. 4 Zie bijvoorbeeld: Tjeu Timmermans o.c arm., Religieus leven in een geseculariseerde wereld. Inleiding voor de bijeenkomst Kleurrijk Religieus Leven 2007. Deze inleiding wordt elders in dit blad gepubliceerd. Ook beschikbaar via de website van de KNR: www.knr.nl/publicaties. Tjeu Timmermans o.carm., Religieus leven in een geseculariseerde wereld. Actuele uitdagingen voor de toekomst, Inleiding voor het Generaal Kapittel van de Praemonstratensen te Freising, juli 2006. Eveneens beschikbaar via de website van de KNR: www.knr.nl/publicaties. 5 Daarbij ging het om drie subvragen: 1. Wat is er vandaag voor jou gezegd over de kern van religieus leven? 2. Wat zijn volgens jou (de) kenmerken van religieus leven? 3. Wat zijn de voorwaarden om van religieus leven te kunnen spreken? 6 Deze lezing is te vinden via www.knr.nl/publicaties.
Varia / korte berichten Mangel gezocht E-mail:
[email protected]
De minderbroeders te Megen zijn voor hun klooster op zoek naar een mangel/strijkmachine. Nu stoten nogal veel zusters en broeders hun huizen af en blijft er misschien ergens eentje over (ter overname). Gardiaan Fer van der Reijken ofm houdt zichaanbevolen!
Oproep voor huis met religieuze bestemming Voor inlichtingen vragen wij u te schrijven naar: mevr. L.M. Noor t vd Capellenstraat 260 8014 VZ ZWOLLE e -mail: Lmnoor
[email protected] T: 06 -245 34 978 (Mevr. M. Mar tens)
46
k nr bu l let in 3 | 2008
Voor een nieuw te vormen religieuze lekengemeenschap, gelieerd aan een bestaande congregatie in Nederland, zoeken wij naar een huis met religieuze bestemming in Nederland of Vlaanderen. Wij willen starten met vijf personen en zoeken een huis met mogelijkheid tot: – Het inrichten van kluizen – Het ontvangen van gasten (zowel religieuzen als leken) – Een eigen kapel – Mogelijkheid tot het inrichten van een ruime moestuin. – De gemeenschap stelt zich als doel mensen binnen te leiden in een intieme relatie met God de Vader.
Oproep voor pastoraal werker (m/v) De Missiezusters Franciscanessen te Asten willen graag in contact komen met sollicitanten voor de parttime functie van pastoraal werker (m/v) in het Moederhuis van de Congregatie in Asten, waar 60 voornamelijk bejaarde vrouwelijke religieuzen wonen. De taken en functie-eisen en andere specificaties vindt u op de website van de KNR (www.knr.nl/menu: vacatures).
Schrif telijke sollicitaties kunt u binnen twee weken na het verschijnen van dit blad richten aan het Bestuur van de Congregatie, ter attentie van zr. Blandine Delsing Wilhelminastraat 27 5721 KG Asten.
Uitslag enquête De enquête die met het mei-nummer van het bulletin is meegestuurd, werd door 65 personen ingevuld en geretourneerd. Dat lijkt weinig wanneer je bedenkt dat de oplage van het blad momenteel bijna 1000 bedraagt. Maar het is in feite een goede respons. Medewerking is immers volkomen vrijblijvend en er is geen stok achter de deur. Kortom: hartelijk dank voor degenen die de moeite genomen hebben om ons hun mening kenbaar te maken. De 65 reacties zijn zeer gevarieerd. Velen van u waarderen de inhoud. Het was verrassend om te constateren dat diverse abonnees graag in discussie willen over de vraag of de omschrijvingen van bepaalde rubrieken wel kloppen, of de vlag wel de lading dekt. De suggestie werd gedaan om bijvoorbeeld in plaats van ‘Religieus leven’ de rubriek ‘meditatie’ te noemen. Wie de naam van de rubriek ‘Besturen’ niet kon plaatsen, heeft feitelijk gelijk. Tot aan het vorige nummer van het bulletin was het gebruikelijk om in die rubriek een bestuurder (m/v) te portretteren, de bestuurswisselingen te publiceren en soms nog een verklaring vanuit Rome op te nemen. Deze ingrediënten, zo meenden wij, zijn speciaal voor bestuursleden en oversten van belang. Wanneer er vaker ‘gewone’ religieuzen (niet-bestuursleden) aan het woord komen in het blad – en dat is het streven - zal die rubriek een andere naam moeten krijgen. Een lezer verzocht om een rubriek ‘reacties-ingezonden brieven’. Die suggestie kunnen we niet opvolgen, maar de redactie verneemt wel graag uw visie en is graag bereid van gedachten te wisselen over mogelijkheden om hieraan recht te doen.
Wat betreft het KNR-bulletin in de toekomst achtten sommige lezers het wenselijk om minder (uitvoerig) aandacht te besteden aan bijeenkomsten en vergaderingen of aan onderwerpen die elders ook al voldoende in de publiciteit zijn. Ook beklaagden sommigen zich over de (te) lange interviews. Daarentegen bleek men juist meer aandacht in het bulletin te willen voor onder andere: toekomstige bestuurbaarheid, religieus leven in verband met de afbouw, boekbesprekingen, internationalisering, acties/activiteiten, het contemplatieve leven, eigentijdse spiritualiteit en bezieling. Wat de vormgeving betreft bleken sommigen moeite te hebben met de leesbaarheid van het lichte blauw. Niet iedereen is blij met het afwijkende formaat van het blad – iets groter dan A-vier – maar het geeft de ruimte om met een grote leesbare letter toch nog voldoende witruimte te houden. Bovendien heeft de vormgeefster Simone Weijs met de marges rekening gehouden zodat de teksten gemakkelijk op A-vier te kopieren zijn. De verschijningsfrequentie – vijf maal per jaar – vinden de meeste respondenten prima, een enkeling vindt het te weinig, vijf personen vinden het te vaak. Velen van u zijn blij met het bulletin en schreven een aanmoediging in de trant van ga zo door! Dat doen we graag en daarbij blijven we proberen om het blad nog boeiender te maken.
k nr bu l let in 3 | 2008
47
Agenda
2008 REC TIFIC ATIE
13 september
De 20ste Nationale Vredesdag Religieuzen – met een feestelijk tintje – wordt gehouden in het Ds. Piersoncollege, ’s-Hertogenbosch. Het thema luidt: ‘Kunnen we nog wat we willen?’ Inleiding door feministisch theologe Mirjam Schuilenga, consulente Katholiek Centrum voor Maatschappelijk Activeringswerk Gelderland en auteur van het boek God in de marge.
25 september
Ontmoeting leden ‘kleine’ congregaties
2 oktober
Studiedag monialen
9 oktober
Platform Toekomst van Religieus Leven
22 oktober
Relatiedag PIN en religieuze instituten
23 oktober
Kleurrijk Religieus Leven
13 november
AV KNR
4 juni 2009 en 12 november 2009
48
k nr bu l let in 3 | 2008
2009
AV KNR