BULLETIN CULTUUR & SCHOOL #59 OKTOBER 2009
• De impact van één jaar Cultuurkaart • Ted Brandsen van Het Nationale Ballet over hoge en lage kunst • Cultuureducatie na het Actieplan Cultuurbereik • Leonardoscholen weten hoogbegaafden te prikkelen
2 Lees atern: ook het k l orischoo Montess t Dordrech rschool en Cultuu ts n u K • 1e t Dordrech ijs d ch On erw • Kosmis ijn rl e le e reerd g te ïn e G • cultuur kunst en
Een van de projecten in het kader van het kosmisch onderwijs van Montessorischool Dordrecht is Het dier met zijn huisje. Het project begon met een les over slakken. Daarna hebben de leerlingen een slak getekend en vervolgens mochten ze zelf een fantasiedier maken dat een huisje op zijn rug draagt.
Fatim Kassem, leerling van groep 3 over het project: “Ik vond het heel leuk dat we slakken gingen bekijken in de klas. De juf had allemaal slakken in een bak gezet. Ik vond het best moeilijk om zelf een dier met een huisje op zijn rug te maken. Het plakband erop doen was moeilijk. Ik luisterde goed hoe het moest, toen lukte het wel. Ik vind knutselen heel leuk. Thuis doe ik dat ook vaak.”
Colofon
3
4
Bulletin Cultuur & School oktober 2009, jaargang 12, nummer 59
Bulletin Cultuur & School wordt eens per twee maanden uitgegeven door Cultuurnetwerk Nederland op initiatief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kader van het programma Cultuur en School. Hoofdredactie Marthe Bauwens
7
Eindredactie Maaike Severijnen Als u teksten uit deze uitgave wilt overnemen, neem dan contact op met de redactie van Bulletin Cultuur & School. Redactiesecretariaat Cultuurnetwerk Nederland Postbus 61 3500 AB Utrecht T 030-2361 200 F 030-2361 290
[email protected]
pagina 4
Aan dit nummer werkten mee Bart Deuss, Anja Geldermans, Dieuwertje Komen, Jeroen de Leijer, Annette Lubbers, Jan-Pieter Maaijwee, Yolanthe van der Ree, Bea Ros, Anita Twaalfhoven. Nieuwe ideeën De redactie van Bulletin Cultuur & School wordt graag op de hoogte gehouden van ontwikkelingen in de culturele sector en in het onderwijs. Mocht u zelf een interessant onderwerp weten voor het blad, dan kunt u zich wenden tot de hoofdredacteur:
[email protected]
12
Ontwerp en opmaak Kummer & Herrman, Utrecht Druk Libertas, Bunnik pagina 10
BULLETIN CULTUUR & SCHOOL DIGITAAL Wilt u een artikel nalezen, reageren op een stelling of bijvoorbeeld zoeken op een bepaald onderwerp? Dat kan allemaal op: www.cultuurplein.nl/ bulletin
10
18
ISSN nummer 1387 - 6422 Gratis abonnement of adreswijziging www.cultuurplein.nl/bulletin Het programma Cultuur en School Cultuur en School wil de samenwerking tussen culturele instellingen en scholen op het gebied van cultuureducatie een flinke impuls geven. Cultuur en School beoogt • leerlingen in contact te brengen met verschillende cultuuruitingen; • scholen te stimuleren meer gebruik te maken van hun culturele omgeving; • cultuur ook een plaats te geven in andere vakken dan de kunstvakken, zoals in geschiedenis, techniek en de talen; • culturele instellingen te stimuleren hun aanbod beter af te stemmen op de behoeften uit het onderwijs.
Foto cover Leerlingen van het Keizer Karel College bezoeken het Cobra Museum (foto: Dieuwertje Komen).
21 23
pagina 18
Inhoud
HOOGBEGAAFDE LEERLING ONBEGRENSD CREATIEF EN ONVERMOEIBAAR In elke klas zit gemiddeld één hoogbegaafde leerling. Er komen nu steeds meer Leonardoscholen, waarin deze kinderen met een specifieke aanpak gestimuleerd worden. Kunst- en cultuureducatie krijgen veel ruimte in het programma van deze scholen. VERNIEUWEN MET EEN POTJE Begin 2009 droeg het Actieplan Cultuurbereik na acht jaar de fakkel over aan het Fonds voor Cultuurparticipatie. Bulletin Cultuur & School bekijkt of enkele van de cultuureducatieprojecten uit het Actieplan verankerd zijn en hoe er naar vernieuwing is gezocht. INTERVIEW MET TED BRANDSEN, ARTISTIEK LEIDER VAN HET NATIONALE BALLET “IK ZOU HET LIEFST ELK SEIZOEN ZO’N OUTREACH-PRODUCTIE DOEN” Ted Brandsen deed samen met Nita Liem van Don’t Hit Mama het community artproject Zwanenmeer Bijlmeer. “Voor ons is de confrontatie met een andere manier van werken en nadenken over dans buitengewoon belangrijk.” HOOFDARTIKEL DE IMPACT VAN ÉÉN JAAR CULTUURKAART De Cultuurkaart bestaat één jaar. Ondanks wat logistieke aanloopproblemen zijn de geluiden overwegend positief. Hoewel er ook nog winst te behalen valt. Jennet Sintenie van CJP: “Je ontkomt er gewoon niet meer aan om na te denken over de vraag welke visie je als school hebt op cultuureducatie.” UIT HET PROJECTLOKET VERS VERLEIDT LEERLINGEN OM ZELF GEDICHTEN TE SCHRIJVEN De doorsnee Nederlander waagt zich niet aan moderne poëzie. De School der Poëzie gebruikt in haar project Vers juist werk van hedendaagse dichters om leerlingen van het primair en voortgezet onderwijs te verleiden om zelf gedichten te lezen en te schrijven. DITJES EN DATJES ‘Weetjes’ voor en door de lezer OPINIE Welke rol zou de canon in het Nationaal Historisch Museum (NHM) moeten hebben en wat kan het NHM voor het geschiedenisonderwijs betekenen? In de rubriek Opinie een reactie hierop van enkele betrokkenen, waaronder Erik Schilp, directeur van het NHM en Jan van Oudheusden, docent geschiedenis op het Dr. Mollercollege in Waalwijk.
tekst: Yolanthe van der Ree
5
4
Hoogbegaafde leerling onbegrensd creatief en onvermoeibaar In elke klas zit gemiddeld één hoogbegaafde leerling. Leerlingen met een hoog leervermogen kunnen kampen met gedragsproblemen en sociaal geïsoleerd raken. Steeds vaker kiezen scholen daarom voor een specifieke aanpak. Van Plusklassen tot zelfs Leonardoscholen en nu ook Leonardocolleges. Kunst- en cultuureducatie krijgen veel ruimte in het programma van deze scholen. Hoogbegaafde kinderen blijken namelijk grenzeloos creatief en kunnen zo meer zelfvertrouwen ontwikkelen. ‘Het ontwikkelen en bewaken van het Leonardoconcept waarbinnen kinderen met een hoog leervermogen zich in een uitdagende leeromgeving zonder belemmeringen en in eigen tempo kunnen ontwikkelen’, luidt het doel van de Leonardostichting, die het initiatief nam tot de oprichting van de Leonardoscholen. In 2007 opende de eerste Leonardoschool voor primair onderwijs in Venlo haar deuren. Bij de start van het schooljaar 2009/ 2010 volgden al circa 1300 leerlingen Leonardoonderwijs op bijna 30 scholen. In 2010 komen er nog zo’n 40 scholen voor primair en ook voortgezet onderwijs bij. In sommige gemeenten overstijgt het aantal aanmeldingen de capaciteit.
THIRD LEVEL-BENADERING
Om tegemoet te komen aan alle aspecten van de ontwikkeling van de leerlingen, wordt binnen het
Leonardoproject in museum Van Bommel Van Dam in Venlo (foto: Nicole Abbenhuis).
Leonardoconcept veel aandacht besteed aan kunst, cultuur en sport. Het programma voor het muziekonderwijs op de Leonardoscholen is speciaal voor de doelgroep ontwikkeld door de Stichting Innovatie Muziek Educatie (StIMED). Frank Tellings van StIMED is nauw betrokken bij de oprichting en ontwikkeling van de Leonardoscholen en is verantwoordelijk voor het muziekcurriculum. Hij stelt dat muziekonderwijs voor hoogbegaafde kinderen anders vormgegeven moet worden dan in het regulier onderwijs gebruikelijk is. “De reguliere benadering is lineair. Je begint onderaan en werkt langzaam naar boven. Ofwel: je leert leerlingen eerst noten lezen, dan de noten te spelen op een instrument en helemaal aan het eind laat je ze een muziekstuk spelen. Voor hoogbegaafde kinderen werkt dat niet, die vervelen zich binnen de kortste keren helemaal suf.” Dat is ook de ervaring van Margret Hollands, al jaren vakleerkracht muziek in het regulier basisonderwijs en sinds een jaar ook op de Leonardoschool in Geleen. In het begin heeft ze geprobeerd met bestaande methodieken te werken op de Leonardoschool, maar daar werd ze “helemaal gek van”. “In het regulier onderwijs laat je leerlingen eerst een lied horen. Dan laat je het regel voor regel nog een keer horen, totdat leerlingen uiteindelijk het hele lied kunnen zingen. Op de Leonardoschool beginnen we juist aan het eind, bij het eindproduct, bij het muziekstuk of het lied.” Tellings: “Die muziek, dat eindproduct, laten we de leerlingen horen. Vervolgens stellen we vragen als: waarom is deze muziek zo gemaakt? Wat beoogt de componist hiermee? Welke sfeer wil hij of zij oproepen? Wat voel jij erbij? Dat noemen we de third levelbenadering die wij speciaal voor het Leonardoonderwijs hebben ontwikkeld. Met behulp van de
third level-analyse leren leerlingen welke waarden, criteria en functies een product tot een succes maken. Dan gaan we over op het second level en komen vragen aan de orde als: hoe is de componist te werk gegaan? Welke technische en muzikale middelen zijn ingezet om dit effect te bewerkstelligen? Hoe heeft hij spanning weten op te bouwen? Als leerlingen dan antwoorden dat hij dat doet door pauken te gebruiken, kun je als leerkracht vaststellen dat pauken dus blijkbaar spanning oproepen. Dat gegeven kunnen leerlingen vervolgens in andere situaties weer toepassen.” StIMED benadert muziek als communicatiemiddel en gaat ervan uit dat muziek altijd een functie heeft. Tellings: “In ons onderwijs leren leerlingen die functie ontdekken. We laten leerlingen bijvoorbeeld de functie benoemen die de muziek heeft in een reclamespotje van Nike sportschoenen. Kinderen voelen dan al snel de intentie van de sporter in de muziek en dat de muziek de slogan ‘prestatie loont altijd’ versterkt. De vragen naar het hoe en waarom zetten hen aan tot nader onderzoek. Uiteindelijk mondt dit uit in een opdracht om zelf een reclamespot te maken en daarbij ook de muziek te componeren.” Vakleerkracht Hollands merkt dat hoogbegaafde kinderen in deze werkwijze hun grenzeloze creativiteit kwijt kunnen. “Een doorsnee kind is na tien minuten een creatieve, associatief-denkenopdracht helemaal zat,
Hoogbegaafde kinderen zetten muziek onder een film (foto: Frank Telling).
“Voor hoogbegaafde kinderen werkt een lineaire benadering niet, die vervelen zich binnen de kortste keren helemaal suf.” Frank Tellings, Stichting Innovatie Muziek Educatie maar een hoogbegaafd kind raakt niet vermoeid. Dat gaat maar door en gaat maar door. Of het nu gaat om componeren, regisseren, filmscripts ontwikkelen: ze pakken het met het grootste gemak op en hun ideeën zijn onuitputtelijk.”
SAMENWERKING MET MUSEUM
Nicole Abbenhuis is vakleerkracht tekenen en werkte met hoogbegaafde kinderen tijdens het Leonardoproject in Museum van Bommel van Dam in Venlo. Drie schooljaren lang namen hoogbegaafde kinderen van verschillende basisscholen deel aan dit project dat de naam KunstCamper meekreeg en een initiatief was van Jan Hendrickx, de oprichter van de Leonardostichting, en Abbenhuis zelf. Zij benaderden het museum dat meteen enthousiast was. Tien woensdagen waren de leerlingen van 9 tot half 4 in het museum. Abbenhuis: “Het is fascinerend om te zien
6
In het kader van het Leonardoproject bezoeken kinderen een kunstenaar in zijn atelier (foto: Nicole Abbenhuis).
hoe creatief deze kinderen zijn. Ik liet voorbeelden van figuratieve kunst zien en vroeg de kinderen in het museum op zoek te gaan naar zo’n schilderij. Ik vroeg hen te onderzoeken wat het verschil is tussen de figuratieve en andere kunststromingen. Ze ontdekten heel snel en geheel op eigen kracht dat een figuratieve kunstenaar niet werkt volgens voorbeeld, maar een eigen interpretatie van de werkelijkheid geeft. Ook bij het bezoek aan kunstenaars dat we vervolgens aflegden, viel op hoe anders hoogbegaafde kinderen te werk gaan. Ik ben gewend dat kinderen vragen stellen als: wat is je lievelingskleur?, maar deze kinderen kwamen met vragen als: hoe werk je het liefst, abstract, realistisch of figuratief? Waarom maak je kunst en wat voel je daarbij?”
PERFECTIONISTISCH EN ONZEKER
De samenwerking met het museum was geweldig, vertelt Abbenhuis. “Ze hebben de ruimte ter beschikking gesteld en samen hebben we het programma gemaakt. Ook verzorgden ze de rondleidingen. Het werken in het museum bood echt veel meerwaarde. Toen de kinderen zelf aan de slag gingen met materiekunst konden ze eerst door het museum lopen om inspiratie op te doen. Vervolgens gingen ze aan het werk achter professionele ezels. Er ontstonden heel
“Een doorsnee kind is na tien minuten een creatieve, associatief-denkenopdracht helemaal zat, maar een hoogbegaafd kind raakt niet vermoeid.” Margret Hollands, vakleerkracht muziek op de Leonardoschool in Geleen
tekst: Annette Lubbers
7
grote werken waarvoor in de klas geen ruimte zou zijn. Het was zo mooi om te zien dat de kinderen het ook aandurfden om heel groot te werken. Het project werd afgesloten met een echte expositie in het museum. De organisatie was in handen van de kinderen zelf. Alles namen ze voor hun rekening: de inrichting, het lichtontwerp, de pr, de uitnodigingen, de catering, contacten met de pers, de muzikale omlijsting. Het was echt helemaal af.” Abbenhuis heeft ontdekt dat hoogbegaafde kinderen extreem perfectionistisch zijn en vaak heel onzeker. “Ze willen graag horen dat iets goed of fout is. Je moet ze duidelijk maken dat er in ons vak geen goed of fout bestaat. Je moet ze de ruimte geven om te experimenteren, te ervaren en beleven. Een opdracht om met de ogen dicht te schilderen doet het bijvoorbeeld erg goed. Tot hun verrassing komt er nog best iets aardigs op papier. Tot slot is het belangrijk dat deze kinderen leren trots te zijn op hun werk. Daarom werkte die expositie in Museum van Bommel van Dam zo goed.”
•
Shoot your shot # (foto: Ton Daams).
LEONARDOSCHOLEN
MEER INFORMATIE
Een Leonardoschool is geen zelfstandige school, maar in feite een dependance van een bestaande school met een eigen leerprogramma. Op Leonardoscholen kunnen kinderen aangemeld worden die hoogbegaafd zijn. De meest voorkomende omschrijving van hoogbegaafdheid stamt van Renzulli en houdt in: • hoge intellectuele capaciteiten (IQ hoger dan 130); • creativiteit in het bedenken van oplossingen; • doorzettingsvermogen om een taak te volbrengen.
• Stichting Leonardo Onderwijs Nederland T 077-3241 290 www.leonardostichting.nl • De Leonardoschool Sittard-Geleen maakt deel uit van basisschool De Driesprong in Geleen en is daar ook gehuisvest: www.bsdedriesprong.nl • Stichting Innovatie Muziek Educatie Frank Tellings www.stimed.nl • Nicole Abbenhuis www.n-n-n.eu
De kinderen van de Leonardoschool worden via een partnerschool ingeschreven. De partnerschool ontvangt van het rijk per leerling een lumpsumvergoeding. Dit bedrag vormt de basisbekostiging van het Leonardo-onderwijs. Schoolbesturen die serieus willen onderzoeken of zij met Leonardoonderwijs kunnen starten, tekenen een intentieverklaring en worden begeleid door de Leonardostichting. Scholen starten als Leonardoschool of Leonardocollege in oprichting en krijgen drie jaar de tijd om te voldoen aan alle kwaliteitseisen. Jaarlijks evalueert de Leonardostichting de voortgang middels een schriftelijke evaluatie. In het voortgezet onderwijs ontstaan op dit moment ook Leonardocolleges. Ook daar is veel aandacht voor kunst- en cultuureducatie.
Vernieuwen met een potje In acht jaar tijd (2000-2008) zorgde het Actieplan Cultuurbereik ervoor dat met 27 miljoen euro in 12 provincies en 30 gemeenten in Nederland honderden projecten konden plaatsvinden. Voor duizenden mensen kwam cultuur zo tot leven: op school, in het buurthuis, op festivals en in theaters. Na acht jaar hield het Actieplan op. Vanuit de gedachte: ‘onderzoek alles en behoud het goede’, beschreven journalisten van regionale dagbladen 16 projecten. Bulletin Cultuur & School bekijkt of de cultuureducatieprojecten uit het boek verankerd zijn en hoe er naar vernieuwing is gezocht.
Het boek Het is om de hoek geeft een indruk van wat het Actieplan in die jaren heeft bereikt. Begin 2009 droeg het Actieplan de fakkel over aan het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP). In de Cultuurparticipatieprogramma’s van gemeentes en provincies zijn vernieuwing en verankering nu belangrijke thema’s. In Emmen ontwierp kunst- en cultuurcoördinator Monica Smeets een doorgaande leerlijn cultuureducatie voor leerlingen van het praktijkonderwijs, een leerlingengroep die door de bank genomen wat minder vanzelfsprekend met cultuur in aanraking komt dan leerlingen van andere onderwijstypen. Het plan van Smeets werd gehonoreerd door het Actieplan. Sinds het schooljaar 2006/2007 leren 315 leerlingen jaarlijks over kunst en cultuur. Al is het wennen, het bevalt ze wel. “Vroeger lette ik nooit op de beelden in de stad. Nu doe ik dat wel”, zegt Josefien nadat een kunstenares haar en haar klasgenoten mee had genomen op een ‘beeldentocht’ door Emmen. Waarna ze zichzelf in de klas ook even mochten wagen aan het beeldhouwerschap. “Wat het leerlingen uiteindelijk oplevert, valt moeilijk vast te stellen”, zegt Smeets. “We hebben het niet over kinderen die na afloop spontaan vertellen wat ze allemaal hebben geleerd en wat ze later daarmee
8
9
“We vonden het belangrijk om flexibel geld te hebben en daarmee succesvolle initiatieven te kunnen honoreren.” Patrick Vlegels van de gemeente Haarlem
Bezoek aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork (foto: Praktijkschool Emmen).
willen gaan doen. Als docent moet je het hebben van andere reacties: de vrolijke stemming onder elkaar of de stilte in de bus terug naar huis na een bezoek aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork.” Smeets heeft een handboek ontwikkeld zodat haar leerlijn overdraagbaar is naar andere scholen. In het nieuwe Cultuurparticipatieprogramma van Emmen wordt het project opnieuw gefinancierd. Frans Meerhoff, van de afdeling beleidsvoorbereiding van de gemeente, licht het besluit toe. “We vinden het meten van cultuurparticipatie belangrijk. We willen verder gaan dan alleen het verzamelen van kwantitatieve gegevens. De provincie betaalt ook mee, omdat ze deze methode straks ook wil gaan gebruiken, net als de 11 andere gemeenten die aan het Cultuurparticipatieprogramma van de provincie deelnemen.” Het nieuwe fonds vraagt gemeenten en provincies ook expliciet om monitoring en gegevens over de ‘resultaten’ van hun projecten. Door in dit langlopend project te investeren, investeert Emmen niet alleen in cultuureducatie maar ook in vernieuwing, namelijk die van de meetmethodiek.
“Vroeger lette ik nooit op de beelden in de stad. Nu doe ik dat wel.” Josefien, leerling van de Praktijkschool Emmen
PIONIEREN
“Het was magisch”, zegt deelnemer Katia Truijen over de vertoning van haar film op het grote doek van de filmzaal in de Toneelschuur in Haarlem. Ze had met de film Alice de eerste prijs gewonnen van het Shoot your shot #-project van de Toneelschuur, een theater en filmhuis in Haarlem. Samen met haar vriendin Sofie bedacht ze een film over het thema Lust. “Met één woord als thema en twee workshops Video maken, kreeg je de mogelijkheid om te filmen wat je wilde.” Een mogelijkheid die hen vleugels gaf. Shoot your shot # en Starring # zijn activiteiten van de Toneelschuur waarmee de instelling jongeren probeert te bereiken. Met die ambitie heeft deze instelling veel gepionierd. Het is het eerste theater dat jongerenambassadeurs inschakelde die op scholen en aan leeftijdgenoten vertelden over de activiteiten van de Toneelschuur. Maar jongeren bleken meer te willen dan voorstellingen bezoeken. Zo ontstonden deze twee projecten waarin jongeren, onder leiding van professionals, zelf films maken of een toneelstuk opvoeren. Via deze weg wist de Toneelschuur niet alleen een grote schare jongeren aan zich te binden, maar zelfs ook al meerdere jongeren de weg naar professionele kunsten te wijzen.
SUCCESFACTOREN
De gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland bekostigden Starring # en Shoot your shot # uit het Actieplan Cultuurbereik. Nu worden de projecten
verankerd, doordat de gemeente zijn reguliere subsidie aan de Toneelschuur heeft opgehoogd. Het totale budget voor de twee projecten is, met het wegvallen van het geld uit het Actieplan, wel wat afgenomen waardoor er dit jaar nog maar één editie van Starring # is. Sinds de start in 2001 is het project dit jaar toe aan de 13e editie. De gemeente Haarlem gebruikt het geld uit het Cultuurparticipatieprogramma nu om het flexibele budget voor cultuur op te hogen, met name voor projecten op het gebied van amateurkunst, cultuureducatie en volkscultuur, de drie pijlers van het FCP. “We wilden nu niet teveel overhoop halen in de organisatie van het culturele leven van Haarlem”, zegt Patrick Vlegels van de afdeling economie en cultuur van de gemeente Haarlem. “We vonden het belangrijk om flexibel geld te hebben en daarmee succesvolle initiatieven te kunnen honoreren. Zo willen we bijvoorbeeld een scout aanstellen die de wijken ingaat en daar waardevolle initiatieven boven water haalt.” Ook wil Vlegels dit flexibele budget inzetten voor de verbinding tussen amateurs en professionele kunstenaars. “Een succes dat in de projecten Starring # en Shoot your shot # van de Toneelschuur aan het licht kwam.” Heleen van Ham, educatief medewerker van de Toneelschuur, richt zich met de nieuwe activiteiten vooral op de verdieping van de ervaring, opgedaan bij de eerdere edities van de projecten. De komst van de Cultuurkaart en de constante feedback van ambassadeurs maken dat de Toneelschuur het aanbod steeds kan vernieuwen en het vaak in losse workshops vervat. Willen jongeren hun acts presenteren bij de finale van de filmcompetitie van Shoot your shot #? Dat kan. Wil een school dat ze een culturele dag voor hen organiseren, met een film, een workshop? Ook dat vind de Toneelschuur de moeite van het proberen waard. Van Ham: ”Laatst hebben we een meet and greet georganiseerd na de vertoning van de film Het leven uit een dag. Een van onze ambassadeurs speelt daarin. Met hem en de andere acteurs hebben we dit toen georganiseerd. De opkomst was groot. Het leuke met dit soort activiteiten is dat niet alleen wij trots zijn, maar zij ook!”
VERANKEREN EN VERNIEUWEN
In de sterkte-zwakteanalyses van gemeenten en provincies, die de basis vormden van hun Cultuurparticipatieprogramma’s, refereren ze regelmatig aan de verankering van de projecten uit het Actieplan Cultuurbereik 2004-2008, bijvoorbeeld door het, zoals in Haarlem, in de reguliere begroting op te nemen. Voor
vernieuwing wordt in 75% van de programma’s geld vrijgemaakt, in de meeste gevallen voor ‘een potje’ om vernieuwende initiatieven van burgers, kunstenaars, amateurs, scouts, scholen of instellingen te kunnen honoreren. Het gaat dan om het bereiken van nieuwe doelgroepen of experimenten met nieuwe werkwijzen of methoden zoals in Emmen. Uit een scan van alle Cultuurparticipatieprogramma’s van deelnemende gemeenten en provincies blijkt dat nog niet alle deelnemers ideeën hebben over de verankering van projecten die nog moeten starten of net gestart zijn in het kader van de Cultuurparticipatieprogramma’s 2009-2012. Met de extra aandacht voor verankeren wil het fonds stimuleren dat daar zo vroeg mogelijk over wordt nagedacht, door iedereen.
•
ACTIEPLAN CULTUURBEREIK In het Actieplan Cultuurbereik matchten Rijk, provincies en gemeenten hun bijdragen aan projecten. Tezamen bedroeg dat 27 miljoen euro. Die matching vind ook weer plaats bij de Cultuurparticipatieprogramma’s van provincies en gemeenten: een regeling die nu door het Fonds voor Cultuurparticipatie wordt uitgevoerd en in totaal een kleine 30 miljoen euro genereert voor cultuurparticipatie.
MEER INFORMATIE • Praktijkschool Emmen Monica Smeets www.praktijkschool-emmen.nl • Gemeente Emmen Frans Meerhoff
[email protected]. www.emmen.nl Meerhoff heeft ook informatie over de onderzoeksmethode SROI (Social return on Investment). • Toneelschuur Heleen van Ham www.toneelschuur.nl • Gemeente Haarlem Patrick Vlegels
[email protected] www.haarlem.nl • Fonds voor Cultuurparticipatie www.cultuurparticipatie.nl PUBLICATIES • Het is om de hoek, een boek over (de reacties op) acht jaar Actieplan Cultuurbereikprojecten, samengesteld door Annette Lubbers. Downloaden: www.cultuurparticipatie.nl/ documenten Bestellen: T 0800 – 8051 Kosten: €25,• Analyse werkplannen provincies en gemeenten 2009-2012 gemaakt door Cultuurnetwerk Nederland. Downloaden: www.cultuurparticipatie.nl/ documenten • Advies van de Raad voor Cultuur over het Fonds voor Cultuurparticipatie. Downloaden: www.raadvoorcultuur.nl
tekst: Bart Deuss
10
Interview
11
kunst en klassieke muziek in een isolement te raken. Dat is volgens mij voor beide partijen zonde. De groep van Nita Liem heeft ruime ervaring op plekken waar de gevestigde orde niet zichtbaar is. Maar behalve dat ze een verbinding maken tussen verschillende bevolkingsgroepen integreren ze ook low-culture met mainstream en maken daar iets nieuws mee. Met medeneming van de oorsprong van die streetdancecultuur. Ik was benieuwd naar de impulsen die dat kon opleveren.”
Je haalt met zo’n project het contrast tussen ‘hoge’ kunst en dans van de straat binnen. Wat heeft jullie gezelschap daar aan? “Voor ons is de confrontatie met een andere manier van werken en nadenken over dans buitengewoon belangrijk. Het is goed voor de nieuwe generatie van onze dansers. Jammer genoeg heeft de tweede productie bij ons niet de centrale plek ingenomen waarop ik had gehoopt.”
Wat voor beeld krijg je door dit soort werk van dat potentiële, nieuwe publiek? “Die jonge mensen zijn helemaal niet allemaal geïnteresseerd in ballet of streetdance. Dat gaat niet alleen om culturele verschillen, maar ook over of ze uit zichzelf iets willen. Nita Liem wist die jongeren uit de Bijlmer (uit het pilotproject in 2006, BD) uiteindelijk samen met onze dansers in een speelse, open houding op de vloer te krijgen. Toen bleken ze meer gemeenschappelijk te hebben dan ze van tevoren dachten.”
Een dergelijk intensief project kun je er niet in de zijlijn bij doen, merkten jullie. Van de vier betrokken balletdansers kwamen er maar twee uit het eigen gezelschap. “Behalve die twee heeft Rubi Pronk wel lang bij ons gedanst. Hij danste in het eerste Zwanenmeer Bijlmermeer en had interesse in het vervolg, dus vroegen we hem weer. Het hele gezelschap zodanig veranderen dat ze dit soort dingen aan kunnen, is niet zomaar mogelijk. Onze eerste opdracht is vooral om goed ballet te maken.”
Die combinatie weerspiegelt zich ook in het publiek? “Ja, het is een voor ons doen bijzonder gemengd publiek dat bestaat uit oma’s, meisjes met feeënrokjes, en streetwise gasten.”
Zwanenmeer Bijlmermeer II (foto: Jean van Lingen).
Ted Brandsen, artistiek leider van Het Nationale Ballet
“Ik zou het liefst elk seizoen zo’n outreach-productie doen” Op uitnodiging van artistiek leider Ted Brandsen van Het Nationale Ballet deed artistiek leider Nita Liem van Don’t Hit Mama in 2006 het community art-project Zwanenmeer Bijlmermeer met scholieren uit de Bijlmer en vier balletdansers. Beide partijen besloten tot een vervolg. Op een bijna klassiek te noemen clash tussen representanten van hoge en lage kunst kwam veel én een uiterst divers publiek af.
Waarop is het succes van Zwanenmeer Bijlmermeer gebaseerd? “Het bij elkaar brengen van amateurs, jongeren, semiprofessionals en professionals, dat is geen gebruikelijke gang van zaken. Evenals de samenwerking tussen zo’n grote kunstinstelling en een kleine club. Bovendien leverde het iets op dat ontzettend tot ieders verbeelding sprak. In beide projecten kwam een soort energie vrij die bijzonder veel enthousiasme losmaakt. Ik denk dat er een grote interesse bestaat in de ontmoeting tussen die twee polen. En de titel, die hielp natuurlijk ook.” Jullie zijn op zoek naar een ander dan het traditionele balletpubliek. Waarom, en waarom dan met Don’t Hit Mama? Een groeiende groep van jonge Amsterdammers heeft geen binding met klassieke kunstvormen die al honderden jaren gelden als hoogstaand binnen de westerse cultuur. Daardoor dreigen ballet, theater, beeldende
Interview
Op het vervolg, de voorstelling Zwanenmeer Bijlmermeer II was niet alleen maar lof. De pers was zelfs behoorlijk kritisch. “Het meer traditionele kunstencircuit reageerde niet altijd zo positief in tegenstelling tot het jongere en minder in de kunsten ingevoerde publiek en mensen die met een andere blik keken.”
Voor een zo breed mogelijk publiek. “Als we het geld ervoor hadden zou ik het liefst elk seizoen zo’n outreach-productie doen, met een eigen groep daarvoor geschikte dansers. En we moeten het beeld van de balletdanser bijstellen. Dansers en choreografen zijn ook gewone mensen, overigens wel met een bijzonder vak. De betekenis van kunst en cultuur in onze samenleving, als absolute waarde en als bindmiddel: die slaat op iedereen, net zo goed ook op de streetdancegroep die eens per week in Amsterdam Zuidoost bij elkaar komt.”
•
Wat vond jij als kijker? “Streven was nu om iets neer te zetten dat meer op danstechnische en artistieke inhoud was gericht. Dat is niet helemaal uit de verf gekomen. Kijken naar een voorstelling die niet perfect was maar wel een onweerstaanbare uitstraling had, waar rafelrandjes aan zaten, was voor mij een goede oefening. Wij zijn gewend om hoogwaardige producten te maken die altijd helemaal af en gepolijst moeten zijn.” De werkwijze van Nita Liem viel deze keer zwaar bij de balletdansers. Wat speelde er, behalve het verlies van de onbevangenheid van de eerste keer? En wat merkte het publiek daarvan? “De balletdansers wilden technisch worden gepusht, maar Nita Liem sprak ze heel anders aan. Werken zonder dat je precies weet waar je uit zult komen, dat is voor hen moeilijk. Er was veel onderling onbegrip, verschil van invalshoek en taalgebruik, denk ik. De bijzondere energie op toneel heeft uiteindelijk ook te maken met dat het een beetje schuurt. De twee culturen die bij elkaar komen, de manieren van werken en de combinatie van twee totaal verschillende instellingen, met hun uiteenlopende dansvormen. Dat voel je ook in de zaal.”
ZWANENMEER BIJLMERMEER Vorig seizoen bracht Het Nationale Ballet samen met danstheater Don’t Hit Mama Zwanenmeer Bijlmermeer II uit. Het Kunstenaarscollectief het 5eKwartier verzorgde samen met de educatieve afdeling van Het Nationale Ballet een uitvoerig educatief programma. De ontmoeting tussen streetdance en ballet trok volle zalen. In 2006 voerden Het Nationale Ballet en Don’t Hit Mama al een pilotversie uit. In beide versies speelde het contrast tussen deze boegbeelden van hoge en lage kunst een indringende rol.
MEER INFORMATIE • www.zwanenmeerbijlmermeer.nl • Het Nationale Ballet Ted Brandsen www.het-nationale-ballet.nl • Don’t Hit Mama Nita Liem www.donthitmama.nl • www.5ekwartier.nl
fotografie: X
12
Hoofdartikel
tekst: Anita Twaalfhoven
13
Hoofdartikel
De impact van één jaar Cultuurkaart Met de Cultuurkaart is sinds vorig schooljaar voor iedere leerling in het voortgezet onderwijs 15 euro per jaar beschikbaar. CKVleerlingen krijgen er van het VSBfonds nog een tientje bij. Daarnaast fungeert de kaart als kortingspas bij de kassa’s van theaters, musea of filmhuizen. Van de brugklas tot de eindexamenklas is er dus meer geld beschikbaar voor alle mogelijke culturele activiteiten. Dat vraagt om een omslag in het denken over cultuureducatie. Welke kansen zien scholen en culturele instellingen en welke knelpunten moeten zij overwinnen? “In het afgelopen schooljaar is langzaam doorgedrongen welke impact de invoering van de Cultuurkaart heeft voor scholen en culturele instellingen”, vertelt Jennet Sintenie van CJP. “Het ruime budget voor cultuureducatie, 16 miljoen euro in totaal, is met open armen ontvangen. Maar het vraagt ook meer regelwerk om het tot een succes te maken. Bij de CKV-bonnen ging het alleen om de bovenbouw, de Cultuurkaart is er nu voor alle leerjaren.” Culturele instellingen realiseren zich nu langzamerhand dat er een ruim driemaal grotere doelgroep voor de deuren staat die ook vraagt om een aanbod voor de onderbouw. Sintenie: “Bovendien is de kaart er niet alleen voor de kunstvakken, ook de docent biologie of natuurkunde kan het geld gebruiken om met leerlingen naar een museum als NEMO of Naturalis gaan. Scholen merken dat ze met een veel breder docententeam een goede taakverdeling moeten maken en afspreken wie waar verantwoordelijk voor is.” De scholen kiezen zelf welk deel van het tegoed ze willen besteden voor collectieve activiteiten en welk deel voor individueel gebruik door de leerlingen. “Maar eerst moet minimaal 75% van de leerlingen de Cultuurkaart activeren, anders wordt het budget niet vrijgegeven. Het draagvlak voor cultuureducatie moet zich dus flink gaan verbreden op school”, zegt Sintenie. Alexandra Noorman-de Clercq, beleidsmedewerker
“De kaart is er niet alleen voor de kunstvakken, ook de docent biologie of natuurkunde kan het geld gebruiken om met leerlingen naar een museum als NEMO of Naturalis gaan.” Leerlingen van het Keizer Karel College werken aan een lesbrief in het Cobra Museum (foto: Dieuwertje Komen).
Jennet Sintenie, CJP
Cultuur en School bij het ministerie van OCW, is tevreden over de introductie van de Cultuurkaart door CJP en de ontvangst ervan in het veld. “Je merkt dat er al ervaring is opgedaan met de CKV-bonnen, maar nu is het de veel grotere doelgroep van 940.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs. De leerlingen snappen meteen hoe zo’n kaart werkt en ruim 80% heeft de kaart inmiddels geactiveerd. Ze zijn enthousiast over de kortingen die ze kunnen krijgen als ze zelf op stap gaan.” Ziet zij ook knelpunten? “Bij de culturele instellingen kan er nog meer actie komen”, vindt zij. “Het meeste geld is tot nu toe besteed bij theaters en theatergezelschappen. Als ze zelf op pad gaan, kiezen leerlingen meestal voor de bioscoop, maar ook theaters zijn populair bij hen. Minder geld is nog uitgegeven bij musea, terwijl de Cultuurkaart ook voor hen nieuwe kansen biedt.” Hoe gaat het op de scholen? “Het hapert nog aan de taakuren die docenten krijgen voor een gedegen plan van aanpak. Terwijl het nu écht nodig is dat zij schoolbreed gaan samenwerken om samen een inhoudelijke lijn in de activiteiten aan te brengen. De komst van de Cultuurkaart is hét moment is om een kwaliteitsslag te gaan maken in de cultuureducatie.”
ONDER HET BED
Op de scholen lijkt men, na de nodige opstartproblemen, de logistiek steeds beter onder de knie te krijgen. Joep Mes, docent klassieke talen en cultuurcoördinator bij het Canisius College in Nijmegen, vond het in het begin niet gemakkelijk de leerlingen in actie te krijgen: “Sommigen kregen hun kaart mee naar huis en deden er vervolgens niets mee. Daarom activeren we de kaarten nu gezamenlijk per klas in de computerlokalen. Anderen vergaten hun kaart mee te nemen naar een kunstbezoek, maar als ik nu van tevoren benadruk dat ze het dan zelf moeten betalen, letten ze beter op.” Cultuurcoördinator Jan Beerten, van het Rembrandt
14
Hoofdartikel
15
we de bestaande activiteiten rond de diverse kunstdisciplines sterker met elkaar willen verbinden. Er is dus meer ruimte voor verdieping van de bestaande activiteiten.” Beerten van het Rembrandt College heeft een tip voor de taakverdeling op school: “De logistieke en administratieve taken moeten terecht komen bij het onderwijsondersteunend personeel, zodat de kunstcoördinatoren de handen vrij hebben voor de inhoudelijke kant en het enthousiasmeren van de leerlingen.” “Ik wil het geld gebruiken om op school meer draagvlak te creëren”, vervolgt hij. Hij denkt aan het instellen van een ‘cultuursubsidiepot’: “Ouders, leerlingen en docenten van alle schoolvakken mogen dan aanvragen doen voor workshops, gastlessen, werkweken of culturele reisjes. Als dat goed werkt, hoop ik dat ons cultuuraanbod zich verder uitbreidt naar de reguliere schoolvakken.”
COBRA MET DE CULTUURKAART
Rondleiding voor leerlingen in het restauratieatelier van het Bonnefantenmusem (foto: Harry Heuts).
College in Veenendaal, heeft vergelijkbare ervaringen. “De extra 10 euro voor CKV-leerlingen van het VSBfonds, die het afgelopen schooljaar alleen individueel besteed mocht worden, is slechts door veertien leerlingen opgemaakt. Bij de rest van hen lag de kaart ergens thuis onder hun bed of op hun bureau.” Dit schooljaar mag het geld van het VSBfonds ook collectief worden gebruikt. De school kiest er nu voor om meer dan 98% van het totale budget collectief te besteden: “We hebben als Cultuurprofielschool sowieso de traditie om bestedingen collectief te doen, omdat we dan meer invloed hebben op het niveau en de kwaliteit van de activiteiten.” Op de school van CKV-docent Collin de Bruin, het Goois Lyceum in Bussum, gaat de logistiek vlekkeloos: “Ik heb per klas zelf de kaarten uitgedeeld en ze meteen door de leerlingen laten activeren.” Ze besteden de helft collectief en de andere helft individueel. “Dat is een mooi evenwicht.” Bij de culturele instellingen zag hij nog opstart-
“We hebben zelfs geld over, want je kunt niet eindeloos activiteiten organiseren.” Joep Mes, docent klassieke talen en cultuurcoördinator bij het Canisius College in Nijmegen
problemen. “De grote musea zijn al aan de Cultuurkaart gewend. Maar bij het filmhuis in de buurt kon ik niet betalen met de Cultuurkaart, al kregen we wel korting op vertoon van de kaart. Sommige andere instellingen zijn wel als cultuurkaartparticipant aangesloten bij het CJP, maar snappen toch nog niet hoe het werkt.” De drie docenten zijn enthousiast over het extra geoormerkte geld voor kunst en cultuur voor alle leerlingen. Mes van het Canisius College: “Er is nu veel meer geld: voor een schrijver op school, videoworkshops en workshops theatersport, een voorstelling van dansgroep ISH of een educatief programma rond de Reisopera. Ook zijn we bijvoorbeeld met de Engelse les naar Engelstalig toneel gegaan.” Ze verzucht: “We hebben zelfs geld over, want je kunt niet eindeloos activiteiten organiseren, er is ook nog gewoon school. In de toekomst gaan we ook de andere schoolvakken er intensiever bij betrekken, zodat daar ook geld gespendeerd wordt.” Ook De Bruin van het Goois Lyceum merkt duidelijk het verschil. Zijn school is sowieso erg actief, met een scala aan culturele activiteiten, variërend van workshops op school en groots opgezette schoolmusicals tot museumbezoek of het maken van films. “Mijn school wil zich ontwikkelen tot cultuurprofielschool. De extra middelen van de Cultuurkaart maken dit traject eindelijk bereikbaar voor ons. We starten met een cultuurklas, waarin
Lieke Fijen, verantwoordelijk voor de pr en educatie van het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen merkt dat scholen steeds meer gebruik maken van de Cultuurkaart. “Maar veel scholen gebruikten de kaart afgelopen schooljaar pas laat”, merkte zij, “bij ons voor het eerst in maart.” Individuele leerlingen ziet zij nog nauwelijks komen met hun Cultuurkaart: “Dat is jammer, met onze exposities willen we jongeren juist uitdagen om zelfstandig op zoek te gaan en een eigen mening te vormen over kunst.” Het museum, met werk van Cobrakunstenaars als Karel Appel, Corneille of Constant, brengt exposities als Cobra Family voor alle leeftijden of Gewoon anders! over seksuele diversiteit. Daarin zijn ook vaak films te zien en er wordt een link gelegd met muziek en literatuur. “Ook in de combinaties met schoolvakken als geschiedenis of maatschappijleer zoeken we een ingang naar de leefwereld van jongeren. Net als tieners waren de Cobrakunstenaars eigenzinnig, experimenteel en wars van tradities. Die vrije visie op de wereld wilden ze in de periode na de Tweede Wereldoorlog delen met hun publiek. Zo begrijpen jongeren hoe destijds de democratiseringsbeweging op gang kwam.” “Onze museumdocenten spreken elke leeftijdsgroep op hun niveau aan en er zijn allerlei opdrachten waarmee leerlingen aan de slag kunnen. Soms werken we samen
“De logistieke en administratieve taken moeten terechtkomen bij het onderwijsondersteunend personeel. Zodat de kunstcoördinatoren de handen vrij hebben voor de inhoudelijke kant.” Jan Beerten, cultuurcoördinator van het Rembrandt College in Veenendaal
Hoofdartikel
met Tumult, een uitgever van CKV-lesmateriaal. Zoals voor het lespakket bij Gewoon Anders!, dat het thema seksuele diversiteit in de kunst naar de belevingswereld van jongeren van vmbo tot vwo vertaalt.” Als een van de weinige bioscopen doet Pathé Groningen aan filmeducatie, waardoor leerlingen met de Cultuurkaart in schoolverband naar de bioscoop komen. Educatiemedewerker Hans Unger vertelt: “We brengen lijsten met films, die een relatie hebben met onderwerpen die ook in het onderwijs aan de orde komen, onder de aandacht. Zoals de nieuwe film van Franny Armstrong, The Age of Stupid, over de milieuproblematiek in de wereld. Zo’n actueel onderwerp wordt dan in de klas behandeld en vervolgens bezoekt de docent met de leerlingen de film.” Hij vertelt dat deze aanpak leerlingen van alle leeftijden naar de bioscoop brengt. Hoe zit het met het bezoek van individuele leerlingen? “Die betalen ook steeds vaker met hun Cultuurkaart”, zegt hij. “Met CKV-bonnen zag je ze nauwelijks bij de kassa. Een bonnetje raken ze al snel kwijt, terwijl de Cultuurkaart precies in je portemonnee past. Ik merk echt dat de drempel erdoor is verlaagd: ze komen makkelijker en sneller, zowel alleen als in schoolverband.” Chantal Thomassen, educatiemedewerker bij het Bonnefantenmuseum in Maastricht heeft nog niet gemerkt dat de schoolbezoeken zijn toegenomen door de Cultuurkaart. Maar het ziet ernaar uit dat dit gaat veranderen. “Met alle middelbare scholen in Maastricht en omgeving is nu een convenant afgesloten, met de afspraak om structureel samen te werken. De extra gelden van de Cultuurkaart hebben de laatste scholen over de drempel getrokken. De schooldirectie koopt met dit geld voor alle leerlingen een jaarkaart van ons museum, voor de helft van de prijs van een entreekaartje. In overleg met de kunstcoördinator verzorgen we dan een programma op maat, liefst voor alle leerjaren. Ook is een traject mogelijk waarbij leerlingen eerst zelfstandig het museum bezoeken, thuis een opdracht voorbereiden en die vervolgens later in onze museumles presenteren. Het Bonnefantenmuseum wil iedereen op school bij de cultuureducatie betrekken. “Met bijscholingen voor docenten, de organisatie van een personeelsfeest in het museumgebouw en het aanbieden van ons museum als vergaderlocatie voor schoolbesturen.”
LIEFDEWERK, OUD PAPIER
De Cultuurkaart vraagt een omslag in het denken over cultuureducatie. “De taken zijn veel omvangrijker geworden en het gaat nu ook om de onderbouwleerlingen en docenten van reguliere schoolvakken”, benadrukt Sintenie van CJP. “Een schoolteam moet er dus echt voor gaan zitten om samen een cultuurbeleidsplan te maken. Ze moeten een draagvlak creëren en de docenten er schoolbreed bij betrekken. Je ontkomt er gewoon niet meer aan om na te denken over de vraag welke visie je als school op cultuureducatie hebt en hoe je een doorlopende leerlijn aanbrengt in al die activiteiten.”
16
“Je ontkomt er niet meer aan om na te denken over welke visie je als school op cultuureducatie hebt en hoe je een doorlopende leerlijn aanbrengt in al die activiteiten.” Jennet Sintenie van CJP “Net zoals bij de invoering van het vak CKV, zie je vaak dat bevlogen docenten hun vrije tijd hierin steken”, vervolgt zij. “Maar nu is het extra belangrijk dat de schooldirecties extra taakuren gaan geven.” Beerten vult aan: “Het is geweldig dat we als school geoormerkt geld krijgen voor kunst en cultuur van de overheid. Maar het is ook van belang dat er meer tijd, geld en inhoudelijke ondersteuning komt voor de kunstcoördinatoren. Anders is het ‘liefdewerk, oud papier’.” Waar kunnen scholen terecht voor ondersteuning? “De begeleiding van de scholen is nog niet zo gestructureerd als in het primair onderwijs, waar docenten bijvoorbeeld de cursus Interne Cultuurcoördinator kunnen volgen”, zegt Sintenie. “Met CJP-medewerkers hebben we daarom een rondje gemaakt langs de instellingen voor kunst en cultuur in het land. Sommigen van hen hebben bij de introductie voorlichtingsbijeenkomsten over de Cultuurkaart georganiseerd. Maar scholen kunnen ook kijken of ze collectief geld kunnen gebruiken voor advies op maat bij zo’n instelling.” Tot slot kunnen koepelorganisaties als het Bureau Promotie Podiumkunsten, de Nederlandse Museumvereniging of Erfgoed Nederland de taak oppakken om culturele instellingen te adviseren. Floriëlle Rupert van Erfgoed Nederland heeft hier bijvoorbeeld al contact over gehad met CJP. “Wij zijn al een tijdje bezig met een plan van aanpak om de Cultuurkaart goed te positioneren in het erfgoedveld”, vertelt zij. “Ik zie het als een uitdaging voor erfgoedinstellingen om hier met een gevarieerd aanbod effectief op in te spelen.”
•
Hoofdartikel
17
MEER INFORMATIE • CJP Jennet Sintenie T 020-5210 220
[email protected] www.cjp.nl • Ministerie van OCW Directie Kunsten/Cultuurbereik Alexandra Noorman-de Clercq T 070-4122 425
[email protected] • Cobra Museum voor Moderne Kunst Lieke Fijen T 020-5475 050
[email protected] www.cobra-museum.nl • Pathé Groningen Hans Unger
[email protected] • Bonnefantenmuseum Chantal Thomassen T 043-3290 190 www.bonnefanten.nl • Erfgoed Nederland Floriëlle Ruepert T 020-7167 350
[email protected] www.erfgoednederland.nl EERDER VERSCHENEN OVER DIT ONDERWERP IN HET BULLETIN CULTUUR & SCHOOL: Nummer 52, mei 2008: De Cultuurkaart ontrafeld Downloaden: www.cultuurplein.nl/bulletin/ bulletinpdf
CIJFERS OVER DE CULTUURKAART Met de Cultuurkaart is bijna 16 miljoen euro beschikbaar gekomen voor cultuureducatie in het voortgezet onderwijs. Scholen beslissen zelf welk deel van het geld ze collectief of individueel willen besteden. Verder kan een school één kortingspas per klas voor docenten aanvragen. Voor een beperkt aantal docenten kan een persoonlijk budget van 15 euro worden aangevraagd: maximaal 12 per vestiging. Het geld is jaarlijks vanaf 1 november beschikbaar en moet vóór 1 november van het jaar daarop zijn uitgegeven. Het resterende bedrag vervalt daarna. Gemiddeld is er halverwege september iets meer dan 57% van het beschikbare Cultuurkaarttegoed besteed. De scholen in Flevoland besteedden samen met een percentage van 63% het meeste, gevolgd door de scholen in NoordHolland, Gelderland en Drenthe die gemiddeld 62% besteed hebben. Groningen, Limburg en ZuidHolland blijven achter met respectievelijk 51%, 52% en 54%. De centra voor de kunsten en de theaters profiteren het meest van de
Cultuurkaart (18% en 15% van het totaal bestede tegoed). Ook gezelschappen, steunpunten en musea inden behoorlijke bedragen. In totaal kwam er tot half september meer dan 7 miljoen bij de culturele instellingen terecht. De leerlingen besteedden het individuele tegoed het liefst bij de bioscoop, maar ze gingen ook veelvuldig naar het theater en ook het museum werd niet overgeslagen. Op www.cultuurkaart.nl is informatie te vinden voor leerlingen, scholen en culturele instellingen: onder meer een handleiding voor scholen en criteria voor culturele instellingen die in aanmerking willen komen als erkende Cultuurkaartparticipant. De website biedt tips voor cultureel aanbod in de omgeving aan de hand van een zoeksysteem per gemeente en gewenst genre. Ook zijn op de site de culturele instellingen te vinden die extra korting bieden op vertoon van de kaart. Gemeenten kunnen in de nabije toekomst nog geld uit eigen middelen gaan toevoegen aan de Cultuurkaart.
Leerlingen van het Keizer Karel College bezoeken het Cobra Museum met de Cultuurkaart (foto: Dieuwertje Komen).
Hoofdartikel
tekst: Bea Ros
18
Uit het projectloket
fotografie: Barak Oserovitz
19
Uit het projectloket
In Uit het projectloket komt elke keer een succesvol project aan bod. Wat maakt zo’n project succesvol? En wat zijn de valkuilen? Kijk voor meer projecten op www.projectloketcultuur.nl Dichten voor Vers Finale 13-20 jaar 2009.
Winnaar voordracht Vers Finale 13-20 jaar 2009.
Presentor Dieuwertje Blok met winnaar van Vers Finale 13-20 jaar 2009.
Jurylid Huub Oosterhuis met winnaar van Vers Finale 13-20 jaar 2009.
Winnaars van Vers Finale 8-13 jaar 2009 met jurylid Huub Oosterhuis.
Vers verleidt leerlingen om zelf gedichten te schrijven De doorsnee Nederlander waagt zich niet aan moderne poëzie. De School der Poëzie gebruikt in haar project Vers juist werk van hedendaagse dichters om leerlingen van het primair en voortgezet onderwijs te verleiden om zelf gedichten te lezen en te schrijven.
De School der Poëzie (SdP) ontwikkelt en verzorgt sinds 1994 poëzieprojecten. Een daarvan is Vers, een aan de VSB Poëzieprijs gekoppeld project. Jaarlijks worden voor deze prijs vijf recente dichtbundels genomineerd en deze staan centraal in Vers. Het project bestaat acht jaar en het concept is, aldus artistiek leider Ilonka Verdurmen vooral de laatste twee seizoenen ‘uitgerijpt’: van louter poëzieworkshops op scholen tot een totaalpakket met een landelijke gedichtenwedstrijd, masterclasses voor talentvolle jonge dichters, lessen in voordracht voor winnaars van de regionale voorrondes, animatiefilmpjes rondom de gedichten, een jongerendebat en als finale de PoëzieRevue in de Rode Hoed.
ZELFBEDACHTE WOORDEN
De meeste deelnemers aan de wedstrijd komen via scholen. Het kloppend hart van Vers is dan ook de workshop in de klas (in groep 7/8 van het primair onderwijs of klas 3 van het voortgezet onderwijs), verzorgd door een van de 12 door de SdP opgeleide poëziedocenten. De meeste docenten zijn zelf ook dichter.
Vers hanteert de inmiddels beproefde methodiek van de SdP. “We leggen niet, zoals de meeste schooldocenten, het accent op theoretische tekstanalyse, maar juist op creativiteit. We gaan nooit gedichten uitleggen.” Essentieel is dan ook de twee-eenheid tussen lezen en zelf schrijven van gedichten. Altijd zijn er wel leerlingen die aan het begin van de les zeggen: “Ik kan geen gedicht schrijven.” De truc is, verklapt docent en dichteres Ineke Holzhaus, om hen met geleide opdrachten stapje voor stapje in te wijden in dichterlijke stijlmiddelen. Opvallende kenmerken uit de gedichten van de VSB-genomineerden vormen de opmaat voor een schrijfopdracht. Bijvoorbeeld de zelfbedachte woorden – zoals bloedbrood – in het werk van Christine D’Haen. Leerlingen krijgen dan de opdracht om zelf twee woorden aaneen te smeden tot een nieuw begrip. “Sommige leerlingen beginnen na een paar opdrachten al aan een eigen gedicht, anderen hebben meer begeleiding nodig.” Het wedstrijdelement stimuleert ook, vult Verdurmen aan. “Met stemformulieren en voorrondes wordt het serieus, iets waar kinderen zich voor willen inzetten.” Eerst kiezen de leerlingen per klas de beste gedichten uit. Deze leerlingen mogen deelnemen aan regionale voorrondes. De winnaars daarvan gaan vervolgens door naar de landelijke finale. Rijmen is taboe in de SdP-lessen. “Bij rijm wapperen heel snel de clichés om je oren, zoals jij zit in een kooi, maar toch ben je mooi”, legt Verdurmen uit. “Wij proberen leerlingen daar nu juist los van te krijgen.” Leerlingen worden aangemoedigd hun eerste versie bij te schaven en te verbeteren. “We vragen bijvoorbeeld: wijs eens de beste regel in je gedicht aan. En: waarom zijn die andere dan minder? Of: die twee regels zijn wat saai, kun je die nog wat veranderen?”
LUILEKKERLAND
Bovenbeschreven aanpak geldt voor alle scholen. Maar uiteraard verschilt een Vers-les in groep 7/8 van
het primair onderwijs van eentje in de derde klas vwo. In het basisonderwijs spelen de VSB-bundels, immers bestemd voor volwassenen, een kleine rol. Vaak worden alleen de titels van de bundels gebruikt. De docent gaat daarover samen met de kinderen associëren. “Afgelopen jaar was Kooi van Alfred Schaffer een van de genomineerde bundels. Dan praten we erover dat een kooi een gevangenis kan betekenen, maar ook een veilige, beschermde plek”, vertelt Verdurmen. “Of dan vraag ik: kun je ook in een onzichtbare kooi zitten? En wat is dat dan? Heb je ook een kooi in je hoofd en hart? Basisschoolkinderen staan heel open voor dergelijke filosofische vragen.” Verdurmen ziet het basisonderwijs als ‘luilekkerland’. “Je kunt op basisscholen veel makkelijker een afspraak boeken. Verder geldt: hoe jonger, hoe vrijer. We maken mee dat een gedicht van een elfjarige beter is dan dat van een leerling uit 3 vwo.” Holzhaus vult aan: “Op een basisschool zijn gedichten veel vanzelfsprekender. Docenten zijn gewend om versjes voor te lezen en liedjes te zingen. In het voortgezet onderwijs slaat de schrik toe bij docenten en leerlingen: wat moeten we met poëzie!” Daarom geven ze de poëzieworkshops in de derde klas van het voortgezet onderwijs. Leerlingen hebben dan doorgaans nog geen poëzielessen gehad en geen stramien aangeleerd om gedichten te lezen. De poëziedocenten stemmen tempo en opdrachten af op de klas die ze voor zich hebben. “Het belangrijkste dat ik geleerd heb, is om flexibel te zijn”, vertelt Holzhaus. “Ik draai geen vaste les af,
“Bij rijm wapperen heel snel de clichés om je oren. Wij proberen leerlingen daar nu juist los van te krijgen.” Ilonka Verdurmen, artistiek leider School der Poëzie
20
Uit het projectloket
21
allochtone leerlingen van huis uit, bijvoorbeeld door het lezen van de Koran en het opzeggen van gebeden, veel meer poëzie mee dan autochtone leerlingen. Verdurmen: “Turkse kinderen kennen bijvoorbeeld hele gedichten uit hun hoofd. En Afrikaanse kinderen kunnen heel goed voordragen.” Voor Aboe-El-Chayr was Vers een bijzondere ervaring, vertelt Kleijn. ”Ik stond ervan te kijken wat er allemaal uit onze kinderen kwam.” Dat bewijst nu precies de kracht van poëzie, zegt Verdurmen. “In gedichten kunnen leerlingen schrijven over wat hen na aan het hart ligt. Wij geven hen daarvoor een handvat.”
•
MEER INFORMATIE School der Poëzie Ilonka Verdurmen T 020-6830 546
[email protected] www.schoolderpoezie.nl www.versgedicht.nl
Vers Finale 13-20 jaar 2009 in De Rode Hoed te Amsterdam.
maar houdt veel opdrachten achter de hand, zodat je telkens kunt schakelen als dat nodig is.” Doorgaans wordt voor vmbo-klassen een directe, praktische aanpak gekozen. Minder voorlezen en uitleg en sneller zelf aan de slag. “Maar onderschat vmbo’ers niet”, benadrukt Verdurmen. “Ze vinden gedichten leuker dan docenten denken.” Haar ervaring is: “Als een gedicht goed is, spreekt het altijd aan, ook bij een jongen in de metaal.”
POËZIE DANKZIJ DE KORAN
Nog zo’n vooroordeel waar de School der Poëzie korte metten mee kan maken is dat je bij allochtone leerlingen niet hoeft aan te komen met poëzie. Het tegendeel blijkt waar. Afgelopen voorjaar behoorde een leerling van de islamitische basisschool AboeEl-Chayr uit Tilburg bij de winnaars van Vers. “Veel van onze leerlingen hebben taalproblemen, maar dat is eerder een voordeel dan een nadeel bij het schrijven van gedichten”, zegt leerkracht Lana Kleijn. “In een gedicht mogen zinnen best vreemd zijn.” Bovendien, zo weten de SdP-docenten, krijgen
“Veel van onze leerlingen hebben taalproblemen, maar dat is eerder een voordeel dan een nadeel bij het schrijven van gedichten.” Leerkracht Lana Kleijn van islamitische basisschool Aboe-El-Chayr uit Tilburg
EERDER VERSCHENEN OVER DIT ONDERWERP IN BULLETIN CULTUUR & SCHOOL: • Nummer 37, april 2005: Jongeren en poëzie: ‘Vet cool!’ • Nummer 24, oktober 2002: Poëziefestivals inspireren jongeren tot dichten. • Nummer 3, juni 1998: Een herinnering die in mij woont. Een project waarbij jongeren gedichten maken. Downloaden: www.cultuurplein.nl/bulletin/ bulletinpdf
VERS DOEL Leerlingen kennis laten maken met hedendaagse poëzie en hen laten ervaren dat gedichten je wereld en je uitingsmogelijkheden kunnen verrijken. OPZET Workshop in de klas rondom de vijf genomineerde dichtbundels voor de VSB Poëzieprijs. Leerlingen dingen met een eigen gedicht mee naar een plaats in de PoëzieRevue. Daarbij horen voorrondes op school, regionale voorrondes, masterclasses, een jongerendebat (voor klas 4 en 5 van het voortgezet onderwijs) en animaties. Voor de poëzieworkshops op scholen geldt: • Locatie: klaslokaal. • Duur: ca. 2 uur (aanbevolen, korter of langer is in overleg mogelijk). • Leerlingen: 1 klas geschikt voor groep 7/8 basisonderwijs en derde klas vmbo, havo en vwo. • Voorwaarden: schooldocent is aanwezig bij workshop (omdat hij de klas en de regels van de school kent. Bovendien kan de docent zo zelf ervaren wat er met jongeren en poëzie mogelijk is). • Lesmateriaal: in de workshops op het VO gebruiken de SdP-docenten
werkbundels met gedichten van en achtergrondinformatie over de genomineerde dichters. Op de website staan poëzieopdrachten waarmee scholen zelfstandig aan de slag kunnen. • Kosten: € 50,- per lesuur / € 100,per 2-urige workshop. In 2010 reikt het VSBfonds vanwege diverse omstandigheden geen Poëzieprijs uit. School der Poëzie gaat dan in Vers aandacht besteden aan het werk van alle winnaars van 16 jaar VSB Poëzieprijs. TIPS • Combineer (voor)lezen van gedichten met schrijfopdrachten. • Leg nadruk op creativiteit in plaats van op techniek. • Jongeren zijn gevoelig voor klank en ritme (ze zijn niet voor niets veel met muziek bezig). Haak daarbij aan. • Jongeren vinden het leuk om binnen vaste (vorm)regels te werken, dus laat ze zelf eens een sonnet of rondeel maken. • Onderschat leerlingen niet. • Stimuleer leerlingen om hun eigen gedichten bij te schaven.
ERFGOEDCONFERENTIE DISH2009
Erfgoed Nederland organiseert op 9 en 10 december 2009 samen met DEN (Digitaal Erfgoed Nederland) een internationale conferentie over Digital Strategies for Heritage: DISH2009. Dit is een tweejaarlijkse conferentie over digitaal erfgoed en de kansen op dit gebied voor erfgoedinstellingen. Tijdens DISH2009 staat het uitwisselen van kennis en ervaring centraal. Welke rol hebben erfgoedinstellingen in een netwerksamenleving? Waarom zijn sommige digitale diensten meer succesvol dan andere? Welk businessmodel is geschikt voor een erfgoedinstelling? Waarom moeten archieven, musea en bibliotheken samenwerken? Dit zijn vragen die aan de orde komen.
Ditjes & Datjes
maar zien, is ook een cursusaanbod ontwikkeld om schoolteams meer inzicht te geven in de manier van werken met de procesgerichte didactiek, waarop de methode is gebaseerd. Daarin krijgt het team bijvoorbeeld zicht op de verschillende toepassingen van de website en ondersteuning bij de invoering van de lesmethode. MEER INFORMATIE: www.beeldendonderwijs.nl
U-VORMIGE BEELDENDE ONTWIKKELING ONDERZOCHT
Kunnen kleuters echt net zo mooi tekenen en schilderen als beeldend kunstenaars? Of ligt dat toch inderdaad aan ‘het oog van de beoordelaar’? Folkert Haanstra en Marjo van Hoorn onderzochten de theorie van de zogenoemde U-vormige beeldende ontwikkeling en publiceerden MEER INFORMATIE en INSCHRIJVEN: www.dish2009.nl de uitkomsten hiervan in de reeks KOSTEN: € 175,- voor een dag en € 275,- voor Cultuur+Educatie. Beeldend werk twee dagen (studenten krijgen 50% korting). van jonge kinderen wordt wel eens vergeleken met dat van kunstenaars. BIK OPLEIDING WORDT POST- Beider werk zou oorspronkelijk, HBO-OPLEIDING onconventioneel en persoonlijk De bik-opleiding wordt met ingang zijn. Deze overeenkomsten bracht van het schooljaar 2009/2010 als Howard Gardner – ook bekend van post–hbo-opleiding aangeboden zijn theorie over meervoudige door de kunstvakopleidingen. Op het intelligentie – met zijn collegaministerie van OCW is dinsdag 30 juni hoogleraar psychologie aan de 2009 het convenant getekend tussen Harvard-universiteit Ellen Winner de partijen die deelnemen aan het tot de theorie van de U-vormige opleidingsprogramma beroepsbeeldende ontwikkeling. Volgens kunstenaars in de klas (bik): vijf deze theorie verminderen bij opgroeikunstvakopleidingen, vijf kunstinstel- ende kinderen de teken- en schilderlingen, Kunstenaars & CO en het vaardigheden in plaats van zich ministerie van OCW. Het is voor het progressief te ontwikkelen. Bij een eerst dat vijf kunstvakopleidingen klein, getalenteerd deel van de kindezich unaniem achter een bestaand ren is er in de adolescentie weer curriculum scharen en tegelijkertijd vooruitgang: de ontwikkeling vertoont intensief samenwerken met de dan een U-vorm. Een conclusie uit kunstinstellingen. Kunstenaars & CO het replicatieonderzoek is dat de Ublijft ook tijdens de convenantperiode vormige ontwikkeling niet universeel de regie voeren over het project. geldig is. Het oog van de beoorMEER INFORMATIE: delaar speelt wel degelijk een rol. www.beroepskunstenaarsindeklas.nl
WEBSITE BEELDEND ONDERWIJS VOOR BASISONDERWIJS
MEER INFORMATIE en BESTELLEN: www.cultuurnetwerk.nl/producten_en_diensten/ cultuur_en_educatie KOSTEN: € 16,50
Op de website www.beeldendonderwijs.nl staan lesmaterialen (proefles- DRAAIBOEK NASCHOOLSE sen), diensten en een online methode BOEKENCLUB om leerkrachten te ondersteunen en Stichting Lezen ontwikkelde in stimuleren bij het geven van beelsamenwerking met onderzoeksdend onderwijs. Bij de methode, Laat bureau Sardes Boekenbendes, een
draaiboek voor naschoolse boekenclubs. In dit draaiboek staat een stappenplan voor bibliotheken om een naschoolse boekenclub op te zetten en bijeenkomsten te organiseren. Daarbij worden onder andere tips genoemd om de rollen van de verschillende betrokkenen (zoals taalcoördinator, groepsleerkracht, directie en BSO-coördinator) in te vullen. Verder staan in de publicatie hulpmiddelen, zoals: uitwerkingen van activiteiten tijdens bijeenkomsten, een voorbeeldbrief aan ouders en evaluatieformulieren. DOWNLOADEN: http://lezen.nl/files.php?file_id=453
NIEUWE ONLINE MUZIEKMETHODE
De muziekmethode BeatsNbits (bNb) is geheel webgebaseerd en richt zich op de onderbouwleerlingen van alle schoolniveaus in het VO. Leerlingen leren volgens de makers op hun eigen niveau musiceren, luisteren en componeren. Ze kunnen op de website aan de slag met videofilmpjes, animaties, geschreven en gesproken tekst, en diverse geluiden beeldbestanden. De videofilmpjes geven instructie over hoe je leert spelen op instrumenten en in de zogenaamde bNb Space wisselen de leerlingen hun ervaringen uit. De muziekdocent speelt een belangrijke rol bij het uitzetten van de juiste route in de methode en bij het samen luisteren en musiceren in de klas. Huiswerk maken de leerlingen in hun digitale werkboek dat via het web te bekijken is. MEER INFORMATIE: www.beatsnbits.nl KOSTEN: € 19,90 per leerling
LESPAKKET ALLEMAAL FILM
De succesvolle televisieserie Allemaal Film is door het NIF bewerkt tot een educatief lespakket voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het pakket bestaat uit een docentenhandleiding (met uitleg over de opdrachten, achtergrondinformatie en tips) een website (met achtergrondinformatie, filmfragmenten, opdrachten en een persoonlijke profielpagina), waarin Jeroen Krabbé als digitale gids optreedt, en een dvd met fragmenten en films als onder-
22
deel van de opdrachten. In vijf thema’s komen onder andere de rol van de kijker, de Nederlandse film, deacteur, de financier en het zelf maken van film aan de orde. MEER INFORMATIE: www.filmeducatie.nl/educatievematerialen/408.html en www.allemaalfilm.nl KOSTEN: € 19,99 (bij bestelling voor 1 november 2009 15% korting).
SUBSIDIE VOOR OORKAAN
SNS REAAL Fonds en VSBfonds hebben een subsidie toegekend aan Oorkaan, een organisatie die muziekproducties maakt voor kinderen tot 12 jaar en die het genre jeugdmuziek ontwikkelt. Met de meerjarige subsidie van VSBfonds kan Oorkaan een start maken met de ontwikkeling van een driejarig muziekeducatietraject voor het primair onderwijs, Oorsprong genaamd. Met het programma Oorsprong krijgen kinderen een intensieve kennismaking met de belangrijkste elementen van de muziek door workshops, lesmateriaal, participatie en schoolvoorstellingen. SNS REAAL Fonds heeft met de toegekende subsidie één van de kinderconcerten van Oorkaan geadopteerd: De Vier Jaargetijden. Deze gaat op 13 februari 2010 in première in het Concertgebouw in Amsterdam. MEER INFORMATIE: www.oorkaan.nl
TENTOONSTELLING ‘THEATER NA TOMAAT’
Het Amsterdams Historisch Museum en het Theater Instituut Nederland zijn op 5 oktober de tentoonstelling Theater na Tomaat in het Amsterdams Historisch Museum gestart. Op 9 oktober 1969, vond de roemruchte Aktie Tomaat plaats. Als protest tegen het vastgeroeste toneelklimaat werden in de Amsterdamse Stadsschouwburg tomaten gegooid naar de acteurs. De tentoonstelling Theater na Tomaat, blikt terug op de vernieuwingen die op de ‘Aktie’ volgden en die hebben geleid tot de rijkdom en veelzijdigheid van het hedendaagse Nederlandse theater. In het kader van de tentoonstelling heeft het Amsterdams Historisch Museum een nieuw educatief programma ontwikkeld voor leerlin-
gen uit de bovenbouw van het VO. Lopend door de tentoonstelling doen leerlingen een theatertest waarin hun eigen voorkeur voor theater tot uiting komt. De groep wordt begeleid door een museumdocent, die een introductie en een nabespreking geeft. MEER INFORMATIE: www.ahm.nl KOSTEN: rondleiding vanaf € 30,- per 15 leerlingen
HOLLAND DANCE FESTIVAL
Tijdens het Holland Dance Festival (28 oktober tot en met 15 november) kunnen leerlingen uit het basis- en voortgezet onderwijs deelnemen aan verschillende educatieve activiteiten, workshops en voorstellingen. Zo is er een audiotour Dans inZicht! die leerlingen meeneemt langs allerlei etalages door de Haagse binnenstad. Elke etalage laat een stukje zien van de 50-jarige geschiedenis van het Nederlands Dans Theater. In klassenverband kan de route ook gecombineerd worden met een dansworkshop, waarin de leerlingen met dansers van het Nederlands Dans Theater aan het werk gaan. Ze leren dan hoe een choreografie tot stand komt en wat er allemaal bij komt kijken om een voorstelling te presenteren aan een groot publiek. MEER INFORMATIE: www.hollanddancefestival.com/ doc/educatie en www.hollanddancefestival.com/ doc/extra-activiteiten KOSTEN: € 7,50 voor individuele audiotour, € 150,- per klas voor audiotour en workshop.
Ditjes & Datjes
23
Opinie
ten en mogelijkheden voor klassenbezoek. Ook zijn er lespakketten gemaakt, die op school bij lessen geschiedenis, maatschappijleer, levensbeschouwing of CKV kunnen worden gebruikt. MEER INFORMATIE: www.sintnicolaasopbezoek.nl RESERVEREN en AANVRAGEN LESMATERIAAL:
[email protected] KOSTEN: de lespakketten zijn gratis, entree € 3,50 per leerling of € 100,- per school
VAKDOCENTBIJEENKOMSTEN KUNSTFACTOR
Kunstfactor organiseert vakdocentbijeenkomsten in de disciplines schrijven, fotografie, theater, muziek en beeldende kunst. Elke discipline heeft een eigen programma, bijvoorbeeld over een actueel onderwerp, over vernieuwing, of over creativiteitsontwikkeling. Het doel is kwaliteitsbevordering van kunsteducatie. De bijeenkomsten zijn zowel bedoeld voor docenten aan centra voor de kunsten als voor docenten die vanuit andere organisaties met kunsteducatie bezig zijn, zoals docenten aan particuliere dans- en theaterscholen of beeldend kunstenaars met een eigen onderneming of atelier. MEER INFORMATIE: www.kunstfactor.nl of
[email protected]
GELD VOOR MATERIAAL KUNSTVAKKEN VMBO
Vmbo-docenten gaan regelmatig op zoek naar lesideeën en lesmateriaal voor het leergebied kunst en cultuur SINT-NICOLAAS IN MUSEUM en voor kunstvakken 1 en 2. In de CATHARIJNECONVENT Van 2 oktober 2009 tot 3 januari 2010 leermiddelendatabase van digischool vinden zij weinig of geen geschikt is de tentoonstelling Sint-Nicolaas materiaal voor hun vmbo-leerlingen. op bezoek te zien in Museum De redactie van Cultuurplein.nl Catharijneconvent in Utrecht. De tentoonstelling bestaat onder andere besloot hier iets aan te doen en stelt uit schilderijen, gedichten en school- geld beschikbaar voor materiaal voor platen over de goedheiligman, maar kunst en cultuur op het vmbo. Docenten die geschikt materiaal ook uit foto’s waarop te zien is hoe indienen, ontvangen een bedrag van mensen thuis Sinterklaas vieren. minimaal €10,- en maximaal €50,-, De tentoonstelling laat bekende en afhankelijk van aard en omvang minder bekende aspecten van SintNicolaas zien. Zo stamt de uitspraak van het materiaal. MEER INFORMATIE: www.cultuurplein.nl/vo/nieuws/ ‘vrind van ieder kind’ uit de middelmateriaalkunstvakkenvmbo eeuwen, toen Nicolaas fungeerde als beschermheilige van ongehuwde meisjes en van kinderen. Naast de tentoonstelling zijn er extra activitei-
Erik Schilp, algemeen directeur van het Nationaal Historisch Museum (foto: Edwin Walvisch).
Hubert Slings, directeur van entoen.nu en hoofd educatie van het Nationaal Historisch Museum (foto: Jaap Tromp).
Jan van Oudheusden, docent geschiedenis op het Dr. Mollercollege in Waalwijk. Ook was hij tien jaar lang hoofdredacteur van het geschiedenisvakblad Kleio (foto: Jeroen de Jong).
Jouke Turpijn, universitair docent Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam (foto: García Lechner).
Maria Grever, hoogleraar Theorie en Methoden van de Maatschappijgeschiedenis en directeur van het Centrum voor Historische Cultuur aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Het Nationaal Historisch Museum en de canon van Nederland Afgelopen maanden stonden de kranten bol van discussies over het Nationaal Historisch Museum (NHM). Hoe het museum eruit gaat zien en welke plaats de canon van Nederland krijgt, is nog even afwachten. In de kerndoelen staat dat elke school de canon behoort te behandelen en als ‘uitgangspunt ter illustratie’ dient. Geldt dat ook voor het NHM? Of staat de canon de museale uitgangspunten te veel in de weg? Bulletin Cultuur & School vroeg enkele betrokkenen naar hun visie. WELKE ROL ZOU DE CANON IN HET NHM MOETEN HEBBEN?
Maria Grever adviseert: “Stop het NHM niet vol met 50 canonvensters. Daar worden bezoekers helemaal dol van. De canon is nooit bedoeld geweest als museaal ontwerp voor een NHM. Je leert ook niet de recepten uit een kookboek uit je hoofd om goed te kunnen koken.” Jouke Turpijn: “De canon is misschien chronologisch, maar is hopeloos voor een museum. 50 kamertjes met 50 venstertjes, dat werkt niet. Het zijn te veel vensters voor slechte leerlingen, terwijl het weer te simpel is voor de goede leerlingen.” Volgens Jan van Oudheusden biedt de canon juist uitstekende mogelijkheden voor een nieuw museaal concept. “Vooral omdat binnen de meeste van die
50 vensters voldoende verwijs- en doorklikmogelijkheden zijn ingebouwd. Je kunt er dus vele kanten mee op. Als het maar gebeurt met inachtneming van de chronologie en niet zo postmodern-hip-afstandelijk-popi als het even dreigde te worden.” Voor Hubert Slings lijkt de canon een vanzelfsprekendheid: “Als je het verhaal van Nederland vertelt, komt het merendeel van de canonvensters vanzelf langs. Maar dat betekent niet dat de canon als mal voor het museum moet dienen. Daar hebben we de canon helemaal niet voor ontwikkeld.” Erik Schilp beaamt dit: “De canon is gemaakt met een educatief doel, geen museaal doel. We gaan er zeker aandacht aan besteden. Maar dat is niet per se in het museum zelf.”
24
WAT KAN HET NHM VOOR HET GESCHIEDENISONDERWIJS BETEKENEN?
Erik Schilp: “Ik verwacht niet dat alle scholen een bezoek kunnen brengen aan het museum. Daarom willen wij veel gebruik maken van digitale middelen en applicaties ontwikkelen die scholen kunnen gebruiken. Scholen hebben daar de tijd en expertise niet voor. Op die manier bereiken we veel meer leerlingen. We zijn echter geen onderwijsinstelling, we kunnen ook niet compenseren voor wat men denkt dat er in het onderwijs niet gebeurt.” “Het NHM zou naar de scholen moeten stappen met de vraag: hoe kunnen wij jullie helpen? Uiteraard is vervolgens brede ondersteuning via internet en digitale pakketten een zeer goede manier om het museum ook de school in te krijgen. Je zou er zelfs voor kunnen pleiten het bij een digitale ervaring te laten, opdat leerlingen zelfstandig naar het daadwerkelijke museum kunnen”, vindt Jouke Turpijn. Jan van Oudheusden heeft vooral behoefte aan goede begeleiding ter plekke: “De educatieve dienst moet permanente service verlenen door onder meer digitale opdrachten, speurtochten, verwijsmogelijkheden,
Opinie
ontvangsten en leuke gidsen. Momenteel werpen musea soms onneembare drempels op (bijvoorbeeld de eis: één begeleider op vijf leerlingen), zodat we dan teleurgesteld afzien van het museumbezoek.” Maria Grever ziet het niet als een taak voor het NHM om het geschiedenisonderwijs te veranderen, maar ze vindt het museum wel een interessant experiment: “Wat gebeurt er met kinderen als ze authentieke objecten zien, als ze samen kijken en erover praten, als ze rondlopen in ruimtes met oude filmbeelden? Het opwekken van historische sensatie kan heel belangrijk zijn om hun nieuwsgierigheid te wekken.” Volgens Hubert Slings is het museum een uitgelezen kans om het onderwijs te dienen met slim vormgegeven en uitgedragen tentoonstellingen en daarop aansluitende lespakketten over de breedte van het Nederlandse geschiedenisonderwijs. “Het zal daarbij onder meer een uitdaging zijn om vmbo’ers aan te spreken en te enthousiasmeren.”
MEER INFORMATIE • www.nationaalhistorischmuseum.nl • www.entoen.nu
Zie ook pagina 12:
De impact van één jaar Cultuurkaart