Beleidsplan
Zorg voor Jeugd Achtkarspelen 2015-2018
Buitenpost, juli 2014 A.R. Voolstra
Inhoudsopgave
Pagina
Samenvatting
4
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Aanleiding Samenhang drie decentralisaties en passend onderwijs Samenwerking in Friesland bij zorg voor jeugd Wie is betrokken geweest bij de plannen zorg voor jeugd? Duur beleidsperiode
6 6 7 8 8 9
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Huidige situatie in Achtkarspelen Hoe staat het met onze jeugd? Doelgroepen Welke knelpunten doen zich nu voor? Waar ligt voor Achtkarspelen de belangrijkste opgave?
10 10 11 11 12
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Toekomstige situatie Visie Kansen Wat gaat veranderen? Doelstellingen Rol van de gemeente in de toekomst
13 13 13 14 14 14
4. Hoe en met wie gaan we het organiseren 4.1 Spoor 1 Gewoon opvoeden 4.1.1 Pedagogische gemeenschap en eigen kracht 4.1.2 Basisvoorzieningen
16 16 16 17
4.2 Spoor 2 Basisondersteuning 4.2.1 Het CJG-team 4.2.2 Expertpool 4.2.3 Passend onderwijs 4.2.4 Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen 4.2.5 De kindertelefoon
18 18 21 21 23 23
4.3 Spoor 3 Aanvullende specialistische ondersteuning 4.3.1 Jeugdbescherming en jeugdreclassering 4.3.2 Ketenaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 4.3.3 Veilig Thuis 4.3.4 Samenwerking specialistische zorg
23 24 24 25 25
4.4 Overige onderdelen
26
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
Kwaliteit van zorg voor jeugd Inspectie Jeugdzorg Kwaliteitsbewaking Vertrouwenspersoon Omgaan met incidenten en calamiteiten
27 27 27 28 28
6. 6.1 6.2 6.3
Sturing en bekostiging Beschikbaar budget Sturing Bezuinigingen
29 29 29 30
7. Monitoring en verantwoording 7.1 Monitoring 7.2 Verantwoording
33 33 33
8. Communicatie
34
2
Bijlagen 1. Model Zuidoost uit beleidskader Sociaal Domein Achtkarspelen 2. Omvormingsplan Zorg voor Jeugd Friesland 3. Overzicht welzijn en gezondheid jeugd Achtkarspelen 4. Functioneel ontwerp: Transitie en transformatie Zorg voor jeugd Fryslân 5. Uitwerking toegang en toeleiding tot specialistische ondersteuning in de provincie Fryslân 6. Uitgangspunten notitie inkoop Zorg voor Jeugd Fryslân 7. Verantwoording over de uitvoering en resultaten van het beleid
3
Samenvatting Achtergrond Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de gehele ondersteuning van kinderen, jongeren en hun ouders, van preventieve tot zware zorg. Nu spelen provincie, zorgkantoren en zorgverzekeraars hier nog een belangrijke rol in; per 1 januari 2015 wordt deze rol voor het grootste deel naar de gemeenten overgeheveld. De stelselherziening is ingegeven door de overtuiging dat de jeugdzorg effectiever en efficiënter kan. Gemeenten kunnen de ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, beter en goedkoper realiseren, omdat ze dichter bij de gemeenschap staan. Ook de gemeente Achtkarspelen wordt verantwoordelijk voor de gehele ondersteuning van jeugdigen in de gemeente. Dit heeft, naast grote financiële consequenties, gevolgen voor de structuur van de zorg in de gemeente Achtkarspelen. Om de kosten beheersbaar te houden, zal het beroep op zware ondersteuning moeten worden verminderd, terwijl tegelijkertijd goede ondersteuning op maat wordt geboden. De verwachting is dat door meer in te zetten op preventie, op termijn minder zware ondersteuning nodig is. Daarnaast is een andere visie nodig op opvoeden en opgroeien: ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen en de zgn. pedagogische gemeenschap moet hierbij een grotere, ondersteunende rol gaan spelen. Versterking van de leefomgeving van kinderen en hun gezinnen en het accepteren van verschillen tussen mensen zijn dan ook belangrijke pijlers van de transitie van de jeugdzorg. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor kinderen, jongeren en ouders die nu in een hulpverleningstraject zitten een overgangsperiode. Hierover hebben gemeenten en zorgaanbieders in de provincie Fryslân afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een Regionaal Transitie Arrangement Fryslân. Rekening houdend met ieders eigen bestuurlijke rol en taak dragen de samenwerkende gemeenten en de aanbieders van jeugdhulp gemeenschappelijk verantwoordelijkheid voor de continuïteit van ondersteuning. Daarvoor worden de transitie en transformatie van de jeugdzorg benut en worden de frictiekosten naar vermogen beperkt. Doelstellingen beleidsplan Met het beleidsplan Zorg voor Jeugd willen wij de volgende doelstellingen bereiken: Versterken van de leefomgeving en basisvoorzieningen: wij doen dit door professionals die werken met kinderen, jongeren en ouders te trainen in vroegsignalering; Er wordt adequaat gehandeld op signalen van ouders en jeugdigen: signalen over ouders en jeugdigen worden snel opgepakt volgens het uitgangspunt één kind/één gezin, één plan, één aanspreekpunt; De plek waar ouders en jeugdigen terecht kunnen met hun vraag is dichtbij, in hun directe leefomgeving: de netwerkpartners van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) werken op de vindplaatsen en zijn herkenbaar aanwezig in wijk en dorp; Integrale benadering, sociaal domein breed: bij vraagverheldering worden alle leefdomeinen betrokken; zo wordt overlap in de ondersteuning voorkomen; Snel, passende hulp in de directe leefomgeving: wij maken afspraken met aanbieders over „matched care‟; Veiligheid van het kind staat voorop: binnen het CJG-team is kennis en expertise aanwezig om op elk gewenst moment een „veiligheidscheck‟ te kunnen doen. In het beleidsplan wordt ingegaan op de aanleiding voor het beleidsplan, de samenhang met de andere decentralisaties, de provinciale samenwerking en betrokken partijen. De huidige situatie in de gemeente, de knelpunten in de jeugdzorg en de opgave voor de gemeente komen aan de orde. Daarna wordt een beeld geschetst van de toekomstige situatie. Aan de hand van drie sporen: gewoon opvoeden; basisondersteuning en aanvullende specialistische ondersteuning wordt het hoe en met wie van het beleid Zorg voor jeugd beschreven. De gemeente voelt zich verantwoordelijk voor het tijdig bieden van passende ondersteuning door aanbieders die voldoen aan wettelijk gestelde kwaliteitseisen. Wij zetten de komende jaren in op het bouwen aan een stevige relatie met deze aanbieders om er gezamenlijk voor te zorgen dat de instroom in dure voorzieningen zoveel mogelijk beperkt wordt. Op het terrein van preventie en signalering werkt de gemeente samen met onderwijsinstellingen, sport- en welzijnsinstellingen, huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en GGZ- en LVB-instellingen. Professionele ondersteuning wordt geboden door de CJG-teams, of door een specialist indien noodzakelijk. Uitgangspunt is dat de veiligheid van het kind voorop staat, waarbij de ouder/jongere in beginsel zelf de regie houdt. Alleen wanneer het niet anders kan, wordt de regie tijdelijk overgenomen waarbij de vraag steeds is: wat is nodig om de ouder/jongere weer zelf de regie te laten nemen?
4
Toegang tot passende voorzieningen Met de (kern) partners van het CJG wordt ondersteuning en de toegang jeugdhulp gerealiseerd. Doel is om inwoners met een ondersteuningsvraag in zo min mogelijk stappen toe te leiden naar de meest passende oplossing. De uitgangspunten zijn: Gebiedsgericht: door ondersteuning en jeugdhulp mede in de eigen leefomgeving te organiseren is het mogelijk om op wijkniveau te verbinden met andere oplossingen, bijvoorbeeld door inzet van vrijwilligers; Vraaggericht: de vraag staat centraal; Integraal: er wordt gekeken naar alle leefdomeinen van de jeugd/het gezin om tot een passend ondersteuningsarrangement te komen volgens het maatwerkprincipe, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van de jeugdige/het gezin en het sociale netwerk. Hiertoe vindt nauwe afstemming plaats met de professionals in de Dorpenteams; Casusregie: ook bij specialistische voorzieningen is sprake van casusregie volgens het principe van één kind/gezin, één plan, één aanspreekpunt; Minder procedures en minder bureaucratie moeten leiden tot snellere inzet van adequate ondersteuning; Adequate ondersteuning betekent sturing op het tijdig op- en afschalen tussen verschillende vormen van ondersteuning: van licht naar zwaar en visa versa. Het CJG richt zich, naast de uitvoering van preventieve taken, op de uitvoering van complexere ondersteuningstaken. Werkwijze Voor de niet vrij toegankelijke jeugdhulp moet de gemeente een verordening opstellen op basis waarvan de gemeente een beschikking af kan geven. Een beschikking wordt afgegeven op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en de behoeften van de cliënt. Als het verslag of te wel het gezinsplan deze beoordeling van de persoonlijke situatie en de behoeften van het gezin beschrijft, is het gezinsplan de basis voor de beschikking. Wanneer door jeugdigen en hun ouders aanspraak kan worden gemaakt op een individuele voorziening dan is het naast een voorziening in natura, onder bepaalde voorwaarden ook mogelijk om gebruik te maken van een persoonsgebonden budget. In goed overleg met het betreffende CJG-team wordt bekeken wat het beste kan voorzien in wat nodig is en voor hoelang dit wenselijk is. Financiering In de meicirculaire 2014 zijn de definitieve bedragen en de verdeelsleutel voor het budget voor de uitvoering van de Jeugdwet opgenomen. Monitoring Om inzichtelijk te maken of de beoogde doelstellingen daadwerkelijk worden gerealiseerd gaat de gemeente het beleid monitoren. Zo krijgt de gemeente inzicht in de mate van klanttevredenheid. Tevens wordt zo duidelijk of er sprake is van een afname van problematiek en of er sprake is van een toenemende zelfredzaamheid. Belangrijk is dat de systemen om de resultaten te meten, passen binnen de bestaande werkprocessen. Het zal zo weinig mogelijk extra werk/handelingen moeten kosten. Zowel de hulpvrager als de professional wordt hun mening gevraagd over de bereikte resultaten. Communicatie Achtkarspelen informeert inwoners, aanbieders en andere belanghebbenden proactief over haar beleid en de ontwikkelingen in het sociaal domein, waaronder jeugdhulp. Hiervoor is een communicatieplan opgesteld. Voor de specifieke informatie over jeugdhulp moet een deelplan communicatie komen. Voor de communicatie zal onder andere gebruik worden gemaakt van diverse websites (gemeentelijk, CJG en zorgaanbieders), plaatselijke en regionale pers/media, folders en brochures.
5
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding: waarom dit beleidsplan?
Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten en dus ook Achtkarspelen verantwoordelijk voor de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun ouders, van preventie tot de zware zorg. Achtkarspelen had al de verantwoordelijkheid voor de preventieve taken voor jeugd (voortkomende uit Wet publieke gezondheid en Wet maatschappelijke ondersteuning). Voortvloeiend uit de Jeugdwet komt ook alle jeugdhulp onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Er komen taken bij die nu nog onder de verantwoordelijkheid van andere bestuurslagen vallen: de toegangstaken voor de geïndiceerde jeugdzorg, pleegzorg, ambulante jeugdzorg, crisishulp, residentiële zorg (open en semi-open), justitieel kader, advies en meldpunt kindermishandeling en kindertelefoon (verantwoordelijkheid Provincie) landelijke taken die de functies begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf betreffen, de zorg voor verstandelijk beperkte kinderen tot 18 jaar en de geestelijke gezondheidszorg Jeugd (gefinancierd vanuit AWBZ /Zorgkantoor en de Zorgverzekeringswet) gesloten jeugdzorg (verantwoordelijkheid Rijk) In onderstaande schets wordt samenvattend de verandering weergegeven Jeugdgezondheidszorg Opgroei- en opvoedondersteuning Provinciale jeugdzorg Jeugdbescherming Jeugdreclassering Jeugd geestelijke gezondheidszorg Jeugd verstandelijke beperkt; begeleiding en persoonlijke verzorging
GEMEENTE Alle ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen. (Preventie, jeugdhulp,
jeugdbescherming en jeugdreclassering)
Gesloten jeugdzorg (plus)
De insteek bij deze overdracht is dat door de versterking van preventie en andere lichtere vormen van hulp, het beroep op de zwaardere specialistische zorg wordt teruggedrongen. Dit vertaalt zich in een nieuwe 1 structuur van de zorg in Achtkarspelen , waarmee beoogd wordt goede ondersteuning op maat te bieden en de kosten beheersbaar te houden. Daarnaast is een andere visie op opvoeden en opgroeien nodig; naast de primair verantwoordelijke ouders moet de zogeheten pedagogische civil society (omgeving) hierin een grotere rol gaan spelen. Versterking van de zelfredzaamheid/eigen kracht en van de leefomgeving (sociale netwerken) van kinderen en hun gezinnen en acceptatie van verschillen tussen mensen zijn belangrijke pijlers van de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Volgens artikel 2.2 van de Jeugdwet zijn gemeenten verplicht om een beleidsplan op te stellen. Het plan moet aan de volgende eisen voldoen: Het plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid betreffende preventie, jeugdhulp, de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering en geeft daarbij in ieder geval aan: a. wat de gemeentelijke visie en doelstellingen zijn van dit beleid; b. hoe dit beleid zal worden uitgevoerd in samenhang met de verantwoordelijkheid van het college inzake het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling en welke acties in de door het plan bestreken periode zullen worden ondernomen; c. welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen, hoe gemeten zal worden of deze resultaten zijn behaald en welke outcomecriteria gehanteerd worden ten aanzien van jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen; d. hoe het college uitvoering zal geven aan artikel 2.7, tweede lid, en hoe wordt gewaarborgd dat de jeugdhulpaanbieder voldoet aan de eisen inzake de verantwoordelijkheidstoedeling, gesteld bij of krachtens artikel 4.1.1, tweede lid, juncto 4.1.5, eerste lid, en 1
Bijlage 1
6
e. op welke wijze de gemeenteraad en het college zich hebben vergewist van de behoeften van kleine doelgroepen. 1.2
Samenhang van de drie decentralisaties en passend onderwijs
Het voorliggende beleidsplan Zorg voor Jeugd Achtkarspelen is onderdeel van de Sociale Agenda 2012-2015. De uitgangspunten van de Sociale Agenda zijn bepalend voor de beleidsvoornemens voor de zorg voor jeugd. De decentralisatie van de jeugdzorg kan bovendien niet los worden gezien van de andere decentralisaties in het brede sociaal domein. De gemeente krijgt in het kader van de Wmo 2015 een bredere verantwoordelijkheid voor het aanbieden van maatschappelijke ondersteuning aan hulpbehoevende inwoners. Daarnaast wordt de Participatiewet ingevoerd. Samen met de ontwikkeling van Passend Onderwijs staan we aan het begin van een transformatie van het sociaal domein. In februari 2014 is het Beleidskader Sociaal Domein vastgesteld. Dit beleidsplan is een vervolg daarop. De decentralisaties hebben gevolgen voor al onze inwoners en een aantal van hen krijgt te maken met alle decentralisaties. Dat feit alleen al verplicht gemeenten om de decentralisaties in samenhang vorm te geven. De decentralisaties passen bij de veranderde visie van het Rijk op hoe de samenleving eruit zou moeten zien en wat dat dan betekent voor de zorg en ondersteuning die sommige mensen nodig hebben. De nieuwe Wmo moet ook een impuls geven aan het veranderingsproces in de samenleving. Bij de decentralisaties in het sociale domein is de centrale opgave hoe we het met z’n allen zo doen dat mensen zelf en/of met hulp van anderen in de samenleving hun problemen oplossen en kunnen meedoen, 2 waardoor zij geen of minder een beroep hoeven te doen op de overheid. Onze visie op de inrichting en uitvoering van de drie decentralisaties luidt als volgt: 1. we richten ons op preventie en leefbaarheid: daardoor blijven mensen langer in hun eigen kracht en kunnen we een beroep op zwaardere ondersteuning voorkomen; 2. we willen mensen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid en capaciteiten en het stelsel van voorzieningen en regelingen simpeler en overzichtelijker maken; 3. we zetten in op integraliteit en doelmatigheid, benaderen vraagstukken in een huishouden in context, perspectief en samenhang en we zorgen voor een goed vangnet ‘op maat’ voor mensen die het niet zelf redden. Om met de stelselwijzigingen (transities) die centrale opgave te realiseren is een cultuuromslag nodig: een transformatie. Van --------------------> • • • • • •
Aanbodgericht Scheiding zorg en welzijn Curatief Verzorgde burger Verkokerde dienstverlening Input/output sturing
Naar • • • • • •
Vraaggericht Verbinding zorg en welzijn Preventief Zelfredzame burger Integrale dienstverlening Sturen op maatschappelijk effect/resultaat
Voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg hebben we de volgende uitgangspunten benoemd: inwoners/gezinnen weten bij vragen en problemen waar ze terecht kunnen; deze vragen/problemen worden zoveel mogelijk binnen het eigen netwerk opgelost; professionele ondersteuning wordt geboden wanneer het binnen het eigen netwerk niet meer lukt; één kind/gezin, één plan, één contactpersoon is de basis voor deze professionele ondersteuning; voorkomen is beter dan genezen; er wordt vraaggericht gewerkt; dichtbij in dorp/wijk organiseren is beter; bureaucratie wordt verminderd. Relatie transitie Jeugdzorg, AWBZ-begeleiding en Passend onderwijs Met de transities Jeugdzorg en AWBZ- begeleiding en stelselwijzing Passend Onderwijs komt de verantwoordelijkheid voor de ondersteuning van kinderen en gezinnen die dit nodig hebben bij de schoolbesturen en gemeenten te liggen.
2
Beleidskaders voor de drie transities in het Sociale Domein, Buitenpost 21 januari 2014
7
De Wet passend onderwijs en de Jeugdwet worden dan ook wel als spiegelwetgeving aangemerkt. Dat is o.a. terug te vinden in de verplichting voor de samenwerkingsverbanden om over hun ondersteuningsplannen op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met de gemeenten te voeren en de verplichting voor de gemeenten om over de jeugdplannen met de samenwerkingsverbanden OOGO te voeren. Op deze wijze kan mede bevorderd worden dat de ondersteuning in en buiten de school integraal wordt opgepakt volgens het principe van één kind/één gezin, één plan, één aanspreekpunt. Passend onderwijs heeft ook een link met de decentralisatie van de AWBZ-begeleiding: een deel van de leerlingen heeft individuele begeleiding bekostigd uit de AWBZ. Vanaf 2015 zijn de gemeenten ook hiervoor verantwoordelijk. 1.3
Samenwerking in Fryslân bij zorg voor jeugd
Vanuit de Jeugdwet moet een aantal taken bovenlokaal of zelfs landelijk worden georganiseerd. Landelijk worden, gezien het zeer specialistische karakter en de hoge kosten, afspraken gemaakt met uitermate specialistische jeugdhulpaanbieders (de Landelijk Werkende Instellingen) en wordt de voorziening 'vertrouwenspersoon' geregeld. Op regionaal niveau wordt zowel vanuit de wettelijke verplichting als vanuit praktische en financiële overwegingen samengewerkt. De Jeugdwet verplicht gemeenten op regionaal niveau (schaal provincie Fryslân) samen te werken, in het bijzonder op het gebied van de jeugdbescherming, jeugdreclassering en de jeugdzorg plus. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, nu nog onderdeel van Bureau jeugdzorg, moet samen gaan met het regionale Steunpunt Huiselijk Geweld, nu nog onderdeel van Fier Fryslân. Met de centrumgemeente Leeuwarden wordt samengewerkt aan een Friese regiovisie huiselijk geweld en kindermishandeling. Onder de titel Zorg voor Jeugd Fryslân wordt bestuurlijk en ambtelijk samengewerkt om de transitie jeugdzorg goed te laten verlopen. Deze samenwerking gaat uit van het Koersbesluit: 'Zorg voor jeugd Fryslân; op kompas invoegen en aansluiten', de gezamenlijk visie van de Friese gemeenten op de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Ook ons college van B&W heeft het Kompas vastgesteld en daarmee als één van de uitgangspunten benoemd van het gemeentelijke transitieproces. Op basis van het vastgestelde Regionale Transitie Arrangement Fryslân (zorgcontinuïteit 2015/2016) met het bijbehorende Plan van Aanpak Omvormingsplan, is in de zomer van 2014 een regionaal uitvoeringsplan voor de Friese transformatie worden 3 opgeleverd . Daarnaast werken de gemeenten in Zuidoost Fryslân op beleidsvoorbereidend terrein samen. Gezamenlijk is een werkdocument Gebiedsgericht werken opgesteld om ook zoveel mogelijk te zorgen voor de afstemming en samenhang in de regio als het gaat om uitgangspunten en uitvoering. Naast het gezamenlijke maakt elke gemeente natuurlijk op bepaalde onderdelen haar eigen lokale keuzes. Hetzelfde geldt voor het opstellen van dit beleidsplan zorg voor jeugd. De uitgangspunten jeugd (zie vorige paragraaf) zijn uitgangspunten die we als gemeenten samen delen. We willen niet alles hetzelfde doen maar wel gezamenlijk bepalen welke “spelregels” we hanteren. Zodat voor jongeren, ouders, woonachtig in Zuidoost – en voor professionals, aanbieders en onderwijspartners werkzaam in Zuidoost – helder is wat zij van deze gemeenten kunnen verwachten. Veel kan en moet lokaal, dichtbij de burger, rondom scholen en kinderopvang. We stimuleren dat ouders elkaar adviseren en ondersteunen. Daar waar nodig bieden we vanuit het CJG ondersteuning of hulp. We hebben aandacht voor de kwaliteit van ondersteuning en de kwaliteit van generalistische professionals. Soms is aanvullende specifieke expertise nodig. Dan is het ook nodig dat generalisten de hulp in kunnen roepen van meer gespecialiseerde collega’s. Die specialistische inzet willen we beschikbaar hebben voor jongeren en ouders in onze regio. 1.4
Wie is betrokken geweest bij de plannen zorg voor Jeugd
Op bovenlokaal en provinciaal niveau heeft frequent en intensief overleg en afstemming plaatsgevonden. Belangrijke producten hiervan zijn het Regionaal Transitie Arrangement (RTA) Fryslân en het 4 Omvormingsplan . De Friese gemeenten hebben in het transitiearrangement aangegeven hoe ze: De continuïteit van zorg in 2015/2016 realiseren; De infrastructuur realiseren om de cliënten (huidige en nieuwe tot aan 1 januari 2015) deze continuïteit van zorg in 2015 te bieden, bij de jeugdhulpaanbieder die op 31 december 2014 deze zorg biedt; De frictiekosten beperken.
3 4
Zie bijlage 2 Zie bijlage 2
8
Het RTA is opgesteld in overleg met de huidige financiers, alle aanbieders van zorg voor jeugd en cliëntorganisaties. Gemeenten en zorgaanbieders hebben elkaar in het gezamenlijke gelopen proces beter leren kennen en daarmee is dit proces een belangrijke opmaat naar een goede samenwerkingsrelatie, nodig voor de realisatie van de transitie/transformatie. Bij het opstellen van (onderdelen) van het beleidsplan Zorg voor Jeugd zijn aanbieders, waaronder de kernpartners van het CJG Achtkarspelen, cliëntvertegenwoordigers, het onderwijs en de WMO Adviesraad betrokken geweest. De WMO Adviesraad is om advies gevraagd. Daarnaast zal op 22 september 2014, conform de Jeugdwet, op overeenstemming gericht overleg (OOGO) plaatsvinden met de 5 Samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs in de RMC regio Zuidoost Friesland . Voor een groot aantal onderdelen is gebruik gemaakt van de uitkomsten van de verschillende provinciale werkgroepen van Zorg voor Jeugd, waaronder de werkgroep toegang, regiovisie AMHK, inkoop, monitoring. Deze onderdelen vallen onder de regionale uitwerking/organisatie van de transitie(taken) en kennen een grote mate van intergemeentelijke overeenstemming. 1.5
Duur beleidsperiode
Het beleidsplan Zorg voor Jeugd Achtkarspelen is een plan op hoofdlijnen en is geldig voor een periode van vier jaar, 2015-2018. De bijlagen vormen een integraal onderdeel van dit beleidsplan. Elk jaar wordt een uitvoeringsplan gemaakt waarin meer concrete invulling wordt gegeven aan de doelstellingen uit het beleidsplan. Omdat veel zaken nog onduidelijk zijn of onzeker zijn in de praktische uitvoering, kan in deze jaarlijkse plannen worden bijgestuurd. Het beleidsplan Zorg voor Jeugd wordt na twee jaar, gelijklopend met de periode van het Friese Regionaal Transitie Arrangement, geëvalueerd en op grond van de uitkomsten van de evaluatie zo nodig bijgesteld.
5
Zie hoofdstuk 4.2.3
9
Hoofdstuk 2 2.1
Huidige situatie in Achtkarspelen
Hoe staat het met onze jeugd?
Met de jeugd in Achtkarspelen gaat het gemiddeld gezien niet beter of slechter dan in andere gemeenten. De bekende piramide (zie ook H 4) geeft ook het gemiddelde beeld van onze jeugd weer: met zo'n 80% gaat het goed en zo'n 20% kan een steuntje gebruiken waarvan ongeveer 5% veel zorg en ondersteuning nodig heeft. Een beeld Hoewel de cijfers uit verschillende bronnen komen, gebruikmaken van verschillende leeftijdsindelingen en op verschillende periodes betrekken hebben, kan wel een beeld worden geschetst. Gezinnen Huishoudens met kinderen (0-25 jaar) CBS 2013 Eenoudergezinnen CBS 2013 Gezinnen met gebruik gemeentelijke regelingen 2013 Alleenstaande ouders met gebruik gem. regeling '13 Tienermoeders CBS 2013 Aantal jongeren in eenoudergezinnen IKP 2012 Kinderen betrokken bij echtscheidingen CBS 2013 Aantal jongeren tot 18 CBS 2012 Aantal jongeren tot 25 CBS 2014
4129 884 142 101 3 860 65 6260 8582
Gebruik (opvoeding) ondersteuning Jeugdgezondheidszorg, Maatschappelijk werk en MEE Inzet prenataal stevig ouderschap JGZ 2013 3 Pedagogische thuisbegeleiding 50 Pedagogische consulten 57 Preventieve gesprekken groep 7 alcohol 369 Cliënten maatschappelijk werk SMWF 2013 235 Top 3 problematiek: besteding; relatie ouder/kind; overige psychische problemen Cliënten Schoolmaatschappelijk werk SMWF 2013 Top 3 problematiek: relatie ouder/kind; relatie anderen; overige psychische problemen Cliënten (0-24) MEE MEE 2013 Top 3 hulpvragen: opvoeding; aanvraag indicatie; vroeghulp
Overzicht divers zorggebruik Indicaties 2de lijns zorgaanbod BJZ 2013 Indicaties AWBZ/PGB/Zin BJZ 2013 Onderzoek zorgmeldingen " Onderzoek kindermishandeling " Spoedeisende hulp " Raadsmeldingen " Specialistische diagnostiek " Regiemodules " Jeugdbescherming Voogdij " Jeugdbescherming Gezinsvoogdij (OTS) " Jeugdreclassering " Cliënten Jeugdhulp Friesland JHF 2012 In Pleegzorg JHF 2012 Cliënten REIK (Talant, Tjalligahiem) REIK 05-2014 Jongeren met AWBZ indicatie CBS 2012 Jeugd-GGZ; 1ste lijn pschologische hulp Partoer 2012 J-GGZ; ambulante specialistische GGZ Partoer 2012 J-GGZ; klinische specialistische GGZ Partoer 2012
143 101
39 57 31 42 19 17 3 35 4 27 8 64 45 22 200 58 336 5
In bijlage 3 staat ook nog een overzicht over het welzijn en de gezondheid van de jeugd in Achtkarspelen (onderzoeken GGD Fryslân 2012). Over het algemeen gaat het goed met hen. 10
Om een steeds duidelijker beeld te krijgen hoeveel van onze kinderen en jongeren gebruik maken van welke zorg, is een gedetailleerde zorguitvraag gedaan onder alle jeugdhulpaanbieders actief in Friesland. De ruwe cijfers zijn in mei opgeleverd en worden nu geanalyseerd. Deze analyse is in september 2014 beschikbaar. Daarnaast levert Vektis op verzoek van het ministerie steeds meer gegevens aan van Zorgkantoor de Friesland en de zorgverzekeraars (AWBZ en Zvw, PGB en zorg in natura). Dit alles moet uiteindelijk resulteren in een nauwkeurig(er) beeld van het zorggebruik in 2013. 2.2
Doelgroepen
Achtkarspelen richt zich op kinderen en jongeren tot 23 jaar en hun ouders/verzorgers. Hoewel de transitie van de jeugdzorg zich beperkt tot jeugdhulp voor kinderen en jongeren tot 18 jaar wordt steeds duidelijker dat de leeftijdsgrens van 18 jaar op een groot aantal terreinen achterhaald is. Jongeren zijn na hun 18e natuurlijk in formele zin volwassen, maar op het terrein van scholing, strafrecht, reclassering en (geestelijke) gezondheid is continuïteit van aandacht cruciaal. Zo ontwikkelen psychische problemen zich vaak in de (late) adolescentie. Aandacht voor specifieke problemen en continuïteit van zorg is dan ook van groot belang. Daarom richt het beleid zich op de groep tot 23 jaar. Het budget dat gemeenten voor de jeugdhulp ontvangen is bedoeld voor kinderen en jongeren tot 18 jaar. e Jongeren boven de 18 jaar vallen onder de volwassenenzorg. Jongeren die voor hun 18 al zorg ontvangen e die moet doorlopen na hun 18 , blijven vallen onder de Jeugdwet. De uitdaging ligt in preventie, vroegsignalering en vroeginterventie en minder bureaucratie zodat het beschikbare budget toereikend is en blijft. In ieder geval moet binnen het beschikbare budget geopereerd worden. Samenwerking met en warme overdracht naar de volwassenenhulpverlening/zorg is daarom essentieel. Kleine doelgroepen die hoogspecifieke ondersteuning nodig hebben, houden deze ondersteuning in het kader van het RTA Fryslân en het Landelijk Transitie arrangement (afgesloten door VNG met de Landelijk werkende instellingen). De komende jaren zal nader onderzoek worden gedaan naar de omvang van deze doelgroepen en de aard van de hoogspecifieke ondersteuning. Verwachte ontwikkeling doelgroep in de komende jaren De vraag naar ondersteuning is landelijk gezien de afgelopen jaren steeds toegenomen. Het is moeilijk te zeggen hoe zich dit in de komende vier jaar zal ontwikkelen. Natuurlijk is het streven er op gericht om de vraag naar specialistische hulp te verminderen. Dit willen we doen door te investeren in preventie en vroegsignalering en goed te luisteren naar wat de inwoner echt nodig heeft. De praktijk (bijv. in Denemarken) heeft echter geleerd dat er tijd nodig is voor verandering. De transitie en transformatie niet meteen leiden tot een afname van duurdere vormen van ondersteuning. Er bestaat zelfs het risico dat er eerst een toename te zien zal zijn, omdat de hulp dichter bij het gezin georganiseerd wordt en daarmee meer en eerder gesignaleerd wordt. De (positieve) gevolgen van deze transformatie op aantallen cliënten en kosten per cliënt zullen daarom waarschijnlijk in 2015 niet of slechts licht zichtbaar zijn. Dit komt mede omdat voor de huidige cliënten in 2015 de continuïteit van hun zorg gewaarborgd wordt. Tevens is 2015 het eerste jaar waarin de transformatie zijn beslag krijgt en zullen alle betrokkenen (cliënten, aanbieders en financiers) moeten wennen aan het nieuwe systeem. Een mogelijke bedreiging van de transformatie in 2015 is de mogelijk extra grote vraag aan indicaties eind 2014, door de angst bij cliënten voor de verandering in het systeem. 2.3
Welke knelpunten doen zich nu voor? 6
Landelijk, maar ook regionaal worden de volgende knelpunten onderscheiden in de huidige situatie : Accent op probleemjeugd De aandacht voor het gewone opgroeien en opvoeden van kinderen en jongeren is verhoudingsgewijs gering ten opzichte van de aandacht voor de probleemjeugd. Het gevolg is dat er veel geld en aandacht is voor de gespecialiseerde jeugdzorg (de tweede lijn), en weinig voor de kwaliteit van de algemene jeugdvoorzieningen, de preventie en de eerste lijn. Versnippering Er zijn zeer veel voorzieningen, veel verschillende wettelijke kaders en diverse overheidslagen die verantwoordelijk zijn of financieren. Daarnaast zijn er veel verschillende beroepsverenigingen en brancheorganisaties. Dat zorgt ervoor dat het stelsel weinig transparant is en het doorvoeren van noodzakelijke vernieuwingen over het algemeen moeizaam verloopt. 6
Website Nederlands jeugdinstituut (www.nji.nl)
11
'Doorschuifmechanisme' domineert Kinderen en jongeren met problemen worden „verwezen‟ naar de jeugdzorg en worden daar „opgenomen‟. Is aanvullende kinder- en jeugdpsychiatrische hulp nodig, dan wordt de jongere daarnaar „doorverwezen‟. Gezinnen waarbij een vermoeden is van kindermishandeling, worden gemeld bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Het „dossier‟ kan bij een bevestigd vermoeden doorgaan naar de Raad voor de Kinderbescherming, die het op zijn beurt aan de rechter voorlegt. Spreekt de rechter een kinderbeschermingsmaatregel uit, dan wordt Bureau Jeugdzorg ingeschakeld. Die regelt dan in de meeste gevallen aanvullende hulp, die het gezin weer krijgt van een zorgaanbieder. Kortom, er wordt voortdurend 'geschoven' met kinderen en jongeren. De procedures zijn lang en ingewikkeld, zonder dat er snel passende hulp is. Stijgend zorggebruik De vraag naar gespecialiseerde hulp groeit per jaar met ruwweg 10 procent. Epidemiologen stellen dat dat niet te verklaren is uit een toename van problemen, wel is de signalering van problematiek verbeterd. Maar de stijging lijkt tevens het gevolg van het gebrek aan preventie en eerstelijnshulp, de versnippering en het „doorschuifmechanisme‟ in de sector. Onbeheersbaarheid Het is alles bij elkaar een moeilijk te beheersen sector, gekenmerkt door een zogeheten „waterbedeffect‟. Als een gemeente weinig doet aan preventie en eerstelijnshulp, zal de instroom in de gespecialiseerde zorg –nu betaald door onder meer de provincie en de zorgverzekeraars- stijgen. Probeert de politiek of de zorgverzekeraar de instroom in de jeugd-GGZ te beperken -bijvoorbeeld door een eigen bijdrage te vragendan kan dat een grotere instroom in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg geven. Gelet op de huidige knelpunten is het duidelijk dat er ingrijpende maatregelen moeten komen om het jeugdstelsel op orde te brengen. Door de bestuurlijke en de financiële verantwoordelijkheid onder te brengen bij één overheid, de gemeente, is het mogelijk een meer samenhangend beleid te voeren. Dat moet de noodzakelijke verbeteringen brengen. 2.4
Waar ligt voor Achtkarspelen de belangrijkste opgave?
Achtkarspelen moet sturen op resultaat: de instroom in de verschillende vormen van ondersteuning wordt zoveel mogelijk beperkt, de door- en uitstroom wordt zoveel mogelijk bevorderd. Wij kiezen daarbij voor passende ondersteuning: „matched care‟ (de specialistische zorg die nodig is, wordt ingezet) en niet voor „stepped care‟ (eerst de minst intensieve behandeling bieden, als dit onvoldoende is, wordt zwaardere hulp ingezet). De reden hiervoor is dat het „doorschuifmechanisme‟ anders toch nog op de loer ligt. Wij zetten de komende jaren in op het bouwen aan een stevige relatie met aanbieders om er gezamenlijk voor te zorgen dat de instroom in dure zorg zoveel mogelijk beperkt wordt. Eenvoudige vragen horen uiteindelijk niet thuis in het CJG, maar moeten op de vindplaatsen kunnen worden beantwoord. Versterking van de professionaliteit van de mensen op de vindplaatsen heeft dan ook prioriteit.
12
Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie De stelselwijziging jeugdzorg moet niet alleen een transitie zijn (overdracht van taken en middelen van Rijk naar gemeenten), maar ook een transformatie in gang zetten: een andere manier van werken in de zorg voor jeugd. Alleen dan is een verbetering van de zorg te verwachten. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de visie van Achtkarspelen daarop is, welke kansen wij zien en wat er veranderd gaat worden. 3.1
Visie
In het Beleidskader Sociaal Domein (vastgesteld in februari 2014) is de visie vastgelegd op de inrichting en uitvoering van de drie decentralisaties. Onze visie op de zorg voor jeugd is hiervan afgeleid en luidt: De jeugd in Achtkarspelen groeit gezond en veilig op. Ze ontwikkelen hun talenten en kunnen zo, nu en later, naar vermogen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als de ouders, eventueel in samenwerking met de pedagogische gemeenschap, hiervoor (tijdelijk) niet kunnen zorgdragen komt de gemeente in beeld. Hiervoor moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Onze visie leidt tot de volgende uitgangspunten: • Inwoners zorgen in eerste instantie zelf voor hun jeugd • Passende ondersteuning is vraaggericht en integraal • Via preventie, toegang en vangnet organiseert de gemeente passende ondersteuning. Achtkarspelen staat voor de opgave om, rekening houdend met de financiële kortingen die de komende jaren worden opgelegd, de ondersteuning van jeugdigen en hun ouders/opvoeders zo goed mogelijk vorm te geven. Wat verstaan we dan onder goed? Wij voelen ons er verantwoordelijk voor dat tijdig passende ondersteuning wordt geboden door professionals die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. De veiligheid van het kind staat voorop. De inwoner houdt in beginsel zelf de regie. Alleen wanneer het niet anders kan, wordt de regie tijdelijk overgenomen door een professional uit het CJG-team (zie paragraaf 3.6.2) waarbij steeds leidend is: wat is nodig om het gezin weer zelf de regie te laten nemen? Vragen van inwoners om ondersteuning zullen waar nodig altijd worden opgepakt in de gehele sociale context. Bij de totstandkoming van één kind/gezin, één plan, één aanspreekpunt kunnen professionals van alle leefdomeinen worden ingeschakeld. In de regio Zuidoost Friesland is de functie van gebiedsgericht werkende teams nader uitgewerkt. Ook in Achtkarspelen zal volgens deze leidraad worden gewerkt. 3.2
Kansen
De stelselherziening is ingegeven door de overtuiging dat de jeugdzorg effectiever en efficiënter kan. Gemeenten krijgen een aanzienlijke uitbreiding van verantwoordelijkheden door de stelselwijzigingen jeugdzorg en langdurige zorg en de invoering van de Participatiewet. Gemeenten kunnen de ondersteuning van inwoners die dat nodig hebben, beter en goedkoper realiseren, omdat ze veel dichter bij de gemeenschap staan. Deze verantwoordelijkheden worden in samenhang opgepakt. Pas dan is de volle winst te boeken. Immers: Het gaat vaak om meervoudige (gezins) problematiek; Het gaat bij alle decentralisaties om dezelfde verandering en omslag in denken en doen: gericht op het versterken van de eigen kracht van mensen en op preventie; Het integraal aanpakken van de problematiek biedt de beste kansen voor resultaatgerichte en efficiënte oplossingen. Hoe of bij wie een vraag of een signaal ook binnenkomt, altijd zal breed gekeken moeten worden naar wat er aan de hand is. Een goede analyse van de situatie en prioriteitstelling welk probleem het eerst aangepakt moet worden is van groot belang. ‘Hokjesdenken’ vanuit de eigen professie of organisatie is niet meer aan de orde. Uit ervaringen die zijn opgedaan in verschillende pilots blijkt dat eerder inzetten op integrale hulp effect heeft op de inzet van specialistische hulp. Ook blijkt dat er sprake is van ‘achterstallig onderhoud’: veel casussen zijn onvoldoende opgepakt en moeten alsnog, via de nieuwe werkwijze, worden vlot getrokken. Als er aan de ‘voorkant’ beter gesignaleerd wordt en de verbinding tussen de vindplaatsen en het CJG verder wordt versterkt, zal het aantal aanmeldingen in eerste instantie toenemen. Naar verwachting leidt de nieuwe manier van werken na verloop van tijd tot een daling van het beroep op gespecialiseerde zorg. 13
3.3
Wat gaat veranderen?
De nieuwe taken die Achtkarspelen krijgt kunnen alleen met minder middelen worden uitgevoerd als er innovatie plaatsvindt. Het huidige systeem kenmerkt zich door schotten. De transformatieopgave betekent een verschuiving van de zware zorg naar minder zware zorg waarbij de schotten verdwijnen en uit wordt gegaan 7 van de hulpvraag van het gezin . De verwachting is door meer in te zetten op preventie dat er minder zware zorg nodig is. Deze opgave is een enorme klus die niet in korte tijd te realiseren is. Het vraagt iets anders van het gezin, van onze gemeentelijke organisatie, van maatschappelijke partners als zorgaanbieders maar ook van bijv. welzijn en onderwijs. Dat betekent onzekerheid: oude zekerheden verdwijnen en nieuwe moeten zich ontwikkelen. Dat vraagt ook tijd en ruimte voor deze ontwikkelingen. De volgende veranderingen worden in de jaarlijkse uitvoeringsplannen verder uitgewerkt en geconcretiseerd: Bevorderen pedagogische gemeenschap en eigen kracht; Verbinding netwerken; Lokale gebiedsgericht werkende CJG-teams; Professionalisering; Een gezin, een plan, een regisseur; Toegang; Samenwerking met expertpool en specialistische zorg; Goede verbinding met jeugdbescherming en jeugdreclassering; Goede verbinding met het Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. In hoofdstuk 4 worden deze veranderingen kort toegelicht. 3.4
Doelstellingen: hoe draagt dit plan bij aan de gewenste verandering?
Wij onderscheiden de volgende doelstellingen: Versterken van de leefomgeving en basisvoorzieningen: wij doen dit door professionals die werken met kinderen, jongeren en ouders te trainen in vroegsignalering; Er wordt adequaat gehandeld op signalen van ouders en jeugdigen: signalen over ouders en jeugdigen worden snel opgepakt volgens het uitgangspunt één kind/één gezin, één plan, één aanspreekpunt; De plek waar ouders en jeugdigen terecht kunnen met hun vraag is dichtbij, in hun directe leefomgeving: de professionals van de (kern) partners van het CJG werken op de vindplaatsen en zijn herkenbaar aanwezig op drukbezochte plekken in wijk en dorp; Integrale benadering, sociaal domein breed: bij vraagverheldering worden alle leefdomeinen betrokken en wordt overlap in de ondersteuning voorkomen; Gebiedsgericht werken: door dichtbij aanwezig te zijn, kan maatwerk worden geboden aan ouders en jeugdigen; Snel, passende hulp in de directe leefomgeving: wij maken afspraken met aanbieders over „matched care‟; Veiligheid van het kind staat voorop: binnen het CJG-team is kennis en expertise aanwezig om op elk gewenst moment een „veiligheidscheck‟ te kunnen doen. 3.5
Rol van de gemeente in de toekomst
Achtkarspelen wordt verantwoordelijk voor de gehele zorg voor jeugd. Omdat grote veranderingen nodig zijn, is een scherpe sturing en opdrachtgeverschap noodzakelijk. Het is belangrijk om aanbieders heldere kaders mee te geven voor de uit te voeren ondersteuning aan kinderen en hun ouders/opvoeders. Het gaat dan zowel om de financiële kaders als om de te behalen resultaten. Achtkarspelen stelt zich, als het gaat om het daadwerkelijk geven van ondersteuning, terughoudend op en zal niet in de deskundigheid treden van de professionals op de werkvloer. Nieuwe rollen van de gemeente in de toekomst Achtkarspelen zal vanaf 1 januari 2015 sturen vanuit twee rollen: die van regievoerder en die van opdrachtgever. Bij beide rollen maken we een onderscheid tussen de verantwoordelijkheid in beleid en uitvoering. De wijze van sturing verschilt sterk tussen deze rollen. Als regievoerder sturen wij vooral op het proces, de posities, de rollen en de taken. Als opdrachtgever sturen we vooral op de balans tussen de resultaten en de kosten en het nakomen van de afspraken.
7
Bijlage 2 14
De sturingsknoppen Voor gemeenten zijn vier belangrijke knoppen waaraan ze kunnen draaien vanuit hun rol als regisseur en als opdrachtgever. 1. De “kwaliteitsknop”: Professionele kwaliteit van de geboden hulp en de maximale handelingsruimte van de professional in het zorgtraject; dit zal worden geregeld in afspraken over het professionele mandaat. 2. De “verbruiksknop”: Het gebruik van zorg/de afname van zorg door inwoners uit de eigen gemeente. 3. De “uitgavenknop”: De uitgaven van de zorgkosten / de financiële ruimte; door afbakening van budgetten en bewaking van de uitgaven. 4. De “effectknop”: De effecten van de zorg op langere termijn: door te monitoren op afgesproken indicatoren. In het vierjaarlijks beleidsplan en het jaarlijkse uitvoeringsplan kunnen op bovenstaande vier 'knoppen' jaarlijks nieuwe resultaatafspraken gemaakt kunnen worden.
15
Hoofdstuk 4.
Hoe en met wie gaan we het organiseren?
We leggen een grote nadruk op ‘anders werken en anders organiseren’. Zowel in de basisvoorzieningen, maar ook in de toegang tot hulp. Voor de inwoners, maar ook voor de gemeente valt grote winst te behalen door het aan de basis beter te organiseren, met minder overhead, een grotere professionele handelingsruimte, zonder belemmerende financiële en organisatorische kaders. Met de meeste gezinnen in onze gemeente gaat het goed. Zij zijn gebaat bij een sterke samenleving waar ze ook zelf een bijdrage aan leveren. Een klein deel van de gezinnen heeft (tijdelijk) behoefte aan begeleiding en basiszorg omdat ze problemen ervaren waar ze even niet zelfstandig een oplossing voor kunnen bedenken. Voor een nog kleiner deel is specialistische zorg nodig. Onderstaande piramide visualiseert die verdeling (uit beleidskader Transities Sociaal Domein, jan 2014). De piramide kent een brede basis en een smalle top.
5%
15%
80 %
Deze verdeling kan worden vertaald in drie sporen voor de Zorg voor Jeugd in onze gemeente: Spoor 1 Gewoon opvoeden: een sterke samenleving Spoor 2 Basisondersteuning: steun waar nodig Spoor 3 Aanvullende ondersteuning: speciaal waar het moet 8
Aan de hand van deze drie sporen, die parallel lopen met het Fries model Zorg voor Jeugd , zal in de onderstaande paragrafen het hoe en het wat worden beschreven. De veranderingen die in paragraaf 3.3 genoemd staan, komen in de onderstaande paragrafen terug. 4.1
Spoor 1 Gewoon opvoeden
Spoor 1 vormt het fundament van het vernieuwde stelsel en wordt gevormd door: 1. een sterke (pedagogische) gemeenschap 2. sterke (collectieve) basisvoorzieningen Achtkarspelen vervult een stimulerende rol bij het versterken van de pedagogische gemeenschap in de dorpen, buurten en wijken. Denk hierbij aan een kindvriendelijke inrichting van de buurt (speelplaatsen), het ondersteunen bij brede school initiatieven (Gerkesklooster), het inzetten van buurtsportcoaches, het stimuleren en steunen van burgerinitiatieven die de lokale samenleving versterken (Achtkarspelen Fit), maar ook aan de informatie- en adviesfunctie van het CJG (www.cjgachtkarspelen.nl) en de activiteiten die vanuit het CJG worden georganiseerd. Zoals de visie op zorg voor jeugd al verwoordt, staat het kind centraal. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen, tenzij de veiligheid van het kind in geding is. Met het versterken van de pedagogische gemeenschap, de eigen kracht en het eigen netwerk worden de ouders nog beter in staat gesteld om zelf de regie te houden over hun leven en dat van hun kinderen 4.1.1
De pedagogische gemeenschap en eigen kracht
Een pedagogische gemeenschap wordt gevormd door ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook door familieleden, leraren, sportcoaches of bijvoorbeeld kerkgenootschappen, lokale verenigingen en ondernemers. In een goed functionerende pedagogische gemeenschap zijn burgers betrokken en bereid om in hun eigen sociale netwerk en in het publieke domein verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te nemen. 8
Bijlage 4 16
Om een sterke gemeenschap te kunnen vormen en de eigen kracht te versterken richten we ons op: Bevorderen pedagogische gemeenschap en eigen kracht Doel: Inzetten op versterking van de pedagogische gemeenschap en het versterken van eigen kracht van de gezinnen. Het opvoedkundig klimaat wordt versterkt in de dorpen, wijken en instellingen. Ontzorgen en normaliseren zijn leidend: niet problematiseren en medicaliseren. Wat is nodig om een kind en/of gezin zelfredzaam te laten worden en blijven (zoveel als mogelijk is). Resultaat: o o o o
alle kinderen groeien op in een gezonde en veilige omgeving; de gemeenschap wordt krachtiger in het zelf oplossen; het aantal gezinnen met complexe hulpverleningsvraagstukken neemt af; de opvoed- en opgroeikracht in gezinnen neemt toe.
Hoe bereiken we dit: Inrichting dorpen/wijken, voorzieningen, ontmoetingsplekken, speeltuinen; Stimuleren ontmoeting; Regie bij gezinnen zolang als mogelijk is met oog voor veiligheid van kind(eren); Ruimte voor verschillen (iedere situatie is uniek en vraagt een eigen aanpak); Gezinnen maken zelf een gezinsplan (familiegroepsplan), samen met mensen uit hun eigen omgeving, voordat professionele hulp aangeboden wordt; Het trainen van professionals in het aanleren van een Eigen Kracht–attitude en op het aanleren van vaardigheden om vanuit deze visie te kunnen werken. Eigen kracht Onder het begrip ‘Eigen Kracht’ verstaan wij: ruimte geven aan burgers die problemen ondervinden in het leven, om zelf de zeggenschap en regie in handen te laten houden over het proces om tot een oplossing te komen, in samenspraak met mensen die belangrijk voor hen zijn. Het betekent ruimte geven op diverse niveaus: vanuit de overheid naar de professionele organisaties, vanuit het management van die organisaties naar de professionals en vanuit de professionals naar de cliënten. Het opnemen van Eigen Kracht en verantwoordelijkheid in de gemeentelijke jeugdzorgvisie betekent een flinke cultuurtransformatie. Het maken van verbindingen met krachten die dichtbij en vaak duurzaam zijn, lijkt een eenvoudige benadering, maar blijkt in de praktijk van alle dag toch niet zo simpel uitvoerbaar te zijn. Dit is niet alleen een attitudekwestie voor de professional in relatie met zijn/haar cliënt, maar heeft ook implicaties op het niveau van de organisatie en de financieringsafspraken tussen overheid en instellingen.
Verbinding netwerken Doel: Door verbinding van het eigen netwerk van het gezin met de lokale (informele en formele) netwerken worden gezinnen beter ondersteund. Resultaat: passende ondersteuning zo dichtbij mogelijk bij de gezinnen. Hoe bereiken we dit: Gezinswerker heeft inzicht in het netwerk van en de betekenis hiervan voor een gezin; Zo nodig inzet familienetwerkberaad, Eigen Kracht Conferentie of iets dergelijks; Bekendheid van gezinswerker met lokale netwerken bevordert de inzet van vrijwilligers; Afspraken over samenwerking en afstemming tussen CJG-teams, dorpenteams en de andere professionals in Achtkarspelen. Kinderen, jongeren, ouders en andere bij de opvoeding betrokkenen kunnen op verschillende manieren in contact komen met het CJG. Dit kan bijvoorbeeld via een van de kernpartners op de vindplaats (JGZ en CJGteam), maar ook telefonisch en digitaal via de website www. cjgachtkarspelen.nl. Door de vaste gezichten van de medewerkers van de kernpartners op de vindplaatsen, het gebruik van het CJG-beeldmerk en de website is de jeugdhulp herkenbaar. 4.1.2
Basisvoorzieningen
Onder basisvoorzieningen verstaan we die voorzieningen waar vrijwel alle ouders en kinderen komen en dus te vinden zijn. Denk daarbij aan jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau, schoolarts en verpleegkundige), peuterspeelzalen, scholen, kinderopvang, huisartsen, verloskundigen en kraamzorg. Maar ook preventieve voorzieningen als sportverenigingen, welzijnswerk of scouting vallen hieronder. 17
Medewerkers van de basisvoorzieningen signaleren en bieden daarnaast (preventieve) ondersteuning aan gezinnen/jongeren. Preventie en vroegsignalering zijn belangrijke middelen om de vraag naar specialistische ondersteuning terug te kunnen dringen. Wanneer de signalen eerder opgepakt worden, kan sneller de meest passende ondersteuning worden ingezet en kan mogelijk voorkomen worden dat zware, specialistische hulp moet worden ingezet. De verwijsindex, waarin professionals uit de basisvoorzieningen en/of specialistische voorzieningen een signaal van zorg kunnen afgeven speelt hierbij een ondersteunende rol. De professionals op de vindplaatsen (zoals voorschoolse voorzieningen, het onderwijs) zijn belangrijke partners in de signalering. Zij kunnen door de kernpartners van het CJG of door de gezinswerkers van de CJG-teams getraind en gecoacht worden, zodat zij signalen snel kunnen doorleiden naar de gezinswerkers. Met deze training en coaching zouden zij ook eenvoudige vragen zelf kunnen beantwoorden. De professionals zullen nog wel een omslag in werken moeten maken: meer oog krijgen voor risicofactoren die vragen om een snelle actie. Niet meer afwachten, maar zorgen dat signalen verder gaan naar het CJGteam die er op afgaat. Ze moeten vertrouwen in een goede en snelle aanpak van een melding. Tegelijkertijd moet niet elk kind met ‟lastig gedrag‟ voor een diagnose naar de specialistische zorg worden verwezen. Met het afschaffen van de zgn. rugzakjes in het kader van passend onderwijs wordt deze prikkel naar verwachting ook minder. Het is van belang om te kijken wat een kind nodig heeft en niet welk etiket daar op moet. Professionalisering Doel: een omslag in denken en doen bij professionals in welzijn, onderwijs en zorg. Resultaat: o o o o
Risico’s worden vroegtijdig gesignaleerd; Professionals zijn in staat om te ontzorgen en te demedicaliseren; Er wordt snel passende ondersteuning ingezet; Regie ligt bij het gezin (welk probleem heeft prioriteit).
Hoe bereiken we dit: Professionals kennen de risicofactoren in de ontwikkeling van kinderen; Zij kunnen deze herkennen en bespreken de signalen met ouders; Professionals van lokale organisaties (welzijn, onderwijs en zorg) volgen regelmatig (lokale) bijeenkomsten deskundigheidsbevordering. Vrijwilligers die actief zijn in het verenigingsleven (sport, scouting), bij welzijnsorganisaties (dorpshuizen) of bij een kerk zien en horen vaak veel, maar weten niet altijd wat ze met hun signalen moeten doen. Door actief de samenwerking te zoeken met de verenigingen, kerken en het welzijnswerk kan het CJG ook van deze partijen de signalen oppakken. 4.2
Spoor 2 Basisondersteuning
Als opvoeders of jongeren zelf of met behulp van het eigen netwerk van familie en vrienden niet meer uitkomen is ondersteuning voor handen. Voor diegenen die de weg naar ondersteuning en hulp niet op eigen kracht kunnen vinden, richten we basisondersteuning in. Deze wordt geboden door de gezinswerkers van het CJG-team. Zij zijn dichtbij, makkelijk te benaderen en goed te vinden. De CJG-teams bieden gezinnen ondersteuning en hulp bij het verhelderen van hun vraag en het vergroten van het zelfoplossend vermogen. Voor de basisondersteuning van de jeugd en hun ouders zijn de volgende voorzieningen van belang: 1. CJG-team 2. Expertpool 3. Passend onderwijs 4. Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen 5. De kindertelefoon 4.2.1 Het CJG-team Het CJG-team is nieuw in het jeugdhulpstelsel en gaat een cruciale rol vervullen bij het verhogen van de kwaliteit van de jeugdhulp én de vermindering van het gebruik van (dure) specialistische voorzieningen. In het team wordt de expertise van diverse soorten ambulante hulp uit het huidige stelsel (zoals maatschappelijk werk, pedagogen, MEE consulenten, gezinscoaches op verschillende niveaus) samengevoegd. Daarmee wordt het hulpaanbod doelmatiger en overzichtelijker: voor ouders, voor de basisvoorzieningen én voor de aansturing door de gemeente. 18
In Achtkarspelen Zuid wordt een pilot gedaan met een dergelijk CJG-team onder projectleiding vanBuurtzorg Jong. Voor Achtkarspelen Noord worden de eerste stappen gezet om tot een dergelijk team te komen, al dan niet onder dezelfde organisatorische projectleiding. Beide teams hebben als doel om kinderen en jongeren binnen hun gezin op een veilige en goede manier op te laten groeien. Zij krijgen vanaf 2015 te maken met de overdracht van de lopende dossiers in de specialistische ondersteuning en hebben de taak om de nieuwe vragen op te pakken. Ouders, jongeren en professionals kunnen bij vragen en problemen bij het team terecht. Het team geeft advies en informatie en verleent kort- of langdurige hulpverlening en schakelt waar nodig, na consultatie van een expert, specialistische zorg in. Het team werkt preventief, vraaggericht, klantversterkend, systeem- en omgevingsgericht en is gericht op samenwerking. Aan elk gezin met een hulpvraag wordt een vaste gezinswerker gekoppeld. Het team heeft een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de continuïteit en kwaliteit van de ondersteuning. De gezinswerker brengt de belangen en behoeftes van jeugdigen, ouders en hun omgeving samen in een doelgerichte aanpak (gezinsplan) waarbij eigen kracht, verantwoordelijkheid en regie (zolang als mogelijk is) van het gezin uitgangspunt is. Ambulante begeleiding wordt zoveel mogelijk als functie ondergebracht in het CJG- team. De overige vormen van zwaardere ambulante ondersteuning en begeleiding worden erbij gehaald. 9 Daartoe worden verschillende zorgaanbieders gecontracteerd . De CJG-teams werken vanuit onderstaand ordeningsprincipe "Kind in Fryslân" dat het mogelijk maakt hulp te koppelen aan opvoedingssituaties en de rol van de ouders daarbij.
De opvoedingsvragen spelen zich voornamelijk af binnen het eerste spoor: gewoon opvoeden. De basisondersteuning van de CJG-teams speelt zich af bij opvoedingsspanning en opvoedingsnood. De aanvullende specialistische hulp (spoor 3) wordt ingezet bij opvoedingsnood en opvoedingscrisis. Gebiedsgericht werkende CJG-teams Doel: CJG-teams die gebiedsgericht werken, samengesteld uit generalisten met verschillende soorten ervaring en deskundigheid.
9
zie bijlage 5, hoofdstuk 3
19
Resultaat: o o
de CJG-teams zijn zichtbaar, herkenbaar en bereikbaar voor gezinnen en andere professionals (namen, gezichten en telefoonnummers). kwetsbare gezinnen worden sneller geholpen in hun eigen sociale context;
Hoe bereiken we dit: Samenstelling team: in het team zitten HBO-opgeleide professionals met deskundigheid op het gebied van pedagogiek, gedwongen hulpverlening/veiligheid, psychiatrische stoornissen, verstandelijke beperkingen, systeemgerichte aanpak; Regelmatig en herkenbaar aanwezig op vindplaatsen (kinderopvang, peuterspeelzalen, scholen, buurthuizen); De CJG-teams werken nauw samen met de basisvoorzieningen zoals JGZ,huisartsen, verloskundigen, sociale dorpenteams en andere professionals in de zorg, maar ook met vrijwilligersorganisaties; Teamverantwoordelijkheid voor snel erop af (outreachend) en zorgen voor passende ondersteuning; Ouders en jeugdigen zijn natuurlijk betrokken bij hun eigen ondersteuningsproces, waarbij uit gegaan wordt van hun eigen mogelijkheden om regie te voeren over hun leven. Dus niet over ouders en jeugdigen spreken maar met hen: hun betrokkenheid en die van hun sociale omgeving bij de aanpak is cruciaal. Op basis van een gezinsplan, opgesteld door gezin zelf of samen met de gezinswerker van het CJG-team, wordt de ondersteuning aangeboden, al dan niet met inzet van gespecialiseerde zorg. Een gezin, een plan, een regisseur Doel: in een gezin dat hulp nodig heeft, is sprake van één plan en één vaste contactpersoon. Resultaat: o o o
voor het gezin is duidelijk wat het plan is en wie de vaste contactpersoon voor het gezin is; Er wordt ook bij multiproblematiek gewerkt vanuit een gezinsplan; De vaste contactpersoon regisseert het proces (samen met het gezin).
Hoe bereiken we dit: Binnen het CJG-team is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de bereikbaarheid en continuïteit als de vaste contactpersoon afwezig is (vakantie, ziekte); de kwetsbaarheid voor één vaste contactpersoon moet zoveel mogelijk worden weggenomen; Samenwerkingsafspraken: als er ook sprake is van problematiek in andere domeinen wordt met betrokken collega’s afgesproken wie de regie in het gezin heeft (bijv. bij inkomensproblematiek, schulden, verslaving). Het CJG-team werkt zoveel als mogelijk "diagnosevrij". Het gedrag van een kind of jongere en de invloed die dat heeft op het gezin en/of sociale omgeving is bepalend voor de inzet van de ondersteuning, niet de diagnose. Dit vraagt van de professionals een nadere manier van werken (oplossingsgericht in plaats van diagnostisch gericht). De beschikbare expertise in het team is vrij-toegankelijk. Mocht een diagnose voor de passende hulp toch noodzakelijk zijn, dan maakt het stellen van de diagnose onderdeel uit van het gezinsplan en daarmee van de niet vrij-toegankelijke jeugdhulp. Voordat er verwezen kan worden naar de niet-vrij toegankelijke jeugdhulp moet het CJG-team een expert uit de expertpool (zie 4.2.2) raadplegen. Op basis van het gezinsplan kan een beschikking worden afgegeven voor het inzetten van gespecialiseerde zorg of een maatwerk/individuele voorziening, conform de verordening Jeugd. Naar aanleiding van het RTA Fryslân en het concept Omvormingsplan hebben de gemeenten in Friesland geconcludeerd dat het nodig is om gezamenlijk vast te stellen hoe de toegang en toeleiding naar bovenlokaal georganiseerde vormen van ondersteuning vanuit de lokale gebiedsteams geregeld moet worden. In een advies hierover staan twee vragen centraal, nl. 1. hoe ziet een uniforme toegang vanuit/door CJG-teams tot bovenlokaal georganiseerde vormen van ondersteuning op het terrein van opvoeden, opgroeien en gezondheid, er uit, en 2. aan welke minimale vereisten moet de lokale toegang (CJG-team) voldoen om te kunnen toeleiden naar de bovenlokaal georganiseerde vormen van ondersteuning. 10 Het advies is vastgesteld door de Friese gemeenten en is integraal onderdeel van dit beleidsplan . 10
zie bijlage 5
20
4.2.2
De expertpool
Bij het opstellen van het gezinsplan kan het CJG-team de hulp inroepen van specialistische deskundigen, omdat bij sommige hulpvragen diagnostische kennis nodig is. Door deze kennis al in een vroegtijdig stadium er bij te halen, kan snel de juiste aanvullende hulp worden ingezet en kan voorkomen worden dat aanvullende hulp nodig is. Over beroep op deskundigheid bij gedwongen jeugdhulp worden provinciaal afspraken gemaakt met de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen. Ook met andere specialistische aanbieders worden hierover afspraken gemaakt. Zo wordt gewerkt aan het vormen van een expertpool. De expertpool heeft twee rollen: Onderbouwing van het advies van het CJG-team voor de inzet van specialistische (niet vrij toegankelijke vormen van jeugdhulp) dit is inclusief op- en afschalen van hulp, en het bevorderen van doorstroom en advisering over inschakelen aanvullende expertise.
Inhoudelijke ondersteuning van de CJG-teams (consultatie), en eventueel via de CJG-teams ook van de bij de casus betrokken andere professionals (zoals leerkracht, voetbaltrainer, maatschappelijk werker, gezinscoach, enz.)
De expertpool werkt voor de gehele regio (provincie Fryslân). Hoe deze groep van specialisten precies georganiseerd wordt, zal verder moeten worden uitgewerkt. De volgende uitgangspunten zijn in de notitie 11 toegang benoemd: De expertpool wordt op provinciale schaal ingekocht en werkt onafhankelijk; De specialist van de expertpool geeft een advies, doet in principe geen diagnostiek; In bijzonder complexe situaties kan diagnose wel onderdeel uitmaken van het takenpakket van de e expertpool of wordt diagnosestelling als 1 stap in een ondersteuningsplan geadviseerd aan de professional in de gebiedsteams; Van de expertpool kunnen, naast de CJG-teams, ook de samenwerkingsverbanden passend onderwijs en de huisartsen/medisch specialisten gebruik maken; De teams Integrale vroeghulp worden ondergebracht in de expertpool; De expertpool wordt in 2015 gestart voor het jeugddomein, maar kan op termijn, afhankelijk van de ontwikkelingen op de andere sociale domeinen (WMO en participatie), worden uitgebreid tot de doelgroep 0-100; Huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten kunnen eveneens gebruik maken van de expertpool; De expertpool ontwikkelt zich tot een kenniscentrum dat de training en coaching van gebiedsteams op zich neem; Het toekomstige kenniscentrum is mede verantwoordelijk voor de innovatie van de jeugdhulp. 4.2.3
Passend Onderwijs
Op 1 augustus 2014 treedt de Wet Passend Onderwijs voor het primair, voortgezet en het speciaal (voortgezet) onderwijs in werking. Voor het Mbo is het passend onderwijs al van toepassing op grond van de Wet gelijke behandeling; per 1 augustus 2014 zijn de Mbo-instellingen zelf verantwoordelijk voor het organiseren en vormgeven van hun eigen ondersteuningsaanbod voor die studenten die dit nodig hebben. Passend onderwijs is de zorgplicht van de scholen om ieder kind een passende plek op een school te bieden. 12
De schoolbesturen primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 13 en cluster 4 zijn daartoe georganiseerd in samenwerkingsverbanden. In Friesland heeft het primair onderwijs een samenwerkingsverband op het niveau van de provincie; het voorgezet onderwijs heeft 3 samenwerkings14 verbanden die (overwegend) gelijk zijn aan de RMC regio's. Nb het speciaal onderwijs cluster 1 en cluster 15 2 valt niet onder deze samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsverbanden hebben ondersteuningsplannen opgesteld. Daarin is o.a. vastgelegd hoe zij passend onderwijs voor elk kind willen realiseren; de verdeling van de middelen voor extra ondersteuning over de scholen (dit budget is gebaseerd op kengetallen, zoals leerlingen aantallen en gebruik van het speciaal onderwijs) en de afspraken over afstemming en samenwerking met de gemeenten. De landelijke
11
zie bijlage 5 onderwijs aan kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking 13 onderwijs aan kinderen met gedragsproblemen en/of psychische aandoeningen 14 onderwijs aan kinderen met visuele beperkingen 15 onderwijs aan kinderen met auditieve beperkingen 12
21
indicatiesystematiek wordt afgeschaft; dit wordt overgenomen door de samenwerkingsverbanden (toelaatbaarheidverklaringen). Ondersteuning binnen de scholen Iedere school heeft een ondersteuningsprofiel van het passend onderwijs dat zij kunnen bieden. De inzet van de scholen is erop gericht dat hun professionals in staat zijn / worden gesteld om om te gaan met verschillen tussen de leerlingen in hun klas. Het wettelijk verplichte aanbod van ondersteuning door scholen op het gebied van passend onderwijs omvat: • het vroegtijdig signaleren van leerproblemen • het inzetten van passende interventies zoals een aanbod voor leerlingen met leerproblemen (bijvoorbeeld dyslexie of dyscalculie) of onderwijsprogramma’s voor leerlingen met een meer of minder dan gemiddelde intelligentie • extra ondersteuning zoals tijdelijke ondersteuning van de leraar/het team in de eigen school of een (tijdelijke) plaats in het speciaal of voortgezet speciaal onderwijs. OOGO 's en REJA In regio de Friese Wouden hebben gemeentebesturen, de onderwijsbesturen, de samenwerkingsverbanden primair – en voortgezet onderwijs en de besturen van de Mbo-instellingen in Friesland besloten dat zij met regelmaat overleg willen voeren over alle onderwerpen, waarvoor afstemming en samenwerking op regionaal niveau tussen gemeenten en onderwijs nodig / gewenst is. Daarvoor is een overlegstructuur in het leven geroepen, de Regionale Educatieve Jeugd Agenda (REJA). Er is een overlegprotocol REJA vastgesteld. Afgesproken is dat de OOGO's over de ondersteuningsplannen en over de jeugdplannen deel van de REJA uitmaken. Andere (mogelijke) thema's / onderwerpen zijn: leerlingenvervoer, onderwijshuisvesting, aansluiting zorgstructuur school en zorgstructuur jeugd, leerplicht, voortijdig schoolverlaters (VSV-ers), thuiszitters, doorgaande (leer)lijnen (PO-VO-Mbo), Entreeopleidingen, bindend studieadvies (Participatiewet), aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, integrale kindcentra, onderwijsachterstandenbeleid, etc. . In dit REJA-kader zijn op 10 maart 2014 de OOGO's over de concepten van de ondersteuningsplannen gevoerd. Met het voortgezet onderwijs zijn ten aanzien van de samenwerking de volgende uitgangspunten overeengekomen: Het kind centraal: één kind/gezin, één plan, één regisseur Een vroegtijdige signalering en integrale, multidisciplinaire probleemanalyse (iedere betrokkene heeft een groot belang bij preventie). Samenwerking tussen onderwijs, gemeenten en organisaties Versterken van eigen kracht en het betrekken van het sociale netwerk De school als vindplaats en waar nodig als werkplaats; Aansluiting van zorgstructuren onderwijs en CJG’s en/of gebiedsteams en de uniforme positionering van leerplichtambtenaren en RMC-trajectbegeleiders daarin. Op 22 september 2014 worden de OOGO's over de concepten van de beleidsplannen Zorg voor Jeugd gevoerd in een REJA bijeenkomst. Toegang De toegang tot de gemeentelijke jeugdzorg wordt lokaal geregeld. Iedere gemeente maakt daarbij haar eigen keuze, die aansluit bij lokale wensen en mogelijkheden. Iedere gemeente maakt lokaal afspraken met het onderwijs over de samenwerking met de onderwijspartijen en lokale partners over de uitvoering. Dit wordt verder beschreven in de lokale uitvoeringsplannen. Het uitgangspunt van de Jeugdwet is dat de woongemeente verantwoordelijk is voor de zorg voor kinderen tot 18 jaar. 16 Voor de duidelijkheid naar het onderwijs toe is in regio De Friese Wouden afgesproken dat : Het CJG (of gebiedsteam of CJG-team) waar de schoollocatie gevestigd is zorgt voor een vaste contactpersoon voor de betreffende schoollocatie, die het eerste aanspreekpunt is voor de leerlingen die speciale aandacht vragen. Indien nodig voor het vervolg, wordt vanuit het CJG (of gebiedsteam of CJG-team) de leerling overgedragen aan het CJG (of gebiedsteam of CJG-team) van de woongemeente, zodat daar in overleg met betrokkene(n) inhoud kan worden gegeven aan het gezin/familie ondersteuningsplan.
16
uit: notitie Zorgspoor 2012
22
4.2.4
Huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen
De huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist mogen volgens de Jeugdwet rechtstreeks aanvullende ondersteuning inschakelen. Dit geldt niet alleen voor (gespecialiseerde) jeugdhulp, maar voor alle soorten van aanvullende ondersteuning. Verwijzing naar specialistische hulp kan alleen naar die partijen die door de 17 gemeente zelf of de samenwerkende Friese gemeenten zijn gecontracteerd . In de inkoopprocessen wordt een zo groot mogelijke diversiteit van aanbieders betrokken om keuzemogelijkheden voor cliënt en verwijzer zodanig vorm te geven dat een passend hulpaanbod kan worden gerealiseerd. Bij de samenwerking met huisartsen en medisch specialisten ligt de nadruk op het preventieve: door in een vroegtijdig stadium te signaleren en met elkaar te overleggen, kan zwaardere hulp worden voorkomen of ingekort en kunnen problemen integraal worden opgepakt (werkwijze één gezin, één plan). Jeugdartsen zijn al betrokken bij het CJG en kunnen als zodanig bijdragen aan de afstemming tussen huisartsen, medisch specialisten en de gemeente. Er worden samenwerkingsafspraken gemaakt met de medische disciplines over het betrekken van de CJGteams bij het inzetten van specialistische jeugdhulp. Uitgangspunt is dat de huisarts, de jeugdarts en de medisch specialist voor doorverwijzing in gesprek gaan met het lokale CJG-team. Het zelfstandig verwijzen blijft van voornoemde partijen een autonome bevoegdheid. Bij de (provinciale) inkoop van o.a. Jeugd GGZ en andere vormen van specialistische ondersteuning zullen met contractpartijen afspraken worden gemaakt over het wederzijds informeren en betrekken van het lokale CJG-team. Ook is het belangrijk dat de zorgverzekeraar afspraken maakt met de huisartsen over deze samenwerking. Huisartsen en jeugdartsen zullen periodiek worden geïnformeerd over de ontwikkeling van het beschikbare budget in hun werkgebied of cluster. Zo worden ze deelgenoot gemaakt met betrekking tot de beïnvloeding van de uitgaven van specialistische jeugdzorg, waar een zeer groot deel van het gemeentelijk jeugdbudget voor wordt ingezet. 4.2.5
De kindertelefoon
In de nieuwe Jeugdwet krijgen de gemeenten de opdracht om een functie in te richten met gratis advisering van jeugdigen over door hen al dan niet anoniem voorgelegde vragen of problemen. Hiermee wordt de voortzetting van de huidige Kindertelefoon beoogd. De VNG neemt het opdrachtgeverschap en de financiering van de Kindertelefoon over (zie par. 4.13). Voor kinderen en jongeren is de Kindertelefoon vaak het eerste contact met de jeugdzorg. Op dit moment heeft de Kindertelefoon directe toegang tot hulpverleners van de Bureaus Jeugdzorg in het land, zowel binnen als buiten kantoortijden. Deze toegang wordt gebruikt in geval van een bedreigende situatie van een kind of een jongere, in geval van ernstige emotionele problemen (waaronder een poging tot zelfbeschadiging of zelfdoding) en in geval van mishandeling (waaronder lichamelijke en psychische mishandeling en huiselijk geweld). In situaties waarbij geen sprake is van acute bedreiging, maar verdere hulpverlening wel gewenst is, zal het kind worden verwezen naar het lokale CJG-team. Met de Kindertelefoon zullen daarover concrete afspraken worden gemaakt. 4.3 Spoor
3 Aanvullende specialistische ondersteuning
De gemeente heeft een jeugdhulpplicht. Om de benodigde ondersteuning vroegtijdig te kunnen inzetten worden afspraken gemaakt met maatschappelijke organisaties en zorgaanbieders voor het leveren van collectieve en individuele hulptrajecten. Die afspraken hebben zowel betrekking op de wijze waarop de toegang tot dit aanbod is geregeld, als op de werkwijze voor het toeleiden en toewijzen van ondersteuning. 18 Wij verstaan onder toegang: de plek waar jongere/opvoeder terecht kan met vragen over opvoeden, opgroeien en gezondheid, en met een hulpvraag (toegangspoort": dit omvat zowel de (collectieve) voorzieningen voor jeugdhulp als de professionals die bevoegd zijn om jeugdhulp toe te wijzen). Wij verstaan onder toeleiding: het werkproces met activiteiten van betrokken professionals waarmee, aansluitend bij vragen van jeugdigen en/of hun opvoeders of signalen van professionals, passende maatschappelijke ondersteuning wordt geboden. Een onderdeel van deze ondersteuning kan het toewijzen van jeugdhulp zijn. Belangrijke kenmerken in de organisatie van het werkproces voor de toeleiding zijn: juiste
17 18
bijlage 4 Opvoeder: ouder, verzorger, pedagogisch medewerker, leerkracht….
23
en brede vraagverheldering, outreachende aanpak, casusregie in het CJG-team, toewijzing van ondersteuning die dichtbij de cliënt staat en wanneer de veiligheid in het geding is, wordt snel en direct actie ondernomen. Het CJG-team is zoals gezegd niet de enige weg naar aanvullende ondersteuning. Het blijft voor de gezinnen ook na de transitie van de Jeugdzorg mogelijk om zelf, zonder tussenkomst van deze teams, ondersteuning in te schakelen door via de huisarts, medisch specialist of de jeugdarts een beroep op aanvullende ondersteuning te doen. Het CJG-team komt in beeld wanneer een jongere of opvoeder er, om welke reden dan ook, zelf niet meer uitkomt of daarnaar verwezen wordt door bijvoorbeeld professionals uit de basisvoorzieningen. Wanneer aanvullende ondersteuning nodig is naast de ondersteuning die het CJG-team kan bieden, dan wordt dit opgenomen in het gezinsplan. De aanvullende ondersteuning die vanuit dit plan wordt ingezet, behoort tot dit spoor. De aanvullende specialistische hulp levert zoveel mogelijk maatwerk op de vragen waarin de basisondersteuning, het CJG-team niet ( geheel) in kan voorzien. De inzet wordt vormgegeven volgens het principe van “erbij halen”; daarbij vormt de vraag van het gezin én het basisaanbod (CJG-team) de basis. In de vormgeving van de specialistische zorg is nog niet alles duidelijk. Op provinciaal niveau moeten nog verdere afspraken worden gemaakt. De volgende onderwerpen worden daarom meer algemeen beschreven en minder concreet dan de voorgaande sporen. 4.3.1 Jeugdbescherming -en reclassering Gezinnen en jeugdigen kunnen op diverse manieren in aanraking komen met een onveilige thuissituatie of ontwikkeling, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van huiselijk geweld of van kindermishandeling. Ook kan het zijn dat een jongere met politie en justitie in aanraking komt. Op dat moment is het nodig om via ´drang-endwang´ de situatie rond het kind veilig te stellen of criminele jongeren op het rechte pad te krijgen. Het zou kunnen dat naar aanleiding van deze zorgen een kind onder toezicht wordt gesteld of dat door de kinderrechter een jeugdreclasseringmaatregel wordt uitgesproken. Bij de organisatie van hulp in het gedwongen kader zijn gemeenten verplicht regionaal samen te werken. Dit betreft de taken jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugdzorg plus en het Advies – Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling (AMHK). Zoals gezegd is in het gedwongen kader sprake van een uitspraak en maatregel van de rechter. Gemeenten hebben de wettelijke plicht deze op te volgen en uit te voeren. Het gaat hier om specialistische, soms ingrijpende en dure vormen van zorg. Hier is ook een goede samenwerking met het Veiligheidshuis van belang (zie 4.4). De taken Jeugdbescherming en jeugdreclassering moeten door een zogenaamde gecertificeerde instelling (denk hierbij aan Bureau Jeugdzorg, het Leger des Heils en de Willem Schrikkergroep) worden uitgevoerd. Deze instelling moet voldoen aan een aantal wettelijk bepaalde kwaliteitseisen. Ongedeelde veiligheidsketen Wij vinden het in Friesland belangrijk dat er goed wordt samengewerkt op het gebied van veiligheid. Een ongedeelde Friese veiligheidsketen is het doel. Momenteel wordt er gewerkt aan een geïntegreerde Friese gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming, jeugdreclassering en kindermishandeling (AMK). 4.3.2 Ketenaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling Op basis van de gewijzigde Wet maatschappelijke opvang (Wmo) zijn gemeenten verantwoordelijk voor de ketenaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling. De gemeenten hebben de opdracht gekregen om vanaf 2015 in regionaal verband met elkaar afspraken te maken over de besteding van de regionale middelen die het Rijk ter beschikking stelt aan de centrumgemeenten. Dit gebeurt in de Regiovisie Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Met deze visie gaat Friesland de beleidsrichting aangeven voor de geïntegreerde aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling de komende jaren. Het doel is het voorkomen van geweld en het realiseren van een duurzaam veilige situatie voor het gehele gezinssysteem: kinderen en volwassenen. Geweld moet zo vroeg mogelijk worden gesignaleerd en gestopt. De centrumgemeente Leeuwarden, heeft vanuit haar rol als ontvanger van de decentrale middelen Vrouwenopvang, het initiatief genomen voor het opstellen van de regiovisie. De aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling dient zowel vanuit de verbinding met het sociaal domein (jeugd, zorg en welzijn) als vanuit de verbinding met veiligheid te worden opgepakt. Samenwerking tussen de verschillende domeinen is essentieel. Actieve inzet van alle gemeenten is hierbij noodzakelijk. Elke gemeente dient de aanpak zo te organiseren dat problemen zoveel mogelijk worden voorkomen of worden aangepakt voordat er sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling. 24
Het belang van het uitvoeren van de gemeentelijke taken preventie, (vroeg)signalering, melding, hulpverlening en nazorg is hierbij groot. De lokale gebiedsgerichte teams, CJG's, sociale (wijk)teams zullen hierin een belangrijke rol gaan spelen. De aanvullende provinciale aanpak (uitvoering centrumgemeente) is gericht op het herstellen van de veiligheid voor de slachtoffers. Dit betekent dat de taakverdeling in de geïntegreerde keten huiselijk geweld en kindermishandeling tussen de lokale taken en de provinciale taken goed op elkaar moet worden afgestemd. Daarnaast is de samenhang met de justitiële keten van belang. Door een doelmatige mix van bestuurlijke en justitiële maatregelen voor daders en hulp voor de slachtoffers te organiseren, wordt het mogelijk om een samenhangende aanpak te realiseren. In de regiovisie wordt vorm gegeven aan de samenhang van uitgangspunten, doelen en aanbevelingen. De voorgestelde uitgangspunten zijn: 1. Veiligheid voorop en die van kinderen in het bijzonder 2. Snelle en passende hulp 3. Systeemgericht (integrale aanpak via 1 gezin, 1 plan, 1 aanspreekpunt) 4. Focus op eigen kracht en sociaal netwerk 5. Lokaal wat kan en boven lokaal wat moet 6. Outreachend 7. Samenwerking tussen domeinen (lokaal/provinciaal en zorg/justitie) vraagt om heldere afspraken 8. Niet weten hoe te handelen is geen reden om niet tot actie over te gaan De regiovisie zal eind 2014 worden voorgelegd en vastgesteld door de gemeenteraad van Achtkarspelen. Daarna wordt de regiovisie uitgewerkt in gemeentelijke uitvoeringsplannen en een provinciaal uitvoeringsplan. 4.3.3 Veilig Thuis (voorheen Advies en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, AMHK) 19
Met ingang van 1 januari 2015 moeten gemeenten een bovenlokaal Veilig Thuis hebben ingericht die een aantal wettelijke taken uitvoert. De wettelijke taken en bevoegdheden worden opgenomen in de gewijzigde WMO. In 2013 is al veel werk verzet om in Friesland te starten met de ontwikkeling van een gezamenlijk front-Office voor AMHK, gevormd vanuit Advies en Steunpunt Huiselijk geweld (onderdeel Fier Fryslân) en vanuit Advies en Meldpunt Kindermishandeling (onderdeel Bureau Jeugdzorg). Begin 2014 is bestuurlijk ingestemd met het onderbrengen van AMHK in één organisatie op Friese schaal samen met de functies jeugdbescherming, jeugdreclassering en de beschermregiefunctie op zaken die neigen naar drang voor de periode van twee jaar (gelijklopend aan de periode van het RTA Fryslân). Op dit moment wordt gewerkt aan een programma van eisen AMHK (Veilig Thuis), waarin de uitgangspunten en randvoorwaarden worden beschreven voor de vormgeving. Op basis van dit programma van eisen wordt door de betrokken partijen Fier Fryslân en Bureau Jeugdzorg een inrichtingsplan opgesteld waarin de uitgangspunten verder zijn uitgewerkt en geconcretiseerd zodat op 1 januari 2015 Veilig Thuis Fryslân voldoet aan de wettelijke eisen. De samenhang tussen het lokale veld, Directe hulp bij Huiselijk Geweld, de expertpool, het Multi-Disciplinair Centrum voor Kindermishandeling, de justitiële partijen, het Veiligheidshuis en Veilig Thuis wordt bij de inrichting van Veilig Thuis onderzocht en in het inrichtingsplan benoemd. SAVE werkwijze Ook wordt in de hele provincie de SAVE werkwijze geïmplementeerd. SAVE is een geïntegreerde werkwijze van dwang-en-drang en AMHK-onderzoek. De werkwijze van de gezinsvoogd wordt al preventief ingezet in gezinnen waar een melding bij de Raad voor de Kinderbescherming dreigt. Met deze werkwijze wordt geprobeerd een maatregel in het gedwongen kader te voorkomen. De ontwikkeling van deze werkwijze vindt plaats door Bureau Jeugdzorg samen met de William Schikkergroep (WSG), Leger des Heils (LJ&R), Raad voor de Kinderbescherming en het Veiligheidshuis. In elke beschermingszaak wordt samen met het CJG-team gewerkt vanuit het principe één gezin, één plan, één aanspreekpunt. 4.3.4 Samenwerking met de specialistische zorg Als duidelijk is dat specialistische zorg ingezet moet worden, zijn goede samenwerkingsafspraken van groot belang. Als specialistische ondersteuning nodig is,wordt deze bij voorkeur (in overleg met het gezin) in het gezin zelf of in de eigen leefomgeving.
19
nieuwe naam voor het AMHK (juli 2014)
25
Ambulante ondersteuning Ambulante ondersteuning wordt geboden of wel door het CJG-team ofwel door een specialist als de problematiek van dien aard is dat het CJG-team daarvoor onvoldoende is toegerust. Als een specialist betrokken wordt, blijft de gezinswerker het vaste aanspreekpunt voor het gezin. Er worden in het gezinsplan afspraken gemaakt over aard en duur van de ondersteuning, zo kort mogelijk, zo lang als nodig. Wanneer het wenselijk is, worden ook afspraken gemaakt over ‘een vinger aan de pols houden’ (waakvlamfunctie). Dit kan nodig zijn om terugval in probleemgedrag te voorkomen. Residentiële zorg Soms is het nodig om de ondersteuning van een kind of jongere buiten het gezin te laten plaatsvinden. Waar mogelijk duurt dit zo kort als verantwoord is. Soms is dit niet mogelijk en groeit een kind op in een pleeggezin of in een gezinsvervangende situatie. Wanneer een kind of jongere (tijdelijk) niet thuis kan opgroeien, bestaat de mogelijkheid van residentiële zorg. Voorbeelden van residentiële zorg zijn crisisverblijf, pleegzorg en gesloten jeugdzorg (jeugdzorgPlus). Residentiële zorg vindt altijd plaats binnen het kader van een gezinsplan en na advisering vanuit de expertpool. Pleegzorg Pleegouders en kinderen in pleegzorg moeten goed worden ondersteund. Ook hier geldt dat ondersteuning op maat vanuit het CJG-team een vereiste is. Wanneer een kind in een pleeggezin wordt opgenomen, worden afspraken gemaakt over de begeleiding van zowel het kind als de pleegouders. 4.4 Overige onderdelen Het Veiligheidshuis Bij criminele jeugd of voor plegers van huiselijk geweld is het Veiligheidshuis de schakel tussen het CJG-team en de daadwerkelijke ingreep. Als de problematiek zo hoog is opgelopen dat de veiligheid van de jongere of de omgeving in het geding is, wordt het Veiligheidshuis ingeschakeld. In het Veiligheidshuis komen gemeenten, politie, OM en reclassering samen tot een (voorstel aan de rechter voor een) integrale set van straf- en zorginterventies die ingrijpen in het levenspatroon van de dader/overlastgever. Het Veiligheidshuis is in onze regio nog volop in ontwikkeling. Gezocht wordt naar een goede aansluiting van het Veiligheidshuis op lokale en subregionale structuren, Veilig Thuis en de gecertificeerde instellingen (JB/JR) Goede afstemming en duidelijke regieafspraken met de CJG-teams versterkt zowel de aanpak van het Veiligheidshuis als die van de CJG-teams, omdat soms een stok achter de deur nodig is om de noodzakelijke hulp te aanvaarden (drang- en dwangaanpak). Zowel de gesteldheid van het kind als de maatschappelijke veiligheid is gebaat bij een effectieve combinatie van straf en zorg. Vanuit één gezin, één plan is dit geborgd. Crisisdienst Spoed4jeugdfryslan Gemeenten hebben de wettelijke verplichting een 24-uurs crisisdienst te organiseren. Voor het domein jeugd is door de aanbieders de crisisdienst Spoed4jeugd Fryslân ingericht. Uit de ervaringen met Spoed4jeugd kan geconstateerd worden dat deze dienst goed werkt. Echter binnen het sociaal domein functioneren meerdere crisisdiensten, waardoor het soms onduidelijk is waar men waarvoor terecht kan. Op termijn worden de organisaties die een crisisdienst hebben, gevraagd met een voorstel te komen voor een integrale 24-uurs crisisdienst die ook recht doet aan de verschillende expertises en vormen van behandeling die nodig zijn.
26
Hoofdstuk 5
Kwaliteit van de zorg voor jeugd
Gemeenten worden verantwoordelijk voor de kwaliteit en uitvoering van alle vormen van jeugdhulp. De gemeenten beschikken over verschillende instrumenten om een kwalitatief goed aanbod van jeugdhulp te organiseren. Zo kunnen gemeenten middels (inkoop-)contracten kwaliteitseisen stellen aan de te leveren diensten. Ook kan gebruik worden gemaakt van keurmerken, klachtenregistratie en onderzoeken naar klanttevredenheid. De jeugdhulpaanbieders dienen, net als voor de invoering van de Jeugdwet aan kwaliteitseisen te voldoen. Deze eisen kennen hun oorsprong in overige wetgeving, zoals op de Wet op Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg(BIG) of Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) of zijn (aanvullende) eisen die de huidige financier van de jeugdzorgaanbieder stelt. In de Jeugdwet zijn uniforme kwaliteitseisen opgenomen. Deze eisen gelden voor alle vormen van jeugdhulp: jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen én Veilig Thuis. Het gaat om de volgende kwaliteitseisen: Norm van “verantwoorde hulp” Gebruik van een hulpverleningsplan of plan van aanpak als onderdeel van verantwoorde hulp Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpaanbieder Verklaring omtrent gedrag (VOG) voor alle medewerkers van een jeugdhulpaanbieder, uitvoerders van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldplicht calamiteiten en geweld Verplichting jeugdhulpaanbieders om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen. Positie van jeugdigen en ouders. In de Jeugdwet zijn bepalingen opgenomen die de rechtspositie van jeugdigen en ouders regelen. De jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis zijn verplicht te voldoen aan de volgende eisen: De verplichte informatie aan jeugdigen en ouders over de te verlenen hulp 20 Het toestemmingsvereiste Een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling Medezeggenschap van jeugdigen en hun ouders (cliëntenraad). 5.1
Inspectie Jeugdzorg
Het toezicht op jeugdhulp blijft straks landelijk geregeld. Er is een onderscheid te maken tussen toezicht op de instellingen voor jeugdhulp en het interbestuurlijke toezicht (tussen overheden). Het Rijk houdt toezicht op de uitvoering van de Jeugdwet door de gemeenten. Het toezicht op instellingen houdt verband met het kwaliteitsregime dat is opgenomen in de Jeugdwet. De Inspectie Jeugdzorg voert per 1 januari 2015 het toezicht uit op de kwaliteit van de jeugdhulp. Zij werkt hierin samen met andere Inspecties in het Samenwerkend Toezicht Jeugd: met de Inspectie Gezondheidszorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie voor Onderwijs en Inspectie Sociale Zaken. 5.2
Kwaliteitsbewaking
Achtkarspelen en de Friese gemeenten gaan uit van de wettelijke kwaliteitseisen. De kwaliteit wordt gewaarborgd door de inkoop van zorg bij zorgaanbieders die voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Daarnaast worden de ervaringen van de doelgroep (periodiek) onderzocht. Enerzijds zal dit gebeuren door onderzoek en monitoring waarvoor alle Friese gemeenten opdracht zullen geven (zie hoofdstuk 7). Anderzijds kunnen wij ook zelf onderzoek (laten) uitvoeren, bijvoorbeeld naar de ervaringen van jongeren, kinderen, gezinnen en ouders/verzorgers. Ook kunnen interviews, enquêtes, panelbijeenkomsten etc. worden gehouden om te onderzoeken hoe de cliënten de geboden hulp hebben ervaren. ` Klachten De gemeente dient er voor te zorgen dat er een effectieve en laagdrempelige klachtenregeling is voor jeugdigen en hun ouders/verzorgers en pleegouders bij de instelling waarvan zij hulp ontvangen. In de afspraken die gemeenten maken met de instellingen worden de wettelijke vereisten voor de
20
Jeugdwet artikel 7.3.4 lid 1. Voor het verlenen van jeugdhulp is de toestemming van de betrokkene vereist, tenzij het jeugdhulp betreft in het kader van een machtiging gesloten jeugdhulp of een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
27
klachtencommissie gevolgd. Daarbij gaat het onder andere over termijnen waarbinnen een klacht moet worden behandeld, het reglement van de klachtencommissie en de wijze van registreren en rapporteren. Rechtspositie en privacy Voor de niet vrij toegankelijke jeugdhulp moet Achtkarspelen een verordening opstellen op basis waarvan een beschikking kan worden afgegeven. Deze beschikking wordt afgegeven op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en de behoeften van de cliënt. Als het verslag of te wel het gezinsplan deze beoordeling van de persoonlijke situatie en de behoeften van het gezin beschrijft, is het gezinsplan de basis voor de beschikking. Tegen het besluit staat bezwaar en beroep open. Als een belanghebbende niet instemt met het besluit, dient hij eerst bezwaar aan te tekenen bij de gemeente. Vervolgens kan hij in beroep bij de kinderrechter die optreedt als bestuursrechter. De privacy van kinderen, jongeren en ouders wordt geregeld in een zogenaamd privacyprotocol. Dit protocol wordt opgesteld voor het hele sociale domein. Dit onderwerp wordt de komende tijd uitgewerkt met behulp van de resultaten van een Friese pilot gegevensdeling. 5.3 Vertrouwenspersoon De gemeenten moeten er voor zorgen dat er een vertrouwenspersoon beschikbaar is voor jeugdigen, hun ouders/verzorgers en pleegouders die te maken hebben met hulpverleners. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn wettelijke vereisten. Vertrouwenspersonen dienen het belang van jeugdige of ouder/verzorger en werken uitsluitend op hun verzoek. Vertrouwenswerk wordt nu nog door verschillende organisaties uitgevoerd die op diverse manieren en met verschillende wettelijke kaders werken. In 2014 wordt een begin gemaakt met een harmonisatie. Gemeenten hebben besloten om het vertrouwenswerk gedurende drie jaar landelijk in te kopen. De VNG maakt daarvoor een voorstel. 5.4 Omgaan met incidenten en calamiteiten Er is in de Jeugdwet een aantal waarborgen opgenomen die gericht zijn op de veiligheid van kinderen die jeugdhulp ontvangen. Een van die waarborgen is de meldplicht van jeugdhulpaanbieders, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis om calamiteiten of geweld bij de verlening van jeugdhulp te melden bij de Inspectie Jeugdzorg. Werkwijze bij incidenten: Eerst onderzoeken wat er precies aan de hand is, analyseren en evalueren. Op grond van een afgewogen situatie besluiten tot het nemen van noodzakelijke maatregelen. Vervolgens bepalen of beleidsbijstellingen nodig zijn. Werkwijze bij calamiteiten: Wanneer kinderen bedreigd worden in hun gezond en veilig opgroeien en/of in hun ontwikkeling (bijv. bij kindermishandeling en huiselijk geweld) gelden de wettelijke dwangmaatregelen en uitvoeringsvoorwaarden. Bij stagnerende hulpverlening is een opschalingstructuur waarin het gemeentebestuur, in het bijzonder de wethouder Zorg voor Jeugd, eindverantwoordelijk is voor jeugdhulp in de gemeente binnen het kader van de wet. Een belangrijk aandachtspunt bij incidenten en calamiteiten is de valkuil om snel maatregelen te willen nemen die het probleem ‘lijken’ op te lossen. Ervaringen uit het verleden leren dat beleid maken op de uitzonderingen tot bureaucratisering leidt en geen garantie is op het voorkómen van ‘rampen’. Zie in dit verband hieronder het citaat van Jacques Wallage, oud burgemeester gemeente Groningen. De kans is groot dat na een ernstig incident de risico-regel-reflex in werking treedt. De bestuurders (van gemeenten) tonen hun betrokkenheid bij de ernstige feiten door op even hoge toon als het publiek opheldering te eisen om vervolgens met nieuwe regels en protocollen burgers het signaal te geven dat zijn –diep van binnen- graag willen horen, nl. dat zoiets verschrikkelijks niet weer zal gebeuren. Maar de bittere werkelijkheid is: niemand kan dat garanderen. De beste bijdrage die lokale bestuurders kunnen leveren aan het leren van ernstige incidenten is ‘willen leren’ centraal te stellen en niet zelf mee willen doen aan de jacht op ‘schuldigen’. Voor de echte schuldige(n) hebben we politie en justitie. Voor het zo effectief en zorgvuldig mogelijk werken achter de voordeur moeten professionals en bestuurders elkaars verantwoordelijkheid respecteren. Uiteindelijk gaat het er om hulp en bescherming te bieden. Die zorg om potentiële slachtoffers is niet gediend met een afrekencultuur, die vooral op zoek is naar schuldigen. De raadszaal is gediend met de feiten en de zoektocht naar verbetering, de beoordeling van schuld hoort in de rechtszaal thuis.
28
Hoofdstuk 6 6.1
Sturing en bekostiging
Beschikbaar budget
Het budget voor de uitvoering van de Jeugdwet wordt overgemaakt naar het deelfonds Sociaal Domein binnen het Gemeentefonds. In dit fonds zitten ook de budgetten voor participatie en maatschappelijke ondersteuning. In de meicirculaire 2014 is het bedrag dat het Rijk beschikbaar stelt in 2015 voor jeugdhulp definitief bekend gemaakt. De verhoging van het budget heeft o.m. te maken met een steeds beter wordend inzicht in het daadwerkelijk gebruik. In het overzicht hieronder staat hoe het bedrag tot stand is gekomen. Het is gebaseerd op het zorggebruik in 2012. Het is de bedoeling dat vanaf 2016 geleidelijk wordt overgegaan op een budget dat wordt vastgesteld op basis van een objectief verdeelmodel. Dit model wordt momenteel landelijk ontwikkeld. Budget % verschil Budget per jeugdige (€) Aantal 02015 tov dec 17 Jeugdhulp Awbz Zvw totaal circulaire jarigen provinciaal Achtkarspelen
6.547.636
23,6
409,00
401,40
203,20
1013,60
6.460
In Friesland is in het voorjaar een uitvraag van verleende zorg in 2013 bij zorgaanbieders gedaan. De analyse van de resultaten wordt na de zomer verwacht. Woonplaatsbeginsel Achtkarspelen is ook voor jeugdigen voor wie de jeugdhulp (tijdelijk) in een andere gemeente plaats vindt verantwoordelijk voor de kosten zolang de ouders met gezag in onze gemeente wonen. Dit geldt niet voor kinderen die onder voogdij vallen en meerderjarige jongeren. In dat geval draagt de gemeente waar de jeugdige verblijft de kosten. Dit geldt bijv. voor kinderen in pleegzorg of in een residentiële instelling zoals De Twisken in Burgum of de Woodbrookers in Kortehemmen. 6.2
Sturing
Achtkarspelen heeft gekozen voor uitvoering op afstand (Beleidskader Sociaal Domein).Voor de continuering en inrichting van de CJG-teams wordt opdracht gegeven aan een organisatie en door middel van een contract worden afspraken gemaakt over de uitvoering van de taken van de CJG-teams. Wij nemen een zeer actieve opdrachtgeversrol en regie. In de provinciale samenwerking wordt in 2014/2015 stapsgewijs, mede op basis van het Omvormingsplan, gebouwd aan een integrale sturings- en bekostigingsvisie waarin verder is uitgewerkt hoe de Friese gemeenten in de toekomst hun rol willen vervullen. Daarnaast wordt bekeken welke bekostigingsvormen daarbij het meest passend zijn. Daarbij wordt over de grenzen van zorg voor jeugd heengekeken en wordt verbinding gezocht met aanpalende terreinen in het sociaal domein. De Friese gemeenten hanteren bij sturing en bekostiging in ieder geval de volgende uitgangspunten: het stimuleren en ondersteunen van de aanpak één gezin, één plan, één regisseur en de inzet van eigen kracht en het sociale netwerk van het gezin; de sturing en bekostiging zijn gericht op resultaat en het nemen van verantwoordelijkheid daarvoor; er zijn prikkels voor efficiency en effectiviteit; er is zo min mogelijk bureaucratie; de sturing en bekostiging zoekt aansluiting bij sturingskeuzes in samenhangende domeinen. Het ontwikkelen van een sturingsvisie en het maken van keuzes op het gebied van sturing en financiering moet goed aansluiten op de inhoudelijke ontwikkelingen en inrichtingskeuzes binnen de nieuwe jeugdhulp en het sociale domein. In deze fase van het proces is daarom de uitwerking op dit punt vooral gericht op de verandering zelf: hoe kan de beoogde transformatie plaatsvinden in combinatie met het borgen van de continuïteit van zorg (voor alle betrokkenen) en beheersbaarheid van het systeem. Vanuit een integraal sturingsperspectief willen we een beweging in gang zetten die bijdraagt aan: 21 korter gebruik van zorg: bijvoorbeeld verminderen instroom, snelle afhandeling, triage , verbeteren doorstroom en uitstroom; verlagen bedrijfsvoeringkosten: bijvoorbeeld verlagen kapitaalslasten, overhead, verhogen productiviteit; zorgvernieuwing: bijvoorbeeld meer ambulant en minder residentieel, minder verwijzing en eerder hulp; 21
Triage is het beoordelen van een situatie om de ernst in te kunnen schatten en de noodzaak tot al dan niet snel handelen,
29
minder gebruik van zorg: bijvoorbeeld meer gebruik van eigen kracht, sociale omgeving, vroegsignalering.
Kernelement in deze beweging is de verschuiving van de aanvullende ondersteuning richting de basisondersteuning door de gebiedsteams. Daarbij willen de Friese gemeenten sturen op resultaat in de zin van maatschappelijke outcome. Bij de formulering van de resultaatgebieden wordt in ieder geval aangesloten bij de Jeugdwet. De wijze waarop de Friese gemeenten de aanvullende ondersteuning gaan sturen en bekostigen vraagt om plannen op langere termijn. Voor de korte termijn (2015) zullen we aansluiten op de bestaande sturings- en bekostigingssystemen (van Provincie, zorgverzekeraar en zorgkantoor) aangezien het niet mogelijk en wenselijk is om binnen een kort tijdsbestek drastische wijzigingen aan te brengen in de systemen. Stip op de horizon is de huidige complexe bekostigingssystematiek loslaten en verder gaan met een vereenvoudigde tariefstructuur. Het voornaamste argument voor deze keuze is om bekostiging zoveel mogelijk te laten verlopen op basis van daadwerkelijk geleverde uren en diensten. In 2015 zullen we beginnen met het uitwerken van deze systematiek. De nadere uitwerking van de afspraken uit het RTA spelen een centrale rol. Daarnaast zijn landelijke afspraken gemaakt over de jeugd GGZ. Het gaat hierbij vooralsnog om prestatiegerichte bekostigingsvormen op basis van genormeerde productie afspraken. Kleine spelers Een laatste element waar in 2014 uitwerking aan moet worden gegeven is de wijze waarop de Friese gemeenten ruimte blijft bieden aan de kleinere aanbieders en op welke wijze dit beheersbaar gedaan kan worden. De relatie van de gemeente met de vele aanbieders van behandeling en begeleiding die nu vanuit gemeenschappelijke regelingen, de AWBZ en de zorgverzekeringswet wordt vergoed, verandert. Het gaat dan bijvoorbeeld om vrijgevestigde psychologen, pedagogen en psychiaters, maar ook om aanbieders van groeps- of individuele begeleiding van specifieke doelgroepen. Gemeenten worden immers de financiers en zij willen dat aanbieders anders gaan werken. Hierover moeten afspraken gemaakt worden. Organisatorische en financiële afspraken, maar ook inhoudelijke (transformatie). In samenwerking met de zorgverzekeraars en de verschillende beroepsgroepen worden daarover in 2014 regionaal afspraken gemaakt. Inkoop 22 Provinciaal zijn afspraken gemaakt tussen alle Friese gemeenten over de gezamenlijke inkoop . In 2014 wordt voor 2015 ingekocht met ondersteuning van de Nederlandse Inkoop Centrale. In 2015 zal de inkoop in ieder geval voor de termijn van het RTA (2 jaar) worden uitgevoerd door de gemeente Leeuwarden. De tweede helft van 2014 zal worden gebruikt om de inkooprelatie tussen gemeenten en Leeuwarden te organiseren. Er wordt verder nog gewerkt aan een model voor solidariteit en risicospreiding. Het gaat bij jeugdhulp vaak om dure specialistische, langdurige of residentiële zorg. Het is niet voorspelbaar hoeveel gebruik gemaakt zal worden van dergelijke voorzieningen. Een plaats in de jeugdzorg plus kost per jaar ca. €120.000. In jaren waarin relatief veel jongeren in de gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus) geplaatst worden, legt dit een groot beslag op de beschikbare lokale budgetten. 6.3
Bezuinigingen
Het bedrag dat de Achtkarspelen in 2015 ontvangt voor de nieuwe taken is inclusief een korting van 3%. De korting loopt in drie jaar op tot 15%. De provincie Fryslân stak tot nu toe jaarlijks € 4 miljoen eigen middelen in de jeugdzorg. Dit bedrag vervalt na 1 januari 2015. Wat dit precies betekent voor ons is niet duidelijk. Hoe kunnen we er voor zorgen dat de uitgaven binnen het budget blijven en de bezuinigingen worden gerealiseerd? Sturing kan plaatsvinden op verschillende sporen.
22
Minimaal uitvoeren van de wettelijke taak Achtkarspelen heeft vanaf 1 januari 2015 een jeugdhulpplicht. Dat betekent dat altijd passende ondersteuning moet worden geboden als kinderen, jongeren en/of ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Wij bepalen of en zo ja welke ondersteuning nodig is. Het niet bieden van ondersteuning is geen optie. o Kwantitatief: minder zorg inkopen Wanneer geconstateerd wordt dat een bepaalde vorm van ondersteuning passend is en er zou een wachtlijst blijken te zijn voor deze ondersteuning, dan komen we onze verplichting niet na. Dit zou dan mogelijk via een rechterlijke uitspraak afgedwongen kunnen worden. Overigens zijn wachtlijsten sowieso niet wenselijk. In het huidige stelsel blijkt dat wachtlijsten
Zie bijlage 6, waarbij opgemerkt dat ook de J-AWBZ extramuraal en de specialistische dyslexiezorg provinciaal ingekocht wordt
30
o
de problematiek vaak verergeren doordat een kind/jongere/ouder in de tijd dat hij of zij op de wachtlijst staat geen of te weinig ondersteuning ontvangt. Kwalitatief: wettelijk kwaliteitsniveau zorg Achtkarspelen moet volgens de Jeugdwet kwaliteitseisen stellen aan de ondersteuning die wordt geboden (zie hoofdstuk 5). Wij zijn niet van plan om meer kwaliteitseisen te stellen dan de in de Jeugdwet genoemde, omdat dit meer (ongewenste) regeldruk geeft.
Toegang: scherpe indicatie bij de toegang en tijdig op- en afschalen van ondersteuning. De toegang tot jeugdhulp is cruciaal voor de sturing op het volume. CJG-teams spelen hier een belangrijke rol in. Hier zit de kennis en expertise voor het bieden van passende ondersteuning en zorgcoördinatie. Normaliseren en ontzorgen is het uitgangspunt. Een goede en brede analyse van de situatie is de basis voor de oplossingsrichting. De gezinswerker kijkt eerst samen met het gezin welke problemen met behulp van het eigen netwerk opgelost kunnen worden. Daarna wordt gekeken naar de mogelijkheden van vrijwilligers en pas daarna wordt gekeken wat eventueel aan professionele inzet nodig. Overigens is hierbij wel van belang dat niet ieder gezin beschikt over een eigen netwerk dat kan worden ingeschakeld (denk bijv. aan mensen met een verstandelijke beperking). Afspraken met huisartsen en jeugdartsen over verwijzingen zijn belangrijk. Zij hebben de bevoegdheid om direct te verwijzen naar de specialistische zorg. Samenwerking met het CJG-team hierbij is noodzakelijk. Een ander belangrijk punt in relatie tot passende ondersteuning is dat er afspraken worden gemaakt met aanbieders (zowel op het niveau van werkers als op niveau van bestuurders) over het tijdig op- en afschalen van de ondersteuning. De vaste contactpersoon voor het gezin vanuit het CJG-team houdt nauwlettend de vinger aan de pols. Op termijn moet het preventieve effect van een sterke pedagogische gemeenschap ook zichtbaar worden. Basisvoorzieningen spelen hierin een belangrijke rol. Verenigingen, kerken, welzijnswerk, scholen en kindercentra zorgen voor een netwerk. Waar wel signalen zijn van problemen met opvoeden of opgroeien, worden die snel gedeeld met het CJG-team. Daardoor kan sneller en naar verwachting lichtere ondersteuning worden ingezet.
Scherpe tarieven/inkoop Onze invloed op tarieven is beperkt, mede omdat in 2015 en 2016 sprake is van garanties in de continuïteit van zorg (RTA Fryslân). Op een aantal tarieven hebben wij sowieso geen invloed. Deze worden vastgesteld door het Rijk (jeugdbescherming/jeugdreclassering). De meeste specialistische zorg wordt door alle Friese gemeenten gezamenlijk ingekocht. Daardoor is de sturing op tarieven niet groot.
Persoonsgebonden budget (pgb) De huidige keuzevrijheid voor zorg in natura en een pgb wordt beperkt. De Jeugdwet stelt drie voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb: o De cliënt moet voldoende in staat zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. o De cliënt moet motiveren dat zorg in natura niet passend is. o Kwaliteit van diensten die de cliënt wil gebruiken van het budget moeten van goede kwaliteit zijn. Verder wordt het trekkingsrecht ingevoerd. Het trekkingsrecht houdt in dat alle pgb-houders, bestaande, overgangscliënten en nieuwe pgb-houders, het budget per 1 januari 2015 niet meer op hun rekening krijgen. Achtkarspelen maakt geld over naar de SVB (Sociale Verzekeringsbank). De SVB betaalt vervolgens na een aantal checks en controles, de rekeningen aan de zorgverleners. In goed overleg met de gezinswerker van het CJG-team wordt beoordeeld wat de meest passende vorm van ondersteuning (zorg in natura en/of pgb) is en voor hoelang dit wenselijk is. In de verordening Jeugd en beleidsregels wordt dit onderwerp verder uitgewerkt.
Maximaliseren eigen bijdrage De mogelijkheden voor het vragen van een eigen bijdrage voor de geboden ondersteuning zijn zeer beperkt. Dit is alleen mogelijk bij kinderen die niet meer thuis wonen en de eigen bijdrage bestaat in dat geval uit de kinderbijslag. Het idee is dat de ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd, minder kosten hebben voor die kinderen. 31
Transformatie Het kernpunt in de zorg voor jeugd is het snel bieden van passende ondersteuning. De komende tijd moet een omslag plaatsvinden van ‘stepped care’, stapsgewijs inzetten van lichte ondersteuning naar meer intensieve en zware zorg, naar ‘matched care’, waar de (specialistische) ondersteuning die nodig is direct wordt ingezet. De ervaring leert dat dit effectiever en uiteindelijk goedkoper is. Naast de transitie van de jeugdzorg moet in de komende jaren fors ingezet worden op deze 23 transformatie. De aanbieders hebben daarover in het Omvormingsplan afspraken gemaakt . Het betekent ook dat de gemeentelijke organisatie zelf ook een transformatie moet ondergaan en moet leren sturen op resultaten. Door enerzijds ruimte en vertrouwen te geven aan professionals en anderzijds de resultaten en effecten van jeugdhulp goed in het oog te houden, kan de zorg voor jeugd meer op maat, efficiënter en goedkoper worden.
Vervoer Vervoer van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt geboden wordt door de aanvrager zelf geregeld. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan wordt alleen het vervoer naar de dichtst bij zijnde adequate voorziening vergoed.
Wat levert het op? Het is moeilijk te zeggen of bovenstaande sturingsmogelijkheden er voor gaan zorgen dat inkomsten en uitgaven goed in balans zullen zijn. Op dit moment zijn er nog veel onzekere factoren: We weten nog niet precies wat het zorggebruik in 2013 was; We weten niet of de stijging van de zorgvraag snel gestopt kan worden; We gaan beginnen met een nieuwe manier van werken in de zorg voor jeugd. Dat vraagt veel van de nieuwe CJG-teams en de aanbieders van specialistische zorg; Inwoners moeten zelf ook wennen aan een andere benadering: geen recht op zorg, meer inzetten van eigen kracht en eigen netwerk; Het is nog niet duidelijk wat het budget van het Rijk na 2015 wordt. Wat wel duidelijk is, zijn de ingeboekte bezuinigingen bij het Rijk en de gemaakte afspraken in het Regionaal Transitiearrangement Fryslân. Het betekent dat we goed moeten gaan monitoren wat er gebeurt en waar nodig snel gaan bijsturen.
23
Zie bijlage 2
32
Hoofdstuk 7 7.1
Monitoring en verantwoording
Monitoring
Het is van belang dat zorg voor jeugd wordt ingekocht op basis van inzicht in de zorgvraag en de (te verwachten) wenselijke ontwikkelingen in de zorg voor jeugd en gezin. Hiervoor moet inzicht zijn in de zorgbehoefte. Door monitoring houden de Friese gemeenten periodiek bij hoe de jeugd ervoor staat, welke zorg in een bepaald dorp, gemeente of regio verleend of ontwikkeld wordt en hoe de vraag naar zorg zich ontwikkelt. Door het bereik en de voortgang te meten en te bewaken, ontstaat inzicht in mogelijke knelpunten in beleid of uitvoering. De Friese gemeenten werken aan een gemeenschappelijk systeem voor beleids- en sturingsinformatie. Daarbij wordt aangesloten bij de opdracht die door de VNG aan KING is gegeven voor het ontwikkelen van 24 een landelijke basisset . De provincie Fryslân heeft uitgesproken de Friese gemeenten (financieel en beleidsinhoudelijk) te willen faciliteren bij het opzetten van dit systeem. Door Partoer zijn in 2013 de startfoto’s transitie jeugdzorg uitgebracht. Deze startfoto’s geven een indicatie van het aantal klanten gespecialiseerde jeugdzorg en daarmee gemoeide kosten. Daarnaast wordt in de periode 2013 en 2014 door maatschappelijk werk, MEE en de JGZ geëxperimenteerd met prestatie indicatoren. Het is in deze fase van de transitie en transformatie nog niet mogelijk om exact vast te leggen op welke wijze de monitoring precies gaat plaatsvinden en welke afspraken we hierover met de betrokken partijen moeten maken. Een brede werkgroep Monitoring zal met een voorstel komen voor onderzoek op het gebied van jeugd. In dit voorstel wordt rekening gehouden met de gemeentelijke behoefte aan beleids- en sturingsinformatie. Het betreft aanvullende gegevens die nodig zijn om te kunnen sturen op de inkoop en kwaliteit van (boven)lokale jeugdhulp. Het kan bijvoorbeeld gaan om meer gespecificeerd zorggebruik, wachtlijsten, kosten van zorgarrangementen, effecten en kwaliteit. Bij outcome-indicatoren gaat het om de effecten ofwel opbrengsten van zorg, zoals cliëntbeleving afname problematiek, mate van toename van zelfredzaamheid of cliënttevredenheid. Om hier zicht op te krijgen moeten alle Friese gemeenten kiezen voor dezelfde prestatie-indicatoren. Op deze wijze kunnen de kosten en administratieve lasten voor met name gemeenten, maar ook voor de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen zo laag mogelijk gehouden worden. Daarnaast is het van belang dat alle betrokken partijen werken met eenduidige definities. Dit verhoogt de kwaliteit van de beleidsinformatie en maakt het mogelijk om op gemeenteniveau, (sub)regionaal en landelijk vergelijkingen te maken. In de daadwerkelijke uitvoering/meting van deze resultaten speelt de gezinswerker van het CJG-team een belangrijke rol. De systemen om de resultaten te meten moeten passen binnen de werkprocessen. Het zal zo weinig mogelijk extra handelingen moeten kosten. Zowel de hulpvrager als de professional zal zijn mening moeten kunnen geven over de bereikte resultaten. Hiertoe wordt in het gezinsplan een toets opgenomen waarmee de tevredenheid van de hulpvrager, de behaalde resultaten t.o.v. de vooraf geformuleerde doelen en het bereikte niveau van zelfredzaamheid inzichtelijk wordt gemaakt. 7.2
Verantwoording
Achtkarspelen dient verantwoording af te leggen, zowel verticaal als horizontaal. De verticale verantwoording vindt plaats richting het Rijk. Het Rijk schrijft voor hoe vaak en op welke manier. Hiervoor zal een instrument worden aangereikt. Er komt één gegevensverzamelpunt voor monitorings- en verantwoordingsinformatie voor het hele sociale domein. De ‘gemeentelijke monitor sociaal domein’, die gemeenten, VNG en Rijk gezamenlijk vormgeven voor 1 januari 2015, toont alleen gegevens op geaggregeerd niveau, die niet te herleiden zijn tot individueel niveau van de lokale teams. Gemeenten zullen gebruik willen maken van de monitor als vehikel voor horizontale verantwoording richting B&W, gemeenteraad, Wmo-raad en burgers. Ook is het een middel om de resultaten van het eigen beleid in het sociaal domein te kunnen vergelijken met andere gemeenten.
24
Zie bijlage 7
33
8. Communicatie De gemeente Achtkarspelen wil inwoners, aanbieders en andere belanghebbenden graag regelmatig informeren over het beleid ten aanzien van jeugdhulp. Ook vindt de gemeente contact met deze groepen belangrijk, zodat het beleid kan aansluiten bij hun belangen, behoeften en omstandigheden. Dit geldt zowel voor het transitieproces als daarna. A. Op welke terreinen worden de burgers en cliënten al tijdens het transitieproces met regelmaat geïnformeerd en betrokken? 1. Ons gemeentelijke beleid in het kader van de jeugdhulp wat gaat veranderen en wat betekent dit voor (potentiële) cliënten welk aanbod is straks waar en bij wie beschikbaar met welke aanbieders gaat Achtkarspelen in zee waar kunnen burgers met vragen, signalen, zorgen terecht hoe krijgt het gebiedsgericht werken vorm hoe wordt de toegang tot jeugdhulp geregeld welke kwaliteitseisen stellen wij aan de aanbieders hoe Achtkarspelen gaat sturen op de kwaliteit van de jeugdhulp hoe gaan wij om met incidenten en calamiteiten wie dragen de kosten? 2. Rechtsbescherming cliënten beschikking niet vrij toegankelijke jeugdhulp en mogelijkheid tot bezwaar klachtenregeling en –procedure 3. Cliëntparticipatie op welke wijze krijgen cliënten de mogelijkheid invloed uit te oefenen op het gemeentelijke beleid op welke wijze stimuleert Achtkarspelen aanbieders een actief cliëntparticipatiebeleid, zoals vastgelegd in de nieuwe Jeugdwet (cliëntenraad, pleegouderraad e.d.) te voeren B. Op welke terreinen worden de huidige en nieuwe aanbieders al tijdens het transitieproces met regelmaat geïnformeerd en betrokken? het gemeentelijk beleid in het kader van de jeugdhulp (zie onder A.1) in welke richting wil Achtkarspelen de transformatie en innovatie in de huidige jeugdzorg zien welk aanbod willen we straks beschikbaar hebben en bij wie met welke aanbieders gaan we in zee komen er nieuwe aanbieders bij voor de jeugdhulp hoe wordt de toegang tot jeugdhulp geregeld welke kwaliteitseisen stelt Achtkarspelen aan de aanbieders en hoe wordt de naleving gecontroleerd hoe we gaan sturen op instroom, volume, uitstroom en kwaliteit welk budget is straks voor welk aanbod en welke aanbieder beschikbaar wat verwacht Achtkarspelen van hen als het gaat om transparantie, informatievoorziening, cliëntparticipatie, samenwerking en (maatschappelijke) verantwoording Communicatiekanalen Bij onze communicatie maken wij gebruik van de volgende communicatiekanalen: de gemeentelijke website de website van het CJG websites van aanbieders (van basisvoorzieningen tot specialistische hulp) de plaatselijke en regionale pers/media uitingen als folders, brochures, posters (gemeentehuis, CJG, dorpshuizen, wachtkamers van huisartsen en consultatiebureaus, loketten maatschappelijke dienstverlening, onderwijsinstellingen) gerichte correspondentie (aanbieders/instellingen, cliënten, financiers) bijeenkomsten, enquêtes, contactmomenten, evaluaties Voor bovenstaande wordt een communicatieplan opgesteld. Hierin zal ook aandacht worden besteed aan hoe gecommuniceerd zal worden vanaf 1 januari 2015 over jeugdhulp. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor horizontale verantwoording (Raad, Wmo-raad, burgers) zal hier ook bij worden betrokken. 34