Bestuursopdracht beleidsplan ‘zorg voor jeugd’ (2015-2019) Heerenveen, juli 2013
Bestuursopdracht beleidsplan ‘Zorg voor jeugd’ gemeente Heerenveen 1.Aanleiding De zorg voor de jeugd valt vanaf 2015 onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor zowel de uitvoering als financiering van alle zorg voor kinderen, jongeren en opvoeders. Met de verschuiving van de jeugdzorg naar gemeenten wil het kabinet er onder meer voor zorgen dat het jeugdstelsel eenvoudiger wordt en beter aansluit op de eigen kracht en sociale netwerken van jeugdigen en hun ouders of verzorgers. Door versterking van preventie en andere ‘lichtere’ vormen van hulp moet het beroep op zwaardere specialistische jeugdzorg worden teruggedrongen. Het nieuwe stelsel zou moeten leiden tot vermindering van regeldruk en bureaucratie. Deze bestuursopdracht schetst de contouren en is de basis voor het nieuwe beleidsplan ’. 2. De opdracht In de concept jeugdwet (vanaf 2015 van kracht) staat beschreven dat elke gemeente vanaf 2015 een beleidsplan zorg voor jeugd moet hebben. Het plan legt vast welk beleid de gemeente op het terrein van de ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings-, en psychische problemen, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering gaat voeren. Bij de uitwerking van het beleidsplan wordt samenwerking gezocht binnen de regio, omdat elke gemeente een dergelijk plan moet ontwikkelen. De Heerenveense visie ten aanzien van zorg voor jeugd is hierbij een belangrijk vertrekpunt.
Het eindresultaat is een 4-jarig beleidsplan 2015-2019, bestaande uit onder andere gemeentelijke visie op zorg voor jeugd, de relatie of afstemming met andere beleidsvelden, sturing, bekostiging en organisatie van zorg voor jeugd en participatie van inwoners bij gemeentelijk beleid.
Naast het beleidsplan zal er een uitvoeringsplan worden geschreven voor 2015.
3.Uitgangspunten en randvoorwaarden In onderstaande figuur wordt de oude en de nieuwe situatie van organisatie en financiering van zorg voor jeugd weergegeven.
2
3.1 Uitgangspunten Wettelijke taken De gemeente heeft vanuit de nieuwe jeugdwet de verplichting om in het plan vast te leggen welk beleid de gemeente op het terrein van de ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei-, opvoedings-, en psychische problemen, de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering gaat voeren (zie schema). De concept jeugdwet, (memorie van toelichting artikel 2.2), geeft duidelijke kaders aan die van toepassing zijn op de ontwikkeling van het beleidsplan. Het valt te verwachten dat het Rijk nog een aantal richtlijnen of voorbeelden zal ontwikkelen, vergelijkbaar met de invoering van de WMO. Regierol Er is echter ook een veelheid aan taken waarin de gemeente Heerenveen geen wettelijke verantwoordelijkheid heeft maar als samenwerkingspartner - in afstemming en samenwerking- met anderen, interventies inzet. Veelal gaat het om een regierol om partners samen te brengen en verantwoordelijkheden te beleggen. Dit zal ook een plek krijgen in het beleidsplan. Autonoom beleid Naast de wettelijke taken voert de gemeente ook autonoom gemeentelijk beleid uit. Gezien de nieuwe ontwikkelingen en bezuinigingen, wordt er nagaan of de middelen die hiertoe de afgelopen jaren zijn ingezet (bijvoorbeeld subsidies) nog moeten worden gecontinueerd. Interventies die uit het beleidsplan volgen, worden uitgevoerd met de huidige formatie in combinatie met de middelen die vanuit het rijk naar de gemeente worden overgeheveld vanaf 2015. De verdeelsleutel is tot op heden nog niet vrijgegeven door het Rijk. 3.2 Randvoorwaarden Om een realistisch beleidsplan te realiseren voor de periode 2015-2019 , zijn de volgende randvoorwaarden van toepassing:
Een inhoudelijk realistisch beleidsdocument voor de periode 2015-2019 Afstemming, betrokkenheid en samenwerking met partners (zorgaanbieders, ouders, jongeren) Opgenomen doelstellingen zijn meetbaar te maken Acties staan in relatie tot het behalen van doelstellingen We monitoren jaarlijks om bij te kunnen sturen Er worden keuzes gemaakt: waar wordt juist wel of juist niet op ingezet
4.Risico’s De risico’s met betrekking tot de zorg voor jeugd vanaf 2015 komen uit de risicoanalyse die door de gemeente Heerenveen in het voorjaar van 2013 is uitgevoerd. De daaruit voortvloeiende beheersmaatregelen worden aan de gemeenteraad voorgelegd bij de begrotingsbehandeling in het najaar van 2013. 5.Communicatie en participatie Interactieve beleidsvorming is een kernbegrip bij de totstandkoming van het beleidsplan zorg voor jeugd. Om onze doelstellingen te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat onze maatschappelijke partners nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van het beleidsplan. Niet alleen om hierover mee te denken en te praten, maar vooral om commitment en draagvlak van het veld te krijgen.
3
Gedurende het proces worden de volgende partijen betrokken: Maatschappelijke partners: o.a. de kernpartners van het CJG, zorginstellingen, onderwijsinstellingen, Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de kinderbescherming. Jongeren -> de doelgroep zelf, via de jongerenraad en zorgorganisaties van Heerenveen Ouders -> via bijvoorbeeld het CJG en onderwijs Bij interactieve beleidsvorming is communicatie met de direct betrokkenen partijen een belangrijke weg om tot resultaat te komen. Helderheid over rollen, verantwoordelijkheden en uiteindelijke overeenstemming over de gezamenlijke keuzes zijn daarbij belangrijke uitgangspunten. Er zal worden gesproken over: De wijze waarop de gemeente zorg voor jeugd wil vormgeven (zowel inhoudelijk als procesmatig); Rollen en verantwoordelijkheden (van zowel de gemeente als de maatschappelijke partners) Inzet middelen en menskracht (idem) Participatieraad De Participatieraad zal worden meegenomen in de ontwikkeling van het beleidsplan. De eerste contacten hierover zijn gelegd. Zij zullen ook advies geven over het concept beleidsplan. 6.Rol van de raad in het proces Indien uw raad instemt met deze bestuursopdracht en daarmee zijn fiat geeft voor het opstellen van het beleidsplan betekent dit dat: In oktober 2013 de keuzenota, die vooraf gaat aan het beleidsplan, in het college is besproken; Er vervolgens eind 2013 besluitvorming kan plaatsvinden in uw raad over de te maken keuzes; In januari 2014 het college een besluit neemt over het conceptbeleidsplan; In januari 2014 de stappen OOGO, advies participatieraad en definitieve besluitvorming college, plaats gaan vinden. Dit kan nog tot bijstelling leiden. Definitieve besluitvorming door de nieuwe gemeenteraad is dan in maart 2014 mogelijk. De raad heeft een kaderstellende rol. Zie voor een gedetailleerde planning paragraaf 7. 7.Planning Wat Besluitvorming bestuursopdracht/visie in B&W Advies visie/bestuursopdracht Participatieraad Bespreking bestuursopdracht/ visie in commissie SaZa Besluitvorming bestuursopdracht/visie in raad Schrijven keuzenota Brede bijeenkomst met maatschappelijke partners om input op te halen voor beleidsplan Besluitvorming keuzenota in
Wanneer Juli 2013 Augustus 2013 2 september 2013 16 september 2013 September 2013 Oktober 2013
Oktober 2013 4
B&W Advies Participatieraad Bespreking keuzenota in commissie SaZa Besluitvorming keuzenota raad Schrijven beleidsplan Besluitvorming beleidsplan in B&W Advies Participatieraad OOGO over beleidsplan Besluitvorming definitief beleidsplan in B&W Bespreking beleidsplan in commissie SaZa Besluitvorming beleidsplan raad
Oktober 2013 December 2013 December 2013 November/december 2013 Januari 2014 Januari 2014 Januari 2014 Februari 2014 Maart 2014 Maart 2014
Na definitieve besluitvorming over het beleidsplan kunnen afspraken worden gemaakt met aanbieders van jeugdhulp. Dit kan via subsidie of inkoop. Tevens zal er een uitvoeringsplan moeten worden geschreven voor 2015. Dit geldt ook voor een verordening en bijbehorende beleidsregels. Eind 2014 kan dan de definitieve overdracht van de zorg voor jeugd worden voorbereid.
5