Zorg voor jeugd dichtbij
Beleidskader jeugdhulp 2014-2015 Gemeente Veenendaal oktober 2013
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
1
Inhoudsopgave Managementsamenvatting
3
Inleiding
8
1 1.1 1.2 1.3
De Jeugdwet in het kort Waarom en waartoe Wat Wie
11 11 11 18
2 2.1 2.2
Visie en doelstelling Doelstelling Visie en uitgangspunten
19 19 19
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Uitgangspunten voor het ondersteuningsaanbod Algemeen Identiteitsgebonden aanbod Persoonlijk budget Vervoer Eigen bijdrage Positie en inspraak ouders en jeugdigen
24 24 25 26 28 28 29
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Toeleiding naar jeugdhulp in het nieuwe CJG Toeleiding naar jeugdhulp Uitgangspunten voor de toeleiding naar jeugdhulp Positionering van de toeleiding naar jeugdhulp Inrichting
31 31 32 34 37
5 5.1 5.2 5.3
Sturing Kwaliteit Monitoring en evaluatie Risicobeheersing
41 41 43 44
6 6.1 6.2
Financieel kader Budget Inkoop
45 45 46
Bijlagen
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
49
2
Managementsamenvatting In voorliggend beleidskader ‘Zorg voor jeugd dichtbij’ (2014-2016) geven we aan wat de kaders zijn die de Jeugdwet ons meegeeft, welke keuzes we als gemeente moeten maken en hoe we hieraan invulling geven. Inleiding Op 17 oktober 2013 is de nieuwe Jeugdwet door de Tweede Kamer aangenomen. Door deze wet worden gemeenten verantwoordelijk voor vrijwel alle ondersteuning, hulp en zorg voor de jeugdigen, ouders en verzorgers die dat nodig hebben. Al deze activiteiten scharen we onder de term ‘jeugdhulp’. De planning is dat de nieuwe wet per 1 januari 2015 in werking treedt. Doelgroep In de Jeugdwet wordt een leeftijdsgrens gehanteerd van 18 jaar. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar als de betreffende hulp niet onder een ander wettelijk kader wordt aangeboden (zoals de Awbz of Zvw). In Veenendaal wonen ca. 15.200 kinderen tot en met 17 jaar, daarnaast zijn er ook nog ca. 3.800 jongeren in de leeftijd 18 t/m 22 jaar. Met het merendeel van de jeugdigen gaat het goed. Een kleine groep heeft soms of op meer regelmatige basis een vorm van jeugdhulp nodig. Dit beleidskader gaat vooral over deze laatste groep. Planning Het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben een plan vastgesteld voor de invoering van het nieuwe jeugdstelsel. Het Transitieplan beschrijft de activiteiten die nodig zijn voor het nieuwe stelsel. In het plan van aanpak Sociaal Domein is hiertoe de planning opgenomen. Een van de activiteiten betreft het opstellen van een beleidskader voor het einde van 2013. Andere activiteiten zijn onder andere het implementatieplan (begin 2014, vaststelling door college) en de verordening (medio 2014, vaststelling door gemeenteraad). Er zijn momenteel verschillende landelijke werkgroepen die een tal van vraagstukken uit de Jeugdwet nader uitwerken. Ook kan het zijn dat er tijdens behandeling in de Tweede Kamer nog zaken veranderen in de Jeugdwet. We informeren de gemeenteraad over wijziging van of aanvullingen op de Jeugdwet bij behandeling van de verordening in de raad. Visie en doelstelling De brede visie op het sociaal domein (Model Veenendaal) en de lokale visie op de zorg voor jeugd, gelden als uitgangspunten van het beleidskader. Op basis van deze visies, tezamen met de eisen die de Jeugdwet aan gemeenten stelt, is onze doelstelling voor jeugdhulp in Veenendaal: De gemeente Veenendaal voert de Jeugdwet zo goed mogelijk uit, en draagt zorg voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod dat aansluit bij de vraag van de jeugdigen en ouders. De gemeente zorgt ervoor dat iedere jeugdige of ieder gezin die een vorm van jeugdhulp nodig heeft, deze ook daadwerkelijk ontvangt. Dit doen we op een doelmatige en kostenefficiënte manier, onder andere door zo veel mogelijk gebruik te maken van ieders eigen kracht en informeel netwerk.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
3
Uitgangspunten voor ondersteuningsaanbod Onze algemene eisen voor de vormgeving van de jeugdhulp zijn: stimuleren van eigen kracht en netwerk waar mogelijk, één gezin, één plan, één aanspreekpunt, ondersteuning zoveel mogelijk wijkgericht georganiseerd, goede overgang van de ondersteuning van 18- naar 18+. Het beleidskader geeft aan welke keuzes we maken voor identiteitsgebonden aanbod, persoonlijk budget, vervoer, eigen bijdrage en de positie en inspraak van jeugdigen, ouders en verzorgers. Identiteitsgebonden aanbod: in de selectie (aanbesteding / subsidiering) van aanbieders voor zorg en ondersteuning, sturen we erop dat het aansluit bij een brede doelgroep (qua gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond). Medewerkers uit deze organisaties bejegenen een ieder - onafhankelijk van zijn of haar achtergrond - respectvol. Door regionaal in te kopen kunnen we ‘massa’ maken per product of productgroep en hiermee ook een sterkere onderhandelingspositie innemen ten opzichte van de aanbieders. Het identiteitsgebonden aanbod kopen we ook zoveel als mogelijk regionaal in. Bij de inkoop komen we tot een bandbreedte voor de prijs en kwaliteitscriteria die in dezelfde mate gelden voor het brede én het identiteitsgebonden aanbod. Persoonlijk budget: inwoners kunnen onder de Jeugdwet en de Wmo gebruikmaken van een persoonlijk budget om zelf ondersteuning, hulpverlening of begeleiding in te kopen. Onder het motto ‘de cliënt centraal’ biedt de gemeente Veenendaal haar inwoners zo maximaal mogelijk de vrijheid en ontwikkelt zij een systeem waarin de cliënt goed wordt geadviseerd bij zijn keuze tussen ondersteuning in natura of ‘zelf regelen’ met een persoonlijk budget. Een nadere analyse wordt gemaakt van diverse varianten: trekkingsrecht, vouchers en persoonsvolgend budget. De Raad wordt over de uitkomsten van deze analyse in het tweede kartaal van 2014 geïnformeerd. Het beleid voor inzet van een persoonlijk budget wordt opgenomen in de jeugd- en Wmoverordeningen die aan de gemeenteraad ter vaststelling worden aangeboden. Vervoer: er is onder voorwaarden beperkt budget beschikbaar voor vervoerskosten. Voorwaarden hebben betrekking op bijvoorbeeld aanwezigheid van alternatieve voorzieningen dichter in de buurt, maximale reisafstand en goedkoopste adequate vorm van vervoer. Een en ander wordt uitgewerkt in de verordening. Eigen bijdrage: in afwachting van de nadere wettelijke regels, hanteren we de volgende uitgangspunten. De cumulatie van eigen bijdrages vinden we onwenselijk en gaan we tegen. Waarschijnlijk regelen we dit bij het CAK, net zoals dit nu voor de Wmo wordt geregeld. Voor jeugdigen, ouders en verzorgers met een laag inkomen (110% van het wettelijk minimumloon) treffen we – in afstemming met de overige minimaregels in Veenendaal – een regeling. Positie en inspraak van jeugdigen, ouders en verzorgers: de Jeugdwet stelt eisen ten aanzien van de informatieverstrekking, toestemming voor het verlenen van jeugdhulp, klachtbehandeling en medezeggenschap. Deze eisen gelden voor elke jeugdzorgaanbieder. De gemeente geeft deze eisen een centrale plek in de (regionale) inkoop en contractering. Verder is de gemeente verantwoordelijk voor het instellen van een vertrouwenspersoon. De rol die ouders, verzorgers en jeugdigen
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
4
hebben bij de beleidsvoorbereiding, geven we vorm door middel van advisering door de adviesraden, de regionale klankbordgroep en de instelling van een ‘Observatietoren’ (waarin we samen met de belangrijkste stakeholders de eerste twee jaar van de decentralisatie bezien en analyseren en nadenken over de implicaties hiervan voor het beleidskader 2016-2019). Bovenstaande keuzes zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de keuzes die hierover gemaakt worden in het beleidskader Verzorging en begeleiding dichtbij. Toeleiding naar jeugdhulp Onder toeleiding wordt verstaan: het proces vanaf het moment waarop een jeugdige of een gezin met een ondersteuningsvraag (opnieuw) in beeld komt, tot het moment waarop passende ondersteuning wordt geboden. De gemeente is verantwoordelijk voor de toeleiding naar jeugdhulp en heeft daarin de beleidsvrijheid om te bepalen hoe die toeleiding wordt vormgegeven. De gemeente Veenendaal kiest ervoor de toeleiding te beleggen bij het nieuwe CJG. Om deze taak goed te kunnen uitvoeren, is een omvorming van het huidige CJG in gang gezet. Hiertoe is door de raad reeds een model vastgesteld. De belangrijkste onderdelen hiervan zijn: één organisatie (in plaats van een netwerkorganisatie), zo veel mogelijk wijkgericht (wijkteams), met een centrale rol voor de generalisaten (licht en intensief), één aanspreekpunt voor ouders en jeugdigen, scherp aan de poort. De implementatie van dit model wordt momenteel voorbereid. De toeleiding geven we zoveel mogelijk integraal vorm (in afstemming met het Wmoloket). In de vormgeving van de toeleiding ligt de regie in eerste instantie bij de ouders, verzorgers en jeugdigen zelf. Veenendaal kiest ervoor om de ondersteuning en hulp uit het sociaal netwerk, de algemene maatschappelijke organisaties en de basisvoorzieningen van het huidige CJG - net zoals nu het geval is - vrij toegankelijk te laten zijn. Het CJG stuurt erop om zoveel mogelijk vragen te beantwoorden en problemen op te lossen in het vrij toegankelijk aanbod. Voor de niet vrij toegankelijke hulp is een beschikking nodig. Bij de bepaling of en zo ja welke niet vrij toegankelijke hulp een jeugdige of gezin beschikt krijgt, zijn collegiale consultatie (binnen het CJG of met andere loketten zoals het Wmo-loket) en - bij complexere zorgvragen - bindende advisering door het (regionaal) specialistisch team belangrijke sturingsmechanismen. In de Jeugdwet hebben specialisten en huisartsen de bevoegdheid om direct door te verwijzen naar specialistische zorg (waarvoor de rekening dan bij de gemeente komt te liggen). In 2014 maakt de gemeente afspraken met specialisten en huisartsen hierover en legt deze vast. Bij voorkeur verloopt elke doorverwijzing (spoedzaken uitgezonderd) via het CJG. De gemeente stuurt op resultaten (zoals: het aantal vragen dat door inzet van vrij toegankelijke hulp is beantwoord, het aantal beschikkingen voor specialistische hulp). Door middel van tussentijdse monitoring wordt bijgestuurd waar nodig.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
5
Sturing Hieronder geven we aan hoe we sturen op kwaliteit, beperking van de risico’s en hoe we de resultaten gaan evalueren en monitoren. Kwaliteit: de wet schrijft al veel kwaliteitscriteria voor. Deze krijgen een plek in de inkoop en contractering. De uitgangspunten van Model Veenendaal zijn richtinggevend voor de overige kwaliteitseisen (zoals: de jeugdige staat centraal, de aanpak is eigen kracht versterkend, als de veiligheid in het geding is laat de professional niet los, etc.). Ook op het niveau van de individuele jeugdige of gezin willen we weten of de organisaties die hulp en ondersteuning hebben geleverd die nodig en afgesproken is. Hierbij geldt dat we vooral sturen op resultaat: heeft de inzet ervoor gezorgd dat het gestelde probleem is opgelost? De kwaliteitscriteria ontwikkelen we samen met de gemeenten uit de regio en de Wmo. Monitoring en evaluatie: regionaal ontwikkelen we een instrument voor monitoring en evaluatie. Ouders, verzorgers en jeugdigen krijgen een rol hierin. We sturen op resultaat en meten dus ook daarop. De professionals hebben de kennis en krijgen de ruimte om het ‘hoe’ (methode / aanpak) nader in te vullen. Risicobeheersing: we weten nu al dat - hoe goed we de zorg voor de jeugd ook organiseren - er altijd een kans is dat er zich een incident voordoet. Dit kunnen we niet volledig dichtregelen. Wel doen we er alles aan om dit te voorkomen (professionals in en buiten het CJG hebben de capaciteiten om te signaleren wanneer veiligheid in het geding is) en zo snel en goed mogelijk te handelen indien zich toch een incident voordoet (er wordt met de relevante instellingen en organisaties een protocol opgesteld over hoe de crisishulp wordt ingezet, hierbij maken we gebruik van de expertise die hierover reeds bij de huidige aanbieders aanwezig is). Samen met de zes andere gemeenten uit de regio is een risicomanagementrapportage gemaakt. Deze is als bijlage bij het regionaal 1 beleidsplan gevoegd. Financieel kader In de meicirculaire zijn gemeenten geïnformeerd over het macrobudget en de bijbehorende verdeling over gemeenten. Volgens de berekening voor de meicirculaire 2013 is per 2015 voor de gemeente Veenendaal jaarlijks ca. 15.300.000 euro beschikbaar. Het definitieve bedrag wordt naar verwachting eind 2013 bekend gemaakt. Tot die tijd gaan we ervan uit dat bovenstaande raming het maximum bedrag is. Dit bedrag betekent voor de gemeente Veenendaal – ten aanzien van wat er nu in de zorg en ondersteuning omgaat – een korting van ca. 15% op het budget wat er nu landelijk en regionaal in omgaat. De definitieve bedragen die we eind 2013 ontvangen, verwerken we in de Kadernota 2015 en de Programmabegroting 2015. Mocht de informatie over het definitieve budget echter toch pas in de meicirculaire van 2014 bekend worden gemaakt, dan moeten we de Kadernota baseren op de raming uit de meicirculaire 2013. De wijze van inkopen dan wel subsidiering wordt bepaald door dit beleidskaders én de financiële kaders. Op basis van deze informatie stellen we begin 2014 een lokaal inkoopplan op. In dit inkoopplan maken we de vertaalslag van ons beleidskader naar gewenste resultaten en doen we een voorstel voor de uitvoering. Ook wordt hierin aangegeven wat we
1
Het regionaal beleidsplan wordt parallel aan het lokaal beleidskader aangeboden aan de gemeenteraad
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
6
regionaal inkopen. Dit inkoopplan wordt voorgelegd aan het college en vervolgens ter informatie verstrekt aan de raad. Communicatie Er is een sociaal domein-breed communicatieplan opgesteld om inwoners, (potentiële) gebruikers, (potentiële) aanbieders en andere betrokken organisaties te informeren over de 2 ontwikkelingen in het sociale domein en bewust te maken wat dit voor hen betekent . De informatievoorziening over de decentralisatie van de zorg voor jeugd maakt hier onderdeel van uit. Meer informatie is onder meer te vinden op www.veenendaal.nl/sociaaldomein. Tevens wordt in regionaal verband gecommuniceerd wat er in de regio gebeurt op het terrein van de zorg voor jeugd. Hierover is meer te vinden op www.transformatiejz.nl.
2
‘Veenendaal Kan’: plan voor communicatie en bewustwording in het Sociaal Domein. Dit plan is eind 2013 ter informatie verstrekt aan de raad.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
7
Inleiding Aanleiding Op 17 oktober 2013 is de nieuwe Jeugdwet door de Tweede Kamer aangenomen. Door deze wet worden gemeenten verantwoordelijk voor vrijwel alle ondersteuning, hulp en zorg voor de jeugdigen, ouders en verzorgers die dat nodig hebben. Al deze activiteiten scharen we onder de term ‘jeugdhulp’. De nieuwe wet is een belangrijke stap naar een nieuw jeugdstelsel. Gemeenten worden verantwoordelijk om kwalitatief goede ondersteuning, hulp en zorg te 3 4 bieden voor de jeugdigen en ouders die dat nodig hebben . Staatssecretarissen Van Rijn en Teeven hopen op een spoedige behandeling zodat de nieuwe wet uiterlijk 1 januari 2014 gepubliceerd kan worden en per 1 januari 2015 in werking treedt. De nieuwe wet betekent dat gemeenten de taken moeten uitvoeren met minder budget. Voor Veenendaal gaat het om ca. 5 15% minder . Definitie jeugdhulp In dit beleidskader spreken we over ‘jeugdhulp’. Hiermee bedoelen we alle vormen van jeugdhulp, inclusief de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze definitie is breder dan de definitie die in de Jeugdwet wordt gehanteerd (daarin worden jeugdbescherming en jeugdreclassering buiten de definitie jeugdhulp gehouden). We kiezen voor de bredere definitie, omdat dit eenduidiger is. Tevens sluiten we hiermee aan bij de definitie, zoals 6 gehanteerd in het functioneel ontwerp ‘Zorg voor Jeugd’ . Beleidskader 2014 - 2015 In dit beleidskader worden de kaders geschetst voor de implementatie van de Jeugdwet in Veenendaal. We geven aan wat de kaders zijn die de wet ons meegeeft, welke keuzes we als gemeente moeten maken en hoe we hieraan invulling geven. Dit beleidskader heeft een looptijd van twee jaar (2014 en 2015). Op basis van de kennis, ervaring en nieuwe ontwikkelingen (landelijke bezuinigingen bijvoorbeeld), stellen we onze kaders in de loop der tijd bij. Vrijwel al het algemeen toegankelijk aanbod voor de jeugd heeft een plek in dit beleidskader. Alleen het jongerenwerk (onderdeel van het welzijnswerk) is meegenomen in het traject bestuurlijk aanbesteden algemeen toegankelijk aanbod. Het ondersteuningsaanbod voor begeleiding, verzorging en dagbesteding voor 18 plussers wordt beschreven in het beleidskader ‘Verzorging en begeleiding dichtbij’ (2014 – 2015). In voorliggend beleidskader wordt aangegeven hoe de koppeling van 18- naar 18+ plaatsvindt.
3
Waar we het in dit beleidskader hebben over ‘ouders’, bedoelen we ook eenoudergezinnen en verzorgers De aanspraak op jeugdzorg – zoals we die kennen in het huidige jeugdzorgstelsel – vervalt in de nieuwe wet. Dit wordt vervangen door een stelsel waarbij eerst de ouders en jeugdigen zelf verantwoordelijk zijn, en de gemeente alleen bijspringt waar nodig (vergelijkbaar met het compensatiebeginsel in de Wmo). 5 Dit percentage is gebaseerd op de voorlopige gegevens (meicirculaire 2013). In de meicirculaire van 2014 maakt het ministerie de definitieve bedragen bekend. 6 Transitiebureau Jeugd, juli 2013 4
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
8
Voor sommige onderwerpen geldt dat we hierover in het beleidskader nog geen keuzes kunnen maken, omdat deze eerst nog landelijk worden uitgewerkt. Momenteel buigen landelijke werkgroepen zich over verschillende vraagstukken (jeugdbescherming, jeugdreclassering, jeugd-geestelijke gezondheidszorg, etc.) uitwerken. Wanneer uit deze landelijke uitwerking blijkt dat dit een wijziging van onze kaders betekent, zullen de betreffende beleidskeuzes voorgelegd worden aan de raad. Implementatie jeugdhulp in Veenendaal Het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg hebben een plan vastgesteld voor de invoering van het nieuwe jeugdstelsel. Het Transitieplan beschrijft de activiteiten, mijlpalen en verantwoordelijkheidsverdeling met betrekking tot zaken die nodig zijn voor het nieuwe stelsel. Een van de activiteiten betreft het opstellen van een beleidskader door elke afzonderlijke gemeente voor eind 2013. Met voorliggend beleidskader geven we hieraan invulling. Het verdere besluitvormingstraject tot 2015 ziet er als volgt uit: Wat Beleidskader
Wanneer December 2013
Implementatieplan
Begin 2014
Verordening (o.b.v. Jeugdwet en beleidskader) Beleidsregels
Medio 2014 Tweede helft 2014
Besluit / informatie Vaststelling door de gemeenteraad Collegebesluit en ter informatie naar de raad Vaststelling door de gemeenteraad Collegebesluit en ter informatie naar de raad
Om de jeugdhulp straks goed te kunnen uitvoeren, zijn we in 2013 al begonnen met het uitvoeren van een aantal pilots en experimenten die deels doorlopen in 2014. Ook de doorontwikkeling van het CJG maakt hiervan deel uit (zie onderstaand kader). Experimenten en pilots in Veenendaal - CJG wijkteams, waaronder het uitbreiden van de generalistische wijkteams met een specialist - Regionaal specialistisch team: de inzet van een regionaal specialistisch team dat door de lokale wijkteams kan worden ingezet - Experiment indicatievrije trajecten - Privacy: op een effectieve, efficiënte én wettelijk toegestane manier omgaan met gegevensuitwisseling. Op basis van dit experiment worden met gemeenten en aanbieders in de regio in 2014 afspraken gemaakt. Afstemming met lokaal sociaal domein en de regio De decentralisatie van de jeugdzorg maakt onderdeel uit van een groter aantal activiteiten en projecten binnen het sociale domein in Veenendaal. In het plan van aanpak Sociaal Domein Veenendaal is aangegeven hoe we zorgen voor afstemming en samenwerking tussen de verschillende projecten. In dit beleidskader benoemen we waar relevant de raakvlakken met de andere projecten / activiteiten in het sociale domein.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
9
Het proces van de decentralisatie van de jeugdzorg laten we zoveel mogelijk gelijk zijn aan die van het project ‘Begeleiding en verzorging van AWBZ naar Wmo’. Verder is het onderwijs een belangrijke speler in de voorbereiding van de decentralisatie en zoeken we nadrukkelijk de verbinding met het domein werk en inkomen. Onderwijs, werk en inkomen leveren belangrijke bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie van zowel jeugdigen als volwassenen. In de (voorbereiding van de) implementatie werken we samen met zes gemeenten in de regio. In dit beleidskader benoemen we op welke onderdelen we regionaal optrekken (zie onder andere paragraaf 1.2.4. en 2.2.3). Lokale voorbereiding en communicatie Ter voorbereiding van ons beleidskader, is begin juli 2013 een bijeenkomst georganiseerd voor aanbieders en gebruikers. Hierin zijn de aanwezigen geïnformeerd over wat de 7 decentralisatie jeugdzorg betekent voor de gemeente Veenendaal, Rhenen en Renswoude 8 en is met hen gepraat over innovatieve aanpakken en oplossingen . Begin september is het concept beleidskader ter advisering aangeboden aan de adviesraden (Jongerenraad, Wmoforum en Diversiteitsraad); hun advies is meegenomen bij het opstellen van voorliggend beleidskader. Voor de raadsleden zijn begin september regiobreed bijeenkomsten georganiseerd. Ook in het verdere proces (implementatie) zullen we nauw en tijdig blijven optrekken met bovengenoemde stakeholders. Communicatie over de decentralisatie jeugdzorg heeft een centrale plek binnen de transitie van het sociaal domein, zie: www.veenendaal.nl/sociaaldomein. In onze communicatie sluiten we aan bij de vragen en behoeften die er leven onder de verschillende stakeholders. Zo zorgen we voor aparte informatie voor gebruikers (in het kader van dit beleidskader zijn dat vooral jeugdigen en ouders) en aanbieders (zorginstellingen, hulpverleners). Leeswijzer Hoofdstuk 1 beschrijft het ‘waarom en waartoe’ van de nieuwe Jeugdwet. Ook gaan we hier in op het ‘wat’ en ‘wie’: de opgaven en de doelgroepen. De doelstelling, visie en uitgangspunten van het Veenendaalse jeugdhulpbeleid worden beschreven in hoofdstuk 2. De keuzes die we rondom de nieuwe Jeugdwet maken worden beschreven in hoofdstuk 3. Het gaat dan om: de toeleiding naar hulp, keuzevrijheid voor ouders en jeugdigen (ook in relatie tot identiteitsgebonden aanbod), het heffen van eigen bijdragen en het sturen op kwaliteit. Hoofdstuk 4 gaat met name over de centrale rol voor het Centrum voor jeugd en gezin (CJG). Hoofdstuk 5 en 6 gaan over sturing op kwaliteit en resultaat, respectievelijk de financiële kaders waarbinnen een verantwoorde uitvoering van de Veenendaalse uitvoering van de jeugdhulp wordt georganiseerd.
7
De gemeente Veenendaal werkt op het terrein van de decentralisatie jeugdzorg nauw samen met de gemeenten in de FoodValley. Daarbinnen vindt is er geregeld extra afstemming met de drie Utrechtse gemeenten onderling. 8
In de bijlage zijn de kernpunten uit deze bijeenkomst samengevat.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
10
1 De Jeugdwet in het kort In dit hoofdstuk schrijven we waarom er een nieuwe Jeugdwet komt (1.1) en wat de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten hierin worden (1.2). In paragraaf 1.3 beschrijven we de doelgroep en in de laatste paragraaf geven we aan welke keuzes de nieuwe Jeugdwet ons voorlegt.
1.1
Waarom en waartoe
In de Jeugdwet staat beschreven dat er een omslag (transformatie) nodig is die leidt tot: - preventie en uitgaan van eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk, - minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren, - eerder (jeugd)hulp op maat voor kwetsbare kinderen, - integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur, - meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk. De nieuwe Jeugdwet maakt gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk. Het idee achter de decentralisatie naar gemeenten is dat gemeenten beter in staat zijn om - afgestemd op de lokale situatie - maatwerk te leveren en verbinding te leggen met de andere domeinen (zoals zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen en veiligheid).
1.2
Wat
1.2.1 Taken en verantwoordelijkheden Gemeenten voeren momenteel al een aantal taken uit op het gebied van zorg voor jeugdigen: de jeugdgezondheidszorg (op grond van de Wet publieke gezondheid; Wpg) en het preventieve jeugdbeleid (nu op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, na 2015 wel binnen de Jeugdwet) waar taken als informatie en advies, signalering, licht ambulante hulpverlening, toeleiding naar zorg, de coördinatie van zorg en monitoring en screening onder vallen. Hier komt een groot aantal nieuwe taken en verantwoordelijkheden bij die nu elders belegd zijn. De volgende voorzieningen worden gedecentraliseerd naar gemeenten: de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de gesloten jeugdzorg, de geestelijke gezondheidzorg voor jeugdigen (jeugd-ggz), de zorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking (jeugd-vb), de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen, vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen, kortdurend verblijf ten behoeve van jeugdigen, jeugdhulp in het kader van het jeugdstrafrecht (forensische zorg) en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
11
Wat
Soort zorg
Opvoed- en opgroeiondersteuning
Preventief (nu al lokale verantwoordelijkheid)
Jeugdgezondheidszorg
Preventief (nu al lokale verantwoordelijkheid)
Licht ambulante zorg
Preventief (nu al lokale verantwoordelijkheid)
Kindertelefoon
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Advies- en meldpunt kindermishandeling
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Ambulante jeugdzorg
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Dagbehandeling jeugdzorg
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Vrijwillige residentiële jeugdzorg
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Spoedeisende jeugdzorg
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Pleegzorg
Curatief (nu nog provinciale verantwoordelijkheid)
Gesloten jeugdzorg
Curatief (nu nog verantwoordelijkheid Rijk)
Jeugdbescherming
Curatief (nu nog Rijk en provincie)
Jeugdreclassering
Curatief/ repressief (nu nog Rijk en provincie) 9
Jeugd- Verstandelijk Beperkten (j-VB )
Curatief (nu nog AWBZ)
Jeugd- Geestelijke Gezondheidszorg (j-GGZ)
Curatief (nu nog AWBZ)
De omvang en verscheidenheid van de doelgroep waar gemeenten verantwoordelijk voor zijn, neemt toe. Enkele specifieke doelgroepen - zoals de jeugdigen die gebruik maken van dagbesteding, logeeropvang en jeugdigen met een lichamelijke en verstandelijke beperking en somatiek, voorheen georganiseerd vanuit de AWBZ - vallen ook onder de verantwoordelijkheid van gemeenten.
1.2.2 Taken per nieuwe cliëntgroep In deze paragraaf beschrijven we de nieuwe cliëntgroepen en wat de wet zegt over de wijze waarop gemeenten de hulp of ondersteuning moeten regelen. Jeugd- en opvoedhulp Ambulante hulpverlening, dagbehandeling en residentiële hulpverlening De jeugd- en opvoedhulp die jongeren krijgen, kan op ambulante basis plaatsvinden, maar ook residentieel of in de vorm van dagbehandeling. De ambulante hulpverlening is de meest voorkomende vorm van jeugd- en opvoedhulp. Er zijn in de regio verschillende organisaties (klein en groot) die deze jeugd- en opvoedhulp aanbieden. Trajectum en Lijn 5 hebben een 9
In het belang van een integrale aanpak in het kader van jeugdhulp wordt de AWBZ-zorg op grondslag ‘verstandelijke handicap’ voor jeugd-vb’ers in zijn geheel overgeheveld naar de gemeenten. Uitgezonderd hiervan is de verblijfszorg voor jeugdigen die in verband met hun verstandelijke beperking levenslang en levensbreed zorg nodig hebben.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
12
fysieke locatie in Veenendaal. Deze organisaties werkten tot 2015 onder verantwoordelijkheid van de provincie Utrecht. Daarnaast zijn er ook verschillende landelijk werkende instellingen die een deel van bovengenoemde jeugdzorg voor hun rekening nemen (zoals de SGJ Christelijke Jeugdzorg en de William Schrikker Groep). Crisiszorg / spoedeisende zorg Spoedeisende zorg is speciaal bedoeld om snel in te kunnen grijpen bij een crisissituatie, waarbij een jeugdige (of de ouders) gevaar loopt. Er moet dan op zeer korte termijn gezorgd worden voor specialistische hulp. De coördinatie hiervan ligt nu nog bij Bureau Jeugdzorg. Pleegzorg Pleegzorg is een op zichzelf staande, bijzondere en voor uit huis geplaatste jeugdigen belangrijke vorm van jeugdhulp. Wanneer een jeugdige (tijdelijk) niet meer thuis kan wonen, wordt opname in een pleeggezin verkozen boven plaatsing in een instelling. In een pleeggezin behouden kinderen namelijk de mogelijkheid om op te groeien in een gezinsverband. Een pleeggezin kan het kind een zo natuurlijk mogelijke vervangende opvoedsituatie bieden. Pleegzorg vindt zowel in het vrijwillige als in het justitiële kader plaats. In het vrijwillige kader gaat het om plaatsing van een kind in een pleeggezin, met instemming van de ouder met gezag. Bij het justitiële kader gaat het om plaatsing van een kind in een pleeggezin in gevallen waarin de voogdij niet langer bij de biologische ouders ligt. In het huidige stelsel berust de voogdij bij de bureaus jeugdzorg. De taken van de bureaus jeugdzorg met betrekking tot de voogdij over een jeugdige worden overgenomen door gecertificeerde instellingen. Zowel in het vrijwillige als in het justitiële kader geldt dat de gemeente voor een jeugdige een individuele voorziening voor pleegzorg zal treffen waarmee hij toegang krijgt tot deze bij wet geregelde jeugdhulp. Jeugd-Geestelijke Gezondheidszorg De jeugd-ggz biedt hulp aan kinderen en jongeren met ernstige psychische of psychosociale problemen. Binnen de jeugd-ggz valt onder andere: de preventieve zorg (bijvoorbeeld het zorgaanbod voor kinderen van ouders met psychiatrische of verslavingsproblematiek dat nu nog onder de Wmo valt), behandeling van ernstige dyslexie, gesprekstherapie bij een psycholoog, psychiatrische gezinsbegeleiding, verslavingszorg, e-health, acute psychiatrie en de multidisciplinaire zorg vanuit de ggz (waarvan het klinische deel soms ook in (academische) psychiatrische ziekenhuizen of vroegkinderlijke traumabehandeling wordt geleverd). De meeste van deze aandoeningen is zo specifiek en/of zeldzaam dat de aanpak ervan bovenregionaal, of in sommige gevallen landelijk moet worden georganiseerd. Jeugd-Verstandelijk Beperkten Alle functies uit de huidige AWBZ op de grondslag verstandelijke beperking voor jeugdigen tot 18 jaar worden naar de Jeugdwet overgeheveld. Het betreft onder andere de zorg voor licht verstandelijk beperkte jeugdigen met gedragsproblemen zoals Orthopedagogische Behandelcentra (OBC’s) die bieden en de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen met een psychische stoornis door Multifunctionele Centra (MFC’s). Aangezien gedragsproblemen bij jeugd-vb’ers vaak samenhangen met psychiatrische problematiek is er veel samenhang met jeugd-ggz. Voor deze vorm van jeugdhulp geldt dat een aantal van deze aandoeningen zo specifiek en/of zeldzaam is, dat deze bovenregionaal of in sommige gevallen landelijk georganiseerd gaat worden.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
13
Niet-vrijwillige jeugdzorg Advies- en meldpunt kindermishandeling / huiselijk geweld In het nieuwe jeugdstelsel krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid om bovenlokaal één meldpunt Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) in te stellen en in stand te houden. In dit AMHK worden het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) verenigd. Het AMHK fungeert als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en dient naar aanleiding van een melding te onderzoeken of sprake is van kindermishandeling en zo nodig hulpverlening op gang te brengen. Als het AMHK de conclusie trekt dat de situatie voor een kind bedreigend is en de ouders geen vrijwillige hulp (meer) accepteren, dan schakelt het AMHK de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) in en wordt het onderzoek overgedragen. Het AMHK wordt wettelijk verankerd in de Wmo. Veenendaal valt nu onder Amersfoort. Gesloten jeugdzorg (jeugdzorgPlus) Wanneer de jeugdige zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft, onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, kan gesloten jeugdhulp ingezet worden. Dit is een zeer zware en intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdhulp waar de vrijheden van de jeugdige worden ingeperkt, om te voorkomen dat jeugdige zich onttrekt of onttrokken wordt aan de hulp die hij nodig heeft. Gesloten jeugdhulp heeft als doel jeugdigen met ernstige gedragsproblemen te behandelen naar een dusdanige gedragsverandering dat deze jeugdigen weer kunnen participeren in de maatschappij. De jeugdige wordt daartoe opgenomen in een gesloten accommodatie. Een verandering ten opzichte van het regime van de huidige Wet op de jeugdzorg, is dat deze accommodatie niet eerst aangewezen wordt door de Ministers van VWS en VenJ, maar door de gemeente. Jeugdbescherming en jeugdreclassering De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en van jeugdreclassering zijn twee bijzondere taken. Het doel van een kinderbeschermingsmaatregel is het opheffen van een bedreiging voor de veilige ontwikkeling van het kind. Het opleggen daarvan betekent dat wordt ingegrepen in het privéleven van de jeugdige en zijn ouders. Dit ingrijpen dient met de volgende waarborgen omkleed te zijn: proportionaliteit en subsidiariteit, rechtsgelijkheid, verbod van willekeur, rechtszekerheid en uniformiteit. Dit geldt ook voor de uitvoering van de jeugdreclassering. Het doel van begeleiding door de jeugdreclassering is het voorkomen van recidive en het realiseren van een gedragsverandering bij de jongere. Het jeugdstrafrecht houdt daarbij rekening met de eigen aard en ontwikkeling van de jeugdige. Alleen de kinderrechter kan besluiten tot een kinderbeschermingsmaatregel, na zorgvuldig onderzoek en advisering door de Raad voor de Kinderbescherming. Als aan de gronden voor een kinderbeschermingsmaatregel is voldaan, draagt de kinderrechter de uitvoering van de maatregel op aan een door de gemeente gecontracteerde gecertificeerde instelling. Er is gekozen voor certificeren om de gerealiseerde kwaliteitsverbetering in de werkwijze van gezinsvoogdij en jeugdreclassering van de afgelopen jaren te behouden en de kwaliteit verder te verbeteren.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
14
Kindertelefoon De kindertelefoon is kindvriendelijk, laagdrempelig en bekend. In het wetsvoorstel is opgenomen dat de gemeenten zorg dragen voor een anonieme adviesfunctie voor jeugdigen, die de kindertelefoon vervult (artikel 2.5, eerste lid, onderdeel d). Het ligt voor de hand om de kindertelefoon landelijk te organiseren en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande structuur van de kindertelefoon. VNG en het Rijk bekijken samen welke vorm van bovenlokale financiering daarbij het beste past.
1.2.3 Financiën Voor de uitvoering van alle taken waar de gemeente Veenendaal per 2015 voor verantwoordelijk is, is per 2015 jaarlijks ca. 15.300.000 euro beschikbaar. Dit bedrag is een raming (meicirculaire 2013), gebaseerd op historische cijfers. Het definitieve bedrag wordt naar verwachting eind 2013 (of anders uiterlijk in de meicirculaire 2014) bekend gemaakt en kan nog significant afwijken van bovenstaande indicatie. Vooralsnog hanteren we bovenstaande raming als maximum. Dit betekent dat de gemeente Veenendaal de taken moet uitvoeren met ca. 15% minder budget dan wat nu hiervoor beschikbaar is. Dit betekent dat we niet alles kunnen blijven doen en/of dat we bepaalde dingen anders moeten gaan organiseren. 3 miljard In Nederland wordt ruim drie miljard euro uitgegeven aan jeugdzorg. Dit bedrag omvat alle tot nu toe provinciaal gefinancierde Jeugd- en opvoedhulp, de Jeugd-GGZ, Jeugd-LVB en gedwongen jeugdzorg (JeugdzorgPlus, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering). Dit komt neer op een jaarlijks bedrag van 870 euro per minderjarige.
1.2.4 Regionale samenwerking In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken indien dat noodzakelijk is. Dit geldt voor een aantal taken: de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering, het Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK), bepaalde specialistische vormen van zorg, de kindertelefoon en gesloten jeugdzorg. Reden hiervoor is dat het gaat om relatief kleine doelgroepen, waarvoor een beperkt aanbod beschikbaar en nodig is. Het gaat (veelal) om dure vormen van zorg waarvoor specifieke kennis nodig is. Het is daarom zowel inhoudelijk als vanwege het financiële risico opportuun dat gemeenten deze taken via samenwerking oppakken. Het Rijk vraagt aan gemeenten bij samenwerkingsafspraken rekening te houden met bestaande regionale samenwerkingsverbanden, te kiezen voor een passend schaalniveau en met elkaar afspraken te maken over de financiering van het aanbod in de regio. Voor de zeven samenwerkende gemeenten in de regio ziet het overzicht van de begeleiding, ondersteuning en zorg voor jeugd, afgezet tegen de schaal van uitvoering, er als volgt uit: Plaats van uitvoering begeleiding, ondersteuning en zorg
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
15
Zelfredzame gezinnen
Zelfredzame gezinnen met regelmatig opvoedvraag
Kwetsbare gezinnen met intensieve begeleiding, ondersteuning en zorg
Zeer kwetsbare gezinnen (met mogelijk een onveilige opvoedomgeving)
Schaalniveau van uitvoering
Pedagogische civil society Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal) Welzijnsactiviteiten
Pedagogische civil society Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal) Welzijnsactiviteiten
Pedagogische civil society Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal) Welzijnsactiviteiten
Pedagogische civil society Informatie over oppvoeden en opgroeien (multimediaal) Welzijnsactiviteiten
Lokaal
Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk
Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk Schoolof (jeugd)maatschappelijk werk Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning) Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kortals langdurend
Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk Schoolof (jeugd)maatschappelijk werk Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning) Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kortals langdurend Jeugdbescherming10
Jeugdgezondheidszorg uniform en maatwerk Schoolof (jeugd)maatschappelijk werk Intensieve gezinsondersteuning thuis (Jeugdzorg, GGZ en LVB, bijv. praktische gezinsondersteuning) Ambulante jeugdhulp (Ggz, LVB en Jeugdzorg) groepsgericht en individueel, zowel kortals langdurend Jeugdbescherming
Jeugdreclassering7
Jeugdreclassering
Pleegzorg
Pleegzorg
Semi-residentiële zorg (behandelcentra en dagbesteding) Begeleid zelfstandig wonen
Semi-residentiële zorg (behandelcentra en dagbesteding) Begeleid zelfstandig wonen Residentiële zorg voor alle jeugdigen(= 24 uurs opvang) Crisisopvang verblijf
(sub)regionaal
Bovenregionaal
Behandelcentra (orthopedagogisch, GGZ, LVB) JeugdzorgPlus (= nietjustitiële gesloten jeugdzorg)
10
Jeugdbescherming en jeugdreclassering hebben een bijzondere positie. Het zijn geen echte hulpverleningsfuncties. Daarnaast komt de jeugdbeschermer/ jeugdreclasseringsmedewerker ook bij gezinnen thuis.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
16
Regionale samenwerking 11 De gemeente Veenendaal heeft aan het Rijk aangegeven in het kader van de decentralisatie jeugdzorg samen te werken met de gemeenten Ede, Barneveld, Scherpenzeel, Nijkerk, Rhenen en Renswoude. Regionale samenwerking vindt onder meer plaats op de volgende onderdelen: - inkoop van zorg en ondersteuning die niet lokaal wordt ingekocht (bijvoorbeeld ook een deel van het identiteitsgebonden aanbod), - ontwikkeling kwaliteitscriteria (zodat gebruikers én aanbieders in de gemeenten in de FV weten waar ze aan toe zijn en er geen grote verschillen ontstaan, gedeelde expertise en eenduidigheid), - ontwikkeling systeem van monitoring en evaluatie, - afspraken maken over incidenten en calamiteiten, - zoveel als mogelijk zelfde afspraken over wat vrij toegankelijke en wat niet vrij toegankelijke hulp is, - zoveel als mogelijk zelfde afspraken over eigen bijdragen en persoonlijk budget. Verder wordt er binnen de regio samengewerkt op het terrein van de transformatie van de jeugdzorg (professionalisering). Transitie én transformatie Bij de implementatie van de Jeugdwet gaat het niet alleen om een transitie van taken en verantwoordelijkheden naar gemeenten. Maar - zo wordt ook in de wet benadrukt - het gaat ook om een transformatie: er is een omslag nodig in organisatie en werkwijze naar meer preventie en eerdere ondersteuning, uitgaande van de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders, waarbij problemen minder snel gemedicaliseerd worden en er een betere (en meer op maat) samenwerking rond gezinnen plaatsvindt. De gemeente Veenendaal werkt, samen met andere gemeenten uit de regio, al langere tijd aan de voorbereiding van deze transformatie. Onder meer in projecten als: experiment indicatievrije hulp, zeggenschap over hulp, versterken basisstructuur. Om te komen tot een nieuw en werkend jeugdstelsel, gaan transitie en transformatie hand in hand.
Extra verbinding met Rhenen en Renswoude Binnen de samenwerking in de regio, vindt er extra samenwerking plaats met onze twee meest nabije gemeenten: Rhenen en Renswoude. Bijvoorbeeld omdat er vanuit de provincie Utrecht soms andere eisen gesteld worden dan vanuit de provincie Gelderland en omdat er ook op andere onderdelen binnen het sociaal domein nauw wordt samengewerkt met deze Utrechtse gemeenten.
11
Brief van mei 2013
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
17
1.3
Wie
Doelgroep Het aantal inwoners van Veenendaal bedraagt 62.870 (2012). In de Jeugdwet wordt een leeftijdsgrens gehanteerd van 18 jaar. Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23e levensjaar als de betreffende hulp niet onder een ander wettelijk kader wordt aangeboden (zoals de Awbz of Zvw). Van onze bevolking bevindt 24% zich in de leeftijd van 0 t/m 17 jaar en 6% zit in de leeftijdscategorie 18 t/m 22 jaar. Hieronder vindt u een overzicht van het aantal jeugdigen naar leeftijdscategorie in Veenendaal in 2012. 0 t/m 3 jaar 3.163
4 t/m 11 jaar 6.938
12 t/m 17 jaar 5.127
18 t/m 22 jaar 3.830
Totaal 0 t/m 17 15.228
Totaal 0 t/m 22 19.058
Prognose Voor de gemeente Veenendaal is de verwachting dat het aandeel 0 t/m 17-jarigen in 2015 12 slechts 0,9% afneemt ten opzichte van 2012 . Ook richting 2020 is er - in tegenstelling tot het landelijke beeld - geen sterke daling in het percentage Veense jeugdigen te verwachten. Aanbod en gebruik In Veenendaal is er een grote waaier aan aanbieders die een vorm van ondersteuning, zorg of hulp leveren aan onze jeugdigen. In de bijlage vindt u nadere beschrijving van het huidige 13 aanbod en gebruik . Ook zeggen we hierin iets over het meervoudig zorggebruik en maken we een vergelijking met Nederland. Het aanbod loopt van zeer licht (preventief) tot zeer zwaar (complexe problematiek). Onderstaande cijfers geven een zeer globale indruk van het gebruik in 2012: - 328 aanmeldingen Bureau Jeugdzorg - 115 ambulante hulp - 105 intramuraal - 70 pleegzorg - 625 J-GGZ - 165 J-LVB - 55 jeugdreclassering.
12
Factsheet Decentralisatie Jeugdzorg FoodValley, juli 2013 In opdracht van de gemeenten in de FoodValley, is door de afdeling Strategie en onderzoek van de gemeente Ede onderzocht hoe het aanbod en gebruik van alle vormen van jeugdzorg in de regio FoodValley eruit ziet. Deze informatie was slechts gefragmenteerd aanwezig bij verschillende instellingen of in verschillende data-bestanden. Voor de meeste cijfers in dit hoofdstuk hebben we gebruik gemaakt van het rapport dat naar aanleiding van dit onderzoek opgesteld is (Factsheet Jeugdzorg FoodValley 2013). Deze rapportage vindt u op www.transformatiejz.nl. 13
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
18
2 Visie en doelstelling In dit hoofdstuk beschrijven we onze doelstelling voor de jeugdhulp in de gemeente Veenendaal en geven we aan op welke visie en uitgangspunten deze doelstelling is gebaseerd.
2.1
Doelstelling
De gemeente Veenendaal wil met jeugdhulp het volgende bereiken: Doelstelling jeugdhulp Veenendaal De gemeente Veenendaal voert de Jeugdwet zo goed mogelijk uit, en draagt zorg voor een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod dat aansluit bij de vraag van de jeugdigen en ouders. De gemeente zorgt ervoor dat iedere jeugdige of ieder gezin die een vorm van jeugdhulp nodig heeft, deze ook daadwerkelijk ontvangt. Dit doen we op een doelmatige en kostenefficiënte manier, onder andere door zo veel mogelijk gebruik te maken van ieders eigen kracht en informeel netwerk.
Deze doelstelling is gebaseerd op onze visie op het sociaal domein en de zorg voor jeugd.
2.2
Visie en uitgangspunten
2.2.1 Model Veenendaal als onderliggende visie 14
Onze visie op het sociaal domein kent vijf uitgangspunten (Model Veenendaal ): 1. Iedereen is naar vermogen maatschappelijk actief (van verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij). 2. We bieden ondersteuning aan inwoners waar nodig: zo licht als mogelijk, complex en gespecialiseerd als het moet. Kortom, we zijn scherp aan de poort. 3. Ondersteuning is gericht op het stimuleren van de eigen kracht van inwoners en hun netwerk. Dit vraagt om maatwerk ondersteuning, waarbij de inwoner centraal staat. 4. Ondersteuning wordt integraal op alle leefgebieden van de inwoner geboden. 5. We voeren regie op de resultaten van ondersteuning.
14
Begin 2013 door de gemeenteraad vastgesteld
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
19
Genoemde uitgangspunten zijn vertaald in de ‘cirkel van ondersteuning’: zie onderstaand figuur.
2.2.2 Lokale visie op zorg voor jeugd De gemeente Veenendaal vindt het belangrijk dat jeugdigen in deze gemeente zich gezond kunnen ontwikkelen. Om dit te bereiken, wordt binnen het programma Jeugd al gedurende langere tijd op een integrale manier (dus door de verschillende vakafdelingen en disciplines heen) gewerkt aan vier hoofddoelen: 1. In Veenendaal kunnen jeugdigen zich breed oriënteren en ontwikkelen 2. Veenendaalse jongeren behalen minimaal een startkwalificatie 3. Jongeren in Veenendaal zijn fysiek en mentaal gezond 4. Jeugdigen leren al vroeg een bijdrage te leveren aan de maatschappij en krijgen hiervoor ook de ruimte Binnen deze doelen zet de gemeente in op het zoveel mogelijk versterken van de eigen kracht van jeugdigen en hun opvoeders. Op die manier groeien kinderen op tot volwassenen die ook in staat zijn het zelf regie te voeren over hun leven en zorg te dragen voor de omgeving. Toch zal in Veenendaal altijd een aantal jeugdigen en gezinnen (zware) zorg nodig (blijven) hebben. Ons beleid is daarop ingericht. Zeven ankerpunten 15 De zeven ankerpunten uit de visie op de zorg voor jeugd in Veenendaal , hebben de volgende betekenis voor dit beleidskader:
15
Begin 2013 vastgesteld in de gemeenteraad
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
20
1. Thuis en zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving Het algemeen toegankelijk aanbod en de gespecialiseerde zorg willen we zo veel als mogelijk beschikbaar hebben in Veenendaal. Gezien de kosten (dure zorg, voor een relatief kleine groep) is het niet mogelijk om alle gespecialiseerde zorg in Veenendaal beschikbaar te hebben. Wel moeten mensen met hun vragen altijd lokaal terecht kunnen. Dit betekent dat de gemeentelijke frontoffices (CJG) in Veenendaal de vraag moeten duiden, moeten weten waar deze hulp geboden wordt en gericht kunnen doorverwijzen (en zorgen voor een warme overdracht). 2. Mogelijkheden en eigen kracht van gezin en netwerk De jeugdigen uit de nieuwe cliëntgroepen hebben zwaardere problematiek dan de doelgroep die nu al onder verantwoordelijkheid van de gemeente valt. Dit betekent echter niet dat we de mogelijkheden en de eigen kracht van het gezin en het netwerk buiten beschouwing laten. Ook voor deze zwaardere groepen willen we dat er éérst gekeken wordt naar de kracht en mogelijkheden (in de directe omgeving) van de jeugdige en het gezin. Hierbij is het wel van belang dat een ieder zijn eigen rol houdt en ingezet wordt op zijn / haar kernkwaliteiten. Psychiatrische problemen kunnen niet door een vrijwilliger opgelost worden, maar een vrijwilliger kan bijvoorbeeld wel helpen bij het reilen en zeilen van het gezin (waardoor er een meer rustige basis wordt gecreëerd waarin de psychiatrische hulp kan gedijen). 3. Algemeen toegankelijke ondersteuning We zetten erop in om jeugdigen en ouders zoveel mogelijk te helpen door middel van algemeen toegankelijke ondersteuning. Wanneer de algemeen toegankelijke ondersteuning niet toereikend is, bestaat de mogelijkheid voor gespecialiseerde ondersteuning. De inzet hiervan wordt – zoveel als mogelijk – bepaald door medewerkers van het CJG. Hiermee vervult het CJG de rol van toegangspoort. Daarnaast hebben huisartsen en specialisten wettelijk de rol van doorverwijzer naar gespecialiseerde ondersteuning. 4. Veiligheid van de jeugdige staat voorop Als de veiligheid van de jeugdige of het gezin in het geding is, worden de ouders die geen begeleiding willen aangespoord (en waar nodig gedwongen) om mee te werken. Bij tegenstrijdige belangen tussen ouders en jeugdigen staat het belang van de jeugdige voorop. Ook jeugdigen die in een pleeggezin of zorginstelling wonen, moeten er vanuit kunnen gaan dat ze daar veilig kunnen opgroeien. Professionele instellingen zullen garanties moeten leveren om de veiligheid te waarborgen. 5. Samen: gezinnen, algemeen maatschappelijke organisaties, professionele instellingen en regionale samenwerking In plaats van praten over gezinnen, moet het gesprek veel meer met het gezin aan tafel 16 plaatsvinden. Waar mogelijk schrijven jeugdigen en ouders zelf hun plan van aanpak , al dan niet met ondersteuning. De gemeente werkt samen met professionele instellingen om de zorg te leveren voor onze cliëntgroepen. Dit gebeurt binnen de door de gemeente gestelde inhoudelijke en financiële kaders. De ondersteuningsvormen (specialistische hulp) zijn soms zodanig specifiek en duur, dat de Jeugdwet voorschrijft dat we dit bovenlokaal (of soms zelfs bovenregionaal) moeten organiseren.
16
Ook wel ‘hulpverleningsplan’ genoemd.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
21
6. Kwaliteit van de begeleiding, ondersteuning en zorg door professionals Organisaties en uitvoerende professionals moeten over de benodigde kwaliteitseisen beschikken. In de wet wordt beschreven wat hiervoor nodig is (onder andere: certificering, opleidingsniveau). Dit wordt landelijk nog nader uitgewerkt. Daarnaast moeten organisaties aantonen dat hun inzet resultaten oplevert. 7. Financieel beheersbaar en sturing op resultaat Voor de organisaties die het aanbod verzorgen, worden duidelijke budgettaire afspraken vastgelegd. Deze afspraken gaan over financiën, maar ook over de resultaten die behaald moeten worden en over de manier van werken (eigen regie van de klant, afschalen naar lichtere zorg, etc.).
2.2.3 Regionale visie op zorg voor jeugd Regionale visie De samenwerkende gemeenten in de regio hebben met het vaststellen van het Plan van Aanpak ‘Zorg voor jeugd in FoodValley’ (mei 2012) ervoor gekozen om in het proces naar 1 januari 2015 met elkaar samen te werken. In het visiedocument ‘Elke jeugdige telt en doet 17 mee’ is uitgewerkt vanuit welk gemeenschappelijk vertrekpunt de zeven samenwerkende gemeenten in de regio de zorg voor hun jeugd vanaf 2015 vormgeven. De uitgangspunten van de regionale visie zijn: 1. Wij vertrouwen erop dat ouders dagelijks voorzien in de zorg en veiligheid die jeugdigen nodig hebben om zich adequaat te ontwikkelen. 2. Gezinnen voeren zelf regie op de zorg die zij ontvangen of laten de regie voeren door iemand uit de sociale omgeving. 3. Er moet sprake zijn van vertrouwen tussen de professional en jeugdige en ouders 4. Voor de FoodValley gemeenten geldt dat de regionale samenwerking in dienst staat van de lokale situatie 5. Het is gelet op de voorgenomen transitie niet vanzelfsprekend dat alle spelers uit het maatschappelijk middenveld (op eenzelfde manier) terugkeren in een nieuw stelsel van de zorg voor jeugd. Het streven van de zeven gemeenten, zoals geformuleerd in de ambitie, is dat: - Veiligheid van de jeugdige voorop staat. - De sociale omgeving een actieve bijdrage levert aan het opvoeden en opgroeien van kinderen en jongeren. - Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg is gebaseerd op de vraag van de jeugdige en hun ouders - Professionele begeleiding, ondersteuning en zorg effectief is en snel en eenvoudig beschikbaar. - Het regionale voorzieningenaanbod aanvullend is op het lokale aanbod - Er keuzevrijheid is voor de jeugdige of het gezin. - Jeugdigen en hun ouders (weer) regie voeren op hun eigen leven.
17
Zorg voor jeugd in FoodValley: in 2013 vastgesteld door de raad
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
22
Onderstaand figuur illustreert, conform Model Veenendaal, dat de samenwerkende gemeenten in de regio uitgaan van (het versterken van) de eigen kracht van de jeugdige. Indien nodig valt de jeugdige (en het gezin) primair terug op het sociaal netwerk in de eigen omgeving: familie, buren, vrienden, school, verenigingen, etc. Als professionele zorg, begeleiding of zorg nodig is wordt aansluiting gezocht bij algemeen collectieve voorzieningen. Is dat niet toereikend dan kan een beroep worden gedaan op individuele (maatwerk) voorzieningen. De regionale en lokale visie sluiten hierin nauw op elkaar aan.
Regionaal beleidsplan Elk van de zeven samenwerkende gemeenten in de regio schrijft een eigen lokaal beleidskader. In deze lokale beleidskaders is beschreven hoe de afzonderlijke gemeenten hun jeugdhulp invullen: wat zijn de uitgangspunten voor het ondersteuningsaanbod, hoe wordt de toeleiding georganiseerd, op welke wijze vindt sturing op kwaliteit en financiën 18 plaats, etc. Daarnaast is er een regionaal beleidsplan opgesteld . Dit regionaal beleidsplan is op een nadere uitwerking van de lokale beleidskaders van de samenwerkende gemeenten. De lokale kaders zijn leidend, het regionale plan is een invulling van de wijze waarop wij de uitvoering onderling gaan regelen. Hierbij gaat het vooral over de manier waarop we de bovenlokale zorg gaan inkopen, hoe we sturen op resultaatbereik en over de wijze waarop de zeven samenwerkende gemeenten dit regionale aanbod financieren.
18
Parallel aan dit lokaal beleidskader ter vaststelling in de gemeenteraad van december 2013
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
23
3 Uitgangspunten voor het ondersteuningsaanbod In paragraaf 3.1. beschrijven we onze algemene eisen voor het ondersteuningsaanbod voor jeugdigen en ouders. Deze keuzes zijn zoveel mogelijk identitiek aan de algemene keuzes binnen het beleidskader ‘Verzorging en begeleiding dichtbij’. In de daarop volgende paragrafen (3.2 t/m 3.6) beschrijven we onze Veense keuzes ten aanzien van identiteitsgebonden aanbod, persoonlijk budget, vervoer, eigen bijdrage en de positie en inspraak van ouders en jeugdigen in het nieuwe jeugdstelsel.
3.1
Algemeen
Stimuleren van eigen kracht en netwerk waar mogelijk Het aanbod willen we laten aansluiten op de uitgangspunten van Model Veenendaal. Dit betekent dat we ernaar streven de zelfredzaamheid en participatie van inwoners te stimuleren. Hierbij past dat wordt bekeken waar de eigen kracht van inwoners en hun netwerk meer, anders of slimmer kan worden ingezet. Vervolgens wordt gekeken of aanvulling vanuit het algemeen toegankelijke aanbod nodig is. En alleen als dit niet voldoende is om de (complexe) problematiek aan te pakken, wordt specialistische zorg ingeschakeld. Op die manier wordt gebruik gemaakt van de volledige cirkel van ondersteuning. Eén gezin, één plan, één aanspreekpunt In het nieuwe stelsel wordt gestreefd naar integrale hulp met meer samenwerking rond gezinnen. Het principe van één gezin, één plan en één aanspreekpunt hanteren we als richtlijn bij de inrichting van het nieuwe CJG. Concreet betekent dit dat als een jeugdige of gezin een aanspreekpunt heeft binnen het CJG, dit ook het centrale aanspreekpunt blijft. Indien er afstemming nodig is met andere loketten of professionals, loopt dit via het CJG. Ook als er (tijdelijk) extra zorg of ondersteuning moet bijspringen, houdt het CJG de regie. Ondersteuning zoveel mogelijk wijkgericht georganiseerd De ondersteuning, hulp en zorg willen we zo dichtbij mogelijk organiseren. We werken vindplaatsgericht: in wijken, op scholen en samen met andere partijen die dicht bij de leefwereld van het gezin en de jeugdige staan. Sommige ondersteuningsvragen zijn zodanig specifiek dat het niet mogelijk is om dit wijkgericht of lokaal beschikbaar te hebben. Dan vinden we het belangrijk dat jeugdigen of ouders met dit soort vragen lokaal terecht kunnen, bij professionals die weten welk regionaal aanbod waar te vinden is. Bij de inrichting van de toeleiding naar de jeugdhulp (belegd bij het CJG) werken we ook wijkgericht. Waar nodig stemmen we af met de Wmo-consulenten. Goede overgang van ondersteuning van 18- naar 18 + We hebben ervoor gezorgd dat het beleidskader jeugdhulp en het beleidskader ‘Verzorging en begeleiding dichtbij’ (2014 – 2015) zoveel mogelijk op elkaar aansluiten. Wanneer inwoners na hun achttiende gebruik gaan maken van begeleiding of verzorging vanuit het beleidskader ‘Verzorging en begeleiding dichtbij’, willen we dat de begeleiding en verzorging e voor en na hun 18 goed op elkaar aansluit. Dit betekent: warme overdracht, geen
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
24
wachtlijsten en waar mogelijk behoud van aanbieder. Bij de inkoop van zorg en ondersteuning wordt continuïteit van zorg een vereiste. Dit houdt in dat: - de aanbieders ervoor zorgen dat er geen ‘gat’ valt in de ondersteuning aan de klant, - de klant door de betreffende aanbieder tijdig wordt geïnformeerd wie de zorg of ondersteuning wanneer overneemt, - er uitwisseling van gegevens tussen aanbieders mogelijk moet zijn ten behoeve van de continuïteit van zorg (uiteraard binnen de bestaande wettelijke privacywetgeving). Eind 2014 gaan we met de geselecteerde aanbieders (18- en 18+) om tafel om af te spreken hoe aan bovenstaande eisen wordt voldaan. Op die manier houden we als gemeente de regie op de continuïteit van zorg voor inwoners die met twee verschillende regimes te maken krijgen.
3.2
Identiteitsgebonden aanbod
Identiteitsgebonden aanbod belangrijk In de wet staat dat gemeenten rekening moeten houden met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van ouders en jeugdigen. Gezien de samenstelling van de bevolking in Veenendaal, gaat het hier vooral om aanbod met een christelijke of islamitische grondslag. De gemeente Veenendaal vindt het belangrijk om jeugdigen en ouders in de gelegenheid te stellen het aanbod kunnen kiezen dat hun het beste past. Daarnaast is het van belang dat dit financieel beheersbaar blijft. Regionale inkoop voor brede én specifieke doelgroepen In de selectie (aanbesteding / subsidiering) van aanbieders voor zorg en ondersteuning, sturen we erop dat het aansluit bij een brede doelgroep (qua gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond). Medewerkers uit deze organisaties bejegenen een ieder onafhankelijk van zijn of haar achtergrond - respectvol. Door regionaal in te kopen kunnen we ‘massa’ maken per product of productgroep en hiermee ook een sterkere onderhandelingspositie innemen ten opzichte van de aanbieders. Het identiteitsgebonden aanbod kopen we ook zoveel als mogelijk regionaal in. Bij de inkoop komen we tot een bandbreedte voor de prijs en kwaliteitscriteria die in dezelfde mate gelden voor het brede én het identiteitsgebonden aanbod. Persoonlijk budget voor zeer specifieke vraag, met waar nodig eigen bijdrage Voor een klein deel van de klanten geldt dat ze een aanbieder wensen die werkt vanuit een bepaalde signatuur (bijvoorbeeld: christelijk, islamitisch, antroposofisch) én die alleen werkt voor mensen vanuit die bepaalde kring. Ook kan het zo zijn dat het product dat inwoners nodig hebben zodanig specifiek is (en waarop ook regionaal amper ‘massa’ te maken is vanwege de kleine aantallen klanten), dat dit niet regionaal is ingekocht (zie hierboven). Voor deze groepen bieden wij de mogelijkheid om een persoonlijk budget in te zetten. Doordat we per product of productgroep een maximum vaststellen voor de hoogte van het persoonlijk budget, sturen we op betaalbaarheid. Indien mensen een aanbod wensen dat boven de 19 maximale prijs uitkomt , betalen zij zelf de extra kosten bij. Hierbij kijken we naar een vergoedingsmogelijkheid voor mensen met een laag inkomen (zie 3.5). 19
Vanwege de kleine volumes kan het zo zijn dat identiteitsgebonden aanbod duurder is dan het breed toegankelijke aanbod
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
25
3.3
Persoonlijk budget
Zowel de Jeugdwet als de Wmo bieden inwoners straks de mogelijkheid om gebruik te maken van een persoonlijk budget. Inwoners kunnen daarmee zelf ondersteuning, hulpverlening of begeleiding inkopen. Gemeenten moeten dit regelen. Wettelijke kaders We moeten rekening houden met wettelijke kaders bij onze beleidskeuzes rondom het Persoonlijk budget. De Jeugdwet en de Wmo komen – onder voorbehoud van definitieve vaststelling van de wetsteksten – voor het grootste deel overeen. Onder beide wetten moet de gemeente de mogelijkheid van een persoonlijk budget bieden. De belangrijkste verschillen zijn: - De Wmo schrijft ‘trekkingsrecht’ als verplichte vorm voor waar de Jeugdwet gemeenten de vrije hand laat bij het kiezen van een passende vorm. Trekkingsrecht is een systeem waarbij de cliënt het geld niet ‘letterlijk’ in handen krijgt maar er een budget voor hem wordt gereserveerd waaruit voorzieningen kunnen worden betaald. - De Wmo stelt als voorwaarde dat de gebruiker zijn voorkeur voor een persoonlijk budget in plaats van een voorziening in natura kan motiveren. Onder de Jeugdwet hoeft dat niet. - Bij de Wmo wordt aan gemeenten de mogelijkheid geboden om voorwaarden te stellen aan de voorzieningen waarin het persoonlijk budget wordt besteed. - De Jeugdwet sluit de Jeugdbescherming, de Jeugdreclassering en de gesloten jeugdhulp uit als voorzieningen waar een persoonlijk budget voor gebruikt mag worden. Uitgangspunt: vraaggericht werken Onder het motto ‘de cliënt centraal’ biedt de gemeente Veenendaal haar inwoners zo maximaal mogelijk de vrijheid bij het kiezen van ondersteuning, zorg en hulpverlening. Een persoonlijk budget past daar goed bij. Daarmee krijgt de cliënt het heft in handen om zelf de ondersteuning in te kopen die het beste past bij zijn behoeften, wensen en voorkeuren. Bovendien stimuleert gebruik van het persoonlijk budget de aanbieders tot vraaggericht werken: voorzieningen worden ontwikkeld en aangeboden omdat de cliënt erom vraagt en – met zijn persoonlijk budget – ervoor betaalt. Tegelijkertijd leert de ervaring van de afgelopen jaren dat het overgrote merendeel van onze inwoners vraagt om voorzieningen in natura. De gemeente zorgt dat er voor deze grote groep voldoende in-natura-voorzieningen beschikbaar zijn die gericht op hun vraag. Ongeveer 80 procent geeft de voorkeur aan aanbod dat door de gemeente wordt geregeld. Bijvoorbeeld omdat: - het bestaande aanbod voldoende passend is; - het eenvoudiger is van directe beschikbare diensten gebruik te maken dan zelf de mogelijkheden te moeten onderzoeken; - er zeer specialistische hulpverlening nodig is, - de ondersteuningsbehoefte zo complex van aard is dat ‘maatwerk’ een combinatie van verschillende vormen van zorg, ondersteuning en hulpverlening nodig maakt. Beleidskeuze: vrijheid om te kiezen Veenendaal ontwikkelt een systeem waarin de cliënt goed wordt geadviseerd bij zijn keuze tussen ondersteuning in natura of ‘zelf regelen’ met een persoonlijk budget. Beide
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
26
mogelijkheden staan in vrijwel alle gevallen voor hem open. Advisering vindt plaats door de medewerkers van het CJG of het Wmo-loket. Samen met de cliënt maken zij een afweging hoe het beste in de ondersteuningsvraag kan worden voorzien: door gebruik van voorzieningen die in de gemeente standaard worden geboden; door als cliënt zelf een specifieke dienst in te kopen; of door een combinatie van beide opties. De cliënt en diens vraag staan dus centraal bij het bepalen van het aanbod. We hanteren daarbij zes uitgangspunten: - De gemeente zorgt dat voorzieningen in natura op alle onderdelen van de Wmo en Jeugdwet voorhanden zijn. Keuzevrijheid impliceert immers dat er wel iets te kiezen moet zijn. - De veiligheid (van de cliënt, het gezin, of de omgeving) mag niet in het geding komen. Dit is met name van belang in de situatie van jeugdigen, waarbij het budget in de regel aan de ouders of opvoeders ter beschikking zal komen. - Het persoonlijk budget wordt op juiste wijze besteed, dat wil zeggen aan ondersteuning, gericht op het wegnemen van de problematiek. - Inzet van persoonlijk budget voor hulp door naasten alleen in situaties waarin deze hulp de algemeen gebruikelijke zorg en inzet voor elkaar overstijgt. - Persoonlijk budget past binnen de financiële kaders van de Wmo en Jeugdwet. - De richtlijnen die gaan behoren bij het persoonlijk budget worden tijdig en op een eenvoudig te begrijpen wijze geïmplementeerd en gecommuniceerd naar de betrokkenen. Middellangetermijnperspectief We kunnen ons goed voorstellen dat bij goede ervaringen door onze inwoners het gebruik van persoonlijk budget de komende jaren zal groeien. Daarbij houden we aandacht voor de financiële beheersbaarheid van de voorzieningen in het sociale domein (begeleiding, zorg en hulpverlening). Vanwege zaken als risicospreiding, schaalgrootte en de opgave om meer te doen met minder middelen beginnen we nu met een combinatie van vooral (80 – 90 %) ‘collectief’ geregelde inkoop door gemeente en regio en beperkt (10 – 20%) ‘individuele inkoop’ via het instrument van het persoonlijk budget. Onze visie op langere termijn is maximale keuzevrijheid en zo veel mogelijk verstrekkingen via een persoonlijk budget. Planning De gemeente ontwikkelt beleid rondom het Persoonlijk budget dat hetzelfde wordt voor de Wmo als de Jeugdwet. Dat biedt de nodige voordelen: - Het is eenvoudiger uit te leggen dat dezelfde regels gelden voor de inzet van een persoonlijk budget onder de Wmo en de Jeugdwet. - Het is eenvoudiger voor de mensen en organisaties in de uitvoering als dezelfde regels gelden en verlicht daarmee de bureaucratische en administratieve druk voor het WmoLoket, het CJG en de aanbieders van zorg, ondersteuning en hulpverlening. - Het voorkomt dat cliënten en uitvoerders te maken krijgen met verschillende systemen naast elkaar (bijvoorbeeld binnen een gezin) of volgtijdelijk op elkaar, bijvoorbeeld bij het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Om bij de beleidsontwikkeling tot zorgvuldige keuzes te komen zal de komende maanden ambtelijk en bestuurlijk een nadere analyse worden gemaakt van diverse varianten:
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
27
trekkingsrecht, vouchers en persoonsvolgend budget. De Raad wordt over de uitkomsten van deze analyse in het tweede kwartaal van 2014 geïnformeerd Het beleid voor inzet van een persoonlijk budget vanuit de Jeugdwet en vanuit de Wmo wordt opgenomen in een nieuwe jeugdverordening en aangepaste Wmo-verordening die aan de gemeenteraad ter vaststelling worden aangeboden.
3.4
Vervoer
Zorg en ondersteuning dichtbij De gemeente Veenendaal streeft naar zoveel mogelijk zorg en ondersteuning dichtbij het gezin of de jeugdige. Wanneer het zo is dat er gereisd moet worden, gelden de volgende regels: - er kan samen met de aanbieder gekeken hoe het vervoer op een effectieve en efficiënte manier geregeld kan worden (bijvoorbeeld door het inzetten van 20 vrijwilligers of de combinatie van vervoersstromen ), - er wordt zorgvuldigheid betracht in het bij elkaar plaatsen van de diverse cliënten in één vervoermiddel vanwege de mogelijk uiteenlopende aard van gedrag en/of handicap, en chauffeurs dienen geschikt te zijn om met de diverse doelgroepen om te gaan, - er is onder voorwaarden beperkt budget beschikbaar voor vervoerskosten. Voorwaarden hebben betrekking op bijvoorbeeld aanwezigheid van alternatieve voorzieningen dichter in de buurt, maximale reisafstand en goedkoopste adequate vorm van vervoer. Een en ander wordt uitgewerkt in de verordening, - voor mensen met een laag inkomen wordt een regeling getroffen (zie 3.5). Deze regels worden verwerkt in de verordening en meegenomen in de inkoop. We stemmen hierbij zo goed mogelijk af met de regiogemeenten en het lokale beleid op het gebied van begeleiding en verzorging (Wmo).
3.5
Eigen bijdrage
Landelijke regels over eigen bijdrage nog in ontwikkeling De huidige regeling in de Wet op de jeugdzorg voor het heffen van een ouderbijdrage is overgenomen in het wetsvoorstel. Het Rijk zal - bij Algemene maatregel van Bestuur - nog nadere regels opstellen met betrekking tot de eigen bijdrage, waaronder regels ten aanzien van: de hoogte van de eigen bijdrage de wijze waarop het inkomen en vermogen worden betrokken bij de vaststelling van de bijdrage de termijn waarbinnen de verschuldigde de eigen bijdrage moet voldoen de wijze van invordering van de eigen bijdrage 20
Er zijn momenteel diverse vervoersvormen voor diverse doelgroepen en verschillende financiers. De gemeente is verantwoordelijk voor het Wmo-vervoer en leerlingenvervoer. Daar komt per 2015 de verantwoordelijkheid voor vervoer naar dagbesteding bij. Daarnaast is er o.a. de regiotaxi (provincie), Wsw-vervoer (IW4) en het zieeknvervoer (zorgverzekering).
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
28
de uitzonderingsgronden voor het verschuldigd zijn van een eigen bijdrage. In afwachting van de wettelijke kaders, hanteren we onderstaande uitgangspunten ten aanzien van ons (bij verordening vast te leggen) eigen bijdrage-beleid. Dit is in overeenstemming met het Wmo beleid en zo veel mogelijk in lijn met de zes gemeenten waarmee we regionaal samenwerken. Cumulatie van eigen bijdragen gaan we tegen Wanneer mensen gebruik maken van meerdere vormen van zorg en ondersteuning, bestaat het gevaar van de cumulatie van eigen bijdrages. Dit vinden we onwenselijk en gaan we tegen. Binnen de Wmo worden de eigen bijdrages geregeld via het CAK (Centraal Administratie Kantoor), en hier wordt ook de anti-cumulatie geregeld. In 2014 bepalen we hoe we dit het makkelijkst regelen; waarschijnlijk door aan te sluiten bij de Wmo en het ook via het CAK te regelen. Aparte eigen regeling voor mensen met een laag inkomen Niemand mag door de hoogte van de eigen bijdrage verstoken blijven van de hulp die hij of zij nodig heeft. In voorkomende gevallen treft de gemeente een regeling. Hierbij sluiten we aan 21 bij het minimabeleid van de gemeente: 110% van het wettelijk minimumloon geldt als inkomensgrens. In 2014 werken we deze regeling – in relatie tot de reeds bestaande minimaregelingen – nader uit (verordening).
3.6
Positie en inspraak ouders en jeugdigen
Positie en inspraak ouders en jeugdigen regelen in inkoop en contractering De Jeugdwet stelt een aantal eisen ten aanzien van de positie en inspraak van ouders en jeugdigen. Wettelijke eisen ten aanzien van positie en inspraak Wettelijk verplichte informatieverstrekking: in de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdige en de ouder dienen te worden ingelicht over het voorgenomen onderzoek, de voorgestelde jeugdhulp, de ontwikkelingen omtrent de jeugdhulp en over de geconstateerde opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De jeugdhulpverlener licht een jeugdige die de leeftijd van twaalf jaar nog niet heeft bereikt, op zodanige wijze in als past bij zijn bevattingsvermogen. Toestemming vereist: voor het verlenen van jeugdhulp is de toestemming van de jeugdige of ouder vereist, tenzij het jeugdhulp betreft in het kader van een machtiging gesloten jeugdhulp of een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp. Klachtenbehandeling: de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling treffen een regeling voor de behandeling van klachten over gedragingen van hen of van voor hen werkzame personen jegens een jeugdige, ouder of pleegouder in het kader van de verlening van jeugdhulp, de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij brengen de regeling op passende wijze onder de aandacht van de jeugdigen, ouders en pleegouders. Medezeggenschap: iedere jeugdhulpaanbieder en iedere gecertificeerde instelling stelt 21
Indien de inkomensgrens voor het minimabeleid wordt verlaagd, sluit dit beleidskader daarbij aan. Indien de inkomensgrens wordt verhoogd - wat niet in de lijn der verwachting ligt - zal dit opnieuw moeten worden bezien.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
29
een cliëntenraad in, die binnen het kader van hun doelstelling in het bijzonder de gemeenschappelijke belangen van jeugdigen en ouders aan wie jeugdhulp wordt verleend of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd, behartigt.
Deze eisen gelden voor elke jeugdzorgaanbieder. De gemeente geeft deze eisen een centrale plek in de (regionale) inkoop van producten en diensten (inschrijfeisen, subsidievereisten) en de contractering (medio 2014). Verzamelen van good practices ten aanzien van informatieverstrekking etc. We weten dat veel van de huidige aanbieders al ervaring hebben met bovenstaande onderwerpen; in 2013 inventariseren we - regiobreed - good practices op dit gebied, zodat we optimaal gebruik maken van de kennis en ervaring die er al is in het veld. Verder wordt binnen het regionale project Versterken Basisstructuur nu geïnventariseerd welke mogelijkheden en beperkingen er zijn op het gebied van privacy en gegevensdeling. Deze informatie wordt meegenomen in het maken van de (regionale) afspraken met aanbieders / inschrijvers. De gemeente stelt een vertrouwenspersoon aan, waar mogelijk in regionaal verband Gemeenten krijgen de wettelijke verplichting om voor alle vormen van jeugdhulp zorg te dragen dat jeugdigen en hun ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. De gemeente stelt een vertrouwenspersoon in. In 2014 treffen we hier de voorbereidingen voor (opstellen functieprofiel, werving en selectie). Bij voorkeur doen we dit in nauwe samenwerking met de (potentiële) klanten (jeugdigen, ouders). Samen met de andere zes gemeenten uit de regio bekijken we in hoeverre het mogelijk en wenselijk is om één vertrouwenspersoon aan te stellen. Verder geldt dat betrokkenen de mogelijkheid hebben om bezwaar of beroep aan te tekenen tegen een door de gemeente genomen beslissing, zoals vastgelegd in een beschikking (zie verder paragraaf 4.3). Jeugdigen en ouders hebben een rol bij de beleidsvoorbereiding De positie van jeugdigen en ouders wordt verder vorm gegeven door ingezetenen van de gemeente, met name jeugdigen en hun ouders, een rol te geven bij de voorbereiding van beleid inzake jeugdhulp. Dit doen we door de Jongerenraad, de Diversiteitsraad en het Wmoforum op gezette tijden om advies te vragen (onder meer over voorliggend beleidskader en de verordening). Tevens zijn we met hen in gesprek over de voorbereiding van de implementatie. Daarnaast maken we gebruik van de regionale klankbordgroep (met daarin organisaties en belangenbehartigers). Meer hierover in het volgende hoofdstuk.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
30
4 Toeleiding naar jeugdhulp in het nieuwe CJG In de nieuwe wet wordt de gemeente verantwoordelijk voor de toeleiding naar jeugdhulp. De gemeente heeft de vrijheid om te bepalen hoe die toeleiding wordt vormgegeven. In paragraaf 4.2. geven we aan hoe we onze rol op het gebied van toeleiding oppakken en wat de verhouding is tot de rol van de cliënt. De vraag welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet, wordt beantwoord in paragraaf 4.3. In deze paragraaf leggen we ook een verbinding met het passend onderwijs. In paragraaf 4.4. beschrijven we hoe het nieuwe CJG, waar de toeleiding wordt belegd, wordt ingericht. Ook komt in deze paragraaf de verwijzingsmogelijkheid van huisartsen en specialisten aan de orde.
4.1
Toeleiding naar jeugdhulp22 23
Voor toeleiding naar jeugdhulp wordt onderstaande definitie gehanteerd : Toeleiding naar jeugdhulp (definitie) Het proces vanaf het moment waarop een jeugdige of een gezin met een ondersteuningsvraag (opnieuw) in beeld komt, tot het moment waarop passende ondersteuning wordt geboden. De gemeente is verantwoordelijk voor de toeleiding naar jeugdhulp en heeft daarin de beleidsvrijheid om te bepalen hoe die toeleiding wordt vormgegeven.
Het landelijke Transitiebureau heeft in haar functioneel ontwerp Zorg voor jeugd dertien aspecten genoemd waarover de gemeenten keuzes moeten maken bij de inrichting van hun toeleiding. In deze paragraaf behandelen we de genoemde aspecten stuk voor stuk. Dertien keuzes voor de toeleiding naar jeugdhulp Uitgangspunten (4.2.) uitvoeringsrol van de gemeente verbinding sociaal domein regie van de cliënt Positionering (4.3.) toegankelijke hulp positie AMHK positie JGZ verbinding met passend onderwijs positie / uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering
22
De toeleiding voor 18 plussers wordt beschreven in het beleidskader Verzorging en begeleiding dichtbij (2014 – 2015). Wel wordt in voorliggend beleidskader aangegeven worden hoe afstemming 18- en 18+ plaatsvindt. 23 Bron: functioneel ontwerp Zorg voor jeugd (Transitiebureau, juli 2013)
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
31
Inrichting (4.4.) uitvoeringsvorm typering / verhouding professional handelingsruimte professional bevoegdheid inschakelen hulp bevoegdheid inschakelen Raad van Kinderbescherming, etc.
Voor sommige van bovenstaande aspecten geldt dat de keuzes hierover nog voorbereid moeten worden. Onder meer omdat eerst nog nadere landelijke uitwerking nodig is. Voor andere aspecten geldt dat de beleidsvoorbereiding al heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld door vaststelling van Model Veenendaal, de lokale visie op zorg voor jeugd en het CJG24 model ) en dat er in dit beleidskader al keuzes gemaakt worden. In dit hoofdstuk werken we de dertien aspecten uit.
4.2
Uitgangspunten voor de toeleiding naar jeugdhulp
4.2.1 Uitvoeringsrol van de gemeente Veenendaal kiest voor regie op uitvoering Gemeenten worden verantwoordelijk voor de volledige jeugdhulp. Binnen deze verantwoordelijkheid kunnen gemeenten kiezen voor een beperkte of een sterke rol in de uitvoering. De gemeente Veenendaal kiest ervoor om een beperkte rol te pakken in de uitvoering en de uitvoering vooral neer te leggen bij de instellingen en professionals. Wij geven daarmee uitdrukkelijk invulling aan ons uitgangspunt dat we de decentralisatie echt samen uitvoeren (met instellingen en professionals) én dat we de kracht van een ieder zo optimaal mogelijk inzetten: door de instellingen en professionals een centrale rol te geven in de uitvoering zijn we als gemeente verzekerd van de benodigde expertise in het kader van kennis van doelgroepen en methodieken. De gemeente voert regie door te sturen op resultaten. Daarbij worden heldere afspraken gemaakt over resultaten, verantwoording en monitoring (zie hoofdstuk 5).
4.2.2 Verbinding sociaal domein Samenhang met andere ontwikkelingen binnen het sociaal domein De decentralisatie van de jeugdzorg staat niet op zichzelf, maar hangt samen met andere ontwikkelingen in het sociaal domein: - invoering van passend onderwijs per 1-8-2014 (zie ook verder), - invoering van de Participatiewet per 1-1-2015, - decentralisatie van Awbz-taken naar de nieuwe Wmo per 1-1-2015. Deze ontwikkelingen in het sociaal domein brengen de mogelijkheid én de uitdaging met zich mee om een integrale toeleiding te organiseren. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de focus te leggen op één domein en bijvoorbeeld aparte jeugdhulpteams in te richten. Of 24
In het implementatieplan CJG is uitgewerkt hoe het nieuwe CJG gestalte krijgt. In de bijlage vindt u de hoofdpunten uit het implementatieplan. Dit implementatieplan is eind 2013 ter informatie verstrekt aan de gemeenteraad.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
32
gemeenten kunnen ervoor kiezen om de verschillende domeinen aan elkaar te verbinden en te kiezen voor integrale teams in de front- en backoffice. De toeleiding geven we integraal vorm De gemeente Veenendaal kiest ervoor om de toeleiding zoveel mogelijk integraal vorm te geven: - Vanuit het nieuwe CJG werken we met integrale jeugdhulpteams. In deze teams komt kennis en expertise vanuit verschillende domeinen op het gebied van zorg voor jeugd samen. - We werken vanuit het nieuwe CJG zoveel mogelijk vindplaatsgericht (bijvoorbeeld vanuit scholen, in wijken). Op deze manier kunnen we snel een verbinding kunnen leggen met andere domeinen (bijvoorbeeld onderwijs, jongerenwerk en werk en inkomen). - Ook het Wmo-loket heeft als ontwikkelopgave om de komende jaren wijkgericht te gaan werken. Voor de toekomst onderzoeken we of we de toegang- en toeleidingstaken van de verschillende loketten (onder andere CJG en Wmo) verder kunnen bundelen. Nu al vindt afstemming en collegiale consultatie in de backoffice plaats. - Het nieuwe CJG heeft een brede kennis van de Veense sociale domein. Op die manier kunnen medewerkers van het CJG goed doorverwijzen naar of afstemmen met andere domeinen. - Afstemming tussen ondersteuning vanuit de Jeugdwet (18 min) en de Wmo (18 plus) vindt onder meer plaats door middel van collegiale consultatie tussen medewerkers van het CJG en medewerkers van (onder meer) het Wmo-loket. Belangrijke uitgangspunten hierbij zijn dat de inwoner geen ‘last’ heeft van deze collegiale consultatie (geen kastje naar de muur-ervaring, één contactpersoon voor de inwoner) en dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over hoe om te gaan met privacygevoelige informatie.
4.2.3 Regie van de cliënt Ouders en jeugdigen in eerste instantie zelf verantwoordelijk Het nieuwe jeugdstelsel gaat ervan uit dat ouders als eersten verantwoordelijk zijn voor hun kinderen. Uit onderzoek is tevens bekend dat hulp effectiever is als de cliënt zelf kiest en beslist. Regie gaat ervan uit dat hoe (on)zelfstandig een gezin / kind ook is, men zelf aan het stuur zit. De mate waarin ouders en jeugdigen zelf de regie kunnen voeren, is mede afhankelijk van de wijze waarop wij als gemeente de toeleiding vormgeven. Veenendaal kiest voor een sterke regie voor de jeugdigen en ouders De gemeente Veenendaal kiest voor een sterke regie van de cliënt (jeugdigen en ouders). Dit sluit aan bij de uitgangspunten om de eigen kracht van gezin en netwerk zo goed mogelijk te benutten en de inwoner écht centraal te zetten. Door de regie van de cliënt sterker te laten zijn, is het makkelijker om maatwerk te leveren. Concreet geven we dit vorm door: - samen met de jeugdige en ouders het plan van aanpak op te stellen, - jeugdigen en ouders eigenaarschap over het eigen dossier te geven, - optimale keuzevrijheid door middel van bijvoorbeeld de inzet van een persoonlijk budget (zie hoofdstuk 3).
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
33
Het CJG faciliteert én schaalt op waar nodig Bij deze sterke regie voor jeugdigen en ouders stellen we drie randvoorwaarden: - goede ondersteuning en informatievoorziening aan de voorkant (door het CJG) om te faciliteren dat ouders en jeugdigen zélf de goede keuze kunnen maken / regie kunnen pakken, - het CJG springt bij als gezinnen en jeugdigen tijdelijk niet in staat zijn zelf regie te voeren, - snelle opschaling indien de veiligheid van de jeugdige in het geding komt (door een (bindend) advies van het specialistisch team).
4.3
Positionering van de toeleiding naar jeugdhulp
4.3.1 Toegankelijke hulp Algemeen maatschappelijk aanbod en kernvoorzieningen CJG zijn vrij toegankelijk De gemeente moet ervoor zorgen dát jeugdigen en ouders de hulp en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben bij het oplossen van problemen bij opvoeden en opgroeien. Zij heeft de vrijheid om te kiezen welke hulp vrij toegankelijk is, en welke niet. Vrij toegankelijk wil zeggen dat inwoners er zonder verdere tussenkomst van de gemeente of het CJG rechtstreeks gebruik van kunnen maken. De gemeente Veenendaal heeft de keuze gemaakt om in te zetten op algemeen toegankelijk 25 aanbod . De ondersteuning en hulp uit het sociaal netwerk, de algemene maatschappelijke organisaties en de basisvoorzieningen van het huidige CJG zijn en blijven daarom vrij toegankelijk. Het gaat om: - opvoed en opgroeiondersteuning, - jeugdgezondheidszorg, - licht ambulante zorg, - welzijnswerk (onder andere kind- en jongerenwerk), - vrijwilligerswerk en mantelzorg, - sport en culturele activiteiten, etc. Dempende werking CJG door nadruk op vrij toegankelijk aanbod Door te sturen op de inzet van iemands eigen kracht en informeel netwerk én door mensen zo veel mogelijk te ondersteunen binnen het aanbod van vrij toegankelijke ondersteuning en hulp, dringen we het beroep op duurdere en gespecialiseerde ondersteuning terug. Dit is de ‘dempende werking’ die uitgaat van het nieuwe CJG. Voor niet vrij toegankelijke hulp is een beschikking nodig De niet vrij toegankelijke hulp heeft betrekking op de meer gespecialiseerde zorg. Voor deze niet vrij toegankelijke vormen van hulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouders deze hulp nodig hebben. Hiervoor is een beschikking nodig op basis van een beoordeling van de persoonlijke situatie en behoeften van de cliënt. Met de beschikking hangt de mogelijkheid van bezwaar en beroep samen. In de verordening (2014) legt de gemeente
25
zie Model Veenendaal en lokale visie op zorg voor jeugd
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
34
Veenendaal vast welke zorg en ondersteuning vrij toegankelijk is en waarvoor een individuele beschikking (met de mogelijkheid van bezwaar en beroep) vereist is. Uitwerking op basis van het implementatieplan In 2014 werken we de volgende punten verder uit: - we maken een eenduidig overzicht voor onze inwoners en verwijzers welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet, - we beschrijven het toeleidingsproces gericht op vrij en niet vrij toegankelijke hulp, zodat professionals weten wat hun mandaat is, - we streven ernaar om binnen de verdeling vrij toegankelijk en niet vrij toegankelijk gelijk te laten zijn in de regio.
4.3.2 Positie Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Organisatie van AMHK wordt landelijk nog nader uitgewerkt Gemeenten worden verantwoordelijk om op bovenlokaal niveau een Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK) te organiseren. Van juli 2013 tot januari 2015 loopt een ondersteuningsprogramma rondom het AMHK om gemeenten te helpen bij de organisatie en inrichting van de AMHK’s. Het programma zal modellen en scenario’s ontwikkelen over de positionering van het AMHK in de jeugd- en volwassenenketen, en de verbinding met de Raad voor de kinderbescherming, het veiligheidshuis, gecertificeerde instellingen en het voorliggende veld. Deze scenario’s geven de gemeente handvatten om de positionering te bepalen van het AMHK. In de Jeugdwet wordt aangegeven dat het (boven)regionaal organiseren van het AMHK de aanbeveling verdient. Bij de wijze waarop we samenwerken met andere gemeenten hierbij, zal die samenwerkingsvorm gekozen worden waarbij de wettelijk gestelde taken het beste uitgevoerd kunnen worden.
4.3.3 Positie jeugdgezondheidszorg De gemeente Veenendaal kiest voor een integrale jeugdgezondheidszorg De jeugdgezondheidszorg (JGZ) behoort op basis van Wet Publieke Gezondheid tot de taken van gemeenten. De JGZ heeft als doel het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid en de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 19 jaar, zowel individueel als op populatieniveau. In het merendeel van de gemeenten worden de JGZ-taken in nauwe samenhang met opvoed- en opgroeiondersteuning vanuit het CJG uitgevoerd, zo ook in Veenendaal. De stelselherziening jeugd is voor sommige gemeenten een aanleiding om de positie van de JGZ opnieuw te bezien. In de gemeente Veenendaal was de JGZ in het CJG onderverdeeld naar JGZ voor 0 tot 4-jarigen (onder andere consultatiebureau) en 4 tot 19-jarigen. In het kader van het bevorderen van een doorlopende zorglijn en het principe van één gezin één plan, vinden we deze leeftijdsknip ongewenst. We kiezen daarom voor een integrale JGZ.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
35
4.3.4 Verbinding met passend onderwijs Door decentralisaties wordt samenwerking met onderwijs nog belangrijker Met het invoeren van een nieuw stelsel voor passend onderwijs en de herziening van het jeugdstelsel is samenwerking tussen scholen en gemeenten nog belangrijker dan voorheen. Schoolbesturen hebben de opdracht en de middelen om voor elk kind zo passend mogelijk onderwijs te bieden. De Wet Passend Onderwijs wordt ingevoerd op 1 augustus 2014. Doel van de Wet Passend Onderwijs is dat voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs wordt gerealiseerd. Ook als het kind gehandicapt is of gedragsproblemen heeft, moet het met extra begeleiding en met maatwerk naar het regulier onderwijs kunnen. Afspraken met schoolbesturen worden regionaal voorbereid Alle schoolbesturen geven binnen vernieuwde samenwerkingsverbanden invulling aan de vraag op welke wijze passend onderwijs het best georganiseerd kan worden. Dit wordt in ondersteuningsplannen vastgelegd. De samenwerkingsverbanden moeten met de gemeente op overeenstemming gericht overleg voeren over het ondersteuningsplan. Hierdoor worden beide speelvelden – zorg voor jeugd en onderwijs - met elkaar verbonden en worden de plannen over en weer met elkaar afgestemd. De gemeente Veenendaal pakt deze opgave regionaal op. Dit is per definitie een regionaal onderwerp, omdat de schoolbesturen met de samenwerkingsverbanden (sub)regionaal zijn georganiseerd. Binnen het regionale project Versterken Basisstructuur worden hierover afspraken voorbereid.
4.3.5 Positie / uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering Keuze over JB en JR in afwachting van landelijke ontwikkelingen Binnen het jeugddomein zijn de jeugdbescherming (JB) en de jeugdreclassering (JR) twee bijzondere taken. Deze taken worden vanwege het verplichtende karakter voor ouder en kind ook wel het ‘gedwongen kader’ genoemd. De uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel en jeugdreclasseringsmaatregel moet worden belegd bij gecertificeerde instellingen die niet ook zelf jeugdhulp mogen bieden. In verschillende gemeenten worden in het kader van 26 jeugdbescherming en jeugdreclassering nu nog ‘vliegwielprojecten’ uitgevoerd. De uitkomsten hiervan worden in landelijke werkgroepen nader besproken en geanalyseerd. De keuze is om jeugdbescherming en jeugdreclassering (de uitvoering) los binnen de jeugdketen te organiseren óf het in sterke samenhang met hulp en ondersteuning te organiseren. Beide opties hebben voor en nadelen. In 2014 bereiden we, mede op basis van de landelijke voorbereiding, een keuze voor. Deze wordt vervat in de verordening.
26
Dit zijn projecten die Bureaus Jeugdzorg en Landelijke Werkende Instellingen in staat stellen om te investeren in verdere kwaliteitsverbetering van de jeugdbescherming met als gevolg daling van het aantal ondertoezichtstellingen, kortere ondertoezichtstellingen en een verminderd beroep op dure jeugdzorg. Voorbeelden van vliegwielprojecten zijn de verrijking van de Deltamethode en eerdere inzet van gezinsvoogden. De kwantitatieve en kwalitatieve resultaten van de vliegwielprojecten worden naar verwachting uiterlijk 1 april 2014 opgeleverd.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
36
4.4
Inrichting
4.4.1 Uitvoering door het nieuwe CJG In Veenendaal wordt de toeleiding belegd bij het nieuwe CJG In de wet wordt het centrum voor jeugd en gezin (CJG) als mogelijke vorm genoemd om de gemeentelijke toeleidingsfunctie vorm te geven, maar dit kan ook in een andere vorm. Welke vorm het meest geschikt is, hangt af van de lokale situatie. In Veenendaal wordt de toeleiding belegd bij het nieuwe CJG. Daar vinden jeugdigen één duidelijk aanspreekpunt (organisatie) voor hun vragen bij opvoeden en opgroeien. Het nieuwe CJG krijgt dé centrale rol in ons jeugdhulpbeleid. In de wijk, op scholen en op andere vindplaatsen. De generalist binnen het CJG is het aanspreekpunt en houdt de regie. Als de generalist moet afstemmen met andere professionals binnen of buiten het CJG, doet de generalist dat zelf en koppelt daarna weer terug naar de jeugdige of zijn / haar ouders. Hiermee wordt voorkomen dat de ouders en jeugdigen van het kastje naar de muur worden gestuurd en blijven ze één aanspreekpunt houden die samen met hen de coördinatie voert op het oplossen van het probleem. Het nieuwe CJG is één organisatie, werkt wijkgericht en met generalisten Om ervoor te zorgen dat het nieuwe CJG deze centrale rol kan pakken en uitvoeren, is doorontwikkeling van het bestaande CJG in gang gezet. Op basis van het rekenkamerrapport ‘het centrum voor jeugd en gezin in de kinderschoenen’ en vanuit de lokale visie Zorg voor Jeugd is de conclusie getrokken dat het CJG in haar huidige vorm niet voldoende was toegerust voor haar toekomstige taken. Daarom is een organisatiemodel ontwikkeld voor het nieuwe CJG met hierin alle huidige én toekomstige taken. Zoals beschreven in het model, kiezen we voor: - één organisatie (in plaats van een netwerkorganisatie), - zo veel mogelijk wijkgericht (wijkteams), - met een centrale rol voor de generalisten (licht en intensief), - één aanspreekpunt voor ouders en jeugdigen, - scherp aan de poort. Het model voor het nieuwe CJG is in september 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Uitgangspunten voor het nieuwe CJG Inhoud 1. het normale leven promoten: meedoen 2. de eigen kracht van gezinnen en het sociaal netwerk versterken 3. dichtbij, nabij, toegankelijk en outreachend aanbod 4. 1 kind, 1 gezin, 1 plan/dossier, 1 coördinator: in plaats van over gezinnen praten, in gesprek gaan en plannen maken met gezinnen 5. zo licht en snel mogelijk passende ondersteuning bieden
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
37
6.
minder coördineren, meer ondersteuning en hulp: taakverbreding en taakverrijking
Bedrijfsmatig 7. eenduidige aansturing (hiërarchisch, operationeel en functioneel), vraagsturing inbouwen 8. integrale aanpak op sociaal domein: zorg voor Jeugd, onderwijs, werk & inkomen, wonen, participatie 9. effectieve samenwerking: korte lijnen
Het nieuwe CJG zet in op eigen kracht en netwerken en is scherp aan de poort Van de samenwerkende partners en professionals in het CJG eisen we dat ze actief sturen op het benutten van de eigen kracht en mogelijkheden van de zorgvrager en diens informele netwerk. Alleen als dit niet afdoende is, zal gericht doorverwezen worden. Eerst naar de vrij toegankelijke zorg, en daarna naar de niet-vrij toegankelijke zorg. Door deze nieuwe manier e van werken heeft het nieuwe CJG een ‘dempende werking’ op de inzet van 2 lijns (duurdere) zorg. Aandachtspunt hierbij is dat de wachttijd tussen het gesprek en eventuele doorverwijzing kort wordt gehouden. Met een lange wachttijd nemen de problemen toe, waardoor een zwaardere en duurdere interventie nodig kan zijn. In het implementatieplan worden voorbereidingen tot 2015 nader beschreven In 2014 wordt in het CJG ‘geoefend’ met deze manier van werken, zodat we in 2015 klaar staan. Om te zorgen dat dit oefenen goed van de grond komt, wordt er vanuit de gemeente 27 een kwartiermaker ingezet. In het CJG implementatieplan wordt nader beschreven hoe we de voorbereidingen voor 2015 treffen. Centrale rol voor CJG in de toeleiding, de gemeente stuurt op resultaten We maken nog een verduidelijkende opmerking bij de centrale rol die het nieuwe CJG krijgt. Het CJG voert de taken uit in opdracht van de gemeente. De centrale taak van het CJG betreft de toeleiding naar de juiste hulp, zorg of ondersteuning (eerst naar het eigen netwerk, daarna naar vrij toegankelijke ondersteuning en pas als dat niet afdoende is naar niet-vrij toegankelijke hulp). Omdat het CJG een zelfstandige en onafhankelijke organisatie wordt (in tegenstelling tot de netwerkorganisatie die het nu is), is er geen of slechts beperkt risico van belangenverstrengeling of monopolistisch gedrag. Vanuit haar verantwoordelijkheid houdt de gemeente (door middel van sturings- en managementinformatie) vinger aan de pols en stuurt bij indien nodig. De toeleider binnen het CJG signaleert, beoordeelt en schaalt op indien nodig 28 De rol van toeleider binnen het nieuwe CJG vraagt een aantal capaciteiten : - signaleren van vragen / behoeften bij ouders en jeugdigen, - begeleiden (met daarbij kennis over de aanbieders in de regio en regelgeving), - benoemen en benutten van eigen kracht, netwerk en regie, - beoordelen en kiezen, - complexiteit van de vraag en veiligheid inschatten (en snel opschalen waar nodig), - bekendheid met de regels en afspraken op het gebied van gegevensdeling en privacy, - budgetbeheersing.
27 28
Dit CJG implementatieplan wordt eind september ter informatie aangeboden aan de raad. Het Rijk komt ook nog met nadere regels op dit gebied
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
38
Bij de implementatie van het nieuwe CJG wordt expliciet op deze capaciteitseisen gestuurd. Het nieuwe CJG regelt de toeleiding naar niet vrij toegankelijke hulp Alle zorg en ondersteuning die niet vrij toegankelijk is (zie 4.3.1), moet beschikt worden; dat wil zeggen: het besluit dat een jeugdige of ouder gebruik mag maken van niet vrij toegankelijk aanbod, wordt vastgelegd in een beschikking. Deze beschikking wordt gegeven door de gemeente en inhoudelijk voorbereid door het nieuwe CJG. In het kader van de efficiency, onderzoeken we in 2014 de mogelijkheden voor mandatering. We kiezen ervoor om niet te werken met indicatiestelling door een externe partij. Dit werkt vertragend, is geen garantiestelling dat het beoogde behandeldoel of kostenefficiency gehaald wordt. Daarnaast is het ook geen wettelijke verplichting om met indicatiestellingen te werken en zijn in het experiment ‘indicatievrije jeugdzorg’ goede ervaringen opgedaan met toeleiding zonder externe indicatie (maar directe doorverwijzing door medewerkers van het CJG) . Collegiale consultatie en inzet specialistisch team belangrijk bij toeleiding Bij de inrichting van de toeleiding naar niet vrij toegankelijke zorg, stelt de gemeente de volgende eisen aan het nieuwe CJG en haar medewerkers: - het CJG zoekt samen met de jeugdigen / ouders naar die ondersteuning die écht bijdraagt aan het oplossen van de problemen, - hierbij vindt eerst een check plaats op de mogelijkheden van eigen kracht, informeel netwerk en vrij toegankelijk aanbod, - er wordt in nauwe samenwerking met het gezin / de jeudige een plan van aanpak opgesteld waarin wordt vastgelegd welke stappen ondernomen worden om de gestelde doelen te bereiken, - het principe van één gezin één plan één contactpersoon wordt gehandhaafd, - veiligheidsrisico’s worden geminimaliseerd, - snelheid wordt geoptimaliseerd, - kosten worden beperkt (niet vrij toegankelijke - duurdere - zorg wordt bij voorkeur kortdurend ingezet), - er wordt gebruik gemaakt van de (verplichte) collegiale consultatie binnen het CJG of bij een ander loket (bijvoorbeeld Wmo-loket), 29 - er wordt advies ingewonnen bij het (regionaal) specialistisch team , - bij zwaardere gevallen is dit advies bindend. Gemeente stelt eisen aan capaciteiten en heldere werkprocessen Bij de implementatie van het nieuwe CJG stellen we strenge eisen aan de capaciteiten waarover iemand moet beschikken om ouders en jeugdigen toe te leiden naar hulp. Tevens willen we van het CJG een duidelijk werkproces dat loopt van diagnose tot toekenning en monitoring. De afspraken hierover leggen we contractueel vast. Ook zorgen we samen met het CJG voor een ‘drukventiel’ (plan B) voor als op enig moment blijkt dat de werkwijze niet afdoende werkt. Binnen de monitoring (zie hoofdstuk 5) geven we als gemeente nadrukkelijk aandacht aan dit onderwerp. Concreet betekent dit dat we hier in de beginfase van het CJG
29
Momenteel wordt in de subregio een pilot uitgevoerd met een subregionaal specialistisch team (Veenendaal, Rhenen en Renswoude). De leerpunten hieruit worden meegenomen in de opbouw en ontwikkeling van een specialistisch team dat in 2015 in de lucht moet zijn en de taken uitvoert zoals in deze paragraaf beschreven. Hierbij wordt de mogelijkheid van een regionaal specialistisch team serieus meegenomen.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
39
vrij dicht op zitten. Op de doorverwijzingsmogelijkheid van huisartsen / specialisten komen we in onderstaande paragraaf terug.
4.4.2 Bevoegdheid inschakelen hulp Samenwerkingsafspraken met huisartsen leggen we vast Huisartsen en specialisten hebben wettelijk de mogelijkheid om direct door te verwijzen naar e specialistische (duurdere, 2 lijns) zorg. We vinden het van belang dat de huisartsen / specialisten afstemmen met of doorverwijzen naar het CJG. Dit laatste heeft onze voorkeur. Deze manier van werken borgt het beste de integrale aanpak en het streven naar één aanspreekpunt / coördinator (per huisarts). Alleen als de veiligheid in het geding is, is het belangrijk dat er direct kan worden doorverwezen. Daarvan wordt dan wel een melding gemaakt bij het CJG. In 2014 maken we met de huisartsen en specialisten werkafspraken en leggen deze vast, bij voorkeur in een convenant. Onze drie belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn: - betaalbaarheid, - veiligheid, - beperking overhead. Met bovenstaande aanpak geven we invulling aan de verplichting die de wet ons oplegt om afspraken te maken met huisartsen en specialisten. Verder geldt dat er ook nog landelijk overleg wordt gevoerd op dit onderwerp.
4.4.3 Bevoegdheid inschakelen Raad van de Kinderbescherming Op basis van de nog te publiceren landelijke handreiking worden afspraken gemaakt De raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld als er signalen zijn van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de veiligheid van het kind in gevaar is, de geboden vrijwillige jeugdhulp niet (meer) voldoende is en / of als het gezin geen hulp accepteert. In de Jeugdwet staat dat de gemeente de toeleiding naar de Raad organiseert. In oktober 2013 komt een landelijke werkgroep van de VNG, gemeenten en de Raad met een handreiking voor de toeleiding naar de Raad. Deze handreiking gaat in op de samenwerkingsafspraken, rollen, taken en verantwoordelijkheden. Op basis daarvan worden afspraken gemaakt over hoe de toeleiding naar en samenwerking met de Raad in Veenendaal wordt vormgegeven.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
40
5 Sturing Als gemeente Veenendaal zijn we verantwoordelijk voor een kwalitatief toereikend aanbod. In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we sturen op de kwaliteit van dat aanbod (5.1). In paragraaf 5.2. behandelen we de monitoring en evaluatie. We sluiten dit hoofdstuk in paragraaf 5.3. af met de wijze waarop we de risico’s in kaart brengen en beheersen.
5.1
Kwaliteit
Wettelijke kwaliteitseisen krijgen plek in inkoop en contractering Binnen de Jeugdwet zijn al verschillende kwaliteitscriteria opgenomen voor instellingen die zorg en ondersteuning aanbieden: - Eisen die gelden voor alle vormen van jeugdhulp: de norm van ‘verantwoorde hulp’, gebruik van een hulpverleningsplan, systematische kwaliteitsbewaking, verklaring omtrent gedrag (VOG) voor alle medewerkers, verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, meldplicht calamiteiten en geweld, vertrouwenspersoon. - Daarnaast zijn er wettelijk ook eisen gesteld ten aanzien van de positie van jeugdigen en ouders: informatieplicht, toestemmingsvereiste, klachtenbehandeling, medezeggenschap (zie hoofdstuk 3). - Verder geldt dat kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering alleen mogen worden uitgevoerd door instellingen die gecertificeerd zijn. Deze kwaliteitscriteria krijgen een centrale plek bij de contractering van de partijen door de gemeente. Daarnaast vindt er op instellingsniveau landelijk toezicht plaats (inspectie en handhaving), de gemeente heeft daarin geen rol. Uitgangspunten Model Veenendaal richtinggevend voor overige kwaliteitscriteria Verder kunnen en willen we als gemeente ook zelf kwaliteitscriteria opstellen op basis waarvan we de organisaties / instellingen selecteren en beoordelen. Deze kwaliteitseisen krijgen een plek in het contract dat met de betreffende organisatie wordt gesloten. Onze aanvullende kwaliteiteisen borduren voort op onze visie op het sociaal domein (Model Veenendaal) en onze visie op de zorg voor jeugd. Voorlopige kwaliteitscriteria 1. De jeugdige en de opvoeder staan centraal - De dient antwoord op de behoeften en vragen van jeugdigen en ouders te geven (men werkt ‘vraaggericht’). De professionals en hun organisaties luisteren daarom naar wat jeugdigen en ouders van hen vragen. In de processen die ze inrichten staan de gebruikers centraal. Ze praten zo min mogelijk óver hen, maar zoveel mogelijk mét hen. Ze schuiven gebruikers niet door als intensieve hulp nodig is, maar laten specialisten als het kan aanschuiven. Als er sprake is van een zorgteam, is de gebruiker er altijd lid van. 2. Eigen kracht versterkend - De voorzieningen en professionals richten zich op versterking van de eigen kracht van jeugdigen, opvoeders en sociale netwerken. Dat helpt problemen te voorkomen en bevordert informele en sociale steun. Als professionele ondersteuning of zorg nodig is, maakt deze niet afhankelijk, maar is ze erop gericht zoveel mogelijk zonder hulp verder te kunnen.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
41
3. Laagdrempelig - Algemene voorzieningen en voorzieningen zoals (bijvoorbeeld) het CJG moeten voor het effect een hoog bereik hebben. Ze zijn uitnodigend en kennen geen onnodige barrières voor diverse bevolkingsgroepen om er gebruik van te maken. Men zoekt plaatsen op waar ouders en jeugdigen elkaar al veel ontmoeten: scholen, speelzalen, sportverenigingen. Voorts sluit men aan bij de ontwikkeling dat ouders en jeugdigen in toenemende mate via internet en door middel van e-mail antwoord zoeken op hun vragen. 4. Vasthoudend - Als de veiligheid van de jeugdige of de samenleving in het geding is, dan kaart men dat aan, laat men de jeugdige en zijn opvoeders niet los en wordt met drang of dwang gehandeld. 5. Samenwerkend - Als er hulp en steun aan jeugdigen en gezinnen nodig is, dan is deze samenhangend en goed-gecoördineerd: één gezin, één plan. Bovendien moet het aantal betrokken professionals bij een gezin (volgtijdelijk of tegelijk) voor een ieder overzichtelijk zijn. De samenwerking tussen jeugdigen/hun opvoeders, ondersteuners uit het sociale netwerk en professionals is er daarom op gericht taken te combineren in zo min mogelijk personen: één gezin, één plan, één regisseur. 6. Gemotiveerde en competente werkers - Vereist is dat professionals die met jeugdigen werken gáán en stáán voor ‘hun’ kinderen. De bejegening naar jeugdigen en opvoeders is gepast, ze geven duidelijke informatie en werken deskundig vanuit hun vakgebied. Dit is ook zichtbaar doordat ze beschikken over het keurmerk dat binnen die branche geldt. 7. Lerende organisatie - De voorzieningen en professionals verzamelen gegevens over hun bereik, de kwaliteit van de processen en de resultaten die ze boeken. Bijvoorbeeld door een klanttevredenheidsonderzoek uit te voeren. Ze laten zien wat goed gaat en waar verbeteringen mogelijk zijn. Ze benutten zelf de gegevens om de kwaliteit van het werk (steeds) verder te verbeteren.
Individuele resultaten beoordelen we vooral op behaald resultaat Ook op het niveau van de individuele jeugdige of gezin willen we weten of de organisaties die hulp en ondersteuning hebben geleverd die nodig en afgesproken is. Hierbij geldt dat we vooral sturen op resultaat: heeft de inzet ervoor gezorgd dat het gestelde probleem is opgelost? Continu meten van individuele resultaten 1. ‘Vooraf’ wil de gemeente goed weten welke ondersteuning de cliënt (jeugdige / ouder) nodig heeft. Daarvoor bestaat behoefte aan een heldere beoordelingssystematiek. 2. ‘Tijdens’ wil de gemeente dat de cliënt zoveel als mogelijk zelf het heft in handen neemt, ook waar het gaat om het bereiken van een goede balans tussen ondersteuning vanuit diens eigen netwerk en professionele ondersteuning (‘regie op zelfredzaamheid’). 3. ‘Na afloop’ wil de gemeente weten waar de ondersteuning het verschil heeft gemaakt: wat heeft de ondersteuning bijgedragen aan het versterken van de zelfredzaamheid en de participatie van de cliënt (verantwoording).
In de contracten met de zorgaanbieders worden afspraken gemaakt over de sancties die gelden wanneer prestaties niet geleverd worden. Kwaliteitseisen ontwikkelen we samen met Wmo en regio We vinden het zeer wenselijk dat de uitvoering in de regio aan dezelfde kwaliteitscriteria voldoet. Dit schept: - eenduidigheid voor de organisaties en instellingen: zij hoeven geen zeven verschillende verantwoordingssystemen bij te houden, wat bijdraagt aan een jeugdstelsel dat zo veel mogelijk ‘lean’ is georganiseerd,
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
42
-
gelijkheid en duidelijkheid voor de klant, efficiency in de monitoring en evaluatie wanneer we als zeven gemeenten dezelfde indicatoren hanteren.
Om ook binnen het sociaal domein in Veenendaal eenduidigheid en integraliteit te realiseren, zullen we bij het opstellen van de meetbare indicatoren afstemmen met het Wmo beleid. Het beleidskader ‘Verzorging en begeleiding dichtbij’ sluit hierop aan. Dit streven naar eenduidigheid sluit aan bij een van de aanbevelingen van de inspectie 30 jeugdzorg . De inspectie beveelt brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland aan om te stimuleren dat aanbieders van jeugdzorg op een meer gestandaardiseerde wijze de uitkomsten van behandelingen meten.
5.2
Monitoring en evaluatie
Regionale ontwikkeling van instrument voor monitoring en evaluatie De monitoring en evaluatie vindt plaats op basis van de kwaliteitscriteria, zoals in de vorige paragraaf besproken en op basis van andere afspraken die worden gemaakt in het contract / de overeenkomst met de aanbieder (bijvoorbeeld de financiën). We ontwikkelen in 2014 samen met de regio een monitoringsinstrument. Dit instrument helpt ons om snel en goed vinger aan de pols te houden bij de organisaties die jeugdhulp aanbieden én bij te kunnen sturen waar nodig. Waar mogelijk werken we bij de ontwikkeling en uitrol van het instrument samen met het Veense Wmo beleid. Ouders en jeugdigen krijgen rol bij ontwikkeling monitoringsinstrument Bij de ontwikkeling van het instrument voor monitoring en evaluatie krijgen de ervaringen / klanttevredenheid van de cliënt (ouders, jeugdigen) een nadrukkelijke plek. Verder is de afgelopen jaren door de provincie, het Rijk en de verschillende zorginstellingen al de nodige ervaring opgedaan omtrent het meten en weten. We maken een korte ronde langs de velden om te horen welke goede en minder goede ervaringen (best practices en leerpunten) er de afgelopen jaren opgedaan zijn. Deze informatie is voor ons van belang om te voorkomen dat we in dezelfde valkuilen stappen. Sturing op resultaat, ruimte aan de professional om het ‘hoe’ in te vullen Het willen en moeten meten van de kwaliteit heeft als valkuil dat we te veel willen meten. In onze visie staat nadrukkelijk dat we de decentralisatie samen uitvoeren met organisaties en instellingen. Dit impliceert ook dat we ruimte geven en ruimte laten voor hun kennis en expertise over het ‘hoe’ van hun werk (welke activiteiten zijn uitgevoerd, in hoeveel uur of hoeveel sessies). Wij willen vooral meten welk resultaat geboekt wordt bij een cliënt en hoe dit resultaat zich verhoudt tot de gestelde doelen. ‘Observatietoren’ om samen met stakeholders de eerste twee jaar te evalueren De decentralisatie die we met elkaar doormaken is een nieuw en spannend proces. Veel zaken weten we, hebben we geregeld of gaan we regelen (verordeningen, contracten). Maar op een aantal punten weten we nog niet goed hoe de transitie en transformatie in de praktijk 30
Evaluatierapport, juli 2013
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
43
gaat uitpakken, bijvoorbeeld: hoe werkt het principe van sturen op eigen kracht en eigen regie uit in de praktijk, wat zijn winstpunten, welke ontwikkelpunten zijn nog te benoemen? In dit kader richten we een Observatietoren in met de belangrijkste stakeholders uit het jeugdveld (ouders, jeugdigen, uitvoerders, Veense adviesraden). Samen met hen beschouwen, analyseren en beoordelen we wat er gebeurt in de transitieperiode 2014 - 2015. De kennis en informatie die in dit proces wordt opgedaan, gebruiken we bij tussentijdse beleidsevaluatie van dit beleidskader én bij de doorontwikkeling van het beleid.
5.3
Risicobeheersing
Risicomanagementrapportage als onderlegger voor verdere implemenatie Samen met de regio is een risicomanagementanalyse uitgevoerd. Financiële, beheersmatige en uitvoeringsrisico’s zijn geïnventariseerd en geanalyseerd en risicobeheersmaatregelen zijn benoemd. De risicomanagementrapportage wordt gebruikt bij de verdere implementatie en is als bijlage bij het regionaal beleidsplan gevoegd. Preventie aan de voorkant en een effectieve crisishulp aan de achterkant Hoe goed we de zorg voor de jeugd ook organiseren, er blijft altijd een kans dat er zich een incident voordoet. Dit kunnen we niet volledig dichtregelen. Wel doen we er alles aan om dit te voorkomen en – indien zich toch een incident voordoet – zo snel en goed mogelijk te handelen: - Professionals in het CJG hebben de capaciteiten om te signaleren wanneer veiligheid in het geding is. Tevens zijn er in dit soort gevallen duidelijke protocollen over hoe er snel en effectief opgeschaald wordt. - Uitvoerders van jeugdhulp werken volgens de meldcode en hebben de plicht om bij vermoedens van geweld of onveiligheid vervolgstappen te nemen. - Er wordt met de relevante instellingen en organisaties een protocol opgesteld over hoe de crisishulp wordt ingezet. Hierbij maken we gebruik van de expertise die hierover reeds in het jeugdveld aanwezig is (onder andere bij Bureau Jeugdzorg). Veranderingen in cultuur en werkwijze vragen lange adem Veranderingen in cultuur en werkwijze die we met deze decentralisatie voorstaan (dus: benutten van de eigen kracht en het eigen netwerk van mensen, werken volgens het principe van één gezin één plan, zorg op een zo laag mogelijk niveau organiseren) vragen vaak meerdere jaren. We gebruiken 2013 en 2014 om te experimenteren en uit te proberen wat wel en niet werkt (bijvoorbeeld door middel van de doorontwikkeling van het experiment indicatievrije zorg). Goede afstemming lokaal en regionaal nodig Het is belangrijk dat onze lokale kaders en uitgangspunten duidelijk herkenbaar blijven in de regionale inkoop. Daarvoor zorgen we door nauw samen te werken in de regio bij de visieontwikkeling, de voorbereiding op de transitie en transformatie en goede afstemming bij de totstandkoming van de beleidskaders.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
44
6 Financieel kader Het beschikbaar budget beschrijven we in paragraaf 6.1. Hierin geven we ook aan hoe we de informatie hierover een plek geven in de reguliere begrotingscyclus. In paragraaf 6.2. kijken we vooruit naar het inkoopproces dat we volgend jaar gaan doorlopen.
6.1
Budget
Beschikbaar budget In het nieuwe stelsel ontvangen gemeenten een decentralisatieuitkering via het 31 gemeentefonds . Hiervoor wordt een verdeelmodel ontwikkeld, met als uitgangspunt de kostenoriëntatie, waardoor de rekensystematiek van het gemeentefonds aansluit bij de kosten die gemeenten moeten maken om aan de maatschappelijke opgaven te voldoen. Dat wil echter niet zeggen dat de middelen die de gemeente ontvangt dekkend zijn voor de uitgaven. In de meicirculaire gemeentefonds 2013 zijn gemeenten geïnformeerd over het macrobudget en de bijbehorende verdeling over gemeenten. Volgens de berekening voor de meicirculaire 2013 is per 2015 voor de gemeente Veenendaal jaarlijks ca. 15.300.000 euro beschikbaar. Het definitieve bedrag wordt naar verwachting eind 2013 bekend gemaakt. Tot die tijd gaan we ervan uit dat bovenstaande raming het maximum bedrag is. Dit bedrag betekent dat de gemeente Veenendaal de taken met 15% minder budget moet uitvoeren dan wat daar nu in omgaat. De ervaring is dat de definitieve bedragen uiteindelijk lager kunnen uitvallen dan de geraamde bedragen. Daarom sturen we bij de voorbereiding van de inkoop (zie 6.2) veiligheidshalve op een bedrag dan lager is dan het geraamde bedrag. We verwachten van betrokkenen (potentiële aanbieders bijvoorbeeld) om begrip hiervoor. Indien het beschikbare bedrag zoveel lager wordt dat het consequenties heeft voor de keuzes uit dit beleidskader, zullen beleidskeuzes opnieuw voorgelegd worden aan de raad. De behandeling van de verordening lijkt daarvoor het meest logische moment. De uitvoering van de jeugdhulp vindt plaats binnen de middelen die de gemeente daarvoor van het Rijk ter beschikking krijgt. Deze middelen worden uitsluitend ingezet voor de uitvoering van de jeugdhulp. We sturen er actief op dat de uitgaven binnen de uitvoering van de jeugdhulp binnen de daarvoor beschikbare middelen blijven. Onze beleidsmaatregelen zijn daarop gericht (onder andere: zoveel mogelijk vrij toegankelijke hulp, inzet van eigen kracht en netwerk). Tevens zullen we in deze eerste twee jaar dat het nieuwe stelsel in werking is, heel nadrukkelijk monitoren wat er uitgegeven wordt en hoe dat zich verhoudt tot het beschikbare budget. Indien dit uit de pas dreigt te gaan lopen, zullen we hiertoe tijdig beheersmaatregelen treffen. Deze kunnen ook beleidsmatig van aard zijn en worden voorgelegd aan de raad. 31
Deelfonds sociaal domein, brief ministerie van BZK, 9 oktober 2013
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
45
Planning In 2013 hebben we de gesprekken met de huidige aanbieders afgerond. Deze gesprekken hebben de nodige informatie opgeleverd ten aanzien van de financiën en aantallen bij de huidige aanbieders. Het transitiearrangement is eind 2013 opgesteld. De eerste helft van 2014 gebruiken we om de juiste (sturings)informatie te genereren omtrent de financiën. Een goede financiële analyse is nodig om vervolgens gericht in te kunnen kopen (zie 6.2). Het definitieve bedrag dat we eind 2013 weten, wordt verwerkt in de Kadernota 2015 (juni / juli 2014) en de Programmabegroting 2015 (oktober / november 2014). Indien het definitieve bedrag later bekend wordt gemaakt dan eind 2013, zal voor de Kadernota 2015 gebruik worden gemaakt van het voorlopige bedrag uit de meicirculaire 2013. Het begrotingsvoorstel jeugdhulp wordt zoveel mogelijk passend binnen de reguliere begrotingscyclus aan de raad voorgelegd.
6.2
Inkoop
Inkoopplan Begin 2014 stellen we een inkoopplan op. In dit inkoopplan maken we de vertaalslag van ons beleidskader naar gewenste resultaten en doen we een voorstel voor de uitvoering. Ook schrijven we hierin op welke hulp en ondersteuning we regionaal gaan inkopen. Dit inkoopplan wordt voorgelegd aan het college en vervolgens ter informatie aangeboden aan de raad. Uitgangspunten voor de inkoop - We werken regionaal samen. Op een aantal onderdelen is dit wettelijk voorgeschreven. Maar regionale inkoop heeft ook prijstechnische en inhoudelijke voordelen. - De Veenendaalse kaders en het regionaal inkoopkader zijn met elkaar in balans. Waar nodig blijft er ruimte voor lokale invulling (bijvoorbeeld over de afstemming met het CJG of de wijkteams; dit is in elke gemeente weer anders geregeld). - We maken gebruik van de kennis en expertise die er bij de provincies is op dit gebied. Hiertoe hebben we overleg met de betrokkenen van de provincie Utrecht. Lokaal en regionaal Het schema uit paragraaf 1.2.4. is richtinggevend voor wat we lokaal, regionaal of bovenregionaal / landelijk inkopen (hieronder een beknopte versie van dat schema). Hieruit blijkt dat we de ondersteuning voor de meeste jeugdigen lokaal inkopen en lokaal aanbieden (zoals: opvoed en opgroeiondersteuning, jeugdgezondheidszorg, ambulante hulpverlening), maar dat het meeste budget gaat naar de kleine groep jeugdigen die specialistische en (boven)regionaal ingekochte ondersteuning nodig hebben. In het regionaal beleidsplan van de zeven samenwerkende gemeenten wordt de procedure en bekostiging van de regionale inkoop nader beschreven.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
46
Cliëntgroep
Lokaal
Regionaal
Bovenregionaal / landelijk
CJG -
Toeleiding Opvoed en opgroeiondersteuning
X X
-
Jeugdgezondheidszorg
X
Jeugd- en opvoedhulp Ambulante hulpverlening -
Dagbehandeling (deeltijdverblijf) Residentiële hulpverlening (volledig verblijf) Pleegzorg
-
Spoedeisende zorg / crisiszorg
X X X X X
Jeugd-GGZ
X
X
Jeugd-LVB
X
X
Niet-vrijwillige jeugdzorg JeugdzorgPlus
X
-
AMHK (onder Wmo) Jeugdbescherming
X
-
Jeugdreclassering
X
X
Kindertelefoon
X
Planning De planning die gehanteerd wordt (doorlooptijden, volgtijdelijkheid), is afhankelijk van de vorm waarvoor gekozen wordt. Kiezen we voor subsidie, dan gelden hiervoor andere termijnen dan voor een inkooptraject. Inkooptrajecten kennen verschillende procedures (openbaar aanbesteden - al dan niet met voorselectie -, meervoudig onderhands, bestuurlijk aanbesteden, etc) met hun eigen doorlooptijden. Uitgaande van het meest gangbare inkoopproces (meervoudig onderhands) houden we voor de jeugdhulp per 1 januari 2015 globaal rekening met de volgende doorlooptijden: - januari - februari: inkoopplan (de contouren hiervoor worden al in november / december 2013 geschetst), akkoord college - maart - april: bestek opstellen, akkoord college - mei: partijen uitnodigen, bestek versturen, vragen beantwoorden - juni - juli: ontvangst inschrijvingen, beoordeling, gunning - augustus: zomerreces - september - december: inrichting
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
47
Voor de regionale afstemming bij het opstellen van een bestek trekken we ca. één à twee maanden uit.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
48
Bijlagen 1. Begrippen en afkortingen AMHK - Algemeen meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling AWBZ - Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten BJZ - bureau jeugdzorg CJG - centrum voor jeugd en gezin j-ggz - Jeugd-geestelijke gezondheidszorg j-l(v)b - Jeugd-(licht) verstandelijk beperkten PGB - Persoonsgebonden budget Wmo - Wet maatschappelijke ondersteuning Wsw – Wet sociale werkvoorziening 2. Verantwoordelijkheid gemeente De verantwoordelijkheid van gemeenten op grond van de wet luidt samengevat (Memorie van Toelichting): 1.
Gemeenten worden bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroeien en opvoeden, psychische problemen en stoornissen. Naast de huidige verantwoordelijkheid voor de preventieve opvoedondersteuning (prestatieveld 2 van de Wmo) en de jeugdgezondheidszorg en gezondheidsbevordering (Wpg), worden gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor verschillende vormen van ondersteuning, hulp en zorg die voorheen vielen onder de provincie (de geïndiceerde jeugdzorg op basis van de Wjz), de AWBZ (jeugd-ggz, jeugd-vb, begeleiding, persoonlijke verzorging, kortdurend verblijf), de Zvw (jeugd-ggz, dyslexiezorg), de gesloten jeugdzorg alsmede de zorg die in het gedwongen kader van jeugdbescherming en jeugdreclassering wordt verleend.
2.
Gemeenten geven de verantwoordelijkheid voor het beleid rond opgroeien en opvoeden vorm op basis van de volgende uitgangspunten (art.2.1): a.
preventie en vroege signalering van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen;
b.
demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, buurten, scholen en voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen;
c.
het bevorderen van de opvoedvaardigheden van de ouders en de sociale omgeving, opdat de ouders zoveel mogelijk in staat worden gesteld om zelf de verantwoordelijkheid voor de opvoeding te dragen;
d.
het inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en zijn sociale omgeving (eigen kracht);
3.
e.
het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit;
f.
integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’.
Gemeenten leggen in een beleidsplan vast hoe ze invulling geven aan hun nieuwe verantwoordelijkheid voor het beleid en uitvoering rond preventie en jeugdhulp (art. 2.2).
4.
Indien het zelfoplossend vermogen onvoldoende is, treffen gemeenten voorzieningen op het gebied van jeugdhulp als sprake is van opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen en in het kader van de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering (art. 2.3). Gemeenten waarborgen deskundige toeleiding naar, advisering over en inzet van de aangewezen vorm van jeugdhulp (jeugdhulpplicht). Voor zover de jeugdhulp begeleiding omvat en het noodzakelijk is in verband met de beperkingen in de zelfredzaamheid, omvatten deze voorzieningen tevens het vervoer van een naar de locatie waar begeleiding wordt geboden.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
49
Voor zover het jeugdigen betreft die aangewezen zijn op permanent toezicht, treffen gemeenten voorzieningen die de ouders in staat stellen hun rol als verzorgers en opvoeders te blijven vervullen. 5.
Gemeenten
worden
verantwoordelijk
voor
de
uitvoering
van
jeugdbeschermingsmaatregelen
en
jeugdreclassering (art. 2.4). Een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering wordt uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. Indien de rechter, officier van justitie, raad voor de kinderbescherming of directeur van een justitiële jeugdinrichting een maatregel oplegt, dient deze te worden uitgevoerd. Het behoort ook tot de verantwoordelijkheid van de gemeente om de Raad voor de Kinderbescherming in schakelen indien een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk wordt geacht. 3. Aanbod en gebruik Preventief aanbod Het preventieve aanbod bestaat uit zorg en ondersteuning die toegankelijk is voor alle jeugdigen en opvoeders. Dit is het basisaanbod waarvoor geen indicatie nodig is. Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor dit preventieve aanbod en blijven dat ook. Het preventieve aanbod wordt (vooral) uitgevoerd door de partners van het CJG. Het CJG is een netwerkorganisatie waarbij diverse partijen in de preventieve lijn betrokken zijn (onder andere de jeugdgezondheidszorg (JGZ), het (school)maatschappelijk werk, welzijnsorganisaties en MEE). Het CJG heeft, net als alle andere gemeenten in de regio, een fysiek inlooppunt / loket en een informatieve website. In 2012 waren er aan het loket bijna 100 contacten met ouders / jeugdigen, 140 keer is er telefonisch contact geweest, 150 keer is er contact geweest via de e-mail en via de website zijn bijna 390 vragen in behandeling genomen. Het aantal bezoeken aan website van het CJG bedroeg ruim 6.800. Aanmeldingen bij Bureau Jeugdzorg Bureau Jeugdzorg is het centrale indicatieorgaan voor de huidige provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Aalleen sommige landelijk werkende instellingen kunnen hiervoor ook indicaties afgeven. Naast de provinciaal gefinancierde jeugdzorg geeft BJZ ook indicaties af voor de jeugd-GGZ. In 2012 zijn bijna 1.300 aanmeldingen uit de regio FoodValley bij BJZ geaccepteerd; dit zijn aanmeldingen waaruit een vervolgtraject volgt. Het aantal aanmeldingen vanuit Veenendaal bedroeg 328. Wanneer we kijken naar het aandeel geaccepteerde aanmeldingen en het aantal jeugdigen, geldt voor Veenendaal dat zij 21% van alle jeugdigen (0 t/m 17 jaar) uit de regio FoodValley binnen de gemeentegrenzen heeft, maar dat 25% van de geaccepteerde aanmeldingen uit deze gemeente komt. Jeugd- en opvoedhulp Binnen de jeugd- en opvoedhulp wordt onderscheid gemaakt in de volgende zorgvormen: -
Ambulante hulpverlening
-
Dagbehandeling
-
Pleegzorg
-
Residentiële hulpverlening
-
Spoedeisende zorg / crisiszorg
In de regio FoodValley zijn vijf organisaties voor jeugd- en opvoedhulp gevestigd die een (wisselende) combinatie van bovenstaande zorgvormen aanbieden: JOOZT, Trajectum, Lindenhout, Pactum en Lijn 5. In de gemeente Veenendaal hebben Trajectum en Lijn 5 een fysieke locatie, maar ook de andere organisaties bieden in meer of mindere mate hulp en zorg aan klanten in Veenendaal. Op 31 december 2012 werd door deze organisaties aan 166 jongeren uit Veenendaal zorg verleend.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
50
Verder zijn er ook nog verschillende particuliere organisaties in de regio FoodValley die een vorm van jeugdzorg bieden (waaronder de zorgboederijen en particuliere gezindhuizen) én zijn er ook jeugdigen die van organisaties gebruik maken die buiten de gemeenten van de FoodValley gevestigd zijn. Tevens zijn er enkele landelijk werkende instellingen. Dit zijn organisaties die over het algemeen zowel taken van Bureau Jeugdzorg uitvoeren (zoals indicatiestelling en jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen), als jeugdzorgaanbod verzorgen in geheel Nederland: -
SGJ Christelijke Jeugdzorg
-
William Schrikker Groep
-
Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering
-
Hoenderloo Groep (Pluryn)
-
Horizon Jeugdzorg en Onderwijs
-
Stichting Joods Maatschappelijk Werk
In 2011 maakten in totaal ruim 1.200 jeugdigen in de regio FoodValley gebruik van jeugd- en opvoedhulp, waarvan het merendeel (iets meer dan 40%) ambulante hulpverlening ontving. Voor Veenendaal geldt dat in het jaar 2011 290 jeugdigen jeugd- en opvoedhulp ontvingen, waarvan: -
115 jeugdigen ambulante hulp kregen,
-
105 jeugdigen deeltijd of voltijd in een instelling verbleven,
-
70 jeugdigen in pleegzorg waren.
Jeugd-GGZ Ongeveer 5% van de kinderen en jeugdigen in Nederland heeft psychische problemen die zodanig gepaard gaan met een verstoorde ontwikkeling en/of duidelijk disfunctioneren in het dagelijks leven dat specialistische diagnostiek en behandeling noodzakelijk is. Jaarlijks komen circa 160.000 jeugdigen (3%) in aanraking met de tweedelijns Jeugd-GGZ. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om ernstige depressies, persoonlijkheidsproblemen of verslaving. In de regio FoodValley zijn zeven Jeugd-GGZ aanbieders gevestigd: -
GGZ Centraal-Fornhese
-
Eleos (vestiging in Veenendaal)
-
Karakter
-
Pro Persona
-
Kwintes (vestiging in Veenendaal)
-
Lijn 5
-
Leger des Heils.
Daarnaast zijn er ook particuliere instellingen. De indicatiestelling voor de Jeugd-GGZ wordt uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg en kan gericht zijn op zorg via de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of zorg via de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Naast Bureau Jeugdzorg kan ook de huisarts een indicatie afgeven voor Jeugd-GGZ. In de praktijk lopen de meeste Zvw-indicaties via de huisarts. De grootste gebruikersaantallen in de jeugd-GGZ zijn te vinden vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw). Het aantal cliënten waarvoor in de periode 2012 een DBC (Diagnose Behandel Combinatie) is afgesloten bedraagt voor Veenendaal (minimaal) 625. Hiervan waren er 615 ambulante en 10 klinische DBC’s. Voor Veenendaal, maar ook voor de rest van de regio FoodValley, zien we dat er de laatste jaren een stijging is in het aantal afgegeven DBC’s (van bijna 387 in 2008 naar 625 in 2012). Dit is in lijn met de landelijke trend. Als verklaring wordt onder meer een stijgende zorgvraag en het wegwerken van wachtlijsten gegeven. Het is echter niet de verwachting dat deze groei zich de komende jaren even hard doorzet. Van de cliënten is door de jaren heen steeds 66% man en 34% vrouw.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
51
Duidelijke gegevens met betrekking tot de Jeugd-GGZ vanuit de AWBZ voor de hele FoodValley en voor Veenendaal specifiek ontbreken. Op basis van de globale cijfers die we wel hebben, kunnen we aangeven dat er op 1 januari 2013 ongeveer 170 unieke cliënten zijn met recht op Awbz-zorg. Voor enkele cliënten geldt dat zij ook gebruik maken van een JB en/of JR maatregel of van jeugdzorg vanuit de Wet op de jeugdzorg. Jeugd-VB In Nederland hebben ongeveer 450.000 0-18 jarigen een IQ tussen 50 en 85, waarvan circa 250.000 jeugdigen bijkomende problematiek hebben en 40.000 zware problemen ervaren, waarvoor gespecialiseerde zorg nodig is. Voor deze jongeren is er Jeugd-LVB. Deze zorg valt onder de AWBZ en de indicatiestelling wordt door het CIZ uitgevoerd. In de regio FoodValley zijn drie aanbieders actief op het terrein van Jeugd-LVB: Karakter, Lijn 5 en ’s Heerenloo (heeft per 2013 het vroegere Kwadrant overgenomen). Daarnaast is het aanbod van de Landelijk Werkende Instelling William Schrikker Groep ook gericht op deze doelgroep. Op 1 januari 2013 zijn er in de regio FoodValley 760 jeugdigen die een indicatie voor Jeugd-LVB hebben. In Veenendaal zijn dat er 165. Het aandeel jeugd-LVB’ers uit Veenendaal is vrijwel gelijk aan het percentage jeugdigen uit deze gemeente in relatie tot de totale regio. Van de 165 Veense indicaties, zijn er: -
25 voor extramurale zorg zonder begeleiding,
-
120 voor extramurale zorg met begeleiding en
-
20 voor intramurale zorg.
Ook voor totale regio FoodValley geldt dat de meeste indicaties zijn voor extramurale zorg met begeleiding. De afgelopen vier jaar is het aantal jeugdigen met een geldige Jeugd-LVB indicatie in vrijwel elke gemeente in de regio FoodValley gestegen (Veenendaal: van 155 in 2008 naar 165 in 2012). Een verklaring voor deze stijging is in het onderzoek waarop deze gegevens gebaseerd zijn niet gegeven. Niet-vrijwillige jeugdzorg -
JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg) is een intensieve vorm van gespecialiseerde jeugdzorg die start met een rechterlijke machtiging en plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het gaat om jongeren zonder strafblad waarbij gedwongen opname noodzakelijk is vanwege ernstige gedragsproblemen, veelal in combinatie met een verstandelijke beperking en/of een psychiatrische stoornis. De VNG werkt op dit moment (juli 2013) aan een voorstel om JeugdzorgPlus op landelijk niveau te blijven regelen en financieren. Dit heeft te maken met de lage aantallen en tegelijkertijd forse kosten in de JeugdzorgPlus. Volgens schatting zijn er vanuit Veenendaal 11 jeugdigen in een JeugdzorgPlus instelling (2011). Voor de regio FoodValley als geheel was dit 55.
-
Mensen die vermoeden dat een kind wordt mishandeld kunnen bij het AMK terecht, onderdeel van Bureau Jeugdzorg. Het AMK kan ze dan adviseren over hoe met die situatie om te gaan. Als mensen geen kans zien zelf iets met hun vermoedens te doen, kunnen ze een melding doen. Dan stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Indien nodig organiseert het AMK hulp. Het onderzoek en de keuze van hulpverlening gebeurt zoveel mogelijk in overleg met de ouders. In ernstige gevallen kan het AMK de kindermishandeling melden aan de Raad voor de Kinderbescherming, zodat de procedure voor een kinderbeschermingsmaatregel in gang kan worden gezet. Het AMK doet dit alleen als hulpverlening niet voldoende wordt geacht om de situatie voor het kind te verbeteren of als de ouders niet bereid zijn om de noodzakelijke hulp te accepteren. In 2012 waren er 99 Veense jeugdigen betrokken bij een AMK onderzoek; het betrof (naar schatting) 45 onderzoeken. In de regio FoodValley als totaal gaat het om respectievelijk 343 jeugdigen en (naar schatting) 159 onderzoeken.
-
Jeugdbeschermingsmaatregelen
(JB)
zijn
de
dwangmiddelen
die
in
het
kader
van
het
civiele
jeugdbeschermingsrecht beschikbaar zijn. Het betreft beperking of ontneming van het ouderlijk gezag over
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
52
minderjarige kinderen. Jeugdbeschermingsmaatregelen worden uitgevoerd door BJZ, maar ook door landelijk werkende instellingen. Alvorens de kinderrechter besluit tot het opleggen van dergelijke maatregelen, wordt de gezinssituatie eerst door de Raad voor de Kinderbescherming onderzocht. Er zijn geen wachtlijsten in de Jeugdbescherming. In 2011 zijn er in de FoodValley 745 jeugdbeschermingsmaatregelen geweest via BJZ, in Veenendaal ging het om 190 maatregelen. -
De Jeugdreclassering (JR) is één van de middelen die in het kader van het jeugdstrafrecht worden toegepast voor jeugdigen vanaf 12 jaar. De uitvoering hiervan wordt gedaan door BJZ en twee landelijk werkende instellingen (de William Schrikker Groep en het Leger des Heils). In 2011 zijn er in de regio FoodValley 190 jeugdreclasseringsmaatregelen geweest via BJZ, waarvan 55 in Veenendaal. Het aantal jeugdigen met een reclasseringsmaatregel ligt in Veenendaal enkele procentpunten hoger dan je op basis van het aandeel 12 t/m 22 jarigen in deze gemeente zou verwachten.
Meervoudig zorggebruik Het meervoudig zorggebruik van jeugdigen is niet eenvoudig te bepalen. Om dit goed te achterhalen moeten privacygevoelige gegevens op instellingsniveau met elkaar vergeleken worden. Er zijn (nog) geen goede afspraken om dat te kunnen doen. Hieronder de informatie die wel beschikbaar is over meervoudig zorggebruik. -
De Branche Jeugdzorg Nederland laat zien dat in 2011 ongeveer een derde van de jeugdzorggebruikers in dat jaar van meer dan één zorgvorm gebruik had gemaakt. Dit percentage heeft betrekking op het gebruik van jeugd- en opvoedhulp (waaronder ook JeugdzorgPlus). Het kan gaan om gelijktijdig gebruik van zorgvormen, maar ook om achtereenvolgend gebruik. Om welke combinaties het gaat en hoeveel zorgvormen er (tegelijkertijd) gebruikt worden, is hierbij niet inzichtelijk.
-
De meeste indicaties voor Jeugd-GGZ lopen via de huisarts en Bureau Jeugdzorg komt alleen in beeld wanneer er ook andere vormen van jeugdzorg (nodig) zijn. Daarmee is meervoudig zorggebruik bij afgegeven indicaties voor Jeugd-GGZ via Bureau Jeugdzorg min of meer een feit, maar is nog niet bekend welke vormen van jeugdzorg tegelijkertijd gebruikt worden.
-
In de Jeugd-GGZ lijkt vaak aanspraak gemaakt op te worden op zowel Zvw-zorg als AWBZ-zorg. Bijvoorbeeld zowel begeleiding (AWBZ) als medicatie (Zvw).
Vergelijking met Nederland Het aanbod aan jeugdzorg in FoodValley is behoorlijk compleet: met uitzondering van JeugdzorgPlus (regiooverstijgend aanbod) kan elke jeugdige voor elke jeugdzorgvorm terecht binnen FoodValley. Een goede vergelijking met andere regio’s is moeilijk te maken, maar er is geen reden om aan te nemen dat er in FoodValley relatief meer of minder jeugdzorgaanbod is dan elders in Nederland. Het gebruik van jeugdzorg ligt in FoodValley iets lager dan het landelijke gebruik, maar dit scheelt niet veel: maximaal 0,9% lager. Hierover zijn geen uitgesplitste uitspraken te doen voor de gemeente Veenendaal. 4. Hoofdpunten uit het model voor het nieuwe CJG Wijkgericht werken Met het herontwerp van het CJG is ervoor gekozen om (zoveel mogelijk) samen te werken in lokale wijkteams met generalisten. De uitgangspunten dichtbij, nabij en outreachend leiden tot het advies32 om wijkgericht te werken in plaats van de huidige centraal georganiseerde manier van werken. Deze nabijheid is een voorwaarde om gezinnen goed te (kunnen) kennen en op die manier te voldoen aan de uitgangspunten: het normale leven promoten, de eigen kracht van gezinnen en het sociaal netwerk versterken en zo licht en snel mogelijk passende ondersteuning bieden.
32
Dit advies is afkomstig van Dock4 advies. De stuurgroep van het CJG, het college en de adviesraden hebben zich hierbij aangesloten. Definitieve besluitvorming in de gemeenteraad vindt plaats op 26 september 2013.
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
53
Generalisten Een ander belangrijk uitgangspunt is het streven naar minder coördineren, meer ondersteuning en hulp bieden en taakverbreding en –verrijking voor de professional. Hierbij past een indeling in wijkteams met generalisten (functies: generalistisch licht en generalistisch intensief). -
De ‘generalist licht’ focust zich op preventie, kleine vragen en spanningen op één of enkele leefgebieden.
-
De ‘generalist intensief’ richt zich op moeilijke vragen en (verhoogde) spanningen op meerdere leefgebieden.
De generalisten zitten aan de keukentafel bij ouders, zijn te vinden op scholen, crèches, peuterspeelzalen, etc. De generalisten in het CJG bieden een integraal aanbod van zorg en functioneren tevens als de toegang tot zorg voor jeugd. Uitgangspunt hierbij is om zoveel mogelijk in te zetten op ‘algemeen toegankelijke ondersteuning’. Alle algemeen toegankelijke ondersteuning is georganiseerd in het CJG, met uitzondering van het jongerenwerk (dit heeft een plek binnen welzijn). De ‘generalist intensief’ is erop toegerust om middels vraagverheldering bij jeugdigen/opvoeders te beoordelen of gespecialiseerde zorg geconsulteerd danwel ingezet dient te worden. De ‘generalist intensief’: -
heeft de capaciteiten om te bepalen of gespecialiseerde zorg geconsuleerd danwel ingezet moet worden en kan daarnaar doorverwijzen,
-
schakelt het (sub)regionaal indicatieteam (FoodValley of Veenendaal, Rhenen, Renswoude) in wanneer de zorg te complex / gespecialiseerd is om zelf het vervolgtraject te kunnen bepalen (bijvoorbeeld in gevallen waarin wel een formele beschikking nodig is) en houdt vinger aan de pols over het vervolgtraject.
In (sub)regionaal verband wordt uitgewerkt hoe bovengenoemde formele beschikking geregeld gaat worden. De verantwoording van de generalisten vindt achteraf plaats. Dit kan, omdat aan de voorkant duidelijke afspraken worden gemaakt over doorverwijzing (zo veel mogelijk naar algemeen toegankelijk aanbod) en inzet eigen kracht. Middels monitoring en evaluatie vindt tijdige bijsturing plaats zodat binnen budgetten gewerkt wordt. In het eerste jaar zal dit zeer intensief gevolgd worden. Huisartsen en specialisten In 2014 worden afspraken gemaakt met huisartsen en specialisten. We streven ernaar om de doorverwijsfunctie die zij hebben (naar specialistische zorg en ondersteuning) ook via het CJG te laten lopen. Uitzonderingsgevallen daar gelaten (wanneer de veiligheid van het kind in het spel is en er snel opgeschaald moet worden). Eén geïntegreerde organisatie Om effectief en efficiënt te kunnen werken is ervoor gekozen om wijkgericht te werken vanuit één geïntegreerde organisatie (in plaats van een netwerkorganisatie met losse partijen). Dit sluit aan op de bedrijfsmatige uitgangspunten. Deze organisatievariant biedt de beste mogelijkheid op het toekomstbestendig maken van het CJG. Website en loket Uiteraard blijft de website van het CJG een vindplaats voor ouders en jeugdigen voor informatie. En voor vragen kunnen mensen ook terecht bij het centrale loket aan het Verlaat. Dit geldt zowel voor jeugdigen en ouders als voor professionals. Implementatie De jaren 2013 (najaar) en 2014 worden gebruikt om het herontwerp van het CJG te implementeren. De gemeente is opdrachtgever van de implementatie. Een kwartiermaker begeleidt dit traject en adviseert de gemeente hierover. De kwartiermaker:
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
54
-
begeleidt werkgroepen rondom een aantal thema’s van de inrichting (primair proces en een deel van het secundaire proces (personeel, cultuur, systemen, marketing & externe communicatie)),
-
werkt zelf een aantal implementatiethema’s uit (financiën, organisatiestructuur, managementstijl) en
-
begeleidt een pilot wijkgericht werken.
In het gehele traject laat de kwartiermaker zich adviseren door een adviesgroep met partners uit het veld (bestaande stuurgroep CJG en eventuele nieuwe partners). 5. Hoofdpunten uit de bijeenkomst met gebruikers en zorgaanbieders (juli 2013) Op 4 juli 2013 is in Veenendaal een bijeenkomst georganiseerd met gebruikers en aanbieders binnen het veld van zorg voor jeugd. De insteek van deze bijeenkomst was halen én brengen. We hebben de aanwezigen geïnformeerd over onze (gezamenlijke) opgave en traject. En we hebben discussie gevoerd en ideeën uitgewisseld. Enkele kernpunten uit de bijeenkomst met gebruikers en aanbieders (juli 2013) -
Normaliseren: niet problematiseren, maar normaliseren. We zijn soms uit het oog verloren wat allemaal ‘normaal’ is, en zijn te snel geneigd geraakt dingen (te zwaar) te problematiseren en te medicaliseren (met alle gevolgen van dien, voor budget en positie van de zorgvrager in de samenleving). Verschillen blijven bestaan en maken de samenleving ‘rijker’. Soms is niet helemaal duidelijk (voor gezinnen, jeugdigen, professionals) wat ‘normaal’ is. Het is van belang om hierover met elkaar het gesprek over te kunnen en te durven hebben.
-
Verbinden en elkaar weten te vinden: het gebeurt nog te vaak dat mensen langs elkaar heen leven en professionals langs elkaar heen werken. We moeten elkaar weer weten te vinden (voor onderlinge zorg en ondersteuning). Maar ook moeten professionals (die gezamenlijk bij één gezin zijn betrokken) elkaar opzoeken en afstemmen.
-
Regisseur: het streven naar één uitvoerder per gezin is niet realistisch, maar het streven naar één regisseur wel. In principe voert het gezin de regie, maar als dit (tijdelijk) niet lukt, zal iemand anders naast dat gezin moeten gaan staan en samen de regie voeren.
-
Superspecialist: om het principe van één gezin één plan handen en voeten te geven, wordt momenteel vaak de inzet van een generalist genoemd. Deze naam zorgt echter soms voor spraakverwarring, want eigenlijk is het een superspecialist (het zijn van een generalist is een vak apart).
-
Samen sturen op kwaliteit: in het nieuwe stelsel is de gemeente ervoor verantwoordelijk dat (kwalitatief) goede zorg en ondersteuning wordt geleverd. Veel organisaties die nu onder verantwoordelijkheid van de provincie werken, kunnen zometeen een van de aanbieders zijn voor gemeenten. Het is van belang om de kennis en ervaring die er bij deze partijen al is (omtrent kwaliteitscriteria en verantwoording) mee te nemen in het verwoorden van de kwaliteitsdoelstellingen.
-
Dromen: durf te denken in mogelijkheden. Soms hebben we de zaken met elkaar zo dichtgeregeld, dat het te ver af is komen staan van hoe het er idealiter uit zou moeten zien / wat de (voor inwoners, professionals) meest prettige manier van werken is. Deze decentraliatie geeft de ruimte om dingen anders te doen en met elkaar te regelen. Door te sturen op vertrouwen in elkaars kunde en kennis, door minder met (tijdrovende) indicaties te hoeven werken, etc.
6. Advisering adviesraden
131028 Beleidskader Zorg voor jeugd dichtbij, 2014 – 2015 Gemeente Veenendaal
55