Beleidsplan Zorg voor Jeugd 2014 tot en met 2017
Januari 2014 Herman Kamminga, Klarinde Bosman, Annemarie Thüss
Inhoud
Pagina
Hoofdstuk 1
Toelichting op het beleidsplan
3
Hoofdstuk 2
De situatie in onze gemeente
5
Hoofdstuk 3
Wat we willen bereiken
7
Hoofdstuk 4
Hoe we het gaan organiseren
11
Hoofdstuk 5
Met wie we het gaan organiseren
18
Hoofdstuk 6
Hoe we de kwaliteit gaan bewaken
19
Hoofdstuk 7
Hoe we de financiële middelen gaan inzetten
21
Hoofdstuk 8
Hoe we gaan monitoren en verantwoorden
22
Bijlage 1
Begrippenlijst
Bijlage 2
Internationaal verdrag inzake de rechten van het Kind
Bijlage 3
Functioneel Model Groningen
Bijlage 4
Cijfers en kengetallen staat van de Jeugd in HSSM
Bijlage 5
De Staat van de Jeugd in de provincie Groningen
2
2
Hoofdstuk 1
Toelichting op het beleidsplan
We staan aan de vooravond van een grote stelselwijziging in het jeugddomein. Tot nu beperkte de gemeentelijke verantwoordelijkheid zich tot de jeugdgezondheidszorg, op preventie gerichte opvoed- en opgroeiondersteuning, jongerenwerk en specifieke doelgroepaanpakken rond bijvoorbeeld zwerfjongeren, jeugdcriminaliteit en voortijdig schoolverlaten. Met de stelselwijziging krijgt de gemeente nu ook de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, jeugd-Geestelijke Gezondheidszorg (jeugd-GGZ), jeugd-(met) Verstandelijke Beperking (jeugdVB), jeugdbescherming en jeugdreclassering. Kortom: de gemeente is vanaf dat moment verantwoordelijk voor vrijwel het gehele aanbod aan zorg voor de jeugd. Met deze nieuwe verantwoordelijkheden krijgen gemeenten ook te maken met grote bezuinigingsopgaven. Gemeenten hebben nog veel werk te verzetten om op 1 januari 2015 klaar te zijn om de nieuwe rol richting vele nieuwe klanten en zorgaanbieders waar te maken. Dat is de transitieopgave. Maar tegelijk moet er ook een cultuuromslag plaats vinden: een aanpak die zich richt op de veerkracht van sociale verbanden in plaats van problematisering van individuele tekortkomingen. Dat is de transformatieopgave. Het voorliggende beleidsplan geeft richting aan beide opgaven. Vanaf juni 2013 hebben de gemeenten in de regio Groningen met de jeugdzorgaanbieders gewerkt aan een Regionaal Transitiearrangement (RTA). In dit RTA zijn onder voorbehoud van de hoogte van de rijksmiddelen afspraken gemaakt over zorgcontinuïteit, het in standhouden van zorginfrastructuur, het beperken van frictiekosten en de inhoudelijke transformatie. Dit betekent dat voor 2015 een verdeelsystematiek is afgesproken die toegepast gaat worden zodra de rijksmiddelen bekend zijn. Voor de jaren daarna is een intentie uitgesproken voor deze verdeling. Het kan niet anders dan dat afspraken die in het RTA gemaakt zijn terugkomen in dit beleidsplan. Zo vormt het Functioneel Model Groningen (FMG) de basis voor de inrichting van het nieuwe jeugdstelsel en zijn de transformatieopgaven in de Transformatieagenda richtinggevend voor de verdere uitwerking van dit nieuwe jeugdzorgstelsel. Gemeenten hebben daarbij de taak om de uitgangspunten in dit nieuwe jeugdstelsel te verbinden met de overige transities in het sociaal domein en hun andere lokale taken. 1.1 Aanleiding voor een nieuw jeugdzorgstelsel Het stelsel van jeugdhulp is erop gericht dat ieder kind gezond en veilig opgroeit en zo zelfstandig mogelijk kan deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor het eerste verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren. Deze inzet vloeit ook voort uit het VN-verdrag over de rechten van het kind (kinderrechtenverdrag). Het huidige jeugdstelsel is ingedeeld in verschillende sectoren. Deze sectoren kennen verschillende wetten, regels, financiering, bekostigingsregels en indiceringen. De jeugdzorg is momenteel nog ingedeeld naar zorgniveau, oplopend naar zorgzwaarte. Tussen deze niveaus zitten schotten met poortwachters en indicatieorganen die ervoor moeten zorgen dat ieder kind de juiste hulp krijgt en eveneens moet voorkomen dat er te veel dure zorg geconsumeerd wordt. Gebleken is dat dit systeem niet goed werkt. Kinderen krijgen niet altijd die hulp die ze moeten krijgen, sommige kinderen krijgen te laat hulp of er wordt hulp geboden die eigenlijk te licht of juist specialistisch is. Bovendien schort het aan de samenhang van diverse hulpvormen die er bij meervoudige problematiek in een gezin plaats vindt. Poortwachters beoordelen nu nog teveel op afstand (soms slechts op basis van een papieren dossier) en te zeer op basis van momentopnamen. Daarnaast blijkt dat als gezinnen eenmaal in zorg zijn er vrijwel geen controle meer is. Oplossingen voor problemen waar gezinnen mee te 3
3
maken hebben worden nog te weinig gezocht in de directe sociale omgeving waarin de kinderen opgroeien. Al deze knelpunten gezamenlijk, kennen een kosten opdrijvend effect, waardoor het huidige stelsel financieel niet meer houdbaar is. Er is een omslag (transformatie) nodig die leidt tot: - Preventie en uitgaan van samen redzaamheid van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; - Minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren; - Eerder hulp op maat voor kwetsbare kinderen; - Integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen: één gezin, één plan, één regisseur; - Meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van de regeldruk. Door de decentralisatie is de overheid beter in staat om, afgestemd op de lokale situatie, maatwerk te leveren en verbinding te leggen met zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid. Door ontschotting van budgetten wordt betere samenwerking rond gezinnen mogelijk. Tegelijkertijd gaat deze stelselwijziging gepaard met forse bezuinigingen, die gemeenten dwingt om de zorg betaalbaar te houden en efficiënt en effectief te organiseren. 1.2 Nieuwe rol en verantwoordelijkheden voor de gemeente In het nieuwe jeugdstelsel worden gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdhulp (dus inclusief specialistische hulp zoals jeugd-GGZ, jeugd-VB en gesloten jeugdhulp), de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en Advies en Meldpunt huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). De verantwoordelijkheid van de gemeente omvat: - Voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod; - Opstellen van een beleidsplan voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg bij opgroei- en opvoedingsproblemen en psychische problemen en stoornissen en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; - Treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp (jeugdhulpplicht, vergelijkbaar met de compensatieplicht Wmo), als jeugdigen en hun ouders het niet op eigen kracht redden; - Uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering; - Voorzien in maatregelen ter voorkoming van kindermishandeling; - Regie over de gehele jeugdketen en de afstemming met de overige diensten op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, sport en veiligheid; - Het voorzien in vertrouwenspersonen voor jeugdigen, hun ouders, pleegouders of netwerkpleegouders die te maken hebben met hulpverleners. Samenwerking 23 gemeenten In de Jeugdwet staat dat gemeenten op bovenlokaal niveau samenwerken, indien dat noodzakelijk is. Deze samenwerking geldt in ieder geval voor een aantal taken, zoals de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen, jeugdreclassering en bepaalde vormen van specialistische zorg en gesloten jeugdhulp in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en een Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. De 23 Groninger gemeenten werken samen in de voorbereiding op het nieuwe jeugdstelsel en maken afspraken voor minimaal de bovenlokale jeugdzorg. De regio Groningen is daarmee 1 van de 41 jeugdzorgregio’s in het land.
4
4
Hoofdstuk 2
De situatie in onze gemeenten
In bijlage 4 Cijfers en kengetallen staat van de Jeugd in HSSM en bijlage 5 De Staat van de Jeugd in de provincie Groningen staan alle nu bekende gegevens over de jeugdzorg. Dit hoofdstuk is op deze bijlagen gebaseerd. In dit hoofdstuk geven we de hoofdlijnen van deze bijlagen weer. 2.1 De doelgroep In de Jeugdwet wordt onder een jeugdige verstaan: een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt. Wel heeft de gemeente als verplichting bepaalde vormen van jeugdhulp te continueren (tot 23 jaar), wanneer deze al begonnen was voordat de jeugdige 18 jaar werd. Het gaat hierbij vooral om trajecten die zich afspelen binnen de jeugdreclassering en jeugdbescherming. Vanuit andere wettelijke kaders, zoals de (nieuwe) Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo), de Participatiewet en de Regionaal Meld en Coördinatiepunt (RMC) wet, heeft de gemeente natuurlijk wel een verantwoordelijkheid voor de jongeren vanaf 18 jaar die ondersteuning of hulp nodig hebben. 2.2 Demografie Er zijn ruim 109.000 0 tot en met 17 jarigen: bijna 19% van de totale bevolking. Volgens prognoses (Primos, 2012) zal het aantal jeugdigen in de provincie 0 tot 18 in 2020 met 5,74% gedaald zijn. De daling is volgens deze prognose in Hoogezand-Sappemeer relatief gering. Andere prognoses wijzen echter wel op een grotere daling. De prognose van de daling in Slochteren en Menterwolde ligt respectievelijk op 13,2 en 16,8 procent. 2.3 Provinciale jeugdzorg De afgelopen jaren is het gebruik van jeugdzorg in de provincie Groningen gestaag toegenomen. De provinciaal gefinancierde Jeugd en Opvoedhulp is in totaal in 2012 met 24% toegenomen ten opzichte van 2011. In 2012 heeft 2,6% van de 0 tot 23 jarigen gebruik gemaakt van provinciale jeugdzorg (4136 jeugdigen). Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Onder jeugdbescherming vallen de (voorlopige) onder toezicht stellingen (OTS) en de Voogdij. In de provincie Groningen heeft 1 op de 100 jeugdigen te maken met een maatregel jeugdbescherming (1%) en 0,4% met een maatregel jeugdreclassering. In HoogezandSappemeer en Menterwolde liggen deze percentages hoger en in Slochteren lager. 2.4 Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen De provincie Groningen heeft ten opzichte van het landelijke beeld een hoog percentage jeugdigen dat gebruik maakt van de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. In 2012 was 8,5% van de Groninger jeugd tot 23 jaar in tweedelijns zorg bij een instelling voor jeugd-GGZ (2). De percentages voor Hoogezand-Sappemeer en Menterwolde liggen aanzienlijk hoger dan provinciaal. De percentages voor Slochteren liggen lager. 2.5 AWBZ gefinancierde zorg De AWBZ gefinancierde zorg bestaat uit Zorg in Natura (ZIN) en zorg die gefinancierd wordt met een Persoonsgebonden Budget (PGB). De provincie Groningen heeft, ten opzichte van het landelijke beeld, een hoog bedrag aan AWBZ-gefinancierde zorg voor jeugdigen. Het gaat om ruim 58 miljoen euro. Het is echter een klein percentage jeugd aan wie deze middelen worden besteed. In totaal maken ruim 3900 jeugdigen tot en met 17 jaar gebruik van een persoonsgebonden budget, dat is 3,6% van de gehele leeftijdsgroep. Iets meer dan de helft, bijna 51%, betreft de grondslag psychiatrische problematiek (indicatie door Bureau Jeugdzorg), gevolgd door
5
5
verstandelijke beperking (bijna 38%). Ruim drie kwart van de jeugdigen met een PGB heeft meer dan 1 indicatie; vooral de combinatie begeleiding groep en individueel met tijdelijk verblijf komt veel voor. Opvallend is het hoge zorggebruik in Hoogezand-Sappemeer met de grondslag psychiatrische problematiek. In Menterwolde valt het hoge aantal PGB’s op met als grondslag verstandelijke problematiek op. 2.6 Gezondheid Gegevens over de gezondheidstoestand van de jeugd in de provincie Groningen zijn afkomstig uit het meest recente jeugdgezondheidsonderzoek van de GGD (2012). Acht van de tien scholieren op het voortgezet onderwijs vindt zichzelf (zeer) gezond. In de regio Oldambt beoordelen de scholieren hun eigen gezondheid positiever dan het provinciaal gemiddelde. In de regio Noord Oost Groningen is de beoordeling van de eigen gezondheid iets lager dan het provinciaal gemiddelde. Ondanks deze hoge score zijn er wel degelijk gezondheidsproblemen. Die zijn er vooral op het gebied van (ernstig ) overgewicht bij kinderen op de basisschool. 23% van de kinderen in de leeftijd 10/11 jaar heeft in 2012 te maken met overgewicht, waarvan 4% obesitas betreft. Het alcoholgebruik onder VO-scholieren is de laatste jaren afgenomen, vooral bij de jeugd jonger dan 16 jaar. Maar de oudere jeugd vanaf 17 jaar kan stevig drinken per gelegenheid. Deze gezondheidsproblemen gelden voor de hele provincie Groningen, er zijn geen opvallende uitschieters in de regio’s. Jongeren in Groningen gebruiken iets meer softdrugs dan landelijk. Er is sprake van een lichte toename in 2012 ten opzichte van 2008. Riskant gezondheidsgedrag als het gebruik van genotmiddelen als alcohol en drugs zien we vooral bij scholieren Vmbo en praktijkonderwijs en studenten in het MBO. 2.7 Conclusies Demografische ontwikkelingen Alle drie gemeenten krijgen in de periode tot 2020 te maken met ontgroening en vergrijzing. Dat zal ook voor de jeugdzorg effecten hebben. De doelgroep wordt kleiner. Gelijktijdig zullen de beschikbare budgetten ook dalen omdat er een koppeling komt tussen de rijksuitkeringen en het aantal jeugdigen. Hoogezand-Sappemeer De prognose van het aantal kinderen in Hoogezand-Sappemeer laat in 2020 in kleine daling zien. Voor de jeugdzorg en de budgetten zal deze daling voor het beleid maar van beperkte betekenis zijn. Het jeugdzorggebruik in Hoogezand-Sappemeer behoort tot de hoogste van Nederland. We zien dit terug in alle vormen van jeugdzorg maar vooral in het gebruik van AWBZ. Het gaat daarbij vaak om een structurele zorgvraag. Uit onderzoek blijkt dat er een sterke samenhang is tussen sociaal economische factoren en de hoogte van het zorggebruik. Een vergelijkbaar beeld zien wij ook in gemeenten in het oostelijke deel van de provincie. Deze samenhang wijst op een structurele problematiek in deze regio die qua ernst hoger ligt dan gemiddeld in de provincie Groningen en veel hoger dan in Nederland. Slochteren Slochteren krijgt volgens de prognoses te maken met een grote daling van het aantal kinderen. Dat zal gevolgen hebben voor de beschikbare middelen en de instandhouding van de zorginfrastructuur. Daar staat tegenover dat wat zorggebruik betreft Slochteren hoort tot de laagste van Nederland. Slochteren scoort zelfs beter, dan wat basis van de risicofactoren zou mogen worden verwacht. Het gaat over het algemeen dus goed met de jeugd in Slochteren. Dat komt tot uitdrukking in vrijwel alle vormen van zorg. Niet alleen in de ‘zachte sector’ maar ook in de harde (jeugdreclassering). Cijfers rond voortijdig schoolverlaten, middelengebruik en overgewicht bevestigen dat beeld. Menterwolde De prognose van het aantal kinderen in 2020 laat in Menterwolde een sterke daling zien. Deze daling betekent dat het beschikbare budget tussen de 15 en 17% zal dalen bovenop de 6
6
rijksbezuinigingen. Voor de instandhouding van een kwalitatief hoogwaardige zorginfrastructuur vormt dit een risico. Het zorggebruik in Menterwolde is hoog. Ook hier is er sprake van een samenhang tussen sociale factoren en het zorggebruik. Wat in de cijfers van Menterwolde opvalt, is het relatief hoge gebruik van de AWBZ vooral voor kinderen met een verstandelijke beperking.
Hoofdstuk 3
Wat we willen bereiken
3.1 Algemene visie: Geen Kind Buiten Spel Alle kinderen groeien gezond en veilig en zo zelfstandig mogelijk op en kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven, rekening houdend met zijn of haar ontwikkelingsniveau. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk. Als dit niet vanzelf gaat, komt de overheid in beeld. Samen zorgen wij er voor dat er geen kind buiten spel staat. De zorg wordt snel, goed en op maat geboden. We hebben in de oplegger bij het beleidsplan (het gemeenschappelijke deel voor de drie decentralisaties) een aantal beleidsuitgangspunten beschreven. We sluiten hierbij aan op de principes van de Jeugdwet en welzijn nieuwe stijl. Deze uitgangspunten hebben voor de jeugdzorg in de volgende hoofdlijnen vertaald: Beleidsuitgangspunten Uitgaan van de eigen kracht
Één gezin, één plan, één regisseur, één budget
Wijk- en dorpsgericht werken
Vertaald in het beleidskader Zorg voor Jeugd • Ouders en medeopvoeders die ondersteuning nodig hebben maken samen met professionals uit het basisteam een plan. Ouders en medeopvoeders voeren de regie op de uitvoering en zijn verantwoordelijk tenzij de veiligheid en welzijn van het kind zich daar tegen verzet. • De oplossingen worden altijd eerst gezocht in de eigen mogelijkheden en die van de opvoedomgeving. Maatwerk, resultaat en eigen verantwoordelijkheid staan centraal. • Procedures en regels die ouders en medeopvoeders in hun rol en uitvoering van het plan in de weg staan, worden zoveel mogelijk geschrapt. • Bij een vraag of een probleem op meerdere ‘leefgebieden’ formuleren we een plan en wijzen we een contactpersoon (casemanager) aan uit het basisteam, waardoor een gezin niet met meerdere mensen en verschillende plannen te maken krijgt. De ondersteuning en zorg richt zich op de hele opvoedomgeving. • Het plan is er op gericht een door alle betrokkenen gewenst resultaat te behalen. De casemanager, ouders en medeopvoeders verbinden zich aan dat resultaat. • We kiezen ervoor om ondersteuning in de directe leefomgeving van het kind te brengen. • Het basisteam is afgestemd en ingericht op deze leefomgeving, de wijk, het jonge gezin en kinderopvang en onderwijs.
7
7
3.2 Doelen In de gemeentelijke beleidskaders voor de decentralisaties hebben we aangegeven wat de visie is en doelen zijn. Dit is vertaald naar wat dit betekent voor het jeugdzorgbeleid. Het betreft de nota’s “Op Eigen Benen” (Hoogezand-Sappemeer), De “Kracht van Slochteren” en de “Toekomst Welzijn Menterwolde”. Doelen
Vertaling in het jeugdzorgbeleid
Terugdringen van de tweede lijn en het versterken de eigen kracht van mensen en van de eerste lijn: voorkomen is beter dan genezen! Niet alles zelf doen als overheid
We gaan investeren in het versterken van het opvoedkundige klimaat in gezinnen, wijken, buurten, scholen, kinderopvang en peuterspeelzalen.
Hiertoe versterken van de eigen verantwoordelijkheid en zelfregie van mensen. Daar waar dit niet lukt zorg de gemeente voor een vangnet.
Opvoed en opgroeivraagstukken worden door ouders en opvoeders zelf opgelost. Wanneer dat nodig is zetten we hiervoor Eigen Kracht Conferenties in. We ondersteunen ouders door het versterken van hun opvoedvaardigheden. Wanneer professionele hulp nodig is dan stellen wij die beschikbaar. Wanneer dat nodig is maken we samen met de ouders 1 plan voor alle leefgebieden
We voeren de taken in samenhang met de andere decentralisaties uit. De bakens Welzijn nieuwe stijl hanteren we hierbij als leidraad en toetsingskader. Werk en participatie als bestaansvoorwaarde (iedereen doet mee).
Vertrouwen hebben in en geven aan burgers.
Bewust maken van kosten van het huidige systeem (HS) Doelmatig gebruik financiële middelen. Negatieve spiraal doorbreken.
Inwoners meer mee laten denken met gemeente, waardoor andere oplossingsrichtingen gevonden worden; bijvoorbeeld door het inzetten van leden van verenigingen (deelnemers) voor maatschappelijk zinvolle activiteiten. Voortbouwen op dat wat goed werkt in de huidige structuur: korte lijnen en zo dichtbij mogelijk. Persoonlijk contact tussen mensen herstellen
We werken samen met het onderwijs om schooluitval tot een minimum te beperken en te zorgen dat alle jongeren een startkwalificatie kunnen behalen. Met ondersteuning van professionals maken ouders en opvoeders zelf een een zorgplan en zijn verantwoordelijk voor de uitvoering, tenzij. Binnen de gemeentelijke kaders maken ouders zelf keuzes welke zorg wordt ingezet. Positief opvoeden staat centraal bij de ondersteuning van ouders en opvoeders. We gaan uit van de potentie van het kind en de ouders en opvoeders. De opvoedomgeving (gezin, school, wijk, vereniging) krijgt een directe rol in het zorgplan. De zorg wordt in samenhang in en door de opvoedomgeving uitgevoerd.
Om er voor te zorgen dat ouders en opvoeders zich optimaal kunnen inzetten moeten de onderlinge relaties goed zijn. Wanneer deze zijn 8
8
De gemeente moet lef tonen om te kiezen, bijvoorbeeld voor meerjarige gebiedsbudgetten waarmee gebieden zelf keuzes kunnen maken en ook kunnen sparen voor grotere uitgaven Juiste prikkels inbouwen. Niet aanbodgericht maar maatwerk, gericht op het gewenste resultaat.
Wederkerigheid belonen.
Gemeente moet meedenken, in plaats van afremmen door de nadruk te leggen op regels toepassen (HS) Eenvoudig waar het kan (tegengaan bureaucratie) Streven naar het simpeler organiseren van de dingen, zodat de klant grip houdt. Niet pappen en nathouden /daadkracht. Preventie, vroegtijdig ingrijpen. Bevorderen van veiligheid.
beschadigd (bijv. echtscheiding) is het plan ook gericht op het herstel van de relaties. Voor het herstel maken we bijvoorbeeld gebruik van de Eigen Kracht methode / Eigen Kracht Conferenties (herstel gericht werken). We gaan ernstige structurele opvoed en opgroeiproblematiek in beeld brengen en oplossingen ontwikkelen voor de aanpak. Ouders gaan samen met hun ondersteuners bepalen welke zorgaanbieders wordt geselecteerd en wanneer zij tevreden zijn. De zorgaanbieders worden hierop afgerekend. Ouders en opvoeders krijgen meer mogelijkheden en ruimte naarmate zij een eigen bijdrage leveren aan een positief opvoedklimaat en visa versa. Bij de uitvoering van de verordening jeugdzorg staat het realiseren van het zorgplan van de ouders centraal.
Met de normale opvoedomgeving maken we afspraken over (vroeg-) signalering. We bieden op basis van signalen zo snel mogelijk hulp. Als er sprake is van risico’s of ernstige problemen bij kinderen dan neemt een daartoe bevoegde professional het over en wordt er direct ingegrepen. Een jeugdhulpverlener krijgt de ruimte om als de situatie er om vraagt voor een jongere of gezin te doen wat nodig is ook als dit afwijkt van de gebruikelijke taken.
Ruimte voor de professional
Beslispunt nr. 1 Onderwerp: beleidsdoelen jeugdhulp Inhoud: De beleidsdoelen van het jeugdbeleid vaststellen
9
9
3.3. Een kans betere uitvoering jeugdzorg. We zien de herinrichting van het nieuwe jeugdstelsel als kans om efficiënte en effectieve jeugdhulp te organiseren die dichtbij kinderen en ouders geboden wordt. Ambities Voor het herinrichten van het jeugdstelsel hebben wij met de overige 20 gemeenten in Groningen een aantal gemeenschappelijke ambities vastgesteld: • We zorgen voor preventie en gaan uit van de eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; • We willen minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren van dagelijkse opvoedingsvraagstukken; • We bieden eerder (jeugd)hulp op maat bieden voor kwetsbare kinderen en gezinnen; • We bieden (vroegtijdiger) integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen onder het motto: één gezin, één plan, één regisseur; • We zetten in op minder dwang en drang; • We bieden meer ruimte voor professionals en zorgen voor vermindering van regeldruk; • We zetten in op een betere kosten- en batenanalyse bij inzet van zorg; • We kiezen voor de meest effectieve interventies of behandeling op basis van deskundige triage; • We gaan gericht resultaten en ontwikkelingen monitoren (zonder direct weer nieuwe regeldruk te organiseren); • We zetten in op de inrichting van het functioneel model en de bijbehorende cultuurverandering die dit vraagt van organisaties en professionals. We volgen de voortgang van deze innovaties. • We zorgen voor een adequate afstemming met het onderwijs en voor de samenhang in zorg die we geven aan jeugdigen en gezinnen; • We zorgen voor een optimale samenwerking met de huisarts, waar het gaat om de doorverwijzing en zorg die geboden wordt aan kinderen en gezinnen. Uitgangspunten Daarnaast hebben wij een aantal uitgangspunten afgesproken voor de uitvoering: • We werken aan de versterking van de (pedagogische) civil society; • We zorgen voor goede en voldoende (sterke) basisvoorzieningen; • We werken met een gezamenlijk signaleringssysteem; • Gemeenten organiseren de basiszorg lokaal en zetten generalisten in bij de uitvoering van de jeugdhulp; • Aanvullend op de basiszorg is de flexibele schil van diverse vormen van jeugdhulp en hoogspecialistische hulp en gedwongen kader; • We ontwikkelen waar nodig een uniforme werkwijze bij de brede intake, casusregie en doorzettingsmacht; • De jeugdhulp organiseren we zoveel mogelijk in de eigen omgeving; soms in speciale voorzieningen; • Gedwongen kader, hoogspecialistische voorzieningen, crisisopvang en 24-uurshulp organiseren we regionaal. Het bereiken van die ambities is in eerste instantie een lokale verantwoordelijkheid. De samenwerking met de overige gemeenten is nodig om enerzijds te voldoen aan wettelijke voorschriften en anderzijds een kwalitatief hoogwaardige zorginfrastructuur te realiseren. De gemeenten vullen hun lokale structuur elk op een eigen wijze in binnen de kaders van het Functioneel Model Groninger. In hoofdstuk 4 wordt verder uitgewerkt hoe we dit in grote lijnen willen organiseren.
10
10
3.4 Resultaten 2015, 2016 De nieuwe werkwijze moet op termijn de volgende resultaten opleveren: Resultaat
Hoe meten we dit?
Het realiseren van het overgangsrecht van bestaande zorgtrajecten in 2015. Stabilisering van het aantal kinderen in zorg in 2015 en de inzet van een daling in 2016 met 5% 80 % van de ouders is tevreden over de geboden zorg
Via rapportages van de aanbieders Via rapportages van de aanbieders
We maken afspraken met aanbieders over het bepalen van de tevredenheid en resultaatgerichtheid van de geboden zorg. Zij rapporteren dit aan gemeenten.
Voor het beleid is het wenselijk dat de gewenste resultaten nog beter worden gedefinieerd. Op dit moment is er nog onvoldoende informatie en zijn er nog teveel onzekere factoren. In de jaarplannen worden de resultaten daarom verder uitgewerkt.
Beslispunt nr. 2 Onderwerp: resultaten 2014 - 2017 Inhoud: In te stemmen met de voorlopige beoogde resultaten. In de jaarplannen de resultaten verder uitwerken.
Hoofdstuk 4
Hoe we het gaan organiseren
4.1 Functioneel Model Groningen (bijlage 3) Met het Functioneel Model Groningen (FMG) wordt beoogd een belangrijk fundament te leggen voor de wijze waarop elke Groninger gemeente de transitie en transformatie van de jeugdzorg vorm kan geven. Daarnaast heeft het functioneel model als doel om de zorg in de 23 gemeenten op een gelijkwaardig niveau te laten plaats vinden, zodat de werkwijze en de mate van ingezette preventie niet teveel van elkaar verschilt. Tenslotte biedt het model ruimte om verbonden te zijn met de keuzes die in de andere decentralisaties lokaal worden gemaakt. In het kader van het Regionaal Transitie Arrangement heeft al besluitvorming plaats gevonden over het hanteren van het FMG als kader voor alle gemeenten. Het FMG vormt echter ook een wezenlijk onderdeel van het beleidsplan en wordt daarom hier nog eens in het kort beschreven. In bijlage 3 zijn alle onderdelen uitgebreid toegelicht. Het model heeft drie niveaus: Niveau 1. Het gewone opgroeien en opvoeden (het fundament van het nieuwe stelsel) Dit omvat het realiseren van goede opvoedingsvaardigheden van ouders en opvoeders en een sterke pedagogische gemeenschap (civil society). Niveau 2. Opgroeien en opvoeden ondersteunen Wanneer de normale opvoedomgeving ondersteuning nodig heeft wordt dat geboden door de basiszorg. Elke gemeente maakt eigen keuzes hoe deze basiszorg wordt georganiseerd. De basiszorg is vrij toegankelijk en biedt diverse vormen van lichte ondersteuning en casemanagement. Als de basiszorg niet (meer) voldoet in de ondersteuning van jeugdigen en gezinnen of als er meer gespecialiseerde arrangementen nodig zijn is er een flexibele schil van alle vormen van jeugdhulp (die niet vrij toegankelijk is). Deze schil kent een expertpool die bestaat uit aanvullende specialistische expertise ten behoeve (psycho-)diagnostiek en 11
11
deskundigheidsbevordering en een flexibel aanbod. De keuze voor een instelling in de flexibele schil, is mede afhankelijk van de problematiek of behoefte aan ondersteuning die zich voordoet in een gemeente, dorp of wijk. De ondersteuning vanuit de flexibele schil wordt zoveel mogelijk in de sociale context van kinderen en hun opvoeders aangeboden. Niveau 3. (Hoog) Specialistische (individuele) zorg Dit betreft zeer specialistische- en intensieve zorg die geleverd wordt bij complexe problematiek met een hoge zorgintensiteit. Deze individuele zorg door gespecialiseerde voorzieningen is niet vrij toegankelijk. Jeugdigen en gezinnen krijgen specialistische zorg naar aanleiding van een oordeelsvorming door hiertoe bevoegde professionals, huisartsen en jeugdartsen of door een rechterlijke uitspraak. Dat deze vormen van hulp te specialistisch zijn om vanuit de basiszorg te organiseren wil niet zeggen dat deze hulp buiten het gezichtsveld van de basiszorg wordt geboden. Het is van belang de gespecialiseerde hulpverleners te laten aansluiten bij het bestaande netwerk en wanneer dat mogelijk is de zorgcoördinatie of casuscoördinatie voor het gezin altijd plaats te laten vinden vanuit de lokale basiszorg. Ook bij zwaardere vormen van ondersteuning blijft het uitgangspunt het aanboren van de eigen kracht van ouders en jeugdigen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Als de specialistische zorg afgerond is, dient er een vloeiende overgang te zijn naar de ondersteuning die vanuit de basiszorg wordt geboden.
(Hoog) gespec. zorg + JB en JR Flexibele zorg
Pedagogische civil society Basisvoorzieningen Basiszorg
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Het gewone opgroeien en opvoeden
Opgroeien en opvoeden ondersteunen
Opvoeden en opgroeien met intensieve ondersteuning en zorg
12
12
Beslispunt nr. 3 Onderwerp: Functioneel Model Groningen (FMG) Inhoud: Het FMG vast te stellen als basis voor de inrichting van de gemeentelijke jeugdhulpverlening.
4.2 Vertaling van het Functioneel Model Groningen in HSSS De route naar passende hulp Het kader voor de zorgroute in onze gemeenten wordt gevormd door het in 4.1 beschreven Functioneel Model Groningen. Lokaal geven we invulling aan het gewone opvoeden en opgroeien (niveau 1) en aan de basiszorg in samenhang met de flexibele zorg (niveau 2). De route naar passende hulp vergt een goede samenwerking tussen de basiszorg en de in te zetten flexibele zorg uit een zogenaamd expertteam. In deze paragraaf beschrijven we hoe die route er uit ziet. In de basiszorg zijn de volgende functies opgenomen: 1. Informatie en advies / preventie 2. Activering en ondersteuning normale opvoedomgeving 3. Ontmoeting 4. Signalering 5. Vraaganalyse 6. Triage 7. Toeleiding naar individuele zorgtrajecten 8. Ondersteuning en ambulante hulp 9. Casemanagement en procescoördinatie' 10. Monitoring Effectieve basiszorg wordt uitgevoerd in de directe leef- en woonomgeving van het kind . Dat betekent dat de organisatie aanwezig moet zijn in: de wijk (in de vorm van bijvoorbeeld een sociaal team), de school-/kinderopvang (zorgadvies teams en kindcentra) en het jonge gezin (het consultatiebureau). Elke gemeente zoekt hiervoor een invulling die het beste past en aansluit bij wat er al is, bijvoorbeeld een versteviging van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hierbij gaan wij er vanuit dat deze basisteams in staat zijn om vanuit generalistisch werken zorg te organiseren die nodig is voor het kind en het gezin. De opvoedsituatie binnen een gezin wordt vaak ook bepaald door welke ondersteuning de ouders nodig hebben: opvoedonmacht, schulden, werkloosheid en beperkingen van de ouders. Generalistische teams bieden de beste garanties voor een integrale benadering. Er is ook specialistische kennis nodig voor de ondersteuning van de basisteams. De drie gemeenten willen deze specialisten onderbrengen in 1 expertteam (expertpool FMG). De schaalgrootte van drie gemeenten stelt ons in staat om een breed aanbod aan specialistische deskundigheid in te zetten met voldoende capaciteit. Beslispunt nr. 4 Onderwerp: Lokale uitwerking FMG Inhoud: 1. De basiszorg wordt door basisteams uitgevoerd 2. De organisatie en invulling van basisteams worden door elke gemeente afgestemd op de eigen schaal en behoefte 3. De drie gemeenten organiseren gezamenlijk een expertteam (expertpool) ter ondersteuning van de basisteams
13
13
Wij hanteren bovenstaande 10 functies voor de uitwerking van de basiszorg. Voor de ontwikkeling van een goed werkend jeugdzorgstructuur is het van belang dat daarbij een aantal vraagstukken worden beantwoord. Het beleidsplan biedt hiervoor een eerste kader. In de komende 2 jaar zullen deze vraagstukken in de praktijk aan de orde komen en ongetwijfeld weer nieuwe inzichten en oplossingen bieden. De primaire functies van het basisteam zijn: informatie en advies, preventie, activering en ondersteuning van de normale opvoedomgeving, ontmoeting en signalering. We gaan in 2014 in een gezamenlijk project de invulling van het basisteam verder uitwerken. De invulling van de taken is lokaal maatwerk. De functies vraaganalyse, triage, toeleiding, ondersteuning en ambulante hulp, casemanagement en procescoördinatie' en monitoring zijn een verantwoordelijkheid van het basisteam en het expertteam. Daar kiezen we voor omdat voor een aantal functies de deskundigheid van experts uit het expertteam nodig is. Ook is het is in een aantal gevallen efficiënter en effectiever om (delen van) een functie bij het expertteam neer te leggen. Deze functies beschrijven we hier in de samenhang tussen basisteam en expertteam. Dat moet duidelijk maken wat per functie ieders rol en verantwoordelijkheid is. Vraaganalyse Voor het analyseren van het probleem is het van belang dat dat gebeurt in de context van de opvoedomgeving. Anderzijds is het van belang dat de analyse gebaseerd is op specialistische kennis waarbij de bescherming van de veiligheid en welzijn van het kind centraal staat. Vanuit onze doelstellingen met het basisteam verdient het de voorkeur de eerste verantwoordelijkheid voor de totstandkoming bij het basisteam neer leggen (de generalist). Hiervoor kan de ondersteuning vanuit het expertteam worden ingeroepen. Triage Triage is de vervolgstap die voortkomt uit de analyse: welke zorg moet er worden ingezet op basis van de problematiek van het kind (opgroei of psychische of verstandelijke problematiek) Het gaat hierbij om de vraag of het nodig is dat niet vrij toegankelijke flexibele of specialistische zorg wordt ingezet. Hiervoor is de deskundigheid nodig van specialisten. Triage hoort daarom thuis in het expertteam. De regie op de totstandkoming ligt echter wel bij de generalist uit het basisteam. Toeleiding De volgende stap is dat iemand het besluit neemt dat er een plicht is om hulp in te zetten voor een kind of gezin. De generalist uit het basisteam kan deze rol vervullen. Hierbij komen wel een aantal vragen boven. In de eerste plaats zal de inzet van hulp vooral worden ingekaderd door de gemeentelijke verordening. De generalist is formeel niet verantwoordelijk voor een formeel juiste uitvoering van de verordening, dat is de gemeente namelijk zelf. Een oplossing kan worden gevonden door het basisteam hiervoor te mandateren. De gemeente kan dan binnen het mandaat toezien op het juiste gebruik van het mandaat. Er kunnen omstandigheden zijn dat gevraagd of ongevraagd hulp moet worden geboden omwille van de veiligheid, gezondheid of welzijn van het kind (jeugdhulplicht van de gemeente). Deze verantwoordelijkheid moet op een goede wijze worden verankerd in de uitvoeringsstructuur. Dat doen wij door het monitoren en wegen van de risicofactoren rond het kind neer te leggen bij het expertteam. Het expertteam adviseert het basisteam over de gewenste hulp of maatregelen. Er kunnen tussen basisteam en expertteam verschillen van inzichten ontstaan. Voor het oplossen van deze situaties gaan we een opschalingsprotocol ontwikkelen. In dat protocol komt ook de gemeente als eindverantwoordelijke in beeld. Ondersteuning en ambulante hulp Kinderen en gezinnen worden ondersteund door de basisteams. In het team is daarvoor de deskundigheid aanwezigheid. We streven er naar om de basisteams zo breed mogelijk op te bouwen zodat vrijwel alle opvoed- en opgroeivragen kunnen worden opgevangen. Wanneer er meer nodig is, wordt via de toeleiding ambulante hulp ingezet (flexibel deel). Het kan echter 14
14
voorkomen dat een situatie dusdanig ernstig is dat de ondersteuning wenselijk is vanuit experts. In dat geval moet het mogelijk zijn dat het expertteam (tijdelijk) de ondersteuning overneemt. Casemanagement Het casemanagement wordt uitgevoerd door de generalist. De generalist zorgt voor de totstandkoming van een zorgplan samen met de opvoeders. De casemanager is verantwoordelijk voor het totale plan ook al worden delen door andere partijen uitgevoerd. Op basis van de Jeugdwet moet het casemanagement van het gedwongen kader worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling (voogdij). Ons doel is om het gedwongen kader te integreren in het expertteam. Dat maakt het mogelijk dat het casemanagement van het gedwongen kader zo dicht mogelijk bij de leefomgeving van het kind staat. De feitelijke uitvoering van het (verplichte) zorgplan kan dan bij casemanager van het basisteam blijven liggen. Hier kan een uitzondering op worden gemaakt wanneer een situatie te zwaar of ingewikkeld is om op het niveau van een basisteam uit te voeren. Dat kan een resultaat zijn van de uitvoering van het opschalingsprotocol. Het casemanagement komt dan (tijdelijk) bij het expertteam te liggen. Monitoring Met monitoring willen we weten of we de goede dingen doen en of we dat goed doen. De monitoring gaan we op 3 niveaus organiseren. Basisteam als 1e niveau - Het basisteam voert de monitoring uit van: Het zorgplan, vanaf het moment dat er sprake is van een zorgvraag tot en met evaluatie en afsluiting; De effectieve samenwerking van hulpverleners en ondersteuners binnen het zorgplan. Expertteam als 2e niveau: De veiligheid en de ontwikkeling van de risicofactoren rond het kind; De kwaliteit en de resultaten van de inzet van de jeugdhulp. Gemeente als 3e niveau: Een evenwichtige inzet van beschikbare hulpverlening over de verschillende basisteams; De beheersing van de financiële middelen en juiste toepassing verordening; De maatschappelijk effecten van het beleid en de geboden hulp. De verschillende niveaus staan onderling sterk met elkaar in verbinding. Om deze verbinding te realiseren moeten we passende ICT inzetten. Hiervoor worden op landelijk en provinciaal niveau initiatieven ondernomen. Beslispunt nr. 5 Onderwerp: Functies basisteam en expertteam Inhoud: 1. De basisteams zijn verantwoordelijk voor: informatie en advies / preventie; Activering en ondersteuning normale opvoedomgeving; Ontmoeting; Signalering; Vraaganalyse; Toeleiding naar jeugdhulp; Casemanagement; Lichtere vormen van ambulante hulp; De monitoring van de uitvoering van het zorgplan; 2. Het expertteam is verantwoordelijk voor: Ondersteuning en activering normale opvoedomgeving; Ondersteuning bij de vraaganalyse; Triage; Ondersteuning bij de toeleiding naar individuele zorgtrajecten; Ondersteuning ambulante hulp; Casemanagement bij tijdelijke opschaling; Monitoring risicofactoren, kwaliteit en resultaten van de jeugdhulp.
15
15
4.3 Kind en gezin centraal Jeugdigen en hun ouders in het nieuwe stelsel Alle jeugdigen en ouders zullen iets gaan merken van de herinrichting van het nieuwe jeugdstelsel, te beginnen met het feit dat ze meer aangesproken zullen worden op hun eigen verantwoordelijkheid en hun bijdrage aan de civil society. De focus op sociale veerkracht betekent dat we ouders en opvoeders vragen om elkaar te ondersteunen. Eigen kracht is niet ieder voor zich. Positie van jeugdigen en ouder(s)/ verzorger(s) We vinden het belangrijk dat jeugdigen en ouders worden betrokken bij hun eigen ondersteuningsproces en dat daarbij wordt uitgegaan van hun eigen mogelijkheden om regie te voeren over hun leven. Belangrijk is dat niet over ouders en de jeugdige wordt gesproken, maar met hen: de betrokkenheid van ouders en jeugdigen en hun sociale omgeving bij de aanpak is cruciaal. Voor de jeugdhulporganisaties is deze opdracht zelfs in de Jeugdwet opgenomen. Zij moeten: a. informatie geven aan jeugdigen en ouders over de te verlenen jeugdhulp, b. toestemming vragen voor de inzet van de jeugdhulp, c. een effectieve en laagdrempelige klachtenbehandeling inrichten en d. medezeggenschap van jeugdigen en hun ouders organiseren in bijvoorbeeld een cliëntenraad De betrokkenheid van ouders houdt ook de verplichting in om zelf actief een bijdrage te leveren aan het oplossen van een probleem. Eigen inzet van ouders moet worden gewaardeerd en beloond met meer regelruimte en mogelijkheden. Vertrouwensfunctie We gaan invulling geven aan een onafhankelijke vertrouwensfunctie. Op dit moment hebben de provinciaal gefinancierde jeugdzorg, de GGZ en de AWBZ gefinancierde instellingen eigen, onafhankelijke vertrouwensfuncties ingericht. Landelijk zijn deze instellingen met elkaar en met de VNG in gesprek om te zien of men kan komen tot een landelijke organisatie, met een regionale invulling. Deze functie zal op het niveau van 23 gemeenten worden ingericht. Keuzevrijheid We houden rekening met de gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van jeugdigen en ouders. Waar mogelijk bieden we keuzevrijheid met betrekking tot de voorzieningen. Persoonlijk budget We vergroten de keuzevrijheid door de mogelijkheid tot inzetten van een persoonsgebonden budget (pgb). Dit pgb wordt alleen onder bepaalde voorwaarden toegekend. Zorg in Natura (zorg die zorginstellingen leveren) is het uitgangspunt bij te bieden ondersteuning en zorg. Een aanvrager moet goed motiveren waarom hij een pgb wil aanvragen en geen zorg in natura. Daarnaast moet de aanvrager in staat zijn om een budget te (laten) beheren en worden er kwaliteitseisen aan de zorgverleners gesteld. Verordening In het nieuwe jeugdstelsel zijn gemeenten verantwoordelijk voor de vaststelling of iemand zorg nodig heeft en of deze wel of niet vrij-toegankelijk is. De niet vrij-toegankelijke ondersteuning verlenen we op grond van een verleningsbeslissing. De gemeente geeft daartoe een beschikking af met de mogelijkheid van bezwaar en beroep. We stellen hiervoor regels op in een verordening. Deze verordening moeten omstreeks de zomer van 2014 in de gemeenteraden worden vastgesteld.
16
16
Ouderbijdrage In het wetsvoorstel is vastgelegd dat voor jeugdhulp een ouderbijdrage is verschuldigd, ter vervanging van de ouderbijdrageregeling in de Wet op de Jeugdzorg 1992. Gemeenten leggen de ouderbijdrage op. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de bijdrage bepaald en worden de uitzonderingen geregeld. De ouderbijdrage is ingegeven door het besparingsmotief: ouders van wie de kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben minder kosten voor die kinderen. De Sociale Verzekeringsbank zal de ouderbijdrage innen. 4.4 Lokale invulling in samenhang met passend onderwijs We streven naar één plan bij individuele zorg aan kinderen en jongeren. De ouders of de jongeren maken samen met de professionals het plan. Zij hebben hierin zoveel mogelijk zelf de regie. De school biedt passende ondersteuning vanuit haar rol en verantwoordelijkheid. De gemeente doet dit vanuit haar jeugdhulplicht. Voor elk kind en gezin betekent dit maatwerk.
Gezin
Basisteam
School / voorschoolse voorzieningen
Plan We zien de school als logische en laagdrempelige plek waar vanuit ondersteuning wordt georganiseerd. Wanneer een kind/jongere problemen ervaart in zijn of haar ontwikkeling manifesteert zich dit vaak op school of een voorschoolse voorziening (Peuterspeelzaalwerk/ Kinderopvang). Vanuit de school wordt de ondersteuning geboden die nodig is voor een goede ontwikkeling van een kind. Wanneer de school er met de eigen ondersteuning niet uitkomt of wanneer er sprake is van sociaal emotionele problematiek, schakelt zij de ondersteuning in van het basisteam. Afspraken over de concrete uitwerking van deze werkwijze worden lokaal gemaakt in het Regionaal overleg Gemeenten en Passend Onderwijs. Met de Kinderopvang aanbieders maken wij lokaal afspraken hoe wij ouders en opvang kunnen ondersteunen. 4.3 Verbinden met AWBZ en participatiewet Voor kinderen met een chronische aandoening of beperking vinden we het belangrijk zorg te dragen voor een vloeiende overgang vanaf 18 jaar. Dit geldt ook voor de ondersteuning op het gebied van scholing of werk. Dit geven we vorm door de dienstverlening integraal te organiseren voor de hele doelgroep door middel van de basisteams. Daarnaast is het wenselijk dat het verkrijgen van hulp ook formeel gelijkluidend in de verordeningen wordt geregeld.
17
17
Hoofdstuk 5
Met wie we het gaan uitvoeren
Er zijn veel partijen betrokken bij de jeugdzorg. Niet alleen ouders, opvoeders en de jeugd zelf, maar ook alle voorzieningen, professionals en vrijwilligers die met de jeugd in aanraking komen. Hieronder wordt een groot deel van de partners van de HSSM gemeenten weergegeven. Onderstaande lijst is niet uitputtend. Er worden geen voorzieningen uitgesloten om ook de keuzevrijheid van ouders voldoende te kunnen waarborgen. Wij denken hierbij aan de vrijgevestigde psychologen en therapeuten en pgb aanbieders die goede zorg bieden. Zorg Preventieve zorg/ Civil Society
Stakeholders
Preventiemedewerker Jongerenwerk Onderwijs
Kwartier Zorg en Welzijn
Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk Politie
Schoolbesturen basisonderwijs Aletta Jacobs College Winkler Prins Rehobot COP, Timpaan, Poko- Loko, Apenstaartje Politie Groningen
Basiszorg 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur Maatschappelijk werk Kindercoach Kindhulpverlener Huisartsen
Flexibele zorg Individuele jeugdhulpverlening
Specialistische zorg Hooggespecialiseerde jeugdhulp,
Kwartier Zorg en Welzijn Carina Veen (Zelfstandige) Community Support Gemeente Menterwolde Huisartsen Zorgbelang Accare Lentis Jonx Molendrift Stichting Elker Verslavingszorg Noord Nederland OCRN BV Inter-Psy Expertise GGZ Drenthe Inter-Psy BV Stichting MEE Vrijgevestigde psychologen en therapeuten Eerste lijns professionals Logopedie PGB uitvoeringsorganisaties (w.o. zorgboerderijen) De NOVO Stichting de Zijlen Accare Lentis Jonx Stichting Elker 18
18
intramurale hulp, pleegzorg, Jeugdreclassering
Molendrift Wilster (Poortje) Willem Schrikker Stichting Drieversdale Leger des Heils Raad voor de Kinderbescherming Openbaar ministerie De NOVO Stichting de Zijlen
Beslispunt nr. 6 Onderwerp: Partners Inhoud: Wij voeren de Jeugdwet uit met de bestaande zorgaanbieders. Vrijgevestigde psychologen en therapeuten sluiten wij niet uit.
Hoofdstuk 6
Hoe we de kwaliteit gaan bewaken
Het garanderen van de goede zorg voor jeugdigen en hun ouders is vanaf 2015 de verantwoordelijkheid van de gemeente. Het sturen op kwaliteit is daarmee een van de belangrijkste opgaven voor de gemeente in het nieuwe jeugdstelsel.
6.1 Kwaliteitseisen Rijk De regering heeft een aantal kwaliteitseisen zo fundamenteel geacht dat deze in de Jeugdwet uniform worden geregeld. Hiermee worden in de wet de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van de jeugdige beschermd en wordt recht gedaan aan het uitgangspunt van het Kinderrechtenverdrag "de Staat heeft de verplichting een kind te verzekeren van de bescherming en de zorg die nodig zijn voor zijn of haar welzijn". De kwaliteitseisen worden in de Jeugdwet opgelegd aan alle instellingen die jeugdhulp bieden. Aan de instellingen die jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering uitvoeren worden nog extra eisen gesteld. Deze instellingen moeten gecertificeerd zijn. Er is een normenkader opgesteld waaraan de instellingen moeten voldoen en er is een certificerende instelling aangewezen. Daarnaast is er via wetgeving een professionaliseringstraject ingezet voor beroepsbeoefenaren, waaronder de professionals in de jeugdhulp.
6.2 Kwaliteitseisen gemeenten 23 gemeenten Gemeenten kunnen naast deze wettelijke kwaliteitseisen zelf nog kwaliteitseisen formuleren. Om zorgaanbieders die in de regio Groningen werken niet bovenmatig te belasten zullen de 23 gemeenten in programmaverband nadere kwaliteitseisen formuleren voor het aanbod. Voor wat betreft de huidige door de AWBZ gefinancierde instellingen wordt hierin opgetrokken met het programma transitie AWBZ. HSSM Voor de onderdelen van de basiszorg worden ook al wettelijke kwaliteitseisen gehanteerd, zoals voor de VVE, de kinderopvang, het onderwijs en de jeugdgezondheidszorg. Met betrekking tot het preventieve aanbod van bijvoorbeeld de welzijnsinstellingen stellen gemeenten hun eigen kwaliteitseisen op. Deze kwaliteitseisen worden in het jaarplan beschreven. De kwaliteitseisen 19
19
die gelden voor de professionals die de basiszorg uitvoeren zijn beschreven in de volgende alinea. Toelatingscriteria zorgaanbieders Niet iedere zorgaanbieder mag door de gemeenten bekostigde zorg leveren. Contractering vindt pas plaats als een zorgaanbieder voldoet aan alle toelatingscriteria. Deze toelatingscriteria omvatten vanzelfsprekend de landelijk vastgestelde kwaliteitseisen en door de HSSM gemeenten vast te stellen hier na te noemen eisen aan professionals. De gemeenten HSSM stellen kwaliteitseisen aan de basiszorg. Dit beschrijven we in doelen waarop de activiteiten en functies gericht moeten zijn. De taken en werkzaamheden van de professionals binnen de basisteams dienen te worden uitgevoerd door gekwalificeerde beroepskrachten. In elke gemeente zijn HBO-geschoolde jeugd- en gezinsgeneralisten beschikbaar met deskundigheid, vaardigheden en competenties. De specifieke inhoudelijke vakkennis en competenties van de beroepsgroep vormen de pijler waarop de generalistische competenties rusten. Deze professionals hebben voldoende kennis van elk van ondergenoemde gebieden om veel voorkomende vragen zelf te beantwoorden, een specialist uit het expertteam te laten aanschuiven of door te verwijzen. Generalisten die verantwoordelijk zijn voor jeugdhulp moeten daarom voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: • • • • • •
•
De pedagogische basiskennis hebben om jeugdigen en gezinnen adequaat te ondersteunen; Opvoed- en opgroeiproblemen vroegtijdig kunnen signaleren en hiernaar kunnen handelen; Samen met het gezin in staat zijn de ondersteuning die nodig is te organiseren (hierbij is integrale samenwerking binnen de verschillende leefgebieden noodzakelijk); In de context van het gehele gezin een gezinsplan kunnen opstellen, meewerken aan de ondersteuning en organiseren dat er passende aanvullende zorg komt indien nodig (snel en adequaat) kunnen opschalen; Veiligheidsvraagstukken (her)kennen en weten hoe te handelen; Vraagstukken voorkomend uit psychologische, psychiatrische en verslavingsproblematiek en (licht) verstandelijke beperkingen bij jeugdigen kunnen herkennen en met ondersteuning van experts beoordelen en kunnen inschatten welke aanvullende zorg of specialismen binnen de context van een specifiek gezin nodig zijn; Beschikken over de kennis en ervaring die nodig is om regie te voeren over zorg, inclusief de hulp die aanvullend op de basiszorg geleverd wordt (casemanagement).
Beslispunt nr. 7 Onderwerp: Kwaliteitseisen generalistische jeugdhulpverleners Inhoud: De kwaliteitseisen conform bovenstaande vaststellen.
20
20
Hoofdstuk 7
Hoe we de financiële middelen gaan inzetten
7.1 Gemeentelijke budgetten De meicirculaire van 2013 geeft een eerste indicatie van de omvang van de budgetten voor de individuele gemeente. Het rijk verdeelt het macrobudget op basis van de kosten van het historisch zorgverbruik in de ZorgVerzekeringWet, de AWBZ en de jeugd- en opvoedhulp (provinciale en rijks gefinancierde jeugdzorg). In de berekening is het historisch zorggebruik vertaald naar gemiddelde kosten per jeugdige zoals weergegeven in onderstaande tabel.
Meicirculaire gemeente Hoogezand-Sappemeer Slochteren Menterwolde
budget 2015
budget per jeugdige (€) jeugd en opvoedhulp Zorgverzekering AWBZ Totaal 11.523.442 536 417 674 1627 2.571.423 178 169 395 742 3.191.852 335 283 628 1246
Op de berekening die ten grondslag lag aan de meicirculaire is na publicatie veel kritiek ontstaan. In de berekening zitten onvolkomenheden en niet alle gegevens zijn compleet. Daarnaast is in het AWBZ-deel al een generieke bezuiniging van 20% doorgevoerd. Hierdoor is er verschil ontstaan tussen het feitelijk historisch zorggebruik en de berekening. Het ministerie heeft toegezegd dat deze onvolkomenheden bij de definitieve toekenning in de meicirculaire 2014 zijn weggewerkt. Begin december 2013 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau nieuwe cijfers bekend gemaakt. De verwachting is dat deze cijfers met een kleine marge overeen gaan komen met de definitieve budgetten. De nieuwe cijfers houden een verhoging in van het budget t.o.v. de meicirculaire van respectievelijk 15% voor Hoogezand-Sappemeer, 11% voor Slochteren en 29% voor Menterwolde. De verschillen zijn vooral ontstaan door een betere toerekening van de kosten van de jeugd en opvoedhulp en de zorgverzekering.
budget Herberekening december 2015 gemeente Hoogezand-Sappemeer Slochteren Menterwolde
budget per jeugdige (€) jeugd en opvoedhulp Zorgverzekering AWBZ Totaal 679 505 695 1879 13.308.751 2.852.625 209 204 410 742 4.128.532 621 343 648 1612
Met ingang van 2016 wordt een zogenaamd objectief verdeelmodel ingevoerd. Het is op dit moment niet duidelijk welk effect dat zal hebben. Het kan betekenen dat de uitkeringen voor de gemeenten meer verschuift naar landelijke gemiddelden. Dat zou vooral voor HoogezandSappemeer en Menterwolde een verlaging van het budget kunnen inhouden. 7.2 Regionaal transitiearrangement (RTA) In het RTA zijn, onder voorbehoud van de hoogte van de rijksmiddelen, afspraken gemaakt tussen de 23 gemeenten en de zorgaanbieders. De afspraken gaan over de zorgcontinuïteit, het in standhouden van zorginfrastructuur, het beperken van frictiekosten en de inhoudelijke transformatie. Deze afspraken bepalen op welke wijze de gemeente het budget inzet. In de verdeling is voor 2015 uitgegaan van het totale decentralisatiebudget 2015. Gemeenten willen middelen beschikbaar hebben voor het versterken van het voorliggende veld (niveau 1, pijler 1 en 2 van het FMG). Gemeenten moeten op grond van de wet vanaf 2015 op lokaal niveau en in 21
21
gezamenlijkheid taken uitvoeren. Voor de uitvoering hiervan zijn middelen nodig die geput moeten worden uit de rijksbijdrage. Daarnaast willen gemeenten inhoud gegeven aan de verandering in de zorg (inhoudelijke agenda). Hiervoor is een transformatiebudget vastgesteld van 10%. Het resterende budget is in 2015 beschikbaar voor de directe jeugdhulp. In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten en de gehanteerde percentages bij deze uitgangspunten voor 2015, 2016 en 2017 verwerkt. Beschrijving Totaal budget op 1-1-2015 (waar de korting 3,5% vanaf is) Korting per jaar ten opzichte van 2015 Structurele versterking voorkant van functioneel model Uitvoeringskosten gemeenten ‘Transformatie’ (inhoudelijke agenda) Resterend budget voor directe zorg
2015 100% 3% 3% 10% 84%
2016
2017
5% 2,5% 2,5% 10% 80%
9% 2,5% 2,5% 10% 76%
Wanneer we deze percentages doorrekenen in de budgetten zoals die zijn berekend door het SCP in december krijgen we het volgende beeld: Indicatie budgetten 2015
HS
Structurele versterking voorkant van functioneel model Uitvoeringskosten gemeenten
Sl € 399.263
Mw € 85.579
€ 123.856
€ 399.263
€ 85.579
€ 123.856
€ 1.330.875
€ 285.263
€ 412.853
Jeugd en opvoedhulp
€ 4.039.290
€ 608.667
€ 1.335.920
Jeugd GGZ
€ 3.004.184
€ 594.105
€ 737.875
Jeugd AWBZ
€ 4.134.472
€ 1.194.035
€ 1.394.004
€ 13.308.751
€ 2.852.625
€ 4.128.532
‘Transformatie’ (inhoudelijke agenda) Resterend budget voor directe zorg
Totaal jeugdbudget
Beslispunt nr. 8 Onderwerp: Budgetten Inhoud: Het beleid en de verdeling van de budgetten te baseren op de financiële kaders zoals die zijn vastgelegd in het Regionaal Transitie Arrangement Groningen.
Hoofdstuk 8
Hoe we gaan monitoren en verantwoorden
8.1 Toezicht op jeugdzorginstellingen In het huidige stelsel is sprake van vijf inspecties in het domein jeugd (Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Inspectie Veiligheid en Justitie, Inspectie van het onderwijs en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Het Rijk heeft het Samenwerkend Toezicht Jeugd opgericht om ervoor te zorgen dat de vijf inspecties elkaar versterken in plaats van overlappen. Met de Jeugdwet wordt de Inspectie Jeugdzorg omgevormd tot de Inspectie Jeugd. De Inspectie Jeugd en de Inspectie Gezondheidszorg hebben als taak de kwaliteit van de jeugdhulp in algemene zin te onderzoeken. De inspectie Veiligheid en Justitie heeft een taak bij het toezicht op de uitvoering van strafrechtelijke beslissingen. Daarnaast voeren de inspecties Jeugd en Gezondheidszorg 22
22
namens het Rijk de wettelijk vastgelegde handhavende taak uit. Deze taak is gekoppeld aan het toezicht op de naleving en heeft betrekking op jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Handhaving gaat over maatregelen die de inspectie treft als de kwaliteit van jeugdhulp en veiligheid van een jongere in het geding zijn. In 2014 zullen gemeenten met de Inspectie Jeugd en -Gezondheidszorg afspraken maken over de wijze waarop zij met elkaar samenwerken op thema’s als informatieverstrekking, vragen om extra onderzoek naar een jeugdhulpaanbieder en dergelijke. 8.2 Prestatie-indicatoren voor jeugdzorginstellingen Om effectief en efficiënt jeugdbeleid te kunnen maken, verzamelen gemeenten en het Rijk beleidsinformatie. In de huidige situatie kennen de verschillende sectoren van de jeugdzorg elk een eigen set van indicatoren en gegevens. De komende jaren zullen gemeenten en Rijk met alle betrokken partijen werken aan het vaststellen en toegankelijk maken van een nieuwe, geharmoniseerde set van indicatoren. Het gaat hierbij om een set van input, output en outcome indicatoren. Uitgangspunt is dat gegevens over het hele sociale domein zoveel mogelijk gestandaardiseerd worden om integrale ondersteuning van cliënten te bevorderen. In 2014 zullen de samenwerkende gemeenten [m1]met de jeugdzorginstellingen prestatieindicatoren vaststellen. Deze prestatie-indicatoren moeten resulteren in sturingsmogelijkheden voor gemeenten. De prestatie-indicatoren willen de gemeenten inrichten op basis van de volgende principes: • Resultaat en niet inputgericht. • Zo eenvoudig mogelijk. • In samenspraak met instellingen. • Meting van kwaliteit. Resultaten 2015, 2016 De nieuwe werkwijze moet voor 2015 en 2016 in ieder geval de volgende resultaten opleveren: Resultaat
Hoe meten we dit?
Continuering van bestaande zorgtrajecten in 2015. Stabilisering van het aantal kinderen in zorg in 2015 en de inzet van een daling in 2016 met 5% 80% van de ouders is tevreden over de geboden zorg
Via rapportages van de aanbieders Via rapportages van de aanbieders
We maken afspraken met aanbieders over het bepalen van de tevredenheid en resultaatgerichtheid van de geboden zorg. Zij rapporteren dit aan gemeenten.
Op basis van de ontwikkelingen en de resultaten in 2015 en 2016 zullen voor 2017 specifieke resultaten worden geformuleerd. Monitoring en resultaatmeting Om de vier jaar moeten de gemeenten een rapportage opstellen over de resultaten en effecten van het jeugdzorgbeleid. De raad stelt het rapport vast. Zoals eerder vermeld worden hiervoor van rijkswege indicatoren voorgeschreven. Van belang is ook dat de maatschappelijke effecten van het jeugdzorgbeleid in beeld komt. De gemeenten HSSM willen deze effecten in beeld brengen aan de hand van een Maatschappelijke Kosten- Batenanalyse (MKBA). Een MKBA kan aangeven of een investering in een bepaald project maatschappelijk gezien al dan niet de juiste keuze is. Tevens kan het aangeven welk alternatief het beste is. Het stelt beleidsmakers in staat om objectief naar nieuwe projecten te kijken en maakt het voor niet-deskundigen mogelijk om besluiten beter te begrijpen. 23
23
Bijlage 1: -
-
-
-
-
-
Begrippenlijst
AMK: Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, onderdeel van BJZ. AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Zorgt voor vergoeding van kosten die gemaakt moeten worden bij langdurige ziekte, handicap of ouderdom. Binnen BJZ is AWBZgefinancierde indicatie mogelijk bij jeugdigen met psychiatrische problemen. (zie ook Indicatie) BJZ : Bureau Jeugdzorg. Casemanagement: het voeren van regie op hulpverlening. Ook wel: toezien of de hulp die nodig is ook daadwerkelijk geboden wordt. CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin Gedwongen kader: begeleiding waar een rechterlijke uitspraak aan ten grondslag ligt, bijv. OTS, voogdij of jeugdreclasseringsmaatregel. Gezinsplan: plan van aanpak hulpverlening dat met het hele gezin samen wordt gemaakt. GGZ: Geestelijke GezondheidsZorg Indicatie: verklaring die recht geeft op hulp en/of ondersteuning en/of (gedeeltelijke) financiële middelen daarvoor. BJZ geeft indicaties af en organiseert de daarbij behorende hulp. Jeugdreclassering (afk: JR): begeleiding van BJZ op basis van uitspraak rechter, voor jongeren die met justitie in aanraking zijn gekomen. Doel is recidive voorkomen en herintegratie bevorderen. OTS: ondertoezichtstelling. Een jeugdbeschermende maatregel waarbij een kinderrechter besluit dat (een) ouder(s) niet zelfstandig zijn opvoedingstaak mag uitvoeren, omdat er grote zorgen zijn om de kinderen. Een jeugdbeschermer zal vanaf dan toezicht houden op de verzorging en opvoeding van de kinderen. Bij een OTS wordt een kind vaak ook uit huis geplaatst. Raadsonderzoek: onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. RvdK Raad voor de Kinderbescherming Screening: bepaling van de hulpvraag met verwijzing naar daarbijhorende hulpaanbod. Transitie: wijziging van jeugdzorgstelsel, ook wel: overheveling van jeugdzorg naar gemeenten per 1 januari 2015. UHP: uithuisplaatsing Voogdij (afk.: VGD): als ouders de opvoeding niet meer kunnen of mogen uitvoeren, krijgen kinderen door de rechter een voogd aangewezen. De voogd neemt dan verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van de kinderen van de ouders over en wordt de wettelijke vertegenwoordiger van het kind. Een voogd kan een natuurlijk persoon zijn, maar ook een organisatie als BJZ. ZAT: Zorg Advies Team
24
24
Bijlage 2 Internationaal verdrag inzake de rechten van het Kind Relevante artikelen uit het Internationaal verdrag inzake de rechten van het Kind Artikel 12 Participatie en hoorrecht Het kind heeft recht om zijn of haar mening te geven over alle zaken die het kind aangaan. De overheid zorgt ervoor dat het kind die mening kan uiten en dat er naar hem of haar wordt geluisterd. Dit geldt ook voor gerechtelijke en bestuurlijke procedures. Artikel 14 Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst Het kind heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst en de vrijheid deze te uiten. De overheid respecteert de rechten en plichten van ouders en voogden om het kind te (bege)leiden bij de uitoefening van dit recht op een manier die past bij zijn of haar leeftijd en ontwikkeling. Artikel 18 Verantwoordelijkheden van ouders Beide ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Het belang van het kind staat hierbij voorop. De overheid respecteert de eerste verantwoordelijkheid van ouders en voogden, geeft hen ondersteuning en creëert voorzieningen voor de zorg van kinderen, ook voor kinderopvang als de ouders werken. Artikel 19 Bescherming tegen kindermishandeling Het kind heeft recht op bescherming tegen alle vormen van lichamelijke en geestelijke mishandeling en verwaarlozing zowel in het gezin als daarbuiten. De overheid neemt maatregelen ter preventie en signalering hiervan en zorgt voor opvang en behandeling. Artikel 23 Kinderen met een handicap Een kind dat geestelijk of lichamelijk gehandicapt is, heeft recht op bijzondere zorg. De overheid waarborgt het recht van het gehandicapte kind op een waardig en zo zelfstandig mogelijk leven waarbij het kind actief kan deelnemen aan de maatschappij en zorgt voor bijstand om de toegang tot onder meer onderwijs, recreatie en gezondheidszorg te verzekeren. Artikel 25 Uithuisplaatsing Een kind dat uit huis is geplaatst voor zorg, bescherming of behandeling van zijn of haar geestelijke of lichamelijke gezondheid, heeft recht op een regelmatige evaluatie van zijn of haar behandeling en of de uithuisplaatsing nog nodig is. Artikel 28 Onderwijs Het kind heeft recht op onderwijs. Basisonderwijs is voor ieder kind gratis en verplicht. De overheid zorgt ervoor dat het voortgezet - en beroepsonderwijs toegankelijk is voor ieder kind, in overeenstemming met zijn of haar leerniveau. De overheid pakt vroegtijdig schooluitval aan. De handhaving van de discipline op school moet de menselijke waardigheid en kinderrechten respecteren. International samenwerking is nodig om analfabetisme te voorkomen. Artikel 34 Seksueel misbruik Het kind heeft recht op bescherming tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. De overheid moet maatregelen nemen om kinderprostitutie en kinderpornografie te voorkomen. Artikel 40 Jeugdstrafrecht Ieder kind dat verdacht, vervolgd of veroordeeld wordt voor een strafbaar feit heeft recht op een pedagogische behandeling die geen afbreuk doet aan de eigenwaarde en de menselijke waardigheid van het kind, die rekening houdt met de leeftijd van het kind en die de herintegratie en de opbouwende rol van het kind in de samenleving bevordert. Ieder kind heeft recht op een eerlijk proces en op juridische bijstand. De overheid houdt kinderen zoveel mogelijk buiten strafrechtelijke procedures. Voorbehoud: in Nederland krijgt een kind bij lichte overtredingen soms geen juridische bijstand
25
25
Bijlage 3:
Functioneel Model Groningen
Onder het functioneel model verstaan we een model waarin de doelen, taken en functies binnen het nieuwe jeugdstelsel in hun onderlinge samenhang zijn beschreven. Het model is een kader dat ons helpt om heldere afspraken te maken over de wijze waarop we signaleren, adviseren, ondersteunen, verwijzen, diagnosticeren en het bieden van specialistische expertise vorm kunnen geven. Het functioneel model is een gemeenschappelijk vertrekpunt en dient als basis om de dialoog met uitvoeringspartners te voeren. Het geeft richting aan de herinrichting van het huidige veld. Met het uitwerken van dit model willen we: • • • • • •
inzicht geven in de wijze waarop we -op hoofdlijnen- lokaal, per gemeente, de zorg voor kinderen en hun ouders vorm geven; inzicht bieden in de wijze waarop de (specialistische) zorg (die we gezamenlijk regionaal gaan organiseren) hierop kan aansluiten; inzicht geven hoe we de samenhang en afstemming met passend onderwijs willen uit werken; inzicht geven in de wijze waarop we de toegang tot deze zorg gaan organiseren; een kader creëren voor pilots om te experimenteren met de beoogde werkwijze en deze te kunnen monitoren Een kader bieden dat gemeenten en de zorgaanbieders in staat stelt om de zorg continu te verbeteren en dat aanstuurt op een steeds beter kosten-baten verhouding van de zorg voor de jeugd.
De lokale inrichting van het jeugdstelsel gaat als het ware hand in hand met de meer regionaal georganiseerde specialistische hulp. Ze werken complementair. Om dit daadwerkelijk te kunnen laten functioneren zijn enkele gemeenschappelijke afspraken en spelregels nodig. We nemen in acht dat de feitelijke organisatie en inrichting van de toegang naar zorg uiteindelijk een lokale verantwoordelijkheid is. Schaalniveau voor de uitvoering van de zorg Een belangrijk onderdeel is de uitwerking van het schaalniveau waarop de verschillende soorten zorg bij de Groninger gemeenten wordt georganiseerd. Twee uitgangspunten daarbij, die voortkomen uit de opbrengsten van de routekaart en het daaropvolgende collegebesluit, zijn: 1. Lokaal wat lokaal kan, regionaal wat moet. Dit betekent dat het regionale pakket aan ondersteuning en zorg niet groter is dan strikt noodzakelijk en in samenhang met de lokale ondersteuning en zorg georganiseerd wordt. 2. Bij de zorgvormen die regionaal en bovenregionaal georganiseerd (en ingekocht) gaan worden, zoeken we een vorm van onderlinge solidariteit. De inhoudelijke opgave: verandering van het jeugdstelsel Het huidige jeugdstelsel is ingedeeld in verschillende sectoren. Deze sectoren kennen verschillende wetten, regels, financiering, bekostigingsregels en indiceringen. De jeugdzorg is momenteel nog ingedeeld naar zorgniveau, oplopend naar zorgzwaarte. Tussen deze niveaus zitten schotten met poortwachters en indicatieorganen die ervoor moeten zorgen dat ieder kind de juiste hulp krijgt en eveneens moet voorkomen dat er te veel dure zorg geconsumeerd 26
26
wordt. Gebleken is dat dit systeem niet goed werkt. Kinderen krijgen niet altijd die hulp die ze moeten krijgen, sommige kinderen krijgen te laat hulp of er wordt hulp geboden die eigenlijk te licht of juist specialistisch is. Bovendien schort het aan de samenhang van diverse hulpvormen die er bij meervoudige problematiek in een gezin plaats vindt. Poortwachters beoordelen nu nog teveel op afstand (soms slechts op basis van een papieren dossier) en te zeer op basis van momentopnamen. Daarnaast blijkt dat als gezinnen eenmaal in zorg zijn er vrijwel geen controle meer is. Oplossingen voor problemen waar gezinnen mee te maken hebben worden nog te weinig gezocht in de directe sociale omgeving waarin de kinderen opgroeien. Al deze knelpunten gezamenlijk kennen een kosten opdrijvend effect, waardoor het huidige stelsel financieel niet meer houdbaar is. Uitgangspunten voor de inrichting van het functioneel model In februari 2013 hebben de Groninger gemeenten de eerste contouren, en hiermee de ambities ten aanzien van de inrichting van het jeugdstelsel vastgesteld: • • • • • • • •
We werken aan de versterking van de (pedagogische) civil society; We zorgen voor goede en voldoende (sterke) basisvoorzieningen; We werken met een gezamenlijk signaleringsproces; Gemeenten organiseren de basiszorg lokaal en zetten generalisten (ook wel doe teams genoemd) in bij de uitvoering van zorg; Aanvullend op de basiszorg is de flexibele schil (ook wel expertteams genoemd); We ontwikkelen zoveel mogelijk een uniforme werkwijze bij de brede intake, casusregie en doorzettingsmacht; De specialistische hulpvormen organiseren we zoveel mogelijk in de eigen omgeving; soms in speciale voorzieningen; Gedwongen kader, hoog-specialistische voorzieningen crisisopvang en 24-uurshulp organiseren we regionaal.
Hieraan hebben wij de volgende ambities toegevoegd. • • • • • • • • • •
We zorgen voor preventie en gaan uit van de eigen kracht van jeugdigen, ouders en het sociale netwerk; We willen minder snel medicaliseren, meer ontzorgen en normaliseren van dagelijkse opvoedingsvraagstukken; We bieden eerder (jeugd)hulp op maat bieden voor kwetsbare kinderen en gezinnen; We bieden (vroegtijdiger) integrale hulp met betere samenwerking rond gezinnen on der het motto: één gezin, één plan, één regisseur; We zetten in op minder dwang en drang; We bieden meer ruimte voor professionals en zorgen voor vermindering van regeldruk; We zetten in op een betere kosten- en batenanalyse bij inzet van zorg ; We kiezen voor de meest effectieve interventies of behandeling op basis van deskundi ge triage; We gaan gericht resultaten en ontwikkelingen monitoren (zonder direct weer nieuwe regeldruk te organiseren); We zetten in op de inrichting van het functioneel model en de bijbehorende cultuurver andering die dit vraagt van organisaties en professionals. We volgen de voortgang van deze innovaties. 27
27
•
We zorgen voor een adequate afstemming met het onderwijs en voor de samenhang in zorg die we geven aan jeugdigen en gezinnen; • We zorgen voor een optimale samenwerking met de huisarts, waar het gaat om de doorverwijzing en zorg die geboden wordt aan kinderen en gezinnen. Dit zijn de uitgangspunten voor het functioneel model jeugdzorg. Onderdelen hiervan zullen lokaal of door samenwerkende gemeenten worden ingevuld, waardoor er ook verschillen tussen de deelnemende gemeenten zullen ontstaan. Een ander deel betreft inrichtingskeuzes die betrekking hebben op het regionale deel van het jeugdstelsel, waarvoor we als gemeenten gezamenlijk de uitvoering gaan regelen. Beschrijving van het functioneel model We willen met de herinrichting van het nieuwe jeugdstelsel realiseren dat efficiënte en effectieve jeugdhulp dichtbij kinderen en ouders geboden wordt. We richten de voorzieningen in op drie niveaus (zie ook bijlage 2). Ieder niveau kent enkele pijlers en organisatievormen waarin de verschillende functies worden uitgevoerd. Niveau 1: Het gewone opgroeien en opvoeden (positief jeugdbeleid) Met als pijlers: 1. positief opgroeien en opvoeden; 2. de pedagogische civil society; 3. sterke basisvoorzieningen. Niveau 2: Opgroeien en opvoeden ondersteunen Met als pijlers: 4. gemeentelijke basiszorg (teams of netwerken) van samenwerkende T-shaped professionals (generalisten met een specifieke deskundigheid); 5. expertisepool; 6. flexibel aanbod. Niveau 3: Opgroeien en opvoeden met intensieve ondersteuning en zorg en bescherming Met als pijlers: 7. specialistische zorgtrajecten ; 8. voorzieningen voor kinderen die (tijdelijk) niet (meer) thuis wonen; 9. speciale veiligheidsfuncties. Elk niveau van voorzieningen bouwt voort en sluit nauw aan bij de werkzaamheden van een ander niveau. Dit betekent dat de activiteiten geen geïsoleerd karakter kennen. De uitdaging door de niveaus heen is voortdurend de synergie te vinden. Hierdoor kan de hulp en ondersteuning gerealiseerd worden, die leidt tot een effectieve en efficiënte jeugdhulp, snel en zo veel mogelijk dichtbij. En uiteindelijk moet leiden tot minder gebruik van specialistische zorg op termijn. De schakelfuncties tussen de verschillende niveaus beschrijven we apart in hoofdstuk 2.4. Opbouw 28
28
Per niveau beschrijven we eerst kort algemeen de algemene kenmerken van het niveau. Daarna geven we een weergave van elke pijler die bij het niveau behoort. Daarna benoemen we de rol en taken die de gemeente heeft bij het inrichten van deze niveaus, waarbij een onderscheid aangegeven is of het een lokale gemeentelijke taak is of een bovenlokale verantwoordelijkheid. Dit laatste heeft consequenties voor de bekostiging, de inkoop en verantwoording. (Hoog) gespec. zorg + JB en JR Flexibele zorg
Pedagogische civil society Basisvoorzieningen Basiszorg
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Het gewone opgroeien en opvoeden
Opgroeien en opvoeden ondersteunen
Opvoeden en opgroeien met intensieve ondersteuning en zorg
29
29
Niveau 1 Het gewone opgroeien en opvoeden We willen een kwalitatief goede leefomgeving realiseren waarin kinderen en jongeren opgroeien. Kinderen en de gezinnen waarin ze groot worden, functioneren het beste in een gemeenschap: een sociale en pedagogische omgeving waarbinnen het goed opgroeien en opvoeden is. Samen met maatregelen voor het versterken van de (pedagogische) civil society (zie pijler 2) dragen gemeenten bij aan het creëren van een goed opvoedklimaat van de algemene jeugdvoorzieningen (zoals kinderopvang, vve voorzieningen, onderwijs, sport- en culturele voorzieningen buurthuis, speeltuinen, kinderactiviteiten) en vermindering van problemen bij opgroeien en opvoeden. Pijler 1: Positief opvoeden en opgroeien Ieder kind krijgt de kans om zich (naar vermogen) te ontwikkelen tot een zelfredzame volwassene, die zich kan inzetten voor zijn omgeving en maatschappij. Dit betekent een focus op kansen; een gezonde positieve ontwikkeling, de mogelijkheid een opleiding af te maken, talentontwikkeling en participatie in de samenleving. De ouders zijn het belangrijkste baken in de ontwikkeling van het kind. Zij zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind. Ouders voeden op vanuit eigen kracht en kunde en hebben een eigen normen en waardenkader. Het is belangrijk dat ouders de mogelijkheid hebben en houden om dit te kunnen doen en hierover in hun directe omgeving en samen met anderen van gedachten kunnen wisselen. Vragen over de opvoeding horen erbij en dienen niet direct geproblematiseerd te worden. Internet is een belangrijke bron van informatie voor ouders en jongeren voor het verkrijgen van informatie over opvoeden en opgroeien. Via internet kunnen jeugdigen en ouders zeer laagdrempelig informatie, advies en voorlichting krijgen. Voor jongeren maken sociale media een wezenlijk onderdeel uit van hun sociale omgeving. De (digitale) beschikbaarheid van betrouwbare informatie over opvoeden en opgroeien is daarom een belangrijke voorziening. Dat kan via het huidige CJG, maar ook via de reguliere instellingen is veel (digitale) informatie beschikbaar. Pijler 2: De pedagogische gemeenschap; ingebed in de samenleving Het fundament van het functioneel model wordt gevormd door de pedagogische gemeenschap. De pedagogische gemeenschap gaat uit van een samenleving waarin ouders samen met andere mensen die betrokken zijn bij het opgroeien en opvoeden van kinderen gezamenlijk verantwoordelijk zijn. In een goed functionerende pedagogische gemeenschap (of beter civil society) bestaat er bij burgers de bereidheid om in de eigen sociale netwerken en in het publieke domein de verantwoordelijkheid rond het opgroeien en opvoeden van kinderen te delen. Ouders, jongeren en buurtbewoners, maar ook bijvoorbeeld familieleden, leraren, en sportcoaches. Kortom: burgers zijn op zo'n manier onderling betrokken dat het bevorderend is voor het opvoeden en opgroeien van kinderen en jeugdigen. De rol van andere opvoeders is voor de ontwikkeling van kinderen van groot belang. Zij kennen de kinderen en de ouders, steunen ouders bij dagelijkse opvoedtaken en –vragen, en bij problemen signaleren zij vaak als eerste dat er iets aan de hand is. Zij vormen dan ook belangrijke samenwerkingspartners voor professionals die hulp verlenen aan kinderen en hun ouders. Voor jongeren zijn ook de sociale media een wezenlijk onderdeel van de sociale omgeving. De uitdaging is om de sociale samenhang en veerkracht te versterken zodat ouders, jeugdigen, scholen, wijken en dorpen problemen kunnen voorkomen, klein houden en zoveel mogelijk zelf oplossen. Dit vraagt inzicht per dorp/wijk over welke kansen en risico’s er liggen voor de ontwikkeling van kinderen. Pijler 3: Sterke collectieve (basis)voorzieningen 30
30
Onder basisvoorzieningen verstaan we die voorzieningen waar vrijwel alle ouders en kinderen komen. Denk daarbij aan kinderopvang, vve voorzieningen, peuterspeelzalen, scholen, naschoolse opvang, huisartsen en andere laagdrempelige voorzieningen in de gezondheidszorg. Maar ook sport, welzijnswerk of bijvoorbeeld scouting. Basisvoorzieningen zijn in de basis vrij toegankelijk (niet altijd gratis) en hebben een regulier aanbod, inclusief preventieve programma’s. Deze basisvoorzieningen versterken de eigen kracht van jeugdigen en hun ouders en bevorderen direct of indirect de zelfredzaamheid. De basisvoorzieningen helpen kinderen zich verder te ontwikkelen tot participerende (jong)volwassenen. Als hierbij problemen ontstaan proberen zij deze zo klein mogelijk te houden. De pedagogische kwaliteit van de professionals in deze collectieve basisvoorzieningen draagt bij aan een goede ontwikkeling van kinderen en het zoveel mogelijk voorkomen van eventuele problemen. Van alle basisvoorzieningen nemen onderwijs en kinderopvang een speciale positie in. Kinderen brengen veel tijd door op school en van het onderwijs verwachten wij dat zij kinderen toerusten om een positie te verwerven in onze samenleving. Eventuele knelpunten moeten snel worden opgepakt en besproken. Scholen, speelzalen en kinderopvang zijn zelf verantwoordelijk voor een goed functionerende (interne) zorgstructuur. Als opvoeden en opgroeien niet soepel verloopt en de eigen sociale omgeving daarbij onvoldoende steun kan bieden, bieden professionals in de basisvoorzieningen (leerkrachten, leidsters in kinderopvang, jeugd- en sportvoorzieningen) ,waar gewenst ondersteund door basiszorg (zie niveau 2), kinderen, jongeren en ouders, snel passende ondersteuning. In het nieuwe jeugdstelsel vragen wij van basisvoorzieningen dat zij meewerken aan het versterken van de eigen kracht, het stimuleren van sociale netwerken en dat zij preventie en vroegsignalering opnemen in hun reguliere werkzaamheden. Vroegsignalering dient echter niet te uit te groeien tot onnodige problematisering en etikettering. Hierover gaan gemeenten met basisvoorzieningen in gesprek en indien noodzakelijk (en mogelijk) wordt dit ook opgenomen in de opdracht verlening of subsidiebeschikkingen. Niveau 2 Opgroeien en opvoeden ondersteunen Soms verloopt de gewenste ontwikkeling van kinderen niet goed, of zijn er veel vragen of problemen bij de opvoeding. Dan is het van belang dat deze vragen of problemen adequaat worden opgepakt. In het nieuwe jeugdstelsel is jeugdhulp voor een belangrijk deel ingebed in de basisinfrastructuur in de gemeente (dorpen en wijken). Hierdoor kan de gewenste ondersteuning en hulp zo dicht mogelijk bij het kind worden aangeboden, optimaal afgestemd op de situatie van het gezin. Niet het aanbod, maar de vragen en mogelijkheden en behoeften van het kind (systeem) vormen bij het uitvoeren van de ondersteuning het uitgangspunt. Bij gezinnen waar meerdere problemen op diverse leefgebieden spelen kan het nodig zijn om de regie te organiseren. . De gewenste integrale hulp verlenen we vanuit het principe één gezin, één plan, één regisseur. Binnen ons ontwerp vormen zogeheten T-shaped professionals (of generalisten) de spil in het jeugdstelsel. Een T-shaped professional is goed in haar/zijn vak en combineert dit met generieke vaardigheden, kennis en attitude: het opschorten van oordelen, met nieuwsgierigheid, eigen grenzen kennen, over grenzen durven kijken, samenwerking zoeken als het nodig is. Het ligt voor de hand om werkzaamheden van deze professionals in teams te bundelen. Maar het is aan gemeenten zelf om te bepalen of men deze bundeling wenst en op welke wijze en hoe breed de samenstelling van een dergelijk teams worden ingericht: 31
31
bijvoorbeeld voor alleen jeugd en gezin, via een CJG, een wijkteam voor de gehele bevolking, een multidisciplinair team voor een regio etc. Wij spreken daarom over basiszorg. Naast deze professionals vormen ook de huisartsen een belangrijke schakel in het jeugdstelsel, vooral als het gaat om de samenhang tussen somatische, psychiatrische en psychosociale hulp. Pijler 4: Basiszorg: functies, triage en schakelen en overige (rand)voorwaarden Elke gemeente zorgt ervoor dat basiszorg voor jeugdigen en hun ouders beschikbaar is. Basiszorg omvat in elk geval de volgende functies met betrekking tot jeugd en gezin, die in de wet zijn vastgelegd: 1. Informatie bieden en advies geven,; 2. Activering; 3. Ontmoeting; 4. Signalering; 5. Vraaganalyse; 6. Triage; 7. Toeleiding; 8. Bieden van ondersteuning en ambulante hulp; 9. Zorgcoördinatie (casus en procescoördinatie); 10. Monitoring. De ondersteuning en programma’s die geboden worden vanuit de basiszorg, delen de eigenschap dat het gaat om het versterken van het zelf oplossend vermogen van jeugdigen en (beroeps)opvoeders en hun sociale netwerk en in hun eigen omgeving (het gezin, de kinderopvang, de school). Kortdurende ondersteuning en ambulante jeugdhulp kan door deze professionals zelf gegeven worden. De professionals die basiszorg bieden hanteren het principe van voorkantsturing. Dit betekent dat één professional alle activiteiten en interventies coördineert2. Gemeenten beslissen zelf op welke wijze men de basiszorg gaat organiseren: vanuit een basisteam dan wel een netwerk. Er kunnen verschillende verschijningsvormen zijn zoals een multidisciplinair team een CJG, een sociaal team of bestaat uit meerdere clusters van werkzaamheden. Welke expertise nodig is, is mede afhankelijk van wat nodig is in een wijk/dorp en waar de kansen en problemen liggen. Omdat de basiszorg het fundament is van de transitie en transformatie jeugdzorg beschrijven we hieronder doelen waarop de activiteiten en functies van de basiszorg gericht moeten zijn. Vervolgens benoemen we enkele specifieke voorwaarden. Deze functies gelden specifiek voor de transitie en transformatie van de jeugdzorg en spelen geen rol bij de keuzes die gemeenten maken ten aanzien van de vorm waarin ze de basiszorg willen organiseren. Minimale functies: 1. De basiszorg draagt bij aan de doelen van de nieuwe jeugdwet: a. Het voorkòmen en de vroege signalering van en vroege interventies bij opgroei, opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen; b. Het versterken van het opvoedkundig klimaat in gezin, buurt en sociale omgeving, scholen, kinderopvang en speelzalen 32
32
2.
c. Het bevorderen van de opvoedingsvaardigheden ouders, zodat zij in staat zijn hun verantwoordelijkheid te dragen; d. Het inschakelen, herstellen en versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, zijn ouders en de sociale omgeving; e. Het bevorderen van de veiligheid van de jeugdige in de opvoedsituatie waarin hij opgroeit en: f. Integrale hulp aan de jeugdige en zijn ouders indien er sprake is van multiproblematiek; De basiszorg omvat het basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (het actief en op initiatief van de JGZ beschikbaar stellen van vaccinaties screenen, informatie, advies en consultatie).
Specifieke voorwaarden In elke gemeente zijn jeugd- en gezinsgeneralisten (of T-shaped professionals) beschikbaar met de volgende deskundigheid, vaardigheden en competenties. Het gaat om professionals die: De pedagogische basiskennis hebben om jeugdigen en gezinnen adequaat te • ondersteunen; • Problemen vroegtijdig kunnen signaleren en hiernaar kunnen handelen; Samen met het gezin bepalen welke ondersteuning nodig is en op welke domeinen • (hierbij is integrale samenwerking binnen de verschillende leefgebieden noodzakelijk); • In de context van het gehele gezin een gezinsplan kunnen opstellen, meewerken aan de ondersteuning en organiseren dat er passende aanvullende zorg komt indien nodig (snel en adequaat) kunnen opschalen; • Veiligheidsvraagstukken (her)kennen en weten hoe te handelen; • Vraagstukken voorkomend uit psychologische, psychiatrische en k verslavingsproblematiek en (licht) verstandelijke beperkingen bij jeugdigen kunnen herkennen en beoordelen en kunnen inschatten welke aanvullende zorg of specialismen binnen de context van een specifiek gezin nodig zijn; Beschikken over de kennis en ervaring die nodig is om regie te voeren over zorg, • inclusief de hulp die aanvullend op de basiszorg geleverd wordt (zorgcoördinatie). • Deze T-shaped professionals weten op elk van genoemde gebieden genoeg om veel voorkomende vragen zelf te beantwoorden, een specialist uit de expertisepool te laten aanschuiven of door te verwijzen. Afhankelijk van de schaalgrootte zijn deze professionals structureel onderdeel van de basiszorg, dan wel zijn zij voor een afgesproken omvang inzetbaar . Overige voorwaarden die we aan de basiszorg stellen: 1. Vanuit de basiszorg wordt altijd eerst samen met het kind en de ouders gekeken wat de vraag is, wat het gezin zelf kan doen en welke rol het eigen netwerk hierin kan spelen. Bij het bieden van hulp wordt de volgende volgorde aangehouden: zelfregie, netwerk, collectieve voorziening, individuele voorziening, en werkend vanuit het principe van stepped care3. De ondersteuning is in dit getrapt systeem dus vooral gericht op activeren en versterken van de eigen kracht en de sociale omgeving. De uitvoering gebeurt dichtbij kinderen en gezinnen, bijvoorbeeld op school of in de wijk. Professionals zorgen voor de verbinding met het (passend) onderwijs. Kennis en kunde wordt op die manier toegevoegd aan de gewone leefmilieus; 33
33
2.
3.
4.
Indien lichte vormen van hulp onvoldoende resultaat leveren, schuiven kinderen niet zonder meer door naar de volgende hulpverlening. Eerst worden specialistische deskundigen geconsulteerd om te kijken wat er nodig is. Hulp wordt samen met ouders/gezinnen ingeschakeld vanuit de zogenaamde “wraparound4” benadering; Voor het bieden van kortdurende hulp en ondersteuning is geen diagnose of zorgzwaarte nodig (zoals we deze in het oude stelsel wel kennen). Voor ingewikkelde (langdurige) hulp en zorgvragen wordt aanvullende hulp vanuit de flexibele schil of het specialistisch aanbod ingezet. Wanneer extra expertise nodig is en op welke wijze deze beoordeling plaats zal vinden moet nog verder uitgewerkt worden (mede afhankelijk van de jeugdwet); De professionals zorgen voor de borging van de ontwikkeling en veiligheid van betrokken jeugdigen.
Schakelfuncties en triage naar niet vrij toegankelijke hulp Toeleiding naar hulp organiseren we dicht bij de dagelijkse opvoedpraktijk. Veel hiervan kan vanuit de basiszorg uitgevoerd worden, mits deze bemenst is met de juiste professionals die een goede inschatting kunnen maken van het functioneren van jeugdige, opvoeders, het gezinssysteem en netwerk en de onderlinge interactie. Zoals beschreven kunnen deze professionals gebruik maken van een expertpool (zie pijler 5) om hen te helpen deze inschatting goed te maken, als hiertoe specifieke kennis wenselijk is. Het goed inschatten van de eigen kracht, de mogelijkheden en beperkingen van jeugdige, de ouders, het gezinssysteem is noodzakelijk om een juiste afweging te maken voor de in te zetten ondersteuning. Deze triage is van belang bij zowel de start van de hulpverlening maar ook gedurende de hulpverlening. Vragen als: ‘is deze inzet het meest passend, is deze inzet effectief en succesvol’, dienen doorlopend gesteld te worden. De triage is een continu doorlopend proces. Hierbij is het nodig informatie te verzamelen voor de probleemverheldering en de mogelijk in te zetten ondersteuning. De afweging voor ondersteuning vindt plaats aan de hand van het zogenaamde ‘stepped care model’, er wordt gestart met de minst intensieve en meest effectieve ondersteuning. Soms gaat het om een toeleiding naar niet vrij toegankelijke hulp. Hiervoor zal de gemeente vanuit het jeugdhulpbeleid criteria moeten opstellen. We streven ernaar om deze criteria in de Groninger gemeenten gemeenschappelijk te formuleren, zodat er de rechtsgelijkheid voor kinderen zo groot mogelijk is. Aan de professionals die besluitvorming over niet vrij toegankelijke hulp kunnen doen, stelt de wet enkele voorwaarden. Huisartsen en jeugdartsen, kinderartsen en hiertoe bevoegde professionals uit de basiszorg mogen de afweging en het besluit tot verwijzing maken. Vooral huisartsen hebben een belangrijke schakelrol in het jeugdstelsel, vooral als het gaat om de samenhang tussen somatische, psychiatrische en psycho-sociale hulp. Zij kunnen vanuit de basis-GGZ zelf hulp organiseren of verwijzen naar de specialistische GGZ en andere specialistische jeugdhulpfuncties en ander aanbod. Met huisartsen maken gemeenten afspraken over het beschikbare volume van het jeugdhulpbudget en informeren hen over de lokaal beschikbare jeugdhulp. In ons model zijn er dus drie schakelpunten: 1. Het eerste meer generalistische schakelpunt in de basiszorg waar met ouders of jongeren gesproken wordt en waar nodig vrij toegankelijke ondersteuning wordt afgesproken. 34
34
2. Het tweede schakelpunt is een meer specialistisch schakelpunt (waar opnieuw ouders en jongeren nadrukkelijk betrokken zijn), waar overstijgende expertise vanuit de expertpool wordt ingezet met een triagefunctie, en die ook kan voorzien in een kort consult of een gerichte diagnose, dan wel inzet van gespecialiseerde zorg (zoals opname of plaatsing in een intramurale voorziening dan wel inzet van niet vrijwillige hulp). 3. De huisarts, waar kinderen en ouders met (psycho)somatische, psychiatrische of andere vragen terecht kunnen. Pijler 5: Expertpool Een expertpool van professionals kan een bijdrage leveren aan het beantwoorden van vragen en het oplossen van de complexe gesignaleerde problemen van jeugdigen en ouders. Wat betreft de basiszorg gaat het om diagnostiek die niet kan worden geleverd door de professionals in de basiszorg. Soms missen zij de specialistische kennis om complexere problematiek te kunnen goed in te kunnen inschatten dan wel te kunnen diagnosticeren (met name op het gebied van psychiatrie, verslaving, verstandelijke beperking en ernstige gedragsproblemen, ,aar ook ernstige kinderproblematiek in combinatie met persoonlijke problematiek van opvoeder en problemen in het gezinssysteem). Denk hierbij bijvoorbeeld aan de deskundigheid van kinder- en jeugdpsychiatrie, orthopedagogen en GZ psychologen, experts op het gebied van verstandelijke beperking, gedragsproblemen of op het gebied van gedwongen hulpverlening en het veiligheidsdomein. Deze inzet kan worden geleverd door een individuele specialist die op afroepbasis beschikbaar is of door een vast diagnostisch team. Deze professionals fungeren in eerste instantie als klankbord voor de basiszorg, zodat de basiszorg in staat gesteld wordt zelf een goed oordeel te vellen over eventuele doorverwijzing. De expertpool is lokaal beschikbaar, vanuit een samenwerkingsverband van gemeenten, dan wel vanuit een regionaal georganiseerde expertpool van specialisten die als ‘flexibele schil’ rondom de basiszorg functioneert. De bijdragen van de expertpool bestaat in principe uit 3 te onderscheiden onderdelen: 1. Meewerken aan het in kaart brengen van (complexe) problematiek en het oplossingsgericht handelen. Dit is van belang bij zowel de start van de ondersteuning, als gedurende het ondersteuningstraject; 2. Een bijdrage leveren aan de deskundigheidsbevordering van de professionals werkend vanuit de basiszorg; Dit kan ook door middel van een vorm van training on the job, door specialisten uit de Jeugdzorg, J-GGZ of J-VB. 3. Advisering over de inzet van specialistische zorgtrajecten en niet vrij toegankelijke hulp. Ze zijn in staat om vraaggericht (onafhankelijk van de eigen organisatie) hierover te adviseren. Zie ook pijler 4: Basiszorg: Schakelfuncties en triage naar niet vrij toegankelijke hulp Pijler 6: Flexibel aanbod Het flexibel aanbod omvat het aanbod van diverse organisaties of personen die een aanvullend aanbod verzorgen op de ondersteuning vanuit de basiszorg. Het aanbod is derhalve afhankelijk van de lokale keuze voor instellingen in de flexibele schil. Het volume van ambulante jeugdhulp wordt bepaald door de vormgeving en uitvoering van de hulp vanuit de basiszorg van de gemeente. Afhankelijk van de keuzes die er lokaal of in regioverband gemaakt worden, zullen bepaalde vormen van ambulante zorg door specialistische organisaties geleverd worden: zoals specifieke diagnoses, uitvoeren van onderzoek, bieden van therapieën en behandelingen 35
35
gericht op jeugdige, de opvoeder dan wel het gezinssysteem en bepaalde specialistische groepsgerichte programma’s, of langdurige begeleiding (zoals we die in de huidige AWBZ kennen). De keuze voor welke instelling in de flexibele schil is mede afhankelijk van de problematiek of behoefte aan ondersteuning die zich voordoet in een gemeente, dorp of wijk. Het aanbod vanuit het flexibel aanbod wordt zoveel mogelijk in de sociale context van kinderen en hun opvoeders geboden. Bijvoorbeeld op de kinderopvang, de school of binnen het gezin. Het flexibel aanbod bestaat uit zowel vrij toegankelijke (al dan niet met eigen bijdrage) en niet vrij toegankelijke hulpverlening. Aanbieders voldoen aan gezamenlijk (regionaal en landelijke) op te stellen eisen. De manier waarop ouders en jeugdigen gebruik kunnen maken van dit aanbod zal verder worden uitgewerkt. De volgende onderdelen maken deel uit van het flexibel aanbod: Ambulante jeugdhulp Een belangrijk deel van de ambulante jeugdhulp zal vanaf 2015 vanuit de basiszorg en de flexibele schil aangeboden worden. Welke onderdelen onder het flexibel aanbod van de ambulante jeugdhulp gaat vallen werken we samen met de jeugdhulpaanbieders uit. Vanuit de flexibele schil kan zowel ambulante begeleiding en behandeling van jeugdigen en hun ouders geboden worden. Bijvoorbeeld indien er sprake is van ontwikkelings- en/of gedragsproblemen van de jeugdige. Ook kan er sprake zijn van huiselijk geweld, een vechtscheiding of een (ernstig) verstoorde balans tussen draagkracht en draaglast bij de opvoeders. Eerdere lichtere vorm(en) van ondersteuning uit de basisvoorzieningen hebben niet het gewenste effect bereikt. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om verschillende vaardigheidstrainingen, orthopedagogische of psychiatrische gezinsbehandeling, psycho-educatie, oudertrainingen, ‘ouderschap na scheiding’, coaching van leerkrachten en peuterspeelzaalleidsters etc. Functie begeleiding voor LVG en VB De functie begeleiding in de AWBZ was bedoeld om de zelfredzaamheid van personen te bevorderen, te behouden of te compenseren zodat een verblijf in een instelling zo lang mogelijk wordt uitgesteld of niet nodig is. Ditzelfde uitgangspunt staat ook aan de basis van het nieuwe jeugdstelsel. Begeleiding zal dus ook in het nieuwe jeugdstelsel een stevige plek moeten krijgen. Deze begeleiding kan worden gecoördineerd vanuit de basiszorg, vanuit het flexibele aanbod en vanuit afspraken die we maken met gespecialiseerde instellingen. We streven er naar dat de ambulante zorg en begeleiding aangeboden wordt in de dagelijkse leefomgeving van kinderen en gezin. Dat wil zeggen: thuis, op school of in een andere bekende omgeving. begeleiding in het nieuwe jeugdstelsel terug komen. Onderdeel hiervan vormt het Persoonsgebonden Budget. In het nieuwe jeugdstelsel hebben we te maken hebben met 25% minder beschikbaar geld voor de begeleiding. Hierdoor zullen gemeenten moeten bepalen welke activiteiten onder de die in het oude stelsel onder de AWBZ-begeleiding gefinancierd worden in het nieuwe jeugdstelsel terug komen en in hoeverre en op welke wijze gemeenten gebruik willen maken van een PGB-model. De criteria en procedure om begeleiding en kortdurend verblijf te faciliteren zullen gemeenten in een eigen verordening vastleggen. J-GGZ (ambulante onderdelen) 36
36
Ook meer specialistische en/of intensievere, behandelingen en diagnostiek bij kinderen en jongeren met psychische problemen kunnen vanuit de flexibele schil geleverd worden. De hulp is gericht op het verminderen van klachten van kinderen, maar ook aan het aanleren van oplossingsstrategieën waarmee kinderen, jongeren en hun ouders in de toekomst beter en zoveel mogelijk zelfstandig kunnen functioneren. Het zal dan gaan om de ambulante behandeling en diagnostiek van veel voorkomende (enkelvoudige ) psychische problemen zoals: angst- en stemmingsklachten, agressieproblemen, schoolvermijding, faalangst, verslavingsproblemen, gedragsproblematiek of ernstige dyslexie. Daarnaast kan het gaan om ernstige of levenslange ontwikkelingsproblemen zoals ADHD, autismespectrumstoornissen. Het kan ook gaan om een analyse en beoordeling van langdurige complexe gezins- en opvoedingssituatie om daarmee te komen tot een goed plan van aanpak. In overleg met de GGZ zorgaanbieders zullen we bepalen welk aanbod past in deze flexibele schil. Uitgangspunt is dat het vooral gaat om dat aanbod dat als interventie door de J-GGZ aanvullend in de basiszorg aangeboden kan worden. Ook programma’s die via scholen, kinderopvang of E-health worden georganiseerd passen in dit onderdeel. Gespecialiseerde interventies en trainingen Het kan ook gaan om (collectief) aanbod zoals specifieke ondersteuning bij pesten en kind en echtscheidings-problematiek of kinderen van ouders met psychiatrische problematiek dat niet standaard door de basiszorg geleverd kan worden.
37
37
Niveau 3 Opvoeden en opgroeien met intensieve ondersteuning en zorg Het derde niveau van het jeugdstelsel is dat van de gespecialiseerde ondersteuning en zorg voor jeugd en gezinnen. Niet alle specifieke ontwikkeling- en opvoedvragen van een kind(systeem) kunnen in de eigen leefomgeving worden beantwoord. Kinderen met complexe ontwikkelingsproblemen, psychiatrische problemen, een verstandelijke of lichamelijke beperking, ouders met verstandelijke beperking of problemen van de opvoeders die het onbedreigd opgroeien van een jeugdige belemmeren, vragen om gespecialiseerde hulp dan wel intensievere zorg. Bij deze kleinere groep van jeugdigen en gezinnen is sprake van een complexere vraag / grotere ondersteuningsbehoefte die zich vertaalt in de wens of noodzaak tot een meer intensieve en of langdurige interventie. Deze problemen kunnen niet alleen opgelost worden door inzet van de basiszorg of de aanvullende flexibele schil. Om deze reden is het nodig dat er specialistische zorg wordt ingeschakeld. Bij deze hulp kan ook dwang en drang bij komen kijken, hulp die soms door de kinderrechter wordt opgelegd. Deze gespecialiseerde voorzieningen zijn (met uitzondering van het AMHK waar iedereen zich kan melden) niet vrij toegankelijk. Vanwege de specialistische aanpak, de geringe aantallen jeugd en gezinnen (per gemeente) die hierbij betrokken zijn en het beschikbaarheidscriterium, organiseren we deze gespecialiseerde zorg regionaal. Ook vanuit het solidariteitsprincipe. Wel dient er altijd een verbinding te zijn met de basiszorg en is het streven dat afschaling, indien mogelijk, zo snel mogelijk plaats vindt. Dat deze vormen van hulp te specialistisch zijn om vanuit de basiszorg te organiseren wil niet zeggen dat deze hulp buiten het gezichtsveld van de basiszorg wordt geboden. Jeugdigen die tijdelijke hulp ontvangen buiten de dagelijkse omgeving van het gezin, keren (meestal) ook weer terug naar de hulp binnen de dagelijkse omgeving. Het is van belang de gespecialiseerde hulpverleners te laten aansluiten bij het bestaande netwerk en wanneer dat mogelijk is de zorgcoördinatie of casuscoördinatie voor het gezin altijd plaats te laten vinden vanuit de lokale basiszorg. Ook bij zwaardere vormen van hulp blijft het uitgangspunt het aanboren van de eigen kracht van ouders en jeugdigen, zoveel mogelijk in hun eigen omgeving. Indien mogelijk wordt de benodigde specialistische hulp ambulant gestart, om plaatsing in een voorziening voor dagbehandeling of residentiele voorziening te voorkomen dan wel te verkorten. Als de specialistische hulp afgerond is, dient er dan ook een vloeiende overgang te zijn naar de hulp die vanuit de basiszorg wordt geboden5. Pijler 7 Specialistische zorgtrajecten Het gaat hier om voorzieningen ten behoeve van kinderen van 0-18 jaar met ernstige, of dreigend ernstige, ontwikkeling- en gedragsproblemen al dan niet met een medische component. Het betreft voorzieningen voor kinderen die niet kunnen deelnemen aan de gewone basisvoorzieningen zoals de kinderopvang en onderwijs. Hierbij kan gedacht worden aan een Medisch Kleuterdagverblijf, speciale LVG naschoolse opvang of een voorschoolse groep voor kinderen met (L)VG problematiek. Deze vormen van zorg hebben een nauwe relatie met passend onderwijs. Kinderen die in deze voorzieningen behandeld worden, wonen gewoon thuis en zijn overdag (gedeeltelijk) bij de dagbehandeling. Ook hier geldt waar mogelijk kan de specifieke expertise ook worden ingebracht (bv via coaching) naar de scholen en kindercentra.
Pijler 8: Voorzieningen voor kinderen die (tijdelijk) niet (meer) thuis wonen; pleegzorg en Intramurale voorzieningen . 38
38
Wij streven ernaar dat jeugdigen zo kort mogelijk in een instelling verblijven en zoveel mogelijk in gezinsverband opgroeien. Toch zullen er ook altijd kinderen zijn die om verschillende redenen (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. Ouders kunnen vrijwillig meewerken aan deze situatie, maar er zijn ook situaties waarbij de rechter bepaalt dat een kind niet thuis kan wonen, omdat de opvoedsituatie niet veilig genoeg is voor de ontwikkeling van kinderen. Als gemeenten zijn we erop gericht om voldoende pleeggezinnen en gezinshuizen beschikbaar te hebben. Voor zeer ernstige (meervoudig) gehandicapte kinderen die levenslang in een instelling moeten verblijven, blijft de kern AWBZ gelden en deze gaan dus niet over naar de zorg van gemeenten. We onderscheiden de volgende vormen van dag- en nachtbehandeling voor vrijwillige en niet-vrijwillig uithuisgeplaatste kinderen: Pleegzorg en gezinshuizen In de pleegzorg groeien kinderen op in een gezin, maar niet bij de eigen ouders. Dit is de meest wenselijke situatie voor uithuisgeplaatste kinderen. Bovendien is het de goedkoopste variant. Binnen de Pleegzorg zijn er verschillende varianten: • Netwerkplaatsing (bij familie of vrienden van de eigen ouders) Normale bestandsplaatsing (plaatsing bij een geselecteerd vrijwillig pleeggezin) • • Gespecialiseerde bestandsplaatsing (plaatsing bij een geselecteerd vrijwillig pleeggezin waarbij aanvullende ondersteuning nodig is) Een professionele instelling verzorgt de werving en matching en de begeleiding van de pleeggezinnen. In gezinshuizen wonen kinderen in de setting van een gezin en krijgen hier professionele begeleiding. Meerdere uithuisgeplaatste kinderen kunnen in hetzelfde gezin worden opgevangen. Voor de pleegzorg en gezinshuizen geldt dat kinderen soms gespecialiseerde zorg nodig hebben op het terrein van psychische of psychiatrische ondersteuning of (L)VB. Deze ondersteuning zal voor deze jeugdigen en hun pleegouders beschikbaar zijn ongeacht de plek waar zij verblijven. Ook bij plaatsing in pleegzorg of een gezinshuis zal altijd mogelijke terugplaatsing naar biologische ouders worden onderzocht. Hierbij streven wij zoveel mogelijk naar samenwerking tussen onder meer jeugdzorg (L)VB en jeugd-GGZ (de zogenaamde multifocale zorg) na. Open intramurale voorzieningen en gesloten intramurale voorzieningen Deze zorg is bestemd voor kinderen en jongeren voor wie ambulante en semi residentiële hulp onvoldoende is en voor kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen, vanwege de ernst van de klachten of wanneer de ouders de zorg niet meer aankunnen. Het kan gaan om de zogenaamde topreferente en topklinische zorg, die ook bovenregionaal aangeboden kan worden. Daarnaast gaat het om de gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus), of een gesloten GGZ plek . Dit zijn vormen van behandeling voor jongeren met ernstige gedragsproblemen of ter bescherming van een ernstig onveilige situatie, die veelal bij machtiging van de kinderrechter worden geplaatst in een gesloten omgeving. We streven ernaar om deze voorzieningen zo mogelijk in de noordelijke regio (Groningen, Drenthe en Friesland) te organiseren.
39
39
Pijler 9 . Speciale veiligheidsfuncties: Meldpunt AMHK, Crisis, Toezicht en rechterlijke macht: jeugdbescherming en jeugdreclassering In dit cluster van voorzieningen zijn de onderdelen gebundeld die te maken hebben met de veiligheid van kinderen. Het betreft de volgende onderdelen: Advies en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling De gemeente krijgt de verantwoordelijkheid om bovenlokaal een advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling in te richten. Hierin worden de frontoffices van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en Steunpunten Huiselijk geweld verenigd. Dit nieuwe AMHK fungeert als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling en dient naar aanleiding van een melding te onderzoeken of er sprake is van kindermishandeling en zo nodig de hulpverlening op gang te brengen. Dit meldpunt is verankerd in de WMO. Alhoewel dit punt regionaal of bovenregionaal georganiseerd zal worden blijft het van belang om een goede lokale aansluiting in de wijk, dorp of gemeente te hebben. Het uitgangspunt moet zijn dat het AMHK ten alle tijden contact moet leggen met de basiszorg vanuit de gemeenten om gezamenlijk de juiste vorm van hulp te bepalen. De professional blijft eerste contactpersoon en is verantwoordelijk voor de inzet van de juiste zorg. Crisishulp 24 uur per dag zal er een crisisdienst paraat moeten zijn om bij actuele problemen direct in het gezin te stappen maatregelen te treffen, waar nodig in overleg met de burgemeester en de Raad voor Kinderbescherming. We willen vanaf 2015 de crisisdienst meer integraal aanbieden. Een crisisdienst voor de regio die 24 uur per dag paraat staat om direct bij noodsituaties bij kinderen, jongeren en gezinnen uit te kunnen rukken. De samenwerking met andere vormen van crisisdiensten in de regio zal verder onderzocht worden. De samenhang en afstemming met de lokale basiszorg is een voorwaarde. De zorg vanuit de crisishulp moet zo snel als kan overgedragen worden aan de basiszorg vanuit de gemeenten. Naast de crisisdiensten dienen er tevens mogelijkheden te zijn voor de inzet van spoedzorg, crisisplaatsing in pleeggezinnen dan wel crisisbedden in een residentiële voorziening Jeugdbescherming en jeugdreclassering De jeugdbescherming (JB) en de jeugdreclassering (JR) blijven ook na het ingaan van de nieuwe Jeugdwet aparte disciplines, met een geheel eigen werkwijze. Beide starten pas na een uitspraak van de kinderrechter. De uitvoering van de JB- en JR maatregelen zijn in de nieuwe Jeugdwet strikt gescheiden van het uitvoeren van jeugdhulp. De uitvoering van de maatregel wordt bij gecertificeerde instellingen belegd die zelf geen jeugdhulp mogen bieden. Jeugdbescherming: doel is het waarborgen van de kindveiligheid, wanneer het kind in gevaar komt door verwaarlozing of mishandeling. De kinderrechter bepaalt op advies van de Raad voor de Kinderbescherming of een gezin gedwongen hulp krijgt. Een dergelijke maatregel kan betekenen dat de ouder(s) (tijdelijk) geheel of gedeeltelijk het ouderlijk gezag over hun kind verliezen. Jeugdreclassering begeleid jongeren tussen 12 en 18 jaar, die een strafbaar feit hebben gepleegd. Doel hiervan is het voorkomen van recidive en het vergroten van maatschappelijke participatie. De rechter kan een jongere veroordelen tot een boete, taakstraf of detentie. Tijdens en na de rechtszaak krijgt de jongere begeleiding van jeugdreclassering, om hem of haar weer op het juiste pad te krijgen. Met de nieuwe jeugdwet is bepaald dat gemeenten deze taken door een gecertificeerde instelling moeten laten uitvoeren, die 40
40
regionaal werkt. Het blijft echter wel de ambitie van de Groninger gemeenten om de samenhang met de lokale aanpak en mogelijkheden sterk te verbinden. De samenwerking met de basiszorg in gemeenten, dorpen of wijken en het onderwijs is hierbij van groot belang. Op welke wijze dit dient plaats te vinden zal nog nader uitgewerkt moeten worden. Rol gemeenten Specialistische jeugdzorg wordt vooral regionaal of bovenregionaal georganiseerd. Dat heeft te maken met de gevraagde expertise voor een goede inkoop (vooral bij zeer gespecialiseerde voorzieningen), risicospreiding (opvang fluctuatie benodigd aantal specialistische voorzieningen), efficiency (in het inkoopproces) en een sterkere positie ten opzichte van zorgaanbieders. In de meeste gevallen is het regionale niveau het meest geëigend of anders boven-regionaal (AMHK, crisisdienst, jeugdbescherming en jeugdreclassering). Bovendien zijn er nog een aantal landelijk werkende voorzieningen waarvoor landelijke afspraken gemaakt worden. Dit betreft bijvoorbeeld hoog gespecialiseerde kennis- en behandelcentra (ook wel aangeduid als toppreferente of topklinische zorg). Het gaat hier om centra met een relatief kleine doelgroep en (zeer) hoge kosten.
41
41
Bijlage 4 Samenvatting cijfers en kengetallen staat van jeugd in HSSM
Aantal jongeren tot 18 jaar 1-1-2011
Hoogezand-Sappemeer Slochteren Menterwolde Provincie
12 t/m 0 t/m 3 4 t/m 11 17 totaal bevolking percentage 1450 3113 2458 7021 34778 20,19% 638 1577 1261 3476 15536 22,37% 484 1114 926 2524 12358 20,42% 23091 48329 38176 109596 580875 18,87%
Prognose 2020
Hoogezand-Sappemeer Slochteren Menterwolde Provincie
12 t/m 0 t/m 3 4 t/m 11 17 totaal %'+/1409 3117 2471 6997 -0,34% 545 1316 1157 3018 -13,18% 388 871 841 2100 -16,80% 23009 44728 35568 103305 -5,74%
De afgelopen jaren is het gebruik van jeugdzorg in de provincie Groningen gestaag toegenomen. De provinciaal gefinancierde Jeugd en Opvoedhulp is in totaal in 2012 met 24% toegenomen ten opzichte van 2013. In 2012 heeft 2,6% van de 0 tot 23 jarigen gebruik gemaakt van provinciale jeugdzorg (4136 jeugdigen). In figuur 1 is de toename in beeld gebracht bij Elker Jeugd- en Opvoedhulp. Elker is de grootste zorgaanbieder van jeugd en opvoedhulp in de provincie. Figuur 1: trend provinciale jeugdzorg bij Elker2010-2012
Jeugd en opvoedhulp 2012 ‘1 Ambulant
H-S
Sl
Mw
163
52
44
Provincie 2100
3
Het betreft het totaal aan ambulante hulp, pleegzorg, daghulp en 24 uurshulp van Elker, Leger des Heils Noord en William Schrikker Groep en de Jeugdzorg Plus De Wilster. 42
42
Pleegzorg Daghulp 24 uurs hulp Jeugdzorg Plus % hulp van totaal jongeren Ambulant Pleegzorg Daghulp 24 uurs hulp Jeugdzorg Plus
55 36 27 8
25 0 13 1
12 3 1 2
771 409 379 80
H-S Sl Mw Provincie 2,32% 1,50% 1,74% 1,92% 0,78% 0,72% 0,48% 0,70% 0,51% 0,00% 0,12% 0,37% 0,38% 0,37% 0,04% 0,35% 0,11% 0,03% 0,08% 0,07%
43
43
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Onder jeugdbescherming vallen de (voorlopige) onder toezicht stellingen (OTS) en de Voogdij. In de provincie Groningen heeft 1 op de 100 jeugdigen te maken met een maatregel jeugdbescherming (1%) en 0,4% met een maatregel jeugdreclassering. Het gaat om 1519 respectievelijk 658 jeugdigen in het jaar 2012. Door een andere telling is vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Jeugdbescherming en jeugdreclassering H-S Sl Mw Provincie Jeugdbescherming 107 31 26 1519 Jeugdreclassering 40 10 14 658 % van totaal jongeren Jeugdbescherming 1,21% 0,74% 0,82% 0,96% Jeugdreclassering 0,45% 0,24% 0,44% 0,41%
2.4 Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen De provincie Groningen heeft ten opzichte van het landelijke beeld een hoog percentage jeugdigen dat gebruik maakt van de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. In 2012 was 8,5% van de Groninger jeugd tot 23 jaar in tweedelijns zorg bij een instelling voor jeugd-GGZ4. Jeugd GGZ grootste aanbieders 2 Ambulant Verblijf Totaal % van totaal jongeren Ambulant Verblijf Totaal
H-S
Sl 854 40 894
9,68% 0,45% 10,13%
Mw 292 7 299
Provincie 315 7 322
12823 592 13415
6,97% 9,98% 0,17% 0,22% 7,14% 10,20%
8,08% 0,37% 8,45%
2.5 AWBZ gefinancierde zorg De AWBZ gefinancierde zorg bestaat uit Zorg in Natura (ZIN) en zorg die gefinancierd wordt met een Persoonsgebonden Budget (PGB). De provincie Groningen heeft, ten opzichte van het landelijke beeld, een hoog bedrag aan AWBZ-gefinancierde zorg voor jeugdigen. Het gaat om ruim 58 miljoen euro. Het is echter een klein percentage jeugd aan wie deze middelen worden besteed. In Groningen maken 782 jeugdigen tot en met 17 jaar gebruik van Zorg in Natura (in 2012). Dat is 0,7% van alle jeugd in die leeftijdsgroep. Twee derde gebruikt één zorgfunctie, een derde maakt gebruik van meerdere functies. De meest gebruikte functie is begeleiding individueel. De grondslag voor ZIN is niet bekend.
4
Lentis/Jonx, Accare, Molendrift, OCRN en In de Bres ggz. 44
44
AWBZ zorg in natura aantal unieke jeugdigen tot 18 Begeleiding groepsverband Begeleiding individueel Behandeling in groepsverband Persoonlijke verzorging Verblijf tijdelijk ZZP Meerdere indicaties Totaal % van totaal jongeren
H-S 11 21
Sl 2 2
Mw 3 3
Provincie 11 244
5 0 0 4 10 51 0,73%
5 0 0 1 3 13 0,37%
3 1 0 0 7 17 0,67%
74 36 14 139 161 782 0,76%
In totaal maken ruim 3900 jeugdigen tot en met 17 jaar gebruik van een persoonsgebonden budget, dat is 3,6% van de gehele leeftijdsgroep. Iets meer dan de helft, bijna 51%, betreft de grondslag psychiatrische problematiek (indicatie door Bureau Jeugdzorg), gevolgd door verstandelijke beperking (bijna 38%). Ruim drie kwart van de jeugdigen met een PGB heeft meer dan 1 indicatie; vooral de combinatie begeleiding groep en individueel met tijdelijk verblijf komt veel voor. Bij de enkelvoudige indicaties komt begeleiding individueel het meeste voor. De PGB cijfers betreffen echter het jaar 2011. In 2012 is er nogal wat veranderd in de PGB regeling, waardoor deze gegevens niet direct van toepassing zijn op de huidige situatie. Aantal unieke jeugdigen met een PGB per grondslag H-S Sl Mw Provincie Psychiatrische problematiek 151 49 39 1995 Lichamelijke handicap 7 4 3 111 Psychiatirisch-psychisch 4 2 2 73 Psychogeriatirisch 0 0 0 2 Psycho-sociaal 0 0 0 2 Somatisch 3 3 4 73 Verstandelijk 116 33 54 1498 Zintuigelijk 4 0 1 60 Meervoudig 7 4 1 129 Totaal 292 95 104 3943 % van totaal jongeren Psychiatrische problematiek Verstandelijk Totaal
2,16% 1,41% 1,55% 1,65% 0,95% 2,14% 4,16% 2,73% 4,12%
1,82% 1,37% 3,60%
45
45
Bijlage 4
De Staat van de Jeugd in de provincie Groningen Gegevens jeugdzorggebruik ten behoeve van Beleidsplannen Jeugd ikv transitie jeugdzorg
46
46
Analyse Met ingang van 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Daarmee zijn gemeenten verantwoordelijk voor het (nagenoeg) gehele terrein van preventief jeugdbeleid en curatieve jeugdzorg. Slechts enkele onderdelen van de justitiële jeugdzorg en zorg voor gehandicapte jeugdigen blijven buiten deze transitie. Om de transitie goed voor te kunnen bereiden is informatie over aantal jeugdigen, toekomstprognoses, het gebruik van jeugdzorg, trends in gezondheid van belang. Hoe is de situatie van de jeugd van 0 tm 22 jaar in de provincie Groningen? In dit document zetten we de beschikbare cijfers op een rijtje tot op gemeenteniveau. Demografie In de provincie Groningen wonen in 2012 in totaal ruim 158.000 jeugdigen in de leeftijd van 0 tot en met 22 jaar. Dat is ruim een kwart (27,3%) van de Groninger bevolking. Gemeenten met de hoogste percentages jeugd zijn te vinden in het westen van de provincie, de laagste percentages in Noord en Oost Groningen. Die laatste zijn tevens de krimpgebieden. Er zijn ruim109.000 0 tot en met 17 jarigen: bijna 19% van de totale bevolking. Volgens prognoses (Primos,2012) zal het aantal jeugdigen in 2020 met 7% gedaald zijn. Dat betekent een afname met ruim 10.000 jeugdigen van 0 tm22 jaar. Gebruik van jeugdzorg in Groningen Provinciale jeugdzorg De afgelopen jaren is het gebruik van jeugdzorg in de provincie Groningen gestaag toegenomen. De provinciaal gefinancierde Jeugd en Opvoedhulp is in totaal in 2012 met 24% toegenomen ten opzichte van 20115. De toename heeft plaatsgevonden in alle hulpvormen, behalve de 24 uurs hulp. In 2012 heeft 2,6% van de 0 tot 23 jarigen gebruik gemaakt van provinciale jeugdzorg (4136 jeugdigen). In figuur 1 is de toename in beeld gebracht bij Elker Jeugd- en Opvoedhulp per zorgvorm. Elker is de grootste zorgaanbieder in de provinciaal gefinancierde jeugdzorg. Figuur 1: trend provinciale jeugdzorg bij Elker2010-2012
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Onder jeugdbescherming vallen de (voorlopige) onder toezicht stellingen (OTS) en de Voogdij. In de provincie Groningen heeft 1 op de 100 jeugdigen te maken met een maatregel jeugdbescherming (1%) en 0,4% met een maatregel jeugdreclassering. Het gaat om 1519 respectievelijk 658 jeugdigen in het jaar 2012. Door een andere telling is vergelijking met voorgaande jaren niet mogelijk. Geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen
5
Het betreft het totaal aan ambulante hulp, pleegzorg, daghulp en 24 uurshulp van Elker, Leger des Heils Noord en William Schrikker Groep en de Jeugdzorg Plus De Wilster. 47
47
De provincie Groningen heeft ten opzichte van het landelijke beeld een hoog percentage jeugdigen dat gebruik maakt van de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen. In 2012 was 8,5% van de Groninger jeugd tot 23 jaar in tweedelijns zorg bij een instelling voor jeugd-ggz6. Vergelijking met eerdere jaren is niet mogelijk omdat in 2012 meer ggz-instellingen gevraagd zijn naar cliëntaantallen dan in de jaren daarvoor. Verreweg de meeste jeugdige ggzcliënten krijgen ambulante ggz-hulp van Lentis/Jonx of Accare. Het grootste deel hiervan wordt gefinancierd uit de Zorgverzekeringswet, maar een deel ook uit de AWBZ. Dat betekent een (beperkte) overlap met onderstaande percentages. AWBZ gefinancierde zorg De AWBZ gefinancierde zorg bestaat uit Zorg in Natura (ZIN) en zorg die gefinancierd wordt met een Persoonsgebonden Budget (PGB). De provincie Groningen heeft, ten opzichte van het landelijke beeld, een hoog bedrag aan AWBZ-gefinancierde zorg voor jeugdigen. Het gaat om ruim 58 miljoen euro. Het is echter een klein percentage jeugd aan wie deze middelen worden besteed. In Groningen maken 782 jeugdigen tot en met 17 jaar gebruik van Zorg in Natura (in 2012). Dat is 0,7% van alle jeugd in die leeftijdsgroep. Twee derde gebruik 1 zorgfunctie, een derde maakt gebruik van meerdere functies. De meest gebruikte functie is begeleiding individueel. De grondslag voor ZIN is niet bekend. In totaal maken ruim 3900 jeugdigen tot en met 17 jaar gebruik van een persoonsgebonden budget, dat is 3,6% van de gehele leeftijdsgroep. Iets meer dan de helft, bijna 51% ,betreft de grondslag psychiatrische problematiek (indicatie door Bureau Jeugdzorg), gevolgd door verstandelijke beperking (bijna 38%). Ruim drie kwart van de jeugdigen met een PGB heeft meer dan 1 indicatie; vooral de combinatie begeleiding groep en individueel met tijdelijk verblijf komt veel voor. Bij de enkelvoudige indicaties komt begeleiding individueel het meeste voor. De PGB cijfers betreffen echter het jaar 2011. In 2012 is er nogal wat veranderd in de PGB regeling, waardoor deze gegevens niet direct van toepassing zijn op de huidige situatie. De zorg die vanuit de AWBZ gefinancierd wordt vertoont overlap met de jeugd-GGZ. Kortdurende GGZ voor jeugd (< 1 jaar) wordt gefinancierd uit de zorgverzekeringswet, langdurige jeugd-GGZ door de AWBZ. Landelijk geldt dat iets minder dan een derde van de jeugdigen met ggz (ook) een AWBZ-indicatie heeft.7 In welke mate deze overlap in provincie Groningen voorkomt kan alleen met verder onderzoek bepaald worden. Een tweede kanttekening bij deze aantallen is het feit dat op basis van de huidige beschikbare gegevens niet bepaald kan worden welke overlap tussen ZIN en PGB voorkomt. Daardoor is het niet mogelijk om de unieke cliënten ZIN en PGB bij elkaar op te tellen. Ten opzichte van de jeugd-GGZ geldt hetzelfde.
Gezondheid Gegevens over de gezondheidstoestand van de jeugd in de provincie Groningen zijn afkomstig uit het meest recente jeugdgezondheidsonderzoek van de GGD (2012). Acht van de tien scholieren op het voortgezet onderwijs vindt zichzelf (zeer) gezond. In de regio Oldambt beoordelen de scholieren hun eigen gezondheid positiever dan het provinciaal gemiddelde. In de regio Noord Oost Groningen is de beoordeling van de eigen gezondheid iets lager dan het provinciaal gemiddelde. Ondanks deze hoge score zijn er wel degelijk gezondheidsproblemen. Die zijn er vooral op het gebied van (ernstig ) overgewicht bij kinderen op de basisschool. 23% van de kinderen in de leeftijd 10/11 jaar heeft in 2012 te maken met overgewicht, waarvan 4% obesitas betreft. Het alcoholgebruik onder VO-scholieren is de laatste jaren afgenomen, vooral bij de jeugd jonger dan 16 jaar. Maar de oudere jeugd vanaf 17 jaar kan stevig drinken per gelegenheid. Deze gezondheidsproblemen gelden voor de hele provincie Groningen, er zijn geen opvallende uitschieters in de regio’s. Jongeren in Groningen gebruiken iets meer softdrugs dan landelijk. Er is sprake van een lichte toename in 2012 ten opzichte van 2008. Riskant gezondheidsgedrag als het gebruik van genotmiddelen als alcohol en drugs zien we vooral bij scholieren Vmbo en praktijkonderwijs en studenten in het MBO.
6 7
Lentis/Jonx, Accare, Molendrift, OCRN en In de Bres ggz. Jeugd Terecht SCP 2013, pag 66. 48
48
BIJLAGE tabellen en figuren
1.
Demografie
Vanwege de nieuwe Jeugdwet hebben we hier gekozen voor de leeftijdsgroep 0 tm 22 jaar. In het lokale jeugdbeleid gold tot nu toe de leeftijdsgroep 0 tm23 jaar. Op die leeftijdsgroep zijn de jeugdzorgcijfers in dit document gebaseerd. In de praktijk gaat het echter om weinig 23 jarigen. Tabel: 1 Aantal jeugdigen 0 tm 22 jaar in gemeenten en provincie Groningen Leeftijd 1 januari 2012 Gemeenten Groningen
0 tm 3
4 tm 11
12 tm 17
18 tm 22
totaal Bevolking 0 tm 22 totaal
% 0 tm 22
Appingedam
443
1055
808
620
2926
12053
24,3%
Bedum
433
986
856
643
2918
10508
27,8%
Bellingwedde
307
709
622
459
2097
9283
22,6%
De Marne
411
964
729
510
2614
10428
25,1%
Delfzijl
967
2164
1873
1397
6401
26305
24,3%
Eemsmond
625
1567
1275
911
4378
16235
27,0%
Groningen
7589
12402
8932
29251
58174
193127
30,1%
Grootegast
551
1403
1067
732
3753
12275
30,6%
Haren
638
1650
1556
855
4699
18457
25,5%
1450
3113
2458
1802
8823
34778
25,4%
Leek
809
1969
1547
976
5301
19467
27,2%
Loppersum
443
1004
769
539
2755
10366
26,6%
Marum
428
1060
923
590
3001
10413
28,8%
Menterwolde
484
1114
926
633
3157
12358
25,5%
1391
3315
2651
1917
9274
39095
23,7%
Pekela
497
1077
967
727
3268
12868
25,4%
Slochteren
638
1577
1261
712
4188
15536
27,0%
HoogezandSappemeer
Oldambt
Stadskanaal
1266
2907
2424
1608
8205
32998
24,9%
Ten Boer
337
862
636
356
2191
7477
29,3%
Veendam
1183
2489
1961
1362
6995
27920
25,1%
Vlagtwedde
629
1353
1133
799
3914
16260
24,1%
Winsum
618
1472
1168
720
3978
13987
28,4%
Zuidhorn
954
2117
1634
1007
5712
18681
30,6%
23091
48329
38176
49126
158722
580875
27,3%
Totaal provincie
Bron: cbs De gemeenten in de regio Westerkwartier en de gemeenten Ten Boer en Groningen hebben het hoogste percentage jeugdigen van de provincie. Het hoge percentage van de gemeente Groningen wordt sterk beïnvloed door het hoge aantal studenten (18 tm22 jarigen). Gemeenten in Noord Oost Groningen (Bellingwedde, Oldambt, Vlagtwedde, Stadskanaal, Appingedam en Delfzijl) hebben het laagste percentage jeugdigen. Prognose 2020 ten opzichte van 2012 Het aantal jeugdigen van 0 tm22 jaar zal naar verwachting in 2020 provinciaal gezien met 7% zijn afgenomen. De grootste afname zien we in de gemeenten Bedum, Bellingwedde, Appingedam en De Marne. De enige gemeente met een stijging is Hoogezand-Sappemeer.
49
49
Tabel 2: aantal jeugdigen 0 tm22 jaar in 2020 ten opzichte van 2012 2020 2012 %
Gemeente 0 tm3 4 tm 11 12 tm 17 18 tm 22 totaal totaal plus/min plus/min Appingedam 365 823 696 557 2441 2926 -485 -19,9% Bedum 326 801 699 565 2391 2918 -527 -22,0% Bellingwedde 248 600 513 369 1730 2097 -367 -21,2% De Marne 332 744 663 447 2186 2614 -428 -19,6% Delfzijl 941 1879 1541 1252 5613 6401 -788 -14,0% Eemsmond 578 1203 1158 888 3827 4378 -551 -14,4% Groningen 9011 13701 9123 25077 56912 58174 -1262 -2,2% Grootegast 440 1057 1014 738 3249 3753 -504 -15,5% Haren 566 1482 1371 871 4290 4699 -409 -9,5% HoogezandSappemeer 1409 3117 2471 2097 9094 8823 271 3,0% Leek 800 1782 1544 1064 5190 5301 -111 -2,1% Loppersum 363 801 680 479 2323 2755 -432 -18,6% Marum 381 874 774 657 2686 3001 -315 -11,7% Menterwolde 388 871 814 590 2663 3157 -494 -18,6% Oldambt 1433 2838 2424 2010 8705 9274 -569 -6,5% Pekela 479 915 750 710 2854 3268 -414 -14,5% Slochteren 545 1316 1157 760 3778 4188 -410 -10,9% Stadskanaal 1241 2603 2135 1695 7674 8205 -531 -6,9% Ten Boer 266 710 653 437 2066 2191 -125 -6,1% Veendam 1052 2235 1650 1340 6277 6995 -718 -11,4% Vlagtwedde 564 1281 1019 735 3599 3914 -315 -8,8% Winsum 516 1253 1113 717 3599 3978 -379 -10,5% Zuidhorn 765 1842 1606 1033 5246 5712 -466 -8,9% Eindtotaal 23009 44728 35568 45088 148393 158722 -10329 -7,0% Bron: Primos
50
50
2.
Provinciale jeugdzorg
Tabel3 geeft de aantallen jeugdigen weer die in 2012 gebruik maakten van de provinciale jeugdzorg Jeugd - en Opvoedhulp (standcijfers 1-1-2012 plus instroom 2012). De gegevens zijn rechtsreeks afkomstig van Elker J&O, Leger des Heils Noord en de William Schrikker Groep/pleegzorg. De bewerking door het Sociaal Planbureau Groningen is door deze zorgaanbieders op juistheid gecheckt. In de ambulante hulp en in de 24 uurs hulp zijn ook jongeren van 18 tm23 jaar opgenomen (hoofdzakelijk van Elker). In de andere zorgvormen betreft het jeugdigen tm 17 jaar. Tabel 3: aantal jeugdigen 0 tm 23 jaar in de provinciale jeugdzorg Jeugd en Opvoedhulp in 2012 Gemeenten
Elker
LdH Noord
Ambulant Appingedam
77
Pleegzorg
Daghulp
24 uurs
Ambulant
WSG 24 Pleegzorg* uurs* Pleegzorg
15
16
4
4
0
Bedum
35
3
11
0
0
1
Bellingwedde
30
10
11
1
1
7
De Marne Delfzijl
19
4
2
3
1
1
154
66
15
31
9
0
Eemsmond
89
22
10
3
5
2
Groningen
576
161
166
217
41
10
Grootegast
19
19
4
3
0
1
Haren
48
7
0
2
0
1
154
50
36
27
9
5
Leek
42
13
25
7
6
5
Loppersum
27
15
12
4
4
0
Marum
26
10
3
6
1
3
Menterwolde
39
12
3
1
5
0
122
62
14
9
11
12
59
16
6
10
14
2
Slochteren
51
25
0
13
1
0
Stadskanaal
134
65
16
11
16
12
Ten Boer
22
12
8
0
0
2
Veendam
101
44
27
7
10
9
Vlagtwedde
56
22
1
9
5
4
Winsum
35
15
11
1
1
1
HoogezandSappemeer
Oldambt Pekela
Zuidhorn 41 24 12 10 0 1 Totaal 79 provincie 1956 692 409 379 144 297 100 Bron: Sociaal Planbureau Groningen * Leger des Heils Noord geeft geen aantallen uitgesplitst naar gemeente. Zij registreren deze hulpvormen bij de gemeente waar de zorgaanbieder is gehuisvest.
Vergelijking met Cebeon cijfers. Vergeleken met de cijfers van Cebeon (Foto Jeugdzorg Groningen 2012, aug 2013,cijfers van 2011) vallen de aantallen ambulante hulp veel hoger uit in deze tabel 3. Cebeon geeft 913 jeugdigen met hulp zonder verblijf op. Dat komt omdat Cebeon alleen de aantallen cliënten ambulant heeft genomen die geen andere vorm van jeugd- en opvoedhulp hebben van de betreffende instelling. In de aantallen van het Sociaal Planbureau Groningen zijn alle cliënten met ambulante zorg opgenomen, dus is niet ontdubbeld voor de andere zorgvormen. Dat geeft naar onze mening beter weer hoe hoog het gebruik van ambulante hulp is. Ook zijn jeugdigen van 18 tm23 meegeteld. Het aantal cliënten is in de pleegzorg in bovenstaande tabel weer hoger dan bij Cebeon: totaal 1068 Sociaal Planbureau Groningen tegen 703 bij Cebeon. Wij hebben daarvoor geen verklaring. Ook het aantal cliënten met daghulp en 24 51
51
uurs hulp (samen de functie ‘ met verblijf’ ) is in bovenstaande tabel fors hoger dan bij Cebeon: 888 Sociaal Planbureau Groningen tegen 396 bij Cebeon. Ook hier kunnen wij geen verklaring voor vinden. De leeftijdsgroep 18 tm23 jarigen is niet zo groot dat die dit verschil verklaart. De cijfers van de Cebeon-foto zijn grotendeels afkomstig van de landelijke jeugdmonitor van CBS. Die geeft als bronnen op: SCP (Sociaal Cultureel Planbureau) in samenwerking met Cebeon. In de data van de landelijke jeugdmonitor staat niet expliciet vermeld wie de zorgaanbieders zijn die gegevens aangeleverd hebben. Het is mogelijk dat in de data van het Sociaal Planbureau Groningen meer zorgaanbieders zijn betrokken dan bij de Cebeon data. Jeugdzorg-plus Het aantal jeugdigen 0 tm23 in jeugdzorg-plus De Wilster is in 2012 totaal 80, waarvan 76 in de leeftijd 12 tm17 jaar, drie 0 tm11 jarigen en een in de leeftijd 18 tm23. In 2011 waren er 79 jeugdigen in de jeugdzorg plus. Tabel 4: aantal jeugdigen 0 tm 23 jaar in De Wilster jeugdorg-plus in 2012. Gemeente aantal Appingedam 2 Bedum 0 Bellingwedde 0 De Marne 1 Delfzijl 1 Eemsmond 0 Groningen 39 Grootegast 1 Haren 0 Hoogezand-Sappemeer 8 Leek 0 Loppersum 1 Marum 0 Menterwolde 2 Oldambt 10 Pekela 1 Slochteren 1 Stadskanaal 4 Ten Boer 1 Veendam 6 Vlagtwedde 1 Winsum 1 Zuidhorn 0 Totaal provincie 80 Bron: het Poortje
52
52
3.
Jeugdbescherming en jeugdreclassering
Onder jeugdbescherming vallen de (voorlopige) ondertoezichtstellingen (OTS) en voogdijmaatregelen. Tabel 5 laat zien om hoeveel jeugdigen van 0 tm23 jaar het in de provincie Groningen en haar gemeenten gaat. De cijfers zijn afkomstig van Bureau Jeugdzorg Groningen (BJZ), de William Schrikker Groep (WSG) en het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R). Het is het totaal van de aantallen jeugdigen op 1 januari 2012 en de instroom in 2012. De cijfers van WSG betreffen de aantallen op 1 januari 2013. Tabel 5:aantal jeugdigen 0 tm 23 jaar in de jeugdbescherming en jeugdreclassering in 2012 Jeugdbescherming (OTS + Voogdij)
Appingedam Bedum Bellingwedde De Marne Delfzijl Eemsmond Groningen Grootegast Haren HoogezandSappemeer Leek Loppersum Marum Menterwolde Oldambt Pekela Slochteren Stadskanaal Ten Boer Veendam Vlagtwedde Winsum Zuidhorn Totaal provincie
WSG Totaal BJZ 1-1-2013 LJ&R JB 12 5 0 17 4 2 3 9 12 6 0 18 11 1 0 12 59 12 2 73 28 8 2 38 280 77 237 594 14 2 0 16 16 2 4 22
Jeugdreclassering WSG 1-1Totaal BJZ 2013 LJ&R JR 19 2 0 21 4 3 0 7 4 1 0 5 7 0 0 7 36 4 1 41 13 2 0 15 248 30 3 281 3 1 0 4 8 1 0 9
69 39 10 11 18 68 28 21 83 12 57 31 13 12
22 10 7 2 7 21 15 5 31 2 11 13 4 3
16 5 7 0 1 5 12 5 19 4 11 5 3 2
107 54 24 13 26 94 55 31 133 18 79 49 20 17
36 16 10 8 12 37 13 9 33 5 20 12 3 11
3 5 0 1 2 5 2 1 6 0 5 7 1 1
1 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0 0 0 0
40 21 10 9 14 42 15 10 42 5 25 19 4 12
908
268
343
1519
567
83
8
658
Bron: Sociaal Planbureau Groningen
Vergelijking met Cebeon De Cebeon foto geeft een totaal van 1479 cliënten in de jeugdbescherming tegen 1519 bij het Sociaal Planbureau Groningen; het verschil kan mogelijk verklaard worden uit het verschil tussen 2011 en 2012 als teljaar. Bij de jeugdreclassering zien we eveneens een klein verschil: Cebeon telt 610 cliënten jeugdreclassering in 2011 en het Sociaal Planbureau Groningen 567 in 2012.
53
53
4.
Geestelijke gezondheidszorg tweedelijns ambulant en verblijf
In tabel 6 zijn de aantallen jeugdigen van 0tm23 jaar opgenomen die in 2012 gebruik maakten van de tweedelijns GGZ-hulp ambulant en verblijf. Gegevens zijn rechtstreeks afkomstig van Lentis/Jonx (0 tm 17 jarigen), Accare, Molendrift, OCRN GGZ en In de Bres GGZ. Tabel 6: aantal jeugdigen 0 tm 23 jaar in de 2e lijns GGZ ambulant en verblijf in 2012 per instelling GGZ Ambulante hulp 2e lijns Verblijf Totaal
Gemeenten Appingedam
Elker Elker Begel. Accare behandel- en Elker kliniek groep verblijf
Lentis/Jonx In de 0tm17 Accare Molendrift OCRN Bres
Totaal GGZ
169
101
16
16
1
8
6
12
3
332
Bedum
53
81
39
50
5
16
4
2
0
250
Bellingwedde
97
47
11
6
0
4
1
15
0
181
De Marne
69
131
26
19
3
7
1
6
0
262
Delfzijl
365
170
49
35
2
26
2
19
18
686
Eemsmond
106
185
101
61
2
11
1
7
0
474
Groningen
832 70
1606 132
592 15
302 17
50 32
130 8
34 0
164 0
86 0
3796 274
97
179
97
41
5
3
5
3
0
430
Grootegast Haren HoogezandSappemeer
432
314
59
32
7
10
11
18
11
894
Leek
76
240
51
78
26
10
5
1
5
492
Loppersum
62
91
24
25
4
6
2
4
1
219
Marum
3
0
0
200
29
101
22
19
21
5
Menterwolde
125
125
32
13
6
14
4
3
0
322
Oldambt
582
259
52
24
2
23
13
25
12
992
Pekela
216
100
25
1
2
20
6
0
15
385
Slochteren
80
132
43
34
3
0
2
5
0
299
Stadskanaal
488
238
23
15
7
29
11
1
6
818
Ten Boer
47
77
25
35
2
4
0
1
0
191
Veendam
439
213
66
15
2
39
8
10
5
797
Vlagtwedde
189
80
11
5
3
5
3
0
2
298
Winsum
76
174
54
57
7
7
1
0
0
376
Zuidhorn
104
192
54
47
29
12
3
6
0
447
Totaal provincie
4803
4968
1487
947
221
397
126
302
164
13415
Vergelijking met Cebeon De Cebeon foto geeft een totaal aan cliënten GGZ (zorgverzekeringswet) van 9346 (10.626 minus 1280 eerstelijns cliënten), teljaar 2010. Dat is een verschil met ruim 4000 ten opzichte van tabel 6. Het is aannemelijk dat in tabel 6 ook cliënten met AWBZ-gefinancierde hulp zijn opgenomen (zie voetnoot 3, pag. 3). Onze bronnen waren de zorgaanbieders zelf en niet de zorgverzekeraar. Ook het verschil in jaren waarin geteld is (2010 resp 2012) kan een verschil uitmaken. Cebeon heeft de leeftijdscategorie 0tm17 opgenomen, het Sociaal Planbureau Groningen de groep 0 tm23.
54
54
5.
AWBZ gefinancierde zorg
De aantallen in deze paragraaf zijn afkomstig van Vektis en betreffen de jaren 2012 (Zorg in Natura) en 2011 (Persoons gebonden budgetten). Het betreft unieke jeugdigen in de leeftijd 0 tot en met 17 jaar. Voor ZIN bevat de Vektis data de declaraties per functie, voor PGB de afgegeven indicaties. Voor dit overzicht zijn de gegevens bewerkt om het aantal unieke cliënten te achterhalen. Doordat de gegevens op verschillende jaren van toepassing zijn, kan de overlap tussen ZIN en PGB niet bepaald worden. Zorg in Natura (ZIN) De meeste jeugdigen met Zorg in Natura maken gebruik van 1 functie. Het gaat hierbij voornamelijk om begeleiding, individueel of in groepsverband. Ongeveer 20% van de jeugdigen met ZIN heeft meerdere indicaties. De 139 jeugdigen met een zorgzwaartepakket (zzp) ontvangen intramurale zorg. Tabel 7: Aantal unieke jeugdigen 0 tm 17 jaar met Zorg in Natura (ZIN) per functie per gemeente 2012
gemeente
Begeleiding in groepsverband
Begeleiding individueel
Behandeling in groepsverband
Persoonlijke verzorging
Verblijf tijdelijk
meerdere indicaties
zzp
totaal
Appingedam
3
9
3
0
0
1
4
20
Bedum
2
8
1
1
1
1
2
16
Bellingwedde
6
5
3
0
0
0
0
14
De Marne
3
3
1
1
1
1
6
16
Delfzijl
7
13
5
4
0
3
6
38
Eemsmond
3
11
1
0
0
4
4
23
Groningen
21
68
10
16
4
62
43
224
Grootegast
2
4
1
0
0
1
5
13
Haren HoogezandSappemeer
3
1
0
5
0
1
1
11
11
21
5
0
0
4
10
51
Leek
3
10
2
1
1
0
4
21
Loppersum
1
3
3
0
1
0
2
10
Marum
2
2
4
1
0
0
5
14
Menterwolde
3
3
3
1
0
0
7
17
Oldambt
6
18
3
2
0
37
12
78
Pekela
1
6
6
0
0
6
3
22
2
2
5
0
0
1
3
13
16
18
7
2
2
10
24
79
Slochteren Stadskanaal Ten Boer
3
3
1
0
2
0
0
9
Veendam
7
14
4
0
0
4
6
35
Vlagtwedde
2
8
2
0
1
0
1
14
Winsum
3
4
3
0
1
1
5
17
Zuidhorn
4
10
1
2
0
2
8
27
Totaal provincie
114
244
74
36
14
139
161
782
Bron: Vektis
55
55
Persoonsgebonden Budget (PGB) In 2012 zijn een aantal pgb-maatregelen ingevoerd die een aanzienlijke invloed hebben op het landelijk gebruik van pgb’s voor jeugd-GGZ. Uit onderzoek van het SCP blijkt dat het aantal nieuwe indicaties voor een PGB met een omvang van minder dan 10 uur extramurale zorg in de eerste kwartalen van 2012 aanzienlijk is afgenomen.Omdat de hier vermelde aantallen van toepassing zijn op 2011 is het onzeker in welke mate de aantallen een beeld geven van de huidige situatie. De meest voorkomende grondslagen voor een PGB zijn psychiatrische problematiek (indicatie BJZ) en verstandelijke handicap. Het aantal meervoudige grondslagen is met 129 zeer beperkt. Waarschijnlijk ligt dit hoger, maar omdat ZIN en PGB niet samengevoegd kunnen worden is het aantal meervoudige grondslagen niet exact te bepalen.
Rijlabels
BJZ
LICHAMELIJKE HANDICAP
PSYCHIATRISCH, PSYCHISCH
PSYCHOGERIATRISCH
PSYCHO- SOCIALE PROBLEMEN
SOMATISCH
VERSTANDELIJK
ZINTUIGLIJK
meervoudig
Tabel 8: aantal unieke jeugdigen met een PGB per grondslag per gemeente 2011
Appingedam
52
0
1
0
0
1
27
3
2
86
Bedum
44
2
3
1
0
1
17
1
3
72
Bellingwedde
33
4
1
0
0
3
26
1
2
70
De Marne
39
3
0
1
0
3
38
1
2
87
Delfzijl
92
6
4
0
0
5
60
4
6
177
Eemsmond
83
2
2
0
1
5
55
1
4
153
Groningen
480
25
25
0
0
11
326
13
32
912
Grootegast
58
3
0
0
0
1
51
2
4
119
Haren
Totaal
71
6
1
0
0
0
42
4
0
124
HoogezandSappemeer Leek
151
7
4
0
0
3
116
4
7
292
69
2
2
0
0
4
56
3
6
142
Loppersum
21
2
1
0
0
1
34
0
1
60
Marum
51
1
0
0
0
2
16
2
6
78
Menterwolde
39
3
2
0
0
4
54
1
1
104
162
8
6
0
1
3
115
5
14
314
56
4
0
0
0
4
58
3
4
129
Oldambt Pekela Slochteren
49
4
2
0
0
3
33
0
4
95
110
10
6
0
0
1
110
1
9
247
Ten Boer
16
2
0
0
0
2
28
1
0
49
Veendam
111
5
5
0
0
3
95
4
5
228
Vlagtwedde
46
5
1
0
0
2
44
0
5
103
Winsum
73
4
0
0
0
6
47
1
0
131
Zuidhorn
89
3
7
0
0
5
50
5
12
171
Totaal provincie
1995
111
73
2
2
73
1498
60
129
3943
Stadskanaal
Bron: Vektis
56
56
In tabel 9 laten we zien hoeveel unieke jeugdigen (0tm17) te maken hebben met welke indicaties. Te zien is dat de meeste jeugdigen meer dan één indicatie hebben (vooral begeleiding groep en individueel gecombineerd met tijdelijk verblijf, deze combinatie betreft 1299 jeugdigen). Tabel 9: aantal unieke jeugdigen met een PGB per indicatie per gemeente in 2011
verblijf tijdelijk
persoonlijke verzorging
begeleiding groep en individueel met tijdelijk verblijf
begeleiding groep en individueel met tijdelijke verblijf en persoonlijke verzorging
begeleiding groep met tijdelijk verblijf
begeleiding groep en individueel
begeleiding individueel met tijdelijk verblijf
andere combinatie
Eindtotaal
Appingedam
0
7
5
0
1
29
5
8
11
11
9
86
Bedum
0
15
2
0
0
30
3
4
10
3
5
72
Bellingwedde
2
11
3
0
3
21
4
2
4
4
16
70
De Marne
0
14
12
0
2
22
5
7
7
6
12
87
Delfzijl
1
22
9
1
3
66
8
17
11
14
25
177
Eemsmond
2
13
11
1
3
57
11
14
24
7
10
153
Groningen
10
156
49
2
12
277
76
53
94
83
100
912
Grootegast
2
11
12
0
1
40
5
13
16
7
12
119
Haren
0
34
5
0
2
38
15
7
7
9
7
124
HoogezandSappemeer
5
30
14
2
2
104
21
23
30
24
37
292
Leek
1
20
11
1
2
51
8
8
16
12
12
142
Loppersum
1
5
3
0
0
24
7
3
2
2
13
60
Marum
2
14
3
0
2
35
3
4
4
5
6
78
Menterwolde
2
12
7
2
1
23
17
12
11
4
13
104
Oldambt
9
39
12
2
2
115
23
26
19
26
41
314
Pekela
6
10
10
0
2
34
11
13
8
5
30
129
Slochteren
0
15
4
1
2
34
10
2
11
3
13
95
Stadskanaal
5
32
15
3
4
75
18
19
23
8
45
247
Ten Boer
0
9
2
0
0
14
5
4
3
0
12
49
Veendam
4
35
17
3
1
78
13
19
16
16
26
228
Vlagtwedde
5
13
6
5
4
30
6
6
11
4
13
103
Winsum
0
11
8
0
3
51
11
6
16
14
11
131
Zuidhorn
0
36
6
1
4
51
12
12
19
12
18
171
Totaal provincie
57
564
226
24
56
1299
297
282
373
279
486
3943
Gemeente
zorgzwaartepakket
begeleiding groep
meerdere indicaties
begeleiding individueel
enkele indicatie
Bron: Vektis
57
57
6.
Trends in Gezondheid
Ervaren gezondheid 82% van de scholieren op het voortgezet onderwijs in de provincie Groningen vindt zichzelf (zeer) gezond. Een positieve uitschieter is de regio Oldambt (Oldambt en Bellingwedde) met 85%, terwijl de regio Noord-Oost Groningen (DEAL gemeenten) met 78% onder het provinciaal gemiddelde scoort. Overgewicht Overgewicht bij kinderen is een groot probleem in de provincie Groningen. In figuur2 zijn de percentages (ernstig)overgewicht opgenomen uit de jaarverslagen van de GGD 2009 tm 2012. De mate van overgewicht is gemeten aan de hand van BMI (Body Mass Index) van de kinderen. De percentages zijn een optelling van de percentages overgewicht en de percentages obesitas. Te zien is dat overgewicht fors toeneemt met de leeftijd: in de groep 10/11 jarigen is dit drie maal zo hoog als bij de 2/3 jarigen. 23% kinderen van 10/11 jaar heeft in 2012 te kampen met overgewicht. Daarvan had 19% overgewicht en 4% obesitas . Figuur2: percentage kinderen met (ernstig) overgewicht in 2009-2012
Alcoholgebruik VO scholieren drinken in 2012 minder alcohol dan in 2008. Vooral jongeren onder de 16 jaar zijn minder gaan drinken. In onderstaande figuur is te zien dat alleen in de gemeente Haren en de regio Westerkwartier het alcoholgebruik is toegenomen de afgelopen vier jaar. In alle overige regio’s is het afgenomen met de grootste afname in de regio’s Centrum-Oost, Centrum-West en Oldambt.
Figuur 3: percentage jongeren in het voortgezet onderwijs dat in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol heeft gebruikt, 2008 en 2012
58
58
Bingedrinken Rond de 30% van de VO-scholieren en 70% studenten in het MBO heeft in de maand voorafgaand aan het onderzoek binge gedronken, dit betekent 5 of meer glazen alcoholische drank per gelegenheid. De VO-scholieren lopen daarmee landelijk in de pas; in 2012 is het binge drinken onder VO-scholieren ten opzichte van 2008 afgenomen. In het MBO nam het juist toe. Op 17-jarige leeftijd drinkt 64% van de Groninger jongeren binge. Daarmee is volgens de GGD overmatig alcoholgebruik onder (MBO)-jongeren een groot probleem in de provincie Groningen. In figuur 4 is te zien dat in de stad Groningen, in Haren en in Westerkwartier het bingedrinken ook onder VOscholieren is toegenomen. In de overige regio’s is dat (fors) gedaald. Figuur 4: percentage bingedrinken onder scholieren voortgezet onderwijs in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek.
Drugsgebruik Een vijfde van de VO-scholieren heeft ooit geblowd. Rond de 9% in de maand voorafgaand aan het onderzoek (landelijk is dat 8%). Dat is een toename met 1,5% vergeleken met 2008. Vooral jongens zijn meer gaan gebruiken. Cannabis wordt vooral gebruikt door scholieren op het Vmbo en het Praktijkonderwijs. Op het MBO had 40% wel eens geblowd en 12% nog in de maand voorafgaand aan het onderzoek. 59
59
Het gebruik van harddrugs onder scholieren VO ligt provinciaal op 2,9%. Te zien is dat de regio’s Noord-Oost en Zuid-Oost hier boven zitten. Figuur 5: percentage drugsgebruik onder scholieren in het voortgezet onderwijs in 2012
7.
Algemeen Maatschappelijk Werk en Schoolmaatschappelijk werk
We beschikken niet over gegevens per gemeenten van aantallen jeugdigen die te maken hebben met het Algemeen Maatschappelijk Werk en met Schoolmaatschappelijk werk. Cebeon geeft het aantal van 3235 cliënten in het AMW en 726 in het schoolmaatschappelijk werk. Er is geen expliciete leeftijdscategorie bij vermeld waardoor een percentage niet te geven is.
Groningen, 22 november 2013 Fransje Grisnich Eddy de Tiège
60
60