B U I T E N L A N D S E
V O O R
S T A G E S
M A G I S T R A T E N
Buitenlandse stages voor magistraten Geselecteerde kandidaturen in het kader van de oproep en gerealiseerde stages van magistraten uit de selecties en
Coördinatie voor de Stichting: Gerrit Rauws, directeur Pierre Martin Neirinckx, opdrachthouder Anne Vigneron, assistente Redactie: Ria Goris, Anne Guyaux, Michel Teller Vertaling: Anne Becu Grafisch werk: Casier/Fieuws
Koning Boudewijnstichting Secretariaat “Stages in het buitenland voor magistraten” Brederodestraat Brussel Tel.: +-- Fax: +--
ISBN: 90-5130-339-4 Wettelijk depot: D/2000/2893/30 NUGI: 699 Verantwoordelijke uitgever: Luc Tayart de Borms, Brederodestraat 21 - 1000 Brussel
B U I T E N L A N D S E
V O O R
S T A G E S
M A G I S T R A T E N
Buitenlandse stages voor magistraten Geselecteerde kandidaturen in het kader van de oproep en gerealiseerde stages van magistraten uit de selecties en
De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke instelling van openbaar nut. Als geschenk bij de ste verjaardag van Zijn troonsbestijging in , verkoos Koning Boudewijn de oprichting van een Stichting die ten dienste zou staan van de bevolking. Artikel van de statuten omschrijft haar opdracht als volgt: ‘... het nemen van initiatieven ter verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking, met inachtneming van factoren van economische, maatschappelijke, wetenschappelijke en culturele aard.’ Met andere woorden: de Koning Boudewijnstichting wil maatschappelijke problemen en uitdagingen aanpakken door solidariteit en vrijgevigheid te stimuleren, en door op te treden als katalysator van duurzame veranderingen. Om de generositeit te promoten, biedt de Stichting particulieren, verenigingen en bedrijven de mogelijkheid om fondsen op te richten die vernieuwende projecten en acties ondersteunen. Met de formule van ‘Transnational Giving Europe’ en de King Baudouin Foundation U.S., Inc. moedigt de Koning Boudewijnstichting de vrijgevigheid aan over de landsgrenzen heen. Naast de giften van talloze schenkers (op PCR --) die een constante aanmoediging betekenen, is ook de dotatie van de Nationale Loterij essentieel voor de impact van de Stichting. Drie thema’s staan centraal in haar projecten en campagnes: het bevorderen van welvaart en welzijn, het meewerken aan de dynamiek van het maatschappelijk samenleven, en het stimuleren van de persoonlijke ontplooiing en ontwikkeling. Concreet betekent dit dat de Stichting initiatieven ontwikkelt rond armoede en sociale uitsluiting, arbeid en tewerkstelling, duurzame ontwikkeling in socio-economische sectoren, justitie en lokaal bestuur, de ontwikkeling van de burgersamenleving, media, vorming, en cultuur en sport. De Koning Boudewijnstichting vervult een forumfunctie door deskundigen en burgers rond de tafel te brengen. Verder stimuleert ze het denken op langere termijn en sensibiliseert de bevolking rond thema’s die haar na aan het hart liggen.
Koning Boudewijnstichting Brederodestraat Brussel Tel.: +-- Fax: +-- E-mail:
[email protected] www.kbs-frb.be
met de steun van de Nationale Loterij
VOORWOORD
Voorwoord Meewerken aan de dynamiek van het maatschappelijk samenleven, behoort tot de prioritaire activiteiten van de Koning Boudewijnstichting. De relatie tussen burger, recht en samenleving neemt daarbij een bijzondere plaats in. Sedert enkele jaren ondersteunt de Stichting via projectoproepen ('justitie in beweging') allerlei initiatieven die nieuwe impulsen binnen de gerechtelijke wereld stimuleren. Daarnaast kunnen magistraten bij de Stichting een buitenlands stageproject indienen. Ze krijgen daarbij de kans om even afstand te nemen van de eigen manier van werken, de horizon te verruimen en kennis te maken met vernieuwende initiatieven in het buitenland. Deze formule steunt dynamische en veelbelovende magistraten: de stages kunnen beschouwd worden als een voortgezette vorming, maar betekenen ook een erkenning van de deskundigheid van die magistraten. Tijdens de stages leggen de bursalen contacten met buitenlandse collega's die rond dezelfde problematiek werken. Ze wisselen ervaringen uit en kunnen zo een internationaal netwerk van contacten uitbouwen. In deze brochure worden de magistraten (en hun stageproject) voorgesteld die vorig jaar zijn vertrokken om diverse aspecten van wetgeving en/of rechtspleging na te gaan. Heel wat Europese landen werden bezocht, maar ook verder gelegen oorden, zoals de Verenigde Staten, Canada en Nieuw-Zeeland. En net als bij de vorige groep bursalen (1998), bestreken de stages zeer uiteenlopende onderwerpen, gaande van bijzondere politietechnieken, jurisdictie over handelingsonbekwamen, innoverende methoden om met jeugddelinquentie om te gaan, strafuitvoeringsrecht en legistiek tot het toegankelijker maken van onze rechtbanken voor rechtszoekenden en efficiënter rechtbankmanagement. Allemaal kwamen ze terug met frisse ideeën om de werking van het gerecht te verbeteren en om veranderingen in ons rechtssysteem op gang te helpen brengen. Tijdens de gesprekken die de magistraten achteraf met de Stichting gevoerd hebben, formuleerden zij een aantal interessante suggesties voor de opvolging van de stages in België. Eén ervan is de ondersteuning van initiatieven die kunnen bijdragen tot de verspreiding op ruimere schaal van de opgedane kennis in het buitenland (bv. door studiedagen, vormingssessies, rondetafelgesprekken, pilootprojecten, ....). Bursalen kunnen vanaf nu dergelijke projecten voor financiële ondersteuning bij de Stichting indienen.
Pagina 3
VOORWOORD
In 2000 selecteerde een onafhankelijke jury voor de derde keer de kandidaatsdossiers die bij de Stichting werden ingediend. De jury stelde het licht op groen voor zestien magistraten, waarmee u kennis kan maken in het tweede deel van de brochure. Zij zullen in de loop van 2001 hun stageproject realiseren. Door op stage te vertrekken, getuigen de magistraten van hun wil om bij te dragen tot een humanere en efficiëntere justitie. Daarvoor zijn ze bereid om de nodige tijd en energie in hun project te steken. Ze verwachten vooral dat hun ervaringen concreet kunnen worden gevaloriseerd in de Belgische rechtspraktijk. Veel magistraten wijzen erop dat enkele dagen of maximum drie weken echter weinig betekenen in het licht van een gehele carrière. Het gaat om een eerste stap die ze wensen verder te zetten op een meer gestructureerde wijze, zowel voor henzelf als voor hun collega's. Bij het lanceren van de vierde oproep voor buitenlandse stages voor magistraten, hoopt de Stichting een stap dichter te hebben gezet bij de realisatie van deze wens.
Koning Boudewijnstichting december 2000
Pagina 4
VOLBRACHTE STAGES (BURSALEN 1998)
Nota voor de lezer In dit deel van de publicatie treft u de laatste, nog niet eerder gepubliceerde stagerapporten aan van de bursalen die in 1998 werden geselecteerd.
Philippe ADRIAENSEN
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Door efficiëntere selectie en management kunnen dossiers sneller afgehandeld Philippe ADRIAENSEN worden Huidige functie Raadsheer, Hof van beroep te Antwerpen Doel stage De toepassing van geschillen-behandeling en de evolutie in het zeerecht in GrootBrittanië bestuderen. Stageplaats London (sollicitors bureaus, International Maritime Organisation, Lloyd’s)
Rechters krijgen een pro-actieve rol Anders dan bij ons heeft een rechter in Groot-Brittanië heel wat invloed op het verloop van een civiel geding en op de procedures voorafgaand aan het geding. Een en ander is het gevolg van een herziening van regels in civiele geschillen, de zogenaamde Woolf’s Reform van 1999. Enkele krachtlijnen van deze herziening:
De rechtbank moet aan ‘case management’ doen De rechter krijgt een actieve rol toebedeeld in de voorbereiding en de behandeling van een zaak. Hij moet namelijk de partijen aanmoedigen onderling een akkoord te treffen op het risico de gedingkosten - en die zijn niet gering - te moeten betalen bij ‘vaststaand onredelijk gedrag’. De rechter kan gebruik maken van civil procedure rules, practice directions en court orders om aan actief ‘case management’ te doen. Concreet betekent dit dat de rechtbank handelt op basis van een standaard reglement en een aantal pre-action protocollen om de partijen aan te zetten tot een buitengerechtelijk vergelijk. Geldelijke sancties fungeren daarbij als stok achter de deur.
Pagina 7
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Philippe ADRIAENSEN
Een driesporensysteem Als hulpmiddel voor het zo efficiënt en snel mogelijk afwerken van dossiers, werd er in GrootBrittanië een driesporensysteem ontwikkeld. Een dossier wordt van meet af aan ondergebracht in één van de volgende drie sporen of tracks: • small claim track: voor dossiers die zaken tot en met 5.000 pond behelzen ; • fast track: voor zaken waarmee geldelijke belangen tussen de 5.000 en 15.000 pond gemoeid zijn, en die niet langer dan één dag in beslag nemen ; • multi track: voor zaken die een groot publiek aanbelangen en/of belangrijke geldsommen betreffen. In de afhandeling van deze zaken is een grote flexibiliteit ingebouwd in overeenstemming met hun complexiteit. Door een pro-actief optreden, duidelijke procedures en gestandaardiseerde vormen van geschilhantering krijgt de rechter sinds de Woolf’s Reform een grote mate van verantwoordelijkheid voor het goed verloop van een proces. Dat kan men gerust een aardverschuiving noemen in vergelijking met de voormalige procedures die te langdradig en kostelijk waren om van effectief management te spreken. Vanzelfsprekend staat of valt heel dit systeem met de competentie van rechtbanken om sancties op te leggen bij het niet naleven van de richtlijnen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Om de toenemende instroom van zaken op het Hof van beroep te kunnen beheersen, zijn structurele maatregelen van blijvende aard nodig. De hoven van beroep dienen een actieve rol toebedeeld te krijgen in de voorbereiding en de behandeling van een zaak. Verder is er bijstand nodig van referendarissen en een ontlasting van een aantal routine-verplichtingen. Een auto-responsabilisering van de magistratuur vereist dat zij de nodige wapens in handen krijgt om de strijd te kunnen aanbinden met de gerechtelijke achterstand. Zaken worden best ingeleid in een kamer met een alleenzetelende raadsheer (rolregeling) die in samenspraak met de partijen het verdere verloop zal bepalen. Dit kan via een ‘filterkamer’ met korte debatten, via een collegiaal samengestelde kamer of via (externe) bemiddeling. Na gedachtenwisseling met alle actoren met het oog op conflictbemiddeling, kan de magistraat pro-actief optreden. Het reeds bestaande protocol-akkoord met de vertegenwoordigers van de onderscheiden balies is een geschikt werkmiddel. Het verdient meer aanmoediging en zou best meer bindende kracht krijgen.
Pagina 8
Jacques BONNIVERT
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Samenwerken in vertrouwen Jacques BONNIVERT Huidige functie Substituut van de procureur des Konings te Verviers (afdeling jeugd, zedenmisdrijven, verdovende middelen en internationale zwendel in gestolen voertuigen) Doel stage Observeren hoe justitie in Ierland werkt, vooral bij onderzoeken door de politie zelf en meer bepaald op het vlak van jeugdbescherming. Stageplaats In Dublin: het Office of the Director of Public Prosecutions, Chief'State Solicitor Office, Garda National Juvenile Office, Eastern Health Board, Forensic Science Laboratory, Children's Court.
Het rechtssysteem van de Ierse Republiek berust op heel andere grondslagen dan het systeem op het Europese vasteland: a priori zou het dus erg moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk moeten zijn om er praktijken en ideeën te gaan bekijken die ook bij ons kunnen worden toegepast. Toch kan het systeem inspiratie geven op bepaalde punten, bijvoorbeeld wat minderjarigen betreft, ook al zijn de algemene aanpak van jeugddelinquentie en opvang van kinderen in gevaar er in wezen gelijkaardig. Op dat vlak zijn er dus geen echt grote verschillen, noch qua voorgestelde oplossingen, noch wat hun beperkingen betreft. De Ierse jeugdrechters worden net als hier geconfronteerd met een nijpend tekort aan opvang-mogelijkheden in open of gesloten instellingen. En dat geldt zowel voor delinquente jongeren als voor minder-jarigen in gevaar.
De politieagent: een vertrouwenspersoon in de buurt Er bestaat wel een groot verschil met het Juvenile Diversion Programma van de Ierse politie: de politie beschikt daarin over de discretionaire macht om, alvorens vervolging in te stellen, een jongere die op het ogenblik van de feiten geen 18 jaar is, een waarschuwing te geven als hij bekent dat hij het misdrijf heeft begaan en als de ouders bereid zijn om mee te werken en de raad van de politieman over de jongere in kwestie te volgen. Die waarschuwing kan informeel zijn en bijvoorbeeld door de wijkagent in zijn bureau worden gegeven, maar kan ook 'formeel' zijn en door de officier van het district worden uitgesproken. Het resultaat is vrij indrukwekkend: 89% geslaagde gevallen op 95.000 eerste waarschuwingen. Daarbij moet worden gepreciseerd dat de politie in Ierland over een zeer ruime onderzoeksbevoegdheid beschikt: het is de politie die het hele onderzoek doet en de zaak wordt pas aan een 'solicitor' (een door de Staat aangeduid jurist) doorgegeven wanneer het onderzoek rond is.
Pagina 9
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Jacques BONNIVERT
Dat getuigt van een totaal andere mentaliteit dan bij ons: terwijl wij in België of in Frankrijk steeds achterdochtiger staan tegenover de politie hebben de Ieren echt vertrouwen in hun politiemensen en de verschillende sociale actoren (school, politie, familie, sociale diensten, gerechtelijke kringen …) werken er nauw mee samen. Het is natuurlijk niet mogelijk om een bepaalde aanpak, die uit een algemene ingesteldheid voortvloeit waarin respect voor de instellingen traditioneel belangrijker is, zomaar ook hier toe te passen. Maar Jacques Bonnivert kan niet ontkennen dat hij een heel gunstige indruk heeft over de manier waarop de zaken over het Kanaal worden aangepakt en is dan ook voorstander van grotere autonomie voor de politie. Als de politiemensen beter zouden worden opgeleid en een onderzoek in grotere onafhankelijkheid zouden kunnen leiden, zouden de magistraten van een aantal kleinere zaken verlost zijn of zouden ze deze sneller en doeltreffender kunnen behandelen. 'De Ierse politie, zegt hij, staat echt dicht bij de mensen: elke politieman die aan het programma meewerkt volgt "zijn" minderjarigen heel goed en werkt met de ouders, de school en andere verenigingen samen om oplossingen te vinden zodat de jongere niet in de criminaliteit terechtkomt en zijn evenwicht vindt, bijvoorbeeld door aangepaste vrijetijdsactiviteiten. Het accent ligt dus op preventie.' Ook bij de opvang van minderjarigen in gevaar staan vertrouwen en samenwerking centraal, op een manier die ons verbaast en die wij zelfs benijden. Die opvang gaat uit van de zogenaamde 'Health Boards' die bestaan uit sociale en gezondheidswerkers die voortdurend nauw contact houden met de risicogezinnen uit hun sector en met de politie en de school. Zij moeten nagaan welke kinderen gevaar lopen en zij beschikken over uitgebreide bevoegdheden om in te grijpen. De Health Board kan beslissen om het kind alleen maar in het gezin te volgen of om het in een pleeggezin of instelling te plaatsen, of nog om een jongere de mogelijkheid te geven om zelfstandig te gaan wonen in een structuur waar een maatschappelijk werker de minderjarigen in kwestie begeleidt. De 'District Courts' hebben een groot vertrouwen in die 'Health Boards', in hun analyses en voorstellen. De samenwerking tussen rechter, politie en Health Board verloopt goed, elke instantie heeft rechtstreeks contact met de andere, zonder overdreven formalisme. Dankzij het systeem zijn de dossiers overzichtelijker en kunnen ze ook sneller worden behandeld. De nadruk op preventie, op vereenvoudiging, op samenwerking en op wederzijds vertrouwen tussen de betrokken diensten zijn juridische en menselijke aspecten die ook bij ons belangrijk zijn in de reflectie over een doeltreffender werking van justitie. Op dat vlak geeft Ierland alvast een goed voorbeeld.
Pagina 10
Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Openstaan voor een andere rechtscultuur Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE Huidige functie Substituut van de procureur des Konings te Brussel Doel stage Het Engelse strafrechtelijk systeem bestuderen vanuit een drievoudige invalshoek: de balie, de hoven en rechtbanken, de onderzoeksdienst (CPS). Stageplaats De Royal Courts of Justice, de Barrister Chambers en de Crown Prosecution Service (CPS)
Het was de bedoeling om na te gaan hoe een systeem, dat op heel andere principes dan het onze is gebaseerd, blijkbaar efficiënter werkt. In de praktijk moet men vaststellen dat in het Engelse recht de rollen beter omschreven zijn en dat de procedure, de feiten en de organisatie door grotere transparantie worden gekenmerkt. Volgens Philippe de Hemricourt de Grunne voelt men er ook 'de bekommernis om méér respect voor justitie, wat zijn oorsprong vindt in een sterkere burgerzin.'
Het Engelse systeem is om meer dan één reden doeltreffender: de strikte navolging van de uurroosters werkt tijdbesparend, justitie beschikt er over meer instrumenten en middelen en het schriftelijke en het mondelinge vullen er elkaar aan (de protagonisten overhandigen elkaar de schriftelijke documenten vóór het proces begint). Een Engels rechter is polyvalent: hij kan zowel in burgerlijke zaken als in strafzaken zitting houden ; hij is mobiel, wat betekent dat hij niet aan één arrondissement is gebonden en hij vonnist meteen, de uitspraak volgt dus meteen op de zitting. In sommige gevallen kan dezelfde rechter ook beslissen over de wenselijkheid van hoger beroep, met het oog op het algemeen belang. Bovendien wordt alles uitgeschreven en krijgen de partijen daar een afschrift van. De mogelijkheid om schuldig te pleiten ('Plea of Guilty') betekent dat er in 90% van de gevallen alleen over de straf wordt gepleit, wat natuurlijk een aanzienlijke tijdwinst betekent.
Pagina 11
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE
Soepel en toch strikt De Crown Prosecution Service (CPS) is een instelling die in 1985 werd opgericht om een grotere onafhankelijkheid van justitie en een objectievere strafrechtprocedure te waarborgen. Vroeger was het alleen de politie die tot vervolging besliste en het onderzoek werd gedaan door of in naam van de politiediensten, zonder tussenkomst van een magistraat. De CPS beslist nu niet alleen over vervolging maar fungeert ook als doorgeefluik tussen de politie, de verdediging en de rechtbanken. De oprichting van die dienst toont aan hoe het Engelse recht, dat nochtans sterk in de traditie verankerd is, toch andere invloeden toelaat en veranderingen invoert om justitie onpartijdiger te maken. Het is tegelijk erg soepel en erg strikt. Volgens Philippe de Hemricourt de Grunne kunnen wij ons op het Engelse systeem inspireren, zonder nochtans ons systeem helemaal te veranderen: 'Als je niet verder kijkt dan de buitenkant, kun je niets doen. De fundamenten van beide systemen zijn immers totaal anders. Maar met een beetje verbeelding, overleg en openheid van geest, kunnen elementen ervan ook in ons recht worden toegepast, net zoals het Engelse strafrecht zich ook voor bepaalde beginselen uit het continentale recht heeft opengesteld.'
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Concreet zouden de drie onderstaande principes snel een deel van onze gerechtelijke achterstand kunnen helpen oplossen: • het invoeren van zittingen voor korte pleidooien, waarbij de verdediging, in akkoord met het openbaar ministerie, alleen over de straf zou pleiten, zoals in de Engelse 'Plea of Guilty'procedure ; • het uitwisselen van schriftelijke conclusies tussen de partijen op het proces: zij zouden de rechter tijdig moeten worden bezorgd zodat de betrokken actoren op het ogenblik van de debatten reeds de argumenten kennen ; • de aanwezigheid van stenodactylografen op de zitting zou de interne organisatie sterk vergemakkelijken: dat zou heel wat fouten voorkomen en zou de zitting ook heel wat transparanter maken. Hervorming van justitie is niet alleen een kwestie van wetgevende maatregelen en van middelen: het is een proces op lange termijn, waarin de zaken op een positieve manier in vraag worden gesteld en waar de betrokkenen de wil moeten hebben om aan uitwisseling te doen.
Pagina 12
Guy DELVOIE
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Ondersteuning voor eigen managementsmodellen Guy DELVOIE Huidige functie Magistraat-coördinator, Hof van beroep te Brussel Doel stage Doorgedreven kennis verwerven van de theoretische en praktische aspecten van rechtbank-management. Stageplaats Institute for Court Management, Virginia, en the seventh circuit Court of Appeal, Chicago, U.S.A.
'Efficiënt beheer op basis van goede analyses' Het ingediende project was géén stage in de eigenlijke zin van het woord. Zoals in de aanvraag uitdrukkelijk gesteld en geargumenteerd, ging het om een opleidingsprogramma inzake rechtbankmanagement voor hoofdzakelijk Amerikaanse, maar ook buitenlandse deelnemers. Het programma omvatte een theoretisch gedeelte, dat verder uitgewerkt diende te worden in de vorm van een eigen managementsproject gedurende negen maanden in het eigen gerecht, het schrijven van een thesis hierover en een stage in een Amerikaans Hof van beroep.
Concepten en praktijken van management In het eerste deel van het programma stonden niet zozeer het concrete rechtbankmanagement maar eerder de ontwikkeling van leiderschapstechnieken centraal. Dit gedeelte was minder aangepast aan de deelname van buitenlandse geïnteresseerden dan verhoopt. Niettemin bevatte het een kennisname met specifieke concepten uit het Amerikaanse rechtbankmanagement, zoals het ‘differentiated case management’, ‘case flow management’ en het concept van het rechtscollege als een organisatie die zelfregulerend is, maar wel verantwoording dient af te leggen. Het impact hiervan op de efficiëntie en op het oplossen van problemen kwam eveneens aan bod. Uitwerken van managementsproject De opvolging van een eigen project door de Amerikaanse supervisor was zeer intensief en kritisch en had een onmiddellijk impact op het eigen werkterrein door de gewonnen inzichten in managements-analyses, in statistische verwerking en aanwending van gegevens, in het systematisch verzamelen en aanwenden van strategische informatie over de eigen werkprocessen, enzovoort. Dit resulteerde in een eindwerk over de manieren om het rechtbankmanagement van het Hof van beroep positieve impulsen te geven.
Pagina 13
Bursalen 1998 – Volbrachte stage
Guy DELVOIE
Mogelijke inplicaties voor de Belgische praktijk De opgedane ervaring blijkt van grote praktische waarde en stimulerend voor de ontwikkeling van een reële managementscultuur. Rechtbankmanagement komt slechts langzaam op gang in België en dat heeft te maken met de aard van de gerechtelijke organisatie: eerder dan een zelfregulerend organisme dat verantwoording dient af te leggen, werkt ons gerechtelijk systeem als een machine, die niet verantwoordelijk is voor de toevoer van brandstof. Een machine kan niet ter verantwoording geroepen worden voor het feit dat de machinist er te weinig olie in gegoten heeft. Eerst wanneer de mogelijkheden tot autonoom budgetbeheer verhoogd worden, kan er sprake zijn van echte managementsmogelijkheden. Maar ook binnen het huidig kader bleek het mogelijk om met een doordacht management successen te boeken. Meer bepaald op een van de voornaamste punten van wrevel voor de rechtzoekenden: de te lange procesduur. Een uitgekiend systeem van ‘procesmanagement’ laat toe de gemiddelde duur van een proces in beroep met achttien maanden te verminderen. In de huidige stand van de wetgeving kan het hof dit systeem niet aan de advocaten opdringen. Daarom is het uitgangspunt dat het hof aan advocaten die snel(ler) vooruit willen, zijn actieve deelname verleent in een systeem van vereenvoudigde en versnelde toepassing van de meest doeltreffende wettelijke regels in verband met de voortgang van het proces. Dit wordt gekoppeld aan een ontradingspolitiek t.o.v. van andere, minder efficiënte, tijdrovende en kostelijke procedures. Het systeem kent een opzienbarend succes: het wordt thans toegepast in ruim 60 % van de (nieuwe) dossiers en leidt in die dossiers tot een vermindering van de ‘advocatentijd’ van gemiddeld méér dan 23 maanden tot amper 5 maanden. Ten gevolge van dit groot succes dreigt er echter, verderop in de procesdoorloop, een flessenhalsprobleem te ontstaan. Meer dossiers worden op korte tijd ingediend voor behandeling door het Hof en -tenzij de mogelijkheden van het Hof vergroten om efficiënt te reageren op deze vraag- lijkt de gewonnen tijdwinst in de volgende fase weer verloren te gaan door het langer worden van de wachttijden binnen het hof zelf. Dit project bewijst dat de procesduur gevoelig kan ingekort worden door beter management. De vraag aan de overheid om uit dergelijke, op het terrein ontwikkelde projecten, lering te trekken en de rechtbanken beter te ondersteunen in hun pogingen daartoe, is groot.
Pagina 14
Guido DE PALMENAER
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Werken aan beter onthaal van rechtszoekenden
Guido DE PALMENAER Huidige functie Vrederechter, Vredegerecht te Oostende Doel stage Bestuderen van het onthaal en de informatieverstrekking op eerstelijnsrechtbanken in de ons omringende landen. Stageplaats Eerstelijnsrechtbanken en nationale verenigingen van eerstelijnsrechters in Frankrijk, Luxemburg, Italië, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (laatste land nog niet bezocht)
Manieren om de rechtszoekenden wegwijs te maken in gerechtsgebouwen Heel wat gerechtsgebouwen, zeker in de grotere arrondissementen, blijken een doolhof te zijn voor rechtszoekende burgers. Is dat ook in onze buurlanden het geval, of heeft men er interessante oplossingen gevonden om de burger wegwijs te maken?
Italië Van Italië hebben we op dat vlak niet veel te leren. Er is geen opvang in de gerechtsgebouwen en ook geen andere vorm van informatieverstrekking. Sommige gerechtsgebouwen zijn zo afgelegen dat ze haast niet te vinden zijn. Nederland Het onthaal in Nederlandse gerechtsgebouwen is zeker niet alleen of in eerste instantie ingegeven door klantvriendelijkheid en maakt eerder een defensieve indruk. Deurwachters in de centrale inkomhal en op de diverse verdiepingen van het gerechtsgebouw in Amsterdam controleren bijvoorbeeld nauwgezet de identiteitsgegevens van iedereen vooraleer toegang te verlenen. De griffie en de magistraten worden op afstand gehouden van de burgers. Wel interessant zijn een aantal brochures voor rechtszoekenden, waaronder enkele met de titels ‘u bent gedagvaard’ en ‘u bent eiser’. Een afzonderlijke brochure is er ook voor bewindvoerders van meerderjarige handelingsonbekwamen.
Pagina 15
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Guido DE PALMENAER
Verenigd Koninkrijk Ook hier staat de defensieve functie van deurwachters voorop en worden burgers afgeschermd van de griffie en van magistraten. Voor een eerste juridisch advies dient een onderhoud aangevraagd te worden. Er worden verschillende brochures beschikbaar gesteld, ook in de talen van de etnische minderheden. Ambtenaren van de stad zorgen ook voor informatie aan minvermogende rechtszoekende burgers, soms zelfs tot in de gerechtsgebouwen. Luxembourg De rechtbanken zijn hier klein en men heeft onmiddellijk toegang tot iemand van de griffie. Volgens een beurtrolsysteem nemen mensen van de griffie het onthaal waar en geven enige informatie over de eerstelijnsrechtbanken. Er zijn geen brochures beschikbaar. Frankrijk Op de Franse rechtbanken wordt een uitgebreide collectie brochures ter beschikking gesteld van de rechtszoekenden. Een bediende van de griffie is verantwoordelijk voor de ontvangstbalie.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Voorbereidingen om onze gerechtsgebouwen klantvriendelijker te maken voor de rechtszoekende burger zijn bij ons volop aan de gang. Er werd een signalisatiesysteem uitgewerkt waarbij elke rechtbank zijn eigen kleur toegewezen krijgt. Het is de bedoeling dat een signalering met deze codes binnen afzienbare tijd aangebracht wordt in elk gerechtsgebouw. Er worden momenteel twee brochures uitgewerkt voor rechtszoekenden, naar analogie van de brochures in Nederland. Mogelijk komen er hierna meerdere brochures, toegespitst op specifieke problematieken, zoals de bewindvoering van meerderjarige handelingsonbekwamen. Rechtbanken met meer dan 30 of 35 personeelsleden zouden een juridisch gekwalificeerde beambte mogen aantrekken die verantwoordelijk gesteld zou worden voor informatie en ontvangst van rechtszoekenden. Dit zijn enkele pistes die momenteel, met de steun van het ministerie van justitie, verder uitgewerkt worden.
Pagina 16
Nadia DE VROEDE
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
De islamitische cultuur, anders maar heel rijk Nadia DE VROEDE Huidige functie Eerste substituut aan het Parket van de procureur des Konings te Brussel, afdeling Gezin-Jeugd Doel stage Grondiger inzicht verwerven in de werking en waarden van een land naar islamitisch recht, teneinde delinquenten van Marokkaanse origine in België beter te kunnen aanpakken ; met de Marokkaanse overheid en organisaties een vertrouwensrelatie opbouwen, met name in verband met ouderontvoeringen van kinderen uit gemengde huwelijken. Stageplaats Het Marokkaanse ministerie van justitie, de directie Internationale Betrekkingen, het Hof van beroep van Rabat, de Rechtbank van eerste aanleg en het Parket in Rabat en in Salé, het nationaal instituut voor rechtsstudies, diverse lokale verenigingen.
Weg met de stereotiepe voorstellingen Het kan verrassend klinken, maar inzake jeugdbescherming is het Marokkaanse rechtssysteem niet zo vreemd. Het is immers op het Franse systeem geïnspireerd. Maar wat wel sterk verschilt, zijn de oorzaken van de criminaliteit: terwijl hier vooral het verlies van referentiepunten een rol lijkt te spelen, zijn in Marokko vooral de sociaal-economische factoren belangrijk. Omdat veel jongeren behoeftig zijn, bieden de jeugdinstellingen in de eerste plaats onderdak en voeding, maar ook onderwijs en een beroepsopleiding.
De Marokkaanse magistraten die Nadia De Vroede heeft ontmoet, waren tegelijk erg gegeneerd over de delinquentie van jongeren van Marokkaanse herkomst in België, maar ook zeer geïnteresseerd in de aanpak van het probleem, vooral in de strafbemiddeling. Zij zouden de contacten graag voortzetten om op de hoogte te kunnen blijven. Nadia De Vroede van haar kant is teruggekeerd met een positief beeld van een zeer rijke cultuur die hier onvoldoende bekend is en met een groot verlangen om er meer over te leren. Dat is in haar dagelijks werk wel belangrijk: 'Als je de cultuur van de andere kent, komt de boodschap beter over en begrijp je ook de ouders beter.'
Pagina 17
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Nadia DE VROEDE
Door haar reis kan ze bepaalde stereotiepe voorstellingen nuanceren of ontkrachten. Een voorbeeld: 'Men zegt hier dat verdovende middelen daar deel uitmaken van de traditie, dat het gebruik ervan niet strafbaar is. Dat is helemaal niet zo: drugsgebruik wordt er integendeel streng gestraft.' Een ander hardnekkig beeld bij de Belgen is dat de Marokkaanse ouders niet erg begaan zijn met het schoolleven van hun kinderen. Maar in Marokko staan de ouders er op dat de kinderen naar school gaan: het betekent voor hen een kans in het leven en is daarom erg belangrijk.
En de wet? Nadia De Vroede behandelt al jaren dossiers van internationale ouderontvoeringen. Het recht heeft op dat vlak zijn grenzen: de familiesystemen in België en Marokko zijn erg verschillend, de beslissingen gaan dan ook niet in dezelfde richting. Hoe kun je in burgerlijke zaken een maatregel doen naleven die in een ander land werd beslist? Hoe kun je op strafrechtelijk vlak een dader vervolgen wanneer hij naar Marokko is getrokken? De zaken moeten anders worden aangepakt, niet alleen strikt juridisch. Nadia De Vroede heeft de vergaderingen van de Belgisch-Marokkaanse adviescommissie over burgerlijke zaken kunnen bijwonen en heeft het ministerie van justitie een aantal concrete voorstellen bezorgd. Het lijkt haar belangrijk dat er een zeker vertrouwen groeit tussen de magistraten en de politiediensten hier en ginder. Waarom zou men niet verder kijken dan de wet met zijn beperkingen, of dan de zeer administratief ingestelde Commissie en bijvoorbeeld een beroep doen op familiebemiddeling? Volgens Nadia De Vroede moet men 'tot oplossingen komen samen met de families en met de mensen ter plekke'. Ook op dat vlak toonden de Marokkaanse magistraten trouwens heel wat belangstelling ; bemiddeling maakt immers deel uit van hun cultuur: zij zouden graag meer weten over voorzieningen zoals de ontmoetingsplaatsen waar de kinderen op een neutrale en veilige plaats weer contact kunnen hebben met de benadeelde ouder. De stage van Nadia De Vroede was in tal van opzichten bijzonder verrijkend, vooral op het vlak van uitwisseling, dialoog en openheid.
Pagina 18
Chantal PENSIS
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Lessen uit het verre Canada
Chantal Pensis heeft in 1996 al een studiereis naar Québec gemaakt: dat was nog vóór de zaak Dutroux en zij vond toen reeds dat er in Québec Chantal PENSIS pionierswerk werd verricht wat de aanpak van seksuele misdrijven en slachtofferverhoor betreft. Huidige functie Eerste substituut van de procureur des Konings bij het Brusselse Parket, lid van de Hoge Raad voor de Justitie Doel stage Kennismaken met de strafrechtelijke en medische behandeling van seksuele delinquenten in Québec en met de organisatie van de Canadese justitie in het algemeen. Stageplaats Het Hof van Québec in Montréal en in Québec stad, het Institut Pinel (Montréal) en de Correctionele Dienst van Canada (Laval)
Tijdens haar stage nu heeft zij kunnen vaststellen dat Québec zich ook heeft geïnspireerd op bepaalde maatregelen waarin België een voorloper was: het slachtofferverhoor wordt bijvoorbeeld op video opgenomen om te vermijden dat zij hun getuigenis verschillende keren moeten herhalen. Dat werd in België voor het eerst toegepast en nu dus ook in Québec.
Québec presteert heel goed in het behandelen van seksuele delinquenten: de behandeling begint al zodra de feiten worden vastgesteld, dus nog vóór het vonnis en kan ook binnen de gevangenis gebeuren. Vanuit medische hoek hoort men wel dat een opgelegde behandeling niet effectief is. Volgens Chantal Pensis wegen de nadelen echter minder zwaar dan de voordelen. Zij was onder de indruk van het ernstige en omvattende karakter van die behandelingen: individuele en groepstherapie, confrontatie met het maatschappelijk leven, juridische vorming … Soms is de behandeling zo ingrijpend dat bepaalde gevangenen er niet tegen kunnen: te zwaar en het is onmogelijk om te veinzen. Voorts is het ook zo dat niet alle seksuele delinquenten worden behandeld: de zwaarste gevallen, zoals kindermoordenaars, komen niet in aanmerking. De behandelingen - die erg duur zijn worden alleen aan niet zó zware gevallen gegeven, aan zij die nog 'recupereerbaar' zijn.
Pagina 19
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Chantal PENSIS
Een andere praktijk uit Québec zou ook bij ons gemakkelijk kunnen worden toegepast: de gehoorzalen zijn zo ingericht dat beide partijen elkaar niet kunnen ontmoeten. De mensen van beide partijen worden in een apart zaaltje opgevangen en de verklaring van het slachtoffer wordt met een videocamera gefilmd, rechtstreeks, zonder dat die persoon met de dader wordt geconfronteerd en ook niet voor de zaal te kijk staat. 'Dat maakt het allemaal toch iets minder pijnlijk,' vindt Chantal Pensis.
Goed georganiseerd en probleemloos tweetalig Voorts wou Chantal Pensis ook de algemene organisatie van het rechtssysteem bekijken en ook op dat vlak kunnen wij van Québec leren: de organisatie is er in handen van administrateurs en van rechters die in management zijn gespecialiseerd. De verschillen met ons systeem zijn vrij groot, maar het schijnt zeer goed te werken. Bijvoorbeeld: de planning is zodanig dat de gehoorzalen - die comfortabel en goed uitgerust zijn - permanent worden gebruikt. Alle debatten worden opgenomen. De rechters houden een week lang elke dag zitting en besteden dan een week aan de beraadslaging. De formele, uiterlijke aspecten zijn minder opvallend dan bij ons … wat niet betekent dat er minder respect is. Integendeel, tijdens de terechtzittingen is het muisstil. Net als in België bestaan er in Québec verschillende culturen naast elkaar, met onder meer een vrij grote 'autochtone' bevolking. De Indianen, die hun 'roots' zijn kwijtgeraakt, hebben vaak problemen rond alcohol en delinquentie. Justitie levert heel wat inspanningen - vertaling, begeleiding, opvang - zodat ze begrijpen wat hun overkomt als ze gevonnist worden. Het gebeurt ook dat de rechtbank zich verplaatst, soms 3.000 km ver, om recht te spreken. En net als België is Québec tweetalig en dat lijkt niet voor onoverkomelijke problemen te zorgen: men eist niet echt dat de mensen tweetalig zijn, maar de diensten en de zittingen zijn dat wel degelijk. Een laatste positief punt: in Québec is permanente vorming voor de magistraten een plicht (elk jaar worden hun multidisciplinaire vormingen aangeboden), terwijl dat hier nog te vaak als een vorm van 'ontspanning' wordt gezien …
Pagina 20
Damien VANDERMEERSCH
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Op zoek naar de gulden middenweg Damien VANDERMEERSCH Huidige functie Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel
Tegenstrijdige beginselen verzoenen …
Doel stage Grondiger kennismaken met het strafprocesrecht en de strafrechtelijke procedureregels in Canada, en van daaruit een bijdrage leveren tot de reflectie over de hervorming van ons strafrecht
De filosofie en de praktijk van onze strafrechtspleging verschillen radicaal van de regels die in de Angelsaksische landen gelden. Tussen vertegenwoordigers van beide systemen bestaat vaak veel onbegrip, waarbij elk zijn systeem verdedigt als het enig waardevolle.
Stageplaats Hof van Québec, rechtsfaculteit van de universiteit van Laval ; tal van ontmoetingen met magistraten, advocaten, hoogleraars
Toch bevat de Angelsaksische rechtspraktijk heel wat positieve elementen die ook in het Belgische recht zouden kunnen worden toegepast om de procedures te verbeteren.
In het Angelsaksische recht zijn de rechten van de verdediging zeer goed beschermd. Dat vraagt veel middelen, maar blijft mogelijk doordat het in 90% van de gevallen niet eens tot een proces over de strafbaarheid komt: al die gevallen worden afgesloten omdat de verdachte schuldig pleit. De advocaten van de verdediging en de procureurs zijn het gewoon om met elkaar te praten en samen oplossingen te zoeken voor bepaalde situaties, die dan aan de rechter worden voorgelegd. Die aanpak - sommigen hebben het over 'marchanderen' - heeft niet de pretentie ideaal, foutloos en superieur te zijn, maar is wel heel haalbaar. Dat pragmatische kan trouwens ook menselijk en verzoeningsgericht zijn. Nu we geconfronteerd worden met rechtsweigering en met overbelaste rechtbanken, zou die aanpak interessante perspectieven kunnen openen: er bestaan immers andere manieren om conflicten op te lossen dan onze strafrechtprocedure. Onderhandelen over recht heeft verschillende voordelen: de beschuldigde kan de eigen toekomst in handen nemen en een aanvaarde straf is ongetwijfeld zinvoller dan een opgelegde straf.
Pagina 21
Bursalen 1998 – Volbrachte stages
Damien VANDERMEERSCH
Men kan ook zoeken naar de meest rechtvaardige oplossing - die niet noodzakelijk de meest repressieve is - voor het conflict dat is ontstaan doordat het strafrecht werd overtreden. Bovendien opent de aanpak vele mogelijkheden tot alternatieve straffen.
… dankzij een kritische dialoog Men moet met veel kritische zin nagaan welke elementen uit het Angelsaksische recht kunnen worden overgenomen: een beter inzicht in de zwakke punten komt de reflectie zeker ten goede.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Met het oog op een grondige hervorming van onze strafrechtpleging formuleert Damien Vandermeersch een aantal voorstellen die door zijn stage in Canada zijn geïnspireerd: •
Het debat over de strafbaarheid loskoppelen van het debat over de straf: de juristen in Common Law vragen zich terecht af hoe een advocaat met dezelfde overtuiging de vrijspraak kan pleiten en tegelijk een zo licht mogelijke straf voor zijn cliënt kan vragen … Dat lijkt hun in tegenspraak met het vermoeden van onschuld.
•
Men moet schuldig kunnen pleiten en prioriteiten kunnen vastleggen in de vervolging door het parket: er zijn maar weinig beklaagden die voor één enkel misdrijf terechtstaan. Zou het dan niet beter zijn om het debat op de zwaarste overtreding toe te spitsen?
•
Verdediging en aanklager moeten samen een strafvoorstel kunnen doen: over een straf wordt niet 'gemarchandeerd', maar onder toezicht van de rechter zou men daarover, onder bepaalde voorwaarden, toch een opbouwende discussie moeten kunnen voeren.
•
Bepaalde fundamentele rechten weer in herinnering brengen, bijvoorbeeld het recht om te zwijgen. Een zuiver formele houding is soms te zwaar, maar de beklaagde heeft toch het recht zijn rechten te kennen. Het recht om te zwijgen is één van die formele principes waarop het Angelsaksische recht zeer streng toekijkt.
Pagina 22
VOLBRACHTE STAGES (BURSALEN 1999)
Nota voor de lezer In dit deel van de brochure treft u het grootste deel van de stagerapporten aan van de bursalen die in 1999 werden geselecteerd. Op dit ogenblik zijn echter nog niet alle stages van deze selectie afgelopen. Derhalve zal u niet alle stagebeschrijvingen in de brochure aantreffen.
Van zodra de laatste voorstellingsfiches klaar zijn, kan u deze inkijken op de website van de Koning Boudewijnstichting (www.kbs-frb.be).
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Marie-Claire CEULE en Koenraad VERMASSEN
Wetten moeten coherent en overzichtelijk zijn Huidige functies Marie-Claire CEULE Eerste referendaris afdelingshoofd, Raad van State Koenraad VERMASSEN Eerste referendaris afdelingshoofd, Raad van State Doel stage Nagaan hoe het Canadees model op vlak van wetgeving functioneert Stageplaats Federale dienst voor de wetgeving in Ottawa, dienst voor wetgeving van het provinciaal ministerie van justitie, Québec
Een poging om wetten consistent te maken en haalbaar qua volume Canada is een federaal land: de soevereiniteit wordt er gedeeld door het federaal Parlement en de wetgevende machten van de provincies. Zowel in de federale administratie als in deze van de provincies bestaan er diensten voor de wetgeving. Hoe garanderen zij de kwaliteit van de wetgeving en hoe houden zij de kwantiteit aan wetten binnen een overzichtelijke grootte-orde?
Kwaliteit van de wetgeving Het federaal bestuur hecht veel belang aan de vakkundigheid van zijn legisten en verzorgt dan ook opleidingscursussen voor hen. Op vlak van wetgeving passen zij het systeem van ‘gecentraliseerde co-redactie’ toe. Dit betekent dat de dienst het monopolie heeft van de wetgevende redactie, waarbij het opstellen van elk nieuw ontwerp gelijktijdig wordt toevertrouwd aan een Franstalige en aan een Engelstalige redacteur. Samen met de verantwoordelijken van het gespecialiseerde departement redigeren zij beide versies van het wetsontwerp, op basis van de nota van de ministerraad. Dit systeem komt de kwaliteit en eenvormigheid van de wetgeving ten zeerste ten goede. Ontwerpen van uitvoeringsbesluit worden door juristen opgesteld op het niveau van het betreffende ministerie. Vele van deze juristen zijn evenwel centraal aangeworven door justitie en worden als satellieteenheden bij de vakminister ondergebracht. Op het niveau van de provincies wordt dit federale systeem niet toegepast. Zo worden de ontwerpen in de verschillende departementen van Québec opgesteld en enkel in het Frans ; nadien worden ze vertaald en voorgelegd aan de dienst voor de wetgeving van het provinciaal ministerie van justitie.
Pagina 26
Marie-Claire CEULE en Koenraad VERMASSEN
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Kwantiteit van de wetgeving Canada beschikt over een ‘wet ter herziening van wetten’, een instrument dat in algemene zin toelaat om het gehele corpus van de bestaande federale wetgeving op regelmatige tijden te ‘herzien’. Dit betekent dat de wetten kunnen herschreven, veranderd, aangepast of gecodificeerd worden. Dit geldt zowel voor de wetten als voor de besluiten, voor zover zij van reglementaire aard zijn. Tot op heden wordt deze mogelijkheid aangewend om, zowat om de vijftien jaar, de wetgevende bepalingen in één corpus samen te brengen, met uitsluiting van teksten die worden opgeheven of geschorst, die achterhaald werden, hun einddoel bereikten of niet van algemene toepassing zijn. Het resultaat is volgens alle gebruikers, zowel professionelen als gewone burgers, optimaal: een in omvang beperkt geheel van zowel inhoudelijk als vormelijk op elkaar afgestemde teksten, alle actueel.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Een opleiding legistiek zou de kwaliteit van de wetgeving ten goede komen De staatshervorming bracht in ons land een toename van wetgevers met zich mee met als gevolg een verscheidenheid in de toepassing van wetgevingstechniek. Verder zorgen de vertaling van ontwerpen die eerst in één taal werden opgesteld en haastwerk gevolgd door reparatiewetgeving voor de nodige inconsistenties. De kwaliteit van de ontwerpen die aan de Raad van State voor advies worden voorgelegd, verschilt sterk van departement tot departement. Alle ministeries hebben wel een juridische dienst doch ze beschikken niet allen over goed opgeleide en ervaren legisten. Het zou daarom zinvol zijn in ons land, net zoals in Canada het geval is, vorming te organiseren inzake legistiek. Dit zou eenvormigheid in wetgeving ten goede komen. Een eerste stap in die richting is reeds gebeurd door een circulaire van wetgevingstechniek, consuleerbaar op het internet. Een vormingsinstituut voor de wetgevingstechniek zou hierop echter een noodzakelijk sluitstuk vormen. De kwantiteit van de wetgeving beheersbaar maken Momenteel bedraagt de omvang van de bestaande wetgeving in ons land 50.000 teksten. Enkel voor het jaar 1999 omvat het Belgische Staatsblad 50.560 bladzijden. Het hoeft geen betoog dat dit de toegankelijkheid en de kenbaarheid van de bestaande wetgeving tot ijdele begrippen maakt. Binnen de Raad van State wordt het bestand aan wetteksten sinds 1948 bijgewerkt en geactualiseerd. Nochtans is dit bestand moeilijk toegankelijk: het bestaat slechts in één exemplaar op papier. Door zijn bijzondere structuur is het bovendien enkel door wetgevingsspecialisten consulteerbaar. Het zou een prioriteit moeten zijn dit bestand via internet toegankelijk te maken voor het publiek. Een volgende stap zou de vereenvoudiging van de wetgeving zijn. Gezien de omvang en de hiërarchische structuur van de wetgeving is het aangewezen aan te vangen met de teksten op het niveau van de wetten.
Pagina 25
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Monique DELOS
Twee recente wetten vanuit Franse hoek bekeken Monique DELOS Huidige functie Advocaat-generaal bij het Hof van beroep te Bergen Doel stage Nagaan hoe het openbaar ministerie in Frankrijk werkt en georganiseerd is, hoe de procureur-generaal zijn opdracht als coördinator van de parketten invult en hoe de behandeling in real-time van strafprocedures verloopt. Stageplaats Het Parket-generaal van Douai en het Tribunal de grande instance van Rijsel
Krachtens de wet van 22 december 1998 moet de procureur-generaal toezien op de uitvoering van de richtlijnen inzake misdaadbeleid van de minister van justitie, een permanent toezicht organiseren en de parketten ondersteunen. De Franse procureurs-generaal moeten de werking van de procureurs van de Republiek coördineren en controleren: hoe gaan zij tewerk en kan hun aanpak ook in België worden toegepast?
De wet van 28 maart 2000 bepaalt een procedure voor onmiddellijke verschijning ingeval van strafzaken, terwijl er in Frankrijk al sinds vele jaren een procedure in real-time bestaat: welke zijn daarvan de voor- en nadelen? Welke lessen kan men daaruit trekken voor België? Het was met die twee thema's en vragen in het hoofd dat Monique Delos begon aan haar stage bij onze buren in het noorden van Frankrijk.
Coördinatie van de strafvordering 'Coördinatie en improvisatie gaan niet samen, aldus Monique Delos. Goed coördineren moet gebeuren op basis van objectieve gegevens en met kennis van de menselijke middelen die ter beschikking staan. Teamwerk is essentieel, maar ook motivatie, controle en communicatie zijn erg belangrijk.'
Pagina 28
Monique DELOS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
De procureur-generaal van Douai vult zijn coördinatietaak als volgt in: hij houdt regelmatig bijeenkomsten, maakt gebruik van tal van informatiebronnen en beschikt over een aantal beheersinstrumenten die als 'controlepaneel' fungeren. Het gaat enerzijds om interne instrumenten zoals het aantal te ontvangen, ontvangen en vastgelegde dossiers ; voorzieningen in cassatie, gratieverzoeken, zittingsdagen, enzovoort. Anderzijds vermelden die 'controlepanelen' voor de elf gerechten telkens de werkbelasting per magistraat en de criminologische elementen (aantal proces-verbalen, opsporingen, correctionele vonnissen … per 1.000 inwoners). Dergelijke instrumenten zouden ook in België nuttig kunnen zijn, waar het openbaar ministerie niet echt over een controle- en beheersinstrument beschikt.
De procedure in real-time Die procedure is niet mogelijk zonder coördinatie en overleg tussen parket en rechtbank over de organisatie en werking van de zittingen. Op dezelfde manier moet worden samengewerkt met de balie die twee permanenties verzekert (voor de beklaagden en voor de slachtoffers). De uitgesproken straffen worden onmiddellijk ten uitvoer gelegd, wat naar verluidt een impact heeft op de kleine criminaliteit: het Franse openbare ministerie beschouwt de behandeling in realtime als een klaar en duidelijk antwoord op de criminaliteit in de steden. Nochtans zou die procedure ten koste kunnen gaan van andere complexere en ernstiger zaken die op de klassieke manier worden behandeld en waarvoor er een tekort aan zittingen bestaat. De nieuwe Belgische wet beoogt een 'nieuwe cultuur' inzake procedures die zich op het Franse voorbeeld kan inspireren, met name wat coördinatie tussen rechtbank en parket betreft, en voor het beheer van de zittingen. Monique Delos is ten slotte vol lof over de onthaal- en informatiedienst op het justitiepaleis in Lille: het publiek krijgt er informatie, wordt doorverwezen ; er worden klachten in ontvangst genomen, bezoekvergunningen voor gedetineerden afgegeven ; de dienst helpt ook bij het samenstellen van burgerlijke dossiers … en organiseert schoolbezoeken aan het paleis. Monique Delos zou graag zien dat de Belgische justitiepaleizen over even goed werkende onthaaldiensten konden beschikken.
Pagina 27
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Alain KAISER
Geavanceerde technologie ten dienste van justitie Alain KAISER Huidige functie Fiscaal rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, Namen en Aarlen, lid van de Hoge Raad voor de Justitie Doel stage Observeren welke politionele technieken in de Verenigde Staten worden toegepast in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de witwascircuits, en hoe het management van justitie er concreet uitziet. Stageplaats Washington: FBI, Secret Service, FINcen, Office de l’US Attorney, Audit service van het Departement Justitie.
De winsten die bij criminele activiteiten worden gemaakt, tarten elke verbeelding. De witwascircuits maken gebruik van bijzonder complexe financiële transacties via internet, via banktransfers of via ondernemingen die als dekmantel fungeren. De financiële onderzoekingen die naar de top van de misdaadorganisatie kunnen leiden, zijn bijgevolg complex en moeilijk uit te voeren. Om doeltreffend tegen deze groeiende misdaadvorm te kunnen optreden, moet men volgens Alain Kaiser een systeem invoeren dat analoog is met wat hij in de Verenigde Staten heeft kunnen bestuderen.
Het Amerikaanse departement voor financiën heeft FINcen opgericht: een financieel centrum dat een beleid moet uitwerken en uitvoeren om witwassen van geld te voorkomen en op te sporen. Op grond van de wetten tegen het witwassen van gelden (met name de Bank Secrecy Act die de banken verplicht om verdachte verrichtingen te melden), verzamelt het FINcen gegevens die afkomstig zijn van banken, politiediensten, commerciële diensten, het departement van Financiën en dergelijke. Die zeer waardevolle gegevensbank kan worden geraadpleegd door de agentschappen die met de onderzoeken zijn belast. Communicatie en onderlinge informatie-uitwisseling zijn geen probleem omdat de fiches allemaal op dezelfde manier zijn opgesteld. Via het programma GATEWAY werkt het FINcen ook samen met onderzoekers uit het buitenland die eveneens rechtstreekse toegang tot de gegevensbank krijgen. Er werd gestart met een programma op basis van artificiële intelligentie dat systematisch alle aanwijzingen in de database natrekt om zo verdachte circuits te kunnen opsporen.
Pagina 30
Alain KAISER
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Technisch en wettelijk gezien, is er niets dat de overheid belet om ook bij ons een dergelijk initiatief te nemen … als de middelen er zijn. 'De hindernissen zijn vooral politiek en menselijk, aldus Alain Kaiser. Toch moeten we beslist die richting uitgaan, zo'n systeem is in de toekomst gewoon onmisbaar.'
Beheer van informatica, budget en personeel Als lid van de Hoge Raad voor de justitie heeft Alain Kaiser heel wat belangstelling voor het management in justitie. Hoewel er duidelijke verschillen zijn tussen de rechtssystemen en gerechtelijke organisaties van beide landen, zou een aantal Amerikaanse principes ook bij ons kunnen worden toegepast, zonder wetswijzigingen of budgetoverschrijdingen. Zo zou algemeen gebruik van e-mail de administratieve werklast kunnen verlichten, en zou on-line toegankelijke informatie (uiteraard via wachtwoorden indien nodig) het imago van justitie een stuk transparanter maken. Budgetbeheer zou in zekere mate gedecentraliseerd kunnen worden. Ook de verhoudingen op het werk zouden er wel bij varen als men hier meer 'op z'n Amerikaans' zou werken: teamgeest onder het personeel, een bedrijfscultuur waarin iedereen naar hetzelfde doel toe werkt, wekelijkse briefings met evaluaties en werkplanning … Ook de algemene, collectieve evaluatie die in elke dienst wordt gemaakt en vermeld wordt in het rapport dat naar de audit-diensten van het ministerie van justitie gaat, versterkt duidelijk de ploeggeest onder alle medewerkers. In de Verenigde Staten moet het hele personeel, dus zowel de attorneys als het ondersteunend personeel, 4 tot 6 weken vorming per jaar volgen. In België werden inspanningen geleverd voor de vorming van de magistraten, maar niet voor het administratief personeel: nochtans zou men door gerichte opleidingen, met name in informatica, het personeel kunnen ontlasten van bepaalde repetitieve taken, zodat er meer ruimte vrijkomt voor ondersteuning van de overbelaste magistraten. En ten slotte impliceert dynamisch management ook mobiliteit: veranderen van functie, zijn kennis op nieuwe domeinen richten, zichzelf in vraag durven stellen … kortom, houdingen die op ontplooiing van het individu zijn gericht en daardoor motiverend werken.
Pagina 29
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Stefan LUYTEN
Gedwongen opnames vragen om efficiënte behandeling Stefan LUYTEN
Er zijn meer en snellere behandelingsmogelijkheden nodig
Huidige functie Vrederechter, Vredegerecht eerste kanton te Antwerpen
Wat heet ‘geestesziek’?
Doel stage Nagaan hoe buurlanden omgaan met gedwongen opname en verzorging van geesteszieken en de ‘onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen, en op welke wijze magistratren (bij)geschoold worden in materies die verband houden met psychische aandoeningen.
Gedwongen opname kan volgens onze wet van 26 juni 1990 toegepast worden op ‘geesteszieken’. Vrederechters in België hebben een zeer grote appreciatiebevoegdheid bij het verplicht laten opnemen van een ‘geesteszieke’ ; deze term is namelijk erg ruim. In Zwitserland geldt de mogelijkheid van gedwongen opname, naast ‘geesteszieken’, ook voor alcoholisten, drugverslaafden en mensen die zichzelf verwaarlozen.
Stageplaats Lausanne, Zwitserland (kanton Vaud, psychiatrische ziekenhuizen, vredegerecht, rechtbank van eerste aanleg, gevangenis), Bordeaux en Parijs, Frankrijk (nog niet klaar)
Snelle behandeling geeft de beste kansen Een handicap in ons Belgische systeem is de verplichte observatieperiode van 30 of 40 dagen, wat uitstel van behandeling impliceert en kostbare tijd laat verloren gaan.
Bovendien stipuleert de wet dat gedwongen opname moet gebeuren in een psychiatrische instelling. Dat betekent bijvoorbeeld dat een drugverslaafde niet meteen in een afkickcentrum kan geplaatst worden. Zwitserland stipuleert in haar wetten gedwongen opname ‘in een geschikte instelling’, wat ruimere mogelijkheden biedt. De observatieperiode is in Zwitserland bovendien veel korter ; er wordt al na enkele dagen tot behandeling overgegaan. Dit verhoogt de kansen op een efficiëntere, kortere opname. Ter vergelijking: in de psychiatrische instelling van Lausanne is de gemiddelde duur van een gedwongen opname 30 dagen ; bij ons bedraagt deze makkelijk vier tot vijf maanden. Meer informatie over de meest geschikte opnameplaats nodig In Zwitserland is een sterke patiëntenvereniging actief. Ze brengt o.a. een publicatie uit met informatie over de diverse behandelingsmogelijkheden, aangepast aan diverse stoornissen en noden. In België ontbreekt het vrederechters aan een goed vademecum met informatie over de specialisaties van diverse instellingen, zodat het niet invoudig is zeker te zijn dat iemand in de meest geschikte instelling terecht komt. Voeg hieraan de tijdsdruk toe, zeker tegen het weekend, en het resultaat is soms een plaatsing in een instelling die niet noodzakelijk het meest geschikt is voor een bepaalde problematiek. Pagina 32
Stefan LUYTEN
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
‘Onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen Op vlak van bevoegdheden en verplichtingen is de Zwitserse rechtsfiguur van de ‘voogd’ het meest verwant met de ‘voorlopige bewindsvoerder’ bij ons. Deze ‘voogd’ houdt zich niet enkel bezig met de patrimonale belangen van de beschermde persoon, doch treedt ook op als zijn ‘mentor’. Het opstellen van de inventaris van goederen en het opmaken van het jaarlijks verslag gebeuren in Vaud volgens een uniform model. Het nazicht van de rekeningen gebeurt door de ‘bijzitters’ van het vredegerecht, alvorens het verslag van de ‘voogd’ door de vrederechter goedgekeurd wordt. Vorming van magistraten Al doende raken vrederechters vertrouwd met de problematiek van gedwongen opnames en ‘onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen. Dat is in Zwitserland alvast niet anders dan bij ons. Er stellen zich daar bovendien extra problemen bij het vellen van een vonnis omdat heel wat vrederechters geen juridische opleiding achter de rug hebben. Een hereboer of verzekeringsmakelaar kan er bijvoorbeeld verkozen worden tot vrederechter. Ze krijgen ter plaatse vorming van juridische adviseurs. Ook de bijzitters op de vredegerechten zijn vaak geen juristen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Geesteszieken Art. 5 van de Belgische wet dd 26 juni 1990 voorziet dat samen met het verzoekschrift tot opname ter observatie, een omstandig geneeskundig verslag dient neergelegd te worden. Sommige geneesheren vullen echter een ‘standaard-formulier’ in, terwijl andere artsen in eigen bewoordingen een attest opstellen. Bovendien ontbreekt vaak essentiële informatie in de medische attesten. De criteria voor het opstellen van een medisch verslag in het kanton Vaud zouden ook bij ons dienstig kunnen zijn wat dat betreft. De uitgebreide vragenlijst, die aan de medische experten bij hun aanstelling in het kanton Vaud wordt overgemaakt, kan nuttig zijn bij de omschrijving van de opdracht die in het kader van de ‘gewone procedure’ in België aan de medische experten wordt gegeven. Het verdient overwogen te worden of de noties ‘geesteszieke’ en ‘psychiatrische dienst’ in de wet van 26 juni 1990 niet vervolledigd zouden kunnen worden om ook zware alcohol- of drugsverslaafden te bevatten. Ook zou het een verruiming zijn dat inobservatiestelling en verder verblijf in een psychiatrische dienst in een andere aangepaste instelling zouden kunnen gebeuren. Beschermingsmaatregelen Op vlak van de ‘onderbewindvoering’ van meerderjarige onbekwamen, zou het zinvol zijn een brochure op te stellen voor bewindvoerders, vaak familieleden van de betrokkene, of maatschappelijk werkers. In dergelijke brochure zou zeker informatie over het strafrecht en sociaal zekerheidsrecht opgenomen moeten worden, evenals praktische informatie over het invullen van formulieren en het opstellen van een inventaris en van een jaarlijks verslag. Dit alles dient in een zeer eenvoudige, bevattelijke taal te gebeuren.
Pagina 31
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Marie-Claude MAERTENS
Naar een nieuwe aanpak bij internationale adoptie Marie-Claude MAERTENS Huidige functie Eerste substituut van de procureur des Konings te Doornik. Doel stage Nagaan hoe een internationale adoptieprocedure verloopt, met bijzondere aandacht voor Vietnam. Stageplaats Zwitserland: het Centre International de Référence pour la Protection de l’Enfant dans l’Adoption, kinderrechters en sociale diensten die met adoptie te maken hebben (Genève en Sion). Vietnam: ontmoetingen met talrijke Vietnamese autoriteiten in Hanoi, bezoek aan een weeshuis en aan een kraamkliniek in Ho-Chi-Minh Stad. Frankrijk: Mission de l’adoption internationale en het Bureau de droit européen et international en matière civile et commerciale.
Marie-Claude Maertens, die in haar werk vaak met de juridische en praktische moeilijkheden omtrent internationale adopties te maken krijgt, heeft haar stage in drie delen opgedeeld: eerst in Zwitserland, waar het Internationaal Centrum werkt aan een betere bescherming van de kinderen, aanzet tot toepassing van de internationale conventies en in het algemeen de uitwisseling, dialoog en samenwerking tussen de betrokkenen, wereldwijd tracht te verbeteren. Daarna in Vietnam, waar zij geconfronteerd werd met de moeilijke leefomstandigheden van de bevolking, vooral van de weeskinderen die in de steden trachten te overleven met schoenenpoetsen of de verkoop van prentkaarten aan buitenlanders …
Op verzoek van de Vietnamese overheid heeft zij op het allerlaatste ogenblik haar stage met twee weken moeten vervroegen om deel te kunnen nemen aan werkzaamheden ter plekke. Op initiatief van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap werd immers in Hanoi een seminarie georganiseerd met vertegenwoordigers van de Vietnamese overheid en medewerkers van de centra voor sociale bescherming uit de verschillende provincies. Iedereen kreeg er de kans om zijn vragen, behoeften en moeilijkheden uiteen te zetten. De Vietnamese wet bevat een aantal lacunes, wat de overheid toegeeft en wil oplossen. Als België aan de ene kant garanties wil over de te adopteren kinderen (met name de zekerheid dat zij adopteerbaar zijn), dan verwacht Vietnam van de gastladen ook garanties over de adoptiekandidaten en een verslag over het kind tot het 18 jaar is.
Pagina 34
Marie-Claude MAERTENS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
'Daardoor heb ik nu een betere kijk op de dagelijkse realiteit in Vietnam,' zegt Marie-Claude Maertens, 'en bekijk ik de documenten die ons in het kader van de procedure in België worden bezorgd, ook met andere ogen.' Tijdens haar verblijf heeft het provincie-volkstribunaal van Ninh Binh 15 personen veroordeeld voor kinderhandel onder het mom van adoptie, met een gevangenisstraf van 54 maanden voor de hoofdverdachte. In Frankrijk tenslotte, waar een regeringsbeslissing van april 1999 voorlopig alle adoptieprocedures met Vietnam stopzet, - terwijl dat land toch het belangrijkste land van herkomst van geadopteerde kinderen blijft - heeft Marie-Claude Maertens de voorwaarden tot invoering en de inhoud van de bilaterale overeenkomst tussen Frankrijk en Vietnam kunnen bestuderen. Die overeenkomst is sinds 1 november 2000 in zeven Vietnamese provincies van kracht en berust in grote mate op de principes van de Internationale Conventie van Den Haag. Door contact met de Franse magistraten kunnen de rechtstreekse gevolgen worden ingeschat.
Sensibilisering, harmonisering Uit die uitwisselingen en verrijkende ervaringen heeft Marie-Claude Maertens heel wat lessen kunnen trekken. De eerste is dat de Belgische magistraten zich sterker bewust moeten zijn van het belang van de internationale adoptieprocedures en van het risico op misbruik: in hun onmetelijk groot verlangen naar een kind zijn sommige kandidaat-adoptieouders tot alles bereid. De visumcontroles die de Belgische ambassades in het buitenland uitvoeren, zijn van kapitaal belang. Het Centre de documentation in Genève en de Service Social International verdienen beslist grotere bekendheid. De Belgische magistraten zouden die instanties waardevolle documentatie kunnen bezorgen en van de dienst Service Social International gebruik maken. De Vietnamese overheid lijkt van plan te zijn om internationale adoptie doeltreffender te controleren. België zal wellicht binnenkort wetgevend optreden in adoptiezaken, in toepassing van de Internationale Conventie van Den Haag. Het zou interessant zijn als de magistraten bij de Centrale Overheid zouden worden betrokken en als de onderzoeken, uitgevoerd door de erkende organisaties, systematisch bij de proceduredossiers zouden worden gevoegd. Ook in België moet de jurisprudentie geharmoniseerd worden, want in de praktijk lijkt een en ander per gerechtelijk arrondissement te verschillen.
Pagina 33
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Angéline MOERMAN
Méér vorming, méér middelen, méér teamwerk Angéline MOERMAN Huidige functie Jeugdrechter te Brussel Doel stage Observeren welke gerechtelijke praktijken Frankrijk volgt op het vlak van jeugdbescherming en hoe in Frankrijk de opleiding tot jeugdrechter georganiseerd is. Stageplaats Ecole de la Magistrature in Bordeaux, kinderrechtbanken, SEAT (educatieve dienst bij de rechtbank) en justitiehuizen in Bordeaux, Toulouse en Marseille, huis van arrest in Toulouse, de vereniging ADES Europe in Toulouse, psychiatrische spoeddienst in Toulouse, vereniging Jeunes Errants in Marseille
Een rechtssysteem dat dicht bij het onze aanleunt ; sociale problemen die ook wij kennen: met een aanpak die nu eens gelijklopend is, dan weer verschilt. Frankrijk is voor België duidelijk een interessant vergelijkingspunt. Wat Angéline Moerman meteen opviel in de drie Franse steden waar zij haar stage heeft doorlopen, is de omvang van de middelen die aan jeugdbescherming worden besteed. De jeugdrechter kan er terugvallen op diensten van hoog niveau en bovendien wordt er echt in team gewerkt, volgens een multidisciplinaire aanpak. In vergelijking daarmee voelt de Belgische jeugdrechter zich verlaten en alleen …
Middelen, en nog eens middelen … Zo beschikken de justitiehuizen, die er al langer bestaan dan bij ons, over krachtige instrumenten voor het opvolgen van de dossiers en voor preventie. In Bordeaux liep een ludieke en leerrijke tentoonstelling over de rechten en plichten van jongeren. Voor bepaalde bezoekers betekende dat een gelegenheid om te spreken, zelfs om gevallen van misbruik en mishandeling aan te klagen. Het Franse systeem lijkt repressiever (de jeugdrechter kan al vanaf 16 jaar gevangenisstraffen uitspreken), maar het werkt sneller en efficiënter. De rechter kan er terugvallen op diensten die een globaal dossier opstellen (met analyse van het schooltraject, de gezins- en sociale omstandigheden) en concrete oplossingen voorstellen (studiekeuze, te volgen therapie). Bovendien gebeurt dat alles binnen een heel korte termijn. Er wordt een opvoeder van de jeugdbescherming aangesteld om de probleemjongere verder op te volgen. Hij zal de jongere doorheen de hele procedure blijven volgen en is voor hem tegelijk een aanspreekpunt, een referentie en een steun.
Pagina 36
Angéline MOERMAN
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Bordeaux, een kalme en elegant-chique stad, kent weinig criminaliteitsproblemen: misschien daarom dat men er zoveel middelen kan vrijmaken? Maar in Toulouse en in Marseille stelt men hetzelfde vast.
… en originele projecten De vereniging ADES Europe heeft twee tehuizen in de bergachtige streek rond Saint-Girons, waar jeugddelinquenten worden opgevangen en opgevoed in een bijzondere omgeving ; zij nemen deel aan originele projecten zoals een verblijf in het permanente centrum in Burkina Faso waar de jongeren voor een paar maanden naartoe worden gestuurd. Ook Toulouse heeft een vernieuwend project: de psychiatrische spoedgevallendienst voor jongeren. Jongeren in nood kunnen er naartoe gaan en vinden er een luisterbereid oor. Zij kunnen indien nodig voor behandeling worden opgenomen. In de rest van Frankrijk bestaan er, net als in België, weinig initiatieven rond psychiatrische delinquentie van jongeren, een nochtans reëel probleem in de dagelijkse praktijk van de jeugdrechter. En dan is er Marseille, met zijn weinig aantrekkelijke reputatie, hoewel de stad volgens Angéline Moerman minder te kampen heeft met criminaliteit dan Brussel. De kinderrechters die zij er ontmoet heeft, waren minder gestresst, minder overwerkt en, nogmaals, een stuk beter omkaderd dan bij ons. Het veiligheidsplan voor de stad voorziet dat politieagenten, verantwoordelijken van sportclubs en buurthuizen, leerkrachten en … de jeugdrechter voor het betrokken arrondissement, regelmatig vergaderen. Zij bespreken samen de incidenten die zich hebben voorgedaan en zoeken een oplossing om verdere escalatie te voorkomen. Dat preventiesysteem blijkt heel goed te werken. In Brussel komen ze uit het voormalige Oostblok, in Marseille uit het Middellandse Zeegebied: jongeren ; minderjarigen, alleen en zonder papieren. Maar in Marseille is een organisatie werkzaam die ze omkadert, helpt, onderdak verleent en ervoor zorgt dat ze niet in de criminaliteit belanden. Het personeel is multicultureel, spreekt de taal van de jonge illegalen, neemt contact op met de familie en probeert oplossingen te vinden. Sommige zwervertjes worden in hotels ondergebracht en door opvoeders gevolgd. En dan de vorming en opleiding van de Franse jeugdrechters: volgens Angéline Moerman zou men bij ons het Franse voorbeeld moeten volgen. Alle kinderrechters krijgen er een gespecialiseerde en doorgedreven vorming, zowel praktisch en theoretisch, terwijl de Belgische jeugdrechter al doende moet leren.
Pagina 35
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Freddy PIETERS
Wij hebben een vooruitstrevend systeem voor voorwaardelijke invrijheidstelling Freddy PIETERS Huidige functie Toegevoegd rechter bij het Hof van beroep te Brussel Doel stage Onderzoeken hoe de rechter betrokken wordt bij de strafuitvoering in enkele buurlanden Stageplaats Frankrijk, Rijsel en Duitsland, Keulen (penologen, gevangenissen, uitvoeringsrechters, advocaten en opvolgings-assistenten
Uiteenlopende rechterlijke bevoegdheden inzake strafuitvoering In België bestaan inzake uitvoering van de gevangenisstraffen nauwelijks wettelijke bepalingen ; alles wordt geregeld via omzendbrieven. Frankrijk en Duitsland kennen wel reeds verschillende tientallen jaren een wettelijke regeling. Sinds 1 maart 1999 zijn er in ons lang wel zes commissies bevoegd voor de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de toekenning en de opvolging van de voorwaardelijke vrijgestelde veroordeelden. Een wettelijk kader (beginselenwet van Lieven Dupont) voor de uitvoering van gevangenisstraffen als dusdanig laat echter nog op zich wachten.
Het Franse systeem In Frankrijk is een strafuitvoeringsrechter (‘juge d’application de peines’ of JAP) bevoegd voor allerlei aspecten van de strafuitvoering, inclusief het penitentiair verlof. Een interessante bevoegdheid van de JAP ligt in de mogelijkheid om de vonnisrechter voor te stellen een korte vrijheidstraf om te zetten in een alternatieve straf, of een korte effectieve straf om te zetten in gemeenschapsdienst. Verder biedt het Franse systeem de mogelijkheid om veroordeelden buiten de gevangenis werk te laten verrichten, vergelijkbaar met ons systeem van halve vrijheid. De Franse wet inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling is op sommige punten echter tweeslachtig. Zo beslist de JAP over een vrijheidstraf tot vijf jaar terwijl de Minister van justitie beslist over vrijheidstraffen boven de vijf jaar. Een motivering voor deze tweesporenpolitiek ontbreekt. Er is geen tegensprekelijk debat en op geen enkel moment wordt de gedetineerde zelf gehoord bij het nemen van beslissingen. Omwille van de overbevolking in de Franse gevangenissen worden er systematisch collectieve graties verleend. Het is voor een gedetineerde vaak interessanter om zijn tijd uit te zitten tot hij
Pagina 38
Freddy PIETERS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
door middel van gratie zonder voorwaarden vrijkomt, dan een procedure voor voorwaardelijke invrijheidstelling in te zetten. Het Duitse systeem Duitsland heeft een duidelijke en goed gepreciseerde wetgeving in verband met de strafuitvoering. Enkele regels: • gevangenisstraffen van minder dan een maand zijn afgeschaft ; • wil de rechter een gevangenisstraf van minder dan zes maand opleggen dan moet hij dit bijzonder motiveren, zowel wat de uitwerking op de persoon van de dader als het impact op de rechtsorde betreft ; • straffen tot twee jaar (binnenkort opgetrokken tot drie jaar) worden in beginsel uitgesproken met uitstel of met uitstel met voorwaarden. Het Duitse systeem is consistent: eens een straf uitgesproken is, wordt ze ook uitgevoerd. Er is m.a.w. geen opportuniteitsbeginsel inzake de strafuitvoering. In België bestaat hieromtrent onduidelijkheid. Voorwaardelijke invrijheidstelling vindt in principe plaats na tweederde van de straf, en heeft veel weg van een quasi-automatisme, ofschoon de wetgeving de indruk wekt dat er sprake is van een tegensprekelijk debat. Anders dan in Frankrijk, beslist de gevangenisadministratie over penitentiair verlof en uitgaanspersmissies. Knelpunten inzake opvolging Inzake opvolging doen zich in Frankrijk en in Duitsland grosso modo dezelfde problemen voor als bij ons: onderbezetting van de betrokken diensten en een rolonduidelijkheid: handelt de opvolgings-assistent in eerste instantie als een hulpverlener of als een rapporteur ten aanzien van de gerechtelijke instanties?
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Op wetgevend vlak hebben wij sinds 1999 duidelijke en doorzichtige procedures in verband met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Ze laten onder bepaalde voorwaarden de inbreng toe van slachtoffers, garanderen het horen van de veroordeelden en besteden veel aandacht aan de reïntegratiemogelijkheden van de veroordeelden. De multidisciplinaire samenstelling van onze commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling is een goede zaak, een aanpak waaruit door onze buurlanden te leren valt. De administratie heeft bij ons echter ook een grote discretionaire bevoegdheid om de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde één tot twee jaar uit te stellen, door negatief advies te geven over het op de agenda brengen van het dossier van de commissie voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat is een punt dat ter discussie gesteld kan worden in ons huidig systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling. Verder ontbreekt er momenteel een regeling bij verstek, wat vooral inzake herroeping problemen stelt. Wanneer immers iemand zonder verwittiging of uitleg niet komt opdagen, is het gevaar reëel dat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling wordt ingetrokken, ook al kunnen er aanvaardbare redenen zijn voor het verstek.
Pagina 37
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Freddy PIETERS
Buiten enkele punten die bij een evaluatie van ons nog recent systeem van ‘jurisdictionele’ commissies voor de toekenning van een voorwaardelijke invrijheidstelling aandacht vergen, komt ons land echter lang niet slecht uit bij een vergelijking met onze buurlanden.
Pagina 38
Francesca RAES
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Family group conferences, een methode om jeugdige delinquenten ook bij ons te responsabiliseren Francesca RAES Huidige functie Jeugdrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven Doel stage Nagaan welke elementen van 'family group conference' in Nieuw Zeeland overdraagbaar zijn naar de Belgische praktijk. Stageplaats Wellington en Auckland, Nieuw Zeeland (family group conferences, rechtszittingen, Victoria University)
Een herstelgerichte aanpak van jeugddelinquentie In onze geformaliseerde en individualistische westerse maatschappij is er weinig of geen ruimte aanwezig om te werken met oplossingen op basis van overleg, waarbij niet gesproken wordt in termen van winnen en verliezen. De aandacht hiervoor groeit echter binnen een herstelgericht denken over jeugdsanctierecht. De praktijk van family group conferences, reeds jaren toegepast in Nieuw Zeeland, is vanuit dit perspectief bijzonder interessant voor ons land.
Eeen overeenkomst die jongeren responsabiliseert In Nieuw Zeeland heeft de youth justice coordinator een ruime bevoegdheid in het voorstellen van een oplossing voor delinquent gedrag door een jongere. Hij organiseert een zogenaamde family group conference, een bijeenkomst waar naast dader en slachtoffer ook steunfiguren van beiden aanwezig zijn, een advocaat van de dader en een gespecialiseerde politieofficier. Deze mensen hebben samen een inbreng in het opmaken van een overeenkomst die het eindresultaat is van de family group conference. De confrontatie heeft doorgaans een diepgaand impact op de jeugdige delinquent en leidt bij hem vaak tot het aanbieden van excuses aan het slachtoffer en het zelf mee nadenken over stappen om het gedane leed goed te maken en om zelf sterker in de schoenen te staan in de toekomst. In de meerderheid van de gevallen wordt een tijdens een family group conference bereikte overeenkomst door de jeugdrechter zonder meer aanvaard. Evaluaties tonen dat de invoering van family group conferences tot minder recidive en tot minder plaatsingen bij jeugdige delinquenten geleid heeft. Ondanks haar sterk responsabiliserend karakter, stelt de praktijk van family group conferences toch een aantal uitdagingen die goed doordacht moeten worden, willen we deze praktijk ook in ons land invoeren en tot een succes maken.
Pagina 39
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Francesca RAES
Enkele aandachtspunten: Recht op privacy Mag je zomaar de omgeving van de jongere betrekken bij het zoeken naar oplossingen? Houdt dit niet een schenden van het recht van de jongere op privacy in? Gesprekken met jongeren in Nieuw Zeeland suggereren dat privacy in verband met de gepleegde feiten voor hen ondergeschikt is aan de steun die ze vaak krijgen van familieleden tijdens family group conferences. Vanzelfsprekend zal rekening gehouden moeten worden met een eventuele vraag van een jongere om een bepaald familielid of figuur uit te omgeving niet te betrekken bij de zaak. Rol van de raadsman Is het de bedoeling dat de advocaat van de jongere een actieve rol speelt in het voorstellen van oplossingen of veeleer passief is tijdens de interacties en waakt over de rechten van de verdediging? Veel advocaten hechten vooral belang aan een oplossing voor de materiële schade, terwijl dat punt net niet het meest cruciale is in het proces van family group conferences. Het is daarom belangrijk duidelijk te omlijnen wat verwacht wordt van de advocaat in de context van deze praktijk. Het is ook wenselijk dat gewerkt kan worden met een team advocaten die vertrouwd zijn met deze materie, zoals het geval is in Nieuw Zeeland. Houding familieleden en andere mensen uit de omgeving In welke mate gaan de familieleden van de jeugdige delinquent zich willen engageren in het samen zoeken naar oplossingen? Is het zinvol ook de school hierbij te betrekken? De ervaring zal moeten uitwijzen of samen met gezinsleden en andere actoren uit de omgeving van de jongere aan het opnemen van verantwoordelijkheden gewerkt kan worden. Het lijkt aangewezen om minstens gedurende enige tijd gezinsbegeleiding mogelijk te maken voor bepaalde gezinnen, zodat constructieve patronen meer kans krijgen. Juridische bevoegdheid conflictoplossing Dienen family group conferences onder de bevoegdheid van het parket te vallen, zoals nu het geval is voor herstelbemiddeling, of onder deze van de jeugdrechtbank? Vermits de jeugdrechtbank een jongere een tijdlang kan opvolgen en meer omkadering kan bieden voor een confrontatie tussen dader en slachtoffer (met steunfiguren erbij), lijkt het zinvol deze praktijk door de jeugdrechtbank te laten toepassen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk In 1998 realiseerde ook Herlinde Van de Wynckel, jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, een gelijkaardige stage in Nieuw Zeeland. Inmiddels werd in het kader van de projectoproep 'justitie in beweging' (1999) een vormingsproject rond 'Family Group Conferences' opgestart in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Mechelen en Leuven. De opleiding werd verzorgd door mensen die in de praktijk staan in Nieuw Zeeland in samenwerking met de faculteit criminologie van de Leuvense universiteit. Momenteel worden politiediensten, advocaten en substituten in diverse gerechtelijke arrondissementen vertrouwd gemaakt met deze wijze van werken. Met inachtname van bovengaande bemerkingen, is het wellicht slechts een kwestie van tijd opdat family group conferences ook bij ons effectief van start kunnen gaan.
Pagina 40
Pascale SCHILS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Voor een multidisciplinaire aanpak bij incestgevallen Pascale SCHILS Huidige functie Eerste substituut van de procureur des Konings bij het Parket van Eupen Doel stage De principes en praktische toepassing bestuderen van het systeem van netwerking bij mishandeling dat in Duitstalig Zwitserland bestaat. Nagaan hoe het in de praktijk wordt ingevuld, of het ook bij incest kan worden toegepast en exporteerbaar is. Stageplaats In Bern: parket en rechtbank van eerste aanleg, St.-Johansen centrum, dienst gerechtspsychiatrie van de Universiteit. In Biel: de vereniging 'De rode draad', de dienst slachtofferhulp, de sociale dienst van de jeugdrechtbank, het kinderhome in Courtelary, het jongerentehuis in St.-Imier, een conceptuele ruimte, het psychologisch centrum voor kinderen en jongeren van Tavannes.
Ons gerechtelijk optreden in gevallen van incest is weinig adequaat, stelt Pascale Schils vast, want we gaan uit van twee tegenstrijdige houdingen: enerzijds een repressieve houding tegenover de dader, hoewel zijn schuld nog niet is bewezen, en anderzijds een beschermende houding tegenover het kind, waarbij het belang van het kind centraal staat. Beide houdingen botsen met elkaar en leiden tot fundamentele misverstanden tussen de magistraten en de maatschappelijk werkers die voor het welzijn van het kind instaan. Nochtans is het in gevallen van incest duidelijk dat noch de magistraten noch de maatschappelijk werkers apart, zonder onderlinge samenwerking, tot een goede en menselijke oplossing kunnen komen.
Netwerking De weerslag van de 'zaak Dutroux' laat zich nog altijd voelen: België is geneigd tot een repressieve aanpak. Maar is dat wel in het belang van de slachtoffers? Staat die aanpak de reïntegratie van de daders niet in de weg? Voorkomt zij dat misbruik van generatie op generatie wordt overgedragen? Om het antwoord op die vragen te vinden, is het interessant om even over de grenzen te kijken, naar Duitstalig Zwitserland bijvoorbeeld: het politieke systeem staat er heel dicht bij de burger, en de Duitstalige cultuur staat ook meer open voor modellen uit het noorden. Wat de aanpak van
Pagina 41
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Pascale SCHILS
mishandeling betreft, werd er bijvoorbeeld een vorm van netwerking uitgewerkt die ook voor België in tal van opzichten interessant zou kunnen zijn. Zo heeft een werkgroep rond mishandeling in Bern een multidisciplinair interventieprotocol uitgewerkt en twee cellen opgericht met mensen uit de gerechtelijke, de medische en de psychosociale wereld. In Biel, de tweede grootste stad in de Zwitserse Jura, is een multidisciplinaire vereniging van privaatrecht actief, 'de rode draad', die op verzoek vrijblijvend advies geeft aan mensen die beroepsmatig met kinderen werken.
Een importeerbaar model Voortgaand op wat 'de rode draad' doet, maar ook voortbouwend op de voorstellen die een Belgische groep van deskundigen in 1997 heeft geformuleerd, kan men bij gevallen van incest een strategische methode voorstellen waarin twee multidisciplinaire werkgroepen een inbreng hebben: • Een discussiegroep (overlegcel) die anonieme dossiers bespreekt, met de bedoeling elkaar te leren kennen en de betrokkenen vertrouwd te maken met de verhoortechnieken ; • Een interventiegroep (de ophelderingscel) die alle bewijzen minutieus verzamelt en, met de hulp van deskundigen, een balans opmaakt van de gezinssituatie om zo een strategie te kunnen bepalen. Na bespreking wordt dan gekozen voor repressieve vervolging of voor een therapeutisch alternatief. Alle betrokkenen onderschrijven het samenwerkingsprotocol. Het model is niet nieuw en kan ongetwijfeld ook zonder grote wetswijzigingen bij ons worden ingevoerd, maar men moet aanvaarden dat er gediscussieerd wordt alvorens een beslissing wordt genomen. Bij dergelijke multidisciplinaire aanpak moet elkeen zijn verantwoordelijkheid opnemen, met kennis van zaken. De beslissingen kunnen daardoor sneller en doeltreffender worden genomen. Een ander pluspunt van de overlegcel is dat de psycho-medisch-sociaal werkers zich bewust zijn van hun essentiële rol bij de onthulling. Zij vernemen er hoe zij moeten handelen om te voorkomen dat het verhaal van het kind wordt verdraaid en om een precieze analyse van de eerste verklaring mogelijk te maken.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Onze gerechtelijke aanpak bij incest is voornamelijk om volgende redenen aan verandering toe: • men moet voorkomen dat het kind bezwijkt onder de bewijslast ; • samenwerking tussen de gerechtelijke instanties en de psychosociale diensten moet worden aangemoedigd ; • recidive moet worden voorkomen ; door aangepaste straffen en door het gezin te blijven volgen moet men vermijden dat incest van generatie op generatie wordt overgedragen ; Pagina 42
Pascale SCHILS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
• er moet worden nagedacht over de rol van de jeugdrechter bij het herstructureren of versterken van de beschermende band met de moeder.
Pagina 41
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Marianne THOMAS
Een heel andere houding tegenover echtelijk geweld Marianne THOMAS Huidige functie Substituut van de procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Doel stage Bestuderen hoe zedendelinquenten in Zweden worden aangepakt en meer bepaald hoe het psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt gevoerd. Ontdekken hoe men in Zweden helemaal anders tegen echtelijk geweld aankijkt dan bij ons en hoe het wordt bestraft. Stageplaats In Stockholm: ministerie van justitie, dienst probatie, nationaal centrum voor gerechtsgeneeskunde, rechtbank van eerste aanleg, districtspolitie, nationale politie. Nationaal centrum voor mishandelde en verkrachte vrouwen in Uppsala, gevangenis van Skogome, gesloten psychiatrische instelling van Växjö.
Toen Marianne Thomas, die Zweeds spreekt, naar Zweden vertrok, had zij vooral belangstelling voor de problematiek van zedendelinquenten: hoe worden zij aangepakt, gestraft, behandeld? Het antwoord op die vragen heeft zij gevonden, maar haar verblijf heeft haar ook op een ander vlak de ogen geopend: 'Mijn comfortabele opvattingen over echtelijk geweld werden radicaal en grondig onderuit gehaald, hoewel ik niet van plan was die problematiek te bestuderen. Maar mijn bezoek aan het centrum van Uppsala, waar vrouwen worden behandeld die het slachtoffer zijn geweest van onder meer seksueel geweld, heeft mij de ogen geopend: mijn kijk op geweld binnen het gezin - en die van de Belgen in het algemeen - is voorbijgestreefd'.
Maatschappelijk onaanvaardbaar In België zien wij echtelijk geweld nog te vaak als een privé-probleem: de politie maakt zelden een proces-verbaal op, de magistraten klasseren die dossiers gemakkelijk 'zonder gevolg' en de rechters zijn veel minder streng voor dergelijke delicten dan voor agressief gedrag van automobilisten bijvoorbeeld. In Zweden daarentegen vindt men dergelijk gedrag maatschappelijk onaanvaardbaar: vrouwen die door hun man worden mishandeld moeten worden geholpen, ook als zij geen klacht indienen. Er wordt daarom veel geld besteed aan voorlichtings- en preventieprogramma's en aan onderzoek.
Pagina 44
Marianne THOMAS
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Voortbouwend op wat zij in Zweden heeft gezien, heeft Marianne Thomas een reeks concrete voorstellen uitgewerkt, met name op het vlak van vorming en voorlichting: 'Een specifieke vorming over geweld in het gezin moet de actoren van justitie (magistraten, politie, rijkswacht) inzicht geven in het psychologisch mechanisme ervan en ze aanzetten om na te denken over een andere aanpak in België.' Er moet een instructie-folder worden opgesteld waarin het mechanisme van echtelijk geweld in grote lijnen wordt geschetst en waarin wordt uiteengezet welke vragen men moet stellen, welke gerechtelijke vaststellingen belangrijk zijn, welke commentaar moet worden vermeden. Ook specifieke voorlichting in medische kringen en bij welzijnswerkers is noodzakelijk.
Psychiatrisch deskundigenonderzoek en behandeling Wat seksueel misbruik van minderjarigen betreft, heeft Marianne Thomas kunnen vaststellen dat de aanpak in Zweden grotendeels dezelfde is als bij ons, behalve dat er geen geloofwaardigheidsonderzoek aan te pas komt: bij het verhoor van het kind is er geen assistentie door een psycholoog, en de rechter oordeelt 'volgens zijn gezond verstand'. Zedendelinquenten ondergaan daarentegen een zeer grondig deskundigenonderzoek. Er zijn twee soorten onderzoeken: het eerste dient om te bepalen of de beklaagde verantwoordelijk is voor zijn daden ; het tweede wordt door de rechtbank aangevraagd voor degenen die geen duidelijke psychiatrische stoornissen vertonen en schuldig werden bevonden. Dat deskundigenonderzoek vindt plaats in een gesloten centrum binnen het universitair ziekenhuis van Stockholm waar de volwassen criminelen gedurende vier weken verblijven. De conclusies van de deskundigen beïnvloeden de duur en aard van de straf. Zij kunnen ook bepalend zijn voor de keuze van de gevangenis. Zweden heeft immers speciale gevangenissen voor zedendelinquenten, afhankelijk van de mate waarin zij gevaarlijk zijn. Gedetineerden met een straf van minstens vijf jaar volgen in de gevangenis een therapie die hun moet helpen om weer normaal te functioneren, zonder gevaar voor de maatschappij of voor zichzelf. Zij krijgen ook bezoek van psychologen uit de stad waar ze zullen wonen, zodat hun integratie kan worden voorbereid. Marianne Thomas heeft ook het nut kunnen vaststellen van een fototheek met alle pedofiele foto's die op het internet verschenen zijn. Met de computer kan men de foto's vergelijken, ze identificeren (ouderdom van de foto, plaats van opname, maker, dader van de gefotografeerde seksuele agressie) en soms de kinderen herkennen. De fototheek werkt samen met instanties uit de hele wereld.
Pagina 43
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Karel VAN CAUWENBERGHE
Onderzoeksrechters hebben centrale databanken nodig Karel VAN CAUWENBERGHE Huidige functie Onderzoeksrechter, Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage Werkmethoden in Groot-Brittanië onderzoeken i.v.m. organisatie van onderzoek in ernstige criminele zaken, o.a. sporenonderzoek. Stageplaats National Crime Faculty, Bramshill, en Forensic Science Service, London
Efficiënt en snel sporenonderzoek is cruciaal Een centrale en snelle gegevensbank In Groot-Brittanië brengen politiediensten al het sporen-materiaal dat verband houdt met een welbepaald misdrijf naar een centraal onderzoekslabo, de Forensic Science Service (FSS). Naast een groot centraal labo in Londen zijn er zes andere vestigingen over gans het land ; ze vallen onder de bevoegdheid van het ministerie van Binnen-landse Zaken.
In deze labo’s zijn meer dan 2.000 mensen tewerkgesteld ; in London alleen al zijn er 400 personeelsleden die zich uitsluitend bezighouden met DNA-onderzoek. Omdat de politiediensten zelf alle stukken rechtstreeks naar het labo brengen, gaat er geen tijd verloren zoals bij ons. Politiemensen krijgen van het FSS ook onderricht in de meest aangewezen wijze om sporen te verpakken zodat contaminatie vermeden kan worden en FSS-deskundigen gaan ook zelf ter plaatse. Alle sporen worden onmiddellijk geregistreerd in een computerprogramma met vermelding van welke onderzoeken dienen te gebeuren. Voor DNA-profielen bestaat er sinds 1995 een centrale databank. Hierdoor kan men nagaan of een bepaalde persoon gelinkt kan worden met een onopgelost misdrijf en kan men efficiënter zoeken naar verbanden tussen onopgeloste misdrijven. Naast DNA-onderzoeken houdt de FSS zich met allerlei ander sporenonderzoek bezig. Zo heeft ze bijvoorbeeld een uitgebreide collectie vuurwapens (meer dan 6.000 stuks) die gebruikt kan worden als vergelijkingsmateriaal. Ondersteuning voor politie-officieren In Groot-Brittanië hebben politie-officieren een grotere autonome bevoegdheid bij onderzoek van misdrijven dan bij ons. Ze worden in hun werk ondersteund door de National Crime Faculty (NCF), die zowel onderzoek doet als training geeft. Ze geeft bijvoorbeeld zeer degelijke trainingen in politieverhoren en maakt gebruik van gespecialiseerde computerprogramma’s om alle kenmerken van een misdrijf in te voeren. Op deze wijze kan de handelingswijze bij een bepaald misdrijf vergeleken worden met die van andere misdrijven. Pagina 46
Karel VAN CAUWENBERGHE
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
De NCF heeft ook uitgebreide up-to-date gegevens van deskundigen die gecontacteerd kunnen worden, evenals referenties van politie-officieren die reeds gebruik gemaakt hebben van deze deskundigen. Een dergelijke centrale deskundigenbank, dat opsporingswerk sneller en efficiënter kan doen verlopen, ontbreekt vooralsnog in België.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Opsporingsondersteuning, geen overbodige luxe Een centraal en goed uitgerust labo voor gerechtelijke expertises is een must in het opsporingsonderzoek. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) zou zo’n centraal labo kunnen zijn voor België, ware het niet dat het NICC onvoldoende personeel heeft en onvoldoende werkingsmiddelen om snel en efficiënt een antwoord te bieden op de gevraagde onderzoeken. Het zou goed zijn het NICC eindelijk op eenzelfde wijze uit te bouwen als het FSS in Groot-Brittanië. Het is bijvoorbeeld betreurenswaardig dat er in ons land nog steeds geen centrale DNAgegevensbank voorhanden is. De wet is weliswaar, maar de uitvoering laat op zich wachten. Ondertussen voeren diverse labo’s aan diverse snelheden DNA-analyses uit en kijken daarbij niet altijd dezelfde parameters na, wat de vergelijkbaarheid bemoeilijkt. Nog een nadeel van ons huidig systeem is dat overtuigingsstukken bij ons eerst op de griffie van de rechtbank neergelegd worden voor ze bij een deskundige terecht komen, een stap die beter overgeslagen zou worden. Door een neerlegging volgens een gestandaardiseerde methode en met een eenvoudige registratie in een centraal labo, zoals bij de FSS, zou er veel minder tijdverlies zijn en minder risico op het verdwijnen van belangrijke sporen. We hebben een goede deskundigheidsdatabank nodig Een central help desk met up-to-date informatie over betrouwbare specialisten op de meest uiteenlopende terreinen zou onderzoeksrechters een hoop tijd en werk besparen. Momenteel zijn bij ons heel wat bestanden niet in de computer ingevoerd of gebrekkig, of niet geactualiseerd. Samenwerking zou de onderzoeksmogelijkheden ten goede komen. Zowel bij sporenonderzoek als bij de ondervraging van verdachten is de tijdsfactor cruciaal. De onderzoeksrechter moet de voor hem geleide verdachte binnen de 24 uur na vrijheidsbeneming onder aanhoudingsmandaat stellen of terug in vrijheid stellen. In geval van een buitenlander die onze taal niet machtig is, is het niet makkelijk om binnen dat tijdsbestek een bekwame en beschikbare tolk te vinden. Ook dit is voer voor een uitgebreide gegevensbank. Gespecialiseerde vorming, een aanrader Men kan een stiel al zwemmend onder de knie krijgen, maar beroep kunnen doen op ervaring van diverse specialisten (bijvoorbeeld inzake politieverhoren), betekent alleszins een voordeel in het efficiënt uitvoeren van onderzoeksverantwoordelijkheden. Van de National Crime Faculty in GrootBrittanië valt één en ander op te steken en het ware een goede zaak om nog meer gespecialiseerde training te organiseren dan thans het geval is.
Pagina 45
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Eric VAN der SIJPT
Geëigende vormen zoeken om etnische, georganiseerde criminaliteit te bestrijden Eric VAN der SIJPT Huidige functie Toegevoegd substituut procureur des Konings bij het Hof van beroep te Brussel Doel stage Nagaan hoe in de U.S. omgegaan wordt met bijzondere politietechnieken, georganiseerde criminaliteit uit Zuid-OostAzië en mensenhandel. Stageplaats San Francisco (local field office), Washington (o.a. FBI en andere politiediensten) en New York (FBI office)
Een juridisch kader voor bijzondere opsporingstechnieken Community policing In alle drie bezochte steden, vooral in San Francisco en New York, maakt men opvallend veel gebruik van politie-ambtenaren van Aziatische origine om mensenhandel in het bijzonder en georganiseerde criminaliteit uit Zuid-Oost-Azië tegen te gaan.
De redenen zijn evident: de contacten met deze gemeenschap lopen makkelijker door mensen in te zetten met hetzelfde uiterlijk die bovendien vaak dezelfde Aziatische taal spreken. In undercoveroperaties liggen de voordelen nog meer voor de hand. Nog onafgezien van de bestrijding van specifieke vormen van misdaad, is het eenvoudiger om aan community policing te doen door agenten die vertrouwd zijn met de cultuur van het Aziatisch milieu. Mensenhandel en fraude In de Verenigde Staten is er jaarlijks nog steeds een toename van Aziatische inwijkelingen en derhalve ook van het aantal mensenhandelaarsorganisaties. Het blijft één van de criminele hoofdactiviteiten van deze groep en vormt een voedingsbodem voor andere criminele activiteiten zoals gewapende overvallen op bedrijven van landgenoten, afpersingen, drughandel, zwendel in valse en vervalste identiteitsdocumenten, witwassen van geld, enzovoort. Anders dan in Europa kent men in de U.S. bijna geen vermenging met andere milieus op gebied van mensenhandel. In België en een aantal andere West-Europese steden ziet men dat bijvoorbeeld een aantal Oost-Europese (vooral Albanese) organisaties de mensensmokkel van Aziatische onderdanen voor hun rekening nemen.
Pagina 48
Eric VAN der SIJPT
Bursalen 1999 – Volbrachte stages
Coördinatie en overleg Eén van de meest verrassende vaststellingen in de U.S.: noch tussen de verschillende federale politiediensten onderling (FBI, DEA, INS, enz.) noch tussen de federale en lokale politiediensten is er veel coördinatie of overleg. Enkel indien er gemeenschappelijke task forces werden opgericht, meestal met de bedoeling een bepaald fenomeen aan te pakken, gebeurde deze informatieuitwisseling wel en werd er gecoördineerd opgetreden. Opvallend is verder dat elke politiedienst, federaal of lokaal, zelf een aantal ingebouwde controlesystemen heeft. Hiermee wil men een correcte toepassing van de gebruikte technieken garanderen en tevens juridische problemen voor de rechtbank vermijden. Het gebruik van juridische adviseurs bij politiediensten is in de U.S. wijdverbreid.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Community policing, reeds gedeeltelijk toegepast in Antwerpen en in Brussel, kan ook bij ons een zeer belangrijk middel zijn om bepaalde criminele activiteiten tegen te gaan. In België is het natuurlijk moeilijker om agenten van Aziatische origine te recruteren voor dit soort werk gezien de geringe vertegenwoordiging van deze bevolkingsgroep. Het gebruik van juridische adviseurs bij politiediensten zou ook voor België interessant kunnen zijn. Misschien is hier wel een rol weggelegd voor de magistratuur. Het verdient alleszins aanbeveling een wettelijke basis uit te werken voor de toepassing van bijzondere politietechnieken. Daarnaast zou het goed zijn een overkoepelend orgaan te creëren dat toeziet op de correcte toepassing van deze technieken, vooral waar zij de grenzen van het lokale overschrijden of wanneer langdurige en/of juridisch moeilijke of delicate operaties worden opgestart.
Pagina 47
BURSALEN 2000
Katy ALLEGAERT en Christian DE VEL
Bursalen 2000 - Bestemming: CANADA
De verzoeningskamer als remedie tegen 'geschillenneurose'? Huidige functies Christian DE VEL Magistraat-coördinator in het Hof van beroep te Antwerpen Katy ALLEGAERT Raadsheer bij het Hof van beroep te Antwerpen Doel stage Kan het proefproject 'verzoeningskamer' in het Hof van beroep te Antwerpen voortbouwen op het gelijkaardige experiment in het Hof van beroep van Québec? Stageplaats Canada: Montréal (Hof van beroep), universiteit van Sherbrooke, Québec (ministerie van justitie, balie). Duur Twintig dagen
De kwaal is gekend: de hoven van beroep hebben te kampen met achterstal en een aanhoudende instroom van nieuwe zaken. Men heeft het in kleurrijke taal over filevorming, congestie, indigestie en zelfs over 'geschillenneurose'. Wel degelijk een ziekte dus, die de primaire opdracht van de rechtbank, namelijk recht spreken binnen een redelijke termijn, ondermijnt. De overvloed van hogere beroepen gaat trouwens gepaard met hoge kosten, niet alleen financieel, maar ook psychisch, want de frustratie bij lang aanslepende conflicten is groot. Er moeten dus dringend alternatieve procedures komen voor conflictregeling, niet alleen buiten de rechtbanken en hoven, maar ook binnen het gerechtelijke systeem zelf.
In het Antwerpse Hof van beroep is men alvast niet bij de pakken blijven zitten. Zo'n tweeëneenhalf jaar geleden werd er met de balies van het ressort een akkoordprotocol afgesloten. Dat was een eerste stap, met een reeks praktische maatregelen om de procedure te versnellen. Een initiatief dat in een aantal andere rechtbanken en hoven navolging heeft gekend. Nu wil men nog een stap verder gaan en binnen het Hof van beroep te Antwerpen een 'verzoeningskamer' oprichten. Het project, dat door de eerste voorzitter van het hof ten volle wordt gesteund, werd in maart 2000 aan de advocatuur voorgelegd. 'Het doel is uiteraard achterstand wegwerken en voorkomen, maar ook een mentaliteitsverandering bewerkstelligen: het moet mogelijk zijn om op vrijwillige basis, ook bij een jaren aanslepend conflict, tot een snelle en minder kostelijke oplossing te komen, waarbij beide partijen actief worden betrokken,' daarvan zijn alvast Christian De Vel en Katy
Pagina 51
Bursalen 2000 - Bestemming: CANADA
Katy ALLEGAERT en Christian DE VEL
Allegaert, respectievelijk magistraat-coördinator en raadsheer aan het Antwerpse Hof van beroep, stellig overtuigd. Verzoening en bemiddeling zijn aan de orde van de dag. 'Maar je moet een onderscheid maken tussen procedures buiten en binnen de rechtbank,' licht Christian De Vel toe. 'Bij de buitengerechtelijke procedures wordt een beroep gedaan op een bemiddelaar, bijvoorbeeld in familieaangelegenheden (denk maar aan de recente wet die de rechtbank de mogelijkheid geeft om een advocaat-bemiddelaar aan te stellen). Het bereikte compromis wordt dan door de rechtbank bekrachtigd.' Het Antwerpse voorstel gaat echter over gerechtelijke verzoening in burgerlijke zaken: de partijen verschijnen dan vrijwillig voor een verzoeningsmagistraat die hen via bemiddeling helpt bij het zoeken naar een redelijke en aanvardbare oplossing van het geschil. De verzoeningsmagistraat bekrachtigt dan de bereikte overeenkomst in een akkoorvonnis dat een uitvoerbare titel vormt. Komen partijen daarentegen niet tot een akkoord, dan wordt de gewone procedure voortgezet.
Een andere aanpak Het is met het oog op de implementering van dat proefproject dat Christian De Vel en Katy Allegaert hun licht willen gaan opsteken in Canada, waar aan het Hof van beroep van Québec een gelijkaardig experiment al ruim twee jaar loopt. Blijkbaar met succes: in vier vijfden van de gevallen waarin een beroep op de procedure wordt gedaan zouden de partijen tot verzoening komen. Tijdens hun gezamenlijke stage willen Christian De Vel en Katy Allegaert elk een eigen invalshoek volgen. 'Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de organisatie van de bemiddelingsprocedure, de modaliteiten en het efficiënt verloop hiervan', legt Christian De Vel uit. 'Ik wil ook zien hoe de balie in Québec reageert. Dat is belangrijk voor de latere samenwerking met de Antwerpse advocaten, die essentieel is'. Het gewettigd vertrouwen van de betrokken partijen in deze wijze van geschillenoplossing mag achteraf ook niet beschaamd worden, wanneer de verzoening mislukt. 'Hoe voorkomt men dat elementen uit de verzoeningsprocedure later worden misbruikt?' vraagt hij zich af. Katy Allegaert daarentegen zal zich vertrouwd maken met de bemiddelingstechniek: 'Ook voor de magistraat is de aanpak helemaal anders. Als verzoeningsmagistraat moet je je standpunt geven, concrete voorstellen doen, de partijen trachten te bewegen een voorstel te aanvaarden. Je moet eerder onpartijdig dan strikt neutraal zijn, want je moet de partijen tot een akkoord zien te brengen, en dat vergt een zekere autoriteit'. Een hele opgave dus, waarbij je heel veel leert door mensen aan het werk te zien. Tijdens hun stage zullen Christian De Vel en Katy Allegaert de verzoeningsdienst van het Hof van beroep in Québec bezoeken, verzoeningssessies bijwonen en vertegenwoordigers van de balie ontmoeten. Aan de rechtsfaculteit van de Universiteit van Sherbrooke zullen zij deelnemen aan een colloquium. En in Ottawa hopen zij vertegenwoordigers van het ministerie van justitie te ontmoeten. Genoeg dus om met een schat aan materiaal naar Antwerpen terug te keren ...
Pagina 52
Philippe AOUST en Pierre OLIJFF
Bursalen 2000 - Bestemming: SENEGAL
Lessen uit het Zuiden Huidige functies Philippe AOUST Vrederechter in de kantons Bouillon en Paliseul Pierre OLIJFF Jeugdrechter en ondervoorzitter in de Rechtbank van eerste aanleg van Huy Doel stage Het Senegalese recht in burgerlijke zaken en jeugdbescherming. Stageplaats Senegal: departementsrechtbank van Dakar (eerste aanleg en beroep), kinderrechtbank, diverse verenigingen en instellingen
Nu men hier in alle toonaarden klaagt over de ontoereikendheid van de middelen waarmee justitie te kampen heeft, kan het een vreemd idee lijken om de situatie in een ontwikkelingsland te gaan bekijken. Nochtans past het volkomen in de nieuwe opvatting over de noord-zuid-betrekkingen, waarbij men ervan uitgaat dat de overdracht van kennis geen eenrichtingsverkeer mag zijn: wij kunnen heel zeker ook leren van de mensen uit de derde wereld, want zij hebben vaak originele en creatieve oplossingen bedacht om het gebrek aan middelen op te vangen.
Duur Vier weken
'Toen ik om persoonlijke redenen genoodzaakt was mij in de wetgeving van Senegal te verdiepen, heb ik met verrassing kunnen vaststellen dat die wetgeving heel dicht bij de onze lag maar ook een aantal heel pragmatische bepalingen bevatte,' vertelt Philippe Aoust. 'In tegenstelling met wat wij gewoonlijk denken, kunnen wij ook leren van de armere landen. Na de dekolonisatie hebben zij daar immers de moeite gedaan om grondig over onze wetteksten na te denken om ze met een zekere afstand te kunnen toepassen, wat hier niet is gebeurd'. Senegal is in dat opzicht bijzonder interessant, omdat het land in 1972 een diepgaande hervorming van zijn rechtssysteem heeft doorgevoerd: met behulp van Franse rechtskundigen werd tabula rasa gemaakt van het verleden en werd een nieuw wetboek opgesteld. Bij ons durft men dat niet, er wordt alleen hier en daar wat bijgeschaafd of veranderd, soms met het gevaar dat de coherentie eronder lijdt.
Pagina 53
Bursalen 2000 - Bestemming: SENEGAL
Philippe AOUST en Pierre OLIJFF
Dat is met name het geval inzake familierecht, een deelgebied waarop Philippe Aoust en Pierre Olijff dagelijks actief zijn, de eerste als vrederechter, de tweede als jeugdrechter: 'In België kunnen er op zijn minst drie of vier gerechten bevoegd zijn in familiezaken. Dat betekent dat de justitiabele vaak van Pontius naar Pilatus wordt gestuurd,' menen zij. 'Neem even het typische geval van een echtpaar dat beslist uit elkaar te gaan, een echtscheidingsprocedure inzet, maar het niet eens geraakt over de hoede over de kinderen: zij verschijnen achtereenvolgens voor de vrederechter, de rechtbank in kortgeding en de jeugdrechter. Het Senegalese recht lijkt, althans op papier, die versnippering van bevoegdheden te kunnen vermijden en wij zijn erg benieuwd naar wat dat in de praktijk oplevert.'
De sociale cohesie staat centraal Een ander voorbeeld waaruit blijkt dat de landen uit het Zuiden verder gevorderd kunnen zijn dan wij: het Senegalese recht voorziet reeds een beperking in de tijd bij de uitkering van onderhoudsgeld tussen ex-echtgenoten, terwijl daarvan in het Belgische Burgerlijk Wetboek niets is terug te vinden. Bij gebrek aan beter is het dus onze jurisprudentie die bepaalde correcties moet aanbrengen, zodat een zeer korte periode van samenleven geen recht geeft op tientallen jaren lang uitkering van onderhoudsgeld. De twee magistraten onderstrepen in het algemeen de noodzaak om de hervorming van justitie niet in een louter technische, om niet te zeggen, technocratische dwangbuis op te sluiten. Natuurlijk wil het publiek dat justitie doeltreffender werkt, maar het wil tegelijk dat er meer naar de justitiabelen wordt geluisterd en dat er zoveel mogelijk naar verzoening wordt gestreefd. Ook op dat punt hebben wij veel te leren van de Afrikaanse landen, menen Philippe Aoust en Pierre Olijff: 'Het is fascinerend om vast te stellen hoe bijvoorbeeld het verkeer in Dakar, waar er geen middelen zijn en de reglementen helemaal niet duidelijk, een stuk vlotter verloopt en minder gevaarlijk is dan bij ons. Jereinste anarchie, en toch werkt het. Ook de criminaliteit is er alles bij elkaar beschouwd vrij beperkt voor een metropool van meer dan 4 miljoen inwoners. Volgens ons komt dat doordat de Senegalezen de cohesie van de samenleving belangrijker vinden dan hun individuele rechten en door hun pragmatische ingesteldheid. Ook op dat vlak kunnen wij van hen leren'. Beide magistraten zullen tijdens hun stage rechtstreeks kunnen observeren hoe justitie in Senegal werkt op de terreinen waarop ook zij actief zijn (zoals conflicten tussen ouders, voogdijschap en bescherming van geesteszieken wat Philippe Aoust betreft ; familierecht en jeugdbescherming voor Pierre Olijff). Daarnaast zullen zij ook met diverse externe instanties kennismaken. Pierre Olijff wil bijvoorbeeld ter plekke gaan kijken hoe straathoekwerkers en open jeugdinstellingen er functioneren.
Pagina 54
Rita BOLLEN
Bursaal 2000 - Bestemmingen: NEDERAND, FRANKRIJK en DUITSLAND
De grote sprong van de 19de naar de 21ste eeuw Rita BOLLEN Huidige functie Rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, voorzitter van de burgerlijke afdeling in de Rechtbank van eerste aanleg Doel stage Organisatie en werking van de burgerlijke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg: welke interessante voorbeelden zijn er in onze buurlanden te vinden? Stageplaats Maastricht en Amsterdam (arrondissementsrechtbank), Lille (Tribunal de grande instance) en Berlijn (Landgericht) Duur Vier weken
Vaak moet de rechter nog werken zoals in de 19de eeuw. De magistraat is een thuisarbeider die op de rechtbank geen kantoor heeft en daardoor weinig contacten onderhoudt met collega's en medewerkers. Het gerechtelijke systeem wordt vooral passief beheerd, zonder globale strategie om de instroom van dossiers onder controle te houden of om bepaalde zaken systematisch door te verwijzen naar andere vormen van conflictoplossing. Aan de vooravond van het derde millennium is het tijd dat concepten zoals teamwerk, overleg en dynamisch procesmanagement ook op de rechtbank hun intrede doen.
Strafrechtelijke zaken krijgen meer media-aandacht, maar het is vooral in de behandeling van burgerlijke zaken dat er grote problemen rijzen qua overbelasting en gerechtelijke achterstand, zodat de burger zijn vertrouwen in justitie dreigt te verliezen. Volgens Rita Bollen heeft dat duidelijk niet alleen met een gebrek aan middelen te maken: 'Het volstaat niet om justitie meer geld te geven, - wat zeker nodig is -, men moet de hele organisatie van het systeem herdenken zodat de beschikbare middelen optimaal worden benut. Zonder een rechtbank met een bedrijf te willen gelijkstellen, vind ik toch dat justitie zich kan inspireren op bepaalde managementtechnieken die in de privé-sector hun nut hebben bewezen. Dat is trouwens de weg die onze noorderburen zijn opgegaan en blijkbaar met goede resultaten. Ik denk dus dat het Nederlandse experiment leerrijk kan zijn voor ons land, temeer daar de rechtbanken een grotere financiële autonomie hebben'.
Pagina 55
Bursaal 2000 - Bestemmingen: NEDERLAND, FRANKRIJK en DUITSLAND
Rita BOLLEN
Nochtans is het aantal magistraten in Nederland verhoudingsgewijs kleiner dan in België. Maar ze kunnen er op een veel betere omkadering rekenen, benadrukt de Antwerpse magistraat: 'Tijdens de managementopleiding die ik heb gevolgd, heb ik kunnen vaststellen dat onze Nederlandse collega's veel meer in team werken. De rechter beschikt daar over administratieve en juridische medewerkers aan wie hij bepaalde taken kan delegeren. Zo kan de rechter zich tot zijn essentiële taak beperken, namelijk recht spreken. Daarom ben ik voorstander van een betere omkadering eerder dan van een kaderuitbreiding'. In België heeft de wet van 24 maart 1999 weliswaar een kader van referendarissen voor de magistraten van de zetel van de hoven van beroep en van de rechtbanken van eerste aanleg ingevoerd, maar die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen. Het zal ook interessant zijn om de kwaliteit van de omkadering in Frankrijk en in Duitsland te vergelijken.
Naar een meer actieve rol van de rechter Zelfs met een efficiëntere interne organisatie, dreigt het gerechtelijk systeem overbelast te geraken als er geen maatregelen komen om de instroom van dossiers te beperken. Bemiddeling is één van de middelen om bepaalde geschillen op een andere manier op te lossen. Rita Bollen zal gaan kijken hoe het akkoordprotocol werkt dat in 1997 tussen de Amsterdamse rechtbank en de Orde van Advocaten werd afgesloten om bemiddeling aan te moedigen. Het voorstel van de bemiddelaar kan naderhand door de rechter worden bekrachtigd. Men kan zich ook afvragen of justitie in België voor sommige zaken niet te goedkoop is in vergelijking met de ons omringende landen. Moet de kostprijs niet verhoogd worden zodat de partijen (en vooral de 'beroepsklanten' van justitie zoals b.v. verzekeringsmaatschappijen) in sommige zaken de voorkeur geven aan een conflictoplossing buiten de rechtbank? Een andere heel belangrijke piste bestaat erin dat de rechter een meer actieve rol zou spelen bij het procesverloop. Omdat de Belgische rechter in principe slechts op vraag van de partijen optreedt, kan hij niet zelf tussenkomen om de zaak te activeren. In een moderne opvatting van justitie wordt dit oude beginsel steeds meer in vraag gesteld. In dat verband lijkt met name Duitsland nieuwe wegen te verkennen: daar kan de rechter dwingende termijnen voor het in staat stellen van de zaak opleggen teneinde onnodige vertraging te vermijden en de zittingen beter te kunnen plannen. En een snellere afhandeling van de zaak is niet alleen kostenbesparend, maar ook een prioriteit voor de burger.
Pagina 56
Joëlle COLAES
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
De rechter berechten? Joëlle COLAES Huidige functie Toegevoegd rechter in de Politierechtbank te Antwerpen Doel stage Het proefproject 'Nova Scotia' in Canada: een geslaagd voorbeeld van evaluatie van magistraten? Stageplaats Canada (Ottawa, Halifax en Québec) Duur Twee weken
Heel wat magistraten zijn enthousiast over evaluatiesystemen die de kwaliteit van de organisatie en de werking van de rechtbanken moeten verbeteren. Maar het idee om de rechters zelf aan een individuele evaluatie te onderwerpen, ligt heel wat gevoeliger. Zo'n evaluatie ligt ook niet voor de hand: wie kan het werk van een magistraat beoordelen? Volgens welke criteria? Hoe kan de confidentialiteit van de uitkomst gewaarborgd blijven? Betekent dat geen aantasting van de onafhankelijkheid van de magistratuur? In Canada is men met een proefexperiment gestart dat die bezwaren ontkracht en dat vooral voor de rechter in kwestie een reële meerwaarde betekent.
Volgens de wet van 1998 worden ook in België magistraten onderworpen aan een gemotiveerde schriftelijke evaluatie. Een panel bestaande uit de korpsoverste en twee leden van het eigen rechtscollege stelt de evaluatie op na een of meerdere functioneringsgesprekken. Er wordt een score 'zeer goed', 'goed', 'voldoende' of 'onvoldoende' toegekend, met financiële implicaties bij een 'onvoldoende'. 'En dat is het zo'n een beetje. Er wordt niet aan positieve incentives gedacht, maar ook het aspect feedback wordt veel te weinig benadrukt', vindt Joëlle Colaes. Feedback impliceert immers een echt tweegesprek, waarbij degene die feedback levert ook om de reactie van de andere vraagt en luistert. Het doel moet zijn dat de rechter in kwestie inzicht krijgt in het eigen functioneren en nuttig kan omgaan met de informatie die hij ontvangt zodat hij, indien nodig, een ander aanpak kan uitproberen. Nieuwe verworvenheden in human resources beheer, zoals 360°-feedback en coaching, die een echte meerwaarde kunnen opleveren, komen in het Belgische systeem helemaal niet aan bod.
Pagina 57
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Joëlle COLAES
Ook in de Verenigde Staten, Frankrijk en Nederland wordt aan beoordelingssystemen voor rechters gewerkt. Nederland is sinds vier jaar meer algemeen met de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem bezig. In de gerechten is een medewerker 'kwaliteit' werkzaam, wat tot verschillende initiatieven heeft geleid zoals klantwaarderingsonderzoek of aandacht voor bedrijfsprocessen. In Frankrijk worden de individuele rechters intern gecontroleerd, meer bepaald op hun algemene, juridische en technische vaardigheden en hun inzet. Maar het ministerie van justitie houdt in de gerechten ook externe periodieke inspecties, soms naar aanleiding van klachten. Ook in de Verenigde Staten bestaan verschillende initiatieven om 'de rechter te berechten' ; de fameuze 'court watch' bijvoorbeeld, waarbij in de jaren zeventig bezorgde burgers verslagen over het optreden van rechters publiceerden om de herverkiezing van de rechters in kwestie te kunnen beïnvloeden. Al bij al leidde dat heel zelden tot een disciplinaire maatregel.
Een vernieuwende wind uit Canada Een echt innoverend en interessant project - niet in het minst omdat het berust op feedback en coaching - komt uit Nova Scotia in Canada. Het liep een paar jaar geleden gedurende 15 maanden en had tot doel de kwaliteit van justitie te verbeteren door de individuele rechters informatie te geven over hun optreden. Dat gebeurde met vragenformulieren die per rechter liefst door 50 advocaten werden ingevuld om elke subjectiviteit uit te sluiten, terwijl ook de rechter een zelfevaluatie maakte. De deelname was vrijwillig en de vertrouwelijkheid werd strikt gerespecteerd (alle gegevens werden achteraf vernietigd). De resultaten werden met de rechters besproken door een 'mentor', met name een senior of recent op rust gestelde rechter. Vooral die nabespreking werd door de beoordeelde rechters als zeer verrijkend ervaren. 'Precieze kritiek, bijvoorbeeld over het taalgebruik, is immers voor een solitair werkende rechter een vorm van echte feedback waar hij concreet iets aan heeft,' weet Joëlle Colaes uit ervaring. 'Meer dan 90% van de deelnemende rechters en advocaten was van mening dat het evaluatiesysteem permanent zou moeten worden en dat het de onafhankelijkheid van de rechter geenszins in het gedrang brengt'. Joëlle Colaes wil in Canada de verantwoordelijken en deelnemers van het project ontmoeten. Momenteel wordt onderzocht of de methode als permanent evaluatiesysteem kan fungeren. 'Ik ben ervan overtuigd dat een degelijke evaluatie zal aantonen dat veel rechters echt gemotiveerd en werklustig zijn en dat het mogelijk en nodig is om die motivatie door een goede coaching dynamisch te houden. Evaluatie moet een positieve inhoud krijgen,' daar is alvast Joëlle Colaes helemaal van overtuigd.
Pagina 58
Dominique COOREMAN
Bursaal 2000 - Bestemmingen: NEDERLAND en FRANKRIJK
Een alarmsignaal Dominique COOREMAN Huidige functie Beslagrechter en ondervoorzitter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel Doel stage Wat is de rol van de rechter in de problematiek van de overmatige schuldenlast, gezien in de context van de nieuwe wet op de collectieve schuldenregeling? Stageplaats Nederland: (arrondissementsrechtbank in Den Haag) Frankrijk: (Chambre sociale van het hof van beroep in Grenoble, Ecole nationale de la magistrature en tribunal de grande instance in Parijs) Duur Zes weken
De nieuwe wet op de collectieve schuldenregeling heeft de gerechtelijke aanpak van schuldenoverlast ingrijpend veranderd. Wanneer een particulier zijn schulden niet meer kan betalen, kan de beslagrechter voortaan een schuldbemiddelaar aanstellen die een terugbetalingsplan zal trachten op te maken dat door alle partijen wordt aanvaard. Maar heeft men wel voldoende oog gehad voor alle implicaties van die nieuwe wet? Bijvoorbeeld wat de voorlichting van de betrokkene betreft, maar ook qua opleiding van de bemiddelaars en qua middelen die door justitie ter beschikking worden gesteld? Dominique Cooreman wil een en ander gaan vergelijken met de aanpak van haar Nederlandse en Franse collega's, want zij is ervan overtuigd dat de huidige regeling nog voor verbetering vatbaar is.
Sinds de nieuwe wet in voege is getreden, is het aantal dossiers van overmatige schuldenlast dat de beslagrechter moet behandelen, sterk toegenomen. In Brussel werden sinds 1999 alleen al ruim 700 dossiers ingediend. 'Bovendien krijgt de beslagrechter daarbij nu veel meer taken toegewezen dan vroeger', zegt Dominique Cooreman. 'Hij moet een schuldbemiddelaar vinden, de partijen bij elkaar brengen, nagaan of het bereikte akkoord goed wordt uitgevoerd, de verzoeken onderzoeken, … Bovendien gaat het heel vaak om complexe, dringende zaken, waarbij de menselijke aspecten zwaar kunnen doorwegen, met veel ellende en zelfs agressie tot gevolg. Men moet dus ook de tijd kunnen nemen om naar de mensen te luisteren, ze goed te informeren. Maar daar niemand het nodig vond om ons extra middelen te geven om dat bijkomend werk aan te kunnen, dreigen wij overstelpt te geraken door nochtans dringende dossiers. Ik denk dat het echt tijd is om aan de alarmbel te trekken.'
Pagina 59
Bursaal 2000 - Bestemmingen: NEDERLAND en FRANKRIJK
Dominique COOREMAN
Bemiddelen of onderhandelen? Hoe wordt die problematiek in andere landen, en meer bepaald bij onze noorder- en zuiderburen aangepakt? De Nederlandse en de Franse wetgeving over overmatige schuldenlast vertoont heel wat raakpunten en bevat bovendien een aantal elementen die ook voor België inspirerend kunnen zijn, meent Dominique Cooreman: 'Ik zie vooral drie aspecten: de controle vooraf, de functie van de schuldbemiddelaar en de latere follow-up. In de twee landen die ik van dichterbij wil bestuderen heeft de wetgever een vorm van voorafgaande controle ingebouwd die de goede trouw van de schuldenaar moet waarborgen. Dat lijkt me een onmisbare voorzorgsmaatregel. Bij ons kan om het even wie een beroep doen op schuldbemiddeling, behalve ingeval van georganiseerde insolvabiliteit, wat de beslagrechter heel moeilijk kan bewijzen. Ik krijg soms te maken met schuldenaars die in een paar dagen tijd vijf of zes grote leningen hebben afgesloten. Kan men die personen echt nog zien als "slachtoffers" van overmatige schuldenlast en is het normaal dat wij onze energie in dergelijke gevallen moeten steken, ten koste van de gevallen waarin bemiddeling echt nodig is?' Ook het concept bemiddeling zelf verdient verduidelijking. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen hetgeen de partijen vrij overeenkomen en de beslissingen waarnaar ze zich moeten schikken. Bemiddeling is immers in principe een procedure waar de partijen met volle instemming aan meewerken en waarbij ze zelf trachten tot een akkoord te komen, daarin begeleid door een neutraal bemiddelaar. Dat is echter in onze huidige 'schuldbemiddeling' niet het geval: de 'bemiddeling' wordt aan de schuldeisers opgelegd en veronderstelt geen daadwerkelijk overleg tussen de partijen. De term zorgt dus voor verwarring: eigenlijk gaat het eerder om onderhandelen, waarbij de onderhandelaar dus wel degelijk een standpunt kan innemen. De opdracht, die nochtans heel wat werk vraagt, wordt bovendien slecht betaald. De rechter vindt dus moeilijk geïnteresseerde en bekwame kandidaten, vooral omdat er geen specifieke vorming op dat vlak is voorzien. En zelfs wanneer de 'bemiddeling' geslaagd is, is het helemaal nog niet zeker dat de oplossing in zicht is. Alles hangt af van de manier waarop hetgeen werd overeengekomen, ook wordt nageleefd. 'Eenmaal het plan is opgesteld, moet de persoon met overmatige schulden vooral heel duidelijk weten wat hij wel en wat hij niet kan en mag doen en aan welke sancties hij zich blootstelt. En dan moet die persoon geholpen worden bij het beheer van zijn budget. Maar wie zal hem informeren? Wie zal hem begeleiden?' vraagt Dominique Cooreman zich af. De meest gemotiveerde magistraten en bemiddelaars trachten te doen wat ze kunnen, met de middelen die ze hebben. Maar ook op dat vlak ontbreken de structurele middelen. 'Vandaar dat ik mijn licht onder meer in Nederland ga opsteken, zegt Dominique Cooreman. Daar wordt de rechter bijgestaan door een rechtercommissaris en door een hele ploeg gespecialiseerde medewerkers.'
Pagina 60
Elisabeth D'ERBEE
Bursaal 2000 - Bestemming: NEDERLAND
Landelijke expertisecentra Elisabeth D'ERBEE Huidige functie Substituut-arbeidsauditeur bij de Arbeidsrechtbank te Brussel en assistente socialezekerheidsrecht aan de Universiteit Gent Doel stage Zijn de expertisecentra in Nederland een doeltreffend instrument in de bestrijding van socialezekerheids-fraude? Stageplaats Nederland: de expertisecentra van het openbaar ministerie, gespecialiseerd in sociale zekerheid en fraudebestrijding (Den Haag, Rotterdam, Amsterdam) Duur Twee weken
De omvang van de socialezekerheidsfraude mag niet worden onderschat: het gaat zeker niet alleen om kleine misdrijven. Soms is er een strafrechtelijk luik aan verbonden als het om georganiseerd zwartwerk of illegale tewerkstelling gaat. Georganiseerde criminaliteit kan hier alleen worden ontmanteld als de politiediensten, de sociale inspectie, het parket en het arbeidsauditoraat nauw met elkaar samenwerken en overleg plegen. Dat is in Nederland het geval, waar landelijke expertisecentra werden opgericht om de werking van justitie op tal van domeinen beter te coördineren.
Ook bij ons bestaat de tendens om competenties te bundelen in gespecialiseerde cellen, zoals dat bijvoorbeeld reeds gebeurt in de strijd tegen de mensenhandel. Er is momenteel sprake van om ook op het domein van de bestrijding van socialezekerheidsfraude een gelijkaardige structuur op te richten, maar er is nog heel wat werk aan de winkel, meent Elisabeth D'Erbée, substituutarbeidsauditeur: 'Algemeen kan men stellen dat informatie en sensibilisering over fraude in de sociale zekerheid dringend nodig zijn, ook bij de politiediensten. Men is geneigd die dossiers onvoldoende prioriteit te geven, omdat het ogenschijnlijk om minder zware fraude gaat. Maar bij een grondiger onderzoek stoot men soms op een grotere criminele organisatie van zwartwerk en illegale tewerkstelling. Men beseft te weinig dat er soms belangrijke sommen geld mee gemoeid zijn. Toegegeven, de statistische gegevens waarover men beschikt zijn ontoereikend en dat bemoeilijkt de informatieverstrekking beslist.'
Pagina 61
Bursaal 2000 - Bestemming: NEDERLAND
Elisabeth D'ERBEE
Door gebrek aan overleg tussen politie, sociale inspectie, parket en arbeidsauditoraat raken de dossiers bovendien vaak zoek in de massa van behandelde zaken. Het openbaar ministerie zou daarom graag zien dat o.m. de politie bij het vaststellen van een overtreding van de sociale wetgeving, meer dan nu reeds het geval is, een specifiek proces-verbaal opmaakt en dat meteen aan de bevoegde diensten doorgeeft.
Een op regionale leest geschoeide infrastructuur Onze noorderburen hebben op dat vlak wat voorsprong. In het Haagse parket werd in 1994 de basis gelegd voor een op regionale leest geschoeide infrastructuur. In 1996 is hier vooruitgelopen op de reorganisatie van het openbaar ministerie en werd o.m. een onwikkelingsconferentie gehouden waarin als één van de belangrijkste doelstellingen werd geformuleerd het in stand houden en uitbouwen van de expertise-eenheden fraude, economie/milieu en zware criminaliteit. Gedurende haar stage zal Elisabeth D'Erbée ervaren hoe de expertise-eenheid fraude werkt en de 'routing' van een gewone strafzaak volgen. Daarnaast is er ook gelegenheid tot inkijkstages bij andere betrokken instanties zoals het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij een politierechtbank, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, ….
Pagina 62
Eric DESMEDT
Bursaal 2000 - Bestemming: FRANKRIJK
Frankrijk, een land dat werk maakt van verkeersveiligheid Eric DESMEDT Huidige functie Rechter in de Politierechtbank te Mechelen Doel stage Welke rol spelen de gerechtelijke instanties in het Franse verkeersbeleid? Stageplaats Frankrijk (Parijs, Evry en Colmar) Duur Twee weken
En die agressieve rijstijl van de Fransen dan, zal je denken? Inderdaad, bij veilig rijgedrag denk je niet meteen aan Frankrijk, maar dat maakt het land nu net interessant. Het jaar 2000 werd er trouwens uitgeroepen tot Jaar van de Verkeersveiligheid. Het gaat om een prangend probleem, dat ook in het Belgische federaal veiligheidsen detentieplan tot de prioriteiten behoort.
En terecht, in onze samenleving is het merendeel van de slachtoffers nog altijd het gevolg van verkeersongevallen: in 1998 vielen op de Belgische wegen 1.500 doden, 10.909 zwaargewonden en 59.851 lichtgewonden. Redenen genoeg dus voor Eric Desmedt om bij onze zuiderburen te gaan kijken hoe men daar de 'zware voet' wat lichter maakt. Als het in Frankrijk lukt, moet het bij ons toch ook kunnen? De bekommernis bij de overheid is reëel: hoe kan het gerechtelijk apparaat het aantal verkeersongevallen verminderen? Enerzijds moeten er gepaste controles worden gehouden en anderzijds moeten de sancties een impact hebben op de dader en zijn rijgedrag. 'Snelheidscontroles op ongevaarlijke gewestwegen of autosnelwegen die louter tot relatief hoge geldboetes leiden, zijn niet erg doeltreffend', vindt Eric Desmedt. 'Zij hebben in veel gevallen een averechts effect en creëren alleen maar ergernis.' De nadruk moet liggen op controles die het echt gevaarlijk rijgedrag aan de kaak stellen en de sanctie moet de overtreder bewust maken van de noodzaak van verkeersveilig gedrag. De vraag is natuurlijk, hoe bewerkstellig je dat?
Pagina 63
Bursaal 2000 - Bestemming: FRANKRIJK
Eric DESMEDT
Frankrijk is in dat opzicht een interessant land waar het probleem van de verkeersveiligheid tot een kwestie van nationaal belang werd uitgeroepen. In 1999 werd een nieuwe wet van kracht in verband met bijzonder zware snelheidsovertredingen en recidive op dat vlak. 'Ik wil nagaan welke rol alternatieve straffen daarin kunnen spelen,' zegt Eric Desmedt. 'Colmar en Evry fungeren als testregio's en het is natuurlijk erg interessant om ter plekke te gaan bekijken welke experimenten er lopen'. Zelf past Eric Desmedt in zijn praktijk reeds alternatieve sancties toe, vooral het volgen van ontwenningskuren bij rijden onder invloed. Maar in Evry, niet ver van de Renault-fabrieken, doet men verkeersdelinquenten crash-tests bijwonen. Naar verluidt zijn de snelheidsduivels danig onder de indruk. Een ander belangrijk aspect is de coördinatie tussen justitie en politie wat de controles betreft. Het gaat niet zozeer om de precieze plaats van de controles, maar eerder over de grote strategische lijnen. De repressieve aanpak is efficiënter als er duidelijke afspraken zijn tussen alle betrokkenen over de algemene organisatie, de accenten (alcohol, snelheid), de frequentie en de mogelijke sancties (bijvoorbeeld: wanneer wordt het rijbewijs ingetrokken?).
En het rijbewijs met punten? Frankrijk is ook op een ander vlak interessant: men heeft er al jaren het rijbewijs met punten ingevoerd. In België wordt er al heel lang over gepalaverd. Maar is het een efficiënt instrument? Volgens de contactpersonen van Eric Desmedt is dat wel degelijk het geval en hij zal er ter plekke meer over vernemen. Eric Desmedt is van plan om tijdens zijn stage verschillende instanties te bezoeken, onder meer het INRETS (Institut de recherche sur les transports et leur sécurité), de algemene directie van de rijkswacht en het centrum voor verkeersveiligheid van de rijkswacht. Hij ontmoet ook ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken, met wie hij het meer bepaald over het rijbewijs met punten zal hebben. Daarnaast trekt hij ook naar het parket van Evry, de Politierechtbank van Parijs en naar Colmar om er een en ander 'in het veld' te gaan bekijken.
Pagina 64
Philippe GOSSERIES
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Geen time-out meer Philippe GOSSERIES Huidige functie D.d. eerste voorzitter van de Arbeidsrechtbank van Bergen Doel stage Hoe kan de rechter het caseflow management van dossiers en zittingen in de arbeidsrechtbanken nog verbeteren? Stageplaats Canada: Hof van Québec in Montréal (kamer strafzaken, arbeidsrechtbank, hof van beroep, …) Duur Eén week in totaal
Een dossier snel afhandelen en de tijd voor de verhoren zo goed mogelijk gebruiken zonder de rechten van de verdediging te schenden, is dat niet de droom van elke magistraat? Het is in ieder geval ook het doel dat het zogenaamde 'caseflow management' nastreeft, een werkmethode waarmee Philippe Gosseries kennis heeft gemaakt tijdens een opleiding in rechtbankmanagement, die door het ministerie van justitie werd georganiseerd en die hij naderhand in het Arbeidshof van Bergen in de dagelijkse praktijk heeft toegepast. Hij wil nu zijn aanpak vergelijken met die van collega's in Québec, waar het systeem sinds verschillende jaren op grote schaal wordt toegepast in overleg met de balie.
Het zijn de partijen die het proces maken, zou je kunnen zeggen. Want het tempo waarmee een zaak vordert hangt af van de goede wil van de betrokken partijen en, behoudens de wettelijke voorschriften, kan de rechter op dat vlak maar weinig tussenkomen. Maar tegenwoordig is vertraging uit den boze, omdat het tijdverlies dat ermee gepaard gaat mede verantwoordelijk is voor de gerechtelijke achterstand. In een modern en dynamisch rechtbankmanagement kan de rechter wel actief bijdragen tot een sneller procedureverloop. Dat is het principe dat Philippe Gosseries in de Arbeidsrechtbank van Bergen tracht toe te passen. Het is de verantwoordelijkheid van de rechter om binnen een redelijke termijn recht te spreken. Dat is een fundamenteel recht van de burger, dat trouwens uitdrukkelijk in de Europese Conventie van de Rechten van de Mens wordt vermeld. Het is ook een kwestie van gelijkheid: hoe langer de proceduretermijnen, hoe hoger de kosten, wat in de kaart speelt van de financieel sterkste partij. Redelijke termijnen respecteren is een essentiële voorwaarde voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van justitie in een rechtsstaat.
Pagina 65
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Philippe GOSSERIES
Nodeloze verdagingen vermijden Sommigen stellen grote hervormingen voor om de gerechtelijke achterstand te bestrijden. Philippe Gosseries is van mening dat men ook met de bestaande middelen al een heel stuk opschiet: je hoeft het Gerechtelijk Wetboek niet te veranderen om het verloop van de procedure beter te beheren. Het basisprincipe van caseflow management is dat de routing van het dossier wordt versneld door erop toe te zien dat er iets nuttigs gebeurt telkens als de rechtsdag op een bepaalde zittingsdag wordt vastgelegd. En de rechter beschikt reeds over een heel arsenaal aan middelen om dat te doen. Maar dreigt een versnelde procedure de rechten van de verdediging niet in het gedrang te brengen? Helemaal niet. Het is gewoon duidelijk dat veel procedures worden vertraagd door time-outs die werkelijk in niets de kwaliteit van de rechtspraak verbeteren. Het is helemaal normaal dat een zaak wordt uitgesteld wanneer er een nieuw element is en de partijen tijd vragen om te kunnen reageren. Maar het is al veel minder normaal dat een zitting wordt verdaagd omdat de beloofde of de nodige stukken in het dossier ontbreken. De rechter kan dat voorkomen door een paar dagen van tevoren na te gaan of de zaak in gereedheid is en eventueel de griffie te vragen om contact op te nemen met de advocaten zodat zij de ontbrekende stukken kunnen bezorgen. Ook psychologisch is dat belangrijk: met zo'n houding toont men de partijen dat het dossier niet 'slaapt', dat de rechter ermee bezig is, zodat zij uiteindelijk beter voorbereid ter zitting verschijnen. Een andere illustratie van caseflow management is het gebruik van de inleidende zitting. Aangezien er niet gepleit wordt, is dat vaak een puur formele aangelegenheid en de meeste advocaten zijn er niet aanwezig. Maar waarom kan men die gelegenheid niet te baat nemen om met de partijen een takenplan op te stellen en de datum voor de pleidooien af te spreken? Dit voorbeeld toont ook aan dat alle actoren nauw bij het veranderingsproces betrokken moeten worden. De rechter kan alleen aan actief en dynamisch caseflow management doen als alle actoren meewerken: de griffie, het openbaar ministerie en vooral ook de balie, die zelf voorstander is van een beter tijdsgebruik. Zonder overleg met alle betrokkenen en in het bijzonder met de stafhouders, was het experiment in Bergen zeker mislukt. Eigenlijk gaat het meer om een mentaliteitswijziging dan om een wijziging van de teksten. Tijdens zijn verblijf in Canada zal Philippe Gosseries zittingen bijwonen en van gedachten wisselen met magistraten die het systeem in het hof van Québec hebben ingevoerd. Een uitstekende gelegenheid dus om praktijken onderling te vergelijken en om nieuwe ideeën op te doen die het caseflow management nog efficiënter kunnen maken, zonder dat de kwaliteit van justitie wordt aangetast.
Pagina 66
Jean-Philippe LEBEAU
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Het tijdelijk mandaat moet een vruchtbare maatregel worden Jean-Philippe LEBEAU Huidige functie Voorzitter van de Rechtbank van koophandel van Charleroi Doel stage Het tijdelijk mandaat van de korpsoversten: wat kan de Belgische magistratuur leren uit het Canadese experiment? Stageplaats Canada: Ottawa (federaal hof van Canada, Commissariaat van de federale magistratuur), Montréal (Hof van beroep van Québec, Hof van Québec), Québec (Hof van Québec, Raad voor de magistratuur) Duur Twee weken
Door de levenslange benoeming van de korpsoversten te vervangen door een tijdelijk mandaat van zeven jaar, heeft de wetgever een nieuw hiërarchisch model willen invoeren, waarbij gezag niet wordt opgelegd, maar verworven wordt. Maar de hervorming werd nogal overhaast ingevoerd, in een bijzonder emotionele context, en laat heel wat vragen onbeantwoord. Een belangrijk punt daarbij is: wat gebeurt er na afloop van het mandaat? Ontstaan er geen spanningen als de korpsoverste na zeven jaar weer naar zijn vroegere functie terugkeert? Moeten er geen bijkomende maatregelen komen zodat hij naar andere functies kan overstappen als hij dat wenst?
Hoewel Jean-Philippe Lebeau momenteel voorzitter is van de handelsrechtbank van Charleroi, bestrijdt hij het beginsel van de hervorming geenszins. Integendeel, als medevoorzitter van de syndicale vereniging van magistraten, stond hij al van meet af aan achter het idee. 'De onafzetbaarheid van de korpsoverste (eerste voorzitter, procureur-generaal, voorzitter van de rechtbank, procureur van de Koning, arbeidsauditeur) lijkt me niet verenigbaar met een moderne en democratische invulling van de functie van magistraat,' zegt hij. 'Een tijdelijk mandaat voorkomt slijtage van de macht en stimuleert het ontstaan van nieuwe ideeën. Volgens mij is de hervorming noodzakelijk om binnen de magistratuur tot een correct management van mensen en middelen te komen'.
Pagina 67
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Jean-Philippe LEBEAU
Jean-Philippe Lebeau is dus gelukkig met die kleine revolutie, maar hij beseft tegelijk heel goed dat zij aanleiding kan geven tot kritiek, omdat ze nogal overhaast werd ingevoerd: 'Wat de doorslag heeft gegeven, was de ontsnapping van Marc Dutroux. Dat heeft de hervorming van het gerechtelijk systeem in een stroomversnelling gebracht zodat ook de meest gedurfde ontwerpen plots mogelijk werden. Dat verklaart meteen ook waarom sommige praktische toepassingsmodaliteiten niet goed zijn uitgewerkt. De hervorming is nu eenmaal niet de vrucht van lang en rijp beraad.' En vandaag moeten de nieuwe teksten in praktijk worden gebracht, moet men analyseren welke de gevolgen ervan zijn voor de concrete werking van het gerechtelijk apparaat. Het is immers de bedoeling dat de hervormingen van de magistratuur veel vruchten gaan afwerpen.
Delicate situaties vermijden Om dat te doen, is er niets zo verrijkend als een bezoek aan een land waar men reeds ervaring heeft op dat vlak. Dat is het geval met Canada, waar het tijdelijk mandaat van de 'juges en chef' (het equivalent van onze korpsoversten) in de grote rechtbanken in voege is, zonder dat dat tot problemen leidt. De magistraat uit Charleroi wil in Canada gaan kijken hoe het systeem er concreet werkt, welke de praktische gevolgen ervan zijn: 'De invoering van het tijdelijk mandaat is voor de wetgever natuurlijk geen doel op zich, maar een middel om het gerechtelijk apparaat te democratiseren en het beheer van de rechtbanken dynamischer te maken,' aldus Jean-Philippe Lebeau. 'Dat is wat wij in de handelsrechtbank van Charleroi trachten te doen. Na de nieuwe wet op het faillissement, werden de onderzoekskamers hervormd in overleg met alle magistraten van de rechtbank. Maar ik moet toegeven dat zoiets wellicht gemakkelijker gerealiseerd kan worden in een kleine rechtbank als de onze. Hoe dan ook, ik hoop in Canada heel wat elementen te vinden die aantonen hoe het tijdelijk mandaat een invloed heeft op de organisatie van de rechtbanken en op het human resources beheer.' Een ander aspect dat Jean-Philippe Lebeau met zijn Canadese collega's zal bespreken is wat er na afloop van het tijdelijk mandaat moet gebeuren: 'Volgens de Belgische wetgeving kan het mandaat van zeven jaar niet onmiddellijk binnen dezelfde rechtbank worden verlengd en kan de korpsoverste terugkeren naar de functie die hij voor zijn benoeming uitoefende. Maar dat kan op verschillende vlakken tot delicate situaties aanleiding geven: zal de nieuwe korpsoverste niet het gevoel hebben dat hij voortdurend door zijn voorganger wordt bespied? En stelt die laatste zich niet bloot aan de onaangename gevolgen van de bijvoorbeeld weinig populaire maatregelen die hij tijdens zijn mandaat heeft moeten treffen? Om die problemen te voorkomen, wordt in Canada een soepel systeem toegepast, dat niet echt in de teksten vervat ligt, waarbij de vroegere korpsoversten voorrang hebben om naar een andere functie over te stappen. Mij lijkt dat een interessante denkpiste.'
Pagina 68
Thierry PAPART
Bursaal 2000 - Bestemmingen: ZWITSERLAND en FRANKRIJK
Alternatieve straffen voor verkeersovertreders
Thierry PAPART Huidige functie Rechter in de Politierechtbank van Luik Doel stage Alternatieve straffen bij verkeersovertredingen: wat is de balans van de experimenten op dat vlak in Frankrijk en Zwitserland (doeltreffendheid, toepassingsmodaliteiten, mogelijkheden …)? Stageplaats Genève, Lausanne, Paris, Bordeaux en Tours (Rechtbank van eerste aanleg, politie-rechtbank en verder verschillende gespecialiseerde advocaten, hoge functionarissen, diensten voor strafuitvoering, verenigingen van slachtoffers, …)
Het is voor niemand een geheim: het imago van de politierechtbank is niet echt denderend te noemen, en wie niet beter weet, veronderstelt dat het er een saaie bedoening is. Maar als je een paar minuutjes met Thierry Papart praat, besef je al gauw dat verkeersovertredingen een boeiend werkterrein zijn, onder meer omdat het een uitgelezen toepassingsgebied is voor alternatieve straffen. Bij nader inzien niet zo verwonderlijk, want er staat heel wat op het spel: vandaag is het verkeer immers één van de belangrijkste doodsoorzaken in onze samenleving. Er moet dus een criminaliteitsbeleid voor veiligheid op de weg worden uitgewerkt dat tegelijk effectief, ontradend en toch menselijk is.
Duur Acht dagen in elke land
Thierry Papart is een uitgesproken voorstander van alternatieve straffen. Hij is er helemaal van overtuigd dat ze bijzonder goed passen bij de aard van de verkeersovertredingen zelf. 'Op dit vlak kun je immers vormen van dienstverlening opleggen die helemaal aansluiten bij het misdrijf zelf, wat bij andere vormen van delinquentie niet altijd het geval is,' legt hij uit. 'Een doorgewinterd wegpiraat die 40 uur gaat werken op een revalidatiedienst voor slachtoffers van zware verkeersongevallen, wordt een ander mens, dat blijkt telkens weer. En wie in de omgeving van een school de kinderen veilig moet helpen oversteken, beseft dat snelheidsbeperkingen zinvol zijn.'
Pagina 69
Bursaal 2000 - Bestemming: ZWITSERLAND en FRANKRIJK
Thierry PAPART
Dat verklaart wellicht waarom alternatieve straffen voor 'verkeersovertreders' zo'n succes zijn, met een non-recidivepercentage van zo maar eventjes 95%. Dergelijke maatregelen zorgen voor een veel grotere bewustwording dan boetes of zelfs tijdelijke intrekking van het rijbewijs, aldus nog Thierry Papart: 'Het bedrag van de boetes wordt nu reglementair en arbitrair bepaald, zonder rekening te houden met de feitelijke omstandigheden of met de inkomsten van de beschuldigde. Eenzelfde boete kan voor een welgesteld iemand een snel vergeten uitgave zijn en voor iemand met een klein inkomen een echte aderlating. Maar wat voor mij nóg belangrijker is, is de manier waarop het slachtoffer en zijn omgeving die straffen ervaren. Zo is het voor de ouders wiens kind door een dronken chauffeur werd weggemaaid, heel moeilijk te aanvaarden dat die persoon ooit weer achter het stuur zal zitten eenmaal hij een "symbolische" boete heeft betaald en zijn rijbewijs een paar maanden werd ingetrokken … De slachtoffers willen dat de schuldigen een concreet gebaar stellen, zodat ze zich beter rekenschap geven van het kwaad dat ze hebben aangericht. Alternatieve straffen helpen volgens mij om de wrok wat te verzachten en de burger weer met justitie te verzoenen.'
Onaangepaste procedure Het probleem in België is dat de alternatieve straffen niet voor verkeersovertredingen werden bedacht, maar eerder voor correctionele misdrijven. Het gevolg daarvan zijn ingewikkelde procedures (er moet eerst een maatschappelijk onderzoek komen) en in sommige gevallen moet de rechter de straf kunstmatig opdrijven (om een alternatieve straf met uitstel te kunnen geven moet er een gevangenisstraf worden uitgesproken). Er werd weliswaar een wetsvoorstel ingediend om de alternatieve straffen een autonoom karakter te geven en ze dus niet langer van een probatiemaatregel te laten afhangen, maar ook die aspecten verdienen verder kritisch onderzoek. Vandaar het idee om elders een kijkje te gaan nemen. Frankrijk en Zwitserland hebben beide al vrij lang ervaring met dienstverlening voor de gemeenschap, vooral bij verkeersovertredingen. Thierry Papart zal er tal van mensen ontmoeten: collega's-politierechters, rechters, omkaderende diensten voor alternatieve straffen, gespecialiseerde advocaten, vertegenwoordigers van de ministeries, van verenigingen van slachtoffers, … Wat is hun mening over de doeltreffendheid van die maatregelen? Hoe worden zij in de praktijk toegepast? Zijn er in die landen vernieuwende ideeën te vinden, bijvoorbeeld om de straffen wat te diversifiëren?
Pagina 70
Geneviève VANDERSTICHELE
Bursaal 2000 - Bestemming: VERENIGDE STATEN
De rechtbank 'on line'? Geneviève VANDERSTICHELE Huidige functie Rechter aan de Rechtbank van koophandel te Brussel Doel stage Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in de Amerikaanse hoven en rechtbanken: welke impact heeft de nieuwe technologie op de organisatie en de kwaliteit van justitie? Stageplaats Boston, Washington, New York, San Diego, Los Angeles: rechtbanken, ministeries, universiteiten, opleidingscentra … Duur Drie weken
In onze hoven en rechtbanken zijn de nieuwe technologieën nog maar schuchter aanwezig. De meeste diensten beschikken wel over een computer, maar dat heeft op zich niets veranderd aan de traditionele werking van het gerechtelijk apparaat. Toch is de technologische vooruitgang van die aard dat radicaal andere toepassingen mogelijk worden: denk maar aan rechters die in een netwerk werken en beslissingsondersteunde tools gebruiken, of aan volledig geïnformatiseerde dossiers en zelfs aan virtuele rechtbanken, zonder nog één vel papier. Science fiction? Helemaal niet, toch niet in Amerika.
Justitie moet de zogenaamde ICT, de informatie- en telecommunicatietechnologieën, absoluut in huis halen, vindt Geneviève Vanderstichele. 'In een functie zoals de mijne is dat natuurlijk een noodzaak: de handelsrechtbank moet zich steeds vaker bezighouden met geschillen waarin elektronisch verkeer een rol speelt, zoals e-commerce bijvoorbeeld. Maar ik denk ook meer in het algemeen dat justitie aan geloofwaardigheid inboet als de werking ervan achterna hinkt op wat er in de samenleving gebeurt.' Maar Geneviève Vanderstichele mag dan wel belangstelling hebben voor de mogelijkheden die de ICT biedt, zij is er niet minder kritisch om: 'Die nieuwe technologie houdt ook gevaren in waar je beducht moet voor zijn. Ik denk meer bepaald aan inbreuken op het privé-leven, aan geringere toegankelijkheid voor de kansarmen of aan het risico op een zekere ontmenselijking van justitie. Dat zijn aspecten waar ik het met mijn Amerikaanse gesprekspartners zeker over zal hebben. Vooruitgang om de vooruitgang is uit den boze: volgens mij moet je in de eerste plaats nagaan of een technische nieuwigheid de efficiëntie van justitie en de dienstverlening naar de burger toe verbetert.'
Pagina 71
Bursaal 2000 - Bestemming: VERENIGDE STATEN
Geneviève VANDERSTICHELE
Papierloze rechtbanken? Gezien het doel van de stage, lag de keuze voor de Verenigde Staten voor de hand, omdat men daar technologisch nu eenmaal verder staat. Zo zal Geneviève Vanderstichele de gelegenheid hebben om in Williamsburg een kijkje te gaan nemen in wat ongetwijfeld de modernste gehoorzaal ter wereld is: 'courtroom 21', een soort van showroom waar voortdurend wordt geëxperimenteerd met de allerlaatste innovaties. Maar ze bezoekt ook 'echte' rechtbanken waar de nieuwe technologieën dagelijkse kost zijn. Zo bestaat in San Diego een faillissementsrechtbank waar alle zaken via het internet worden behandeld, zonder dat er papier aan te pas komt en zonder dat de betrokkenen hoeven te verschijnen. Ook in Boston, Washington of San Francisco zal zij proefprojecten kunnen bezoeken: automatische beheerssystemen voor gerechten (om de werklast zo oordeelkundig mogelijk over de verschillende kamers te verdelen), e-commerce toegepast op de gerechtswereld (on line betaling van boetes of registratiekosten), zittingen in video-conferencing. 'Ik ben nieuwsgierig naar de werking van beslissingsondersteunende systemen die een oplossing voorstellen wanneer alle gegevens over een zaak in het programma werden ingevoerd,' bekent de magistraat. 'Op het eerste zicht sta ik sceptisch, maar naar verluidt kan het interessante resultaten opleveren … Ook de mogelijkheden van netwerking vind ik zeer belangrijk. Nu de dossiers almaar complexer worden, is het advies van een collega vaak onmisbaar, net zoals snelle toegang tot de jurisprudentie of tot andere bronnen. Bij ons gebeurt dat zoeken nog heel archaïsch, maar er komen toch stilaan elektronische communicatienetwerken tussen magistraten, evenals digitale bibliotheken die je on line kunt raadplegen. Volgens mij zijn dat bij uitstek domeinen waarop de nieuwe technologie daadwerkelijk de kwaliteit van justitie kan verbeteren.'
Pagina 72
Jan VERHAVERT
Bursaal 2000 - Bestemming: VERENIGDE STATEN
Bemiddeling en kansengelijkheid Jan VERHAVERT Huidige functie Rechter bij de Arbeidsrechtbank te Mechelen Doel stage Is de Equal Employment Opportunity Commission in de Verenigde Staten een interessant voorbeeld van bemiddeling bij discriminatie op het werk? Stageplaats Verenigde Staten: Washington en Los Angeles Duur Drie weken
Gelijke behandeling en arbeidsverhoudingen, het is een vrij recente problematiek die de komende jaren zeker aan belang zal winnen. De wet op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen die in 1999 werd aangenomen, is ongetwijfeld nog maar een eerste stap: men mag zich vrij snel verwachten aan Belgische of Europese reglementeringen in dezelfde zin die andere vormen van discriminatie op het werk (op basis van nationaliteit, etnische afstamming, leeftijd, privé-leven) zullen verbieden. Dat zal de instroom van zaken bij de rechtbank alleen maar doen aanzwellen. Maar, nu het om een nieuwe materie gaat en alles nog moet worden uitgewerkt, is het misschien hét ideale moment om nieuwe vormen van geschillenbeslechting in te voeren?
Dat is de vraag die Jan Verhavert, rechter bij de Arbeidsrechtbank van Mechelen, zich stelt. 'Nu reeds bepaalt artikel 734 van het gerechtelijk wetboek dat de rechter de partijen eerst tot een minnelijke schikking moet aanzetten,' legt hij uit. 'Maar die bepaling blijft in de praktijk dode letter, niet meer dan een formaliteit. De verklaring daarvoor is dat wij in de meeste gevallen pas op scène komen als de betrekkingen tussen de partijen al te zeer verslechterd zijn. De situatie is dan verrot en elke poging tot verzoening op dat moment is tot mislukken gedoemd.' Als je een andere opvatting van justitie voorstaat, waarbij de gerechtelijke sanctie pas als laatste redmiddel wordt gebruikt, moet je over instrumenten beschikken om vroeger in te grijpen, preventief zelfs. In de Verenigde Staten is dat precies wat de EEOC-commissie (Equal Employment Opportunity Commission) doet wanneer het gaat om gelijkheid van kansen op de werkplek. Vandaar de interesse van Jan Verhavert om een en ander ter plaatse te gaan bekijken.
Pagina 73
Bursaal 2000 - Bestemming: VERENIGDE STATEN
Jan VERHAVERT
'De Verenigde Staten hechten al langer veel belang aan problemen rond discriminatie,' gaat Jan Verhavert voort. 'Niet alleen in rassenkwesties omdat het land nu eenmaal een smeltkroes van culturen is, maar ook op andere vlakken. Zij hebben een vernieuwende aanpak ontwikkeld en een specifieke instantie opgericht die tussenkomt bij discriminatie in de arbeidsverhoudingen en over grote bevoegdheden beschikt, onder meer op het vlak van preventie, voorlichting, omkadering, bemiddeling, beleidsoriëntering, …'
Veldwerk Jan Verhavert begint zijn stage in Washington waar de centrale zetel van de EEOC is gevestigd. Hij zal er zich vertrouwd maken met de algemene werking van die instelling en de strategisch verantwoordelijken ontmoeten. De EEOC beschikt in elke Staat over een lokale antenne, het 'field office', waar de concrete dossiers uit de betrokken regio worden behandeld. De magistraat zal ongetwijfeld vooral daar kunnen oordelen over de doeltreffendheid en waarde van de werkmethoden: 'Ik hoop me vooral te kunnen concentreren op de behandeling van de klachten, minder op de aspecten voorlichting en preventie, omdat de nodige tijd daarvoor nu eenmaal ontbreekt. Hopelijk zal ik de ontwikkeling van een aantal dossiers kunnen volgen, bemiddelingen bijwonen en magistraten ontmoeten. Ik zou immers een concreet beeld willen krijgen van de manier waarop de tussenkomst van de bemiddelaars en die van justitie op elkaar aansluiten.' Die kennismaking met de werking 'in het veld' zal gebeuren in het 'field office' van Los Angeles. Waarom Californië? Gewoon omdat Jan Verhavert daar een aantal interessante contacten heeft die hem de kans zullen geven om tijdens de derde week van zijn verblijf de werking van de EEOC te evalueren, samen met externe partners. Hij zal er immers professoren van de UCLA ontmoeten, maar ook studenten van de rechtsfaculteit, vakbondsmensen en de directie van werkgeversorganisaties. Hij wil niet alleen een idee krijgen van de tevredenheid van de 'klanten' over de EEOC, maar ook de werking van die instelling beter in het Amerikaanse rechtslandschap kunnen situeren. En natuurlijk wil hij zoveel mogelijk praktische ideeën opdoen die ook voor ons land nuttig kunnen zijn.
Pagina 74
Lode VRANCKEN
Bursaal 2000 - Bestemming: FRANKRIJK
De opleiding van magistraten: de Franse uitzondering Lode VRANCKEN Huidige functie Rechter en stagemeester in de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren Doel stage Inzicht verwerven in de opleiding van de magistraten in Frankrijk: is de Ecole nationale de la magistrature een voorbeeld dat navolging verdient? Stageplaats Ecole nationale de la magistrature, Bordeaux Duur Twee weken
In de hele reflectie over de hervorming van justitie staat de opleiding van de magistraten centraal. Het is trouwens een van de onderwerpen waarover de Hoge Raad voor de justitie zich moet buigen. Op dat vlak werd reeds vooruitgang geboekt: de toekomstige magistraten krijgen nu de kans om meer dan één jaar stage te lopen aan de verschillende afdelingen van een rechtbank. Maar sommigen willen nog verder gaan en een echte 'magistratenschool' oprichten, zoals zij al meer dan een halve eeuw in Frankrijk bestaat.
Lode Vrancken is niet alleen rechter bij de rechtbank van eerste aanleg in Tongeren, hij vervult er ook de functie van stagemeester. Hij begeleidt dus de gerechtelijke stagiairs die zich voorbereiden op een functie in de zetelende magistratuur. Zo is de opleiding tot rechter één van zijn belangrijkste bekommernissen: 'Men heeft te lang genoegen genomen met een vorming "op de werkplek", wat echter niet meer aan de huidige eisen beantwoordt,' aldus Lode Vrancken. 'Een modern jurist moet tegelijk meer en meer gespecialiseerde materies beheersen én thuis zijn in bijvoorbeeld psychologie of human resources management. Dat is één van de essentiële voorwaarden om de kwaliteit van onze justitie te kunnen waarborgen.' Vandaag treedt men toe tot de magistratuur via een examen van beroepsbekwaamheid of een stage van het lange type, ofwel aan het parket, ofwel aan de zetel. Men tracht de praktische en de theoretische aspecten te combineren, door tijdens de stage ook een reeks seminaries en studiedagen te volgen. Dat is onmiskenbaar een stap in de goede richting, maar Lode Vrancken vindt dat de magistratenopleiding nog professioneler kan. In dat opzicht is de Ecole de la magistrature in Bordeaux een voorbeeld dat hij grondiger wil bestuderen.
Pagina 75
Bursaal 2000 - Bestemming: FRANKRIJK
Lode VRANCKEN
'Frankrijk is het enige land van Europa met een school die specifiek op de opleiding van magistraten is gericht. Bovendien kan die instelling bogen op meer dan een halve eeuw ervaring,' zegt hij. 'Bij ons is men er nog niet echt uit of men nu al dan niet een magistratenschool wil oprichten. Tegenstanders vrezen dat zo'n instelling alleen maar een overdreven korpsgeest binnen de magistratuur zal doen ontstaan en pleiten eerder voor een interuniversitair centrum voor de opleiding tot de magistratuur. Maar het zijn niet de naam of de vorm die tellen, voor mij is de inhoud van de opleidingen het belangrijkst. En als ik het lessenpakket van de school in Bordeaux bekijk, dan meen ik dat ik uit een verblijf aldaar heel wat interessante ideeën kan halen'.
Een evenwichtig programma ? Na een eerste kennismaking met het leven in een rechtbank, loopt de Franse toekomstige magistraat tien weken stage bij instanties die niet tot het gerechtelijke apparaat behoren: administraties, lokale gemeenschappen, verenigingen, Europese instellingen, … Daarna volgt hij, van april tot december, de eigenlijke opleiding in Bordeaux, die wordt afgerond met een gerechtelijke stage van één jaar, die vrij goed vergeleken kan worden met wat bij ons gebeurt. 'Het opleidingsprogramma ziet er op papier evenwichtig uit en lijkt aan meerdere doelstellingen te beantwoorden: theorie én praktijk, polyvalentie en specialisatie, de louter technische benadering én de menselijke aspecten van justitie …', meent Lode Vrancken. 'Maar pas als ik ter plekke een reeks cursussen kan bijwonen, zal ik echt een goed beeld krijgen van de kwaliteit van de opleiding, en van de pluspunten ervan in vergelijking met de magistratenopleiding in België. Ik zal vooral trachten een aantal workshops bij te wonen waar de stagiairs, onder begeleiding van juristen die in de praktijk staan, kunnen oefenen in technieken zoals het leiden van een debat, het opstellen van een vonnis. Want dat is misschien wat bij ons nog het meest ontbreekt: de gelegenheid om in een bijna reële situatie bepaalde praktijken in te oefenen en elkaars prestaties te vergelijken.'
Pagina 76
François-Joseph WARLET
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
Bezit én personen beschermen François-Joseph WARLET Huidige functie Vrederechter in het kanton Seneffe Doel stage De bescherming van de oudere in Québec, zowel in de teksten als bij de instellingen die op de naleving ervan moeten toezien. Stageplaats Québec: Tribunal des droits de la personne, universiteit van Montréal, ontmoetingen met veldwerkers Duur Twee weken
Mishandeling van ouderen is een probleem waar de Stichting sinds een aantal jaren steeds meer belangstelling voor heeft. Net als elke vrederechter - en misschien nog meer omdat er zich in zijn kanton een grote psychiatrische instelling bevindt - krijgt FrançoisJoseph Warlet geregeld te maken met aanvragen om geesteszieken en demente personen te beschermen. De wet van 18 juli 1991 betekent op dat vlak ongetwijfeld een belangrijke doorbraak wat het beheer van de bezittingen betreft, maar volgens hem kan er nog heel wat worden gedaan aan de bescherming van de persoon zelf.
In het begin van de jaren negentig werden twee teksten aangenomen die een totaal verouderde wetgeving - zij dateerde uit 1850 - hebben hervormd en die de vrederechter uitgebreide bevoegdheden toekennen wat de bescherming van personen met geestesstoornissen betreft. Krachtens de wet van 26 juni 1990 kan de vrederechter, als een aanvraag in die zin tot hem wordt gericht, beslissen om een persoon in een familiaal milieu te plaatsen wanneer deze niet meer in staat is om zelfstandig te leven. Die plaatsing moet trouwens heel ruim worden gezien en slaat op elke omgeving (dus ook op rusthuizen en dergelijke) die met een echt familiaal kader kan worden vergeleken. De wet van 18 juli 1991 heeft bovendien een eenvoudige, snelle en soepele procedure ingevoerd om de bezittingen te beschermen van degenen die hun bezit niet meer zelf kunnen beheren. Ook op dat vlak moet de vrederechter de situatie beoordelen en desgevallend een voorlopige bewindvoerder aanstellen en toezien op de manier waarop deze zich van zijn taak kwijt.
Pagina 77
Bursaal 2000 - Bestemming: CANADA
François-Joseph WARLET
'Nu de levensverwachting almaar toeneemt, is het evident dat die bepalingen steeds meer van toepassing zijn op personen van de derde en zelfs van de vierde leeftijd die met diverse vormen van ouderdomsdementie te kampen hebben', legt François-Joseph Warlet uit. 'De wetgever heeft de bescherming van hun bezittingen aanzienlijk verbeterd, maar heeft geen oog gehad voor alles wat met respect voor de persoon te maken heeft, terwijl zij juist door hun hoge leeftijd extra kwetsbaar zijn. Justitie vermag dus weinig wanneer de familie of de voorlopige bewindvoerders beslissingen nemen die juridisch onaanvechtbaar zijn maar alleen het persoonlijke comfort nastreven en duidelijk een vorm van psychologisch geweld tegenover de oudere persoon betekenen. Ik kom vaak in rust- en verzorgingsinstellingen en het gebeurt wel eens dat ik op de hoogte wordt gesteld van erbarmelijke situaties waarin men zou moeten ingrijpen. Maar bij de huidige stand van zaken, kan ik alleen het parket in kennis te stellen, dat overigens al werk genoeg heeft.'
Originele instrumenten Québec, dat op heel wat gebieden een voorloper is, beschikt ook op dat vlak over originele middelen die François-Joseph Warlet graag zou bestuderen. 'Er bestaat daar zoiets als een "rechtbank voor de rechten van de persoon" waarbij een gelijknamige commissie een zaak aanhangig kan maken en recht kan spreken op basis van een normatieve tekst, het Charter van de rechten en vrijheden van de persoon. Het beheer van de goederen van mentaal gestoorde personen kan trouwens aan een openbaar curator worden toevertrouwd. Voor mij is het heel interessant om te gaan kijken hoe efficiënt die instellingen werken, en om hun methode en manier van optreden te vergelijken met de onze en daaruit de elementen te halen die ook bij ons nuttig kunnen zijn.' François-Joseph Warlet hoopt ook een deel van zijn tijd te besteden aan ontmoetingen met diverse gespecialiseerde hulpverleners: opvang- en voorlichtingsdiensten, verenigingen voor de verdediging van ouderen, revalidatiecentra … Wat is hun functie? Over welke middelen beschikken ze om bijvoorbeeld gevallen van mishandeling te signaleren? Hij wil ook een beter beeld krijgen van de diverse instellingen die in Québec bestaan om op termijn een internationaal netwerk voor informatie-uitwisseling te kunnen uitbouwen.
Pagina 78
INHOUDSTAFEL
Voorwoord ...............................................................................................................................
3
Volbrachte stages – (Bursalen 1998) • • • • • • • •
ADRIAENSEN Philippe ..................................................................................................... BONNIVERT Jacques......................................................................................................... de HEMRICOURT de GRUNNE Philippe....................................................................... DELVOIE Guy .................................................................................................................... DE PALMENAER Guido ................................................................................................... DE VROEDE Nadia............................................................................................................ PENSIS Chantal .................................................................................................................. VANDERMEERSCH Damien ...........................................................................................
7 9 11 13 15 17 19 21
Volbrachte stages (Bursalen 1999) • CEULE Marie-Claire ...........................................................................................................
• • • • • • • • • • • •
DELOS Monique................................................................................................................. KAISER Alain...................................................................................................................... LUYTEN Stefan................................................................................................................... MAERTENS Marie-Claude ................................................................................................. MOERMAN Angéline......................................................................................................... PIETERS Freddy.................................................................................................................. RAES Francesca ................................................................................................................... SCHILS Pascale ................................................................................................................... THOMAS Marianne............................................................................................................ VAN CAUWENBERGHE Karel........................................................................................ VAN der SIJPT Eric............................................................................................................. VERMASSEN Koenraad.....................................................................................................
25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 25
Bursalen 2000 • ALLEGAERT Katy....................................................................................................................
• AOUST Philippe......................................................................................................................... • BOLLEN Rita............................................................................................................................ • COLAES Joëlle ........................................................................................................................... • COOREMAN Dominique ......................................................................................................... • D'ERBEE Elisabeth .................................................................................................................... • DESMEDT Eric ......................................................................................................................... • DE VEL Christian...................................................................................................................... • GOSSERIES Philippe ................................................................................................................. • LEBEAU Jean-Philippe............................................................................................................... • OLIJFF Pierre ............................................................................................................................. • PAPART Thierry......................................................................................................................... • VANDERSTICHELE Geneviève ............................................................................................... • VERHAVERT Jan ..................................................................................................................... • VRANCKEN Lode..................................................................................................................... • WARLET François-Joseph...........................................................................................................
51 53 55 57 59 61 63 51 65 67 53 69 71 73 75 77
Pagina 79