Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Hoofdstuk1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding Ligging plangebied Vigerend bestemmingsplan Opzet van het bestemmingsplan
4 4 4 5 6
Hoofdstuk2 2.1 2.2
Het plan Plangebied Planbeschrijving
7 7 8
Hoofdstuk3 3.1 3.2 3.3
Inventarisatie van relevant beleid Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
11 11 11 14
Hoofdstuk4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek Milieu Water Flora en fauna Archeologie en cultuurhistorie Verkeer en parkeren Economische uitvoerbaarheid
18 18 23 25 27 28 28
Hoofdstuk5 5.1 5.2
Juridische vormgeving Algemeen Dit bestemmingsplan
29 29 31
Hoofdstuk6
Procedure
33
Bijlagen bij toelichting Bijlage 1 Kruse Milieu, 21 maart 2012, Rapport Verkennend Bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN5707, Enterweg 13 - Markelo, projectcode: 12008716 Bijlage 2 Tauw, 18 april 2012, Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo, projectnr. 1207584 Bijlage 3 SAB, 26 januari 2012, Akoestischonderzoek wegverkeer, Enterweg 13 te Markelo, projectnr. 110784 Bijlage 4 Waterschap Regge en Dinkel, 14 december 2011, Watertoets, code: 20111214-5-3928 Bijlage 5 SAB, 16 januari 2012, Flora- en faunarapportage, Markelo, Enterweg 13, projectnr. 110784
2
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Toelichting
vastgesteld
3
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding Binnen het plangebied op de locatie Enterweg 13 te Markelo zijn diverse voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning met een deel aanwezig. Er vinden geen werkzaamheden voor het agrarische bedrijf meer plaats en deze zullen in de toekomst ook niet meer worden uitgevoerd. Het voornemen bestaat om in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en ter compensatie een nieuwe woning te realiseren. De bestaande bedrijfswoning krijgt dan een 'gewone' woonfunctie. De gemeente Hof van Twente is voornemens om medewerking te verlenen aan de functieverandering en bouw van de woning aan de Enterweg 13 te Markelo in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling. Het geldende bestemmingsplan voorziet niet in deze mogelijkheid. Met deze partiële herziening maakt de gemeente Hof van Twente de functieverandering en de bouw van de woning mogelijk.
1.2
Ligging plangebied Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Hof van Twente, ten noorden van de kern Goor en het buurtschap Elsenerbroek en op korte afstand van de gemeentegrens (circa 170 meter). Het plangebied heeft het adres: Enterweg 13 te Markelo. Het plangebied wordt omringd door gronden die in agrarisch gebruik zijn en enkele agrarische bedrijven en burgerwoningen. Op onderstaande luchtfoto is de ligging van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding.
4
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Goor en het buurtschap Elsenerbroek
1.3
Vigerend bestemmingsplan Het plangebied valt binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1997' van de voormalige gemeente Markelo. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 25 juni 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel op 2 februari 1999. Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan een agrarische bestemming met een bouwvlak. De gemeente Hof van Twente heeft voor haar buitengebied een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan is momenteel nog een ontwerpbestemmingsplan. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Agrarisch met waarden' met een agrarisch bouwvlak. De realisatie van het plan (het vervallen van de agrarische functie, de bouw van een nieuwe woning met bijgebouwen en het omzetten van de bedrijfswoning naar een 'gewone' woning) is in strijd met beide bestemmingsplannen. Om toch medewerking te kunnen verlenen aan het plan, moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld door middel van een partiële herziening. Onderhavig plan voorziet hierin.
vastgesteld
5
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
1.4
Opzet van het bestemmingsplan Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven, hierbij komen zowel de huidige als toekomstige situatie aan bod. Hoofdstuk 3 en 4 gaan in op de haalbaarheid van het plan. Hierbij komen in hoofdstuk 3 het beleid en in hoofdstuk 4 de aspecten als milieu, flora en fauna en archeologie aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de opzet van het plan en de wijze van bestemmen behandeld. Hoofdstuk 6 ten slotte is gereserveerd voor de resultaten van de procedure.
6
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 2
2.1
Het plan
Plangebied Het plangebied bevat momenteel diverse voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning met een deel. De voormalige bedrijfsbebouwing bestaat uit een varkensschuur (120 m2), een grote loods (327 m2), een kleine loods (54 m2), twee schuren (34 en 30 m2), een paardenstal (36 m2) en een kleine houten (kippen)schuur (25 m2). Onderstaande foto's geven een beeld van de huidige situatie.
vastgesteld
7
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Foto's van de huidige situatie
2.2
Planbeschrijving In het kader van de Rood-voor-roodregeling wordt bebouwing in het plangebied en op een locatie in de gemeente Raalte gesloopt. Door sloopoppervlaktes van beide locaties in te brengen in de Rood-voor-roodregeling wordt voldaan aan de voorwaarden van het Rood-voor-roodbeleid. Dit is ook in de overeenkomst vastgelegd. De compensatie van de sloop wordt gerealiseerd op de locatie Enterweg 13 te Markelo. Ten behoeve van het plan worden op de locatie Enterweg 13 te Markelo de volgende gebouwen gesloopt: een varkensschuur (120 m²) een grote loods (327 m²); een kleine loods (54 m²); twee schuren (34 en 30 m²); een paardenstal (36 m²). In totaal wordt er 601 m² gesloopt. Op de locatie in de gemeente Raalte wordt in totaal 549 m2 aan gebouwen gesloopt. In totaal wordt er daarmee 1150 m2 gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling. De woning, de deel (230 m², karakteristieke bebouwing) en een kleine houten (kippen)schuur (25 m²) blijven behouden. In ruil voor de sloop op de locatie Enterweg en de locatie in de gemeente Raalte wordt er in het plangebied een nieuwe woning met de volgende bijgebouwen teruggebouwd: een nieuwe kapschuur bij de bestaande woning (105 m²); een garage bij de nieuwe woning (50 m²); een paardenstal bij de nieuwe woning (35 m²).
8
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
In totaal wordt er 190 m² aan bijgebouwen teruggebouwd, wat resulteert in totaal 445 m² aan bijgebouwen in het plangebied. Deze bijgebouwen zullen gebruikt worden voor het huisvesten van dieren, de stalling van auto's, landbouwmachines en de vrachtauto. De landbouwmachines worden gebruikt voor het onderhoud van 3,8 ha grond. Het totale oppervlak aan bijgebouwen is meer dan volgens het Rood-voor-Rood-beleid is toegestaan (zie ook hoofdstuk 3). De gemeente heeft ingestemd met het plan, ondanks de overschrijding. De reden hiervoor is dat de deel van de woning niet geschikt is voor de stalling van landbouwmachines en de vrachtwagen, gelet op de functie en karakteristieke uitstraling van de deel. Om de landbouwmachines en de vrachtwagen goed onder te kunnen brengen, wil de gemeente het oppervlak voor bijgebouwen iets vergroten. Hierdoor kan een extra schuur gebouwd worden voor de stalling van de landbouwmachines en de vrachtwagen. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen wordt dan ook gedetailleerd in dit bestemmingsplan geregeld. Onderstaande afbeelding geeft de nieuwe erfinrichting weer.
Nieuwe situatie van het plangebied Het plangebied wordt opgedeeld in twee erven. Ondanks deze splitsing blijft de bebouwing geclusterd. De nieuwe woning wordt ten zuiden van de bestaande woning gerealiseerd, de bijgebouwen komen op het achtererf van de woningen. In en om het plangebied wordt streekeigen beplanting gebruikt, om het plangebied in te passen in de omgeving. Er wordt gebruikt gemaakt van beukenhagen, eiken, fruitbomen (appel, peer, kers) en er worden houtwallen ingeplant met bosplantsoen (krent, gelderse roos, meidoorn, hazelaar, lijsterbes, hondsroos, vuilboom).
vastgesteld
9
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
De nieuwe bebouwing heeft een streekeigen karakter. De streekeigen bebouwing wordt gekenmerkt door: een klein en groot oppervlak (het hoofdgebouw en een kleinere aanbouw); een rood pannen- of rietendak of combinatie van rode pannen en riet; een zadeldak met wolfseind(en), soms met een dakkapel in een wolfseind; witte windveren; geveltekens (bijvoorbeeld twee paardenhoofden); houten topgevels, bij 'meerkappers' tot 3 of 4 naast elkaar; zwarte, ossenbloedrode of ongeschilderde topgevels; sobere architectonische detaillering; toepassing van bentheimer zandsteen (vloeren, plint, putten, drinkbakken); veel kleine bijgebouwen; schuren met zijinrit en hooibergen zijn opvallend. Onderstaande afbeelding geeft een sfeerimpressie van de nieuwe woning.
Nieuwe woning
10
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 3
3.1
Inventarisatie van relevant beleid
Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor bepaalde onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van de EHS is bepaald dat niet het rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen. Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. Conclusie Provincies en gemeenten zijn in belangrijke mate verantwoordelijk voor de vormgeving en realisering van het ruimtelijk beleid in het buitengebied. Rijksbelangen die aan de orde zijn, zijn door de provincie in haar beleid vertaald. De provincie Overijssel en de gemeente Hof van Twente hebben voor de realisatie van woningen in het buitengebied diverse beleidsstukken opgesteld waarin geregeld wordt wat wel en niet toegestaan wordt. Deze beleidsstukken worden in onderstaande paragrafen beschreven. Het plan wordt hier aan getoetst.
3.2 3.2.1
Provinciaal beleid Omgevingsvisie Overijssel en Omgevingsverordening 2009 De Omgevingsvisie is op 1 juli 2009 vastgesteld. In de Omgevingsvisie wordt het provinciaal belang en het beleid voor de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel uiteengezet. De Omgevingsvisie heeft de status van structuurvisie onder de nieuwe Wro. De omgevingsvisie bevat de visie, beleidskeuzes en de uitvoeringsstrategie op het hele ruimtelijk-fysieke domein en is opgesteld met een doorkijk tot 2030.
vastgesteld
11
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
De hoofdambitie van de provincie is om een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi en vitaal landschap (ruimtelijke kwaliteit). De centrale beleidsambitie hierbij is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke voorraden (duurzaamheid). De provincie heeft deze ambities vertaald in generieke beleidskeuzes en ontwikkelingsperspectieven, om haar beleid- en kwaliteitsambities te realiseren. Deze generieke beleidskeuzes en ontwikkelingsperspectieven dienen bij te dragen aan duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wil de provincie realiseren door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Voor het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. In dit ontwikkelingsperspectief is sprake van een verweving van functies. Aan de ene kant melkveehouderijen en akkerbouw als belangrijke vorm van landgebruik. Aan de andere kant gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid. De kwaliteitsambitie 'Voortbouwen aan de kenmerkende structuren van de agrarische cultuurlandschappen' staat voorop. In dit perspectief wil de provincie de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw, maar ook van andere sectoren zoals recreatie, nog nadrukkelijker verbinden met behoud en versterking van cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke elementen. Grootschalige landbouw krijgt ook hier de ruimte, maar de inpassing in kleinschalige landschappen vraagt om heldere gebruiksregels.
Uitsnede van de ontwikkelingsperspectievenkaart van de provinciale omgevingsvisie (bron: provincie Overijssel) Conclusie Door het slopen van de landschapsontsierende bedrijfsbebouwing wordt voldaan aan
12
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. In dit plan wordt een compensatiewoning gerealiseerd. De functie wonen past binnen het ontwikkelingsperspectief 'buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte'. Daarnaast wordt het plan landschappelijk ingepast. Plannen zijn volgens de Omgevingsvisie acceptabel als de duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit versterkt worden. In onderhavig plan is daarvan sprake. De ontwikkeling past daarmee binnen het beleid uit de Omgevingsvisie. 3.2.2
Reconstructieplan inclusief partiële herziening reconstructieplan mei 2009 Het reconstructieplan Salland Twente is op 15 september 2005 door Provinciale Staten van Overijssel vastgesteld. In het reconstructieplan staan de doelen voor de plattelandsontwikkeling voor de komende twaalf jaar centraal. Eén van de speerpunten van het reconstructieplan is het versterken van de leefbaarheid. Om het platteland sociaal en economisch vitaal te houden, kunnen (naast versterking van de economische basis voor de intensieve veehouderij en de melkveehouderij) nieuwe economische dragers worden gestimuleerd. Het gaat daarbij om wonen, werken, recreatie en toerisme, cultuurhistorie en om nieuwe vormen van landbouw. De zoneringskaart van het reconstructieplan laat zien waar landbouw, natuur, recreatie of wonen voorrang krijgen. Het reconstructiegebied is in verschillende zones verdeeld, namelijk landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. Het plangebied ligt op grond van het reconstructieplan in het verwevingsgebied. De hoofdlijnen in het verwevingsgebied zijn: het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatie met elkaar; ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschap, etc.); de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden; extra kansen bieden aan de intensieve veehouderij door de ontwikkeling van sterlocaties voor deze bedrijven. Conclusie In dit plan wordt de bedrijfsbebouwing gesloopt en wordt een compensatiewoning mogelijk gemaakt. Het plan past binnen het beleid uit het reconstructieplan, omdat er in het verwevingsgebied ruimte is voor de functie wonen.
3.2.3
Omgevingsverordening Overijssel De provincie Overijssel heeft tegelijkertijd met de Omgevingsvisie de Omgevingsverordening vastgesteld, waarmee de doorwerking van de Omgevingsvisie juridisch is geregeld. De verordening beperkt zich tot die onderdelen van het beleid, waaronder de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. Conclusie De Omgevingsverordening schrijft voor dat bestemmingsplannen voor gebieden die zijn opgenomen in het reconstructieplan, voor wat betreft de mogelijkheden van bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, in overeenstemming dienen te zijn met het reconstructieplan. Voorgaande paragraaf toont aan dat dit het geval is.
vastgesteld
13
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
3.3 3.3.1
Gemeentelijk beleid Structuurvisie landelijk gebied (2010) In de Structuurvisie landelijk gebied van de gemeente Hof van Twente staat de ontwikkeling van het landelijk gebied voor de komende 10 jaar centraal. De Structuurvisie vormt vooral een integratiekader voor het bestaande beleid van de gemeente ten aanzien van de verschillende functies en waarden in het gebied. Een dergelijk 'integratiekader' schetst de bredere achtergrond van het beleid dat voor specifieke thema's (bijvoorbeeld recreatie, Rood-voor-Rood en vrijkomende agrarische bebouwing) is uitgewerkt. Daarnaast beschrijft de Structuurvisie de algemene strategie van de gemeente Hof van Twente. Deze strategie geeft richting aan de latere toetsing van verschillende initiatieven die bij de gemeente worden ingediend, en bij het bepalen van het beleid dat in het bestemmingsplan Buitengebied wordt uitgewerkt. Om de karakteristiek van het landelijk gebied te behouden geldt als uitgangspunt dat zo weinig mogelijk niet functioneel aan het buitengebied gebonden bebouwing wordt toegevoegd. Dit kan namelijk ten koste gaan van de aanwezige landschapswaarden. Er wordt tevens geen medewerking verleend aan het toevoegen van nieuwe woningen door het realiseren van geheel nieuwe solitair gelegen woonerven. Dit hangt ook samen met het beschermen van agrarische bedrijvigheid tegen beperkingen die uit de nabijheid van woningen voortkomen. Het omvormen van voormalige agrarische erven naar woonerven wordt ondersteund, mits er tevens een aantoonbare verbetering van de ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld de sloop van voormalige, niet karakteristieke, bedrijfsbebouwing inhouden. De nieuwe woning met bijgebouwen moet landschappelijk worden ingepast. De landschappelijke inpassing wordt door de gemeente beoordeeld. Dit beleid is uitgewerkt in de Beleidsregel Rood voor Rood met gesloten beurs (zie verderop in dit hoofdstuk). De gemeente streeft er naar om bebouwing met een streekeigen karakter te behouden. In eerste instantie krijgt dit doel vorm door karakteristieke boerderijen in stand te houden en zo mogelijk te versterken door een grotere inhoudsmaat toe te staan dan bij reguliere woningen (bijvoorbeeld: de deel mag gebruikt worden ten behoeve van de woonfunctie). Ook kan toegestaan worden het pand te splitsen in meerdere woningen. In uitzonderlijke situaties waarbij het onmogelijk blijkt te zijn de karakteristiek te herstellen kan sloop worden toegestaan, waarbij vervolgens vervangende nieuwbouw plaatsvindt. De nieuwbouw dient dan van uitzonderlijke hoge architectonische kwaliteit te zijn, zonder vergroting van het oorspronkelijke aanwezige volume, waarbij het gehele erf in karakteristieke Twentse stijl wordt ingericht. Conclusie In het plangebied en op een locatie in de gemeente Raalte wordt voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Op de compensatielocatie aan de Enterweg 13 te Markelo blijft de bestaande woning met de karakteristieke deel behouden. De nieuwbouw (een woning met enkele bijgebouwen) wordt landschappelijk ingepast in de omgeving. Door het plan zal de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verbeterd worden, mede omdat landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt. Om deze reden past het plan binnen de Structuurvisie landelijk gebied.
14
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
3.3.2
Beleidsregel Rood voor Rood met een gesloten beurs Het gemeentelijke beleid 'Rood voor Rood met gesloten beurs' is gebaseerd op het provinciale uitvoeringskader 'Rood voor Rood met gesloten beurs' uit 2005 welke nu deel uitmaakt van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving uit de Omgevingsvisie 2009. Het gemeentelijke beleid is eveneens opgenomen in de gemeentelijke Structuurvisie landelijk gebied. Het doel van de Rood-voor-Rood-regeling is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied door de sloop van landschapsontsierende bedrijfsgebouwen. Het uitgangspunt is de sloop van minimaal 850 m² oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, waarvoor ter compensatie een nieuwe woning kan worden gerealiseerd. De maximale inhoud voor de te realiseren woning op de compensatiekavel bedraagt 750 m³. Hierbij dient voldaan te worden aan de algemene welstandscriteria. Bij voorkeur wordt de compensatiekavel toegekend op de slooplocatie in de nabijheid van de te handhaven bedrijfswoning. Bij uitzondering kan Rood-voor-Rood gebruikt worden om erven en bebouwingsstructuren zoals bijvoorbeeld lintbebouwing te versterken. Eventueel kan de gemeente nieuwe geclusterde erven (knooperven) initiëren of een locatie bij een kern aanwijzen voor clustering van compensatiekavels. De realisatie van woningen op solitaire compensatiekavels is uitgesloten, omdat daardoor ongewenste versnippering ontstaat. De compensatiekavel mag nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet hinderen in hun bedrijfsvoering. De oppervlakte van de compensatiekavel bedraagt 1000 m². Het erf en de tuin worden samen met de nieuwe woning en het daarbij behorende bijgebouw op de compensatiekavel gerealiseerd. Uitgangspunt voor de grootte van het bijgebouw op de compensatiekavel is 75 m². In het bestemmingsplan Thematische herziening Buitengebied Hof van Twente (2008) is opgenomen dat de oppervlakte van de bijgebouwen maximaal 150 m² mag bedragen (75 m² vermeerderd met 50% van de oppervlakte boven die 75 m² zoals deze aanwezig was op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan). Ook in het bestemmingsplan Buitengebied zoals dat op dit moment wordt opgesteld wordt een maat van 150 m² aangehouden. De regeling gaat uit van de sloop van het gehele complex met uitzondering van de bedrijfswoning en karakteristieke bebouwing. Eventueel aanwezige karakteristieke bebouwing kan functioneel worden aangewend. De beoordeling vindt plaats conform het beleid inzake hergebruik voormalig agrarische bedrijfsbebouwing (VAB-beleid). In specifieke situaties kan een gebouw blijven staan voor het uitoefenen van een hobby of economische activiteit, ook als het gebouw niet direct karakteristiek is. Hierbij vindt per geval maatwerk plaats, afhankelijk van de realisatie van deze gebouwen met de omgeving, de overige aanwezige en te realiseren gebouwen op het erf of de relatieve afname van de bebouwde oppervlakte. De ruimtelijke kwaliteit moet worden weergegeven in een door een deskundige op het gebied van landschapsinrichting op te stellen landschapsplan. Hiervoor moeten het landschapsontwikkelingsplan, de welstandsnota, het waterplan en dergelijke als leidraad worden gebruikt. Ook een schetsplan c.q. beeldkwaliteitplan van de nieuw op te richten bebouwing is vereist. Eén en ander zal worden vastgelegd in een Rood-voor-Rood-overeenkomst. In voorliggend geval is sprake van sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op twee locaties welke gelegen zijn in twee gemeenten. De totale oppervlakte die gesloopt wordt voldoet aan de voorwaarden van het beleid. Binnen het plangebied wordt in totaal 601 m² gesloopt. In de gemeente Raalte wordt 549 m2 gesloopt, dit is ook opgenomen in de overeenkomst. Hiervoor in de plaats wordt 190 m² aan bijgebouwen en één nieuwe woning teruggebouwd. Het oppervlak van de bijgebouwen komt in de nieuwe situatie op
vastgesteld
15
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
445 m². Deze bijgebouwen zullen gebruikt worden voor het huisvesten van dieren, de stalling van auto's, landbouwmachines en de vrachtauto. De landbouwmachines worden gebruikt voor het onderhoud van 3,8 ha grond. Het totale oppervlak aan bijgebouwen is meer dan volgens het Rood-voor-Rood-beleid is toegestaan. De gemeente heeft ingestemd met het plan, ondanks de overschrijding. De reden hiervoor is dat de deel van de woning niet geschikt is voor de stalling van landbouwmachines en de vrachtwagen, gelet op de functie en karakteristieke uitstraling van de deel. Om de landbouwmachines en de vrachtwagen onder te brengen, wil de gemeente een groter oppervlak voor bijgebouwen toestaan. Hierdoor kan een extra schuur gebouwd worden. Kortom, bij dit plan is sprake van maatwerk. Voor het plan is tevens een Rood-voor-Rood-overeenkomst opgesteld. Conclusie Het plan past niet binnen het Rood-voor-Rood-beleid, omdat het totale oppervlak van de bijgebouwen in de nieuwe situatie meer is dan is toegestaan in het beleid. Vanwege de specifieke situatie heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan het plan. Voor de rest van de bebouwing wordt wel gehouden aan het Rood-voor-Rood-beleid. Dit houdt onder andere in dat de nieuwe woning een maximale inhoud van 750 m³ krijgt en de compensatiekavel een maximale oppervlakte van 1.000 m². 3.3.3
Landschapontwikkelingsplan De gemeenten Hof van Twente en Haaksbergen hebben een landschapsontwikkelingsplan opgesteld voor hun grondgebied. Het Landschapsontwikkelingsplan Haaksbergen & Hof van Twente (LOP) bevat een samenhangende visie op landschapskwaliteit en bouwstenen en inrichtingsprincipes voor landschapsontwikkeling. In het LOP is per landschapstype aangegeven welke kenmerken dienen te worden behouden en/of versterkt. De uitwerking is gebaseerd op vier thema's: behoud en versterking van waardevolle ensembles: behoud, herstel, aanleg en onderhoud van een samenhangend patroon van landschapselementen (beplantingen inclusief lanen, historische elementen met name in het kampenlandschap, open essen en erfbeplantingen) is het speerpunt; landschappelijke versterking van het watersysteem; zorg voor het agrarisch werklandschap: dit doel uit zich met name in het behouden van relicten van het voormalige kampenlandschap, zonder de patronen te willen herstellen; inpassen van kernen en routes. Deze thema's worden vertaald naar concrete maatregelen, variërend van aanpassing van waterlopen tot verbrede landbouw en onderhoud van bestaande landschapselementen. In het LOP worden drie geomorfologische delen onderscheiden: het plateau, het dekzandgebied en het stuwwal- en verzamelgebied. Het plangebied ligt in het stuwwalen verzamelgebied en binnen dit deelgebied in het veldontginningslandschap. Het veldontginningslandschap komt in grote eenheden voor op het plateau en de stuwwal waar voor behoud en versterking van het landschapspatroon wordt gepleit. Dit betekent behoud van de open verkaveling van het uitgestrekte veld met zichtbare
16
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
ontginningsgrenzen. Ieder ontgonnen veld kent een eigen schaal en patroon van beplanting en bebouwing. Markante zichtlijnen tussen stuwwal en flanken worden open gehouden. Naast cultuurhistorische gebieden zijn ook de grotere natuurgebieden onderdeel van het ensemble. Behoud betekent voor de natuurbeheerders de natuurdoeltypen te versterken (hei, veen, bos), verdroging te bestrijden en waar mogelijk gebieden uit te breiden of extensieve bufferzones te creëren. Conclusie Bij het opstellen van het inrichtingsplan voor de ontwikkeling van het plan is rekening gehouden met hetgeen in het LOP is opgenomen. Het inrichtingsplan is door de gemeente beoordeeld en akkoord verklaard. Hiermee voldoet het plan een het LOP.
vastgesteld
17
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 4
4.1
Milieu
4.1.1
Bodem
Uitvoerbaarheidsaspecten/onderzoek
In het bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de bodem- en grondwaterkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt zijn voor het beoogde gebruik. In maart 2012 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd1. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord. In de bovengrond en het grondwater zijn enkele chemische parameters (zeer) licht verontreinigd. Het asbestbodemmonster ter plaatse van de nieuw te bouwen woning bevat een asbestconcentratie boven de interventiewaarde. In de asbestbodemmonsters ter plaatse van de grote schuur en het asfaltgranulaat is geen asbest aanwezig. Om inzicht te krijgen in de omvang van de asbestverontreiniging ter plekke van de nieuw te bouwen woning is nader onderzoek noodzakelijk. Om het terreindeel uiteindelijk geschikt te maken voor het beoogd doel is sanering van de asbestverontreiniging noodzakelijk. Nader onderzoek asbest Naar aanleiding van het verkennend bodemonderzoek is er in april 2012 een nader asbestonderzoek uitgevoerd2. Het doel van het nader asbestonderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid, de aard en het gehalte aan asbest in de grond. Ter plaatse van twee sleuven zijn zintuigelijk asbesthoudende materialen waargenomen. Verder zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen bijzonderheden waargenomen. Ter plaatse van de toekomstige woning zijn in de bovengrond visueel asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is eveneens asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt overschreden. In de onderliggende bodemlaag zijn visueel geen asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is wel asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt niet overschreden. Rondom de woning zijn visueel geen asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is wel asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt niet overschreden. De grond ter plaatse van de toekomstige woning mag voor wat asbest betreft uit veiligheidsoverwegingen niet vrij worden bewerkt, hergebruikt of vrij worden toegepast. De onderzochte bodemlaag dient als asbesthoudend te worden beschouwd met een asbestgehalte boven de interventiewaarde. Het maximaal verontreinigde oppervlakte bedraagt 250 m2. De gemiddelde dikte van de asbest verontreiniging bedraagt 0,6
18
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
meter. De hoeveelheid met asbest verontreinigde grond komt hiermee op 150 m3. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de wet Bodembescherming. De asbestverontreiniging ter plaatse van de toekomstige woning dient te worden gesaneerd. Conclusie Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bodem moet worden gesaneerd voordat met de werkzaamheden wordt begonnen. De sanering van het terrein zal in de saneringsactie van de provincie worden meegenomen.Na het uitvoeren van de sanering middels volledig verwijderen van de verontreiniging bestaat er voor het aspect bodem geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. 4.1.2
Geluid De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals een woning, een aanvaardbare geluidsbelasting moeten hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting een akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting ten gevolge van de omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. In januari 2012 is een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd3. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder verwoord. Uit het onderzoek naar de ligging van de 48 dB-contouren blijkt dat de nieuwe woning (Rood-voor-Rood-woning) buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Enterweg ligt. Nader onderzoek naar de optredende geluidsbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeer op de Enterweg is daarom niet noodzakelijk. Tevens blijkt uit het onderzoek dat een deel van de bestaande bedrijfswoning binnen de 48 dB-contouren, vrije-veldsituatie, van de Enterweg ligt. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Enterweg bedraagt 53 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Nader onderzoek naar optredende geluidsbelatingen op de woningen binnen de 48 dB-contour is uitgevoerd ten gevolge van de Enterweg. Verlening van hogere waarden Het doel van de Wgh is om geluidhinder te voorkomen. Maatregelen om de voorkeursgenswaarde te bereiken zijn bijvoorbeeld het toepassen van stil wegdek op de Enterweg, het vergroten van de afstand tussen de woning en de weg of het toepassen van dove gevels. Gezien de beperkte schaal van dit plan lijkt het niet mogelijk of gewenst om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelastingen terugbrengen tot een waarde die lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor de bestaande woning kan door de gemeente een hogere waarde worden verleend. Om een hogere waarde aan te vragen moet de situatie passen in het gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van het aanvragen van hogere waarden. De gemeente heeft in de 'Beleidsregels Hogere Grenswaarde' ruimtelijke situaties omschreven waarbij de verlening hogere waarden mogelijk is. Dit wordt gedaan door zogenaamde ontheffingscriteria. Eén van deze criteria uit dit beleid is: ter plaatse
vastgesteld
19
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing. De huidige woning (voormalige agrarische bedrijfswoning) wordt herbestemd als 'gewone' woning. Vanuit planologisch oogpunt is er dan ook sprake van vervangende nieuwbouw aangezien er op de plaats van de agrarische bedrijfswoning nu een 'gewone' woning wordt toegestaan. De situatie past in het gemeentelijk beleid. Hierdoor wordt voor de bestaande woning een hogere waarde van 53 dB verleend door de gemeente. De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een aparte hogere waarde-procedure gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure. Conclusie Indien er een hogere waarde voor de bestaande woning wordt verleend, zorgt het aspect geluid niet voor belemmeringen voor de ontwikkeling van het plan. 4.1.3
Luchtkwaliteit De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet Milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die sinds 2010 van kracht zijn. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Projecten die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in het NSL in de provincies c.q. regio's waar overschrijdingen plaatsvinden. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof. Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 øg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM. Bij woningen houdt dit in dat voor plannen met 1.500 woningen of meer (met één toegangsweg) pas een onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk is. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is significant is ten opzichte van een etmaal. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.
20
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming: Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden. Het project betreft de realisatie van een compensatiewoning en het omzetten van een agrarische bedrijfswoning in een burgerwoning. Het aantal te realiseren woningen is kleiner dan 1.500. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan van deze omvang niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk. Het plangebied ligt niet binnen de onderzoekszones van 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een rijksweg. Volgens de criteria uit de Wet milieubeheer inzake luchtkwaliteitseisen kan er daardoor geen sprake zijn van een gevoelige bestemming langs drukke infrastructuur. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk. De regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007 geeft aan dat er bij onder andere een woning sprake is van een significante blootstellingsduur. Om onacceptabele gezondheidsrisico's uit te sluiten, is de lokale luchtkwaliteit onderzocht. Hiertoe is de saneringstool bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van het ministerie van VROM geraadpleegd. De saneringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2008 en 2020. De saneringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De saneringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2008, 2011, 2015 en 2020 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Conclusie Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het onderhavige initiatief. 4.1.4
Geur De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woonen leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging voor een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een partij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad door de komst van de nieuwe woning.
vastgesteld
21
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Conclusie In de omgeving zijn geen veehouderijen gelegen die naar verwachting zorgen voor een overschrijding van de geurbelasting op de woningen in het plangebied. Andersom leveren de nieuwe woningen ook niet voor belemmeringen voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven. Het aspect geur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. 4.1.5
Externe veiligheid Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (artikel 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen. Conclusie In voorliggend plan is er geen sprake van de ontwikkeling van risicovolle activiteiten. Daarnaast zijn op de risicokaart Nederland geen risicofactoren binnen of in de buurt van het plangebied te vinden. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
22
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
4.2 4.2.1
Water Algemeen Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgedwongen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).
4.2.2
Waterbeleid De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Regge en Dinkel opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Watersysteem In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem. Afvalwaterketen Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit
vastgesteld
23
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. 4.2.3
Wateraspecten plangebied Waterhuishouding Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via een gescheiden stelsel. Het hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater en het vuilwater wordt afgevoerd naar het riool. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Aanleghoogte van de bebouwing Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven straatpeil te hanetren. Ook voor lager, beneden maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast. Watertoetsproces De initiatiefnemer heeft het waterschap Regge en Dinkel geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets4. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure van de watertoets is goed doorlopen. het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
4.2.4
Conclusie Het aspect water zorgt niet voor belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
24
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
4.3 4.3.1
Flora en fauna Algemeen Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht. Door SAB is daarom een quick scan flora en fauna uitgevoerd. In januari 2012 is een quick scan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd5. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van dit bestemmingsplan. De belangrijkste onderzoeksresultaten staan hieronder beschreven.
4.3.2
Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op beschermde gebieden. Het plangebied te Markelo ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen in het kader van de NB-wet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied “Borkeld” ligt op een afstand van 3.600 meter (hemelsbreed gemeten). Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is aangewezen als onderdeel van de EHS ligt op een afstand van 1.600 meter (hemelsbreed gemeten). Gezien de afstand van het plangebied tot deze gebieden en de tussenliggende reeds verstorende elementen zijn negatieve effecten op beschermde gebieden niet te verwachten. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.
4.3.3
Soortenbescherming In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt). De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard. Algemene soorten De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing. Strikt beschermde soorten Voor soorten die vermeld staan op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, geldt dat bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Floraen faunawet moet worden aangevraagd. De strikt beschermde Huismus (Passer domesticus) broedt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in de te slopen bebouwing. Vaste rust- en verblijfplaatsen van overige strikt beschermde soorten
vastgesteld
25
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
worden niet verwacht in het plangebied. Voor de Huismus geldt, bij aantasting van de vaste rust- en verblijfplaatsen, een ontheffingsplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Door op voorhand mitigerende maatregelen te treffen, wordt aantasting van de vaste rust- en verblijfplaatsen gemitigeerd waardoor geen ontheffing noodzakelijk is. Hiertoe dienen de volgende maatregelen getroffen te worden: De nieuwbouw moet geschikt gemaakt worden voor de Huismus. Dit kan door het dakbeschot toegankelijk te maken of over de volle breedte van het dak vogelvides te plaatsen. De sloop van de bebouwing dient te allen tijde plaats te vinden buiten de broedperiode van huismussen (eind maart tot begin augustus); Indien de varkensschuur gesloopt wordt voordat de nieuwe woning is gerealiseerd, dient voorafgaand aan de sloop een vijftal zogenoemde mussenflats voor de Huismus opgehangen te worden aan beide zijden van de bestaande woning. De soort is een koloniebroeder, daarom dient de nestkast broedgelegenheid bieden aan meerdere koppels. Daarnaast kunnen bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De (start van de) werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen (half maart tot en met half juli) of in het broedseizoen als broedende vogels zijn uit te sluiten. De werkzaamheden kunnen doorlopen in het broedseizoen als broedende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden. 4.3.4
Nader onderzoek Uit de quick scan is naar voren gekomen dat alleen de strikt beschermde Huismus (Passer domesticus) gezien de verspreidingsgegevens, aanwezige habitats en soortspecifieke eisen niet op voorhand is uit te sluiten binnen het plangebied. Door voorafgaand aan de ingrepen mitigerende maatregelen te treffen, wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. In dat geval is nader onderzoek of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
4.3.5
Aanbevelingen Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet is ook een aantal vrijblijvende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied, zoals: voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in muren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst in de spouw of tegen de muur op >2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woningen; als er een zolder of vliering wordt aangelegd, zou deze niet helemaal geïsoleerd kunnen worden. Hierdoor wordt de zolder mogelijk een geschikt verblijf voor vleermuizen; het planten van bomen en struwelen voor vogels en vleermuizen verdient aanbeveling. Het beste zijn, ecologisch gezien, inheemse bes- en bloemdragende struiken en planten.
26
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
4.3.6
Conclusie De aspecten flora en fauna zorgen niet voor belemmeringen voor het plan, mits vooraf aan de werkzaamheden mitigerende maatregelen getroffen worden voor de huismussen en dat de (start van de) werkzaamheden plaatsvinden buiten het broedseizoen of in het broedseizoen als broedende vogels zijn uit te sluiten.
4.4 4.4.1
Archeologie en cultuurhistorie Archeologie Bij ingrepen waarbij de ondergrond wordt geroerd, dient te worden aangetoond dat de eventueel aanwezige archeologische waarden niet worden aangetast. Op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Hof van Twente blijkt het plangebied een 'hoge verwachting' te hebben.
Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (bron: gemeente Hof van Twente) Uit de bij behorende beleidsnotitie 'Archeologie' van de gemeente Hof van Twente blijkt dat bij ingrepen dieper dan 40 cm en met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 2500 m² is archeologisch onderzoek noodzakelijk. In onderhavig plan gaat het om de sloop van voormalige bedrijfsbebouwing. Daarnaast wordt een compensatiewoning met bijgebouwen gerealiseerd. Aangezien deze ingreep een kleine omvang heeft (kleiner dan 2500 m2) is een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. 4.4.2
Cultuurhistorie De voormalige deel heeft een karakteristieke uitstraling. Om deze reden blijft dit gebouw gehandhaafd. Het plan wordt verder zorgvuldig landschappelijk ingepast waarbij er rekening wordt gehouden met de eventueel aanwezige cultuurhistorische waarden in de omgeving.
vastgesteld
27
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
4.4.3
Conclusie De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor voorliggend plan.
4.5
Verkeer en parkeren Door het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten zal het aantal verkeersbewegingen naar verwachting afnemen. Alle verkeersbewegingen zullen volledig op gaan in het ter plekke heersende verkeersbeeld. In het plangebied is voldoende ruimte aanwezig om de parkeerbehoefte op eigen terrein op te lossen. Conclusie Het aspect verkeer en parkeren vormt daarmee geen belemmering voor voorliggend plan.
4.6
Economische uitvoerbaarheid Voorliggend plan is een particulier initiatief, waarvoor de initiatiefnemers en gemeente een overeenkomst hebben gesloten. De kosten voor de realisatie van het plan alsmede de kosten voor de herzieningsprocedure komen geheel voor rekening van de initiatiefnemers. Voor de gemeente zijn aan dit plan geen kosten verbonden. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht te zijn aangetoond.
28
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 5 5.1 5.1.1
Juridische vormgeving
Algemeen Wat is een bestemmingsplan? Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat: de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden). Een bestemmingsplan regelt derhalve: het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: het bebouwen van de gronden; het verrichten van werken (aanleggen). Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals bijvoorbeeld de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
5.1.2
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld: 1. Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen. 2. Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of
vastgesteld
29
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben. 5.1.3
Hoofdstukindeling van de regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: 1. Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). 2. Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld. 3. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels. 4. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
5.1.4
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook de thans in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen vergunningen en ontheffingen vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als 'bouwvergunning', 'aanlegvergunning', 'sloopvergunning' en 'ontheffing' zijn vervangen door 'omgevingsvergunning ten behoeve van…'.
30
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
5.2
Dit bestemmingsplan Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2.1
Bijzonderheden in dit bestemmingsplan De regels in dit bestemmingsplan zijn opgezet aan de hand van hetgeen hiervoor is beschreven. Dit bestemmingsplan kent de bestemmingen 'Agrarisch met waarden' en 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1'. Agrarisch met waarden (artikel 3) Deze gronden zijn onder andere bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig gebruik en extensieve dagrecreatie. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn in de regels opgenomen. Wonen (artikel 4) De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning, een bed & breakfast en aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan. De maatvoeringseisen van de woningen zijn in de regels opgenomen. Naast woningen mogen er ook bijgebouwen worden gebouwd. Binnen het plangebied geldt dat het gezamenlijk toegestane oppervlakte aan bijgebouwen maximaal 445 m2 mag bedragen. Deze bijgebouwen zijn echter alleen toegestaan binnen het bouwvlak. De maatvoeringseisen van deze bijgebouwen zijn in de regels opgenomen. Tot slot mogen er ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook hier geldt dat de maatvoeringseisen van deze bouwwerken in de regels zijn opgenomen. Waarde - Archeologische verwachting 1 (artikel 5) De gronden die aangewezen zijn met deze bestemming zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Ter bescherming van deze gronden zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden.
vastgesteld
31
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
5.2.2
Algemene regels Naast de bestemmingen bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.
32
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 6
Procedure
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 5 juli 2012 gedurende zes weken ter visie gelegen. Gedurende deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken aan de gemeenteraad. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
vastgesteld
33
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Eindnoten
1. Kruse Milieu, 21 maart 2012, Rapport Verkennend Bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN5707, Enterweg 13 - Markelo, projectcode: 12008716 2. Tauw, 18 april 2012, Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo, projectnr. 1207584 3. SAB, 26 januari 2012, Akoestisch onderzoek wegverkeer, Enterweg 13 te Markelo, projectnr. 110784 4. Waterschap Regge en Dinkel, 14 december 2011, Watertoets, code: 20111214-5-3928 5. SAB, 16 januari 2012, Flora- en faunarapportage, Markelo, Enterweg 13, projectnr. 110784
34
vastgesteld
RAPPORT VERKENNEND BODEMONDERZOEK conform NEN 5740 en NEN 5707 Enterweg 13 - Markelo
Opdrachtgever: Mevrouw W.H.J. Slag Locatie: Enterweg 13 7475 TK Markelo Maart 2012
Rapport Verkennend Bodemonderzoek conform NEN 5740 en NEN5707 Enterweg 13 - Markelo
Opdrachtgever: Mevrouw W.H.J. Slag Enterweg 13 7475 TK Markelo Locatie: Enterweg 13 7475 TK Markelo Projectcode: 12008716 21 maart 2012 Auteur: J.L. Kienstra
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
INHOUD Pagina
1
Inleiding
1
2 2.1 2.2 2.3
Locatiegegevens Beschrijving huidige situatie Historische gegevens Bodemsamenstelling en geohydrologie
2 2 2 4
3.1 3.2 3.3
Uitvoering bodemonderzoek Onderzoeksstrategie Veldwerkzaamheden Chemische analyses
5 5 5 6
4.1 4.2 4.3 4.4
Resultaten Algemeen Veldwerkzaamheden Resultaten van de chemische analyses Bespreking resultaten chemische analyses
8 8 8 10 10
5
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
12
6
Literatuur
14
3
4
Bijlagen I
II III IV V
Regionale ligging locatie Kopie kadastrale kaart Situatieschetsen asbestonderzoeken 2005, 2010 en 2011 Situatieschets Kruse Milieu BV met boorlocaties Boorstaten Resultaten chemische analyses Verklaring van enkele gebruikte termen en afkortingen Informatie gemeente Hof van Twente
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
1
Inleiding
Dit rapport beschrijft het verkennend bodemonderzoek, dat in opdracht van mevrouw W.H.J. Slag op een onbebouwd terreindeel aan de Enterweg 13 in Markelo door Kruse Milieu BV is uitgevoerd. De aanleiding van dit onderzoek is een geplande bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van een woning met enkele bijgebouwen. In het kader van de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning is inzicht in de bodemkwaliteit vereist. Voorafgaande aan het bodemonderzoek heeft een standaard vooronderzoek plaatsgevonden op basis van de NEN 5725. Uit de resultaten van dit vooronderzoek is gebleken dat met uitzondering van de reeds vastgestelde asbestverontreinigingen de onderzoekslocatie als onverdacht kan worden beschouwd. De onderzoeksopzet gaat uit van NEN 5740, "Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek" en NEN 5707, “Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond” of NEN 5897, “Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat”. De doelstelling van het onderzoek op een onverdachte locatie is aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of het freatisch grondwater. Het veldwerk is uitgevoerd in februari en maart 2012 conform BRL SIKB 2000 en VKBprotocollen 2001, 2002 en 2018, waarvoor Kruse Milieu BV is gecertificeerd. Hierbij wordt verklaard dat Kruse Milieu BV financieel en juridisch onafhankelijk is van de opdrachtgever. In dit rapport worden de resultaten besproken van het veld- en het laboratoriumonderzoek. De gemeten gehalten in de grond worden vergeleken met de (gecorrigeerde) achtergrondwaarden (AW 2000) of de geldende achtergrondwaarden (indien deze door de betreffende gemeente zijn vastgesteld) en de interventiewaarden om vast te stellen of er al dan niet verontreinigingen aanwezig zijn. De in het grondwater gemeten gehalten worden vergeleken met de streef- en interventiewaarden. Tevens worden de resultaten vergeleken met de wetgeving inzake asbest in bodem en puin, welke door de ministeries van SZW en VROM is vastgesteld. In het beleid is voor asbest een restconcentratienorm en een interventiewaarde opgenomen.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 1 van 14
2
Locatiegegevens 2.1
Beschrijving huidige situatie
Algemeen De onderzoekslocatie is gelegen aan de Enterweg 13, op circa 2700 meter ten noorden van de bebouwde kom van Goor en op circa 2200 meter ten zuiden van de bebouwde kom van Enter. Het centrale punt van het te onderzoeken terrein heeft de RD-coördinaten x = 236.719 en y = 476.181 en het perceel is kadastraal bekend als: gemeente Markelo, sectie M, nummers 958 (gedeeltelijk) en 955 (gedeeltelijk). Bebouwing en verharding De onderzoekslocatie is gelegen in een overwegend agrarische omgeving. Ten noorden van de onderzoekslocatie bevindt zich een woning (Enterweg 13) met enkele bijgebouwen. De onderzoekslocatie is grotendeels onbebouwd (aan de noordgrens bevindt zich deels een schuur). Het overgrote deel van de onderzoekslocatie is onverhard en in gebruik als grasland. Aan de noordzijde van het te onderzoeken terreindeel is een klinkerverharding aanwezig. Binnen de onderzoekslocatie loopt een ringbaan van gebroken asfalt. Onderzoekslocatie De aanleiding van het bodemonderzoek is de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning in verband met de nieuwbouw van een woning. Tevens worden drie bijgebouwen gerealiseerd, deels ter vervanging van een bestaande schuur. In het kader van de bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van een woning dient onderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemkwaliteit op het te onderzoeken terrein. De onderzoekslocatie is onbebouwd en onverhard en heeft een oppervlakte van circa 6700 m². De reeds in kaart gebrachte asbestverontreinigingen op het noordelijk te onderzoeken terreindeel worden in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten. In bijlage I is de regionale ligging van de locatie weergegeven en zijn tevens twee situatieschetsen opgenomen. De eerste is een kopie van een kadastrale kaart en op de tweede schets zijn de boorlocaties weergegeven.
2.2
Historische gegevens
Het vroegere gebruik van het terrein is van belang, omdat bronnen van verontreiniging aanwezig geweest kunnen zijn. Er is navraag gedaan bij de opdrachtgever (mevrouw W.H.J. Slag). Door de heer P. Haverkort van Kruse Milieu BV is een archiefonderzoek verricht bij de gemeente Hof van Twente en is een terreininspectie uitgevoerd. Er is informatie opgevraagd bij de gemeente Hof van Twente, die is opgenomen in bijlage V. De volgende informatie is verzameld: - De onderzoekslocatie heeft al jaren de huidige (agrarische) bestemming. Het aangrenzende noordelijk gelegen terreindeel is al voor 1900 bebouwd en bewoond (agrarische functie). 3 - In 1998 is door Krekel Wegenbouw 300 m gefreesd asfalt geleverd ten behoeve van het verharden van de ringbaan. Gezien de leverdatum van het asfalt mag worden aangenomen dat deze niet teerhoudend is (vanaf 1991 is het gebruik van teerproducten in de wegenbouw verboden). Onder de asfaltverharding is een verharding aanwezig van houtsnippers. In het verleden werd ter plekke van de ringbaan een kleindierenmarkt georganiseerd. - Voor zover bekend is er binnen de onderzoekslocatie nooit sprake geweest van opslag in tanks van chemicaliën of brandstoffen, zoals huisbrandolie of diesel. - Het te onderzoeken terrein is voor zover bekend nooit gebruikt voor werkzaamheden of (bedrijfs)activiteiten, die verontreinigend kunnen zijn. - Voor zover bekend is het te onderzoeken terreindeel in het verleden niet opgehoogd en hebben er geen dempingen van lager gelegen delen of sloten plaatsgevonden. Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 2 van 14
- Voor zover bekend is het terrein niet eerder bebouwd geweest. - Voor zover bekend bevindt zich geen asbest op of in de bodem op de onderzoekslocatie. Op het noordelijk gelegen erf heeft recent een asbestsanering (saneringsregeling e asbestwegen, 2 fase) plaatsgevonden (zie onder overzicht bodemonderzoeken). Drie terreindelen rondom het erf worden in een later stadium gesaneerd. Het reeds gesaneerde terreindeel is weergegeven in het boorschema in bijlage I (blauwe arcering). De drie terreindelen, die nog worden gesaneerd zijn eveneens weergegeven (rode arcering). Een deel van de saneringslocatie overlapt de onderzoekslocatie. e - In het kader van de saneringsregeling asbestwegen, 2 fase is een onderzoek en een evaluatieverslag bekend. De locatie staat bekend onder locatiecode G316 en OV-nummer: OV173500602. e
Technisch onderzoek, Asbestwegen 2 fase, cluster 3, Enterweg 13 te Markelo, Tebodin BV, documentnummer 3315001 d.d. 25 juli 2005 Resultaten: Twee delen van het erf zijn onderzocht waarbij in beide gevallen asbest (pulp) is aangetroffen in concentraties boven de 100 mg/kg droge stof. De locatie is over een 2 oppervlakte van 840 m verontreinigd met asbest. De omvang van de asbestverontreiniging wordt geschat op 255 m3. Beide locaties komen in aanmerking voor de saneringsregeling. De asbesthoudende pulpverontreiniging is in zuidelijke richting afgeperkt. Een situatieschets van het onderzochte terreindeel is opgenomen in bijlage I. e
Saneringsregeling asbestwegen 2 fase, Evaluatieverslag sanering, Enterweg 13 te Markelo, Arcadis, project 110301/OF9/OZ1/001444, 110301.001444 d.d. 14 januari 2010 Uit de eindconclusie bleek het volgende: - De sanering is grotendeels uitgevoerd overeenkomstig de beschikking; - De sanering heeft bestaan uit het ontgraven van de asbestverontreiniging en het aanvullen van schoon materiaal; 2 - Een deel van de locatie (circa 180 m ), ten zuiden van de grote schuur, bleek voorafgaand aan de sanering reeds op eigen initiatief gesaneerd te zijn; - In totaal is circa 675 ton sterk verontreinigd materiaal afgevoerd naar de stort. Dit is meer dan aanvankelijk gepland. Aan de westzijde van de locatie is in verband met de aanwezigheid van asbestpulp een aanvullend deel gesaneerd. Ook een klinkerverharding voor de kapschuur is aanvullend gesaneerd. Daarnaast bleek de verontreiniging tot een diepte van gemiddeld 0.5 meter aanwezig te zijn in plaats van de vooraf geraamde 0.3 meter. - Voor de locatie is de saneringsdoelstelling gehaald. - Aan de westzijde van de locatie is een restverontreiniging achtergebleven. Ter plaatse van de betonverharding en het schuurtje valt deze restverontreiniging onder het Besluit asbestwegen. Tussen het schuurtje en de betonverharding bevindt zicht een groenstrook en valt de restverontreiniging onder de Wet bodembescherming. - Ter plaatse van de kapschuur is een restverontreiniging achtergebleven vallend onder Besluit asbestwegen. Aan de oostzijde van de locatie is een restverontreiniging achtergebleven ter plaatse van het weiland (overlapping met onderhavige onderzoekslocatie). Deze restverontreiniging valt onder de Wet bodembescherming. Een situatieschets van het gesaneerde terreindeel is opgenomen in bijlage I.
Nader asbestonderzoek, Enterweg 13 te Markelo, Tauw, kenmerk R001-4800585LHU-mfvV01-NL d.d. 15 december 2011 Aanleiding van het nader onderzoek wordt gevormd door de resultaten van de bovengenoemde sanering waarbij in de wand van tuin/weiland restverontreinigingen zijn achtergebleven. Uit de conclusies blijkt het volgende: RE 1 (betreft spot, dat valt binnen onderhavige onderzoekslocatie ten zuiden van grote 3 2 schuur): betreft ongeveer 2.5 m (5 m x 0.5 meter) sterk verontreinigde grond met asbest onder verharding. Deze spot is weergegeven in het boorschema (rode arcering). Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 3 van 14
RE 2, RE 3 en RE 4: betreffen asbestspots aan de noordzijde van het erf (tuin/weiland). Verticaal zijn deze verontreinigingen afgeperkt, horizontaal niet. Verwacht wordt dat hier maximaal 4500 m3 sterk verontreinigde grond met asbest aanwezig is. Beide spots (3 en 4 vormen een aaneengesloten verontreiniging) zijn weergegeven in het boorschema (rood arcering). RE 5 en RE 6: betreft asbesthoudende grond welke deels de onderhavige onderzoekslocatie overlapt. Dit betreft circa 45 m3 (90 m2 x 0.5 meter) sterk verontreinigde grond met asbest (zie boorschema). Deze verontreiniging is zowel verticaal als horizontaal afgeperkt. Een situatieschets van het onderzochte terreindeel is opgenomen in bijlage I.
2.3
Bodemsamenstelling en geohydrologie
Op basis van literatuurstudie is de onderstaande regionale geohydrologische situatie afgeleid: - Het maaiveld bevindt zich ongeveer 10.3 meter boven NAP. - De deklaag bestaat uit kwartair zand, een door de wind afgezet dekzandpakket, dat behoort tot de formatie van Twente. Deze laag is ter plaatse circa 10 meter dik. Het doorlatend vermogen bedraagt circa 100 m²/dag. - De grondwaterspiegel bevindt zich circa 1.0 meter onder het maaiveld. Het freatische grondwater stroomt regionaal in noordwestelijke richting met een gering verhang. - In de directe omgeving van de onderzoekslocatie bevindt zich geen waterwingebied.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 4 van 14
3
Uitvoering bodemonderzoek 3.1
Onderzoeksstrategie
Op basis van de beschikbare informatie omtrent het historisch en huidig gebruik van de locatie, kunnen met uitzondering van de reeds bekende en in kaart gebrachte asbestverontreinigingen geen specifieke verdachte deellocaties worden aangewezen. De hypothese "onverdachte locatie" uit NEN 5740 en NEN 5707 zal daarom in dit onderzoek worden gehanteerd. Deze hypothese gaat er vanuit dat op een locatie geen of slechts licht verhoogde gehalten worden gemeten. In de normen NEN 5740 en NEN 5707 zijn voor onverdachte locaties richtlijnen gegeven voor een systematisch veldonderzoek, de bemonsteringsstrategie en de uit te voeren analyses. De gekozen onderzoeksstrategie is voldoende intensief voor het verkrijgen van inzicht in de bodemkwaliteit ten behoeve van een omgevingsvergunning, bestemmingsplanwijziging of eigendomsoverdracht. Er wordt met de onderzoeks- en analysestrategie rekening gehouden met de asbestproblematiek op het aangrenzende noordelijk gelegen terreindeel. De onderzoekslocatie is gedefinieerd door de gemeente Hof van Twente. De gemeente heeft onderzoekseisen gesteld waarbij asbestanalyses zijn gewenst op het terreindeel ten zuiden van de grote schuur, ter plekke van de nieuw te bouwen woning en van het asfaltgranulaat ter plekke van de ringbaan. Bij het verkennend bodemonderzoek worden de volgende uitgangspunten in acht genomen: - in door mensen bewoonde gebieden kunnen door jarenlang gebruik van de grond verhoogde gehalten aan PAK en/of zware metalen voorkomen. Deze worden over het algemeen aangeduid als lokale achtergrondwaarden. Deze gehalten zijn vaak gerelateerd aan het voorkomen van puin- en/of kooldeeltjes in de bodem - in humeuze of veenhoudende bodems worden regelmatig verhoogde gehalten minerale olie waargenomen. Deze gehalten worden veroorzaakt door humuszuren en overig organisch materiaal, dat van nature aanwezig is en door een florisilbehandeling niet geheel wordt verwijderd. Tijdens chemische analyses worden deze verbindingen gedetecteerd als de zware fractie van minerale olie (C27 tot C40). Bij veenbodems betreft het gehalten van 50 tot 100 mg/kg droge stof; bij humeuze bodemlagen gaat het om bijdrages van 10 tot 50 mg/kg droge stof. Deze gehalten kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondwaarden - in het grondwater kunnen van nature verhoogde gehalten aan zware metalen en fenolen voorkomen. Deze worden doorgaans aangeduid als natuurlijke achtergrondwaarden. Een voorbeeld wordt gevormd door (sterk) verhoogde arseengehalten in gebieden, die zeer ijzerrijk zijn. Door kwel kunnen bij hoge grondwaterstanden eveneens verhoogde gehalten aan arseen in de grond ontstaan. Ook deze gehalten kunnen worden beschouwd als natuurlijke achtergrondwaarden.
3.2
Veldwerkzaamheden
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de onderzoeksstrategie voor onverdachte locaties uit NEN 5740 en NEN 5707. Beide onderzoeksstrategieën worden met elkaar gecombineerd. Bij de boringen en monsternemingen is gewerkt volgens de geldende NEN- en NPRvoorschriften, alsmede conform BRL SIKB 2000 en VKB-protocollen 2001, 2002 en 2018, waarvoor Kruse Milieu BV is gecertificeerd. Op een terrein van circa 6700 m² worden in totaal 16 boringen verricht, waarvan 12 tot 0.50 meter en 4 tot 2.0 meter diepte of tot de grondwaterspiegel. Ten behoeve van het asbestonderzoek worden de ondiepe boringen en vier diepe boringen vervangen door gaten met een lengte, breedte en diepte van 0.3x0.3x0.5 meter. De opgeboorde of opgegraven grond wordt gezeefd of uitgeharkt en visueel geïnspecteerd op de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 5 van 14
Voor het meten van het grondwaterpeil en het nemen van grondwatermonsters wordt één diepe boring overeenkomstig NVN 5766 afgewerkt tot peilbuis. De peilbuis wordt ter plekke van de nieuw te bouwen woning geplaatst. Wanneer binnen 5.0 meter onder het maaiveld geen grondwaterhoudende bodemlaag wordt aangetroffen, blijft het plaatsen van een peilbuis achterwege. De boringen en gaten worden over het te onderzoeken terrein verdeeld rekening houdend met de toekomstige woning en de uit te voeren asbestanalyses. Van elke boring wordt de samenstelling van de bodem beschreven volgens NEN 5104. Het opgeboorde materiaal wordt tevens beoordeeld door zintuiglijke waarneming op verontreinigingskenmerken zoals afwijkende geur en/of kleur.
3.3
Chemische analyses
De chemische analyses worden uitgevoerd door ACMAA BV te Hengelo, een door de Raad voor Accreditatie erkend laboratorium voor analyses conform de AS3000-protocollen. De asbestmonsters worden onderzocht door ACMAA Asbest BV, een door de Raad voor Accreditatie erkend laboratorium voor vezelonderzoek. Voor het uitvoeren van deze analyses worden in een verkennend onderzoek van deze omvang 8 (meng)monsters samengesteld. De samenstelling van de mengmonsters vindt plaats op basis van de zintuiglijke waarnemingen, de bodemopbouw en/of posities van de gaten/boringen. De samenstelling van de mengmonsters staat vermeld in paragraaf 4.2 in tabel 3. De monsters worden volgens de voorschriften uit NEN 5740 onderzocht. In de onderstaande tabel is weergegeven welke chemische analyses worden uitgevoerd. Tabel 1: Chemisch analysepakket per monster. Monster
Chemisch analysepakket
Bovengrond (2x) Ondergrond (2x)
Zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb en Zn), minerale olie, PCB, PAK (10), gehalten droge stof, lutum en organische stof
Bovengrond (3x)
Asbest en gehalte droge stof
Grondwater (1x)
Zuurgraad (pH), elektrisch geleidingsvermogen (EC), zware metalen (Ba, Cd, Co, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb en Zn), minerale olie, vluchtige aromaten (BTEX), naftaleen, styreen en gechloreerde koolwaterstoffen (oplosmiddelen standaardpakket)
Algemene opmerkingen - Op de grondmengmonsters wordt standaard een florisilbehandeling uitgevoerd om verstoring van de analyse op minerale olie door natuurlijke humuszuren tegen te gaan. - De zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (EC) van het grondwater worden in het veld gemeten. Filtratie van het grondwater voor de metalenanalyse vindt eveneens in het veld plaats. Indien zintuiglijk asbestverdachte materialen worden waargenomen, wordt per gat een materiaal(verzamel)monster samengesteld. De eventuele monsters worden onderzocht door ACMAA Almelo BV, een door de Raad voor Accreditatie erkend laboratorium. De resultaten van deze chemische analyses worden getoetst aan de wetgeving inzake asbest in bodem en puin welke door de ministeries van SZW en VROM is vastgesteld. In het beleid is voor asbest een restconcentratienorm en een interventiewaarde opgenomen. Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 6 van 14
De restconcentratienorm beschrijft de concentratie asbest, waaronder hergebruik nog is toegestaan. De interventiewaarde beschrijft de concentratie asbest in bodem, waarboven in principe gesaneerd dient te worden. Voor asbest is de restconcentratienorm gelijk aan de interventiewaarde en deze waarde bedraagt 100 mg/kg gewogen asbest. De gewogen concentratie asbest is gelijk aan de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met 10 maal de concentratie amfiboolasbest. Voor puinverhardingen dient de asbestconcentratie te worden getoetst aan de normen uit het Besluit Asbestwegen Wet Milieugevaarlijke Stoffen (WMS). Hierin wordt tevens een restconcentratie van 100 mg/kg gewogen asbest genoemd. Indien overschrijding van de restconcentratienorm plaatsvindt, dan dienen werkzaamheden met de betreffende bodem/puinverharding plaats te vinden onder asbestcondities. Bij asbestconcentraties lager dan de restconcentratienorm zijn geen aanvullende maatregelen noodzakelijk bij be- en verwerking van de grond of puinverharding.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 7 van 14
4
Resultaten 4.1
Algemeen
De resultaten van het onderzoek worden beoordeeld aan de hand van de gecorrigeerde achtergrond-, streef- en interventiewaarden voor verontreinigingen in de bodem uit de Circulaire bodemsanering 2009 en tabel 1 van bijlage B, Regeling bodemkwaliteit van het ministerie van VROM. Een locatie wordt als verontreinigd beschouwd als in een (meng)monster een component aanwezig is met een concentratie hoger dan de (gecorrigeerde) achtergrondwaarde (AW 2000) of streefwaarde. Voor een aantal stoffen kan de rapportagegrens bepalend zijn voor de achtergrondwaarde of streefwaarde. De locatie wordt niet verontreinigd verklaard als geen van de onderzochte stoffen in de bodem aanwezig is met een concentratie hoger dan de achtergrondwaarde of streefwaarde.
4.2
Veldwerkzaamheden
De veldwerkzaamheden zijn in februari en maart 2012 uitgevoerd door de heer J. Hartman. De veldwerker is conform SIKB BRL 2000 gecertificeerd en erkend (certificaatnummer K44441/03). Er zijn op 29 februari 2012 in totaal 16 inspectiegaten gegraven waarvan 4 gaten zijn doorgeboord met behulp van een Edelmanboor en zuigerboor(ten behoeve van het plaatsen van de peilbuis). De situering van de monsterpunten is weergegeven op de situatieschets van bijlage I. Tijdens de boorwerkzaamheden is de bodemopbouw beschreven en is de grond zintuiglijk beoordeeld op eventuele aanwezigheid van verontreinigingen. De boorbeschrijvingen zijn weergegeven in bijlage II. De bodemopbouw ter plaatse van de onderzoekslocatie is globaal als volgt: tot 3.0 meter min maaiveld (m-mv) is matig fijn zand en leem aangetroffen. In de ondergrond zijn roest- en/of oerhoudende lagen aangetroffen. Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen waargenomen, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Deze zijn in onderstaande tabel 2 weergegeven. Door de veldwerker zijn visueel geen asbestverdachte materialen waargenomen. Het asfaltgranulaat (ter plekke van boring 5, 7, 8, 13 en 14) is niet bemonsterd voor de chemische analyse, omdat dit geen bodem betreft. Wel is een mengmonster samengesteld van de fijne fractie van het asfaltgranulaat ten behoeve van een asbestanalyse. Tabel 2: Weergave bodemvreemde materialen. Boring
Diepte (m-mv) Waarneming
1
0 - 0.25
Dakpanscherf
6
0 - 0.25
Sporen baksteen
9
0 - 0.3
Sporen baksteen
12
0 - 0.35
Sporen asfalt, sporen baksteen
Op basis van de zintuiglijke waarnemingen, bodemsamenstelling en/of geografische positie van de boringen zijn de mengmonsters samengesteld zoals in tabel 3 staat omschreven.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 8 van 14
Tabel 3: Samenstelling mengmonsters Mengmonster
Boringnummer
Traject (diepte in m -mv)
BG I
1, 3 en 6 2 10 11 en 16 15
0 - 0.25 0.3 - 0.8 0 - 0.4 0 - 0.3 0.4 - 0.6
BG II
4 5 en 8 7 9 13 14
0 - 0.3 0.22 - 0.4 0.28 - 0.5 0 - 0.35 0.25 - 0.5 0.12 - 0.45
OG I
1 1 1 2 2
0.7 - 0.85 0.85 - 1.0 1.0 - 1.5 0.8 - 1.1 1.1 - 1.5
OG II
3 3 3 4 4 4 4
0.25 - 0.5 0.5 - 1.0 1.0 - 1.5 0.3 - 0.8 0.8 - 1.2 1.2 - 1.35 1.35 - 1.5
MM FF (1+12) Woning
1 12
0 - 0.25 0 - 0.35
MM FF (2+15) Zuidzijde grote schuur
2 en 15
0 - 0.5
MM FF (5, 7, 8,13 en 14) Asfaltgranulaat
5 7 8 13 14
0 0 0 0 0
- 0.22 - 0.28 - 0.22 - 0.25 - 0.12
Boring 1 is doorgezet tot circa 2.8 m-mv. Wanneer het grondwater werd bereikt, werd een zuigerboor gebruikt om een PVC-peilbuis te kunnen plaatsen. Een peilbuis bestaat normaliter uit een filter met een lengte van 1.0 meter, gekoppeld aan een blinde stijgbuis. In verband met de slechte toestroming van het grondwater is, in afwijking van de norm, een filterlengte gehanteerd van 2.0 meter. Ter hoogte van het filter, met een diameter van 28 x 32 mm, is filtergrind in het boorgat gestort. Rondom het filter is een filterkous aangebracht. Er is bentoniet in het boorgat gestort om directe indringing van hemelwater in het filter tegen te gaan. De rest van het boorgat is opgevuld met het oorspronkelijke bodemmateriaal. Vervolgens is uit de peilbuis drie keer de natte boorgatinhoud opgepompt. Op 8 maart 2012 is de peilbuis opnieuw grondig doorgepompt voor het nemen van het grondwatermonster. De grondwatergegevens staan weergegeven in tabel 4.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 9 van 14
Tabel 4: Weergave gegevens grondwater. Peilbuis Filterstelling (m-mv) 1
Grondwaterstand (m-mv)
pH (-)
EC (μS/cm)
Toestroming
0.98
6.9
620
Goed
0.8 - 2.8
De waarden voor de pH en EC worden normaal geacht.
4.3
Resultaten van de chemische analyses
In algemene zin dient opgemerkt te worden dat de analyses van de grondmonsters zijn uitgevoerd op mengmonsters, wat betekent dat de gehaltes hoger kunnen zijn in individuele monsters. De analyseresultaten zijn weergegeven in bijlage III. Deze analyseresultaten worden getoetst aan de gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden. Voor de correctie van de achtergrond- en interventiewaarden zijn voor de boven- en ondergrond de analytisch bepaalde gehalten lutum en organisch stof gehanteerd. Door ons bureau is een toetsing uitgevoerd van de gemeten concentraties aan de gecorrigeerde achtergrond- en interventiewaarden. De resultaten van de toetsing zijn eveneens opgenomen in bijlage III. In de bovengrond BG II, in het grondwater en het mengmonster van de fijne fractie ter plekke van de woning zijn enkele zeer lichte tot sterk verhoogde concentraties aangetoond, die zijn weergegeven in tabel 5. In de bovengrond BG I en ondergrond (OG I en OG II) zijn geen verhoogde gehalten gemeten. In de mengmonsters van de fijne fractie zuidzijde schuur en asfaltgranulaat bevatten geen asbest. Tabel 5: Verhoogde concentraties (mg/kg droge stof of μg/l). Monster
Component
Aangetroffen concentratie
Achtergrondwaarde of Streefwaarde*
Interventiewaarde
Bovengrond BG II PCB
0.01
0.0094
0.47
MM FF (woning)
Asbest
350
-
100
Grondwater
Barium
150
50
625
* AW2000
In de derde kolom van tabel 5 wordt de volgende codering toegepast: Cursief : Overschrijding van de achtergrond- of streefwaarde. Onderstreept : Overschrijding van de tussenwaarde. Vet : Overschrijding van de interventiewaarde.
4.4
Bespreking resultaten chemische analyses
Zoals in de vorige paragraaf is weergegeven, zijn er enkele (zeer) lichte tot sterke verontreinigingen aangetoond. In deze paragraaf worden mogelijke verklaringen gegeven voor de analyseresultaten. Bovengrond BG II - PCB Het zeer licht verhoogde PCB-gehalte is op basis van de beschikbare gegevens niet direct verklaarbaar. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, is het uitvoeren van een nader onderzoek niet noodzakelijk. Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 10 van 14
Mengmonster fijne fractie Gat 1 en 12 (woning) - Asbest De fijne fractie ter plekke van de woning is sterk verontreinigd met asbest. Visueel is geen asbest waargenomen. Onbekend is hoe dit deel van het terrein verontreinigd is geraakt met asbest. Geadviseerd wordt om de asbestverontreiniging af te perken om inzicht te krijgen in de omvang. Er is sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging omdat de interventiewaarde voor asbest wordt overschreden. Voor asbest geldt geen omvangscriterium om het bepalen of er sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Grondwater - Barium Het aangetoonde licht verhoogde bariumgehalte in het grondwater is mogelijk te wijten aan een natuurlijk of plaatselijk verhoogde achtergrondwaarde. In de ondergrond zijn roesthoudende lagen waargenomen, wat duidt op de natuurlijke aanwezigheid van metalen in de bodem. Aangezien de tussenwaarde niet wordt overschreden, wordt het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 11 van 14
5
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen
Algemeen In opdracht van mevrouw W.H.J. Slag is in een verkennend bodemonderzoek de bodem onderzocht op terrein ter grootte van circa 6700 m² aan de Enterweg 13 te Markelo. De onderzoekslocatie is momenteel onbebouwd en deels verhard met klinkers en asfaltgranulaat. Aanleiding voor het bodemonderzoek is een voorgenomen bestemmingsplanwijziging en de nieuwbouw van een woning met bijgebouwen. Het terrein is beschouwd als niet verdacht. In totaal zijn er 16 inspectiegaten gegraven waarvan 4 inspectiegaten zijn doorgeboord tot de ondergrond. Er is 1 boring afgewerkt tot peilbuis. Gebleken is dat de bodem voornamelijk bestaat uit matig fijn zand en leem. Er zijn plaatselijk bodemvreemde materialen waargenomen, die mogelijk duiden op de aanwezigheid van een bodemverontreiniging. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen. Het freatische grondwater is in peilbuis 1 aangetroffen op 0.98 meter min maaiveld.
Resultaten chemische analyses Op basis van de resultaten van de chemische analyses kan het volgende worden geconcludeerd: - de bovengrond BG I is niet verontreinigd; - de bovengrond BG II is zeer licht verontreinigd met PCB; - de ondergrond OG I is niet verontreinigd; - de ondergrond OG II is niet verontreinigd; - het grondwater is licht verontreinigd met barium; - de fijne fractie ten zuiden van de grote schuur bevat geen asbest; - de fijne fractie ter plekke van de nieuw te bouwen woning bevat een asbestgehalte boven de interventiewaarde; - de fijne fractie van het asfaltgranulaat bevat geen asbest.
Hypothese De hypothese "onverdachte locatie" dient te worden verworpen, gezien de lichte tot sterke overschrijdingen van de achtergrond- interventie- en/of streefwaarden.
Conclusies en aanbevelingen In de bovengrond BG II, in het grondwater en in het mengmonster van de fijne fractie ter plekke van de nieuw te bouwen woning zijn enkele (zeer) lichte tot sterke verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4. De bovengrond BG I, ondergrond OG I en OG II en de mengmonsters van de fijne fractie ten zuiden van de grote schuur en het asfaltgranulaat zijn niet verontreinigd. Om inzicht te krijgen in de omvang van de asbestverontreiniging ter plekke van de nieuw te bouwen woning is nader onderzoek noodzakelijk. Om het terreindeel uiteindelijk geschikt te maken voor het beoogd doel is sanering van de asbestverontreiniging noodzakelijk. Geadviseerd wordt om alert te blijven op de aanwezigheid van asbest bij grondwerkzaamheden elders op het terrein. Geadviseerd wordt het asfaltgranulaat ter plekke van de ringbaan apart te verwijderen en op een milieuverantwoorde wijze te verwerken.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 12 van 14
Slotconclusie Uit milieukundig oogpunt is er naar onze mening bezwaar tegen de voorgenomen bestemmingsplanwijziging en het verlenen van een omgevingsvergunning, aangezien de vastgestelde sterke asbestverontreiniging ter plekke van de nieuw te bouwen woning risico’s voor de volksgezondheid kan opleveren. De bodem wordt pas geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik wanneer de sterke asbestverontreiniging is gesaneerd. Met betrekking tot de chemische analyses van het overige onderzochte terreindeel zijn er geen milieutechnische bezwaren voor de voorgenomen herontwikkeling.
Standaard slotopmerkingen Het volgende dient opgemerkt te worden: gezien het verkennende karakter van dit onderzoek is het, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, altijd mogelijk dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Hoewel voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving, wordt tijdens een verkennend bodemonderzoek een beperkt aantal boringen verricht. Vermeld dient tevens te worden dat op basis van voorliggend onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de bodemkwaliteit van andere terreindelen of aangrenzende percelen. Tenslotte dient in acht genomen te worden dat het bodemonderzoek een momentopname is. Eventuele toekomstige calamiteiten (bijvoorbeeld brand of morsing van bodemvreemde vloeistoffen), sloopwerkzaamheden of bouwrijp maken en aanvoer van grond van elders kunnen de bodemkwaliteit (sterk) beïnvloeden.
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 13 van 14
6
Literatuur
Informatie gemeente Hof van Twente e
Technisch onderzoek, Asbestwegen 2 fase, cluster 3, Enterweg 13 te Markelo, Tebodin BV, documentnummer 3315001 d.d. 25 juli 2005 e
Saneringsregeling asbestwegen 2 fase, Evaluatieverslag sanering, Enterweg 13 te Markelo, Arcadis, project 110301/OF9/OZ1/001444, 110301.001444 d.d. 14 januari 2010 Nader asbestonderzoek, Enterweg 13 te Markelo, Tauw, kenmerk R001-4800585LHU-mfvV01-NL d.d. 15 december 2011 NEN 5707, “Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond”, NNI Delft, mei 2003 NEN 5725, “Bodem. Leidraad bij het uitvoeren van vooronderzoek bij verkennend, oriënterend en nader onderzoek”, NNI Delft, januari 2009 NEN 5740, “Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek”, NNI Delft, januari 2009 NEN 5897, “Monsterneming en analyse van asbest in onbewerkt bouw- en sloopafval en recyclinggranulaat” NNI Delft, december 2005 Circulaire bodemsanering 2009, Ministerie van VROM, 1 april 2009 Tabel 1 van bijlage B, Regeling bodemkwaliteit, Ministerie van VROM, oktober 2009 “Bouwen op verontreinigde grond,” uitgave van VNG, Den Haag, 1995 Topografische kaart 28 D, Topografische Dienst Emmen, 2002 Grondwaterkaart van Nederland, TNO Grondwater en Geo-Energie, Delft Kaarten grondwaterbeschermingsgebieden in Overijssel (behorende bij de PMV Overijssel), Gedeputeerde Staten van Overijssel, Zwolle, november 2000
Kruse Milieu BV
Project: 12008716
Pagina 14 van 14
Bijlage I Regionale ligging locatie (1:25000) Kopie kadastrale kaart (1:2000) Situatieschets Tebodin (2005) Situatieschets Arcadis (2010) Situatieschets Tauw (2011) Situatieschets Kruse Milieu BV met boorlocaties (1:1000)
Topografische kaart 1:25.000
Enterweg 13
Situatieschets onderzoek Tebodin (2005)
Situatieschets onderzoek Arcadis (2010)
Situatieschets onderzoek Tauw (2011)
Mevrouw W.H.J. Slag
N
Enterweg 13 7475 TK Markelo Verkennend bodemonderzoek
Enterweg
2
klinkers 15
10
16 14
1
13
12 11
9 3
8 7 6
5
4
Breddendijk
= Asbesthoudende terreindelen = Gesaneerde terreindelen = Onderzoekslocatie = Boring tot 0.5 meter diepte = Inspectiegat 30x30x50 cm = Boring tot 1.0 meter diepte = Boring tot 1.5/2.0 meter diepte = Peilbuis
0
50
Kruse Milieu BV Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren www.krusegroep.nl
Tel: 0546 - 639663 Fax: 0546 - 639662
Projectcode : 12008616 Schaal : 1:1000 (A4-formaat) Datum : Maart 2012
Bijlage II Boorstaten
Boring: 1
Boring: 2 0
0 1
25
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
2
50
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, matig leemhoudend, matig roesthoudend, matig oerhoudend, donker geelbruin, geroerd (1 dakpanscherf rood)
0
0
klinker betonklinker (16 x 16)
13
1 30
Zand, matig fijn, licht geelbeige, ophoogzand Zand, zeer fijn, matig siltig, sporen roest, sporen teelaarde, grijsgroen, geroerd
50 2
70
85
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk oerhoudend, roodbruin
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker grijsbruin
3 4 100
3 100
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs
110
Zand, matig fijn, lichtgrijs
5 4
150
150
150
150
Leem, sterk zandig, zwak roesthoudend, licht geelgrijs
= mengmonster bovengrond, BG I
6
200
200
= mengmonster bovengrond, BG II
Leem, uiterst zandig, lichtgrijs
= mengmonsterondergrond, OG I 250
250
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk leemhoudend, lichtgrijs
= mengmonsterondergrond, OG II
300
300
Boring: 3
Boring: 4 0
0 1
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen oer, donkerbruin
0
0 1
gras Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk wortelhoudend, donkerbruin
25
50
50
30
Zand, matig fijn, uiterst oerhoudend, roodbruin
2
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs 50
Zand, matig fijn, licht bruinbeige
2
3
100
100
100
3
Zand, matig fijn, licht grijsbeige 120
4
4 135
Zand, matig fijn, lichtgrijs
5 150
150
Projectcode: 12008716
150
Opdrachtgever: Mevrouw W.H.J. Slag
Zand, zeer fijn, sterk siltig, donkergrijs
150
Lokatie: Enterweg 13 - Markelo
Boring: 5
Boring: 6 0
0
asfalt
0
0
1
1 22
25
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
2
50
50
50
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen zand, donker grijsbruin
0
asfalt
2
40
Zand, matig fijn, licht geelgrijs 50
60
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen teelaarde, licht bruingrijs
0
asfalt
Boring: 7
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, sporen leem, sporen baksteen, matig houthoudend, donkerbruin, geroerd
Boring: 8
0
0 1
1
22 28
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
2 50
50
60
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
2 40 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen teelaarde, licht bruingrijs
Boring: 9
Zand, matig fijn, sterk siltig, sporen leem, licht geelgroen
Boring: 10 0
0
gras Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
1
weiland Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sterk oerhoudend, donker roodbruin
35
50
50
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, matig zandhoudend, donker beigebruin
Boring: 11
40 50
50
Leem, uiterst zandig, sterk oerhoudend, sterk roesthoudend, licht roodbeige
Boring: 12 0
0 1
gras Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donkerbruin
0
0
1
gras Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen leem, sporen asfalt, sporen baksteen, donkerbruin
30 35
Zand, matig fijn, uiterst oerhoudend, roodbruin 50
50
50
Boring: 13
50
Zand, matig fijn, sporen leem, licht grijsgeel
0
asfalt
Boring: 14 0
0
asfalt
0 1
1
12
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, donkerbruin
25
Zand, zeer fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen zand, donker beigebruin
2 50 55 60
50
2 45 50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen teelaarde, bruinbeige
Zand, matig fijn, matig oerhoudend, roodgeel
Zand, matig fijn, lichtbeige
Boring: 15
Boring: 16 0
0
7 15
1 40
50
klinker betonklinker (16 x 16) Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelbeige, ophoogzand
2
1
gras Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, sporen oer, donkerbruin
30
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs, ophoogzand Zand, zeer fijn, matig siltig, donker grijsgroen
0
0
Zand, matig fijn, sporen roest, licht geelgrijs 50
50
60
Projectcode: 12008716
Opdrachtgever: Mevrouw W.H.J. Slag
Lokatie: Enterweg 13 - Markelo
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
slib
water
peilbuis blinde buis
casing
hoogste grondwaterstand gemiddelde grondwaterstand laagste grondwaterstand
bentoniet afdichting
filter
Bijlage III Resultaten chemische analyses
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Pagina: 1 van 4
12008716 P120300012 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
Monsteromschrijving BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 OG I - Boring 1 en 2 OG II - Boring 3 en 4
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
1203001KG 01-03-2012 01-03-2012 07-03-2012
Monstergegevens: Nr. Labnr. 1 M120300078 2 M120300079 3 M120300080 4 M120300081 Resultaten: Parameter
: : : :
Intern ref.nr.
Eenheid
1
2
3
4
+ 82,7 2,9(1)
+ 83,1 4,7(1)
+ 83,4 1,2(1)
+ 85,2 <1,0(1)
4,1
3,3
4,1
3,2
26 <0,30 <3,0 13 <0,10 30 <1,5 <5,0 36
19 <0,30 <3,0 <5,0 <0,10 <10 <1,5 <5,0 13
20 <0,30 <3,0 <5,0 <0,10 <10 <1,5 <5,0 10
<38 <20 <20 <20 <20 -
<38 <20 <20 <20 <20 -
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
S Mvb. SIKB AS3000 S Droge stof S Organische stof
MVB-VBH-AS3000-G01
DIV-ORG-G01
% (m/m) % van ds
S Lutum (korrelfractie < 2 µm)
DIV-LUT-G01
% van ds
ICP-BEP-01
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds
26 <0,30 <3,0 9,6 <0,10 19 <1,5 <5,0 31
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds
<38 <20 <20 <20 <20 -
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds
<0,0010 <0,0010 <0,0010 <0,0010
S S S S S S S S S
Metalen Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
S S S S
DIV-DS-G01
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
C40 C12 C22 C30 C40
Polychloorbifenylen PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118
Zie volgende pagina
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
Datum bemonstering 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012
83(4) <20 <20 26 50 +
0,0014 0,0026 0,0017 0,0026
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Pagina: 2 van 4
12008716 P120300012 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
Monsteromschrijving BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 OG I - Boring 1 en 2 OG II - Boring 3 en 4
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
1203001KG 01-03-2012 01-03-2012 07-03-2012
Monstergegevens: Nr. Labnr. 1 M120300078 2 M120300079 3 M120300080 4 M120300081 Resultaten: Parameter
: : : :
Intern ref.nr.
Eenheid
1
2
S S S S
Polychloorbifenylen PCB 138 PCB 153 PCB 180 PCB (som 7)
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds
<0,0010 0,0010 <0,0010 0,0052(2,3)
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,010(2,3)
S S S S S S S S S S S
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (VROM) HPLC-PAK-02 Naftaleen mg/kg HPLC-PAK-02 Fenanthreen mg/kg HPLC-PAK-02 Anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)anthraceen mg/kg HPLC-PAK-02 Chryseen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(k)fluorantheen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(a)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg HPLC-PAK-02 Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg HPLC-PAK-02 Totaal PAK 10 VROM mg/kg
ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds ds
<0,05 0,15 <0,05 0,37 0,16 0,16 0,08 0,15 0,14 0,12 1,4(3)
<0,05 0,06 <0,05 0,18 0,08 0,09 0,06 0,11 0,13 0,12 0,89(3)
LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01 LV-GCMS-01
Datum bemonstering 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012 3
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049(3)
<0,0010 <0,0010 <0,0010 0,0049(3)
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35(3)
<0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 <0,05 0,35(3)
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Organische stof is als gloeiverlies bepaald en gecorrigeerd voor het gemeten gehalte aan lutum. 2 = Bij deze analyse wordt GC-MS toegepast. Met de toegepaste combinatie van kolom en detector kan, indien aanwezig: PCB-28 co-elueren met PCB-31, PCB-52 met PCB-69, PCB-138 met PCB-163 en PCB-153 met PCB-168. 3 = Bij de som zijn de waarden "< rapportagegrens" vermenigvuldigd met factor 0,7 zoals beschreven in 'AS3000, bijlage 3'. 4 = Het patroon duidt op een middelzware en zware oliefractie. Verpakkingen bij monster: M120300078 ( BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 ) 1 0 0.25 AM01003479 10 0 0.4 AM01003753 11 0 0.3 AM01003793 15 0.4 0.6 AM01003712 16 0 0.3 AM01003778
4
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Pagina: 3 van 4
12008716 P120300012 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
Monsteromschrijving BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 OG I - Boring 1 en 2 OG II - Boring 3 en 4
Monstersoort Grond Grond Grond Grond
: : : :
1203001KG 01-03-2012 01-03-2012 07-03-2012
Monstergegevens: Nr. 1 2 3 4
Labnr. M120300078 M120300079 M120300080 M120300081
: : : :
Datum bemonstering 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012 29-02-2012
Verpakkingen bij monster: M120300078 ( BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 ) 2 0.3 0.8 AM01003745 3 0 0.25 AM01003779 6 0 0.25 AM01003790 Verpakkingen bij monster: M120300079 ( BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 ) 13 0.25 0.5 AM01003509 14 0.12 0.45 AM01003508 4 0 0.3 AM01003688 5 0.22 0.4 AM01003522 7 0.28 0.5 AM01003416 8 0.22 0.4 AM01003527 9 0 0.35 AM01003731 Verpakkingen bij monster: M120300080 ( OG I - Boring 1 en 2 ) 1 1 1.5 AM01003400 1 0.7 0.85 AM01003404 1 0.85 1 AM01003406 2 1.1 1.5 AM01003767 2 0.8 1.1 AM01003681 Verpakkingen bij monster: M120300081 ( OG II - Boring 3 en 4 ) 3 1 1.5 AM01003792 3 0.25 0.5 AM01003761 3 0.5 1 AM01003791 4 0.3 0.8 AM01003700 4 0.8 1.2 AM01003743 4 1.2 1.35 AM01003787 4 1.35 1.5 AM01003763 Hoofd lab. ing. H. Punte Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Tevens is de informatiegids te raadplegen op de website www.acmaa.nl.
Bijlage Chromatogram
Pagina: 4 van 4 Gegevens: Opdrachtcode Rapportnummer Opdracht omschr. Monsternaam Monstersoort Verdunning
: : : : : :
12008716 P120300012 (v1) Enterweg 13 - Markelo BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 Grond 1
C8-C10 = 1.132 - 1.998 min. C10-C12 = 1.998 - 3.036 min. C12-C22 = 3.036 - 5.626 min. C22-C30 = 5.626 - 7.317 min. C30-C40 = 7.317 - 9.252 min.
Labcomcode Monstercode Opdrachtgever Aanvrager Bestandsnaam Datum
: : : : : :
1203001KG M120300079 Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra C02C068.TX0 05-03-2012
Karakterisering olie naar alkaantraject: C9 -C14 C10-C16 C10-C28 C20-C36 C10-C36
benzine kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie stookolie
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M120300078
12008716 Ing. J.L. Kienstra Enterweg 13 - Markelo 01-03-2012 07-03-2012 Grond
BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 82.7 2.9
A
T
I
0.37 5.2 21 0.11 34 1.5 14 67
4.2 36 61 13 194 96 27 205
300 8.1 66 101 26 355 190 40 343
55
753
1450
-
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0010 <0.0010 0.0052
0.0058
0.15
0.29
-
<0.05 0.15 <0.05 0.37 0.16 0.16 0.08 0.15 0.14 0.12 1.4
1.5
21
40
4.1 -
26 <0.30 <3.0 9.6 <0.10 19 <1.5 <5.0 31
-
<38 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: BG I - Boring 1 t/m 3, 6, 10, 11, 15,16 Lutum: 4.1% van droge stof en organische stof: 2.9% van droge stof.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M120300079
12008716 Ing. J.L. Kienstra Enterweg 13 - Markelo 01-03-2012 07-03-2012 Grond
BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 83.1 4.7
A
T
I
0.40 4.9 22 0.11 34 1.5 13 67
4.5 33 63 13 198 96 26 206
276 8.6 62 105 26 362 190 38 344
89
1220
2350
*
0.0014 0.0026 0.0017 0.0026 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.010
0.0094
0.24
0.47
-
<0.05 0.06 <0.05 0.18 0.08 0.09 0.06 0.11 0.13 0.12 0.89
1.5
21
40
3.3 -
26 <0.30 <3.0 13 <0.10 30 <1.5 <5.0 36
-
83 <20 <20 26 50
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: BG II - Boring 4, 5, 7 t/m 9, 13 en 14 Lutum: 3.3% van droge stof en organische stof: 4.7% van droge stof.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M120300080
12008716 Ing. J.L. Kienstra Enterweg 13 - Markelo 01-03-2012 07-03-2012 Grond
OG I - Boring 1 en 2
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 83.4 1.2
A
T
I
0.36 5.2 21 0.11 33 1.5 14 65
4.1 36 60 13 191 96 27 201
300 7.8 66 98 26 350 190 40 336
38
519
1000
(-)
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0049
0.0040
0.10
0.20
-
<0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 0.35
1.5
21
40
4.1 -
19 <0.30 <3.0 <5.0 <0.10 <10 <1.5 <5.0 13
-
<38 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: OG I - Boring 1 en 2 Lutum: 4.1% van droge stof en organische stof: 1.2% van droge stof.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M120300081
12008716 Ing. J.L. Kienstra Enterweg 13 - Markelo 01-03-2012 07-03-2012 Grond
OG II - Boring 3 en 4
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Droge stof % (m/m) Organische stof % van ds Korrelgrootteverdeling Lutum (korrelfractie < 2 µm) % van ds Metalen Barium mg/kg ds Cadmium mg/kg ds Kobalt mg/kg ds Koper mg/kg ds Kwik mg/kg ds Lood mg/kg ds Molybdeen mg/kg ds Nikkel mg/kg ds Zink mg/kg ds Minerale olie Minerale olie C10 - C40 mg/kg ds Minerale olie C10 - C12 mg/kg ds Minerale olie C12 - C22 mg/kg ds Minerale olie C22 - C30 mg/kg ds Minerale olie C30 - C40 mg/kg ds Chromatogram Polychloorbifenylen PCB 28 mg/kg ds PCB 52 mg/kg ds PCB 101 mg/kg ds PCB 118 mg/kg ds PCB 138 mg/kg ds PCB 153 mg/kg ds PCB 180 mg/kg ds PCB (som 7) mg/kg ds Polycyclische arom atische koolwaterstoffen (VROM) Naftaleen mg/kg ds Fenanthreen mg/kg ds Anthraceen mg/kg ds Fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)anthraceen mg/kg ds Chryseen mg/kg ds Benzo(k)fluorantheen mg/kg ds Benzo(a)pyreen mg/kg ds Benzo(g,h,i)peryleen mg/kg ds Indeno(1,2,3-c,d)pyreen mg/kg ds Totaal PAK 10 VROM mg/kg ds
*/-
1 + 85.2 <1.0
A
T
I
0.35 4.8 20 0.11 32 1.5 13 63
4.0 33 58 13 188 96 25 192
273 7.7 61 96 26 344 190 38 322
38
519
1000
(-)
<0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 <0.0010 0.0049
0.0040
0.10
0.20
-
<0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 0.35
1.5
21
40
3.2 -
20 <0.30 <3.0 <5.0 <0.10 <10 <1.5 <5.0 10
-
<38 <20 <20 <20 <20
Legenda (-) = De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de achtergrondwaarde. (v) = Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = = Resultaat is kleiner dan achtergrondwaarde. * = = Resultaat is groter dan streefwaarde. ** = = Resultaat is groter dan tussenwaarde. *** = = Resultaat is groter dan interventiewaarde. De toetsing is per monster gebaseerd op de gecorrigeerde normen voor het opgegeven bodemtype. Toetsingswaarden zijn berekend volgens de Circulaire bodemsanering 2009 (generiek beleid; staatscourant begin april 2009). Gebruikte waarden voor toetsing bij monster: OG II - Boring 3 en 4 Lutum: 3.2% van droge stof en organische stof: 1% van droge stof.
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Pagina: 1 van 3
12008716 P120300338 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1203021KG 08-03-2012 08-03-2012 13-03-2012
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. Monsteromschrijving M120301229 : Grondwater - Peilbuis 1
Resultaten: Parameter
Intern ref.nr.
Mvb. SIKB AS3000
MVB-VBH-AS3000-W01
S S S S S S S S S
Barium Cadmium Kobalt Koper Kwik Lood Molybdeen Nikkel Zink
ICP-BEP-01
S S S S S S S S
Vluchtige aromatische koolwaterstoffen GC-VLUCHTIG-01 Benzeen GC-VLUCHTIG-01 Tolueen GC-VLUCHTIG-01 Ethylbenzeen GC-VLUCHTIG-01 Xyleen (som meta + para) GC-VLUCHTIG-01 2-Xyleen (ortho-Xyleen) GC-VLUCHTIG-01 Xylenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Styreen (Vinylbenzeen) GC-VLUCHTIG-01 Naftaleen
Minerale olie S Minerale olie C10 Minerale olie C10 Minerale olie C12 Minerale olie C22 Minerale olie C30 Chromatogram
ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 Met-Hg-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01 ICP-BEP-01
-
Zie volgende pagina
C40 C12 C22 C30 C40
GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01 GC3-OLIE-01
Monstersoort Grondwater
Eenheid
1
+
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
150 <0,3 7,0 <5,0 <0,05 <5,0 <5,0 9,8 24
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<0,20 <0,20 <0,20 <0,10 <0,10 0,14(1,2) <0,20 <0,05
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
<50 <50 <50 <50 <50 -
Datum bemonstering 08-03-2012
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen
Pagina: 2 van 3
12008716 P120300338 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1203021KG 08-03-2012 08-03-2012 13-03-2012
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. Monsteromschrijving M120301229 : Grondwater - Peilbuis 1
Resultaten: Parameter
S S S S S S S S S S S S S S S S S S S S
Intern ref.nr.
Vluchtige organische halogeen verbindingen GC-VLUCHTIG-01 Dichloormethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Trans-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 Cis-1,2-Dichlooretheen GC-VLUCHTIG-01 1,1-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,2-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 1,3-Dichloorpropaan GC-VLUCHTIG-01 Trichloormethaan (Chloroform) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachloormethaan (Tetra) GC-VLUCHTIG-01 1,1,1-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 1,1,2-Trichloorethaan GC-VLUCHTIG-01 Trichlooretheen (Tri) GC-VLUCHTIG-01 Tetrachlooretheen (Per) GC-VLUCHTIG-01 Vinylchloride GC-VLUCHTIG-01 Tribroommethaan (Bromoform) GC-VLUCHTIG-01 Dichl.ethenen (som cis+trans) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorethenen (som) GC-VLUCHTIG-01 Dichloorpropanen (som)
Monstersoort Grondwater
Eenheid
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
1
<0,20 <0,50 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,10 <0,50 0,14(1,2) 0,21(2) 0,21(2)
S = door RvA geaccrediteerd conform SIKB AS3000. Opmerkingen: 1 = Methode vluchtige aromatische en gehalogeneerde koolwaterstoffen : GC-MS 2 = Bij de som zijn de waarden "< rapportagegrens" vermenigvuldigd met factor 0,7 zoals beschreven in 'AS3000, bijlage 3'. Verpakkingen bij monster: M120301229 ( Grondwater - Peilbuis 1 ) 1 0.8 2.8 AC477954 1 0.8 2.8 AF004337
Datum bemonstering 08-03-2012
Onderzoeksrapport Opdrachtgever: Opdrachtgever Aanvrager Adres Postcode en plaats
: : : :
Opdrachtgegevens: Opdrachtcode : Rapportnummer : Opdracht omschr. : Bemonsterd door :
Kruse Milieu B.V. Dhr. J.L. Kienstra Postbus 51 7650 AB Tubbergen 12008716 P120300338 (v1) Enterweg 13 - Markelo Opdrachtgever
Pagina: 3 van 3
Labcomcode: Datum opdracht Startdatum Datum rapportage
: : : :
1203021KG 08-03-2012 08-03-2012 13-03-2012
Monstergegevens: Nr. 1
Labnr. Monsteromschrijving M120301229 : Grondwater - Peilbuis 1
Monstersoort Grondwater
Datum bemonstering 08-03-2012
Hoofd lab. ing. H. Punte Handtekening:
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. De resultaten hebben uitsluitend betrekking op de monsters, zoals die door u voor analyse ter beschikking werden gesteld. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Tevens is de informatiegids te raadplegen op de website www.acmaa.nl.
Opdrachtcode Aanvrager Project omschrijving Datum aangeleverd Datum gereed 1
M120301229
12008716 Ing. J.L. Kienstra Enterweg 13 - Markelo 08-03-2012 13-03-2012 Grondwater
Grondwater - Peilbuis 1
Parameter Eenheid Mvb. SIKB AS3000 Metalen Barium µg/l Cadmium µg/l Kobalt µg/l Koper µg/l Kwik µg/l Lood µg/l Molybdeen µg/l Nikkel µg/l Zink µg/l Vluchtige aromatische koolwaterstoffen Benzeen µg/l Tolueen µg/l Ethylbenzeen µg/l Xyleen (som meta + para) µg/l 2-Xyleen (ortho-Xyleen) µg/l Xylenen (som) µg/l Styreen (Vinylbenzeen) µg/l Naftaleen µg/l Minerale olie Minerale olie C10 - C40 µg/l Minerale olie C10 - C12 µg/l Minerale olie C12 - C22 µg/l Minerale olie C22 - C30 µg/l Minerale olie C30 - C40 µg/l Chromatogram Vluchtige organische halogeen verbindingen Dichloormethaan µg/l 1,1-Dichloorethaan µg/l 1,2-Dichloorethaan µg/l 1,1-Dichlooretheen µg/l Trans-1,2-Dichlooretheen µg/l Cis-1,2-Dichlooretheen µg/l 1,1-Dichloorpropaan µg/l 1,2-Dichloorpropaan µg/l 1,3-Dichloorpropaan µg/l Trichloormethaan (Chloroform) µg/l Tetrachloormethaan (Tetra) µg/l 1,1,1-Trichloorethaan µg/l 1,1,2-Trichloorethaan µg/l Trichlooretheen (Tri) µg/l Tetrachlooretheen (Per) µg/l Vinylchloride µg/l Tribroommethaan (Bromoform) µg/l Dichl.ethenen (som cis+trans) µg/l Dichloorethenen (som) µg/l Dichloorpropanen (som) µg/l
Legenda (-) = (v) = = = * = ** = *** =
*/-
1 +
S
T
I
* -
150 <0.3 7.0 <5.0 <0.05 <5.0 <5.0 9.8 24
50 0.40 20 15 0.050 15 5.0 15 65
338 3.2 60 45 0.18 45 153 45 433
625 6.0 100 75 0.30 75 300 75 800
-
<0.20 <0.20 <0.20 <0.10 <0.10 0.14 <0.20 <0.05
0.20 7.0 4.0
15 504 77
30 1000 150
0.20 6.0 0.010
35 153 35
70 300 70
(-) -
<50 <50 <50 <50 <50
50
325
600
(-) (-)
<0.20 <0.50 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.10 <0.50 0.14 0.21 0.21
0.010 7.0 7.0 0.010
500 454 204 5.0
1000 900 400 10
6.0 0.010 0.010 0.010 24 0.010 0.010
203 5.0 150 65 262 20 2.5
0.010
10
400 10 300 130 500 40 5.0 630 20
0.80
40
80
(-) (-) (-) (-) (-) (-) -
De niet verhoogde rapportagegrens is hoger dan de streefwaarde. Verhoogde rapportagegrens (meetwaarde is vermenigvuldigd met 0.7 voor de toetsing). = Er is geen toetsingwaarde voor deze parameter. = Resultaat is kleiner dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan streefwaarde. = Resultaat is groter dan tussenwaarde. = Resultaat is groter dan interventiewaarde.
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschrijving Naam Monstersoort Monstername door Analyse methode
Resultaten Parameter
Droge stof Massa monster (veldnat) Chrysotiel (serpentijn) Amosiet (amfibool) Crocidoliet (amfibool) Totaal serpentijn Totaal amfibool Totaal asbest
Kruse Milieu BV. Dhr. J. Kienstra Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren 12008716 Enterweg 13 - Markelo
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
V120300392 01-03-2012 01-03-2012 08-03-2012 1 van 2
Gat 1 en 12 MM FF Datum monstername 29-02-2012 Grond Datum analyse 07-03-2012 Opdrachtgever Barcode Asbest in bodem m.b.v. polarisatiemicroscopie - conform AS 3000, SG6 en NEN 5707 (Q)
Concentratie Gemeten 80,7 10,3 60 n.a. 29 60 29 89
Gewogen
60 n.a. 290 60 290 350
95% betrouwbaarheidsinterval Ondergrens Bovengrens Gemeten Gewogen Gemeten Gewogen
35 20 35 20 55
35 200 35 200 230
94 41 94 41 140
94 410 94 410 500
Aanvullende analyseresultaten volgen hieronder.
Conclusie en/of opmerkingen: Het aangeboden monster bevat asbest. Eerste analist asbest Dhr. S. Moes
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Resultaten hebben alleen betrekking op het aangeboden monster.
Eenheid
% kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschrijving
Kruse Milieu BV. Dhr. J. Kienstra Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren 12008716 Enterweg 13 - Markelo
Analyse Zeven (g) Asbesth.materiaal (g) T1 Percentage chrysotiel (%) Gewicht chrysotiel (mg) Hechtgebonden Aantal deeltjes Asbesth.materiaal (g) T1 Percentage crocidoliet (%) Gewicht crocidoliet (mg) Hechtgebonden Aantal deeltjes totaal (stuk) Afgezochte deel fractie (%) Gehalte t.o.v. totaal (mg/kg ds) Gehalte NHG t.o.v. totaal (mg/kg ds)
Fractie > 16 mm 0
100
Fractie 8 - 16 mm 174 0,2469 22,5 55,6 nee 1 0,2469 12,5 30,9 nee 1 100 10,38 10,38
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
Fractie 4 - 8 mm 478 0,7349 22,5 165,4 nee 8 0,7349 12,5 91,9 nee 8 100 30,86 30,86
Fractie 2 - 4 mm 155 0,3990 22,5 89,8 nee 30 0,3990 12,5 49,9 nee 30 50 16,76 16,76
* = Van de zeeffractie <0,5 mm is maximaal 10 gram kwalitatief beoordeeld en deze bevat asbestverdachte vezels. NHG = Niet hechtgebonden. HG = Hechtgebonden. T1 = pulp.
Fractie 1 - 2 mm 1084 0,2625 45 118,1 nee 32 0,2625 12,5 32,8 nee 32 20 18,10 18,10
V120300392 01-03-2012 01-03-2012 08-03-2012 2 van 2
Fractie 0,5 - 1 mm 1756 0,1580 45 71,1 nee 25 0,1580 22,5 35,6 nee 25 5 12,80 12,80
Fractie < 0,5 mm 4690
Fractie Totaal 8337 1,8013 500,0 96 1,8013 241,1 96
* 88,9 88,9
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschrijving Naam Monstersoort Monstername door Analyse methode
Resultaten Parameter
Droge stof Massa monster (veldnat) Chrysotiel (serpentijn) Amosiet (amfibool) Crocidoliet (amfibool) Totaal serpentijn Totaal amfibool Totaal asbest
Kruse Milieu BV. Dhr. J. Kienstra Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren 12008716 Enterweg 13 - Markelo
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
V120300391 01-03-2012 01-03-2012 08-03-2012 1 van 1
Gat 2 en 15 MM FF Datum monstername 29-02-2012 Grond Datum analyse 07-03-2012 Opdrachtgever Barcode Asbest in bodem m.b.v. polarisatiemicroscopie - conform AS 3000, SG6 en NEN 5707 (Q)
Concentratie Gemeten 87,4 10,4 n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. <2
Gewogen
n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
95% betrouwbaarheidsinterval Ondergrens Bovengrens Gemeten Gewogen Gemeten Gewogen
-
-
7,0 7,0 7,0
Eenheid
% kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
7,0 7,0 7,0
ds ds ds ds ds ds
Aanvullende analyseresultaten volgen hieronder.
Analyse Zeven (g) Afgezochte deel fractie (%)
Fractie > 16 mm 0 100
Fractie 8 - 16 mm 35 100
Fractie 4 - 8 mm 140 100
Fractie 2 - 4 mm 49 50
Fractie 1 - 2 mm 802 20
Fractie 0,5 - 1 mm 1720 5
Fractie < 0,5 mm 6330 **
** = Van de zeeffractie <0,5 mm is maximaal 10 gram kwalitatief beoordeeld en deze bevat geen asbestverdachte vezels. NHG = Niet hechtgebonden. HG = Hechtgebonden.
Conclusie en/of opmerkingen: Het aangeboden monster bevat geen asbest. Eerste analist asbest Dhr. S. Moes
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Resultaten hebben alleen betrekking op het aangeboden monster.
Fractie Totaal 9076
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschrijving
Kruse Milieu BV. Dhr. J. Kienstra Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren 12008716 Enterweg 13 - Markelo
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
V120300390 01-03-2012 01-03-2012 08-03-2012 1 van 2
Naam Asfaltgranulaat (Gat 5,7,8,13,14) Datum monstername 29-02-2012 Monstersoort Puin Datum analyse 07-03-2012 Monstername door Opdrachtgever Barcode Analyse methode Asbest in puin m.b.v. polarisatiemicroscopie- conform NEN 5897 en SB5 (Q) Q = door RvA geaccrediteerd Resultaten Parameter
Droge stof Massa monster (veldnat) Chrysotiel (serpentijn) Amosiet (amfibool) Crocidoliet (amfibool) Totaal serpentijn Totaal amfibool Totaal asbest
Concentratie Gemeten 91,9 25,2 n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. <2
Gewogen
95% betrouwbaarheidsinterval Ondergrens Bovengrens Gemeten Gewogen Gemeten Gewogen
n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
-
-
2,7 2,7 2,7
2,7 2,7 2,7
Gewogen
90% betrouwbaarheidsinterval Ondergrens Bovengrens Gemeten Gewogen Gemeten Gewogen
Eenheid
% kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds
Aanvullende analyseresultaten volgen hieronder.
Parameter
Concentratie
Droge stof Massa monster (veldnat) Chrysotiel (serpentijn) Amosiet (amfibool) Crocidoliet (amfibool) Totaal serpentijn Totaal amfibool Totaal asbest
Gemeten 91,9 25,2 n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. <2
n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
-
-
2,1 2,1 2,1
2,1 2,1 2,1
Aanvullende analyseresultaten volgen hieronder.
Conclusie en/of opmerkingen: Het aangeboden monster bevat geen asbest. Eerste analist asbest Dhr. S. Moes
Dit rapport mag niet anders dan in z'n geheel worden gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van het laboratorium. Nadere informatie over de toegepaste methodes en prestatiekenmerken is beschikbaar en kan op aanvraag worden verkregen. Resultaten hebben alleen betrekking op het aangeboden monster.
Eenheid
% kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
ds ds ds ds ds ds
Analysecertificaat asbest Opdracht Opdrachtgever Contactpersoon Adres Postcode en plaats Projectcode Project omschrijving Analyse Zeven (g) Afgezochte deel fractie (%)
Kruse Milieu BV. Dhr. J. Kienstra Huyerenseweg 33 7678 SC Geesteren 12008716 Enterweg 13 - Markelo Fractie > 16 mm 0 100
Fractie 8 - 16 mm 5499 100
Opdrachtcode Datum opdracht Datum ontvangst Datum rapportage Pagina
Fractie 4 - 8 mm 7401 100
Fractie 2 - 4 mm 3260 50
** = Van de zeeffractie <0,5 mm is maximaal 10 gram kwalitatief beoordeeld en deze bevat geen asbestverdachte vezels. NHG = Niet hechtgebonden. HG = Hechtgebonden.
Fractie 1 - 2 mm 2853 20
V120300390 01-03-2012 01-03-2012 08-03-2012 2 van 2
Fractie 0,5 - 1 mm 1816 5
Fractie < 0,5 mm 2291 **
Fractie Totaal 23120
Bijlage IV Verklaring van enkele gebruikte termen en afkortingen
Termen De gehalten van de chemische componenten in de bodem en in het grondwater worden getoetst aan de zogenaamde achtergrond- of streef- en interventiewaarden uit de Circulaire Bodemsanering 2006. Deze waarden worden gecorrigeerd voor de gehalten lutum en organische stof (humus) voor de betreffende bodem. Deze gehalten worden in het laboratorium bepaald. Achtergrondwaarden:
Streefwaarden:
Interventiewaarden:
Tussenwaarde:
De gehalten zoals die op dit moment voorkomen in de bodem van natuur- en landbouwgronden waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingsbronnen. Waarden, die het niveau aangeven, waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Gebruikt symbool: S. De streefwaarde wordt alleen voor grondwater gebruikt. Waarden, die aangeven wanneer de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier en plant, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd. Gebruikt symbool: I. Gelijk aan het gemiddelde van de achtergrond- of streefwaarde en de interventiewaarde, dus (A+I)/2 (grond) of (S+I)/2 (grondwater). Wanneer bij een verkennend onderzoek een component met concentratie boven deze waarde wordt gevonden is in principe een nader onderzoek nodig. Gebruikt symbool: T.
Overige termen, die in dit rapport worden gebruikt, zijn als volgt te definiëren: Niet verontreinigd:
Gehalte van elke component overschrijdt de achtergrond- of streefwaarde niet.
Zeer licht verontreinigd:
Gehalte van een component ligt boven de achtergrond- of streefwaarde, maar overschrijdt het dubbele van de achtergrond- of streefwaarde niet.
Licht verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan het dubbele van de Achtergrond- of streefwaarde, maar overschrijdt de tussenwaarde niet.
Matig verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan de tussenwaarde, maar overschrijdt de interventiewaarde niet.
Sterk verontreinigd:
Gehalte van een component is hoger dan de interventiewaarde, maar overschrijdt het tienvoud van de interventiewaarde niet.
Zeer sterk verontreinigd: Gehalte van een component is hoger dan het tienvoud van de interventiewaarde. NEN5740:
Nederlandse norm "Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek." Een verkennend onderzoek heeft tot doel met relatief beperkt onderzoek vast te stellen of er sprake is van een bodemverontreiniging op de onderzoekslocatie.
Verdachte locatie:
Locatie, waarvan op basis van vooronderzoek of historische informatie wordt verwacht dat er verontreiniging aanwezig is.
Nulsituatie:
Huidige chemische kwaliteit van grond en grondwater ten aanzien van bodemverontreinigende stoffen.
Nader onderzoek:
Bodemonderzoek, waarin de ernst en de omvang van een eerder aangetoonde verontreiniging wordt vastgesteld.
Afkortingen AMvB BG BOOT BSB BSB BTEX BTEXN BZV CZV EC EOCl EOX GHG GLG GWS HBO HCB HCH MM MVR NEN NNI NPR NVN OCB's OG OW-test PAK's PCB's pH SUBAT VC VNG VROM VOCl
Algemene Maatregel van Bestuur Bovengrond Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks Stichting Bodemsanering Bedrijfsterreinen Bouwstoffenbesluit Benzeen, Tolueen, Ethylbenzeen, Xylenen Afkorting voor vluchtige aromaten (BTEX) en Naftaleen Biologisch zuurstofverbruik Chemisch zuurstofverbruik Elektrisch geleidingsvermogen Extraheerbare organochloorverbindingen Extraheerbare organohalogeenverbindingen Gemiddeld hoogste grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand Actuele grondwaterstand Huisbrandolie Hexachloorbenzeen Hexachloorhexaan Mengmonster Ministeriële Vrijstellingsregeling Nederlandse norm Nederlands Normalisatie Instituut Nederlandse praktijkrichtlijn Nederlandse voornorm Chloorpesticiden Ondergrond Olie/water-test Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Polychloorbifenylen Zuurgraad Stichting Uitvoering Bodemsanering Amovering Tankstations Vinylchloride Vereniging van Nederlandse Gemeenten Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Vluchtige organochloorverbindingen, zoals per en tri
As Ba Cd Cr Co Cu Fe Hg Mn Mo Na Ni Pb St Zn
Arseen Barium Cadmium Chroom Kobalt Koper IJzer Kwik Mangaan Molybdeen Natrium Nikkel Lood Tin Zink
Bijlage V Informatie van de gemeente Hof van Twente
Goor, 10-01-2012
Aan : W.H.J. Slag
Betreft aanvraag bodeminformatie van het perceel Enterweg 13 Markelo. Ons kenmerk: 2012-0002
Geachte mevrouw Slag, Hierbij stuur ik u de bodeminformatie van het perceel Enterweg 13 te Markelo n.a.v uw mail van 03-01-2012. Tankregister: voor zover bekend zijn er geen ondergrondse en/of bovengrondse tanks aanwezig cq aanwezig geweest op het perceel; Bodeminformatie: voor zover bekend zijn er geen bodemverontreinigingen op het perceel aanwezig; Bodemonderzoeken: voor zover bekend zijn er geen bodemonderzoeken op het perceel uitgevoerd; Overige informatie: voor zover bekend zijn er in de directe omgeving (straal 100m') van het perceel geen onderzoeken uitgevoerd. Het perceel is aangemeld voor de 3e fase asbestsanering: Dit houdt het volgende in: Naar verwachting is er asbest aanwezig in de bodem op dit perceel (weg/erf). Het perceel is om die redenin 2006 aangemeld voor de 3e fase asbesanering. Het Projectbureau Saneringsregeling asbestwegen 3efase is belast met de uitvoering van de regeling. Het projectbureau is ondergebracht bij de Dienst Landelijk Gebied (DLG) in Zwolle. Het ministerie van VROM heeft gesteld dat in principe alle plekken die gesaneerdmoeten worden uiterlijk 1-1-2012 ook daadwerkelijk zijn gesaneerd.Voor meer informatie verwijs ik u graag naar de website: www.saneringasbestwegen.nl Ook kunt u telefonisch informatie vragen tel. nr. 0800-273789 of per e-mail:
[email protected] Voor de asbestsignaleringskaart voor alle percelen verwijs ik u naar de website, zie onderstaande link: http://www.hofvantwente.nl/wonen-leven/bouwen-wonen-en-milieu/bodem/ bodemverontreiniging-sanering/ Voor deze informatieverstrekking bent u leges verschuldigd van € 10,75. Hiervoor ontvangt u separaat een nota.
Met vriendelijke groet, T. Sligman, Medewerker Publiekszaken.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
18 april 2012
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Nieuwbouw locatie
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
Verantwoording Titel Opdrachtgever Projectleider Auteur(s) Uitvoering meet- en
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo De heer. B.M. Slag Erik Vonkeman Linda Huigen Patrick van der Sluis (certificaatnummer K54913/01)
inspectiewerk
Aantal pagina's
1207584 18 (exclusief bijlagen)
Datum
18 april 2012
Handtekening
Ontbreekt in verband met digitale verwerking. Dit rapport is aantoonbaar vrijgegeven.
Projectnummer
Colofon Tauw bv BU Ruimtelijke Kwaliteit Handelskade 11 Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon +31 57 06 99 91 1 Fax +31 57 06 99 66 6
Dit document is eigendom van de opdrachtgever en mag door hem worden gebruikt voor het doel waarvoor het is vervaardigd met inachtneming van de rechten die voortvloeien uit de wetgeving op het gebied van het intellectuele eigendom. De auteursrechten van dit document blijven berusten bij Tauw. Kwaliteit en verbetering van product en proces hebben bij Tauw hoge prioriteit. Tauw hanteert daartoe een managementsysteem dat is gecertificeerd dan wel geaccrediteerd volgens: -
NEN-EN-ISO 9001 VCA**-certificering voor veilig werken bij meet- en inspectieactiviteiten en bodemsaneringen, ook in risicogebieden railinfra
-
Er zijn analyses uitgevoerd door het NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde milieulaboratorium van AL-West Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
5\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
6\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
Inhoud Verantwoording en colofon .......................................................................................................... 5 1
Inleiding.......................................................................................................................... 9
2 2.1
Voorinformatie en onderzoeksstrategie.................................................................... 11 Voorinformatie ............................................................................................................... 11
2.2
Onderzoeksstrategie ..................................................................................................... 12
3
Uitgevoerde werkzaamheden..................................................................................... 13
3.1 3.2 3.3
Veiligheid en Kwaliteit ................................................................................................... 13 Uitgevoerde werkzaamheden........................................................................................ 13 Analysewerkzaamheden ............................................................................................... 14
4 4.1
Resultaten .................................................................................................................... 15 Toetsingskader asbest .................................................................................................. 15
4.2 4.3
Zintuiglijke waarnemingen ............................................................................................. 15 Resultaten asbest.......................................................................................................... 15
5
Samenvatting, conclusie en aanbeveling ................................................................. 17
Bijlage(n) 1. Regionale ligging van de onderzoekslocatie 2. Situatieschets
3. 4. 5. 6.
Boorprofielen Berekeningsmethode asbestgehalte Analysecertificaten Verontreinigingssituatie
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
7\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
8\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
1 Inleiding In opdracht van de heer Slag heeft Tauw een nader asbestonderzoek uitgevoerd op de locatie Enterweg 13 te Markelo. De aanleiding tot het onderzoek is het aantreffen van asbest boven de interventiewaarde tijdens het reeds uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (Kruse). Het doel van het nader asbestonderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid, de aard en het gehalte aan asbest in de grond.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
9\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
10\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
2 Voorinformatie en onderzoeksstrategie 2.1
Voorinformatie
Locatiegegevens Adres: Enterweg 13 Postcode en plaats: 7475 TK Markelo Oppervlakte in m²: Gehele perceel 19.145 Kadastrale registratie: Markelo M 958 Eigendomssituatie: De heer Slag Terreinverharding: Onverhard Huidige bestemming: Wonen en grasland De regionale ligging van de onderzoekslocatie vindt u in bijlage 1 (schaal 1:25.000). In bijlage 2 vindt u een situatieschets van de onderzoekslocatie. De opdrachtgever heeft zich aangemeld voor ‘Rood voor Rood’. Door Kruse Milieu is in maart 2012 een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de toekomstige woning. Er zijn drie mengmonsters samengesteld. Tijdens het onderzoek is ter plaatse van de toekomstige woning asbest aangetroffen (350 mg/kg d.s. niet hechtgebonden). In de andere twee samengestelde mengmonsters is geen asbest aangetoond. Gezien het indicatieve karakter van een verkennend asbestonderzoek heeft het gehalte gemeten bij de woning onvoldoende betrouwbaarheid om te mogen worden getoetst aan de interventiewaarde. De doelstelling van een verkennend asbestonderzoek is hiermee gehaald. Het oppervlak van de toekomstige woning bedraagt circa 230 m2. De opdrachtgever heeft zich reeds aangemeld voor de subsidie voor bodemsanering van de provincie Overijssel. Hiervoor heeft Tauw in november/december 2012 een nader asbestonderzoek uitgevoerd op het noordelijke gelegen terreindeel. Het onderzoek was uitgevoerd naar aanleiding van achtergebleven restverontreinigingen in het kader van de Saneringsregeling asbestwegen tweede fase. Uit de resultaten is gebleken dat op noordelijk terrein meerdere delen zijn verontreinigd met gehalten aan asbest boven de interventiewaarde. Deze locaties worden in 2012 gesaneerd.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
11\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
2.2
Onderzoeksstrategie
Het nader asbestonderzoek is uitgevoerd conform NEN 5707 (‘Bodem-, Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond’, mei 2003), eerste fase nader onderzoek. Omdat er in het eerder door Tauw uitgevoerde onderzoek en in het onderzoek van Kruse sprake is van niet hechtgebonden asbest zijn de werkzaamheden onder 3T-condities uitgevoerd. De uitvoering van het onderzoek is verricht door een veldmedewerker van Tauw die in asbestherkenning is gespecialiseerd.
12\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
3 Uitgevoerde werkzaamheden 3.1
Veiligheid en Kwaliteit
Het keurmerk ‘kwaliteitswaarborg Bodembeheer’ geeft aan dat de activiteiten in het kader bodembeheer, waaronder veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek goed en betrouwbaar volgens door de overheid opgestelde protocollen en programma’s zijn/worden uitgevoerd. Tauw bv is erkend voor het uitvoeren van veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek conform de VKB-protocollen 2001, 2002, 2003 en 2018. Tauw bv verklaart dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is/wordt uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000. Bij interne opdrachtverlening is/wordt gebruik gemaakt van interne functiescheiding onder de voorwaarden die het Besluit bodemkwaliteit hieraan stelt.
We voeren de werkzaamheden uit conform BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn voor het SIKB procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek: • VKB-protocol 2018: Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem Tauw verklaart hierbij dat het een onafhankelijke positie heeft (en kan behouden) ten opzichte van de opdrachtgever. Dat wil zeggen dat er geen organisatorische relatie bestaat met de opdrachtgever (zuster- of moederbedrijf) of diens eigenaar, maar ook dat er geen belangenverstrengeling is of kan optreden in relatie tot andere Tauw-projecten of andere opdrachtgevers. Omdat er in het eerder door Tauw uitgevoerde onderzoek en in het onderzoek van Kruse sprake is van niet hechtgebonden asbest worden de werkzaamheden onder 3T-condities uitgevoerd. Tauw heeft een deco - unit en verder bijbehorende maatregelen ingehuurd of beschikbaar gesteld.
3.2
Uitgevoerde werkzaamheden
Het onderzoek is uitgevoerd conform NEN 5707 eerste fase nader onderzoek. Het veldwerk is uitgevoerd op 4 april 2012. Op de locatie worden twee RE (Ruimtelijke eenheden) met een maximaal oppervlak van 500 m2 ingedeeld. Per RE worden drie of vijf sleuven tot de ongeroerde grond (maximaal 2,0 m -mv) gegraven. De sleuven zijn gegraven met een mobiele kraan.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
13\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
De sleuven hebben een lengte van 2 m en een breedte van circa 0,4 m. De uitgegraven grond is beoordeeld op textuur, kleur en het voorkomen van bijzonderheden. De grond is met behulp van een hark uitgespreid en visueel beoordeeld op de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. De ligging van de sleuven zijn opgenomen in bijlage 2. Voorafgaand aan de veldwerkzaamheden is een visuele inspectie van het maaiveld gedaan op de aanwezigheid op asbestverdachte materialen.
3.3
Analysewerkzaamheden
Bij het nader asbestonderzoek heeft bemonstering plaatsgevonden op basis van de NEN 5707. Hierbij dient onderscheid gemaakt tussen twee deelmonsters, namelijk: • Deelmonster 1: (eventueel) visueel waargenomen asbesthoudend materiaal dat uit de sleuf is geraapt en apart verzameld (verzamelde materiaalmonsters, fractie > 16 mm). Dit materiaal wordt in het laboratorium apart geanalyseerd van het grondmonster. Vervolgens wordt het gewicht van het materiaal bepaald. Dit gewicht wordt gerelateerd aan de hoeveelheid onderzocht materiaal uit de bemonsterde sleuf. Op deze manier kan het asbestgehalte in de •
grond worden berekend Deelmonster 2: een grondmonster waarmee de aanwezigheid van de niet-zichtbare delen (fractie < 16 mm) worden vastgesteld. In het laboratorium wordt het asbestgehalte bepaald in de verschillende zeeffracties. Van elke locatie zijn een of meerdere grondmonsters samengesteld
In tabel 3.1 is een overzicht weergegeven van de bemonsterde sleuven. De monsters zijn door het geaccrediteerde laboratorium van AL-West geanalyseerd. Het totale asbestgehalte in de sleuf of gaten is de som van de beide concentraties van bovengenoemde deelmonsters. De resultaten van het nader asbestonderzoek zijn getoetst aan de interventiewaarde.
Tabel 3.1 Overzicht bemonsterde sleuven per RE
Locatie
14\18
Sleufnummer
Bemonsteringstraject (m -mv)
Verzamelde materiaalmonster (deelmonster 1)
Grondmonster (deelmonster 2) monstercode
1
1, 2 en 3
Circa 0 tot 0,6
Ja, AVM 1 en3
Ja, AA
1
1, 2 en 3
Circa 0,5 tot 1,1
Nee
Ja, AB
2
10 t/m 14
0 tot 0,6
Nee
Ja, BA
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
4 Resultaten 4.1
Toetsingskader asbest
De toetsing van asbest is beschreven in bijlage 3 van de Circulaire bodembescherming 2009. Er is sprake van een bodemverontreiniging met asbest, waarbij asbest aanwezig is in een gehalte boven de interventiewaarde van 100 mg/kg d.s. gewogen (gehalte serpentijn asbest + 10x gehalte amfibool asbest). De berekening voor de toetsing aan deze norm dient op de volgende wijze te worden uitgevoerd: (10 x gehalte amfibool asbest) + (gehalte serpentijn asbest) = < 100 mg/kg d.s. Chrysotiel (wit asbest) is serpentijn asbest, de overige asbestsoorten zijn amfibolen (met name amosiet en crocidoliet). Indien deze norm op een plaats wordt overschreden, dan is sprake van een geval van ernstige asbestverontreiniging. Deze normering heeft de volgende consequenties: •
Wanneer de interventiewaarde wordt overschreden, zijn de voorschriften van het Arbeidsomstandighedenbesluit en het Productenbesluit asbest van toepassing (de werkzaamheden dienen onder asbestcondities (3T-condities) te worden uitgevoerd)
•
Ernst (en urgentie) van een geval volgens de richtlijnen van de Wet Bodembescherming kunnen worden vastgesteld
De resultaten van een nader asbestonderzoek conform NEN 5707 zijn getoetst aan de interventiewaarde c.q. hergebruikwaarde / restconcentratienorm. Verder in de rapportage wordt alleen gesproken over de interventiewaarde.
4.2
Zintuiglijke waarnemingen
Ter plaatse van sleuven 1 en 3 zijn asbesthoudende materialen waargenomen. Verder zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen bijzonderheden waargenomen. Een overzicht van alle zintuiglijke waarnemingen is opgenomen in de boorprofielen (zie bijlage 3).
4.3
Resultaten asbest
Voor het toetsen van het asbestgehalte in de bodem dient het gehalte serpentijn asbest vermeerderd te worden met 10 x het gehalte aan amfibool asbest. Deze berekening is bij het totaal gewogen gehalte uitgevoerd. De kwaliteit van de grond is getoetst aan de interventiewaarde voor asbest in de bodem, zie tabel 4.1.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
15\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
Tabel 4.1 Overzicht resultaten
RE
Monstercode
Sleuf en
Totale gewogen
Gevaar voor
bemonsteringstraject
hoeveelheid asbest
respirabele vezels
(m -mv)
(mg/kg d.s.)
Toetsing
1
AA+AVM 1 en3
1, 2 en 3 ca.(0-0,6)
150
Nee
+
1
AB
1, 2 en 3 ca.(0,5-1,1)
3
Nee
-
2
BA
10 t/m 14 (0-0,6)
1
Nee
-
- Interventiewaarde wordt niet overschreden + Interventiewaarde wordt overschreden
De berekeningsmethode van het asbestgehalte is in bijlage 4 opgenomen. De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 5.
16\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
5 Samenvatting, conclusie en aanbeveling In opdracht van de heer Slag heeft Tauw een nader asbestonderzoek uitgevoerd op de locatie Enterweg 13 te Markelo. De aanleiding tot het onderzoek is het aantreffen van asbest boven de interventiewaarde tijdens het reeds uitgevoerde verkennend bodemonderzoek (Kruse). Het doel van het nader asbestonderzoek is het vaststellen van de aanwezigheid, de aard en het gehalte aan asbest in de grond. Zintuiglijke waarnemingen Ter plaatse van sleuven 1 en 3 zijn asbesthoudende materialen waargenomen. Verder zijn tijdens de veldwerkzaamheden geen bijzonderheden waargenomen. Resultaten asbest Ter plaatse van RE 1 (toekomstige woning) zijn in de bovengrond visueel asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is eveneens asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt overschreden. In de onderliggende bodemlaag zijn visueel geen asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is wel asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt niet overschreden. Ter plaatse van RE 2 (rondom woning) zijn visueel geen asbesthoudende materialen aangetroffen. In het samengestelde grondmonster is wel asbest aangetoond. De interventiewaarde wordt niet overschreden. Conclusie De grond ter plaatse van de toekomstige woning mag voor wat asbest betreft uit veiligheidsoverwegingen niet vrij worden bewerkt, hergebruikt of vrij worden toegepast. De onderzochte bodemlaag dient als asbesthoudend te worden beschouwd met een asbestgehalte boven de interventiewaarde. Het maximaal verontreinigde oppervlakte bedraagt 250 m2. De gemiddelde dikte van de asbest verontreiniging bedraagt 0,6 meter. De hoeveelheid met asbest verontreinigde grond komt hiermee op 150 m3. Met asbest is het zo dat ongeacht de omvang van de verontreiniging er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. De partij mag alleen worden bewerkt onder 3T-condities. De asbestverontreiniging in verticaal (monster AB) en horizontaal (RE2) afgeperkt. De verontreinigingsituatie is opgenomen in bijlage 6.
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
17\18
Kenmerk R001-1207584LHU-rlk-V02-NL
De grond ter plaatse van RE 2 en de bodemlaag van 0,6 tot 1,0 m -mv in RE1 mag voor wat asbest betreft, vrij worden bewerkt, hergebruikt of vrij worden toegepast. De onderzochte bodemlaag dient als asbesthoudend te worden beschouwd met een asbestgehalte onder de interventiewaarde. Opmerking: De gehalten met asbest hebben betrekking op de huidige samenstelling. Aangezien in dit materiaal asbest is aangetroffen zal bij wijziging van de samenstelling van het materiaal, bijvoorbeeld bij zeving, de beoordeling van het materiaal opnieuw moeten worden uitgevoerd. Uitgezeefde fracties kunnen een hogere asbestgehalten bevatten met (eventueel) een gehalte boven de interventiewaarde. Aanbevelingen De asbestverontreiniging ter plaatse van de toekomstige woning dient onder 3T-conditie te worden gesaneerd. Indien de grond wordt ontgraven dient de grond naar een erkende verwerker te worden afgevoerd. Bij bewerking van de grond op de onderzoekslocatie dient men bedacht te zijn op de aanwezigheid van eventuele asbestnesten (opgehoopte asbesthoudende materialen).
18\18
Nader asbestonderzoek Enterweg 13 te Markelo
Bijlage
1
Regionale ligging van de onderzoekslocatie
Figuur b1.1 Regionale ligging van de onderzoekslocatie (schaal 1:25.000)
Bijlage
2
Situatieschets
14
10
1
13
RE1
2
RE2
11
3
12
Legenda Asbestsleuf Re Indeling
Bestaande bebouwing
Toekomstige bebouwing Asbest >I
Mogelijk asbest >I Reeds gesaneerd Weg heg hek
0
12.5
Opdrachtgever
25 m
Schaal
Status
1:750
Dhr. B.M. Slag Project
A4
Projectnummer
Datum 13-04-12
Tekeningnummer
Markelo, Enterweg 13 Onderdeel
Situering monsterpunten
DEFINITIEF
Formaat
Get.
Gec.
AAT
LHU
1207584
1
Postbus 133 7400 AC Deventer Telefoon (0570) 69 99 11 Fax (0570) 69 96 66
AAT 13-4-2012 08:55 1207584_10001D.MXD
Bijlage
3
Boorprofielen
1
2
3
0,00 t.o.v. MV 1AA
asbest(1/grof) 200-40-160 310 gr
bruin
200-40-150
200-40-120 34 gr asbest(1/grof)
bruin
bruin
-0,50 1AA
1AA
mob. kraan
mob. kraan
ongeroerd roest(4/m.grof)
roestbruin
mob. kraan ongeroerd roest(5/m.grof)
roestbruin
ongeroerd roest(4/m.grof)
roestbruin
-1,00
2AB
2AB
2AB
ongeroerd ongeroerd
ongeroerd
grijs (licht)
grijs (licht)
grijs (licht)
-1,50
-2,00
Profielen conform NEN 5104
1207584 : Markelo Enterweg 13 noa
10
11
12
0,00 t.o.v. MV asfaltgranul OVERIG 200-40-110 hout(3/fijn)
zwart
bruin
200-40-120
200-40-110
bruin
bruin (donker)
1BA
1BA
-0,50
1BA mob. kraan ongeroerd leembrokken(3/m.grof)
mob. kraan
grijs (licht) bruin
mob. kraan ongeroerd leembrokken(2/m.grof) roest(2/m.grof)
2BB
ongeroerd
ongeroerd leembrokken(2/fijn)
grijs (licht) roestbruin (licht)
grijs (licht)
grijs (licht)
-1,00
2BB
2BB
ongeroerd
grijs (licht)
-1,50
-2,00
Profielen conform NEN 5104
1207584 : Markelo Enterweg 13 noa
13
14
0,00 t.o.v. MV
200-40-110
bruin 200-40-110 hout(5/fijn)
bruin
1BA
-0,50 mob. kraan
ongeroerd leembrokken(3/m.grof) roest(5/grof)
mob. kraan 1BA
grijs (licht) roestbruin (licht)
2BB ongeroerd
ongeroerd
grijs (licht)
grijs (licht)
-1,00 2BB
-1,50
-2,00
Profielen conform NEN 5104
1207584 : Markelo Enterweg 13 noa
Legenda boorprofielen
1
monsterpunt nummer
0,00 t.o.v. MV
klei kleiig
Indicatieve geurzone
klei zwak fijnzandig
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk leem siltig
leem matig zandig
G:
1
monstercodering
-1,00 steekbusmonster grondwaterstand
fijn zand zandig
fijn zand sterk humeus
-2,00
Bijzonderheid matig grof zand
1 = zeer licht 2 = licht 3 = matig 4 = sterk 5 = zeer sterk
matig grof zand sterk humeus zwak kleiig
peilbuis bodemluchtmonster
-3,00 casing zeer grof zand
bentoniet grind grindig
-4,00
filter
veen humeus
-5,00
arcering conform NEN 5104
grind
Bijlage
4
Berekeningsmethode asbestgehalte
Berekening mg asbest per kg grond NEN 5707 en 5897
1207584 Markelo Enterweg 13 (rood voor rood locatie) LHU 11 april 2012
Projectnummer: Projectnaam: Ingevoerd door: Datum berekening: Versie 26 okt 2004gbb
Berekening asbestgehalte serpentijn asbest (Chrysotiel) veld gegevens monster codering AA+AVM 1 en3
lab Ontgraven Aantal (m³) deeltjes per sleuf 1,36
3
geschat Inspectie Inspectie efficiency efficiency laagste (%) hoogste (%) 100
100
Soortelijk gewicht (ton/m3) 1,7
lab resultaten lab gegevens Droge stof Verzamel95% min monster % g absoluut g absoluut 85,0
36,100
28,900
95% max
resultaten lab gegevens Grond 95% min monster
g absoluut
mg asbest/kg
mg asbest/kg
43,400
8,8
5,1
Transporteren gehalte asbest mg asbest/kg mg/ kg
95% max
14,0
27,0
95% min
95% max
mg/ kg
mg/ kg
20,0
36,0
95% min
95% max
mg/ kg
mg/ kg
7,9
16,0
Berekening asbestgehalte amfibool asbest (Amosiet, Crocidoliet e.d.) veld gegevens monster codering AA+AVM 1 en3
lab Ontgraven Aantal (m³) deeltjes per sleuf 1,36
3
geschat Inspectie Inspectie efficiency efficiency laagste (%) hoogste (%) 100
100
Soortelijk gewicht (ton/m3)
lab resultaten lab gegevens Droge stof Verzamel95% min monster % g absoluut g absoluut
1,7
85,0
21,700
14,500
95% max
resultaten lab gegevens Grond 95% min monster
g absoluut
mg asbest/kg
mg asbest/kg
28,900
1,0
0,5
Gewogen totalen (serpentijn + 10 x amfibool) Serpentijn monster codering AA+AVM 1 en3
10 x Amfibool
Totalen Toetsen gemeten gehalte Gemeten 95% min gehalte
Gemeten gehalte
95% min
95% max
Gemeten gehalte
95% min
95% max
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
mg asbest/kg
95% max
27,0
20,0
36,0
120
79
160
150
99
200
(+)
Transporteren gehalte asbest mg asbest/kg mg/ kg
95% max
1,7
12,0
Bijlage
5
Analysecertificaten
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
TAUW DEVENTER POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.
06.04.2012 35003840 302000
Blad 1 van 2
ANALYSERAPPORT Opdracht 302000 Bodem / Eluaat Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
35003840 TAUW DEVENTER 1207584 Markelo Enterweg 13 noa 04.04.12 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice Distributeur
TAUW DEVENTER , Linda Huigen
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 2 van 2
Opdracht 302000 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername
Monsteromschrijving
700940 700941 700942
AA BA 1 (0-0.6) + 3 (0-0.05)
04.04.2012 04.04.2012 04.04.2012
Eenheid
700940 AA
700941 BA
700942 1 (0-0.6) + 3 (0-0.05)
Asbest Asbest Verzamelmonster Asbest (AS3000)
--zie bijlage
--zie bijlage
-zie bijlage --
Begin van de analyses: 04.04.12 Einde van de analyses: 06.04.12 De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal.Monsters met onbekende herkomst, kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit.
AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport zonder handtekening rechtsgeldig. Distributeur
TAUW DEVENTER , Linda Huigen Toegepaste methoden Grond conform NEN 5896: Asbest Verzamelmonster Protocollen AS 3000: Asbest (AS3000)
Referentie Lab
Monster omschrijving
700940
AA
Zeeffractie
Zeeffractie
Chrysotiel Amosiet CrocidolietAantal Massa Onderzoc (mg/kg ds (mg/kg ds (mg/kg ds fractie (g) ht (%) (m/m%) tot.) tot.) tot.) N > 16 mm 0 0 100 8 - 16 mm 1,2 101,5 100 4 - 8 mm 1,5 125,3 100 19 2 - 4 mm 2,3 193,2 100 5,4 0,8 33 1 - 2 mm 3,8 322,7 29,4 3,4 0,3 0.5 mm - 1 mm 12 1054,9 6,1 77 < 0.5 mm 6620 0,2 98 8,8 1 52 Totalen 8417,6 Na afronding volgens norm (mg/kg) :
Drogestof Nat gewicht gehalte (%) (g) 85,0 10073 Asbest (mg/kg ds tot.)
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens
6,2 3,7
4 1,6
8,3 7,7
9,9 9,9
nvt 5,7 5,7
nvt 16 16
Gerapporteerde asbestgehaltes zijn afgeronde waardes, in de totaalgehaltes kunnen geringe afwijkingen voorkomen. Conclusie:
De bepalings grens is Hoeveelheid hechtgebonden asbesthoudend materiaal Hoeveelheid niet hechtgebonden asbesthoudend materiaal Serpentijn asbest Amfibool asbest Totaal asbest Gewogen totaal asbest (serpentijn + 10 x amfibool)
Gemeten Gehalte (mg/kg ds) <1 9,9 8,8 1 9,9 19
In het onderzochte deel van de fractie < 500 µm zijn geen asbestverdachte vezels gevonden.
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer
Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108
Postbus 693, 7400 AR Deventer
e-mail:
[email protected], www.al-west.nl
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens 1 <1 <1 onder boven 5,1 14 0,5 1,7 5,7 16 10 31
Droog gewicht 8560 Hecht geb.
nee nee
Referentie Lab
Monster omschrijving
700941
BA
Zeeffractie
Zeeffractie
Chrysotiel Amosiet CrocidolietAantal Massa Onderzoc (mg/kg ds (mg/kg ds (mg/kg ds fractie (g) ht (%) (m/m%) tot.) tot.) tot.) N > 16 mm 0 0 100 8 - 16 mm 0,41 33,8 100 4 - 8 mm 1 83,8 100 5 2 - 4 mm 1,3 104,5 100 1,2 1 - 2 mm 3,1 252,8 40,0 0.5 mm - 1 mm 10 856,9 5,0 82 < 0.5 mm 6755,2 0,1 98 1,2 5 Totalen 8087 Na afronding volgens norm (mg/kg) :
Drogestof Nat gewicht gehalte (%) (g) 81,3 10110 Asbest (mg/kg ds tot.)
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens
1,2
0,8
1,6
1,2 1,2
nvt 0,8 <1
nvt 1,6 1,6
Gerapporteerde asbestgehaltes zijn afgeronde waardes, in de totaalgehaltes kunnen geringe afwijkingen voorkomen. Conclusie:
De bepalings grens is Hoeveelheid hechtgebonden asbesthoudend materiaal Hoeveelheid niet hechtgebonden asbesthoudend materiaal Serpentijn asbest Amfibool asbest Totaal asbest Gewogen totaal asbest (serpentijn + 10 x amfibool)
Gemeten Gehalte (mg/kg ds) <1 1,2 1,2 <0.1 1,2 1
In het onderzochte deel van de fractie < 500 µm zijn geen asbestverdachte vezels gevonden.
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer
Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108
Postbus 693, 7400 AR Deventer
e-mail:
[email protected], www.al-west.nl
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens 1 <1 <1 onder boven 0,8 1,6 <0.1 <0.1 <1 1,6 <1 2
Droog gewicht 8220 Hecht geb.
nee
Rapportageblad verzameld materiaal Monsternr. : 700942 Datum onderzoek : 06-04-2012 tot. asbesthoudend materiaal (g)
700942
type aantal gram
a 3 289,0
b
Omschrijving soorten a
brokken asbest cement
c
d
e
f
289,0
Hechtgebonden ja/nee ja
asbest type
gem %
MIN%
MAX %
chrysotiel crocidoliet
12,5 7,5
10 5
15 10
-
-
-
-
gevonden asbest gram 36,1 21,7 57,8
MIN asbest gram 28,9 14,5 43,4
MAX asbest gram 43,4 28,9 72,3
b
c
d
e
niet asbesthoudend f
-
asbesttype Serpentijn Amfibool Totaal
aantal 3 3 3
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer
Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108
Postbus 693, 7400 AR Deventer
e-mail:
[email protected], www.al-west.nl
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
TAUW DEVENTER POSTBUS 133 7400 AC DEVENTER Datum Relatienr Opdrachtnr.
13.04.2012 35003840 302893
Blad 1 van 2
ANALYSERAPPORT Opdracht 302893 Bodem / Eluaat Opdrachtgever Referentie Opdrachtacceptatie Monsternemer
35003840 TAUW DEVENTER 1207584 Markelo Enterweg 13 noa 11.04.12 Opdrachtgever
Geachte heer, mevrouw, Hierbij zenden wij U de resultaten van het door u aangevraagde laboratoriumonderzoek. De analyses zijn, tenzij anders vermeld, uitgevoerd overeenkomstig onze erkenning voor de werkzaamheid "Analyse voor milieuhygiënisch bodemonderzoek" van het Besluit Bodemkwaliteit. Indien u gegevens wenst over de meetonzekerheden van een methode, kunnen wij u deze op verzoek verstrekken. Dit rapport mag alleen in zijn geheel worden gereproduceerd. Eventuele bijlagen zijn onderdeel van het rapport. Indien u nog vragen heeft of aanvullende informatie wenst, verzoeken wij u om contact op te nemen met Klantenservice. Wij vertrouwen U met de toegezonden informatie van dienst te zijn. Met vriendelijke groet, AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice Distributeur
TAUW DEVENTER , Linda Huigen
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer Postbus 693, 7400 AR Deventer Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108 e-Mail:
[email protected], www.al-west.nl
Blad 2 van 2
Opdracht 302893 Bodem / Eluaat Monsternr. Monstername
Monsteromschrijving
706410
AB
04.04.2012
Eenheid
706410 AB
Asbest Asbest (AS3000)
-zie bijlage
Begin van de analyses: 12.04.12 Einde van de analyses: 13.04.12 De onderzoeksresultaten hebben alleen betrekking op het aangeleverde monstermateriaal.Monsters met onbekende herkomst, kunnen slechts beperkt gecontroleerd worden op plausibiliteit.
AL-West B.V. Dhr. Peter Wijers, Tel. +31/570788111 Klantenservice Dit electronisch gegenereerde rapport is gecontroleerd en vrijgegeven. In overeenstemming met de vereisten van NEN EN ISO/IEC 17025:2005 voor eenvoudige rapportage is dit rapport zonder handtekening rechtsgeldig. Distributeur
TAUW DEVENTER , Linda Huigen Toegepaste methoden Protocollen AS 3000: Asbest (AS3000)
Referentie Lab
Monster omschrijving
706410
AB
Zeeffractie
Zeeffractie
Chrysotiel Amosiet CrocidolietAantal Massa Onderzoc (mg/kg ds (mg/kg ds (mg/kg ds fractie (g) ht (%) (m/m%) tot.) tot.) tot.) N > 16 mm 0 0 100 8 - 16 mm 1,7 150,3 100 4 - 8 mm 2,4 204,4 100 2 2 - 4 mm 1,6 136 100 0,6 0,2 1 - 2 mm 7,8 674,4 27,3 0.5 mm - 1 mm 15 1336,1 6,4 70 < 0.5 mm 6049 0,2 98 0,6 0,2 2 Totalen 8550,2 Na afronding volgens norm (mg/kg) :
Drogestof Nat gewicht gehalte (%) (g) 85,2 10199 Asbest (mg/kg ds tot.)
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens
0,8
0,5
1,1
0,8 <1
nvt 0,5 <1
nvt 1,1 1,1
Gerapporteerde asbestgehaltes zijn afgeronde waardes, in de totaalgehaltes kunnen geringe afwijkingen voorkomen. Conclusie:
De bepalings grens is Hoeveelheid hechtgebonden asbesthoudend materiaal Hoeveelheid niet hechtgebonden asbesthoudend materiaal Serpentijn asbest Amfibool asbest Totaal asbest Gewogen totaal asbest (serpentijn + 10 x amfibool)
Gemeten Gehalte (mg/kg ds) <1 0,8 0,6 0,2 <1 3
In het onderzochte deel van de fractie < 500 µm zijn geen asbestverdachte vezels gevonden.
AL-West B.V. Handelskade 39, 7417 DE Deventer
Tel. +31(0)570 788110, Fax +31(0)570 788108
Postbus 693, 7400 AR Deventer
e-mail:
[email protected], www.al-west.nl
95%-betrouwbaarheidsinterval (mg/kg ds) ondergrens bovengrens 1 <1 <1 onder boven 0,4 0,8 0,1 0,3 <1 1,1 1 4
Droog gewicht 8688 Hecht geb.
nee
Bijlage
6
Verontreinigingssituatie
Akoestisch onderzoek wegverkeer
Enterweg 13 te Markelo
Gemeente Hof van Twente
Datum: 26 januari 2012 Projectnummer: 110784
SAB B.V. Postbus 479 6800 AL Arnhem tel: 026 - 357 69 11 fax: 026 - 357 66 11 Auteur:
Johan van der Burg
Projectleider:
Jurian Heerink Akoestisch onderzoek wegverkeer
Project:
Enterweg 13 te Markelo
Projectnummer:
110784
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1 1.1
Aanleiding Doel van het onderzoek
3 3
2
Wet- en regelgeving
5
2.1 2.2 2.3
Wet geluidhinder Bouwbesluit Rekenmethodieken
5 7 7
3
Onderzoeksgegevens
8
3.1 3.2
Selectie van geluidsbronnen Uitgangspunten en verkeersgegevens
8 8
4
Onderzoek
10
4.1 4.2 4.3 4.4
Onderzoeksopzet Bepalen van de 48 dB-contour Bepalen van de geluidsbelastingen Mogelijkheden voor geluidsreducerende maatregelen
10 10 11 11
5
Conclusie
13
5.1
Toetsing aan de Wet geluidhinder
13
1 1.1
Inleiding Aanleiding Op het perceel Enterweg 13 te Markelo (gemeente Hof van Twente) staan diverse voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning met een deel. Er vinden geen werkzaamheden voor het agrarische bedrijf meer plaats en deze zullen in de toekomst ook niet meer worden uitgevoerd. Het voornemen bestaat om in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en ter compensatie een nieuwe woning te realiseren. De bestaande bedrijfswoning krijgt dan een 'gewone' woonfunctie. De ligging van het plangebied is weergegeven in de onderstaande figuur.
Figuur 1. Ligging van het plangebied
1.1
Doel van het onderzoek Binnen het bestaande bestemmingsplan is de realisatie van de nieuwe woning en de omvorming van de bestaande agrarische bedrijfswoning naar een „gewone‟ woonfunctie niet mogelijk. Om dit planologisch mogelijk te maken wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Volgens artikelen 76a en 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 4.1 van het Besluit geluidhinder (Bgh) moet bij het nieuwe planologisch regime waarin woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt binnen de zones van (spoor)wegen, akoestisch onderzoek worden verricht. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te geven in het akoestisch klimaat van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen.
SAB
3
1.1.1
Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft een korte samenvatting van de relevante wet- en regelgeving. In hoofdstuk 3 zijn de gebruikte onderzoeksgegevens opgenomen. In hoofdstuk 4 zijn de onderzoeksopzet, de onderzoeksresultaten en de toetsing aan de Wgh beschreven. Tot slot zijn in hoofdstuk 5 de conclusies van het onderzoek opgenomen.
SAB
4
2 2.1
Wet- en regelgeving Wet geluidhinder De Wgh heeft tot doel geluidhinder te voorkomen en te beperken tot aanvaardbare geluidsniveaus. In de Wgh zijn hiervoor twee soorten grenswaarden opgenomen: 1 Voorkeursgrenswaarde : Deze waarde garandeert een vrij goede woon- en leefsituatie binnen de invloedssfeer van een geluidsbron (wegen, spoorwegen, enz). Hoogste toelaatbare geluidsbelasting: Deze waarde geeft de hoogste gevelbelasting weer waarvoor een hogere waarde kan worden aangevraagd. De grenswaarden zijn onder andere afhankelijk van de geluidsbron (weg- of railverkeer), de ligging van de geluidsgevoelige bebouwing (stedelijk of buitenstedelijk gebied) en het type geluidsgevoelige bebouwing. In de onderstaande tabel zijn voor woningen de voorkeursgrenswaarden en de meest voorkomende hoogste toelaatbare geluidsbelastingen uit de Wgh voor wegverkeer en uit het Bgh voor railverkeer weergeven. Wegverkeer
Railverkeer
Voorkeursgrenswaarde
48 dB (art. 82)
55 dB (art. 4.9 lid 1)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting
63 dB (art. 83 lid 2)
68 dB (art. 4.10)
Voorkeursgrenswaarde
48 dB (art. 82)
55 dB (art. 4.9 lid 1)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting
53 dB (art. 83 lid 1)
68 dB (art. 4.10)
Hoogste toelaatbare geluidsbelasting
58 dB (art. 83 lid 4)
n.v.t.
Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
bij een agrarische bedrijfswoning
Tabel 1. Overzicht van de grenswaarden uit de Wgh en het Bgh
Gezien de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare geluidsbelasting kunnen zich drie situaties voordoen: Een geluidsbelasting lager dan de voorkeursgrenswaarde In deze situatie zijn volgens de Wgh geen nadere acties nodig om de geluidsgevoelige bebouwing te realiseren. Een geluidsbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de hoogste toelaatbare geluidsbelasting In deze situatie dienen bij voorkeur maatregelen te worden getroffen om de geluidsbelasting terug te brengen tot een waarde die lager is dan de voorkeursgrenswaarde. Wanneer er overwegende bezwaren zijn vanuit stedenbouwkundig, verkeerskundig, landschappelijk of financieel oogpunt, kan voor de geluidsgevoelige bebouwing een hogere waarde worden aangevraagd. Voor het verlenen van hogere waarden kan de gemeente een gemeentelijk geluidsbeleid vaststellen.
1
De term voorkeursgrenswaarde stond in de Wgh tot 1-1-2007. Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase) in werking getreden. Eén van de wijzigingen bestond uit het feit dat de term „voorkeursgrenswaarde‟ werd vervangen door „ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting‟. Om verwarring te voorkomen en de leesbaarheid te verhogen wordt in dit akoestisch onderzoek de term voorkeursgrenswaarde gebruikt.
SAB
5
De gemeente Hof van Twente heeft hiervoor het stuk “Beleidsregel Hogere Grenswaarde” opgesteld. Dit beleid is in werking sinds 13 maart 2008. Een geluidsbelasting hoger dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting In deze situatie is de realisatie van geluidsgevoelige bebouwing in principe niet mogelijk, tenzij geluidsbeperkende maatregelen worden getroffen waardoor de geluidsbelasting daalt tot een waarde lager dan de voorkeursgrenswaarde of de hoogste toelaatbare geluidsbelasting. 2.1.1
Zones Langs wegen en spoorwegen liggen zones. Binnen deze zones moet voor de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Wegverkeer De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg: stedelijk of buitenstedelijk. De zone ligt aan weerszijden van de weg en is gemeten vanuit de wegas. De zones, zoals beschreven in artikel 74 van de Wgh, zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Zones langs wegen Stedelijk gebied
Buitenstedelijk gebied
1 of 2 rijstroken
200 meter
250 meter
3 of 4 rijstroken
350 meter
400 meter
5 of meer rijstroken
350 meter
600 meter
Tabel 2. Overzicht van de zones langs wegen
Artikel 74 lid 2 van de Wgh maakt een uitzondering voor wegen met een 30 km-regime en woonerven. Deze wegen hebben geen zone en zijn daarmee niet 2 onderzoeksplichtig . Railverkeer De wettelijke zone van een spoorweg is onder andere afhankelijk van het aantal bakken (wagons) dat over de spoorlijn rijdt. De zone ligt aan weerszijden van een spoorweg en wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. De breedte varieert tussen 100 meter voor een rustige spoorlijn en 1.300 meter voor een zeer drukke spoorlijn, zoals de Betuwelijn.
2
Conform artikel 74 lid 2 van de Wgh is voor 30 km/uur-wegen geen onderzoeksplicht. Op 3 september 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitgesproken (nr. 200203751/1: Abcoude) dat nog niet geconcludeerd kan worden dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening (goed woon- en leefklimaat, zoals opgenomen in het Bouwbesluit). Daarom wordt bij 30 km-zones onderzocht of wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of de hoogste toelaatbare geluidsbelasting op de gevel. Indicatief geldt de stelregel dat bij meer dan 1.000 voertuigbewegingen per etmaal, de voorkeursgrenswaarde mogelijk overschreden wordt. In dat geval dient onderzocht te worden of door het treffen van maatregelen een aanvaardbaar woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd.
SAB
6
2.2
Bouwbesluit Wanneer de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van één van de omliggende (spoor)wegen wordt overschreden, kan ook de akoestische binnenwaarde worden overschreden. Bij verlening van een bouwvergunning wordt de binnenwaarde getoetst aan het Bouwbesluit 2003. De binnenwaarde van 33 dB moet worden gegarandeerd bij wegverkeerslawaai en railverkeerslawaai (artikel 3.1 uit het Bouwbesluit 2003) in woningen. Wanneer er meerdere relevante geluidsbronnen zijn, moet de cumulatieve geluidsbelasting worden gebruikt bij de berekening van de binnenwaarde. Voor de akoestische binnenwaarde ten gevolge van wegverkeerslawaai mag de aftrek ex artikel 110g van de Wgh (2 of 5 dB) niet worden toegepast. Om bij een woning met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde de akoestische binnenwaarde te halen moeten mogelijk aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen.
2.3
Rekenmethodieken Voor de berekening van de geluidsbelasting van een individuele (spoor)weg en de cumulatieve geluidsbelasting (de gesommeerde geluidsbelasting van meerdere (spoor)wegen) zijn verschillende rekenmethodieken beschreven in het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” (RMG 2006), versie augustus 2009 in bijlagen III (hoofdstuk 3: Weg) en IV (hoofdstuk 4: Spoorweg)
2.3.1
Rekenmethodiek voor de geluidsbelastingen Volgens artikel 110d van de Wgh moet voor weg- en railverkeerslawaai het “Rekenen meetvoorschrift geluidhinder 2006, versie augustus 2009” worden gevolgd. De reken- en meetvoorschriften schrijven voor dat het equivalente geluidsniveau moet worden bepaald volgens standaardrekenmethode II, maar dat in bepaalde situaties kan worden volstaan met een eenvoudigere standaardrekenmethode I-berekening. Standaardrekenmethode I is gebaseerd op een vereenvoudiging van de situatie, waarbij ten aanzien van het toepassingsbereik van de methode, voorwaarden worden gesteld. Voor het uitvoeren van standaardrekenmethode II-berekeningen wordt het computerprogramma WinHavik (versie 8.36) gebruikt.
SAB
7
3
Onderzoeksgegevens Voor het akoestisch onderzoek wordt allereerst bepaald welke wegen en spoorwegen relevant zijn voor het plangebied. Hiervan moeten de verkeersgegevens bekend zijn.
3.1
Selectie van geluidsbronnen In de directe omgeving van het plangebied liggen alleen wegen. Spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen zijn in de nabijheid van het plangebied niet aanwezig. Het plangebied grenst aan de Enterweg. Deze weg ligt in buitenstedelijk gebied en heeft twee rijstroken. Volgens de Wgh heeft deze weg hiermee een zone van 250 meter. Het plangebied ligt in de zone van deze weg. Ten westen van het plangebied ligt de Provincialeweg (N347). Deze weg ligt in buitenstedelijk gebied en heeft 2 rijstroken. Volgens de Wgh heeft deze weg hiermee een zone van 250 meter. Het plangebied ligt op een afstand van minimaal 550 meter van de wegas en ligt hierdoor buiten de zone van deze weg. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidhinder ten gevolge van de Enterweg.
3.2
Uitgangspunten en verkeersgegevens Snelheid Op de Enterweg geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Verharding Op de Enterweg bestaat de wegverharding uit dicht asfaltbeton (referentiewegdek). Bebouwing en waarneemhoogten De bestaande bedrijfswoning en de nieuwe (rood-voor-rood) woning worden maximaal 10 meter hoog. In de onderstaande tabel worden vloerhoogten en waarneemhoogten weergegeven. Verdieping Begane grond Eerste verdieping Tweede verdieping
Vloerhoogte in meters 0,0 3,0 6,0
Waarneemhoogten in meters 1,5 4,5 7,5
Tabel 3. Vloerhoogte en waarneemhoogte
Aftrek ex artikel 110g Wgh De resultaten van de Enterweg worden gecorrigeerd met een aftrek van 5 dB, als bedoeld in artikel 110g van de Wgh, omdat de representatief te achten snelheid van 3 de motorvoertuigen lager is dan 70 km/uur . 3
Bij het opstellen van het “Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006” zijn de correcties ex artikel 110g bestudeerd. De consequentie is dat voor wegen met een representatief te achten snelheid van
SAB
8
3.2.1
Verkeersgegevens De verkeersgegevens van de Enterweg zijn afkomstig van een verkeerstelling die is uitgevoerd in 2010 door de gemeente Hof van Twente. Om de verkeersintensiteit van het maatgevende jaar 2022 te berekenen voor de twee wegen is gebruikgemaakt van een autonome groei van 1,5 % per jaar. In de onderstaande tabel zijn de etmaalintensiteit voor het teljaar 2010 de autonome groei, de etmaalintensiteiten voor 2022 weergegeven. Weg(vak)
Etmaalintensi-
Autonome
Etmaalinten-
teit in 2010
groei
siteit in 2022
2.305
1,5 %/jaar
2.756
Enterweg
Tabel 4. Etmaalintensiteiten voor de verschillende jaren
In de onderstaande tabel zijn de periode- en voertuigverdelingen weergegeven. Weg(vak)
Procentuele verdelingen Dagperiode (07/19)
Enterweg
Avondperiode (19/23)
Nachtperiode (23/07)
LMV
MZMV
ZMV
LMV
MZMV
ZMV
LMV
MZMV
%/uur
%
%
%
%/uur
%
%
%
%/uur
%
%
%
6,89
87,4
10,3
2,3
3,08
91,8
6,6
1,6
0,63
86,2
9,2
4,6
Tabel 5. Periode- en voertuigverdelingen
minder dan 70 km/uur de aftrek op 5 dB is vastgesteld. Voor de overige wegen is dat 2 dB. Bij het opnieuw vaststellen van de correcties ex artikel 110g is rekening gehouden met de hernieuwde berekeningsmethode en de consequenties van het Europees en rijksbeleid ten aanzien van geluidsbestrijding. Dit beleid richt zich de komende jaren op het stiller maken van motorvoertuigen en ontwikkelen van stillere wegdekken.
SAB
9
ZMV
4 4.1
Onderzoek Onderzoeksopzet Volgens de Wgh mag voor woningen de geluidsbelasting in principe niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Voor wegverkeer is deze vastgesteld op 48 dB, ex artikel 82 van de Wgh. Om te toetsen of de geluidsbelasting niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, wordt de ligging van de 48 dB-contour bepaald. Dit wordt gedaan door middel van een vrije-veld contour, hierbij wordt geen rekening gehouden met de afschermende werking van tussenliggende gebouwen. Als de woningen buiten de 48 dB-contour liggen, dan wordt geconcludeerd dat de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde. Het bepalen van de daadwerkelijke geluidsbelasting is dan niet noodzakelijk. Het akoestisch klimaat ten gevolge van de onderzochte weg is dan geen belemmering voor de uitvoering van het plan. Als uit de berekening blijkt dat (een deel van) de woningen binnen de 48 dB-contour ligt, is nader onderzoek naar de geluidsbelasting noodzakelijk. In dit onderzoek wordt getoetst of de geluidsbelasting lager is dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Tevens moet bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde worden bepaald of geluidsreducerende maatregelen mogelijk zijn.
4.2
Bepalen van de 48 dB-contour De ligging van de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, is bepaald met behulp van de standaardrekenmethode I-berekening. Deze rekenmethode is beschreven in RMG 2006, bijlage III, behorend bij hoofdstuk 3: Weg, versie augustus 2009. In onderstaande tabel worden de berekende afstand van de 48 dB-contour en de kortste afstand van de twee woningen in het plangebied tot de wegas van de Enterweg weergegeven. Weg(vak) Afstand van de Kortste afstand de woningen 48 dB-contour tot de wegas in meters tot de wegas in meters Bestaande Nieuwe woning woning Enterweg 40 19 44 Tabel 6. Afstand van de 48 dB-contouren tot de wegas
In overzichtstekening 1, bijlage A, is de ligging van de 48 dB-contouren weergegeven. De berekeningen van de 48 dB-contouren zijn weergegeven in bijlage B. Conclusie Uit dit onderzoek blijkt dat de nieuwe woning (Rood-voor-rood-woning) buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Enterweg ligt. Nader onderzoek naar de optredende geluidsbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeer op de Enterweg is daarom niet noodzakelijk. Uit dit onderzoek blijkt tevens dat een deel van de bestaande bedrijfswoning binnen de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Enterweg ligt. Nader onderzoek naar de
SAB
10
optredende geluidsbelasting op de woning is uitgevoerd ten gevolge van de Enterweg. De resultaten zijn beschreven in paragrafen 4.3 en 4.4.
4.3
Bepalen van de geluidsbelastingen De geluidsbelastingen ten gevolge van de Enterweg zijn bepaald met behulp van de standaardrekenmethode II-berekening. De gebruikte rekenmethode voor wegverkeer is beschreven in het RMG 2006, bijlage III, behorend bij hoofdstuk 3: Weg, versie augustus 2009. De ligging van de waarneempunt is weergegeven in overzichtstekening 1, bijlage A. De berekende geluidsbelasting van de bestaande woning is weergegeven in de onderstaande tabel. Waarneem-
Waarneem-
Geluidsbelastingen in dB
punt
hoogte
incl. aftrek ex art. 110g Wgh
in meters 1
1,5
52
4,5
53
7,5
53
Tabel 7. Geluidsbelastingen op de woningen ten gevolge van de Enterweg
De berekeningen van de geluidsbelastingen ten gevolge van de Enterweg zijn weergegeven in bijlage C. Toetsing aan de Wgh Uit dit onderzoek blijkt dat bij bestaande woning de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Enterweg bedraagt 53 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woning in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB (artikel 83 lid 1 van de Wgh). De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee gelijk dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
4.4
Mogelijkheden voor geluidsreducerende maatregelen Het doel van de Wgh is om geluidhinder te voorkomen en te beperken. Een geluidsbelasting tot met de voorkeursgrenswaarde garandeert een goed woon-/leefklimaat. De Enterweg zorgen voor een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. In artikel 77 lid 1b van de Wgh staat dat er onderzoek moet plaatsvinden of, en zo ja, welke doeltreffende maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting terug te brengen tot een waarde die lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidsbelasting niet terug te brengen is tot de voorkeursgrenswaarde, dan kan een hogere waarde ten gevolge van de Enterweg worden verleend door de gemeente. Gezien de beperkte schaal van het plan, is de financiële ruimte om geluidsreducerende maatregelen te nemen in het bron- en overdrachtsgebied beperkt. Bij het treffen van maatregelen geldt een voorkeursvolgorde: bron, overdracht en ontvanger.
SAB
11
4.4.1
Bronmaatregelen Het vervangen van de huidige wegdekken (dicht asfaltbeton) op de Enterweg door een stiller wegdek is gezien het beperkte aantal woningen niet alleen financieel onrendabel, ook zal een dergelijk stiller (en dus ook opener) wegdek problemen opleveren bij het beheer (de levensduur van deze stillere wegdekken is naar verwachting korter). Ten opzichte van het bestaande dichte asfaltbeton is een geluidsreductie van 4 dB haalbaar door het toepassen van een dunne deklaag (type 2) ten opzichte van het huidige wegdek. Door het toepassen van dit wegdek wordt de voorkeursgrenswaarde nog steeds op de bestaande woning overschreden.
4.4.2
Overdrachtsmaatregelen Het vergroten van de afstand tussen de Enterweg en de bestaande woning in het plangebied, zodanig dat de geluidsbelasting wel voldoet aan de voorkeursgrenswaarde is niet mogelijk omdat de woning reeds bestaat. Dit plan voorzien niet in de sloop en herbouw van de bestaande woning. Het plaatsen van een effectief geluidsscherm langs de Enterweg is niet gewenst vanuit stedenbouwkundig en landschappelijk oogpunt. Tevens zullen de kosten voor het plaatsen van een scherm dusdanig hoog zijn dat dit vanuit financieel oogpunt niet rendabel is voor het plan. Het aanleggen van een geluidswal is niet gewenst gezien het ruimtebeslag hiervan.
4.4.3
Maatregelen bij de ontvanger De maatregelen die kunnen worden genomen bij de ontvanger (woning) zijn erop gericht om te voldoen aan de binnenwaarde van 33 dB. Mogelijk moeten voor de woningen met een hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde aanvullende isolerende voorzieningen worden getroffen om de akoestische binnenwaarde te halen. Gevels die een te hoge geluidsbelasting hebben kunnen uitgevoerd worden als dove gevel. Een dove gevel is een gevel zonder te openen ramen en deuren. Conform artikel 1b lid 5 van de Wgh wordt dit niet gezien als gevel. Doordat het geen gevel is in de zin van de Wgh hoeft voor een dove gevel geen geluidsbelasting te worden bepaald en is het niet mogelijk om hiervoor een hogere waarde aan te vragen. Omdat er geen te openen ramen en/of deuren in een dove gevel zitten is terughoudendheid gewenst bij het toepassen hiervan. Met oog op het leefcomfort is het toepassen van een dove gevel op deze locatie ongewenst. Conclusie Gezien de beperkte schaal van dit plan is het niet mogelijk of wenselijk om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelastingen terugbrengen tot waarden die lager zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
SAB
12
5
Conclusie Op het perceel Enterweg 13 te Markelo (gemeente Hof van Twente) staan diverse voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning met een deel. Er vinden geen werkzaamheden voor het agrarische bedrijf meer plaats en deze zullen in de toekomst ook niet meer worden uitgevoerd. Het voornemen bestaat om in het kader van de Rood-voor-Rood-regeling de voormalige agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en ter compensatie een nieuwe woning te realiseren. De bestaande bedrijfswoning krijgt dan een 'gewone' woonfunctie. Woningen zijn geluidsgevoelige bestemmingen waarvoor akoestisch onderzoek moet worden verricht. De geluidsbelasting van woningen wordt getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder (Wgh).
5.1
Toetsing aan de Wet geluidhinder Uit het onderzoek naar de ligging van de 48 dB-contouren blijkt dat de nieuwe woning (Rood-voor-rood-woning) buiten de 48 dB-contour, vrije-veldsituatie, van de Enterweg ligt. Nader onderzoek naar de optredende geluidsbelasting op de woning ten gevolge van wegverkeer op de Enterweg is daarom niet noodzakelijk. Tevens blijkt uit onderzoek dat een deel van de bestaande bedrijfswoning binnen de 48 dB-contouren, vrije-veldsituatie, van de Enterweg liggen. Nader onderzoek naar de optredende geluidsbelastingen op de woningen binnen de 48 dB-contour is uitgevoerd ten gevolge van de Enterweg. Uit het onderzoek naar de geluidsbelastingen blijkt dat bij bestaande woning de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogste geluidsbelasting ten gevolge van de Enterweg bedraagt 53 dB, inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor nieuw te bouwen woning in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB (artikel 83 lid 1 van de Wgh). De optredende geluidsbelastingen zijn hiermee gelijk dan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting.
5.1.1
Verlening van hogere waarden Het doel van de Wgh is geluidhinder te voorkomen. Maatregelen om de voorkeursgrenswaarde te bereiken zijn bijvoorbeeld het toepassen van stil wegdek op de Enterweg, het vergroten van de afstand tussen de woningen en de weg of het toepassen van dove gevels. Gezien de beperkte schaal van dit plan lijkt het niet mogelijk of gewenst om effectieve maatregelen te treffen die de geluidsbelastingen terugbrengen tot een waarde die lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor de bestaande woning kan door de gemeente een hogere waarde worden verleend. Om een hogere waarde aan te vragen moet de situatie passen in het gemeentelijk geluidsbeleid ten aanzien van het aanvragen van hogere waarden. De gemeente heeft in de “Beleidsregel Hogere Grenswaarde” ruimtelijke situaties omschreven waarbij de verlening hogere waarden mogelijk is. Dit wordt gedaan door zogenaamde ontheffingscriteria. Eén van deze criteria uit dit beleid is: ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing. Aangezien de huidige woning (voormalige agrarische bedrijfswoning) wordt herbestemd als „gewone‟ woning. Vanuit planologisch oogpunt is er dan ook sprake van
SAB
13
vervangende nieuwbouw aangezien er op de plaats van de agrarische bedrijfswoning nu een „gewone‟ woning wordt toegestaan. De situatie past in het gemeentelijk beleid. Hierdoor wordt voor de bestaande woning een hogere waarde van 53 dB verleend door de gemeente. De verlening van de hogere waarde vindt plaats in een aparte hogere waarde-procedure gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.
SAB
14
Bijlage A Overzichtstekening 1: Ligging van de contour en het waarneempunt
Bijlage B Berekening van de 48 dB-contour
Bijlage C Berekening van de geluidsbelastingen
Code: 20111214-5-3928 Datum: 2011-12-14
Geachte heer/mevrouw A.Roebert, U heeft een watertoets uitgevoerd op de website http://www.dewatertoets.nl//. Op basis van deze toets volgt u de korte procedure. Dit houdt in dat u direct door kunt gaan met de planvorming van uw plan onder de voorwaarde dat u de standaard waterparagraaf uit dit document toepast. STANDAARD WATERPARAGRAAF Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater). Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan Enterweg 13. Waterbeleid De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie Overijssel en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Regge en Dinkel heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie. Daarnaast is de Keur van Waterschap Regge en Dinkel een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Regge en Dinkel opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen. Watersysteem In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.
1/3
Afvalwaterketen Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Wateraspecten plangebied Waterhuishouding Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied. Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer In het plan wordt het afvalwater en het hemelwater behandeld via (de gekozen optie wordt hieronder bevestigd met ja): • een gemengd stelsel • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt geinfiltreerd • een gescheiden stelsel: hemelwater wordt afgevoerd naar oppervlaktewater ja • hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden stelsel.
In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Aanleghoogte van de bebouwing Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.
2/3
Watertoetsproces De initiatiefnemer heeft het waterschap Regge en Dinkel geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Regge en Dinkel geeft een positief wateradvies.
Verklaring Dit document is een automatisch gegenereerd bestand op basis van de door u ingevulde gegevens. U bent akkoord gegaan met de door u ingevulde gegevens en heeft verklaard dat alles naar waarheid is ingevuld.
© Digitale Watertoets – www.dewatertoets.nl Dit document is gegenereerd via de website www.dewatertoets.nl. Het document mag alleen worden gebruikt ten behoeve van het plan, dat in dit document is omschreven. De informatie in dit document is houdbaar tot maximaal 1 jaar, gerekend vanaf de genoemde datum in dit document.
3/3
Flora- en faunarapportage
Markelo, Enterweg 13
Gemeente Hof van Twente
Datum: 16 januari 2012 Projectnummer: 110784
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3
Leeswijzer Planomschrijving Wettelijk kader
3 4 6
2
Quick scan flora en fauna
9
2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoeksmethode Gebiedsbescherming Soortenbescherming Conclusie
9 9 10 14
3
Nader veldonderzoek flora en fauna
17
4
Mitigerende maatregelen / Ontheffingsaanvraag
18
5
Voortoets/ Oriënterende habitattoets
19
Bijlage 1: Literatuurlijst
1
Inleiding
1.1
Leeswijzer Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om het plangebied. Voordat ruimtelijke ingrepen mogen plaatsvinden, dient eerst een onderzoek uitgevoerd te worden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en eventuele andere betrokken natuurregelgeving. Uit dit onderzoek moet blijken of met de ingrepen negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten zijn te verwachten en of daarvoor respectievelijk een vergunning of ontheffing noodzakelijk is. In deze flora- en faunarapportage worden de effecten op de aanwezige natuurwaarden besproken. De flora- en faunarapportage is opgebouwd uit de volgende hoofdstukken: 1. Inleiding. Beschrijving van beoogde plannen, ligging van plangebied, de gevolgen van de ingrepen voor de huidige situatie en het wettelijke kader. 2. Quick scan flora en fauna. Deze is gebaseerd op een eenmalige veldverkenning. In deze quick scan zijn op basis van een gebiedsanalyse (ruimtelijk ecologisch), de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten en een eenmalige veldverkenning, uitspraken gedaan over de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en dieren in en in de directe omgeving van het plangebied. In de quick scan zijn uitspraken gedaan over de effecten van de plannen op nabijgelegen beschermde gebieden en op direct nabij het plangebied voorkomende (vaste rust- of verblijfplaatsen van) strikt beschermde flora en fauna. Hieruit volgt de conclusie of nader veldonderzoek naar strikt beschermde soorten noodzakelijk is en of een ontheffingsaanvraag in het kader van de Flora- en faunawet aan de orde is. 3. Nader veldonderzoek flora en fauna. Beschrijving van het nader onderzoek, indien dit uitgevoerd is. Hierbij wordt ingegaan op de kwalificaties van de onderzoeker(s), de data waarop de veldbezoeken hebben plaatsgevonden, de methode van onderzoeken, specifieke ecologische kenmerken van de soort en uiteraard de resultaten. 4. Mitigerende maatregelen. Als uit de resultaten van het nader onderzoek blijkt dat het plangebied in gebruik is door strikt beschermde soorten, dan dienen maatregelen te voorkomen dat de ecologische functionaliteit van het plangebied vermindert. Als SAB het opstellen van deze maatregelen verzorgt, dan worden deze beschreven in dit hoofdstuk. Mocht het opstellen van maatregelen niet afdoende zijn en is een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet alsnog aan de orde, dan staat deze ook hier. 5. Voortoets of Oriënterende Habitattoets. Dit is alleen in het geval wanneer negatieve effecten te verwachten zijn op (instandhoudingsdoelstellingen van) beschermde natuurgebieden. Aan de hand van de Effectenindicator van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) wordt een inschatting gemaakt van de mogelijk optredende effecten.
SAB
3
De onderzoeken in deze flora en faunarapportage zijn uitgevoerd op basis van de momenteel geldende uitwerking en interpretatie van beleid en wetgeving (zie paragraaf 1.3). Bovendien zijn alle onderzoeken uitgevoerd volgens de door Gegevens autoriteit Natuur meest recent uitgegeven protocollen. Gegevens flora en fauna SAB streeft ernaar alle waarnemingen aan (bijzondere) soorten die verzameld worden tijdens flora- en faunaonderzoeken door te geven aan de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De invoer van gegevens in de NDFF leidt tot een beter overzicht van het voorkomen van (beschermde) soorten en daarmee tot een betere bescherming van deze soorten.
1.2
Planomschrijving In Markelo (gemeente Hof van Twente, provincie Overijssel) is aan de Enterweg een erftransformatie beoogd. Hiertoe zijn verschillende ingrepen beoogd, zowel de sloop van een aantal panden als nieuwbouw. Eén van de haalbaarheidsstudies die hiervoor dient te worden uitgevoerd, is toetsing aan de natuurregelgeving. Voorliggend flora en faunaonderzoek is opgesteld door SAB en geeft een eerste inzicht in de doorwerking van de natuurwetgeving op deze plek.
Afbeelding 1: Globale ligging plangebied (luchtfoto: Google Earth, bewerking SAB) Markelo ligt ten zuidwesten van Almelo, ten westen van Hengelo en ten noordoosten van Lochem. De directe omgeving van Markelo wordt gekenmerkt door open agrarisch gebied met in het oosten het bosgebied Herikerberg. Het plangebied ligt ten noordoosten van Markelo, aan de Enterweg, tussen Enter en Goor. Het plangebied aan de Enterweg ligt in het buitengebied. Ten noorden en westen van het plangebied ligt open agrarische gebied. Ten zuiden van het plangebied loopt de Breddendijk, met aan de overzijde een bosschage. Aan de oostzijde wordt het plangebied begrensd door de Enterweg, met aan de overkant open agrarisch gebied.
SAB
4
Plangebied In de huidige situatie bestaat het plangebied uit een boerenerf met twee woonhuizen, een deel, een (leegstaande) varkensschuur, grote loods, kleine loods, twee schuren, een kleine houten schuur en een paardenstal. Ten zuiden van het erf ligt een voormalige kleinveemarktplaats. Het plangebied is goed onderhouden en vertoont een intensief en gebruikt karakter. In afbeelding 2 is een globale indicatie gegeven van het plangebied ten tijde van het veldbezoek.
Afbeelding 2: Impressie van het plangebied. Net onderhouden gebied met weinig ruimte voor strikt beschermde soorten. Van linksboven naar rechtsonder. Het deel met links de varkensschuur, de paardenstal, de kleine loods en de twee schuren(Foto’s: SAB, 2012).
Beoogde ontwikkelingen In het kader van “Ruimte voor ruimte” worden de varkensschuur, grote loods, kleine loods, de twee schuren en de paardenstal gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Deze nieuwe woning komt te staan op de plaats van de oude voormalige kleinveemarktplaats. In afbeelding 3 is weergegeven welke gebouwen worden gesloopt en welke blijven behouden. In afbeelding 4 is de toekomstige situatie weergegeven.
SAB
5
Afbeelding 3: De te slopen gebouwen (rood genummerd) en de te behouden gebouwen (groen omcirkeld).
Afbeelding 4: Schets van de toekomstige situatie
1.3
Wettelijk kader Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebiedsen soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.
SAB
6
1.3.1
Gebiedsbescherming Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europees Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de al bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen. Anders dan bij gebieds- en soortbescherming is de status als EHS niet verankerd in de natuurwetgeving, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
1.3.2
Soortenbescherming Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. Deze wet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen: het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8); het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11). De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep worden beïnvloed. Kortweg kunnen drie beschermingsregimes worden onderscheiden: 1. beschermingscategorie 1: een groot aantal beschermde soorten is in Nederland algemeen voorkomend. Op basis van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten uit de Floraen faunawet mogen ruimtelijke ingrepen worden uitgevoerd die tot effect hebben dat de verblijfplaatsen van deze soorten worden aangetast; 2. beschermingscategorie 2: voor beschermde soorten die minder algemeen zijn en extra aandacht verdienen, kan een vrijstelling (behalve voor het opzettelijk verontrusten) verkregen worden als de initiatiefnemer een goedgekeurde gedragscode heeft. Indien dit niet het geval is dient voor deze categorie een ontheffing aangevraagd te worden.
SAB
7
In een dergelijke gedragscode worden gedragslijnen aangegeven die men volgt om het schaden van beschermde soorten zo veel mogelijk te voorkomen. Ontheffing is, als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, voor deze soorten alleen nog nodig als werkzaamheden afwijkend van de gedragscode worden uitgevoerd; 3. beschermingscategorie 3: voor ongeveer honderd zeldzame soorten geldt géén vrijstelling als het gaat om ruimtelijke ingrepen. Ontheffingen voor deze groep soorten worden slechts verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing voor de ingreep bestaat, de ingrepen een in de wet genoemd belang dienen en de gunstige staat van instandhouding van de soort niet in gevaar komt. Deze uitgebreide toets geldt ook voor alle vogelsoorten. Als een ruimtelijke ingreep rechtstreeks kan leiden tot verstoring of vernietiging van bepaalde beschermde soorten of hun leefgebied, kan het project in strijd zijn met de Flora- en faunawet. Voor aantastingen van verblijfplaatsen en belangrijke (onderdelen van) leefgebieden van meer strikt beschermde soorten, is ontheffing ex. Artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig van het ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I).
1.3.3
Zorgplicht Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat voorafgaand aan sloop-, grond-, of bouwwerkzaamheden wordt gecontroleerd of dat negatieve gevolgen voor aanwezige soorten kunnen worden voorkomen door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht.
SAB
8
2 2.1
Quick scan flora en fauna Onderzoeksmethode De quick scan flora en fauna is gebaseerd op een biotoopinschatting door een ecoloog van SAB. Bij het opstellen van de quick scan flora en fauna is verder gebruik gemaakt van atlasgegevens uit de Atlas van Nederlandse Zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992), Atlas van de Nederlandse vleermuizen (Limpens et al., 1997), Zoogdieren van Overijssel (Bode et al., 1999) en diverse websites die de meest recente informatie verschaffen omtrent de verspreiding van soorten. Deze bronnen vermelden soortgegevens op uurhokniveau (5 bij 5 kilometer), dit betekent dat het globale gegevens betreft. Bijlage 1 vermeldt de geraadpleegde bronnen. Op 10 januari 2012 heeft een ecoloog van SAB het plangebied en de directe omgeving verkend. Doel van deze veldverkenning was om een indruk te krijgen van de habitats ter plaatse en de geschiktheid voor de verschillende soortgroepen te beoordelen. Het veldbezoek heeft nadrukkelijk niet de status van een volledige veldinventarisatie. Het eenmalige veldbezoek geeft slechts een globaal beeld van aanwezige soorten en habitats op basis van een momentopname. Zowel het tijdstip (buiten het groeiseizoen van planten en deels buiten het actieve seizoen van diverse diergroepen) als het eenmalige karakter is hiervoor niet toereikend.
2.2
Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden.
2.2.1
Natuurbeschermingswet 1998 Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde gebied beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 betreft het Natura 2000-gebied “Borkeld”. Dit beschermde gebied ligt op ruim 3.600 meter afstand. Gezien tussenliggende elementen (bos en wegen) en bebouwing (verstoring) en de afstand zijn zowel directe als indirecte negatieve effecten van de plannen op het beschermde gebied niet te verwachten.
2.2.2
Ecologische Hoofdstructuur Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De dichtstbijzijnde structuren welke zijn aangewezen als onderdeel van de EHS liggen op ongeveer 1.600 meter afstand. Gezien de ligging buiten de EHS is geen sprake van directe aantasting van de EHS. Gezien de afstand tot de EHS en de tussenliggende reeds verstorende elementen als wegen en bebouwing is er ook geen sprake van indirecte negatieve effecten.
SAB
9
2.3
Soortenbescherming In het kader van de Flora- en faunawet moet worden getoetst of ter plaatse van de ruimtelijke ingrepen sprake is/kan zijn van negatieve effecten op beschermde planten en dieren. De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben.
2.3.1
Vaatplanten Tijdens het verkennende veldbezoek zijn alleen algemene soorten aangetroffen zoals onder andere Straatgras (Poa annua), Witte Klaver (Trifolium repens), Vogelmuur (Stellaria media) en Paardenbloem (Taraxacum officinale). Aangetroffen plantensoorten zijn kenmerkend voor een voedselrijk en verstoord ecosysteem. Strikt beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Binnen het plangebied zijn geen potentiële natuurlijke groeiplaatsen voor beschermde plantensoorten aanwezig. Het plangebied wordt zorgvuldig onderhouden en regelmatig worden delen gemaaid. Van een stabiel ecosysteem is geen sprake en bijzondere groeiplaatsen zijn niet aanwezig. Strikt beschermde vaatplanten worden binnen het plangebied niet verwacht. Aangeplante of gezaaide exemplaren van beschermde soorten (in bijvoorbeeld tuinen) zijn niet beschermd in de Flora- en faunawet, omdat het geen natuurlijke groeiplaatsen betreft.
2.3.2
Grondgebonden zoogdieren Volgens verspreidingsgegevens uit de Atlas van Nederlandse Zoogdieren (Broekhuizen et al., 1992) en het boek Zoogdieren van Overijssel (Bode et al., 1999) komen in de omgeving van het plangebied soorten als Egel (Erinaceus europaeus), Hermelijn (Mustela erminea), Wezel (Mustela nivalis), Ree (Capreolus capreolus),Konijn (Oryctolagus cuniculus) en de meer strikt beschermde Eekhoorn (Sciurus vulgaris) en Steenmarter (Martes foina) voor. Algemeen voorkomende soorten Binnen het plangebied zijn relatief weinig ruige delen aanwezig. Toch zijn vaste rusten verblijfplaatsen van algemeen voorkomende soorten als Egel (E. europaeus), Huisspitsmuis (C. russula), Mol (T. europaea) en kleine marterachtigen niet uit te sluiten. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen. Strikt beschermde soorten Eekhoorn Gezien de afwezigheid van naaldbomen, eiken en/of beuken (voedselbomen) en de aard van het omliggende gebied (open landschap, intensief beheer) is het onwaarschijnlijk dat de Eekhoorn in het plangebied voorkomt. Met de beoogde plannen zijn negatieve effecten op de soort niet te verwachten.
SAB
10
Steenmarter De Steenmarter is een soort die voorkomt in of nabij grote steden, dorpen en boerenerven, en lijkt zich aan de menselijke bebouwing te hebben aangepast. Van steenmarters is bekend dat ze rust- en verblijfplaatsen creëren in kruipruimtes en loze ruimtes tussen plafonds, muren en zolders in huizen en andere gebouwen, zoals scholen en schuurtjes. De gebouwen zijn geïnspecteerd op het voorkomen van dergelijke ruimtes. Er zijn echter geen zolders, kruipruimtes of andere loze ruimtes aanwezig. Er zijn ook geen sporen, uitwerpselen, prooiresten of andere tekenen aangetroffen die erop duiden dat er een vaste rust- en verblijfplaats van de Steenmarter in één van de gebouwen aanwezig is. Het is onwaarschijnlijk dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van de Steenmarter in het plangebied aanwezig zijn.
2.3.3
Vleermuizen Volgens de verspreidingsgegevens (Broekhuizen et al., 1992; Limpens, et al., 1997; Bode et al., 1999) komen in de omgeving van het plangebied Gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii), Bosvleermuis (Nyctalus leisleri), Laatvlieger (Eptesicus serotinus) en Rosse vleermuis (Nyctalus noctula) voor. Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd in de Flora- en faunawet. Vleermuizen zijn globaal op te delen in gebouwbewonende soorten zoals Gewone dwergvleermuis (P. pipistrellus) en Laatvlieger (E. serotinus) en boombewonende soorten als Rosse vleermuis (N. noctula) en Watervleermuis (M. daubentonii). Daarnaast bestaan soorten die van beide elementen gebruik maken. Daarbij is ook onderscheid te maken in zomer- en winterverblijfplaatsen van de verschillende soorten. Sommige soorten zoals de Gewone dwergvleermuis verblijven het gehele jaar in gebouwen (spouwmuren, achter gevelbetimmeringen enz). Andere soorten als de Rosse vleermuis verblijven jaarrond in bomen (in holten, spleten en achter loshangende schors). De Watervleermuis overwintert echter weer in bunkers, grotten en kelders en verblijft in de zomerperiode in boomholten. Gebouwbewonende soorten vleermuizen Gebouwbewonende vleermuizen hebben hun verblijfplaats achter gevelbetimmering, in spouwmuren, achter dakbeschot en in schoorstenen. Geen van de te slopen gebouwen bevat spouwmuren. Daarnaast bestaat de dakbedekking van de grote en kleine loods, de twee schuren en de paardenstal uit asbestplaten. De dakbedekking van de varkensschuur bestaat uit dakpannen. Dakbeschot waarachter vleermuizen kunnen wegkruipen is niet aanwezig. Wel bevatten de varkensschuur en de twee schuren daklijsten. Door het gebruik van daklijsten zijn potentiële schuilplaatsen ontstaan. Een nauwkeurige inspectie van alle openingen in de betimmering heeft aangetoond dat geen van de openingen recentelijk is gebruikt door vleermuizen. De aanwezigheid van grote hoeveelheden spinrag geven dit aan. Ook zijn nergens keutels aangetroffen die zouden kunnen wijzen op mogelijke aanwezigheid van vleermuizen. Gecombineerd met de geïsoleerde ligging van het gebied in een open landschap kan gesteld worden dat negatieve effecten op gebouwbewonende soorten vleermuizen met de plannen niet worden verwacht.
SAB
11
Boombewonende soorten vleermuizen Boombewonende soorten worden gevonden in holten en spleten in bomen en achter loshangende schors. In het plangebied zijn een aantal bomen aanwezig. Mogelijk wordt een aantal bomen gerooid. Bij een nauwkeurige inspectie zijn geen rottingsgaten aangetroffen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat er vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen in het plangebied aanwezig zijn. Nader onderzoek naar boombewonende vleermuizen is niet noodzakelijk. Vliegroutes Vleermuizen maken vaak jarenlang gebruik van vaste aanvliegroutes tussen verblijfplaats en foerageergebied, daarom kan het behoud van lijnelementen cruciaal zijn voor de instandhouding van het leefgebied. Binnen het plangebied zijn geen duidelijke lijnvormige elementen te onderscheiden. Negatieve effecten van de beoogde ontwikkelingen op vaste vliegroutes zijn niet te verwachten.
2.3.4
Vogels Alle vogelsoorten zijn beschermd tijdens het broedseizoen. Het betreft dan met name de actieve broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen. Voor de meeste vogels loopt het broedseizoen van half maart tot half juli. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Het plangebied met struweel en bomen is geschikt als broedgelegenheid voor veel vogels. Jaarrond beschermde vogelsoorten In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van enkele vogelsoorten jaarrond beschermd. Dit betekent dat nestlocaties van deze soorten het gehele seizoen beschermd zijn. Hierin worden vier categorieën onderscheiden: 1 Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: Steenuil). 2 Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop (voorbeeld: Roek, Gierzwaluw en Huismus). 3 Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing (voorbeeld: Ooievaar, Kerkuil en Slechtvalk). 4 Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: Boomvalk, Buizerd en Ransuil). Tijdens het verkennende veldbezoek zijn de volgende soorten aangetroffen: Vink (Fringilla coelebs) en Huismus (Passer domesticus). Van de laatstgenoemde soort zijn ca. 40 individuen aangetroffen. De Huismus broedt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ondermeer in de daklijsten van de leegstaande varkensschuur. Tijdens het veldbezoek zijn daar de resten van een aantal nesten en een grote hoeveelheid ontlasting tegen de gevel aangetroffen (zie ook afbeelding 5). Nesten van de Huismus zijn jaarrond beschermd. Met de voorgenomen sloop van de varkensstal zijn er negatieve effecten op de soort te verwachten.
SAB
12
Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen moeten maatregelen getroffen worden. Zo moet aan de nieuwe bebouwing voorafgaand aan de sloop van de schuur geschikt gemaakt worden voor de Huismus. Hierbij kan worden gedacht aan het plaatsen van vogelvides over de volle breedte van het dak. Mocht de varkensschuur voor de realisatie van de nieuwe woning reeds gesloopt worden, dan dient aan twee zijden van het bestaande woonhuis een vijftal huismussenflats opgehangen worden. De sloop van de varkensschuur moet plaats vinden buiten het broedseizoen. Het broedseizoen loopt van eind maart tot en met begin augustus.
Afbeelding 5: Sporen van ontlasting van de Huismus op de gevel van de leegstaande varkensschuur. Links zijn delen van een nest waar te nemen.
Sporen (braakballen, veren, uitwerpselen) en nesten van overige jaarrond beschermde soorten zijn niet aangetroffen in de gebouwen in het plangebied. Ook hebben de bomen geen geschikte holten en horsten. Wanneer de bebouwing buiten het broedseizoen wordt gesloopt en voorafgaand aan de sloop alternatieve verblijfplaatsen voor de Huismus worden gemaakt, zijn negatieve effecten van de plannen op jaarrond beschermde soorten niet te verwachten. 2.3.5
Amfibieën Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) verzamelt verspreidingsgegevens van reptielen, amfibieën en vissen en publiceert deze jaarlijks op het internet (www.ravon.nl). Volgens RAVON komen in de omgeving van het plangebied amfibieën voor zoals Kleine watersalamander (Triturus vulgaris), Gewone pad (Bufo bufo) en Bruine kikker (Rana temporaria). Algemene soorten Algemene soorten, zoals Bruine kikker (R. temporaria) en Gewone pad (B. bufo), die na de metamorfose op het land naar voedsel gaan zoeken, zijn gezien de binnen het plangebied gelegen habitats niet uit te sluiten. Deze soorten kunnen grote afstanden afleggen. Omdat de dieren op het land overwinteren, is het ook mogelijk dat er dieren in de winterperiode binnen het plangebied aanwezig zijn. Voor deze soorten, die onder het eerste lichte beschermingsregime vallen, geldt een algemene vrijstelling voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
SAB
13
Strikt beschermde soorten Strikt beschermde soorten worden op basis van verspreidingsgegevens, de afwezigheid van watergangen en het intensieve gebruik van het plangebied niet verwacht. Negatieve effecten op strikt beschermde soorten als gevolg van de plannen zijn niet te verwachten. 2.3.6
Reptielen Reptielen zijn over het algemeen gebonden aan structuurrijke vegetatie, vaak gelegen in weinig verstoorde biotopen. Soorten als Ringslang (Natrix natrix) en Levendbarende hagedis (Zootoca vivipara) kunnen voorkomen in gebieden met een relatief hoge verstoringsgraad. Volgens RAVON is alleen de Levendbarende hagedis (Z. vivipara) wel eens in de omgeving waargenomen. Op basis van de binnen het plangebied aanwezige habitats (intensief beheerd, verhard karakter en lage waterkwaliteit) is het voorkomen van reptielen niet waarschijnlijk. Negatieve effecten op reptielen zijn niet te verwachten.
2.3.7
Vissen In het plangebied zijn geen permanent watervoerende elementen aanwezig, daarom kan de aanwezigheid van vissen worden uitgesloten.
2.3.8
Insecten (vlinders, libellen, sprinkhanen) en overige soortgroepen Slechts een beperkt aantal van de zeer soortenrijke groep van de insecten is beschermd. De habitateisen van beschermde soorten binnen deze groep zijn vaak zeer locatiespecifiek en gebonden aan zeer bijzondere biotopen. Het plangebied ligt niet binnen een dergelijke biotoop. Overige strikt beschermde soorten als mollusken en weekdieren zijn ook niet te verwachten gezien de aanwezige habitats.
2.4
Conclusie In het plangebied aan de Enterweg in Markelo (gemeente Hof van Twente, provincie Overijssel) wordt in het kader van “Ruimte voor ruimte” een aantal bijgebouwen gesloopt. Daarvoor in de plaats wordt een nieuwe woning gerealiseerd. Deze nieuwe woning komt te staan op de plaats van de oude voormalige kleinveemarktplaats. Voordat deze ingreep wordt uitgevoerd, dienen de gevolgen voor beschermde natuurwaarden en de consequenties in het kader van de geldende natuurwet- en regelgeving in beeld te zijn gebracht.
2.4.1
Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient er getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op beschermde gebieden. Het plangebied te Markelo ligt niet in of nabij de EHS of een gebied dat is aangewezen in het kader van de NB-wet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied “Borkeld” ligt op een afstand van 3.600 meter (hemelsbreed gemeten). Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is aangewezen als
SAB
14
onderdeel van de EHS ligt op een afstand van 1.600 meter (hemelsbreed gemeten). Gezien de afstand van het plangebied tot deze gebieden en de tussenliggende reeds verstorende elementen zijn negatieve effecten op beschermde gebieden niet te verwachten. Gebiedsbescherming is op deze locatie niet aan de orde.
2.4.2
Soortenbescherming In het kader van de Flora- en faunawet dient te worden nagegaan of vaste rust- en verblijfplaatsen door de ingreep worden aangetast (verwijderd, ongeschikt gemaakt). De beoogde ontwikkelingen kunnen biotoopverlies of verstoring (indirect biotoopverlies) tot gevolg hebben. Invloeden die leiden tot een verminderde geschiktheid van het plangebied als bijvoorbeeld foerageergebied zijn niet ontheffingsplichtig, tenzij het een zodanig belang betreft dat bij het wegvallen van deze functie ook de vaste rust- en verblijfplaatsen van soorten niet langer kunnen functioneren. Door de werkzaamheden kunnen alle aanwezige soorten negatieve effecten ondervinden van de ingreep. Voor de meeste soorten is dit tijdelijk van aard. Algemene soorten De meeste van deze soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een algehele vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Dit betekent dat voor deze soorten de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder ontheffing. Strikt beschermde soorten Voor soorten die vermeld staan op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet, geldt dat bij aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. De strikt beschermde Huismus (Passer domesticus) broedt met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid in de te slopen bebouwing (mogelijk nog toevoegen welke bebouwing). Vaste rust- en verblijfplaatsen van overige strikt beschermde soorten worden niet verwacht in het plangebied. Voor de Huismus geldt, bij aantasting van de vaste rust- en verblijfplaatsen, een ontheffingsplicht in het kader van de Flora- en faunawet. Door op voorhand mitigerende maatregelen te treffen, wordt aantasting van de vaste rust- en verblijfplaatsen gemitigeerd waardoor geen ontheffing noodzakelijk is. Hiertoe dienen de volgende maatregelen getroffen te worden: De nieuwbouw moet geschikt gemaakt worden voor de Huismus. Dit kan door het dakbeschot toegankelijk te maken of over de volle breedte van het dak vogelvides te plaatsen. De sloop van de bebouwing dient te allen tijde plaats te vinden buiten de broedperiode van huismussen (eind maart tot begin augustus); Indien de varkensschuur gesloopt wordt voordat de nieuwe woning is gerealiseerd, dient voorafgaand aan de sloop een vijftal zogenoemde mussenflats voor de Huismus opgehangen te worden aan beide zijden van de bestaande woning. De soort is een koloniebroeder,daarom dient de nestkast broedgelegenheid bieden aan meerdere koppels.
SAB
15
Daarnaast kunnen bij (de start van) werkzaamheden in het broedseizoen, broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. De (start van de) werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen of in het broedseizoen als broedende vogels zijn uit te sluiten. De werkzaamheden kunnen doorlopen in het broedseizoen als broedende vogels binnen het plangebied uitgesloten kunnen worden. Tabel 1: Indicatieve periode uit te voeren werkzaamheden. Groen: werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden. Oranje: werkzaamheden mogen uitgevoerd worden mits geen broedgevallen aanwezig zijn.
Jan.
Feb.
Mrt.
April
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sep.
Okt.
Nov.
Broedvogels 2.4.3
Nader onderzoek Uit de quick scan is naar voren gekomen dat alleen de strikt beschermde Huismus (Passer domesticus) gezien de verspreidingsgegevens, aanwezige habitats en soortspecifieke eisen niet op voorhand is uit te sluiten binnen het plangebied. Door voorafgaand aan de ingrepen mitigerende maatregelen te treffen, wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen. In dat geval is nader onderzoek of een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet niet noodzakelijk.
2.4.4
Aanbevelingen Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet is ook een aantal vrijblijvende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied, zoals: voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in muren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst in de spouw of tegen de muur op 2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woningen; als er een zolder of vliering wordt aangelegd, zou deze niet helemaal geïsoleerd kunnen worden. Hierdoor wordt de zolder mogelijk een geschikt verblijf voor vleermuizen; het planten van bomen en struwelen voor vogels en vleermuizen verdient aanbeveling. Het beste zijn, ecologisch gezien, inheemse bes- en bloemdragende struiken en planten.
SAB
16
Dec.
3
Nader veldonderzoek flora en fauna Uit de quick scan is naar voren gekomen dat de strikt beschermde Huismus (Passer domesticus) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk broedt in de varkensschuur binnen het plangebied. Voorafgaand aan de sloop van de varkensschuur wordt de de nieuwe bebouwing toegankelijk gemaakt voor de Huismus d.m.v. het plaatsen van vogelvides. Vervolgens wordt buiten het broedseizoen de bestaande bebouwing gesloopt. Wanneer het bovenstaande stappenplan wordt gevolgd, vindt er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats. Een nader onderzoek of een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.
SAB
17
4
Mitigerende maatregelen / Ontheffingsaanvraag Om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen voor de Huismus moeten mitigerende maatregelen uitgevoerd worden. Deze maatregelen zijn: De nieuwbouw moet geschikt gemaakt worden voor de Huismus. Dit kan door het dakbeschot toegankelijk te maken of over de volle breedte van het dak vogelvides te plaatsen. De sloop van de bebouwing dient te allen tijde plaats te vinden buiten de broedperiode van huismussen (eind maart tot begin augustus); Indien de schuur gesloopt wordt voordat de nieuwe woning is gerealiseerd, dient voorafgaand aan de sloop een vijftal zogenoemde mussenflats voor de Huismus opgehangen te worden aan beide zijden van de bestaande woning. De soort is een koloniebroeder,daarom dient de nestkast broedgelegenheid bieden aan meerdere koppels. Wanneer het bovenstaande stappenplan wordt gevolgd, vindt er geen overtreding van de Flora- en faunawet plaats. Een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 Flora- en faunawet is niet noodzakelijk.
SAB
18
5
Voortoets/ Oriënterende habitattoets Met de plannen zijn geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 te verwachten. Een uitgebreide voortoets is niet noodzakelijk.
SAB
19
Bijlage 1: Literatuurlijst Bode, A.D., Douma, M., Driesen, N.J., Dijkstra, A.J., Gritter, A.G.R., Hegeman, A., Heinen, M.A., Hoekstra, B., Hoeve, R., Snaak, G., van Vliet, J.A., Zoon, C.P.M. 1999. De Zoogdieren van Overijssel. Voorkomen, verspreiding en ecologie van in het wild levende zoogdieren. Waanders Uitgevers, Zwolle. Broekhuizen, S., Hoekstra, B., van Laar, V., Smeenk, C., Thissen, J.B.M. 1992. Atlas van de Nederlandse zoogdieren, uitgeverij KNNV, Utrecht. Limpens, H., Mostert, K., Bongers, W. 1997. Atlas van de Nederlandse vleermuizen, uitgeverij KNNV, Utrecht.
Websites: www.ravon.nl www.vleermuis.net www.vogelbescherming.nl www.rijksoverheid.nl www.waarneming.nl
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Inhoudsopgave
Regels
2
3
Hoofdstuk1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
4 4 8
Hoofdstuk2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Agrarisch met waarden Wonen Waarde - Archeologische verwachting 1
9 9 11 13
Hoofdstuk3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
15 15 16 17 18 19 20
Hoofdstuk4 Artikel 12 Artikel 13
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
21 21 22
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Regels
vastgesteld
3
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 1 Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan: het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13 van de gemeente Hof van Twente;
1.2
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1735.MKxEnterweg13-VS10 met de bijbehorende regels;
1.3
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
aan huis verbonden beroep: een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel, dat in (bijgebouwen bij) de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels: een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.7
archeologische deskundige: de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
1.8
archeologische verwachting: een toegekende hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
4
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
1.9
archeologische waarde: een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.10
archeologisch onderzoek: onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex. artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.11
agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren;
1.12
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13
bestaand: 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning; 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een ander planologische toestemming;
1.14
bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
1.15
bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17
bouwgrens: de grens van een bouwvlak;
1.18
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19
bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;
vastgesteld
5
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
1.20
bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23
gebruik: het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.24
inwoning: twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen en waarbij de woning uiterlijk één bouwvolume bestaat;
1.25
karakteristiek: bebouwing die zich laat herkennen door een vanuit cultuurhistorisch en/of architectonisch oogpunt eigen identiteit en vaak afwijkend is van de rest van de omgeving en vanwege deze kenmerken het behouden waard is;
1.26
landschappelijke waarden: de aan een gebied uit het oogpunt van landschapsschoon toegeschreven waarden;
1.27
omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.28 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening. 1.29
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.30
voorgevel: de gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;
6
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
1.31
voorgevelbouwgrens: het naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens, voorzover niet in de verbeelding aangegeven als gevellijn;
1.32
voorgevelrooilijn: de denkbeeldige lijn die de voorgevels van gebouwen en indien (nog) geen gebouwen aanwezig zijn, de voorgevelbouwgrenzen verbindt;
1.33
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.34
woonoppervlak: zowel de oppervlakte van de woning zelf als de bij de woning begrepen (bij)gebouwen.
vastgesteld
7
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 2
Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4
de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;
2.5
de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: vanaf de zijdelingse grens van een bouwperceel tot enig punt van een gebouw.
8
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Agrarisch met waarden Bestemmingsomschrijving De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud van de aanwezige landschapswaarden zijnde: beeldbepalende landschapselementen, beslotenheid, hoogteverschillen, rustige omstandigheden, natuur en waterhuishouding. Daarnaast zijn ze bestemd voor: a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf; b. hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak; c. de bestaande en legale nevenactiviteiten; d. de bestaande en legale paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan de bestemming Wonen; e. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden; f. water en voorzieningen voor de waterhuishouding; g. de bestaande nutsvoorzieningen; h. het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen binnen het bouwvlak, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
3.2
Bouwregels a. Gebouwen mogen niet worden gebouwd; b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 1 m.
3.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 7 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden: 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden; 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
3.4
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van paardenbakken, mits: a. direct aansluitend aan de gronden met de bestemming Wonen met inachtneming van de volgende maten: 1. minimaal 30 m uit de as van de weg; 2. minimaal 30 m vanaf woningen van derden; b. voor zover de paardenbak direct aansluitend aan gronden met de bestemming Wonen is geprojecteerd, is deze uitsluitend toegestaan voor zover deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de, op aangrenzende gronden gelegen, bestemming Wonen;
vastgesteld
9
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
c. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak maximaal 1.200 m2 mag bedragen; d. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd. 3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 3.5.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamhedenuit te voeren: a. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; b. het aanleggen, verbreden, verharden en verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen; c. het aanbrengen of verwijderen van hoogopgaande beplanting, diepwortelende beplanting, houtopstanden en bebossing en het aanplanten van gronden; d. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden met meer dan 0,3 m; e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen. 3.5.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen. 3.5.3 Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 is nodig voor: a. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; b. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning; c. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak.
10
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 4 4.1
Wonen Bestemmingsomschrijving De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maximaal één woning per bestemmingsvlak, waarbij inwoning is toegestaan, dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal woningen; b. aan huis verbonden beroepen; c. caravanstalling, met dien verstande dat: 1. de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van deze functie maximaal 500 m2 mag bedragen; 2. caravanstalling uitsluitend mag plaatsvinden in bestaande bebouwing; d. bed & breakfast; e. de bestaande en legale paardenbakken; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2
Bouwregels
4.2.1 Woningen voldoen aan de volgende kernmerken: a. gebouwd binnen het bouwvlak; b. goothoogte is maximaal 4 m; c. bouwhoogte is maximaal 10 m; d. inhoud is maximaal 750 m3. 4.2.2 Bijgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken: a. gebouwd binnen het bouwvlak; b. oppervlakte per woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bijgebouwen 1' maximaal 85 m2; c. oppervlakte per woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding bijgebouwen 2' maximaal 360 m2, inclusief de deel bij de woning van 230 m2; d. goothoogte maximaal 3 m; e. bouwhoogte maximaal 6 m. 4.2.3 Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijde, maximaal: a. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m; b. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m; c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m; d. met dien verstande dat lichtmasten niet zijn toegestaan bij paardenbakken. 4.3 4.3.1
Afwijken van de gebruiksregels Paardenbakken Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van paardenbakken, mits: a. de afstand van de paardenbak minimaal: 1. 30 m uit de as van de weg bedraagt;
vastgesteld
11
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
2. 30 m vanaf woningen van derden bedraagt; b. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt; c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd.
12
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 5 5.1
Waarde - Archeologische verwachting 1 Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Archeologische verwachting 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2
Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. 5.3.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien: a. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn; b. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut; c. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld; d. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2. 5.3.3 Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden. 5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; b. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden; c. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld; d. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
vastgesteld
13
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; f. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; g. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies. 5.4.2 Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. 5.4.3 Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien: a. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld; c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn; d. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden: 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; 2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 of een ontgrondingvergunning; e. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. 5.4.4 Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.
14
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 3 Artikel 6
Algemene regels
Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
vastgesteld
15
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 7 7.1
Algemene bouwregels Bestaande maatvoering
7.1.1 In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de regels van dit plan is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan. 7.1.2 In die gevallen dat de bestaande afstand van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. 7.1.3 In die gevallen dat de bestaande dakhelling van gebouwen, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt die dakhelling in afwijking daarvan als minimaal toegestaan. 7.1.4 Het bepaalde in artikel 7.1.1 met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande bijgebouwen. 7.1.5 Het bepaalde in artikel 7.1.1 met betrekking tot de bestaande inhoud is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande woningen. 7.2
Dakhelling gebouwen De dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 18º.
7.3
Situering woningen
7.3.1 De afstand van een woning tot de openbare weg bedraagt minimaal de bestaande afstand. 7.3.2 Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.3.1 voor het toestaan van een kleinere afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. 7.3.3 De afstand van een woning tot een bouwvlak van een agrarisch bedrijf bedraagt minimaal 50 m, dan wel de bestaande kleinere afstand. 7.4
Situering bijgebouwen en paardenbakken Voor het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen woning.
16
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 8 8.1
Algemene gebruiksregels Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan: a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie; d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan; e. een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, plattelandsappartementen, boerderijkamers en trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning en/of zorgvoorzieningen.
vastgesteld
17
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 9 9.1
Algemene afwijkingsregels Algemene afwijkingsregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m; b. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een inhoud van ten hoogste 75 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
18
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 10
Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor: a. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven; 2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad; 3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad; b. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming Verkeer ter weerszijden van de weg met ten hoogste 25 m mag worden verbreed.
vastgesteld
19
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 11
Algemene procedureregels Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat: a. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden; b. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd; c. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt; d. met betrekking tot geurhinder een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd; e. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad; f. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
20
vastgesteld
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Hoofdstuk 4 Artikel 12 12.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 12.1.2 Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 12.2
Overgangsrecht gebruik
12.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 12.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 12.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 12.2.4 Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
vastgesteld
21
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
Artikel 13
Slotregel Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13'. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2012.
22
De griffier,
De voorzitter,
………………
………………
vastgesteld
LEGENDA PLANGEBIED
AW
plangebied
BESTEMMINGEN Agrarisch met waarden
AW Wonen
W
W
1
Waarde - Archeologische verwachting 1
WR-AV1 [sba-bg2] AANDUIDINGEN bouwvlak
specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 1 [sba-bg1] [sba-bg1]
specifieke bouwaanduiding - bijgebouwen 2 [sba-bg2] maximum aantal wooneenheden 1
1
VERKLARING
AW 35
gbkn- en kadastrale gegevens
37
SAB Postbus 479, 6800 AL Arnhem T 026 357 69 11 I www.sab.nl
WR-AV1
bestemmingsplan
Buitengebied Hof van Twente, herziening Enterweg 13
schaal : formaat : projectnummer : bladnummer : aantal bladen : Identificatiecode :
datum : 1 : 1000 datum ondergrond : A3 voorontwerp : 110784 ontwerp : 1 vaststelling : 1 NL.IMRO.1735.MKxEnterweg13-VS10
gemeente
HOF VAN TWENTE
18-12-2012 27-06-2012 18-12-2012