‘Meedoen in Hof van Twente’
Beleidsplan Wmo 2008-2011 Hof van Twente, januari 2008
Voorwoord Voor u ligt het beleidsplan Maatschappelijke ondersteuning 2008-2011 “Meedoen in Hof van Twente”. Sinds 1 januari 2007 is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het uitgangspunt van deze wet is meedoen. Meedoen aan de samenleving door iedereen: jong en oud, gehandicapt en niet-gehandicapt, mét en zonder problemen, met en zonder ondersteuning. “Meedoen in Hof van Twente” is een paraplu voor veel, al bestaande, beleidsthema’s die het sociaal beleid van de gemeente bepalen. Nieuw is dat de thema’s zijn samengebracht in één beleidsplan, zodat er meer afstemming en samenwerking mogelijk is. Dit plan is tot stand gekomen met de inbreng van de Wmo-raad in oprichting, burgers en (vrijwilligers)organisaties. Tijdens een opiniërende raadsvergadering, een Wmowerkconferentie en Wmo-avondbijeenkomsten is het conceptbeleidsplan Wmo besproken en zijn alle reacties verzameld en verwerkt in een reactienota. Op dezelfde gezamenlijke wijze, zal de gemeente de komende tijd, samen met haar inwoners, organisaties en instellingen zorgen voor een verdere invulling en een goede uitvoering van de Wmo.
Wethouders Wmo Drs. H.R.M. Knuiman J.W. Titshof-Leushuis
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Inhoudsopgave Voorwoord Inleiding........................................................................................................................... 2 1.
2.
3.
4.
5.
Doel, uitgangspunten en participatie.................................................................. 3 1.1
Doel Wmo........................................................................................................................... 3
1.2
Uitgangspunten Wet Maatschappelijke Ondersteuning ..................................................... 3
1.3
Regierol gemeente.............................................................................................................. 4
1.4
Participatie binnen de Wmo............................................................................................... 4
Achtergronden, trends en ontwikkelingen............................................................. 7 2.1
Inleiding ............................................................................................................................. 7
2.2
Maatschappelijke trends en ontwikkelingen....................................................................... 7
Visie gemeente Hof van Twente.............................................................................11 3.1
Beleidsuitgangspunten ..................................................................................................... 11
3.2
Randvoorwaarden ............................................................................................................ 12
3.3
Spanningsveld .................................................................................................................. 13
3.4
Relatie Wmo met andere beleidsterreinen........................................................................ 13
Maatschappelijke ondersteuning in de praktijk....................................................16 4.1
Informatie, advies en cliëntondersteuning ....................................................................... 16
4.2
Leefbaarheid .................................................................................................................... 19
4.3
Opgroeiende jeugd ........................................................................................................... 21
4.4
Mantelzorgers en vrijwilligers ......................................................................................... 26
4.5
Deelname aan de samenleving door kwetsbare groepen ................................................. 29
Samenvatting acties 2008-2011 .............................................................................36 Bijlage 1
Financiën.................................................................................................................. 38
Bijlage 2
De negen prestatievelden ......................................................................................... 40
Bijlage 3
Begripsbepalingen.................................................................................................... 43
Bijlage 4
Afkortingenlijst ......................................................................................................... 45
Bijlage 5
Tabellen bevolkingsprognoses ................................................................................. 46
1
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Inleiding “‘Meedoen’ is het devies van de Wmo. Meedoen over de volle breedte van de Nederlandse bevolking: jong en oud, ongeacht iemands maatschappelijke of economische positie, ongeacht beperkingen.”1 De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vervangt de Welzijnswet, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV). Door de bundeling van verschillende wetten is voor de gemeente een aantal nieuwe taken ontstaan. Tot deze nieuwe taken van de gemeente behoren onder andere: informatie en advies, hulp bij het huishouden, ondersteuning van mantelzorgers en de zorg voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ). Aan de Wmo ligt een aantal maatschappelijke ontwikkelingen ten grondslag waarmee de samenleving geconfronteerd wordt. Onder andere demografische, sociaal-culturele en sociaal-economische ontwikkelingen als vergrijzing en individualisering. De Wmo verplicht gemeenten een beleidsplan te maken. Dit plan bevat de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren beleid op maatschappelijke ondersteuning en geldt voor maximaal vier jaar. De Wmo is een participatiewet. Kenmerkend voor de Wmo is dat de gemeente verantwoording aflegt aan haar inwoners en de gemeenteraad. Hierbij heeft het Rijk randvoorwaarden gegeven waarbinnen de gemeente het beleid mag inrichten. Binnen deze kaders is het vervolgens aan de gemeente om de ondersteuning optimaal af te stemmen op de behoefte van de burgers. Dit gebeurt in samenwerking met burgers, organisaties en instellingen binnen de gemeente. De belanghebbenden zijn nadrukkelijk betrokken bij de voorbereiding van dit beleidsplan. Jaarlijks legt de gemeente verantwoording af aan de gemeenteraad, de burgers en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) over de bereikte resultaten op de negen prestatievelden van de Wmo2. Op de participatie binnen de Wmo wordt verder ingegaan in hoofdstuk 1. Het Wmo-beleid is breed. Het bestaat bijvoorbeeld uit algemeen beleid ter bevordering van leefbaarheid en hele specifieke acties op het gebied van maatschappelijke opvang en openbare geestelijke gezondheidszorg. De gemeente Hof van Twente heeft met dit beleidsplan niet alle aspecten van het sociaal beleid uitputtend willen beschrijven en van beleidsplannen willen voorzien. Veel onderdelen zijn op andere plekken al uitgewerkt of worden dat binnenkort. Dit beleidsplan is voornamelijk opgesteld vanuit het oogpunt van afstemming en om een zo compleet mogelijk beeld van maatschappelijke ondersteuning te geven. Het beleidsplan “Meedoen in Hof van Twente” biedt een richtinggevend kader voor de komende vier jaar op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. In dit plan is zowel de algemene visie als een uitwerking per thema op hoofdlijnen weergegeven. De samenvatting van alle acties van 2008-2011 is weergegeven in hoofdstuk 5.
1 2
Doel Wmo door ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en sport Zie bijlage 2 voor een nadere omschrijving van de negen prestatievelden.
2
Beleidsplan Wmo
1.
januari 2008
Doel, uitgangspunten en participatie
1.1 Doel Wmo Het doel van de Wmo is: meedoen. Meedoen door iedereen: jong en oud, gehandicapt en niet-gehandicapt, autochtoon en allochtoon, mét en zonder problemen. Eigen verantwoordelijkheid, zelfredzaamheid, samenhang en samenwerking, maatschappelijke participatie, ondersteuning, compensatieplicht en een activerende omgeving zijn kernbegrippen in de Wmo. 1.2 Uitgangspunten Wet Maatschappelijke Ondersteuning De gemeente heeft door de Wmo een grotere taak in de maatschappelijke ondersteuning gekregen. De maatschappelijke ondersteuning, die eerder was geregeld in de Wet voorzieningen gehandicapten, delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en in de Welzijnswet, zijn samengebracht in de Wmo. De gedachte hierachter is dat maatschappelijke ondersteuning beter op plaatselijk niveau en integraal (in één wet) kan worden georganiseerd. Op lokaal niveau kan er een beter antwoord worden gegeven op de toegenomen zorgvraag. De zorgvraag is toegenomen als gevolg van de vergrijzing en extramuralisering3. Alle tot nu toe niet geoormerkte gelden van de Welzijnswet en de Wet Voorzieningen gehandicapten gaan op in de Wmo. Rechtsgelijkheid wordt lokale rechtsgelijkheid: iedereen die zorg nodig heeft in de gemeente, heeft onder gelijke omstandigheden dezelfde rechten. Het algemene uitgangspunt is: ‘eigen verantwoordelijkheid van de burger’ en ‘meedoen’. Dit komt tot uitdrukking in de volgende vier punten: 1. Iedereen is zelf verantwoordelijk voor de regie over zijn of haar leven, in overleg met en met steun van het eigen sociale netwerk. 2. Burgers zijn niet alleen verantwoordelijk voor zichzelf, maar ook voor elkaar. Ze worden geacht elkaar waar nodig te helpen. Daarbij wordt gedacht aan burenhulp en vrijwilligerswerk, maar ook aan het sociale gezicht van bedrijven en aan allerlei vormen waarin mensen zich organiseren om samen aan bepaalde doelen te werken, zoals verenigingen, werkgroepen en buurtcomités. De gemeente stimuleert en faciliteert dit waar nodig. 3. Algemene lokale voorzieningen: de gemeente moet voorzien in collectieve ondersteuning van participatie waar alle burgers gebruik van kunnen maken, inclusief de kwetsbare inwoners. Meestal gaat dit via subsidiëring van welzijnsinstellingen. 4. Specifieke voorzieningen: de gemeente voorziet in een persoonsgericht ondersteuningsaanbod voor kwetsbare inwoners. Dit moet gericht zijn op die knelpunten waarvoor ze, ondanks de steun van de burgermaatschappij en/of algemene voorzieningen, onvoldoende oplossingen kunnen vinden. Hierbij kan worden gedacht aan informatie en advies, regieondersteuning, huishoudelijke verzorging, dagbesteding etc. Hierachter schuilen de volgende aannames. Er zullen minder individuele en specifieke voorzieningen nodig zijn, wanneer: - Een goed integraal beleid wordt gevoerd, zoals: rolstoeltoegankelijk openbaar vervoer, toegankelijke openbare ruimte, voldoende aanpasbare woningen; - De samenleving als geheel de verantwoordelijkheid neemt om zelfredzaamheid en participatie te bevorderen van (potentieel) kwetsbare mensen; 3
Zie bijlage 3 voor begripsbepalingen
3
Beleidsplan Wmo
-
januari 2008
Ieder individu deze verantwoordelijkheid ook neemt.
Hoe gemeente Hof van Twente deze uitgangspunten heeft vertaald naar een eigen visie en beleidsuitgangspunten is te lezen in hoofdstuk 3. 1.3 Regierol gemeente De Wmo geeft aan dat gemeenten het verlenen van maatschappelijke ondersteuning zoveel mogelijk door derden moet laten doen. Dus niet zelf doen, maar als gemeente regie voeren op basis van subsidies, prestatiecontracten en/of inkoop van diensten en samenwerkingsovereenkomsten. De regierol van de gemeente houdt in dat de gemeente de samenwerking en afstemming tussen instellingen en organisaties stimuleert en bevordert, het proces stuurt en de afstemming en voortgang van gemaakte afspraken bewaakt. In het kader van de regierol zal de gemeente, bijvoorbeeld, ten minste één keer per jaar verschillende organisaties op het gebied van wonen, welzijn en zorg bij elkaar roepen om Wmo-activiteiten af te stemmen en nieuwe vormen van samenwerken te bevorderen. Een ander voorbeeld is dat met gesubsidieerde instellingen prestatieafspraken worden gemaakt. Door in de afspraken op te nemen wat de gemeente verwacht kan geëvalueerd worden of de gemaakte afspraken nagekomen worden. 1.4 Participatie binnen de Wmo Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning zijn twee eisen aan de gemeenten gesteld, namelijk participatie en verantwoording. Dit betekent dat de gemeente haar burgers en gebruikersorganisaties moet betrekken bij het opstellen en uitvoeren van het beleid. In deze paragraaf wordt de participatie binnen de Wmo in de gemeente Hof van Twente nader toegelicht. Participatie betekent dat gebruikers (ook wel cliënten), gebruikersorganisaties en burgers worden betrokken bij het opstellen, de uitvoering en verantwoording van het beleid. Naast de ‘vragers’ zijn er ook de ‘aanbieders’ van maatschappelijke ondersteuning. Na het voltooien van het conceptbeleidsplan in juni 2007 is in de gemeente Hof van Twente op verschillende manieren vormgegeven aan participatie en is ruimte gecreëerd voor reacties. In juli 2007 is het conceptbeleidsplan Wmo toegestuurd aan de vijfhonderd belangrijkste belanghebbenden. De inwoners van de gemeente Hof van Twente zijn via het Hofweekblad en internet geïnformeerd. Via die weg konden zij het conceptbeleidsplan opvragen of ophalen bij de publieksbalie. De Wmo-raad in oprichting is gevraagd te reageren op het conceptbeleidsplan. Tevens heeft de gemeenteraad het conceptbeleidsplan Wmo begin juli 2007 toegestuurd gekregen. In de opiniërende raad op 7 september 2007 hebben de gemeenteraadsleden hierop hun reactie kunnen geven. In de maanden juli, augustus en september 2007 zijn verschillende participatievormen ingezet rondom het conceptbeleidsplan. In september en oktober 2007 is een aantal Wmo-avonden georganiseerd voor inwoners, waarin onder andere het concept beleidsplan is besproken. In oktober en november 2007 zijn alle reacties en adviezen over het concept beleidsplan, verwerkt in een reactienota. Deze reactienota is vervolgens verwerkt in het definitieve beleidsplan. Om meer zicht te krijgen op de situatie van een aantal doelgroepen, zijn er gesprekken geweest met mantelzorgers, asielzoekers en allochtone vrouwen. Deze ervaringen hebben nog eens benadrukt hoe belangrijk het thema informatie, advies en cliëntondersteuning is.
4
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Burger- en cliëntenparticipatie Bij participatie binnen de Wmo worden de begrippen burger- en cliëntenparticipatie wel eens door elkaar gebruikt. Een toelichting: Onder burgerparticipatie verstaat de gemeente Hof van Twente: - dat alle inwoners (inclusief gebruikers van individuele voorzieningen) van de gemeente de gelegenheid wordt geboden om mee te doen en bij te dragen aan de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van het Wmo beleid van de gemeente. De (mede)zeggenschap van alle burgers richt zich op de beleidskeuzes die de gemeente maakt en de verordeningen waarin dat wordt vastgelegd. Onder cliëntenparticipatie verstaat de gemeente Hof van Twente: - dat de daadwerkelijke gebruikers/cliënten van een voorziening (mede)zeggenschap hebben over de kwaliteit en kwantiteit van het gebodene; - dat zij gevraagd en ongevraagd kunnen adviseren over de uitvoering van het beleid door de aanbieder van de voorziening. Formele participatie wordt in de gemeente Hof van Twente geregeld via de Wmo-raad. Burgerparticipatie krijgt vorm in het thema leefbaarheid in hoofdstuk 4, bij gebiedsgericht werken en in een terugkerend leefbaarheidsonderzoek. Ook zullen er nieuwe vormen van burgerparticipatie worden gebruikt. Het hieronder omschreven driehoeksmodel zal de basis van de cliëntenparticipatie Wmo vormen. De verdere uitwerking van de cliëntenparticipatie, zoals bijvoorbeeld de taken, bevoegdheden, ondersteuning en bemensing van de Wmo-raad, wordt begin 2008 in samenspraak met gebruikers(organisaties) en de Wmo-raad in oprichting verder uitgewerkt. De nieuw samengestelde Wmo-raad zal door het college van B&W worden geïnstalleerd. De definitieve opzet van de Wmo-raad wordt vastgelegd in een verordening. Totdat de verordening gereed is en de leden van de Wmo-raad zijn geïnstalleerd, zal een tijdelijke raad functioneren. Driehoeksmodel voor cliëntenparticipatie Wmo De essentie van het driehoeksmodel is een driehoek van Wmo-raad, raadpleging van klanten en directe gebruikers en breed overleg met allerlei organisaties. Het model zorgt voor een balans tussen formele en informele participatie, tussen gebruikers en belangenbehartigers en de Wmo-raad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college van B&W. De gemeenteraad wordt op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen en stelt de algemene kaders vast. W mo raad
Raadpleging gebruikers
Breed overleg organisaties
Wmo-raad De Wmo-raad is samengesteld uit de vertegenwoordiging van maximaal twee personen uit negen verschillende clusters4. In de clusters zijn onder andere ouderen, 4
In de clusters zitten mensen die vanuit hun eigen achterban mee willen denken. Daarmee voeden en ondersteunen zij de persoon die namens hun cluster zitting heeft in de Wmo raad.
5
Beleidsplan Wmo
januari 2008
gehandicapten, mantelzorgers, cliënten GGZ5, vrijwilligers, chronisch zieken en jongeren vertegenwoordigd door leden van cliëntenorganisaties en betrokken burgers. De Wmoraad heeft een onafhankelijke voorzitter. Alle leden hebben een zittingstermijn van twee jaar met een mogelijke verlenging van twee jaar. Breed Overleg De Wmo-raad roept het Breed Overleg twee maal per jaar bij elkaar als kritisch klankbord. Het breed overleg bestaat uit cliëntenorganisaties die te maken hebben met de Wmo. Raadpleging gebruikers De Wmo-raad raadpleegt de gebruikers voor het geven van een concreet advies aan de gemeente. Als gebruikersraadpleging geldt ook het wettelijk verplichte en jaarlijks door de gemeente georganiseerde klanttevredenheidsonderzoek. De gemeente is voor dit onderzoek verantwoordelijk, maar de Wmo raad wordt betrokken bij de opzet, uitvoering en evaluatie. De leden van deze Wmo-raad worden op basis van een profielschets voorgedragen door de verschillende clusters van gebruikers/belanghebbenden. Door clusters als basis voor de Wmo raad te gebruiken, ontstaat een Wmo raad die rechtstreeks communiceert met het gemeentebestuur en met de clusters die aangesloten zijn. Rol gemeente binnen participatie Wmo Bij de voorbereidingen om te komen tot structurele participatie is de gemeente vooral faciliterend. Bij de definitieve structuur als hierboven beschreven, krijgt de gemeente gevraagd en ongevraagd advies van de Wmo-raad. Verder zal de gemeente financieel en facilitair de Wmo-raad ondersteunen. Dit wordt verder uitgewerkt in de schets van de Wmo-raad en afgestemd tussen de gemeente en de Wmo-raad.
5
Zie bijlage 4 voor de afkortingenlijst.
6
Beleidsplan Wmo
2.
januari 2008
Achtergronden, trends en ontwikkelingen
In dit hoofdstuk zijn de achtergronden van de Wmo samengevat die de landelijke overheid heeft geformuleerd bij de vorming van de wet per 1 januari 2007. Hoe gemeente Hof van Twente deze uitgangspunten heeft vertaald naar een eigen visie is te lezen in hoofdstuk 3. Verderop in dit hoofdstuk zijn de maatschappelijke trends en ontwikkelingen weergegeven aan de hand van regionaal en gemeentelijk onderzoek. 2.1 Inleiding De Wet maatschappelijke ondersteuning is ingevoerd als sluitstuk van de modernisering van de AWBZ. In het kader hiervan is van rijkswege steeds meer aangestuurd op vermaatschappelijking van de zorg. Mensen willen zo lang mogelijk zelfstandig thuis blijven wonen, verzorgings- en verpleeghuizen worden vervangen door meer kleinschalige woonvoorzieningen met daaromheen een woonzorgzone, woningen voor mensen met een beperking (senioren en gehandicapten). Hiervoor zijn per 1 januari 2007 de huidige Welzijnswet en de Wet voorzieningen gehandicapten ingetrokken en onderdeel gemaakt van de Wmo. Het gaat hier dus niet alleen over wonen en zorg, maar ook over de overige welzijnsvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld jeugd, opvang, sport en cultuur. De AWBZ is hiermee versmald tot een voorziening voor de onverzekerbare zware zorg (persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding, verpleging), terwijl de lichtere vormen van zorg zijn ondergebracht in de Wmo. 2.2 Maatschappelijke trends en ontwikkelingen Eén van de onzekerheden op dit moment is wat de consequenties van de Wmo zullen zijn in de toekomst in termen van de verschillende doelgroepen. In dit hoofdstuk wordt ingehaakt op bestaand onderzoek dat onder andere verricht is door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), I&O Research B.V. en het SGBO (het onderzoeks- en adviesbureau van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Vragen die beantwoord worden zijn: wat is volgens de literatuur de aard en de omvang van de Wmodoelgroepen? En hoe ontwikkelt de omvang van deze doelgroepen zich in de toekomst? Kwetsbare inwoners Volgens onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau zijn er in Nederland bijna vijf miljoen mensen met een, volgens de normen van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), ‘objectieve behoefte aan hulp door anderen’. De Wmo regelt de lichtere vormen van hulp en ondersteuning. Naar schatting heeft 10% van de Nederlandse bevolking een min of meer structurele ondersteuningsbehoefte vanuit de Wmo en heeft 5% die incidenteel of kortdurend nodig. Een deel van de inwoners zal, hoewel hulpbehoevend, geen aanspraak maken op Wmovoorzieningen. De totale groep ‘kwetsbare inwoners’ is dus groter. Deze ‘kwetsbare inwoners’ kunnen worden ingedeeld in mensen met lichamelijke beperkingen, chronische psychische problemen, verstandelijke beperkingen, psychosociale of materiële problemen, lichte opvoed- en opgroeiproblemen, mensen die betrokken zijn bij huiselijk geweld en personen met een meervoudige problematiek. In onderstaand schema worden schattingen gegeven van het landelijk aantal kwetsbare personen. Hierbij is geen rekening gehouden met overlap tussen doelgroepen. In werkelijkheid is er logischerwijs wel overlap. Daarom kan niet worden geconcludeerd dat de genoemde cijfers het exact aantal kwetsbare personen weergeven. Voor de gemeente Hof van Twente geldt overigens dat het percentage 65 plussers aanzienlijk hoger is dan
7
Beleidsplan Wmo
januari 2008
het landelijk gemiddelde. Omgerekend betekent dit dat het aantal kwetsbare personen in Hof van Twente ruim 7500 personen bedraagt, waarvan een derde ouder is dan 65 jaar. Aantal personen Lichamelijke beperkingen 1.500.000 Chronisch psychische problemen 120.000 Verstandelijk gehandicapten 112.000 Psychosociale of materiële 500.000 problemen Lichte opvoed of opgroeiproblemen 525.000 Betrokken bij huiselijk geweld 500.000 Meervoudige problematiek 100.000 Totaal aantal kwetsbare personen 3.357.000 Totaal aantal inwoners 16.300.000 Landelijke cijfers kwetsbare personen
% van totale bevolking 9,2 % 0,7 % 0,7 % 3,1 %
Aantal 65- % van de 65 plussers plussers 33,2 % 730.000 4,5 % 100.000 0,2 % 3.700 2,3 % 50.000
3,2 % 3,1 % 0,6 % 20,6 % 100 %
883.700 2.200.000
40,2 % 100 %
Bevolkingsprognoses in de Regio Twente Regio Twente heeft een onderzoek6 laten verrichten naar de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling van Twente tot 2030. De Twentse bevolkingsomvang groeit met iets meer dan 1 procent van 617.700 inwoners in 2006 tot ongeveer 625.000 inwoners in 2030. Op basis van de huidige inzichten treedt er vanaf 2020 stagnatie op. Omstreeks 2030 vindt een omslag plaats naar een lichte krimp van de Twentse bevolking. Indien de komende jaren ongeveer even veel mensen zich in Twente vestigen als er vertrekken, zal de Twentse bevolking eerder, sneller en sterker dalen (tot ongeveer 610.000 inwoners in 2030). Bevolkingsprognose in Hof van Twente Om de bevolkingsontwikkelingen in de toekomst te beschrijven gebruikt men prognoses. In dit beleidsplan zijn verschillende prognoses gebruikt7. De prognoses zijn afkomstig van het project Demographic Change (Regio Twente 2007) en uit het woningmarktonderzoek van de gemeente Hof van Twente, dat in 2005 is gehouden. Op de volgende pagina komt een aantal prognoses aan de orde over bevolkingsaantallen, de huishoudengrootte (aantal personen per huishouden) en de belangrijkste demografische ontwikkelingen, namelijk vergrijzing en ontgroening. Deze prognoses zijn tot stand gekomen door het gebruik van rekenmodellen. De uitkomsten zijn het gevolg van een trend op langere termijn en moeten ook zo beschouwd worden, niet als harde voorspellingen. De prognoses voor de inwoneraantallen voor de gemeente Hof van Twente laten uiteenlopende cijfers zien. De gemeentelijke prognoses laten een groei zien van de bevolking, terwijl het project Demographic Change van de regio Twente een krimp voorspelt. Volgens het project Demographic Change vindt het omslagpunt naar krimp in Hof van Twente plaats tussen 2010 en 2015 en in de regio Twente rond 2025. Vanwege de relatief jonge bevolking in de steden in de regio en de relatief grijze bevolking in de gemeente Hof van Twente, wijken deze jaartallen uiteen en vindt de krimp eerder in de gemeente Hof van Twente plaats.
6 7
Bevolkingsprognoses in Twente. Inventarisatie in het kader van project ' Demographic change - fase 1. I&O Research BV, Enschede december 2006 Zie bijlage 5 voor een overzicht van de prognoses in tabellen.
8
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Huishoudens Naast het bevolkingsaantal is ook de ontwikkeling van het aantal huishoudens van belang. Door de trend van huishoudenverdunning groeit op dit moment het aantal huishoudens harder dan het bevolkingsaantal. Het aantal huishoudens stijgt de komende jaren in de gemeente en nog sterker in de regio. De trend van huishoudenverdunning zal door de maatschappelijke ontwikkelingen voorlopig nog doorgaan. Daarna lopen de prognoses uiteen. Door de stijging zal de vraag naar woningen voorlopig niet verlagen. Vergrijzing en ontgroening De belangrijkste demografische veranderingen in de gemeente Hof van Twente zijn vergrijzing en ontgroening. De doelgroepen senioren en starters zijn belangrijk. De vergrijzing in de gemeente is minder sterk dan in de regio. Dit komt omdat er in de gemeente relatief gezien op dit moment al meer senioren wonen. De prognoses laten zien dat het aantal 65 plussers in 2015 gegroeid zal zijn met circa 900 tot 1.500 mensen. Het aantal jongeren daalt. Ook hier is het verschil tussen de regionale en gemeentelijke ontwikkelingen groot, de ontgroening is sterker in de gemeente. Helaas gebruiken de prognoses verschillende leeftijdscategorieën, waardoor vergelijking bemoeilijkt is. Maar de trend van ontgroening lijkt sterker bij de prognoses van Demographic Change. Relevante trends en ontwikkelingen De omvang van de groep kwetsbare inwoners in Nederland verandert en ontwikkelt zich voortdurend. Een aantal trends en ontwikkelingen hangt hiermee samen. Het fenomeen extramuralisering Extramuralisering wil zeggen dat er een verschuiving plaatsvindt van intramurale opvang naar zorg dicht bij huis. Mensen hebben de behoefte om zo lang mogelijk zelfstandig te leven. Vanuit de overheid wordt zelfstandig wonen, onder meer met de komst van de Wmo en de vernieuwing van de AWBZ, gestimuleerd. Doordat mensen langer zelfstandig blijven wonen, neemt het aantal mensen met een beperking in de samenleving (dus niet in een zorginstelling) toe. Hiermee neemt de vraag naar ondersteuning vanuit de Wmo toe. Deze zorg wordt dan namelijk niet meer vanuit de intramurale zorginstelling geleverd. Het hogere opleidingsniveau Het gemiddelde opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking neemt toe. In het algemeen gaat dit gepaard met een stijging van het inkomensniveau en de welvaart. Een hoger opleidingsniveau dempt de vraag naar (door de overheid gefinancierde) voorzieningen, omdat het hogere welvaartsniveau meer mensen in staat stelt zelf in hun zorgbehoeften te voorzien. Aan de andere kant zou met het toenemen van het opleidingsniveau het niet-gebruik van voorzieningen (vaak veroorzaakt door gebrekkige kennis en door onvermogen om zelf de benodigde informatie te vinden) moeten dalen. Daardoor is de invloed van een beter opgeleide bevolking op het gebruik van Wmovoorzieningen en het aantal kwetsbare burgers niet eenduidig. Daarnaast zijn er ontwikkelingen te benoemen die (nog) niet met cijfers onderbouwd (kunnen) worden maar die wel de aanspraak op maatschappelijke ondersteuning beïnvloeden. Het betreft maatschappelijke trends van vermaatschappelijking van de zorg (mensen komen minder snel in aanmerking voor opname in een verzorgingstehuis, maar ontvangen zorg aan huis), individualisering, afname vrijwilligers, toenemende druk op mantelzorg, combinatie arbeid-zorg-gezinstaken, keuzevrijheid en/of een terugtredende overheid.
9
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Conclusies Uit de hierboven geschetste trends en ontwikkelingen kan geconcludeerd worden dat er een toename van het gebruik van Wmo-voorzieningen te verwachten is. 1. Door de vergrijzing neemt het aantal mensen met lichamelijke problemen toe. Daarmee neemt ook de potentiële vraag naar zorg toe. Het beroep op Wmovoorzieningen zal dan eveneens toenemen. 2. Doordat de gemiddelde woningbezetting afneemt en het aantal oudere huishoudens stijgt, ontstaat er meer behoefte aan ondersteuning door derden. Ook hiervoor zal men een groter beroep doen op de Wmo. 3. Doordat mensen met een beperking zelfstandig (blijven) wonen, zullen zij vaker en langer van Wmo-voorzieningen gebruik maken. 4. De invloed van een beter opgeleide bevolking is niet eenduidig wat betreft het gebruik maken van Wmo-voorzieningen.
10
Beleidsplan Wmo
3.
januari 2008
Visie gemeente Hof van Twente
De visie van de gemeente Hof van Twente dient als uitgangspunt voor het te schrijven beleid van maatschappelijke ondersteuning voor alle inwoners van de gemeente. Onderdeel daarvan is een solide stelsel van ondersteuning van zorgbehoevenden, zodat zij zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen, leven en participeren in de samenleving. De visie van de gemeente Hof van Twente bij het Wmo-beleid is: “Een lokale samenleving waarin iedereen mee moet kunnen doen”. 3.1 Beleidsuitgangspunten De volgende beleidsuitgangspunten worden in volgorde van prioriteit gehanteerd: 1. Het beleid is er voor alle inwoners De gemeente Hof van Twente hecht sterk aan participatie. Enerzijds bevordert dit vraagsturing, anderzijds zijn burgers dan ook op een bepaalde manier georganiseerd om de gemeente achteraf te bevragen op geleverde prestaties. Dit is dan ook de reden dat de inwoners vanaf het begin van de beleidsvorming betrokken worden bij de Wmo. Om participatie van burgers ook in de toekomst te waarborgen is door de gemeente, in samenwerking met de Wmo-raad in oprichting, een participatiemodel uitgewerkt. De Wmo raakt een ieder. Om de kwetsbaren te ondersteunen wordt ook de betrokkenheid en inzet van alle burgers verwacht. Zonder betrokkenheid van grote groepen burgers mislukt de maatschappelijke ondersteuning van kwetsbare groepen en mensen. De (lokale) overheid kan veel voorwaarden scheppen om de deelname aan de maatschappij mogelijk te maken, maar de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties en particulieren is daarbij eveneens onmisbaar. Ook de zelfstandige ondernemer dient ervan overtuigd te zijn dat zijn winkel toegankelijk moet zijn voor mensen met een beperking. Onachtzame burgers die hun auto verkeerd parkeren kunnen een negatieve invloed hebben op het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking. Het is dus een mentaliteitskwestie onder álle burgers. 2. Preventie waar mogelijk Het doel van de Wmo is dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving, waarmee maatschappelijke uitval (zware zorgbehoevendheid, dakloosheid en verslaving) wordt voorkomen. Preventie richt zich op beïnvloeding van factoren die kunnen leiden tot maatschappelijke uitval. Dit houdt onder andere in: -
Algemeen beleid voeren op oorzakelijke factoren (door bijvoorbeeld voorlichting, sociale voorzieningen en het vergroten van de sociale samenhang). Daardoor wordt de kans op uitval verkleind; Tijdig signaleren van risicogroepen en beginnende problematiek en het voeren van risicogericht beleid (begeleiding, ondersteuning, (jeugd)procesmanagers); Het zodanig begeleiden van personen met problemen dat verergering wordt tegengegaan en reïntegratie als zelfstandig deelnemer van de samenleving wordt gerealiseerd.
Onder preventie wordt ook verstaan het realiseren van aanpasbare en levensloopbestendige woningen waardoor kostbare woningaanpassingen in een later stadium voorkomen kunnen worden.
11
Beleidsplan Wmo
januari 2008
3. Integraal beleid De gemeente streeft een integraal beleid na dat is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van fysieke, sociale, geestelijke en financiële beperkingen voor mensen met een ziekte, handicap of zorgbehoefte. Dus in het algemeen beleid wordt rekening gehouden met alle verschillende doelgroepen. Dit integraal denken heeft de Wmo gemeen met het beleid op het gebied van Wonen, welzijn en zorg en de Woonvisie. Samenwerking en ontschotting tussen instellingen én intern bij de gemeente is van groot belang om de Wmo goed te kunnen uitvoeren. 4. Keuzevrijheid en Vraagsturing De gemeente neemt de keuzevrijheid voor de zorgbehoevende burger zoveel mogelijk als uitgangspunt. Bij de ondersteuning wil de gemeente de zorgbehoevende burger, waar mogelijk, zelf laten kiezen voor de vorm van de ondersteuning. Vraagsturing betekent dat de vraag centraal staat, waarbij gezocht wordt naar een passend antwoord, ook wel maatwerk genoemd. Bij vraagsturing hoort ook dat de bestuurlijke afweging gemaakt moet worden aan welke vraag de gemeente wil voldoen en aan welke niet. Helder beleid is daarom nodig. 5. Eigen verantwoordelijkheid van de burger Mensen zijn over het algemeen mondige burgers en consumenten. Er is een balans nodig tussen de eigen verantwoordelijkheid en de ondersteuning die de lokale overheid kan bieden. Het is de vraag of de groep met een grote mate van sociale uitsluiting, gepaard gaande met een slechte psychische gezondheid en vaak ook met een gering sociaal netwerk, voldoende daadkracht én mogelijkheden heeft om deze hulp zelf te organiseren. De eigen verantwoordelijkheid van de burger werkt alleen als mensen zelf in staat zijn ondersteuning te vinden en te regelen, als mensen zelf deze verantwoordelijkheid aankunnen. Het is een uitdaging om bij de verdere uitwerking van de Wmo rekening te houden met de groep die onvoldoende in staat is om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Wie sociaal uitgesloten is kan moeilijker eigen verantwoordelijkheid nemen en dragen. De gemeente Hof van Twente wil sociale uitsluiting bestrijden, zodat mensen wèl hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen. 3.2 Randvoorwaarden Bij de uitwerking van de beleidsuitgangspunten zijn een aantal randvoorwaarden gesteld. Samenwerking staat centraal Samenwerking tussen burgers, maatschappelijke partners en gemeente is onontbeerlijk om onze gemeentelijke beleidsdoelen te kunnen verwerkelijken. Als lokale overheid kunnen wij de doelstellingen niet realiseren met geld en regels alleen. Door de regierol bij de gemeente te leggen, stimuleert deze burgers en maatschappelijke partners tot het gezamenlijk oppakken van problemen en uitdagingen. Op deze wijze wil de gemeente met burgers, vrijwilligersorganisaties, woningcorporaties, welzijnsorganisaties, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties, deelname aan de samenleving van mensen met een beperking bevorderen. Laagdrempelige toegang tot maatschappelijke ondersteuning (loket) Om de toegang van een zorgbehoevende inwoner tot maatschappelijke ondersteuning te bevorderen en te bepalen is een duidelijk herkenbaar, goed toegankelijk en makkelijk bereikbaar loket nodig. De publieksbalie vertegenwoordigt zo’n laagdrempelig loket. Naast het feitelijk bezoek aan dit loket is de praktijk dat mensen vaker opbellen om hun aanvraag te doen. Indien nodig wordt men thuis bezocht. Bij de dienstverlening aan de publieksbalie staan de volgende uitgangspunten hoog in het vaandel:
12
Beleidsplan Wmo
-
januari 2008
vraaggericht werken waarbij de klantvraag integraal wordt afgehandeld (integrale intake, snelle doorverwijzing naar juiste back-office of instantie, minder doorverwijzingen van de klant); eenduidige en duidelijke regelingen; laagdrempeligheid; respect voor de privacy van de burger bij de aanvraag.
Aanbesteding individuele voorzieningen De individuele verstrekkingen in de Wmo die de vorm van zorg in natura hebben zijn, net als onder de Wet Voorzieningen Gehandicapten, volgens de Europese regelgeving aanbesteed. Door eisen scherp te formuleren kan geselecteerd worden op prijs en kwaliteit. Kwaliteit, vraaggerichtheid en accurate dienstverlening is steeds vereist. Zorgbehoevende mensen die ondersteuning krijgen van de gemeente moeten kunnen rekenen op een kwalitatief hoog niveau aan voorzieningenpakket dat integraal op hen is afgestemd. Duurzaam betaalbaar De uitvoering van de Wmo dient maatwerk te leveren én ook op lange termijn betaalbaar te zijn. In dit kader is het belangrijk dat de gemeente inzet op een duurzaam en betaalbaar beleid. De ondersteuning wordt zo ingericht dat ook op lange termijn de individuele verstrekkingen op een aanvaardbaar peil te houden zijn. Anderzijds zal op zoek worden gegaan naar creatieve mogelijkheden om bestaand beleid tegen verantwoorde kosten te realiseren. Gesubsidieerde collectieve voorzieningen Voor het welzijnswerk en maatschappelijke opvang is subsidiëren een meer geëigende wijze van bekostiging dan aanbesteden. Wel is een gezonde concurrentie ook op die terreinen nuttig, maar tegelijkertijd wordt verwacht dat gesubsidieerde instellingen zinvolle ketens en samenwerkingsrelaties bouwen en in stand houden, zodat resultaten niet slechts van korte duur zijn. 3.3 Spanningsveld Er zit spanning tussen verschillende uitgangspunten, bijvoorbeeld tussen vraagsturing en keuzevrijheid. De gemeente Hof van Twente zal binnen dit spanningsveld het beleid verder ontwikkelen en de balans blijven zoeken. 3.4 Relatie Wmo met andere beleidsterreinen Verschillende beleidsterreinen hebben belangrijke verbindingen met de thema’s van de Wmo. Het Wmo-beleid biedt een paraplu voor alle beleidsthema’s die raken aan het sociaal beleid van de gemeente. Bij de uitvoering van deze beleidsterreinen en van de Wmo is het van zeer groot belang dat de gemeente zorgt voor afstemming en samenwerking, zowel in eigen huis als met andere organisaties. Bij de uitwerking van de verschillende Wmo-thema’s in hoofdstuk 4 zullen de verbindingen aan de orde komen. Het gaat om de volgende beleidsterreinen: Gebiedsgericht werken Gebiedsgericht werken heeft niet alleen betrekking op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving, zoals het onderhoud van het groen en de wegen, maar ook op het aantal voorzieningen (winkels, scholen), de veiligheidsrisico’s en de sociale samenhang in een buurt of wijk.
13
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Gebiedsgericht werken is een manier om burgers mee te laten denken over zaken die spelen in hun kern en om hen mee te laten werken aan de aanpak daarvan. Deze aanpak moet uiteindelijk onder meer leiden tot een betere samenwerking tussen gemeente, bewoners en professionals in een wijk; verbetering van de woon- en leefomgeving; gedeelde verantwoordelijkheden; betere onderlinge communicatie en daarmee meer draagvlak voor beslissingen en standpunten van verschillende partijen. Gebiedsgerichte aanpak spitst zich toe op vier hoofdthema’s: -
het fysieke wijkbeheer: het onderhoud van wegen, plantsoenen, groen alsmede speelplekken; integrale veiligheid: bijvoorbeeld aanpak van jeugd- en jongerenoverlast, veiligheid op straat, verkeersveiligheid en verminderen van huiselijk geweld ; maatschappelijke samenhang/samenlevingsopbouw: bijvoorbeeld het voorkomen van sociaal isolement, het organiseren van activiteiten in de buurt, sociale activering en zorg voor ouderen; participatie van bewoners
Gebiedsgericht werken maakt deel uit van het thema ‘leefbaarheid’ (prestatieveld 1 van de Wmo). Wonen, welzijn en zorg Het beleid op het gebied van Wonen, welzijn en zorg wil initiatieven in gang zetten, of voortzetten, die een antwoord vormen op de vragen “Hoe kunnen we de zorgvraag zolang mogelijk uitstellen?” en ”Hoe kunnen mensen met een zorgvraag prettig wonen in Hof van Twente en deelnemen aan de (lokale) samenleving?” In samenwerking met partners op het gebied van wonen, welzijn en zorg, en met burgers en vrijwilligersorganisaties, wordt uitvoering gegeven aan het beleid. Voorbeelden van actuele onderwerpen zijn het ontwikkelen van woonservicegebieden, het bouwen van levensloopbestendige woningen, het stimuleren van het multifunctioneel gebruik maken van accommodaties, de toegankelijkheid van de openbare ruimten. Het onderwerp Wonen, welzijn en zorg komt met name in het thema ‘deelname aan de samenleving van kwetsbare groepen’ (prestatievelden 5 t/m 9 van de Wmo) regelmatig aan de orde. Integraal Veiligheidsbeleid Het Integraal Veiligheidsbeleid kent verschillende veiligheidsthema’s, die ook deel uit maken van de Wmo. In het Integraal Veiligheidsbeleid worden de accenten gelegd op jeugd en veiligheid. De preventie en aanpak van overmatig alcoholgebruik onder jongeren staan hierin centraal. Dit staat in nauwe verbinding met het Wmo-thema ‘opgroeiende jeugd’. Bij de veilige woon- en leefomgeving gaat het om de kwaliteit van de woonomgeving en om leefbaarheid. Voelt men zich thuis in de buurt, voelt men zich veilig in eigen huis (huiselijk geweld!), hoe ervaart men het onderhoud van het groen, is er voldoende verlichting, is de infrastructuur zodanig dat mensen met een rolstoel of mensen met een kinderwagen zich gemakkelijk kunnen bewegen en toegang hebben tot gebouwen. Bij het Wmo-thema ‘leefbaarheid’ en ‘deelname aan de samenleving van kwetsbare groepen’ zijn dit belangrijke onderwerpen. Woonvisie De nieuwe Woonvisie wordt begin 2008 vastgesteld. De gegevens die hierin gebruikt worden zijn afkomstig uit diverse onderzoeken. Sommige van deze gegevens, zoals actuele demografische gegevens en ontwikkelingen hierin, zijn ook gebruikt in het Wmobeleid.
14
Beleidsplan Wmo
januari 2008
De Woonvisie beperkt zich niet tot het bouwen van woningen. De kwaliteit van wonen is een belangrijke rode draad. Aanpasbaar bouwen, starterswoningen en een veilige woonomgeving zijn belangrijke graadmeters voor de kwaliteit van wonen.
15
Beleidsplan Wmo
4.
januari 2008
Maatschappelijke ondersteuning in de praktijk
De Wet maatschappelijke ondersteuning beschrijft negen prestatievelden, die door de gemeente Hof van Twente teruggevoerd zijn tot vijf thema’s: 1. 2. 3. 4. 5.
Informatie, advies en cliëntondersteuning Leefbaarheid Opgroeiende jeugd Vrijwilligers en mantelzorgers Deelname aan de samenleving door kwetsbare groepen
In dit hoofdstuk wordt telkens een omschrijving per thema gegeven, gevolgd door een omschrijving van de bijbehorende, eventueel toekomstige, activiteiten.
4.1
Informatie, advies en cliëntondersteuning
Het thema Informatie, advies en cliëntondersteuning is gebaseerd op prestatieveld 3 van de Wmo. Om duidelijk te krijgen waar het hier om gaat behoeven genoemde termen enige verheldering: -
Het geven van informatie is het volledig en toereikend verstrekken van informatie, naar aanleiding van de gestelde vraag van de cliënt. Bij het geven van advies wordt beoogd dat de cliënt wordt bijgestaan in het maken van de meest passende keuze in de gegeven situatie. Het geven van cliëntondersteuning houdt in dat de oorspronkelijke vraag nader onderzocht wordt. Wellicht schuilt er een vraag achter de gestelde vraag en kan de cliënt begeleid worden door het hele proces van de vraagstelling: via aanvraag, indicatiestelling en beschikking naar zorgverwezenlijking. Een adequate verwijzing en stimuleren van de cliënt in zijn zelfredzaamheid kan ook aan de orde zijn.
Inleiding Van oudsher is er geen sprake van specifiek beleid gericht op het verstrekken van informatie en advies en het bieden van cliëntondersteuning. Wel is de gemeente voor veel burgers een vanzelfsprekend eerste aanspreekpunt voor onderwerpen die variëren van losliggende stoeptegels, lantaarnpalen die niet branden en verstopte riolen tot informatie over kap- en bouwvergunningen, belastingen en uitkeringen. De Wmo geeft aan dat de gemeente tot taak heeft informatie, advies en cliëntondersteuning vorm te geven. De komst van de publieksbalie (frontoffice) in mei 2006 is binnen de gemeente feitelijk een invulling van deze taak. De baliefunctie geeft het thema Informatie, advies en cliëntondersteuning een belangrijke plaats tussen de andere Wmo-thema’s. Doelstelling Door informatie, advies en cliëntondersteuning biedt de gemeente inwoners, die moeite hebben om maatschappelijk te participeren, de ondersteuning en begeleiding die nodig is om daadwerkelijk mee te doen aan de samenleving. Het gaat hier onder andere om jongeren, hun opvoeders, ouderen en mensen met een beperking. Uiteindelijk moet het zo zijn dat de inwoners bekend zijn met de voorzieningen binnen de gemeente of de regio en hiervan gebruik gaan maken. Hiertoe is het van belang dat de bereikbaarheid van het Wmo-loket zo groot mogelijk is. Dit is te bereiken door ruime openingstijden, goede telefonische bereikbaarheid, een actuele en interactieve website, heldere productinformatie en deskundig personeel dat de vraag centraal stelt.
16
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Activiteiten De gemeente levert een scala aan producten en wordt daar door de burgers ook op aangesproken. Vragen komen telefonisch, via de publieksbalie en – nu nog in beperkte mate - via het digitale loket binnen. Afhankelijk van de aard van de vraag zal deze direct worden beantwoord en/of afgehandeld of worden doorgegeven aan de medewerker in de backoffice die de specifieke deskundigheid omtrent het betreffende onderwerp heeft. Indien nodig legt een Wmo-consulent een huisbezoek af. Zolang de vragen betrekking hebben op gemeentelijke producten kan de burger altijd aan de publieksbalie terecht en zal adequaat informatie en advies en cliëntondersteuning gegeven kunnen worden. Daarnaast zijn er binnen de gemeente externe ondersteuningspunten, zoals de Stichting Welzijn Ouderen, MEE-Twente, Steunpunt Informele Zorg, Centrum Indicatiestelling Zorg, Algemeen Maatschappelijk Werk, Gemeentelijke GezondheidsDienst en Trimaran. Ook zij geven op onderscheiden terreinen invulling aan de functie informatie, advies en cliëntondersteuning. Vragen die de gemeentelijke producten te buiten gaan zullen door toepassing van vraagverheldering nader worden geanalyseerd, waarna op een adequate wijze kan worden doorverwezen naar de juiste instantie. Een goed bereikbaar en laagdrempelig Wmo-loket Op dit moment is de publieksbalie, zowel fysiek als telefonisch, bereikbaar op maandag van 12.00 uur tot 19.30 uur en op dinsdag tot en met vrijdag van 9.00 uur tot 17.00 uur. Het digitale loket is altijd beschikbaar. Onderzocht gaat worden of er alleen informatie beschikbaar komt of dat er ook aanvragen via het digitale loket ingediend kunnen worden. Directe afhandeling van vragen De werkwijze zoals deze nu wordt uitgevoerd door de medewerkers van de publieksbalie zal worden voortgezet en door middel van een groeiscenario worden uitgebreid. Daardoor wordt het mogelijk om eenvoudige aanvragen direct af te handelen binnen de publieksbalie. Hierbij wordt gedacht aan aanvragen voor collectief taxivervoer, eenvoudige hulp bij het huishouden, gehandicaptenparkeerkaarten en gehandicaptenparkeerplaatsen. In de toekomst zal voor de meest eenvoudige aanvragen een “klaar terwijl u wacht” service worden ingevoerd. Als de aanvraag niet direct afgehandeld kan worden zal niet de burger zelf, maar zijn vraag worden doorverwezen naar de backoffice van de gemeente of naar een extern ondersteuningspunt. Bereiken van kwetsbare inwoners Het bekend maken van de mogelijkheden van de Wmo onder de groep kwetsbare inwoners van de gemeente, om hen de ondersteuning en begeleiding te bieden die nodig is om ze daadwerkelijk mee te laten doen in de samenleving, vergt de nodige inspanning. De groep kwetsbare inwoners zal niet uit zichzelf een beroep doen op de mogelijkheden binnen de Wmo. Hiervoor is de inzet van externe ondersteuningspunten, ouderenadviseurs, vrijwilligers, mantelzorgers en buren (noabers) van groot belang. Dit vraagt van de betrokkenen bij de functie informatie, advies en cliëntondersteuning grote flexibiliteit. In overleg met cliënten en de afdeling communicatie zal bekeken worden wat de mogelijkheden zijn om de doelgroep beter te bereiken, zoals het aanpassen van het foldermateriaal in pictogramstijl of het foldermateriaal zodanig aan te passen dat het meer uitnodigt om te worden meegenomen. Ook vrijwilligersorganisaties die veel contact hebben met kwetsbare groepen kunnen in dit overleg worden betrokken. Opstellen samenwerkingsovereenkomsten De cliëntondersteuning kan worden gewaarborgd door goede samenwerkingsovereenkomsten te sluiten met de externe ondersteuningspunten. In deze overeenkomsten worden afspraken opgenomen over terugkoppeling, het uitwisselen van actuele informatie
17
Beleidsplan Wmo
januari 2008
en een duidelijke taakverdeling. Ook met partners op het gebied van wonen, welzijn en zorg (bijvoorbeeld woningcorporaties en zorgaanbieders) kunnen samenwerkingsovereenkomsten worden aangegaan, met name als het gaat om het verstrekken van informatie en advies in de kernen. Wanneer de gemeente een subsidierelatie heeft met de betreffende instelling zal dit in de prestatieovereenkomst worden opgenomen. Door regelmatig met de externe ondersteuningspunten om tafel te gaan zitten om de werkwijze en eventuele knelpunten te bespreken, en zonodig de overeenkomsten aan te passen, kan de kwaliteit van de dienstverlening continu verbeterd worden. Gebruikmaken van een cliëntvolgsysteem Om de regiefunctie die door de Wmo is opgelegd aan de gemeente goed te kunnen uitvoeren is een goed en makkelijk werkbaar cliëntvolgsysteem nodig, waarin minimaal N(aam)A(dres)W(oonplaats)-gegevens, de voorzieningen en de omschrijving van de situatie van de cliënt vermeld staan. Het huidige systeem voldoet aan die eisen. De partners waarmee een samenwerkingsovereenkomst is afgesloten zouden ook van dit systeem gebruik moeten kunnen maken. Door de inwoner in kennis te stellen en zijn goedkeuring te vragen voor het uitwisselen van zijn gegevens met de externe ondersteuningspunten wordt er aan het waarborgen van de privacy gewerkt. Jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek De uitkomst van het jaarlijkse klanttevredenheidsonderzoek zal gebruikt worden om bewust te blijven van de kwaliteit van de dienstverlening en verbeteringen door te voeren. Opzetten klachtensysteem Er zal een klachtensysteem worden opgezet waardoor de burger makkelijk en eenvoudig zijn klachten kan deponeren. Elke klacht wordt beschouwd als opbouwende kritiek en als verbeterpunt ingezet. Realiseren van actuele informatieverstrekking De informatieverstrekking middels foldermateriaal over de producten en activiteiten binnen de Wmo zal verder worden geactualiseerd en uitgebreid. Binnen het gemeentehuis kan het infocentrum gebruikt worden als informatiepunt. Buiten het gemeentehuis kunnen hiertoe dienen de externe ondersteuningspunten in de kernen, de bibliotheken, huisartsen en medische centra. Realiseren van een actuele sociale kaart Er is een actuele en makkelijk hanteerbare sociale kaart beschikbaar voor de medewerkers van de publieksbalie, de medewerkers van de backoffice en de externe ondersteuningspunten. Deze sociale kaart is ook voor de burgers beschikbaar via internet. De inhoud van de sociale kaart is altijd aan verandering onderhevig. De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de sociale kaart. Daarnaast is er nog de digitale sociale kaart van Mee-Twente. Deze sociale kaart is gericht op de gehele regio. Onderzocht wordt of de sociale kaart van de Hof van Twente in de digitale sociale kaart van MEE-Twente geïntegreerd kan worden.
18
Beleidsplan Wmo
4.2
januari 2008
Leefbaarheid
Het thema leefbaarheid is een invulling van prestatieveld 1. Onder leefbaarheid wordt verstaan: het leven in een prettige en veilige omgeving met de mogelijkheid om gebruik te maken van voldoende voorzieningen. Bij leefbaarheid gaat het over leefbaarheid in al zijn facetten, zoals groen en grijs (onderhoud wegen en groen), veiligheid, voorzieningen (winkels, verenigingen, etc), participatie van burgers en onderlinge communicatie. Leefbaarheid heeft daarmee verbindingen met beleidsterreinen als Integraal Veiligheidsbeleid, Wonen, welzijn en zorg, accommodatiebeleid, jeugdbeleid, ouderenbeleid, verkeer en beheer openbare ruimte. Het thema ‘leefbaarheid’ wordt hier uitgewerkt naar communicatie en participatie, omdat deze ook in de andere Wmo-thema’s terugkomen. Samen werken aan leefbaarheid begint immers met elkaar informeren, ideeën uitwisselen en samen plannen maken en uitvoeren. De Wmo-raad is hierin een partner. Met de Wmo-raad zal regelmatig afstemming en overleg plaatsvinden over hoe en wanneer communicatie plaatsvindt. De rol en positie van de Wmo-raad is verder uitgewerkt in hoofdstuk 1. Inleiding In de kerndocumenten, die zijn opgenomen in de nota “Leefbaarheid van de kernen”, is een uitgebreid overzicht gegeven van de stand van zaken op het gebied van de leefbaarheid in onze kernen en de specifieke aandachtspunten. Over het algemeen kan gesteld worden dat Hof van Twente zeer leefbare kernen heeft, want 90% van de inwoners heeft aangegeven in een prettige buurt te wonen. Leefbaarheid is geen thema dat exclusief aan de lokale overheid is voorbehouden. De leefbaarheid van een kern of buurtschap wordt primair aangegeven door de mensen die er wonen. De gemeente en andere professionele organisaties hebben als taak aan te geven welke verantwoordelijkheid zij daarin willen dragen, zowel qua inhoud als wat betreft investeringen. Leefbaarheid in de kernen en buurtschappen kan dus alleen in samenwerking met bewoners en werkzame professionals bevorderd worden of behouden blijven. De conclusies en aandachtspunten van de kerndocumenten leren dat er verschillen zijn tussen de diverse kernen op de beleidsthema’s die de leefbaarheid bepalen. Ook zijn er grote verschillen in de professionals die in de kernen actief zijn. Dit maakt dat een verschillende – op de kernen en buurtschappen toegesneden – aanpak om de leefbaarheid te behouden en te bevorderen voor de hand ligt. Doelstelling Uiteindelijke doelstelling is dat de sociale samenhang en de leefbaarheid in al hun facetten worden bevorderd in de kernen, dorpen en buurtschappen. De leefbaarheid kan met name worden bevorderd door de zowel interne als externe onderlinge samenhang te zien, door oog te hebben voor de samenhang tussen wonen, welzijn, zorg, veiligheid en voorzieningen en een gezamenlijke aanpak van problemen en activiteiten door inwoners en organisaties te stimuleren. Activiteiten In Hof van Twente zijn allerlei vrijwilligers(-organisaties) in de kernen actief die door hun activiteiten bijdragen aan de leefbaarheid in hun kern of buurtschap, zoals bijvoorbeeld bewonersorganisaties die zich richten op het vertegenwoordigen van belangen van de inwoners in hun kern of buurtschap. Ook zijn er initiatieven van organisaties en instellingen die hun bijdrage leveren. Vanuit hun maatschappelijke verantwoordelijkheid op het gebied van wonen, welzijn en zorg hebben bijvoorbeeld de woningcorporaties en zorgaanbieders samen met de gemeente het initiatief genomen tot de ontwikkeling van woonservicegebieden in Delden en Bentelo. Zij zullen andere partijen en inwoners van de gebieden hierin betrekken.
19
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Gebiedsgericht werken Gebiedsgericht werken is een methode om de algemene doelstelling, namelijk het bevorderen en behouden van de leefbaarheid in de kernen en het buitengebied, te halen. Bij gebiedsgericht werken staat samenwerking tussen gemeente, professionals en bewoners op het niveau van de kern centraal. Een méér dan tot op heden het geval was gebiedsgerichte aanpak zal een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van onze kernen en buurtschappen. Op het gebied van verkeersveiligheid, beheer van wegen, regiotaxi, voorzieningen voor jongeren, het ondersteunen van vrijwilligers en de communicatie met en participatie van onze inwoners over wat er speelt in hun directe woonomgeving kan winst worden behaald. Er wordt naar gestreefd de volgende resultaten te boeken met een meer gebiedsgerichte aanpak: 1. 2. 3. 4.
Méér gedragen beleid / verbeterde communicatie Verantwoordelijkheid delen met inwoners en professionals Versterken sociale samenhang Integraliteit in beleidsontwikkeling zowel intern als extern bevorderen
Er zijn vele scenario’s denkbaar waarin een meer zichtbare gebiedsgerichte aanpak zijn beslag krijgt. In het kader van de Wmo is het belangrijk te benadrukken dat burgerparticipatie een belangrijke factor is, die binnen de contouren van het beleid voor het eerste prestatieveld duidelijk vorm en inhoud moet krijgen. Het met een gebiedsgerichte aanpak concreet invulling geven aan de samenwerking met inwoners en professionals past dus volledig in de filosofie van de Wmo, het credo van de Wmo is immers: “meedoen”. Dat betekent ook dat mensen de gelegenheid daartoe geboden moet worden en dat er daadwerkelijk sprake kan zijn van het delen van verantwoordelijkheden. In eerste instantie wordt gedacht aan de onderstaande instrumenten om een méér zichtbare gebiedsgerichte werkwijze in Hof van Twente vorm te geven. -
Ontwikkelen van een structuur waarin de brede communicatie en participatie met bewoners en instellingen beter geborgd worden door het instellen van kernteams bestaande uit de rayonmanager, een contactambtenaar en de wijkagent; Minstens één keer per jaar een brede schouw per kern waar ontwikkelingen worden bezien en besproken; Minstens één keer per vier jaar een bewonersavond gekoppeld aan leefbaarheidonderzoek; Minstens één keer per jaar een breed overleg met werkzame professionals; Instellen en raadplegen brede bewonerspanels ( drie keer per jaar raadplegen); Zorgen voor zichtbaarheid en aanspreekbaarheid van mensen die in de kernen werken door het instellen van een inloopspreekuur in de kern zelf van rayonmanager en wijkagent tezamen; Minstens twee keer per jaar per kern een Nieuwsbrief huis-aan-huis met ontwikkelingen in de directe woonomgeving; Het aanstellen van gebiedscoördinatoren.
Bij participatie wordt niet direct gedacht aan participatie door bewonerscommissies of dorpsraden op plekken waar ze niet spontaan vanuit de bewoners zelf zijn ontstaan. In Markelo en Bentelo of in de buurtschappen waar dergelijke (dorps)raden wel actief zijn kan informeel overleg gevoerd worden. Ook in een kernplatform als instituut zien we niet veel: ons inziens is een bewonerspanel waar geen limiet aan de omvang zit – een dynamischer vorm van burgerparticipatie. Raadplegen van een dergelijk panel kan per email, post of telefoon.
20
Beleidsplan Wmo
4.3
januari 2008
Opgroeiende jeugd
Dit thema heeft betrekking op de in de gemeente wonende kinderen en jongeren (0-23 jaar) – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling op de in andere wetgeving vastgelegde taken, zoals de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) en de Leerplichtwet. Inleiding De gemeente is met betrekking tot opgroeiende jeugd onder andere verantwoordelijk voor informatie en advies, signalering en toeleiding naar zorg, preventie, coördinatie van zorg en licht ambulante hulpverlening (opvoedingsondersteuning). Dit betekent dat er verbindingen liggen met andere Wmo-thema’s. Ook jongeren en hun ouders of verzorgers hebben belang bij een goed georganiseerde en toegankelijke advies- en informatiefunctie. Het thema ‘deelname aan de samenleving door kwetsbare groepen’ benadrukt welk belang preventieactiviteiten hebben als het gaat om alcohol en drugsgebruik. De gemeente Hof van Twente wordt steeds vaker geconfronteerd met jongeren die niet in staat zijn om zelfstandig, met hun ouders, zonder problemen door te groeien naar volwassenheid. Er zijn geen signalen dat onze gemeente afwijkt van het landelijke gemiddelde van het aantal jongeren dat een beroep moet doen op hulpverlening. Ongeveer 15% van het totaal aantal jongeren heeft een hulpvraag. Zij kunnen redelijk snel worden geholpen met inzet van lokale instellingen. Ongeveer 5% (ongeveer 400 jongeren) moet uiteindelijk een beroep doen op geïndiceerde hulpverlening. In Hof van Twente bestaan geen achterstandswijken of grote groepen probleemjongeren. Wel is uit het EMOVO8-onderzoek uit 2003 gebleken dat in onze gemeente het alcoholgebruik onder jongeren hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Daarnaast neemt het drugsgebruik onder jongeren in onze gemeente toe. Doelstelling In het kader van het lokaal jeugdbeleid is de volgende doelstelling geformuleerd: “De jongeren van 0-23 jaar een leefomgeving aanbieden met voldoende ontwikkelingskansen, zodat ze veilig en gezond kunnen doorgroeien naar volwassenheid”. Activiteiten Sluitende aanpak 0-19 Binnen de gemeente Hof van Twente is sinds 2004 het procesmanagement jeugd gerealiseerd. De procesmanager is verantwoordelijk voor een sluitende aanpak voor 0- tot 19-jarigen. De samenwerking tussen verschillende instellingen zoals: jeugdgezondheidszorg, scholen, peuterspeelzalen en kinderopvanginstellingen is dusdanig georganiseerd dat ieder kind in beeld is. Er zijn tussen de verschillende instellingen overlegstructuren georganiseerd. Zorgkinderen worden in de adviesteams besproken. Indien het probleem instellingsoverschrijdend of multidisciplinair is wordt het ter advisering voorgelegd aan het jeugdhulpteam. In het jeugdhulpteam zitten de schoolarts, maatschappelijk werk en Bureau Jeugdzorg. De procesmanager bewaakt het proces en grijpt in als de afspraken niet worden nagekomen.
8
Het EMOVO-onderzoek is een onderzoek dat eens per vier jaar door de GGD wordt uitgevoerd onder jongeren. De resultaten, met betrekking tot het welzijn onder jongeren, uit het EMOVO-onderzoek van 2007 worden medio 2008 bekend. Deze gegevens kunnen voor de leeftijdsklasse 0-19 jaar als nulmeting worden beschouwd.
21
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Na drie jaar met deze structuur te hebben gewerkt, werpt het zijn vruchten af. Op uitvoeringsniveau weten mensen elkaar snel te vinden waardoor snel en adequaat kan worden opgetreden. Het gaat met name om kennen en gekend worden, waardoor er van nature korte lijnen ontstaan. De procesmanager is nu vraagbaak voor professionals (leidsters peuterspeelzalen, onderwijzend personeel, etc). In het kader van opvoedingsondersteuning worden MIM homestart9 en kortdurende pedagogische gezinsbegeleiding aangeboden. Beide programma’s richten zich op opvoedingsondersteuning en hebben een preventief karakter om geïndiceerde zorg te voorkomen. Het zijn laagdrempelige voorzieningen die door de Jeugdgezondheidszorg worden uitgevoerd. Het procesmanagement huiselijk geweld en zorg is ook ondergebracht bij de procesmanager. Zie hiervoor ook de paragraaf “opvang van zeer kwetsbare groepen”. Professionalisering jongerenwerk De gemeente Hof van Twente heeft een start gemaakt met professioneel jongerenwerk. Hiertoe zijn, naast de al jaren bestaande jeugdsoos in Diepenheim, in Goor en Delden jongerencentra gerealiseerd. De beleidsdoelstelling is om jongeren van 0 tot 23 jaar een leefomgeving te bieden met voldoende ontwikkelingskansen, zodat ze veilig en gezond kunnen doorgroeien naar volwassenheid. Hierbij dient recht te worden gedaan aan de verscheidenheid van de jongeren(-cultuur) in de diverse kernen. Dit kan onder andere gerealiseerd worden door jongeren een veilige ontmoetingsplek te geven, ze te betrekken bij het organiseren van activiteiten en het beheren van een jongerencentrum, waarbij ze worden ondersteund door een jongerenwerker. Naast de realisatie van de jongerencentra is er een ambulant jongerenwerker die contacten onderhoudt met (groepen) jongeren in de diverse kernen. De ambulant jongerenwerker heeft als taak de verschillende jongerenproblematieken in de verschillende kernen in beeld te brengen, maar heeft ook aandacht voor kernoverschrijdende problematiek. De ambulant jongerenwerker werkt nauw samen met de politie en andere instellingen. Onderwijskansenplan Het onderwijskansenplan 2006-2010 is zodanig opgesteld dat de verbinding is gelegd met de jeugdgezondheidszorg en opvoedingsondersteuning. Daarnaast is voor de taalontwikkeling de verbinding gelegd met de basisschool door zowel op de peuterspeelzalen als op de basisscholen het programma Kaleidoscoop aan te bieden aan kinderen met een ontwikkelingsachterstand. Kaleidoscoop is als educatieve methode bruikbaar in peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en de onderbouw van de basisschool. De methode gaat ervan uit dat kinderen kennis verwerven en vaardigheden ontwikkelen door actief betrokken te zijn bij mensen, materialen, gebeurtenissen en ideeën. Bij Kaleidoscoop staat daarom actief leren centraal. De kinderen moeten zelf bezig zijn, ontdekken en conclusies trekken, nadenken over eigen handelen en zelf problemen oplossen. Zíj nemen het initiatief. Daarbij is de interactie met volwassenen heel belangrijk. Actieprogramma jeugd In 2005 hebben de gemeente en provincie een convenant ondertekend en is het actieprogramma jeugd 2006-2010 door gemeenten en provincie vastgesteld. In dit kader worden de volgende acties momenteel binnen Hof van Twente uitgewerkt:
9
MIM (moeders informeren moeders) zet ervaren moeders in, die vrijwillig bij moeders op bezoek gaan die twijfels en vragen hebben over hun pasgeboren kindje tot de leeftijd van anderhalf jaar.
22
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Basistraining vroegsignalering Er worden voorbereidingen getroffen voor trainingen aan professionals, werkzaam in de voorschoolse periode (peuterspeelzaalleidster en leidsters in de kinderopvang). Alle leidsters worden op kosten van de provincie getraind. Momenteel wordt een trainingsprogramma uitgewekt. Men hoopt in 2008 te kunnen starten met de trainingen. Het is de bedoeling dat de trainingen een structureel karakter zullen krijgen. Er wordt gedacht aan de systematiek “train de trainer”. Daarnaast wordt op regionaal niveau het beleid met betrekking tot de jeugdgezondheidszorg verder uitgewerkt. Er is een regionale projectgroep jeugdgezondheidszorg / jeugdbeleid. Naast de jeugdgezondheidszorg komen ook gemeentegrensoverschrijdende zaken die betrekking hebben op jeugdbeleid op de agenda. Bijvoorbeeld Halt-activiteiten, maar ook afstemming met regionale instellingen zoals Jarabee, MEE-Twente en Scala Welzijn. Maatschappelijke integratie na straf De integratie van jongeren die uit gevangenschap komen laat te wensen over. Nadat het traject met de jeugdreclassering is afgelopen vallen de jongeren vaak weer terug in hun oude situatie. Er wordt nu gewerkt aan een gezamenlijke aanpak om de jongeren op een doelmatige wijze te kunnen laten integreren, hiervoor is een verantwoordelijkheidskader “nazorg jeugd” ontwikkeld. Centrum voor Jeugd en Gezin In 2006 is de nota Gezinsbeleid verschenen. Bij de vorming van het nieuwe kabinet is een Minister voor Jeugd en Gezin aangetreden, dit geeft aan dat de jeugd en hun ouders hoog op de politieke agenda staan. Het kabinet wil dat gemeenten de regie nemen om per wijk of gemeente een centraal punt te vormen voor alle vragen van gezinnen over opvoeden en opgroeien: een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Het CJG is als concept voortgekomen uit de Operatie Jong en is door het kabinet omarmd. Achter het loket worden de taken gebundeld van in ieder geval de jeugdgezondheidszorg, algemeen maatschappelijk werk (biedt relevante ondersteuning voor jeugdigen en/of ouders) en andere organisaties op het gebied van de opvoed- en gezinsondersteuning. De basis voor een goede ontwikkeling van kinderen ligt thuis. Maar kinderen verblijven steeds meer tijd buitenshuis; in school, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, sportvereniging etc. Er zijn steeds meer mensen die zich met de opvoeding van kinderen bemoeien. Anderzijds is de ontwikkeling dat instanties zich ook weer met opvoeden mógen bemoeien. Ouders vragen niet gemakkelijk ondersteuning bij het opvoeden. Ouders hebben vaak het gevoel dat ze als ouder tekortschieten als ze het “even niet meer weten”. Juist in deze tijd, waarin we steeds meer te maken krijgen met veel werkende ouders en kinderen meer te maken krijgen met verschillende “opvoeders”, is afstemming belangrijk. Naast opvoedingsondersteuning en afstemming tussen de verschillende instellingen staat preventie hoog op de agenda. Voorlichting, informatie en advies moeten één van de speerpunten van een Centrum voor Jeugd en Gezin zijn. In een brief aan de Tweede Kamer stelt de minister voor om de inrichting van een Centrum voor Jeugd en Gezin wettelijk te verankeren. Het CJG moet schakelen met Bureau Jeugdzorg en de Zorg Adviesteams. Op provinciaal niveau is bestuurlijk afgesproken om een gezamenlijke visie te ontwikkelen met betrekking tot het Centrum voor Jeugd en Gezin. In november 2007 is hiertoe een rapport van BMC “Elkaar de hand geven en niet meer loslaten” gepresenteerd aan de Twentse gemeenten. In dit rapport wordt de aanbeveling gedaan om via een “routekaart” het Centrum in te richten. Bovendien wordt geadviseerd om niet een nieuwe structuur te organiseren maar om aan te sluiten bij dat wat er al is. Er wordt onderzocht of er op regionaal niveau een kwartiermaker kan worden aangesteld om datgene wat regionaal moet regionaal te
23
Beleidsplan Wmo
januari 2008
organiseren. Op lokaal niveau heeft het procesmanagement een belangrijke rol in de ontwikkeling van een Centrum voor Jeugd en Gezin. Fysiek Centrum voor Jeugd en gezin De Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar heeft zich in de zomer van 2007 gevestigd in de ruimte aan de Grotestraat te Goor naast de Bibliotheek. Naast de jeugdgezondheidszorg worden ook maatschappelijk werk en de thuiszorgwinkel hierin gehuisvest. Een unieke kans om te onderzoeken of daar fysiek een Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd kan worden. Wil een fysiek Centrum voor Jeugd en Gezin ook daadwerkelijk een meerwaarde hebben dan moeten in ieder geval de volgende functies aanwezig zijn: uitvoerders van jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar en 5-19 jaar, maatschappelijk werkers en de procesmanager jeugdbeleid. Vanuit deze functies kan ook de relatie worden gelegd met Bureau Jeugdzorg en de Zorg Adviesteams. Op een later tijdstip kan worden gekeken of er uitbreiding kan plaatsvinden met bijvoorbeeld jongerenwerk, logopedist, diëtist, verloskundige. Er is dus sprake van een groeimodel. Op dit moment wordt de jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar door de thuiszorgorganisatie uitgevoerd. In de gemeente Hof van Twente is dat Carint, de jeugdgezondheidszorg 5-19 jaar wordt uitgevoerd door de GGD. De informatie en adviesfunctie voor zowel ouders als jongeren zelf moet één van de speerpunten van een Centrum voor Jeugd en Gezin zijn. Vaak komen vragen nu nog in eerste instantie bij de publieksbalie terecht. De publieksbalie zal in de toekomst verwijzen naar het Centrum voor Jeugd en Gezin, dat hierin gespecialiseerd is. Voor een goede afstemming van de informatievoorziening en een goede verwijzing wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Voordelen van een fysiek Centrum voor Jeugd en Gezin zijn: -
Mogelijkheid om op uitvoeringsniveau de integratie van de jeugdgezondheidszorg 019 jaar te bevorderen; Biedt mogelijkheden om invulling te geven aan de zorgcoördinatie, in de zin van het regelen van samenwerking en afstemming tussen cliënt (gezin) en instellingen, en tussen instellingen onderling; Multidisciplinair teamoverleg kan op lokaal niveau plaatsvinden; Centrum biedt mogelijkheden voor inloopspreekuren; Centrum biedt mogelijkheden voor het houden van themabijeenkomsten en cursussen; De lijnen tussen de verschillende uitvoerders op lokaal niveau zijn korter; Doorgeleiding naar andere instellingen en voorzieningen kan gelijk gerealiseerd worden; Omdat ouders al vanaf de geboorte van een kind naar het consultatiebureau gaan, en dus kennis hebben gemaakt met het centrum, zal een vervolgbezoek gemakkelijker gaan; De procesmanager is, indien noodzakelijk, ook bereikbaar voor ouders.
Vangnetinformatiesysteem (VIS2) De provincie Overijssel heeft middelen beschikbaar gesteld voor de implementatie van een vangnetinformatiesysteem. Dit systeem is ontwikkeld door de gemeenten Enschede en Hengelo en voorziet in een behoefte van hulpverleners aan informatie op cliëntniveau. In dit systeem kan in één oogopslag worden gezien welke instellingen nog meer betrokken zijn bij een cliënt. Dit systeem ondersteunt de stelling van de minister “één gezin, één plan”. De provincie heeft opdracht gegeven om VIS2 te implementeren.
24
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Triple P Triple P is een hulpverleningsmethodiek die is ontwikkeld in Australië. Triple P staat voor Positief Pedagogisch Programma. De methodiek richt zich met name op opvoedingsondersteuning aan ouders. Naar aanleiding van regionale initiatieven wordt nu op provinciaal niveau gekeken of Triple P kan worden gehanteerd door hulpverlenende instellingen. De methodiek werpt alleen zijn vruchten af wanneer alle hulpverlenende instellingen dezelfde methodiek in een casus hanteren. Te vaak worden bij instellingsoverschrijdende casussen verschillende adviezen en methodes gehanteerd. Door de provincie zijn middelen beschikbaar gesteld om een coördinator te kunnen aanstellen die de opdracht krijgt om deze methodiek in de Regio Twente te implementeren. Triple P, VIS2 en het EKD (Elektronisch Kind Dossier) -in afgeslankte vorm- zijn belangrijke instrumenten om het Centrum voor Jeugd en Gezin goed vorm te kunnen geven. Preventie van alcohol- en druggebruik In het kader van preventie wil de gemeente Hof van Twente structureel voorlichting gaan geven op het gebied van het gebruik van alcohol en drugs. Het gebruik van alcohol en drugs onder jongeren neemt ook in onze gemeente toe. In voorlichtingscampagnes zal onderscheid worden gemaakt tussen voorlichting aan ouders en aan jongeren. Bij de ouders zal de nadruk liggen op bewustwordingsprocessen, bij de jongeren zal de nadruk liggen op weerbaarheid en groepsdruk. Ook zal de gemeente meer aansluiting zoeken bij ouderavonden op scholen. Met de oudercommissies wil de gemeente bespreken welke rol deze kunnen vervullen in de voorlichting. Op regionaal niveau wordt het door de verschillende organisaties ontwikkelde programma “Happy Fris” ingezet. Het Regionaal College heeft dit programma omarmd en zal in iedere gemeente worden geïmplementeerd. In dit kader zal nauw worden samengewerkt met Tactus, GGD, basisscholen, peuterspeelzalen, kinderopvanginstellingen en met middelbare scholen in de gemeente. Ook met horeca-instellingen wil de gemeente afspraken maken ten aanzien van het alcoholgebruik onder jongeren. Aanpak “drinkketen” in de gemeente Hof van Twente Ook de gemeente Hof van Twente wordt geconfronteerd met “drinkketen”. In 2008 zal in samenwerking met de politie, Preventie Platform Twente en andere partners aan de slag worden gegaan om de drinkketen in de gemeente in beeld te krijgen en hierop beleid te formuleren. Hierbij zal de gemeente aansluiten bij regionale ontwikkelingen. Verdere uitwerking professioneel jongerenwerk/jongerenparticipatie Er is reeds gestart met het professionaliseren van het jongerenwerk. In Goor en Delden zijn inmiddels jongerencentra gerealiseerd. In Diepenheim kent de gemeente al dertig jaar de jeugdsoos “Why don’t Cha”. In de jongerencentra in Goor en Delden is een jongerenwerker actief. De jeugdsoos in Diepenheim wordt gerund door jongeren, maar ook hier blijkt dat ondersteuning wel nodig is. In het kader van het project “Jong’ren onder mekaar”, is een coördinator aangetrokken die de samenwerking tussen de verschillende organisaties en verenigingen moet stimuleren en organiseren. Sinds 1 juni 2007 is een ambulant jongerenwerker aangesteld die in samenwerking met de politie en bureau Halt de straat op gaat en daar groepen jongeren probeert te benaderen. Het realiseren van een jongerencentrum is maar een begin van professionalisering. De komende vier jaar zal worden gewerkt aan verdere uitwerking van diverse activiteiten en zullen ook themagerichte programma’s worden opgezet. Om het jongerenwerk te laten slagen is het van belang om de jongeren zelf te betrekken bij de activiteiten en hen bewust te maken van de gevolgen van hun keuzes. Jongerenparticipatie zal nader worden uitgewerkt.
25
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Bij jongerenwerk wordt meestal gedacht aan jongeren vanaf twaalf jaar. Deze leeftijdscategorie krijgt ook vaak de meeste aandacht. Maar ook de leeftijdsgroep daarvoor (8-12) mag niet uit het oog worden verloren. Uit de gehouden enquêtes in het kader van leefbaarheid blijkt dat er voor deze leeftijdscategorie te weinig voorzieningen zijn. Er zijn in de kernen voldoende speeltuintjes voor de allerkleinsten, maar kinderen in de leeftijd van 8 tot 12 hebben behoefte aan andere voorzieningen. In samenhang met de lokale verenigingen voor kinderwerk en basisonderwijs zal de gemeente dan ook meer aandacht gaan besteden aan deze leeftijdscategorie. Naast geschikte speelvoorzieningen kan gedacht worden aan sociale vaardigheidstrainingen, weerbaarheidsprojecten etc. In een vroeg stadium (prepuberteit) aandacht hebben voor deze groep kan er toe leiden dat ze in de puberteit weerbaarder zijn.
4.4
Mantelzorgers en vrijwilligers
Hoewel de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers in één thema is ondergebracht, bestaat er een verschil tussen vrijwilligers en mantelzorgers. Het verschil zit in de mogelijkheid te kunnen kiezen. Voor vrijwilligerswerk kies je bewust. Het is niet vrijblijvend, maar je kunt er mee stoppen wanneer je wilt. Mantelzorg overkomt je meestal. Het is niet eenvoudig het werk stop te zetten omdat de mantelzorger een persoonlijke relatie heeft met degene die verzorgd wordt en zich verplicht voelt tot de verzorging. Het gemeenschappelijke element is dat mantelzorg en vrijwilligerswerk niet betaald wordt. Een definitie van vrijwilligerswerk is: het verrichten van onbetaald werk in organisatorisch verband. Mantelzorg is de term voor mensen die onbetaald zorgen voor een oudere, zieke of gehandicapte met wie zij een persoonlijke relatie hebben. Door het verlenen van zorg kan het persoonlijke leven van mantelzorgers in de knel komen. De hulp is langdurig en wordt in de loop van de tijd vaak intensiever. Dit trekt een zware wissel op de mantelzorger. Werk en het eigen sociale leven zijn steeds moeilijker te combineren. Inleiding Alle vrijwilligers en mantelzorgers in Hof van Twente vallen onder dit thema, ook de vrijwilligers in sport, jongerenwerk, natuur etc. Uit de in het voorjaar 2007 gehouden enquête ‘Leefbaarheid in Hof van Twente’ blijkt dat 56% van alle inwoners in Hof Twente actief is als vrijwilliger of mantelzorger! Vrijwilligers leveren daarmee een onmisbare bijdrage aan de leefbaarheid van de kernen. Vooral wat betreft mantelzorgers is er ook een nauwe verbinding met het thema deelname aan de samenleving door kwetsbare groepen. In hun zorg voor hun naaste of huisgenoot is het belangrijk dat de stem van de mantelzorger gehoord en betrokken wordt in het professionele hulpaanbod. Ook met het thema advies, informatie en cliëntondersteuning zijn verbindingen. Vragen als: hoe ben ik als vrijwilliger verzekerd, waar kan ik vrijwilligerswerk doen, zijn er scholingsmogelijkheden, hoe combineer ik mijn mantelzorg met werken etc. Doelstelling De vrijwilligers en mantelzorgers op een zodanige manier ondersteunen dat zij in staat zijn hun werkzaamheden te (blijven) doen op een manier die bij hen past en die van belang is voor de (lokale) gemeenschap. Activiteiten Ondersteuning mantelzorg De gemeente verstrekt subsidie aan Steunpunt Informele Zorg (SIZ) met als opdracht ‘het ondersteunen van mantelzorgers (individueel en collectief) met informatie, advies en speciale activiteiten’. Met de Stichting Welzijn Ouderen heeft de gemeente een
26
Beleidsplan Wmo
januari 2008
prestatieovereenkomst afgesloten. Eén van de prestaties is het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers (in samenwerking met SIZ). Huidige aanbod mantelzorgondersteuning: - Mantelzorgsalon: organiseren dat mantelzorgers elkaar kunnen ontmoeten en ervaringen kunnen uitwisselen; - Alzheimercafé: voor mantelzorgers en ‘hun’ Alzheimerpatiënten; - Respijtzorg: respijtzorg geeft mantelzorgers de gelegenheid iets voor zichzelf te kunnen doen, doordat een ander (vrijwilliger) de mantelzorg tijdelijk overneemt. Respijtzorg kan ook betekenen dat de mantelzorger alleen of met degene die de mantelzorg ontvangt een paar dagen gebruik kan maken van een ‘zorghotel’ waar alle zorg en voorzieningen aanwezig zijn. In samenwerking met het Steunpunt Informele Zorg moet deze mogelijkheid verder worden uitgewerkt; - Informatie en advies, over bijvoorbeeld: financiële regelingen; organiseren van themabijeenkomsten over voor mantelzorgers relevante thema’s; - Projecten: bijvoorbeeld deelname aan het regionale project ‘ondersteuning van jonge mantelzorgers’ (kinderen die voor een broer/zus of ouders zorgen): het project ‘mantelzorg en arbeid’, een project dat werkgevers bewust wil maken van het feit dat ook hun werknemers mantelzorgers kunnen zijn; en wat de werkgever kan doen om deze werknemers tegemoet te komen. Toekomstige ontwikkelingen - Bieden van informatie en advies met betrekking tot: zorgaanvragen, persoonsgebonden budget, bezwaarschriften; organiseren van themadagen voor mantelzorgers; - Stimuleren van samenwerking en afstemming tussen thuiszorgmedewerkers, SIZ, Bureau Vrijwilligerswerk en SWO; - Meer aandacht voor mantelzorgers, ook jonge mantelzorgers, door mantelzorgers zelf op te sporen en hen bekend te maken met de mogelijkheid van mantelzorgondersteuning; - Mantelzorgondersteuning meer bekend maken bij huisartsen; - Werkgevers meer bekend maken met de problematiek van mantelzorgers en de mogelijkheden die zij als werkgever hebben voor zorgverlof of flexibele werktijden; de gemeente zelf wil hierin als werkgever een voorbeeldfunctie vervullen. - Mantelzorgers meer betrekken in het indicatieproces voor huishoudelijke hulp. Ondersteuning vrijwilligerswerk De gemeente verstrekt subsidie aan het Bureau Vrijwilligerswerk met als opdracht: -
Het verstrekken van informatie en advies aan vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties; Organiseren van cursussen voor vrijwilligers; Uitvoeren van het project ‘jongeren en vrijwilligerswerk’. Deze projecten worden uitgevoerd in de eerste twee klassen van de middelbare scholen in Hof van Twente; Organisatie van activiteiten in het kader van het promoten van vrijwilligerswerk; Passieve bemiddeling in vacatures; Ondersteuning van vrijwilligersorganisaties bij vraagstukken op gebied van Arbo, verzekeringen, organisatieverandering etc.
Daarnaast voert de gemeente een project ‘jong en oud in het vrijwilligerswerk’ uit waarin de talenten van jong en oud in het vrijwilligerswerk worden ingezet.
27
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Toekomstige activiteiten - Jongeren actief betrekken bij het vrijwilligerswerk, zodat ook in de toekomst het vrijwilligerswerk in stand kan worden gehouden. Scholen en het jongerenwerk zullen hierin een belangrijke rol vervullen; - Ouderen benaderen om hun kwaliteiten in te zetten in vrijwilligerswerk. Personen van deze leeftijd zijn of net gestopt met werken of bereiden zich hierop voor. Zij zijn vaak op zoek naar nieuwe bezigheden; - Opzetten van maatjesprojecten. Voor mensen die in een sociaal isolement verkeren, voor mensen met een handicap, een psychiatrisch verleden of een detentieverleden en voor mensen in een anderszins kwetsbare positie, kan de koppeling aan een ‘maatje’ een kans bieden deel te (gaan) nemen aan de samenleving. Het opzetten van maatjesprojecten vereist allereerst dat inzichtelijk wordt om welke kwetsbare mensen het gaat: wie zijn het, waar bevinden ze zich, om welke aantallen gaat het. Organisaties die contact met hen hebben worden hiervoor ingeschakeld. Te denken valt aan SWO (eenzame ouderen), Mediant en Trimaran. - Kansen bieden aan mensen met een beperkt perspectief op betaald werk door hen te activeren naar vrijwilligerswerk en daarbij goede begeleiding te organiseren. Hier ligt een relatie met het Reïntegratiebeleid, waarin mensen met een uitkering begeleid worden naar het weer deelnemen aan de samenleving in de vorm van (onbetaald) werk. - Vrijwilligersorganisaties adviseren hoe zij hun organisatie aantrekkelijker kunnen maken voor nieuwe vrijwilligers, bijvoorbeeld door het werk anders te organiseren (in klussen of flexibele tijden). Uit de kernavonden, georganiseerd in het kader van de enquête ‘Leefbaarheid in Hof van Twente’ blijkt dat vrijwilligers voor de gemeente een faciliterende rol zien weggelegd. Hieronder verstaat men waardering en financiële tegemoetkomingen. De gemeente wil een collectieve vrijwilligersverzekering afsluiten voor alle vrijwilligersorganisaties en organisaties die met vrijwilligers werken. Deze collectieve verzekering bespaart de organisaties kosten en administratieve rompslomp. De gemeente verstrekt aan vele vrijwilligersorganisaties subsidie, die het de vrijwilligers mogelijk maakt hun activiteiten uit te voeren. Bij het verstrekken van subsidie aan professionele organisaties wordt in de bijbehorende prestatieovereenkomst opgenomen dat een deel van de subsidie moet worden aangewend voor de waardering van hun vrijwilligers. Daarnaast wil de gemeente de waardering voor vrijwilligers vormgeven door jaarlijks een Wmo-prijs uit te reiken aan een (vrijwilligers)organisatie die veel gedaan heeft voor de uitvoering van de Wmo. Wmo-raad zal gevraagd worden hierin te adviseren. Netwerkversterking Uit de werkconferentiebijeenkomsten is gebleken dat er behoefte bestaat aan uitwisseling tussen (vrijwilligers)organisaties, om op de hoogte te zijn van elkaars activiteiten, problemen gezamenlijk aan te pakken en te zoeken naar vormen van samenwerking. Organisaties willen uitdrukkelijk betrokken worden bij de uitvoering van de Wmo. De organisaties stellen een klankbordgroep voor. Dit sluit aan bij de manier waarop de Wmoraad wil werken. De gemeente heeft bij de netwerkversterking de rol van regisseur: ten minste één keer per jaar zal een netwerkbijeenkomst georganiseerd worden en op verzoek zo vaak als nodig is.
28
Beleidsplan Wmo
4.5
januari 2008
Deelname aan de samenleving door kwetsbare groepen
Inleiding Mensen met een beperking en mensen met psychische of psychosociale problemen worden genoemd in de prestatievelden 5 en 6 van de Wmo. De opdracht is het zorgdragen voor een sociale infrastructuur (algemene voorzieningen) waarvan iedereen, ook mensen met een beperking en mensen met problemen, gebruik kan maken. Op deze manier worden zij in de gelegenheid gesteld deel te nemen aan de maatschappij. Als mensen een zodanige beperking hebben dat de algemene voorzieningen niet toereikend zijn, zijn zij aangewezen op individuele voorzieningen, toegesneden op het compenseren van hun beperking. In de Wmo-prestatievelden 7, 8 en 9 is een aantal specifieke vormen van opvang genoemd, bedoeld voor zeer kwetsbare mensen. Onder zeer kwetsbare mensen worden verstaan: mensen met verslavingsproblemen, mensen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld en mensen die complexe psychische problemen hebben. De gemeente zorgt ervoor dat deze groepen van deze specifieke opvang gebruik kunnen maken. Doelstelling Het doel is om inwoners met een beperking in staat te stellen hun leven lang deel te nemen aan een toegankelijke samenleving. Om daadwerkelijk maatschappelijk te kunnen participeren moeten hen de mogelijkheden geboden worden in termen van de levensdomeinen toegankelijkheid, mobiliteit, arbeid, inkomen en voorzieningen. Dit alles afgestemd op de eigen specifieke aanleg, interesse en mogelijkheden van de inwoners. Algemene voorzieningen Het gaat hier om een breed scala van mogelijke maatregelen en voorzieningen die getroffen worden op de terreinen: toegankelijkheid, mobiliteit, arbeid, inkomen en voorzieningen. Er ligt een belangrijke verbinding met het thema leefbaarheid: kan de doelgroep ook gebruikmaken van de aanwezige voorzieningen? Zijn deze voorzieningen toegankelijk genoeg? Staan de activiteiten open voor iedereen? Kunnen ze meedoen? Ook is er een nauwe relatie met het thema mantelzorgers en vrijwilligers. Veel mantelzorgers en vrijwilligers zetten zich in voor mensen met een beperking. Om dit te kunnen volhouden en met plezier te blijven doen is ondersteuning middels snel en voor iedereen toegankelijke algemene voorzieningen een belangrijke voorwaarde. Bij het thema informatie en advies wordt aandacht geschonken aan de manier waarop informatie en advies beschikbaar en toegankelijk moeten zijn voor de kwetsbare groepen. Indien gekeken wordt naar de levensdomeinen toegankelijkheid, mobiliteit, arbeid, inkomen en voorzieningen, worden binnen een aantal afdelingen van de gemeente hiervoor de activiteiten uitgevoerd. Het betreft o.a. het organiseren van specifiek Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (mobiliteit), het minimabeleid en activiteiten in het kader van werk en scholing (arbeid en inkomen) en het verstrekken van individuele voorzieningen (zie volgende paragraaf). Naast het hanteren van algemene voorschriften voor de toegankelijkheid van gebouwen is er geen beleid ontwikkeld ten aanzien van toegankelijkheid in de brede zin des woords: hoe kunnen mensen met een beperking veilig deelnemen aan het verkeer, hoe kunnen looproutes worden aangepast, in hoeverre zijn de winkelstraten goed toegankelijk etc. Wel zijn dit onderwerpen die opgepakt worden bij de ontwikkeling van woonservicegebieden in Delden en Bentelo. Daarnaast zal op een terrein als ' levensloopbestendig en aanpasbaar bouwen' aan verdere ontwikkelingen vormgegeven worden. Op dit terrein zijn niet alle beleidsinstrumenten in de handen van de gemeente, maar middels de nota Wonen,
29
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Welzijn en Zorg is er wel een visie op geschetst. In de prestatieovereenkomsten met de woningcorporaties zijn hierover afspraken gemaakt. Op deze wijze wil de gemeente voor bepaalde doelgroepen resultaten boeken. In een later stadium, in 2009, zal onderzocht worden of de gemeente Hof van Twente ook in de rol van pleitbezorger – voor kwetsbare burgers in het bijzonder – veranderingen aan kan brengen op andere terreinen. Hierbij kan gedacht worden aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer, waarvoor de gemeente niet of slechts ten dele verantwoordelijk is. Niet alleen de sociale omgeving en de communicatieve vaardigheid zijn factoren die het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer beïnvloeden. Ook de financiële situatie, hoeveel iemand te besteden heeft, is hierop van invloed. Van de vijf genoemde levensdomeinen wil de gemeente prioriteit geven aan het domein arbeid en inkomen. Het streven is om burgers die zich economisch-maatschappelijk in een kwetsbare positie bevinden in staat te stellen zoveel mogelijk op eigen kracht aan de samenleving deel te nemen. Versterken financiële positie Ten aanzien van de verbetering van de positie van minima is de gemeente ook de afgelopen jaren actief geweest. Maar er moet de komende jaren meer gebeuren, om te voorkomen dat steeds meer mensen de aansluiting met een snel veranderende maatschappij missen. De ambitie is om dit maatschappelijke probleem in de gemeente Hof van Twente fors terug te dringen. Een persoonlijke benadering van de doelgroep zal de drempel voor het gebruik maken van voorzieningen zoals het minimabeleid, minder hoog maken. Ook (vrijwilligers-) organisaties zullen hiervoor ingeschakeld worden, die met de doelgroepen al veel contacten hebben. De ouderenbonden hebben bijvoorbeeld aangegeven hierin een rol te willen spelen. Om zoveel mogelijk te bereiken zal met zoveel mogelijk organisaties samengewerkt worden. Hierbij wordt ook gedacht aan de signaalfunctie van woningcorporaties en kerken. Daarnaast wordt er ondersteuning geboden gericht op reïntegratie (naar werk of sociale activering), met als doel dat mensen uiteindelijk zelf hun financiële en/of maatschappelijke positie kunnen verbeteren, indien dit in hun mogelijkheden ligt. Ter versterking van de financiële positie worden de volgende activiteiten ondernomen: -
Het samenbrengen van vraag- en aanbodorganisaties op de regionale arbeidsmarkt en daaraan gelieerde belangenorganisaties; Het verder vormgeven van het reïntegratiebeleid door projecten op het terrein van “Werk Eerst” en het ontwikkelen van nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid; Aan jongeren vanuit de uitkeringssituatie een traject aanbieden gericht op het behalen van een startkwalificatie en het verwerven van een baan; Klanten van de afdeling Werk en Inkomen werkervaring laten opdoen door het aanbieden van een gesubsidieerde baan, waarbij doorstroming naar een reguliere baan mogelijk wordt; Het beter onder de aandacht brengen van het minimabeleid, met hulp van o.a. de ouderenbonden; Het vereenvoudigen en klantvriendelijker maken van de aanvraagprocedures voor de diverse wettelijke en gemeentelijke regelingen.
Netwerkondersteuning Sommige mensen redden het (tijdelijk) niet alleen in onze samenleving. Professionele ondersteuning kan hen op weg helpen. Hierbij kan gedacht worden aan advies, behulpzaam zijn bij het invullen van formulieren, uitzoeken welk hulpaanbod het beste past etc. Soms is blijvende ondersteuning noodzakelijk. Het kan in dit geval voor degene
30
Beleidsplan Wmo
januari 2008
die ondersteuning behoeft, prettig zijn als rondom hem een netwerk beschikbaar is, waarop hij een beroep kan doen. Door activering en ondersteuning van het netwerk van een cliënt wordt een verbreding of aanvulling van de professionele ondersteuning gerealiseerd. Er zijn (minstens) twee beproefde methoden voor netwerkondersteuning. Een methode is ontwikkeld door MEE-Twente in samenwerking met de Universiteit van Maastricht (de MSNA-methode). Deze methode wordt door MEE-Twente gebruikt in de ondersteuning van (jong-) gehandicapten die zelfstandig wonen. Zij leren hiermee hun netwerk onderhouden. Een tweede methode – ontwikkeld in de jeugdzorg, door het Landelijk Centrum voor Herstelgericht Werken – is de Eigen Kracht-methode. In deze methode wordt de aanpak van een probleem ‘in handen gegeven’ van het sociale netwerk van de cliënt. In een Eigen Krachtconferentie wordt een plan opgesteld waarin wordt geformuleerd wat alle leden van het netwerk kunnen en willen bijdragen aan de ondersteuning van de cliënt en welke ondersteuningsvraag door een professionele partij moet worden ingevuld. De inzet van deze methodiek komt dus in de plaats van professionele ondersteuning, zij het dat de randvoorwaarden waarbinnen de ondersteuning kan worden geboden wel van tevoren wordt vastgesteld. Het betreft hier methoden die toegepast zijn op een andere doelgroep. Toch kunnen deze voorbeelden gebruikt worden om als experiment neer te zetten binnen de gemeente Hof van Twente, gericht op de groep mensen zonder werk. Doelstelling is het ontwikkelen van een methodiek waarmee: 1. Het professionele ondersteuningsaanbod betreffende werk en inkomen is ingebed in een integrale aanpak, met aandacht voor creëren van een netwerk rondom de cliënt; 2. De regie van de cliënt centraal staat; 3. De mantelzorger van de cliënt minder bezwaar belast wordt; 4. De cliënt er niet meer alleen voor staat. Individuele voorzieningen Het huidige beleid met betrekking tot individuele voorzieningen is geregeld in de Wmoverordening (december 2006) en het Wmo-Besluit (april 2007). Bij deze twee documenten hoort tevens een Wmo-Verstrekkingenboek (april 2007). In de startnotitie Wmo heeft de gemeente Hof van Twente gekozen voor een groeimodel. Dit betekent dat het beleid van de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en het Wvg-verstrekkingenbeleid en -niveau in eerste instantie voortgezet worden in de Wmo. Het betekent ook dat er groei in kan en mag zitten. Deze groei kan er als volgt uitzien. Naarmate het algemene voorzieningenniveau beter ontwikkeld is, zal er minder vaak een beroep gedaan worden op een individuele voorziening. Een voorbeeld hiervan is: als alle huizen levensloopbestendig worden gebouwd, zijn individuele huisaanpassingen minder vaak noodzakelijk. De Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning houdt hier rekening mee. In de Verordening Wmo is vorm gegeven aan de compensatieplicht, zonder de regels van de Wet voorzieningen gehandicapten en de regels rond de functie huishoudelijke verzorging uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten geheel los te laten. De doelstelling van het verstrekken van voorzieningen aan individuen is het bevorderen van de zelfredzaamheid en van deelname aan het maatschappelijk verkeer. De vorm van de voorziening kan individueel (bijvoorbeeld een rolstoel of een huisaanpassing) maar ook algemeen (bijvoorbeeld collectief vraagafhankelijk vervoer of algemene voorzieningen binnen een wooncomplex, zie vorige paragraaf) zijn.
31
Beleidsplan Wmo
januari 2008
De Wmo schrijft een wettelijke aanspraak op maatschappelijke ondersteuning voor, gerelateerd aan de aard en ernst van beperkingen van burgers. De aanspraak bestaat uit compensatie van deze beperkingen. De aanspraak wordt niet geformuleerd in termen van recht op een bepaalde voorziening. Het gaat erom dat mensen gecompenseerd worden in hun beperking. De voorzieningen kunnen dan ook verschillen per persoon. Ter compensatie van de beperkingen die men ondervindt, worden voorzieningen getroffen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning die hen in staat stellen om ten minste: - Een huishouden te voeren; - Zich te verplaatsen in en om de woning; - Zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; - Medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Indicatiestelling In het verstrekkingenboek zijn de voorzieningen opgenomen die ter compensatie van de beperkingen die men ondervindt worden geboden. De toegang tot een dergelijke voorziening hangt af van de individuele beperkingen van de aanvrager. Hiervoor dient een proces tot indicatiestelling gestart te worden. Dit in tegenstelling tot de algemene voorzieningen waarvoor men zonder indicatieproces in aanmerking kan komen. Het proces tot indicatiestelling start met het indienen van een officieel aanvraagformulier. Nadat het formulier is ingeleverd wordt er een afspraak met één van de Wmo-consulenten van de gemeente gemaakt voor een intakegesprek. Indien nodig vindt dit gesprek bij de aanvrager thuis plaats. Tijdens het gesprek wordt aanvullende informatie gevraagd en worden alle oplossingsmogelijkheden met de aanvrager besproken. Na dit gesprek kan nog een aanvullend geneeskundig en/of ergonomisch advies nodig zijn. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van externe adviseurs. Vervolgens zal een beslissing op de aanvraag worden genomen (een beschikking). Primaat algemene voorziening Een voorbeeld hiervan is het primaat van het collectief vervoer, dat wil zeggen dat altijd eerst wordt beoordeeld of dat een adequate oplossing biedt voor het verplaatsingsprobleem. Indien men geen gebruik kan maken van het collectief vervoer (Regiotaxi Twente), kan men in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening. Indien er sprake is van een uiterst beperkte mobiliteit, dat wil zeggen de mogelijkheid om zich te verplaatsen is minder dan honderd meter, bestaat er in principe recht op een aanvullende voorziening naast het collectief vervoer. Gebruikelijke zorg en mantelzorg Bij de indicering van hulp bij het huishouden kan rekening worden gehouden met de mogelijkheden die een partner of andere huisgenoot heeft in de verzorging van het huishouden. Al onder de AWBZ is het protocol gebruikelijke zorg ontwikkeld om hieraan invulling te geven. Bij gebruikelijke zorg gaat het om de normale dagelijkse zorg die partners of ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden. Gebruikelijke zorg is ook alleen aan de orde als er een leefeenheid is die een gezamenlijk huishouden voert. Uitwonende kinderen vallen hier dus buiten. Het ‘niet willen’ bieden van gebruikelijke zorg rechtvaardigt niet automatisch een aanspraak op de Wmo / hulp bij het huishouden. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Als de mantelzorger geen mantelzorg meer wil of kan bieden ontstaat er een aanspraak op de AWBZ of de Wmo. Nadrukkelijk wordt de belasting en belastbaarheid van de mantelzorger meegenomen in de indicering van individuele voorzieningen. De mantelzorger kent immers de klant en de situatie en kan ook aangeven wat hij/zij zelf wel of niet aan zorg kan bieden.
32
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Eigen bijdrage De gemeente kende onder de Wvg geen eigen bijdragen voor voorzieningen. Deze worden voor de voormalige Wvg-voorzieningen (wonen, vervoer en rolstoelen), die nu onder de Wmo zijn ondergebracht, ook niet ingevoerd. Wel wordt een eigen bijdrage gevraagd bij de functie “hulp bij het huishouden”. Deze eigen bijdrage wordt berekend door het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De wijze waarop de eigen bijdrage wordt berekend, is vastgelegd in het Wmo-besluit. Collectieve voorzieningen De gemeente wil zoveel mogelijk door middel van collectieve arrangementen voorzien in de individuele behoeften van mensen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan groepsvervoer, dagbesteding, maaltijdverzorging, klussendienst en alarmering. Daarnaast streeft de gemeente naar een laagdrempelige, pragmatische aanpak van de toekenning en de verstrekking van voorzieningen, met zo weinig mogelijk bureaucratie. Enkele voorbeelden van te ontwikkelen collectieve arrangementen worden onderstaand weergegeven. Vervoer Collectieve voorzieningen op het terrein van de vervoersvoorzieningen moeten veelal nog ontwikkeld worden. Te denken valt aan een scootmobielpool voor personen die slechts in beperkte mate van een scootmobiel gebruik kunnen of willen maken. Voor hen kan een dergelijke pool een adequate oplossing zijn, terwijl daartegenover staat dat bespaard wordt ten aanzien van permanent verstrekte scootmobielen. Het gaat dus om (zeer) incidenteel gebruik. Bij de toelatingstoets hoort in ieder geval het antwoord op de vraag of betrokkene veilig van de voorziening gebruik kan maken. Indien nodig is bij aflevering (en ophalen) van de voorziening een beperkte (aanvullende) instructie mogelijk. Bij algemene voorzieningen geldt dat wie daar niet mee geholpen denkt te zijn uiteraard altijd een aanvraag kan indienen. Dan geldt echter de reguliere aanvraagprocedure voor een individuele voorziening. Hulp bij het huishouden Huishoudelijke hulp als individuele voorziening wordt verstrekt als er een indicatie is gesteld dat de hulp gedurende een langere periode noodzakelijk is. Uit de vragen en opmerkingen tijdens de Wmo werkconferentie, de opiniërende raadsvergadering en bijeenkomsten voor burgers, blijkt dat er over huishoudelijke hulp nogal eens onduidelijkheden zijn. Wat is gebruikelijke zorg? Hoe bepaalt men de indicering? Wat wordt van mantelzorgers verwacht? De gemeente zal hierin actief gaan voorlichten en bijeenkomsten organiseren voor gemeenteraadsleden, gebruikers en burgers. Voor kortdurende, eenvoudige hulp wil de gemeente alternatieven ontwikkelen in samenwerking met (vrijwilligers)organisaties, in de vorm van klussendiensten, boodschappenservice, eenvoudige schoonmaakwerkzaamheden. Indien dergelijke voorzieningen zijn ontwikkeld, kunnen ze beschouwd worden als voorliggende voorzieningen. Voorliggende voorzieningen Er zijn voorzieningen die kunnen voorkómen dat huishoudelijke verzorging nodig is. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van kinderopvang of maaltijddiensten kan worden voorkomen dat er hulp bij het huishouden moet worden geregeld. Deze ‘voorliggende voorzieningen’ kunnen voorgaan boven een aanspraak op Wmo-zorg. Wanneer een adequate oplossing wordt geboden door gebruik te maken van deze voorzieningen, dan wordt geen Wmo-zorg geïndiceerd. Voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn
33
Beleidsplan Wmo
januari 2008
(niet limitatief): kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- en naschoolse opvang, oppascentrale), maaltijddienst, hondenuitlaatservice, boodschappendienst en strijkdienst. Opvang van zeer kwetsbare groepen Het gaat hier om opvang en ondersteuning van mensen die ernstige problemen hebben op uiteenlopende leefgebieden zoals huisvesting, voeding, inkomen, sociale contacten en zorg. Vaak is er een combinatie van verschillende problemen: schulden, huiselijk geweld, verslaving, huisuitzetting, zelfverwaarlozing, vereenzaming, woonoverlast, opvoedingsproblematiek. De problemen van mensen met een dergelijke meervoudige problematiek zijn niet altijd zichtbaar aan de buitenkant. Het betreft meestal zeer kwetsbare mensen die zelf niet om hulp vragen. De meervoudigheid van de problematiek brengt met zich mee dat soms allerlei instanties vanuit hun eigen (deel)deskundigheid betrokken zijn bij de problematiek, bijvoorbeeld politie, huisarts, maatschappelijk werk, jeugdzorg en reclassering. Op basis van landelijk gegevens is een grove inschatting te maken dat ongeveer 1% van de bevolking met meervoudige problematiek kampt. Voor Hof van Twente zou dit betekenen dat ongeveer 350 mensen in hoge mate sociaal kwetsbaar zijn. Volgens gegevens van Mediant hebben 170 inwoners van Hof van Twente in 2005 gebruik gemaakt van de voorzieningen van Mediant (organisatie voor geestelijke gezondheidszorg), variërend van crisisopvang tot inloop en dagbesteding. Begeleid Wonen RIBW biedt veertien personen afkomstig uit Hof van Twente begeleid wonen aan; vijf personen staan op de wachtlijst. Doelstelling Het bieden van opvang en het bevorderen van deelname aan de samenleving van zeer kwetsbare mensen, door de samenwerking en afstemming tussen bovengenoemde organisaties te stimuleren. Activiteiten Tot de invoering van de Wmo werd het beleid op deze terreinen ontwikkeld en uitgevoerd door de centrumgemeente Enschede. Ook in het kader van de Wmo zal de uitvoering van het beleid grotendeels door Enschede worden uitgevoerd. De gemeente Enschede ontvangt hiervoor een doeluitkering van het rijk. De voorzieningen voor dak- en thuislozen, vrouwenopvang, verslavingszorg en dergelijke bevinden zich ook in Enschede. Wat wel verandert, is dat Enschede samen met de regiogemeenten het beleid gaat ontwikkelen. De meeste voorzieningen bevinden zich dus in Enschede (of Almelo en Hengelo). Het betreft: verslavingszorg Tactus; geestelijke gezondheidszorg Mediant; Leger des heils; Vangnet Zorg; Begeleid Wonen; Vrouwenopvang; Meldpunt huiselijk geweld. Het Algemeen Maatschappelijk Werk bevindt zich wel in Hof van Twente. Procesmanagement De gemeente subsidieert het procesmanagement van het Jeugdhulpteam Hof van Twente. Het Jeugdhulpteam bestaat uit medewerkers van politie, maatschappelijk werk, jeugdzorg en de procesmanager. Er komen zaken aan de orde, aangedragen door scholen en peuterspeelzalen, waarbij een meervoudige problematiek speelt. De verschillende partijen zoeken een oplossing voor het betreffende kind en diens omgeving, ieder vanuit de eigen deskundigheid en verantwoordelijkheid. Daarnaast houdt het procesmanagement zich bezig met situaties waarin er sprake is van huiselijk geweld, ook wanneer hier uitsluitend volwassenen bij betrokken zijn.
34
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Algemeen maatschappelijk werk De gemeente subsidieert het Algemeen Maatschappelijk Werk. Het Algemeen Maatschappelijk Werk is voor iedereen toegankelijk en fungeert vaak als eerste opvang. Het verwijst naar en stemt af met bovengenoemde organisaties. Preventie Activiteiten op het gebied van preventie: - Maatjesprojecten: Eenzaamheid kan een probleem zijn onder kwetsbare groepen als zelfstandig wonende ouderen, (verstandelijk) gehandicapten, chronisch zieken en mensen die gebruik hebben gemaakt van maatschappelijke opvang en weer terugkeren in de maatschappij. Door het ontwikkelen van maatjesprojecten (het koppelen van een vrijwilliger aan iemand uit de doelgroep), de inzet van huisbezoeken 75+, de signaleringsfunctie van de ouderenbonden en het te ontwikkelen vangnet zorg, zal eraan gewerkt worden ook deze groepen te stimuleren tot activiteiten en het ontmoeten van andere mensen. - Voortzetten van het procesmanagement voor jongeren en voor huiselijk-geweld situaties; - Het realiseren van een vangnet zorg waarin door verschillende partners (woningcorporaties, maatschappelijk werk, GGD en gemeente) probleemsituaties worden besproken en waar afspraken gemaakt worden over aanpak en oplossingen. - Het stimuleren van samenwerking en afstemming tussen de verschillende hulporganisaties heeft blijvend de aandacht van de gemeente. Opvang Opvang van verslaafden, slachtoffers van huiselijk geweld, dak- en thuislozen en vrouwenopvang gebeurt in regionaal verband, in Enschede. De verwachting is dat dit ook zo zal blijven. Voor veel mensen is het een veilig gevoel gebruik te kunnen maken van opvang en begeleiding buiten hun directe omgeving. Maatschappelijk herstel en nazorg Maatschappelijk herstel en nazorg zijn voorzieningen die ook lokaal kunnen plaatsvinden. Voor veel mensen zal herstel in de vertrouwde omgeving te verkiezen zijn, omdat zij in die omgeving willen blijven wonen. Maatjesprojecten kunnen ook hierin een ondersteunende rol spelen. De gemeente wil met de organisaties die voor opvang gezorgd hebben (reclassering, vrouwenopvang, geestelijke gezondheidszorg) afspraken maken over nazorg en begeleiding. Het procesmanagement kan hierin een belangrijke rol vervullen en de lokale partners (politie, Algemeen Maatschappelijk Werk, scholen, woningcorporaties en dergelijke) betrekken. De activiteiten bij de in dit hoofdstuk genoemde thema’s zullen in de komende 4 jaren worden opgepakt. In het volgende hoofdstuk staan ze nog eens als samenvatting genoemd.
35
Beleidsplan Wmo
5.
januari 2008
Samenvatting acties 2008-2011
Onderstaand zijn alle acties uitgewerkt die naar aanleiding van de Wmo uitgevoerd (zullen) worden. De acties zijn ingedeeld volgens de thema’s die in het beleidsplan gehanteerd worden. Een aantal genoemde acties is reeds in uitvoering, de rest wordt in 2008 uitgevoerd. Van deze genoemde acties loopt een aantal door op lange termijn. Thema 1: informatie, advies en cliëntondersteuning • • • • • • • • •
Mogelijkheden onderzoeken of aanvragen digitaal aangevraagd kunnen worden Directe afhandeling van aanvragen voor gehandicapten parkeerkaart en gehandicapten parkeerplaats Aanpassing foldermateriaal t.b.v. leesbaarheid en bruikbaarheid kwetsbare groepen Samenwerkingsovereenkomsten sluiten met partners op gebied van Wonen, welzijn en zorg Gebruik maken van cliëntvolgsysteem Jaarlijks klanttevredenheidsonderzoek Klachtensysteem opzetten Sociale kaart actueel houden Modules vraagverheldering
Thema 2: leefbaarheid • • • • • • • •
Ontwikkelen van een structuur waarbij de brede communicatie en participatie met bewoners en instellingen beter geborgd wordt, door het instellen van kernteams bestaande uit de rayonmanager, een contactambtenaar en de wijkagent Minstens één keer per jaar een brede schouw per kern waar ontwikkelingen worden bezien en besproken Minstens één keer per vier jaar een bewonersavond gekoppeld aan leefbaarheidonderzoek Minstens één keer per jaar een breed overleg met werkzame professionals Instellen en raadplegen brede bewonerspanels (drie keer per jaar raadplegen) Zorgen voor zichtbaarheid en aanspreekbaarheid van mensen die in de kernen werken, door het instellen van een inloopspreekuur in de kern zelf van rayonmanager en wijkagent tezamen Minstens twee keer per jaar een Nieuwsbrief huis-aan-huis per kern met ontwikkelingen in directe woonomgeving Gebiedscoördinatoren
Thema 3: opgroeiende jeugd • • • • • • •
Implementeren van een Vangnetinformatiesysteem (VIS2) Triple P methode introduceren in Hof van Twente Ontwikkelen (opzetten) van een Centrum voor Jeugd en Gezin Preventieactiviteiten t.b.v. alcohol en drugsgebruik Aanpak drinkketen Verdere professionalisering van het jongerenwerk en jongerenparticipatie Uitvoeren E-MOVO onderzoek
uitwerking
van
36
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Thema 4: mantelzorgers en vrijwilligers • • • • • • • • • • • • •
Bieden van informatie en advies voor mantelzorgers Organiseren van ontmoetingen voor mantelzorgers Stimuleren van samenwerking en afstemming van mantelzorgers met thuiszorgmedewerkers Mantelzorgers onder de aandacht brengen bij werkgevers en huisartsen (Jonge) mantelzorgers opsporen Mantelzorgers betrekken in het indicatieproces voor huishoudelijke hulp In de prestatieovereenkomsten opnemen dat organisaties hun vrijwilligers begeleiden en waarderen Jaarlijks een Wmo-prijs uitreiken Jongeren actief betrekken bij het vrijwilligerswerk Uitvoering project ‘jong en oud in het vrijwilligerswerk’ Opzetten van maatjesprojecten voor de zeer kwetsbaren Mensen met een beperkt perspectief op betaald werk de gelegenheid geven vrijwilligerswerk te doen Netwerkversterking tussen vrijwilligersorganisaties en professionele organisaties
Thema 5: deelname aan de samenleving van kwetsbare groepen • • • • • • • • • • • •
Minimabeleid promoten Jongeren een traject aanbieden gericht op behalen van een startkwalificatie en verwerven van een baan Aanvraagprocedures klantvriendelijker maken Eigen Kracht methode inzetten voor klanten van afdeling WIZ Ontwikkelen van klussendienst en boodschappenservice i.s.m. vrijwilligersorganisaties Ontwikkelen van een scootmobielpool Realiseren van een laagdrempelige en snelle indicatiestelling voor o.a. eenvoudige en tijdelijke schoonmaakwerkzaamheden Preventieve activiteiten t.b.v. eenzame, kwetsbare mensen Ontwikkelen van een uitgebreider pakket van voorliggende voorzieningen Voortzetting procesmanagement voor jongeren en voor situaties van huiselijk geweld Realiseren van een vangnet zorg Afspraken maken met hulporganisaties over overdracht van clienten en nazorg
37
Beleidsplan Wmo
Bijlage 1
Financiën
De Wmo-budgetten weergegeven. Prestatieveld Pres.veld 1 (thema 2) Pres.veld 2 (thema 3) Pres.veld 3 (thema 1) Pres.veld 4 (thema 4) Pres.veld 5 (thema 5) Pres.veld 6 (thema 5) Pres.veld 7 (thema 5) Pres.veld 8 (thema 5) Pres.veld 9 (thema 5) -
januari 2008
2008
worden
in
onderstaand
overzicht
per
prestatieveld
Beschrijving Sociale samenhang & leefbaarheid
Budget (€) 110.292
Jongeren en ouders ondersteunen
607.952
Informatie en advies geven
42.500
Ondersteunen vrijwilligers en mantelzorgers
153.443
Zorgen dat mensen met een beperking mee kunnen doen Individuele voorzieningen voor mensen met een beperking Opvang voor mensen met problemen
217.000
Openbare geestelijke gezondheidszorg
3.522.288 102.360 40.807
Zorg voor mensen met een verslaving
-
Communicatie en Participatie
25.000
Uitvoeringskosten Wmo Totaal
17.252 4.838.894
De integratie-uitkering Wmo uit het gemeentefonds, zoals opgenomen in de programmabegroting 2008, bedraagt 2008 € 3.324.174 (gegevens juni-circulaire 2007). Volgens de gegevens uit de september-circulaire 2007 zal er voor 2008 nog een extra bedrag worden ontvangen ad. € 199.112. Dit bedrag zal in de programmabegroting 2008 worden verwerkt bij de 1ste berap 2008. De totale uitkering Wmo uit het gemeentefonds voor 2008 bedraagt € 3.443.286. Daarnaast hebben we in december 2007 een extra uitkering uit het gemeentefonds ontvangen ad. € 72.746. Dit bedrag heeft betrekking op een incidentele impuls mantelzorg in 2007 t.b.v. (ondersteuning van) mantelzorgers. Dit bedrag is gestort in een voorziening mantelzorg. Resumé budgetten Wmo 2008 Totale kosten Wmo 2008 Bijdragen van het Rijk (doeluitkeringen RSU – JGZ) Onttrekkingenuit voorziening mantelzorg Beschikbare budgetten in 2008 Nog te dekken kosten
€ € € € €
4.838.894 434.685 60.000 3.974.296 369.913
In de begroting 2008 is een stelpost Wmo opgenomen ad. € 233.057. Bij de 1ste berap 2008 zal het aanvullende budget ad. € 199.112 hieraan worden toegevoegd. In totaliteit is op de stelpost Wmo 2008 nog een bedrag ad. € 432.169 beschikbaar. 38
Beleidsplan Wmo
januari 2008
De nog te dekken kosten ad. € 369.913 kunnen ten laste worden gebracht van bovengenoemde stelpost. Op deze stelpost resteert voor 2008 nog een bedrag van € 62.256, deze kan eventueel worden ingezet voor onvoorziene uitgaven. De begrotingstechnische gevolgen zullen bij de 1ste berap 2008 worden verwerkt.
39
Beleidsplan Wmo
Bijlage 2
januari 2008
De negen prestatievelden
Prestatieveld 1: Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten Leefbaarheid laat zich definiëren als: het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid om (thuis of in de buurt) gebruik te kunnen maken van (eenvoudige) zorg-, welzijns- en gemaksdiensten. Het klinkt misschien simpel, maar het vereist een omslag in de aanpak: van aanbod naar vraag en van categoraal naar gebiedsgericht. Daarbij moet een andere organisatie van de zorg, welzijn en dienstverlening, van categoraal naar gebiedsgericht, zich richten op 3 componenten: huis, Diensten/ voorzieningen, Omgeving. Dus: een goede toegankelijke - aanpasbare of aangepaste woning, betaalbare en bereikbare haal- en brengdiensten en een veilige, toegankelijke openbare ruimte. Het spreekt dan ook vanzelf dat het bevorderen van de sociale samenhang en leefbaarheid raakt aan andere sectoren als wonen, ruimtelijke ordening, veiligheid en economie.
Prestatieveld 2: Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden Dit prestatieveld heeft betrekking op in de gemeente wonende kinderen en jongeren – en in voorkomende gevallen hun ouders – bij wie sprake is van een verhoogd risico als het gaat om ontwikkelingsachterstand of uitval zoals schooluitval of criminaliteit, maar voor wie zorg op grond van de Wet op de jeugdzorg niet nodig is dan wel voorkomen kan worden. Dit beleidsterrein geldt als aanvulling op in andere wetgeving, zoals de Wcpv en de Leerplichtwet, vastgelegde taken. Bij de functie ' signalering'gaat het bijvoorbeeld om de coördinatie tussen signalerende instanties. De functie ' toeleiding tot het hulpaanbod' heeft betrekking op het totale lokale en regionale hulpaanbod, zoals vroeg- en voorschoolse educatie, onderwijsachterstands- en HALTvoorzieningen. Bij ' pedagogische hulp'gaat het om het bieden van opvoedingsondersteuning aan ouders en gezinnen waar problemen zijn of dreigen te ontstaan, en om schoolmaatschappelijk werk. ' Coördinatie van zorg'betreft het afstemmen en zo mogelijk bundelen van zorg in het geval dat meerdere hulpsoorten nodig zijn om een jeugdige of gezin te ondersteunen voor zover deze niet reeds onder de Wcpv (basistaken jeugdgezondheidszorg) is gebracht.
Prestatieveld 3: Geven van informatie, advies en cliëntondersteuning Dit prestatieveld kan zowel een algemene als een individuele component hebben. Met ' geven van informatie en advies'wordt gedoeld op activiteiten die de burger de weg wijzen in het veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om algemene voorzieningen zoals informatiepunten, als om meer specifieke voorzieningen zoals een individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. Onder ‘cliëntondersteuning’ wordt verstaan de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem. Cliëntondersteuning heeft de regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel ten einde de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Het kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning bij keuzes op diverse levensterreinen omvatten. Cliëntondersteuning gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet op kan lossen.
40
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Prestatieveld 4: Ondersteunen van mantelzorgers daaronder begrepen steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede het ondersteunen van vrijwilligers De gemeentelijke verplichtingen op dit prestatieveld zijn vooral procesmatig. Nu de ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers voor het eerst een wettelijke basis heeft gekregen, is de verwachting dat het gemeentelijke beleid op dit punt zeker zal worden geïntensiveerd. Gesubsidieerd kunnen worden met name de kosten van coördinatie van de vrijwilligers, bureaukosten en activiteitenkosten. Activiteiten van deze instellingen kunnen worden samengevat met de termen praktische en emotionele ondersteuning, advies, bemiddeling en begeleiding. Vanaf 1 januari 2007 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het opzetten/continueren en financieren van activiteiten op het vlak van de mantelzorgondersteuning.
Prestatieveld 5: Bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem ten behoeve van het behouden en bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer In dit het prestatieveld wordt gedoeld op algemene maatregelen die, zonder dat men zich tot de gemeente behoeft te wenden, ten goede kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft. In die zin behoeft de maatregel dus niet bij uitsluiting gericht te zijn op mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het is wel belangrijk dat er bij het nadenken over deze maatregelen nagedacht is over het gebruik door deze groepen, zodat niet achteraf blijkt dat zij bij het gebruik daarvan buiten de boot vallen. In alle fasen van een beleidscyclus wordt rekening gehouden met verschillen tussen mensen en dan met name met de verschillen tussen mensen met en zonder beperkingen. Het gaat hier om een breed scala van maatregelen. Wat betreft de deelname aan het maatschappelijk verkeer kan gedacht worden aan de toegankelijkheid van de woonomgeving en openbare ruimten zoals leeszalen, het gemeentehuis, etc. De deelname van mensen met een beperking aan het maatschappelijk verkeer zal bevorderd worden als zij zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kunnen bewegen in hun woonomgeving, en toegang hebben tot alle openbare faciliteiten. Maar ook het organiseren van activiteiten met een sociaalrecreatief of sportief karakter zodat ook specifieke doelgroepen daaraan kunnen deelnemen, is een goed voorbeeld
Prestatieveld 6: Verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijk verkeer Dit prestatieveld beschrijft het onderdeel van maatschappelijke ondersteuning dat zich richt op individuele mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het gaat hier om individueel te verlenen voorzieningen, die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. De gemeente is, met uitzondering van die voorzieningen waarvoor een zorgplicht geldt, geheel vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen zij zal verlenen, en welke niet. Voor de hand liggende vormen waaraan gedacht kan worden zijn woonvoorzieningen, sportrolstoelen, begeleiding bij zelfstandig wonen, dagbesteding voor ouderen, maaltijdvoorziening, sociale alarmering, vervoersvoorzieningen, klussendiensten, algemeen maatschappelijk werk of vormen van psychosociale hulpverlening. In de Wmo-verordening is het beleid van de Hof van Twente vastgelegd.
41
Beleidsplan Wmo
januari 2008
Prestatieveld 7: Bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang en het voeren van beleid ter bestrijding van geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd Maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door een of meerdere problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, de dak- en thuislozen. Onder vrouwenopvang wordt begrepen het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan vrouwen die, al dan niet gedwongen, de thuissituatie hebben verlaten in verband met problemen van relationele aard of geweld. Ook huiselijk geweld valt hieronder.
Prestatieveld 8: bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen Onder het bieden van openbare geestelijke gezondheidszorg wordt nagenoeg hetzelfde verstaan als hetgeen in de Wet collectieve preventie volksgezondheid nu hieronder wordt verstaan. Te weten: het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen en het tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Het bieden van psychosociale hulp bij rampen wordt niet in de Wmo ondergebracht. Dit desbetreffende deelgebied is daarom expliciet uitgezonderd van het begrip openbare geestelijke gezondheidszorg in de Wmo.
Prestatieveld 9: Bevorderen van verslavingsbeleid De verslavingszorg gaat over het bieden van ondersteuning en faciliteiten aan verslaafden en het beperken van de overlast door verslaving.
42
Beleidsplan Wmo
Bijlage 3
januari 2008
Begripsbepalingen
Op basis van Artikel 1 ‘Begripsbepalingen’, Verordening Maatschappelijke ondersteuning. Algemene voorziening
Een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt. Belanghebbenden De cliënten die nu of in de toekomst maatschappelijke ondersteuning behoeven, alle inwoners en instellingen en/of aanbieders die betrokken dan wel aanbieders zijn van maatschappelijke ondersteuningsproducten. Beperkingen Moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten. Budgethouder Een persoon aan wie ingevolge de verordening maatschappelijke ondersteuning een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is. College Het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente. Compensatieplicht De algemene verplichting van het college om personen met een beperking of mensen met een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Eigen bijdrage of eigen Een vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een aandeel in de kosten voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn. Extramuralisering Verschuiving in het zorgaanbod naar zorg en begeleiding aan huis. Financiële Een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke tegemoetkoming kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager. Huisgenoot Iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont. Hulp bij het huishouden Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 Wmo dan wel van de leefeenheid waartoe de persoon behoort. Integraal beleid De verschillende thema’s binnen de Wmo overstijgen de afdelings- en sectorgrenzen binnen de gemeente Hof van Twente. Bij integraal denken gaat het erom dat er een proces op gang komt van continue afstemming hiertussen en het bewerkstelligen van samenwerking, samenhang, ontschotting en vraaggericht beleid. Individuele voorziening Een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt. Leefeenheid Een eenheid bestaande uit gehuwde personen en daarmee gelijk te stellen ongehuwde personen die al dan niet tezamen
43
Beleidsplan Wmo
Maatschappelijke participatie
Mantelzorger Ontgroening Persoon met beperkingen
Persoonsgebonden budget Sociale kaart Voorziening in natura Wet Wmo-besluit Wmoverstrekkingenboek Zelfredzaamheid
januari 2008
met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een huishouden voert. Normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven. Een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. Wmo. Het afnemen van het aandeel jongeren in de bevolking als gevolg van een afname van het geboortecijfer. Een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden. Een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Wmo-besluit te stellen regels van toepassing zijn. Een overzicht van alle instellingen en organisaties op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt. Wet maatschappelijke ondersteuning. Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hof van Twente waarin aanvullende (financiële) bepalingen zijn opgenomen, vastgesteld door het college. Door het college vastgestelde beleidsregels waarin het verstrekkingenbeleid van de gemeente in het kader van de Wmo uitgebreid wordt weergegeven. Het lichamelijke, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.
44
Beleidsplan Wmo
Bijlage 4 AWBZ Bbag CAK CIZ CVTM E-MOVO
GGD GGZ OGGZ Ogz PGB RIBW SIZ SWO VNG VWS WCPV Wmo Wvg
januari 2008
Afkortingenlijst Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Besluit bijdrage AWBZ-gemeenten Centraal Administratie Kantoor Centrum Indicatiestelling Zorg Coördinatie Vrijwillige Thuiszorg en Mantelzorg Electronische Monitoring Voortgezet Onderwijs 2003. Bij dit onderzoek zijn jongeren uit de tweede klas van het voortgezet onderwijs ondervraagd over verschillende gezondheidsthema' s waaronder ook voeding en bewegen. Gemeentelijke Gezondheidsdienst Geestelijke Gezondheids Zorg Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Openbare gezondheidszorg Persoonsgebonden Budget Regionale Instelling voor Beschermende Woonvormen Steunpunt Informele Zorg Stichting Welzijn ouderen Vereniging Nederlandse Gemeenten (Ministerie van) Volksgezondheid Welzijn en Sport Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Wet Maatschappelijke Ondersteuning Wet Voorziening Gehandicapten
45
Beleidsplan Wmo
Bijlage 5
januari 2008
Tabellen bevolkingsprognoses
Inwoners Regio Twente
Huidige groei inwoners +1%
Gemeente Hof van + 0,3 % Twente
Omslagpunt naar krimp Rond 2025
Prognose inwoneraantal 2030 ± 610.000
Rond 2010 / 2015
± 31.000
Prognoses bevolkingsontwikkeling in de regio en in de gemeente (Regio Twente 2006, Gemeente en Corporaties Hof van Twente 2005, GBA gemeente Hof van Twente 01-09-2007)
Huishoudens
Huishoudengrootte 2006
Huishoudengrootte 2030
% Groei van huishoudens tot 2030
Regio Twente
2,4
± 2,1
Circa + 10 %
Gemeente Hof van 2,5 Twente
± 2,1
Circa + 1 %
Prognoses huishoudenaantal in de regio en in de gemeente (Regio Twente 2006, Gemeente en Corporaties Hof van Twente 2005, GBA gemeente Hof van Twente 01-09-2007)
Vergrijzing en ontgroening
% Groei van 65+ tot 2030
% Groei jongeren (<20jr) tot 2030
Regio Twente
Circa + 47 %
Circa -7 %
Gemeente Hof van Twente
Circa + 33 %
Circa - 22 %
Prognoses vergrijzing en ontgroening in de regio en de gemeente (Regio Twente 2006, Gemeente en Corporaties Hof van Twente 2005, GBA gemeente Hof van Twente 01-09-2007)
46