S PEELRUI MTEP LAN IN DE HOF VAN TWENTE
Jaap Bros Amersfoort 15-06-2008 d8/819/020
© SPEELRUIMTE
1
2
SPEELRUIMTEPLAN .................................................................................................................................. 1 IN DE HOF VAN TWENTE ......................................................................................................................... 1 INLEIDING............................................................................................................................................... 5 1
UITGANGSPUNTEN BUITEN SPELEN ................................................................................................... 7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
2
WERKWIJZE ..................................................................................................................................... 13 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4
3
BESCHIKBARE INFORMATIE .............................................................................................................13 GEGEVENS BEVOLKING ....................................................................................................................13 INVENTARISATIE VELDGEGEVENS ....................................................................................................13 INVENTARISATIE SPEELVOORZIENINGEN.......................................................................................13 INVENTARISATIE INFORMELE SPEELRUIMTE..................................................................................14 COMBINATIE VAN GEGEVENS ...........................................................................................................15
GEGEVENS BESTAAND BELEID ....................................................................................................... 17 3.1 3.3 3.4
4
SPELEN IN DE OPENBARE RUIMTE...................................................................................................... 7 BASISVOORWAARDEN BESPEELBAARHEID VAN DE WOONOMGEVING ............................................... 9 PRINCIPES VOOR DE PLANNING VAN SPEELRUIMTE ..........................................................................10 WETTELIJK KADER AANSPRAKELIJKHEID EN VEILIGHEID VAN OPENBARE SPEELGELEGENHEDEN ....11 DE OPENBARE RUIMTE IS ER OOK VOOR DE JEUGD, EEN VISIE OP HET BELEID ..................................11 BEWEGEN IN DE OPENBARE RUIMTE.................................................................................................12
BEVOLKING .....................................................................................................................................17 BESCHIKBAAR AANBOD IN RELATIE TOT DE VRAAG PER WIJK OF DORP ............................................30 SAMENVATTING BEOORDELING SPEELRUIMTE PER WIJK/ DORP ........................................................32
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................................................................ 37 4.1 CONCLUSIES BESTAAND BELEID ......................................................................................................37 4.2 AANBEVELINGEN .............................................................................................................................38 4.2.1 VERKEERSRUIMTE ........................................................................................................................38 4.2.2 VERBETEREN VEILIGHEID SPEELVOORZIENINGEN .........................................................................38 4.2.3 BEWAKEN VEILIGE ONDERHOUDSSTAAT SPEELVOORZIENINGEN ..................................................38 4.2.4 TOEGANKELIJKHEID SCHOOLSPEELPLAATSEN ..............................................................................39 4.2.5 AANPAK HUIDIGE OPENBARE SPEELPLAATSEN..............................................................................39 4.2.6 ONTWERP EN BEHEER ...................................................................................................................40 4.2.7 EXTRA MOGELIJKHEDEN IN HET BUITENGEBIED ............................................................................40 4.2.8 BELEID..........................................................................................................................................40 4.2.9 FINANCIËLE RAMING BOUWSTENEN BEGROTING ...........................................................................41 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 speelplaats Bijlage 4 Bijlage 5
het Hof van Twente betreft het Buitengebied Pilot convenant met Ranninkschool te Delden
Kaarten Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart Kaart
Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht Overzicht
1 2 3 4 5 6 7 8
Overzicht van ontwikkelingskenmerken Bepaling uren + Kosten onderhoud speelplaatsen Samenvatting gegevens, beoordeling en advies per
speellocaties Markelo speellocaties Diepenheim speellocaties Goor speellocaties Delden speellocaties Hengevelde speellocaties Bentelo schoolspeelplaatsen buitengebied dekking voorzieningen buitengebied 3
4
INLEIDING Voor u ligt het tussenrapport van het onderzoek naar de speelruimte in de Gemeente Hof van Twente. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Gemeente Hof van Twente, Sector Onderhoud en Beheer. In 2002 heeft gemeente Hof van Twente een eerste speelruimteplan laten maken met als resultaat de rapportage “Speelruimte in Gemeente Hof van Twente”. De noodzaak van een gezamenlijk Speelruimteplan ontstond door het samengaan van verschillende gemeenten in Gemeente Hof van Twente. Ook bestond de wens om te kijken naar de veiligheid op speelplekken in de diverse gemeenten. Dit nadat op 26 maart 1997 het Besluit Veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen in gevolge de Wet op gevaarlijke werktuigen van kracht werd. Daarbij kwam de vraag of het, gezien de veranderende bevolkingsopbouw en vrijetijdsgedrag, wel zinvol was om het bestaande bestand aan speelvoorzieningen zonder wijzigingen voort te zetten. Het speelruimteplan uit 2002 gaf richting aan al deze vragen. Eens in de ca. 5 jaar zal een speelruimteplan geactualiseerd moeten worden. Waar bij gekeken wordt naar: in hoever zijn de aanbevelingen en conclusies gevolgd zijn er veranderingen in de bevolkingsopbouw zijn er nieuwe ontwikkelingen, tendensen en trends, die om bijsturing vragen. Om het speelruimteplan te actualiseren is, begin 2007, wederom contact gezocht met bureau SPEELRUIMTE. In het vervolg is eind 2007 opdracht verleend tot het actualiseren van het in 2002 gemaakte plan. Op verzoek van de gemeente zal tevens ingegaan worden op de volgende aspecten: welke invloed kan de gemeente uitoefenen op het realiseren van speelvoorzieningen in nieuwbouwwijken en hoe worden de verantwoordelijkheden afgebakend beleidsverandering t.a.v. de speelvoorzieningen op het schoolplein landelijk is voor de buitenspeelruimte de norm voorgesteld die resulteert in minimaal 300 m2 per hectare, oftewel 3%. Voldoet Gemeente Hof van Twente hieraan; hoe hiermee om te gaan
5
6
1
UITGANGSPUNTEN BUITEN SPELEN Om niet in herhaling te vervallen zal dit hoofdstuk voornamelijk aanvullende informatie verstrekken op de nog steeds geldende uitgangspunten, zoals genoemd in het gelijknamige hoofdstuk uit het Speelruimteplan van 2002). Uitgangspunten die de kaders bieden waarbinnen de onderzoeksresultaten later worden geïnterpreteerd.
1.1
Spelen in de openbare ruimte Het belang van spel Spelen is uitdagend en ontspannend. Voor kinderen en volwassenen. Maar voor kinderen komt daar nog iets bij: hun spelen is van groot belang voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. In het spel leren ze lichaam en verstand te gebruiken; leren ze goed met eigen gevoelens en die van anderen om te gaan. Wanneer we kinderen de mogelijkheden tot spelen onthouden, doen we ze ernstig te kort. Huidige tendens in het buitenspelen Kinderen en jongeren besteden steeds meer vrije tijd aan activiteiten binnenshuis. Voor een deel is dit het inactief consumeren van het aanbod op radio, tv en video/ dvd. Voor een groot deel echter is dit het met elkaar chatten via internet en mobiel. MSN, SMS en internetgames zijn de straat als informele contactruimte in rap tempo aan het verdringen. De jeugd van nu maakt eerder een afspraak via mobiel of chatbox dan via een praatje op straat. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt in de speelruimte de tijdsbesteding van kinderen en jongeren (vanaf 9 jaar) gestaag af. Door de vergrijzing neemt de kans op contact op straat nog eens verder af1. Het buiten zijn en -spelen staat zo, met name bij de oudere leeftijden, onder druk. Daarmee neemt de dagelijks portie gezond bewegen ook af. TNO heeft in een recent rapport2 gerapporteerd dat in de onderzochte wijken nog maar 3% van de kinderen voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en dat bijna één op de drie kinderen te dik is. Samenspelen – samen zijn, is de motivatie voor buitenspelen De motivatie, voor het buiten zijn, is in zijn details heel divers. Jongens en meisjes, kinderen en jongeren lijken heel verschillend te zijn. Maar achter veel geliefde spellen en activiteiten zit dezelfde sociale drive: buitenspelen en –zijn doe je met elkaar. Kortom: de openbare speelruimte is voor een groot deel van de jeugd een plaats om anderen te ontmoeten en om samen te spelen of samen te zijn. Waardering speelruimte Zowel kinderen als jongeren waarderen de speelruimte vooral om wat je er kunt doen. De fysieke inrichting is eigenlijk niet belangrijk. Voor kinderen is een plek leuk omdat je kunt voetballen, niet omdat er een doel staat, omdat je spelletjes kunt doen, of omdat je kunt schommelen en omdat je daar je vriend(innet)je ontmoet. Jongeren geven aan dat ze een plek leuk vinden omdat het daar gezellig is als er veel mensen zijn. Belemmeringen zijn hondenpoep en “boze mensen” die (kinderen) wegsturen.
1
In veel wijken in Nederland woont inmiddels minder dan 0,5 jeugdige (0-18 jaar) gemiddeld per woning. De kans op ontmoetingen op straat en speelplek is daarmee klein. In nieuwbouwwijken van de laatste 20 jaar, ligt het gemiddeld aantal jeugdigen ruim boven de 0,6 jeugdige per woning soms tot bijna 2. Je kunt hier nog gewoon de straat op en vervolgens wel zien wie je tegenkomt voor een kletspraatje. 2 Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht / de Vries, S.I., e.a.; Leiden, TNO Kwaliteit van Leven, 2005
7
Kortom: de openbare speelruimte wordt vooral gewaardeerd om wat je er kunt doen. Waarbij de nadruk ligt op “mogen”. Boze mensen en weggestuurd worden zijn vervelend in de openbare speelruimte en doen afbreuk aan de erkenning van het recht op spelen en het recht van jongeren om elkaar ergens in die speelruimte te ontmoeten. Sportief bewegen Kinderen geven aan veel sportieve spellen te spelen. Tweederde van de kinderen (tot 13 jaar) zegt vaak buiten te spelen. Beide factoren, spelvoorkeur en vaak buitenspelen, zorgen ervoor dat een groot deel van de kinderen wel aan hun dagelijkse portie beweging toekomen. Zodra de jeugd de basisschool verlaat en naar het vervolgonderwijs gaat verandert dit bewegen op straat of in georganiseerd verband ingrijpend. De jongeren hebben onderling sterke sociale contacten. Voor een groot deel gebeurd dit buitenshuis op straat. Daarbij wordt gekletst en gehangen. Als je deze groepen wilt toe leiden naar een sportieve besteding van vrije tijd zul je moeten beginnen in deze sociale omgeving. Sterker dan nu het geval is zal er een koppeling moeten worden gezocht tussen het jongerenstraatwerk en de sport. Kortom: Kinderen komen voor een groot deel aan hun dagelijks portie bewegen bij het buitenspelen. Jongeren doen minder aan sportief bewegen. Ze komen onvoldoende toe aan hun dagelijkse beweging. Daartegenover staat dat ze veel tijd steken in contacten op straat. Toe leiden naar clubs moet hier beginnen. Is het aanbod gericht op samen? Gestuurd door bovenstaande is de vraag: “kan je elkaar ontmoeten in de openbare ruimte” en- of “kan je daar ook op toestellen samenspelen en elkaars beweging beïnvloeden”. “Zijn er ook toestellen, met deze kenmerken, die geschikt zijn voor leeftijden boven de 12 jaar”. Daarnaast is het belangrijk dat het aanbod aan speelplaatsen en sport- en spelspeelplaatsen meiden-inclusief is. Meiden zijn, zo blijkt uit talloze rapportages, belangrijk voor het functioneren van groepen jeugdigen. Meer dan een kwart (28%) van alle locaties blijkt, landelijk gezien, niet te voldoen aan de “dochterproef”3. Daarmee is dit eigenlijk een slecht aanbod voor alle jeugd. De sport- en spelspeelplaatsen zullen voldoende moeten uitnodigen tot deelname aan bewegen. Als speler mag je geen last krijgen van het “natteschoenen-syndroom” en de plek moet voldoende mogelijkheden bieden voor diverse sporten. De natuurspeelplek Natuurlijke omgeving als bron van speel- en leerervaringen. Spelen met en in de natuur is iets dat in alle typen speelomgevingen een rol speelt. Een goede speelplek is immers meer dan een verzameling toestellen alleen. De aangelegde en natuurlijke omgeving spelen vaak een grotere rol in het spelen dan de toestellen. Soms kun je die laatsten dan net zo goed weglaten.
3 De dochterproef gaat als volgt: ga staan op een locatie en denk je in dat je dochter van 10 à 15 jaar jouw zojuist toestemming heeft gevraagd om hier alleen heen te mogen. Als je negatief beslist voor haar is het voor alle meiden een slechte plek. De plek doorstaat de dochterproef niet.
8
Onderscheid naar gebruiksdruk Maar er zijn ook speelomgevingen waar de speeldruk zo groot is dat spelen in een natuurlijke omgeving verandert in spelen met modder, wat eigenlijk ook best leuk is. Daarom moet onderscheid gemaakt worden naar voorzieningen waar in een kort tijdsbestek veel kinderen buitenspelen op een relatief kleine voorziening en die waar minder kinderen langer buitenspelen op een relatief grote voorziening. Bij de eerste gaat het om voorzieningen bij instellingen als scholen en kinderdagcentra en om druk gebruikte openbare voorzieningen met veel verharding. Bij de laatste gaat het meestal om openbare speelvoorzieningen in een groene woonomgeving. Hier zullen we vooral inspelen op de openbare speelvoorzieningen. Openbare voorzieningen: minder gebruikers Vooropgesteld wordt dat niet alle openbare voorzieningen natuurlijk spel moeten en kunnen bieden. De grootte kan te beperkt zijn of de directe omgeving leent zich er gewoon niet voor. Bij afwisseling en variatie, die we het kind in het speelaanbod willen bieden, neemt het natuurlijk spel nog niet die plek in die het verdient. Mogelijkheid tot sociale controle, overzichtelijkheid, netheidsdrang, prioriteitstelling (kavel/woning grootte, parkeren/ verkeer, openbaar/ privé) en de angst voor waardevermindering van het eigen (woning)bezit, zijn enkele oorzaken van het terugbrengen van speelvoorzieningen tot plekken met veelal alleen toestellen. De informele speelruimte kan in sommige gevallen met weinig inspanning tot een natuurspeelplek verworden. Een centraal gelegen plek zoals een speelbos kan wijk/ buurt/ dorp overstijgende aantrekkingskracht uitoefenen. 1.2
4
Basisvoorwaarden bespeelbaarheid van de woonomgeving De woonomgeving in de openbare ruimte moet voldoen aan een aantal basisvoorwaarden om optimaal te kunnen functioneren voor het buitenspelen. Hier worden ze zeer kort aangeduid4: 1. veiligheid de directe woonomgeving moet voor kinderen zodanig veilig zijn dat ze niet geconfronteerd worden met gevaren die ze niet zelf kunnen hanteren. Ook ouders moeten hun kinderen veilig weten. Bronnen van gevaar zijn: verkeer, water, ontwerp en detaillering (ondermeer speeltoestellen) in de woonomgeving. 2. bereikbaarheid speelplekken in de woonomgeving moeten bereikbaar zijn voor de doelgroep (0-6 jaar circa 100 meter; 6-12 circa 400 meter; ouder dan 12 gaan beduidend verder). Een speelplek langs een druk gebruikte route is beter bereikbaar dan op een afgelegen plek aan de rand. Dat laatste geldt overigens ook voor jongeren. 3. herbergzaamheid speelplekken moeten herbergzaam zijn, ze moeten bescherming bieden tegen de elementen wind, regen, zon en kou. 4. samenhang de speelruimte moet samenhangen met de overige functies en voorzieningen in de woonomgeving. Samenhang heeft verbindingen met bereikbaarheid en gebruik van speelruimte. 5. herkenbaarheid de woonomgeving moet voor het spelende kind herkenbaarheid bieden. In de zin van: … hier mag je spelen… of … zo kom je bij die steentjes … en … dat is de weg terug naar huis. Door wat je er kunt doen krijgt de speelruimte die betekenis voor kinderen (en volwassenen). Deze zijn uitgebreid besproken in "Het speelruimteplan" ; Stichting Ruimte, Rotterdam 1986.
9
1.3
Principes voor de planning van speelruimte Leeftijd, spelontwikkeling en bereik Oudere kinderen spelen beduidend anders dan jonge kinderen. Kinderen maken een spelontwikkeling door: is het ene spel geleerd en uitgespeeld dan komt het volgende aan de beurt. In relatie tot de spelontwikkeling en -bereik wordt in de speelruimteplanning de volgende indeling in leeftijden gebruikt: —
Jonge kinderen :
van 0 tot 6 jaar
—
Schoolkinderen :
van 6 tot 12 jaar
— Jongeren 1600m'
:
• • • • • •
baby's peuters kleuters jonge oudere van
0 - 1 jaar 1 - 3 jaar 3 - 6 jaar 6 - 9 jaar 9 -12 jaar 12 -18 jaar
tot 100m' 3 à 400m' tot 800 à
In de speelruimteplanning wordt deze spelontwikkeling bij kinderen gekoppeld aan de planningsniveaus op blok-, buurt- en wijkniveau. In bijlage 1 vindt u een overzicht van ontwikkelingskenmerken per leeftijdsgroep en hun relatie met planniveau’s. Planniveau's van speelruimte De volgende indeling in planniveau's wordt gehanteerd: Planniveau bereik 1e doelgroep overige doelgr. Blokniveau tot 100 m' (= kernbereik) 0-12 jaar 12+ Buurtniveau
tot 300à400m'
6-18 jaar
vorig niveau
Wijkniveau
tot 800m'
12+
vorig niveau
Gemeentelijk
tot 1600m' en meer
gezinnen
zie boven
De woning fungeert als uitvalsbasis voor al het spelen en verblijven in de eigen woonomgeving voor elke inwoner. Het blokniveau (= tot 100 m’ spelbereik) wordt daarom ook het kernbereik genoemd. In de speelruimteplanning is dit met name van belang voor kinderen van 0-6 jaar. Het wordt tevens veel gebruikt door kinderen van 6-12 jaar. Ook zie je vaak dat jongeren dichtbij huis op dit niveau een eigen ontmoetingsplek kiezen. Op wat grotere afstand liggen de speel- en recreatiemogelijkheden op buurtniveau (= 300 à 400m' spelbereik). In de speelruimteplanning is dit met name van belang voor schoolkinderen en jongeren (6-18 jaar), die daar zelfstandig komen. Deze speelmogelijkheden worden tevens gebruikt door jonge kinderen indien dit binnen het bereik vanuit hun woning ligt. Op nog grotere afstand liggen de speel- en recreatiemogelijkheden op wijkniveau (= 800m' spelbereik). In de speelruimteplanning is dit met name van belang voor jongeren (12-18 jaar). Deze speelmogelijkheden worden tevens gebruikt door jonge kinderen en schoolkinderen indien dit binnen het bereik vanuit hun woning ligt.
10
1.4
Wettelijk kader aansprakelijkheid en veiligheid van openbare speelgelegenheden Wet op gevaarlijke werktuigen: het Besluit Veiligheid van Attractie- en Speeltoestellen. Op 25 september 1996 is dit besluit gepubliceerd in de Staatscourant. Op 26 maart 1997 is dit Besluit ook daadwerkelijk van kracht geworden. Het Besluit stelt eisen aan de fabrikant/leverancier en aan de beheerder. Kenmerkend van deze eisen is de algemene aard daarvan: een speeltoestel en voorziening dient veilig te zijn. Dit houdt dus in dat NEN-EN 1176 en 1177 hooguit dienen ter toetsing. Het voldoen aan de norm op zich is dus geen vrijwaring van aansprakelijkheid. Belangrijk voor de beheerder is dat de fabrikant/leverancier na het van kracht worden alleen toestellen op de markt mag brengen die voldoen aan een typekeuring. De algemene eis aan de beheerder luidt: "De beheerder van een inrichting bedoeld om te spelen zorgt ervoor dat deze zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat". In de praktijk betekent dit dat de installatie-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van de fabrikant/leverancier moeten worden opgevolgd. Deze voorschriften bevatten aanwijzingen voor inspectie, controle en onderhoud. Om later te kunnen aantonen dat conform is gehandeld, verplicht het besluit tot het bijhouden van een logboek. De Voedsel en Waren Autoriteit houdt toezicht op de naleving van deze wetgeving.
1.5
De openbare ruimte is er ook voor de jeugd, een visie op het beleid Hierna wordt een visie op het buitenspelen in Hof van Twente uitgewerkt waarop in deze 1e fase besluitvorming kan plaatsvinden. Deze visie zal richtinggevend zijn voor de uitwerking en de implementatie daarna. “Jeugdigen zijn volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte”. Het voorgaande uitgangspunt geeft aan dat de speelruimte en recreatieve waarde van de openbare ruimte een complex is dat niet eenduidig gelijk staat aan openbare speelvoorzieningen. Kinderen en jongeren bepalen nadrukkelijk het straatbeeld zowel voor spel als recreatie. De volwassenen gebruiken deze ruimte voornamelijk als transport ruimte. Bij de inrichting van de openbare ruimte moet de gemeente, als de opdrachtgever, planners en ontwerpers nadrukkelijk vragen om rekening te houden met de speelruimte voor de jeugd: Jeugdigen zijn volwaardige medegebruikers van de openbare ruimte “Schoolspeelomgevingen kunnen voorzien in een aanvulling van speelruimte”. In gebieden waar objectief te weinig openbare ruimte beschikbaar is, bijvoorbeeld: smalle stoepen, weinig grasvelden/parkjes en grotere open ruimtes, zal de Gemeente Hof van Twente ruimte specifiek voor de jeugd moeten inrichten. Schoolspeelomgevingen, waar de toegang is toegestaan, kunnen daarbij voor een aanvulling zorgen. Zodat per saldo minder specifieke kosten voor aanleg en beheer voor openbare speelplaatsen nodig zijn. Voor de toegang tot de schoolspeelplaatsen en het gezamenlijk beheren en onderhouden daarvan wordt door de gemeente nog aparte beleidsregels opgesteld (zie bijlage 5: Convenant met pilot Ranninkschool Delden) In Hof van Twente hebben de schoolspeelplaatsen een openbaar karakter. Sommigen zijn de enige speelplekken in een straal van 300 m1. Door de toegankelijkheid en gebruik, voor- tijdens- en na schooltijd zijn deze plekken onevenredig onderhevig aan slijtage. Ook zou meer toezicht moeten plaatsvinden op zowel beheer, onderhoud als op veiligheid. Gezien het al eerder genoemde belang van het spel en spelen voor kinderen en jongeren valt de zorg 11
direct onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Waarbij de school een inspraak/ adviesfunctie kan en moet hebben voor het pedagogisch gebruik. 1.6
Bewegen in de openbare ruimte Vanuit verschillende projecten wordt gestimuleerd om meer te bewegen. De openbare ruimte dient hierbij vaak als geschikte locatie. Een dwarsverband tussen speelruimte en sport is dan ook snel gelegd. Het openbare groen dient uit te nodigen tot bewegen. Goede voorbeelden van bestaand sportief gebruik van de openbare ruimte vormen de speelroute bij basisschool Heeckeren en de vele wandelroutes in de gemeente. In de komende jaren wil de gemeente verdere initiatieven ontplooien om bewegen in de openbare ruimte te stimuleren en vanuit het sportbeleid zal hierover worden meegedacht. Het aantal kinderen met overgewicht neemt de laatste jaren toe. Deze ongewenste ontwikkeling kan onder andere door meer bewegen worden gereduceerd. Het gezondheidsbeleid is daarom ook nauw verweven met bewegen in de openbare ruimte.
12
2
WERKWIJZE Dit hoofdstuk gaat in op de werkwijze, die in het onderzoek is gehanteerd: een combinatie van een onderzoek naar bevolkingsgegevens en een ruimtelijke inventarisatie van de speelvoorzieningen en speelruimte in de woonomgeving.
2.1
Beschikbare informatie - Plattegrond met komkaarten en volledig straatnamenregister; Plattegrond Hof van Twente Falkplan BV - Overzicht bestaande speelvoorzieningen gegevens vanuit het logboek, download via firma Repcon met foto archief van toestellen per locatie - Tellingen burgerlijke staat per 15-01-2008 / Gemeente Hof van Twente, Afdeling Burgerzaken, 2008. - Wijkgrenzen- en buurtindeling Gemeente Hof van Twente 2008 - GBKN kaart. Totaal overzicht Gemeente Hof van Twente.
2.2
Gegevens bevolking Hierbij wordt gekeken naar de bevolkingscijfers van de jeugd in verhouding tot de totale bevolking in een buurt of wijk. De wijze van verzamelen en vergelijken beïnvloedt het uiteindelijke resultaat. Speelruimte hanteert de volgende indeling in leeftijdsgroepen: —
Jonge kinderen
:
van 0 tot 6 jaar
—
Schoolkinderen5
:
van 6 tot 12 jaar
—
Jongeren
:
van 12 tot 18 jaar
• • • • • • •
baby's peuters kleuters jonge oudere tieners jongeren
0 - 1 1 - 3 3 - 6 6 - 9 9 - 12 12 - 15 15+
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
Deze indeling is gebaseerd op de ontwikkelingen in het speelgedrag van kinderen en de daaraan gekoppelde planniveaus van speelruimte (zie hoofdstuk 1). De verzamelde gegevens worden onderling vergeleken en gerangschikt. Hieruit wordt afgelezen waar de meeste kinderen wonen. Verder vindt een bewerking tot percentages van de bevolking per buurt plaats. Dit geeft aan welk gewicht de aanspraken van kinderen op de openbare ruimte hebben ten opzichte van die van andere doelgroepen in een buurt. Beide gegevens (aantallen en percentages) worden gebruikt om de uiteindelijke conclusies voor de buurt af te leiden. Dit gebeurt door ze binnen het Hof van Twentse situatie aan elkaar te relateren. Er wordt daarbij dus niet uitgegaan van een landelijk gemiddelde of norm. 2.3
Inventarisatie veldgegevens Voor de inventarisatie van veldgegevens zijn de opgegeven speelvoorzieningen bezocht om een algemene indruk te verkrijgen.
2.3.1
Inventarisatie speelvoorzieningen Met een fotocamera wordt van elke speelvoorziening een overzicht opname gemaakt. En passent wordt gelet op grote omissies. De inhoudelijke gegevens, over wat bevindt zich waar en hoe is de staat, zijn door de gemeente aangeleverd (Repcon). Deze gegevens komen uit het “logboek” en zijn tot eind december 2007 bijgewerkt.
5
indeling wijkt wat af van huidige basisschool. Juist omdat bij de overgang van groep 2 naar groep 3 grote veranderingen optreden in spelgedrag, -ontwikkeling en bereik (start lezen en schrijven; sterke gerichte ontwikkeling van cognitieve vaardigheden; verder van huis gaan) houden wij hier de "oude" lagere schoolleeftijd aan.
13
2.3.2
Inventarisatie informele speelruimte Rond de bezochte speelplaatsen is een oordeel over de speelwaarde van de woonomgeving op blok- en buurtniveau gegeven. Dit is de speelruimte zonder de speeltoestellen! De achtergrond voor deze werkwijze is het volgende: Bespeelbaarheid geeft reeds een belangrijke indicatie voor de totale recreatieve kwaliteit van de woonomgeving voor alle leeftijden. Stichting Speelruimte gebruikt deze methode om de gebouwde omgeving in zijn totaal te betrekken bij de beoordeling van de recreatieve ruimte. Kinderen spelen overal in de woonomgeving, zo blijkt uit onderzoek. Alleen naar de speelplaatsen kijken, los van al het andere om de bespeelbare recreatieve ruimte te beoordelen, zou dus onvoldoende zijn en geen beeld geven van de kwaliteit van het gebied. Er wordt in grote lijnen naar vijf groepen gegevens uit de hele woonomgeving gekeken: 1. de verkeersruimte, 2. de binnen-buiten relatie, 3. de kwaliteit van de verblijfsruimte, 4. bijzondere plekken, 5. routes. ad 1. Uit onderzoek blijkt dat, onafhankelijk hoe een buurt is aangelegd, een groot deel van de kinderen en jongeren op de straat is (60-80%) en juist daar speelt. Met straat wordt hier stoep, parkeerstrook en rijweg bedoeld. Voor kinderen is dit de ruimte waar "het" gebeurt: er komen mensen langs en er kan van alles gebeuren. De verkeersveiligheid in de straat is daarom voor alle leeftijden belangrijk6 . ad 2. Uit ander onderzoek blijkt dat de leeftijd van kinderen een beperking oplegt aan de mate waarin ze zich van hun woning zullen verwijderen. Jonge kinderen spelen vooral in en rond de eigen woning. Hoe je van binnen naar buiten kunt gaan is voor hen heel belangrijk. Voor de overige leeftijdsgroepen is een goede binnen-buitenrelatie vooral plezierig7. ad 3. Hoe de woonomgeving eruit ziet en gebruikt kan worden om in te verblijven is voor kinderen van alle leeftijden en doelgroepen belangrijk. Hiervoor kijken we naar het straatbeeld met voortuinen, trottoir- en rijwegbreedte, parkeerdruk, bomen in de straat, elementen in het overgangsgebied en het straatmeubilair; verder naar beschutting tegen wind en regen, achterpaden, woonpaden, en hofjes8. ad 4. Bijzondere plekken zijn verharde en onverharde plekken die aantrekkelijk zijn voor kinderen om te spelen. Bedoeld wordt bijvoorbeeld een verhard pleintje met blinde muren waar kinderen kunnen ballen, een singel met een groot stuk gras er omheen of braakliggende terreintjes (zie voetnoot ad. 3). ad 5. Al op jonge leeftijd leren kinderen hoe hun woonomgeving in elkaar zit. In de kinderwagen en aan de hand van hun ouders leren ze de routes naar de winkels en de school kennen. Speelruimte aan deze routes wordt beter gebruikt. Doordat deze routes langs de verschillende voorzieningen lopen
6
Spelen en spelen is twee / Jan van Gils [in : Jeugd en Samenleving 16(1986)6(juni), p. 339-
335] Voorzieningen in de directe woonomgeving, het feitelijk gebruik vergeleken met richtlijnen voor ontwerp / R. van Eikeren ; Tilburg, 1979 Buitenspelen binnen bereik? ; een onderzoek naar de spelactieradius van kinderen in stadsdeel de Pijp te Amsterdam / drs. Florence Visser ; Amsterdam 1991 8 Kinderen wonen ook, suggesties voor een kindvergeten woonomgeving / Karel Mulderij en Hans Bleeker ; Deventer, 1982 Kom je buiten spelen? / José Rijnen, Sybolt Meindertsma en Dirk Vermeulen ; Utrecht 1989 7
14
zijn ze drukker, leuker, is er meer te zien en kom je eerder een vriendje of vriendinnetje tegen. Bovendien is er meer sociale controle en veiligheid9. 2.4
9
Combinatie van gegevens Om tot een advies te komen worden alle gegevens tot overzichtelijke brokken verwerkt. De bevolkingsgegevens worden in een tabel samengevat en vergeleken met het gemiddelde in de gemeente (§3.1). De inventarisatiegegevens per speelplaats worden eveneens in één tabel samengevat en beoordeeld (bijlage …) én op de inventarisatiekaart vastgelegd. Tevens worden deze inventarisatiegegevens per speelplaats in een algemene samenvatting geplaatst in §3.2. In §3.3 is de grootte van het aanbod aan speelvoorzieningen per wijk afgezet tegen het aantal jeugdigen en beoordeeld. In kinderrijke wijken worden speelplaatsen bij voorkeur niet onderhoudsarm gemaakt. Tenzij bijvoorbeeld twee identieke speelplaatsen op vijftig meter van elkaar liggen. In dat geval wordt bekeken of er één, en zo ja welke opgeheven kan worden. Meestal blijken de speelplaatsen in zulke gebieden zo te slijten dat extra onderhoud nodig is. Soms blijkt uit de foto's dat een groep speelplaatsen identiek is of weinig te bieden heeft. In zulke gevallen kan herinrichten worden aanbevolen. Soms blijkt uit het kaartbeeld dat er te weinig speelplaatsen zijn en worden witte vlekken op de kaart gevonden. Verder wordt gekeken naar onderhoud en veiligheid. Soms loont het niet de moeite om te “repareren” en moet worden overgegaan tot herinrichten. Daarbij kunnen dan alle problemen tegelijkertijd worden aangepakt. In gebieden met weinig kinderen wordt gestreefd naar het handhaven van een gedifferentieerd "basispakket". Met de per speelplaats ingevulde formulieren en de inventarisatiekaart wordt gezocht naar mogelijkheden om speelplaatsen onderhoudsarm te maken of zelfs op te heffen. Terwijl juist die speelplaatsen overblijven die van elkaar verschillen, te samen een goede gevarieerde speelruimte bieden in de buurt en goed gebruikt worden. Bij nieuwe speelplaatsen of pas gerenoveerde speelplaatsen wordt oog gehouden op het feit dat wijzigingen niet tot desinvestering mogen leiden.
Leven tussen huizen / Jan Gehl ; Zutphen, 1978
15
De gevolgde werkwijze is in het schema 2.1 weergegeven. Er wordt gezocht naar die zaken die het plan moet garanderen of zou moeten verbeteren. Deze worden aangeduid met knelpunten, positieve waarden en potenties. Het plan zou de knelpunten moeten oplossen, de positieve waarden versterken of behouden en de potenties moeten ontwikkelen of vernieuwen.
Schema 2.1 Het schema geeft tevens aan dat het speelruimteplan geen eindplaatje is. In de uitvoerings- en beheersfase is het noodzakelijk telkens terug te koppelen naar de vraagstelling en de inventarisatie.
16
3
GEGEVENS BESTAAND BELEID Dit hoofdstuk geeft inzicht in de verzamelde gegevens.
3.1
Bevolking De bevolkingsgegevens zijn door de gemeente per planologische (CBS) buurt aangeleverd. Deze buurteenheden zijn voor dit onderzoek gegroepeerd naar een indeling in de diverse wooneenheden van de Gemeente. De verspreide huizen in het buitengebied zijn in het onderstaand overzicht bij elkaar gegroepeerd. In onderstaande tabel 3.1 zijn de aldus verkregen gegevens voor u weergegeven per klassen van zes jaar.
.= Mediaan is de waarde de je precies in het midden van de kolom vindt als die van klein naar groot gesorteerd is bij een even aantal getallen wordt het gemiddelde van de middelste twee genomen
17
In tabel 3.1 valt op dat de verdeling over de verschillende groepen jeugdigen over de gehele Gemeente een redelijk gelijke opbouw heeft. Er wonen ongeveer evenveel jonge kinderen (0-6 jaar) als schoolkinderen (6-12 jaar) en jongeren (1218 jaar). Verder kan hier geconcludeerd worden dat het gemiddeld percentage jeugdigen ten opzichte van 2002 niet is afgenomen in de Gemeente. Het percentage jeugdigen (0-18j) bedraagt nu 21% afgezet tegen de totale bevolking binnen de gemeente. Aantallen zeggen op zichzelf niet zoveel over het belang dat kinderen in de bevolking van de Gemeente innemen. Daarom vergelijken we de cijfers tevens als percentage van de wijkbevolking. In tabel 3.1 zijn deze percentages uitgedrukt, alsmede de mediaan uit de tabel. Wat daarin opvalt zijn de redelijk grote verschillen. Het grootste verschil tussen de hoogste en de laagste waarde in de kolommen bedraagt 6% (m.n. in de kolom 6-12). Vanwege dit verschil gaan we bij de conclusies mede uit van de vergelijking met de mediaan.
18
In tabel 3.2 zijn de gevonden waarden 0-18 jaar beoordeeld op grond van hun onderlinge vergelijking, middels het gemiddelde en de mediaan. In het oordeel zijn aantallen en percentages gelijk gewogen. Dus een hoog aantal en een hoog percentage leiden samen tot een hoger oordeel. De cijfers zijn tevens samengevat naar planniveau (0-12, 6-18 en 12-18) en in een oordeel over de vraag per planniveau weergegeven.
-- erg kleine vraag - kleine vraag
= gemiddelde vraag + grote vraag ++ erg grote vraag
NB De beoordeling is tot stand gekomen door te vergelijken binnen de gemeente.
CONCLUSIES Hieronder volgen de conclusies per wijk vergeleken met het geheel van de Gemeente Hof van Twente: Goor Centrum naar verhouding wonen hier een gemiddeld aantal kinderen in alle leeftijdscategorieën . De vraag is groot. De Whee hier wonen een gemiddeld aantal jonge kinderen, schoolgaande kinderen en jongeren . De vraag is heel groot. Gijmink in dit gebied wonen een gemiddeld aantal kinderen en jeugdigen . De vraag is dan ook gemiddeld. 19
Heeckeren
naar verhouding is de leeftijdsdoelgroep van 6-12 jaar het grootst. De vraag is groot.; Kevelhammerhoek De jongsten zijn gering in aantal de oudsten dubbel zoveel. De totale aantallen zijn gering. Zowel de aantallen en de vraag is erg klein.; Markelo hier wonen naar verhouding veel jonge kinderen (0-6j) en een gemiddeld aantal schoolgaande kinderen (6-12j) en jongeren (12-18j), De vraag van schoolgaande kinderen is heel groot. Deze worden al snel jongeren, tijd om de vraag voor jongeren nu te bezien.; Diepenheim naar verhouding wonen hier veel schoolgaande kinderen. De vraag op blokniveau neemt af; op wijk en buurtniveau is de vraag gemiddeld; Hengevelde naar verhouding wonen hier veel jonge kinderen en een gemiddeld aantal schoolgaande kinderen en jongeren. De vraag is gemiddeld; Bentelo hier wonen naar verhoudingen weinig jonge kinderen en gemiddeld aantal schoolgaande kinderen en jongeren (6-12j en 12-18j), er is sprake van vergrijzing; de vraag is gemiddeld op alle niveaus; Delden hier wonen een gemiddeld aantal jonge kinderen (0-6j) en schoolgaande kinderen en veel jongeren (12-18j). De vraag blijft evenwel erg groot. Het industriegebied en de buitengebieden zijn hier buitenbeschouwing gelaten door respectievelijk het lage aantal kinderen en het grote spreidingsgebied. Aanbevolen wordt om de analyse van bevolkingscijfers minimaal eens in de drie tot zes jaar te herhalen en ruimte in te bouwen tot tussentijdse bijstellingen. Op deze wijze kan beter rekening worden gehouden met verhuisbewegingen en worden ingespeeld op woonvoorkeuren van gezinnen met jonge kinderen.
20
21
3.2
Algemene resultaten veldwerk speelvoorzieningen In deze paragraaf wordt een samenvatting gegeven van de algemene resultaten van het veldwerk op de speelvoorzieningen: categorieverdeling, verdeling naar planbereik, speelwaarde, veiligheid, dagelijks beheer en staat van onderhoud. Er zijn 127 locaties (incl. zwembaden, de scholen, openbaar en bijzonder onderwijs en niet toegankelijke voorzieningen zoals kinderdagcentra) opgegeven, bezocht en beschreven. De speelvoorzieningen zijn verdeeld over de Rayons: Rayon West 25; Rayon Midden 69; Rayon Oost 33. Categorieverdeling In figuur 3.1 is de categorieverdeling weergegeven. Wat als eerste opvalt is dat er nog een redelijk aantal zandbakken in de gemeente voorkomt. Op 62 van de 127 locaties, op 49% van de speelplekken, tref je een zandbak. Op 37 speelplaatsen en 25 schoolspeelplaatsen of kinderdagcentra. Ook hebben tegenwoordig veel particulieren nog een eigen zandbakje in de tuin. Jonge kinderen hebben in de Hof van Twente dus nog voldoende mogelijkheden voor constructief ontwikkelingsspel. Kijkend naar de verdeling over de rayons: Rayon West 17 stuks; Midden 23; Oost 22.
22
De eerste vier categorieën, van spelaanleiding tot de speelplaats met elementen en zandbak, zijn vormen van de speelplaats dichtbij huis. Deze vervullen vaak een functie op blokniveau ( 100 meter) en hebben als primaire doelgroep kinderen van 3-9 jaar. Jongere kinderen (0-3 jaar) komen daar als ze er vlakbij wonen of als ze begeleid worden. De oudere doelgroepen (vanaf 9 jaar) maken ook van deze speelplaatsen gebruik. Deze groep van speelplaatsen is hier (9%+0%+24%+19%) = 52%. Voor de te onderscheiden rayons: West 24%; Midden 58%; Oost 60% De laatste vier categorieën, van grote speelplaats tot de schoolspeelplaats zijn vormen van de speelplaats verder weg van huis. Deze vervullen vaak een functie op buurtniveau ( 300 meter) en hebben als primaire doelgroep kinderen van 6-12 jaar en ouder. Ook hier geldt dat in de praktijk jongere en oudere doelgroepen van deze speelplaatsen gebruik maken. Deze groep van speelplaatsen is hier 47%. De rayons: West 72%; Midden 40%; Oost 39%.
23
Verdeling naar planbereik Figuur 3.2 geeft de verdeling naar planbereik van de speelplaatsen in de gemeente weer. Iets meer dan de helft (51%) van de speelvoorzieningen heeft een functie op blokniveau (= 100 m'). Een derde van de speelvoorzieningen (32%) heeft een functie op buurtniveau (= 300 m'). De rest (11%) heeft een functie op wijkniveau (= 800 m'). Voor de rayons is dat: in West functioneert 28% op blokniveau, 44% op buurtniveau 8% op wijkniveau; Rayon Midden heeft veel voorzieningen op blokniveau (61%), 20% van de voorzieningen zijn op buurtniveau en 13% van de voorzieningen zijn op wijkniveau; in Rayon Oost functioneert bijna voor de helft (48%) voorzieningen op blokniveau, 42% van de voorzieningen op buurtniveau; hier zijn slecht een drietal speelvoorzieningen op wijkniveau (9%).
Ten opzichte van het speelruimteplan uit 2002 heeft een verbetering plaatsgevonden. Speelplaatsen zijn aangepast, nieuwe aantrekkelijke toestellen geplaatst, een betere bereikbaarheid is ontstaan door het invoeren van een 30 km zone, de scholen worden meegewogen. In Rayon Midden zijn nog onevenredig veel speelplekken op blokniveau. Gekeken moet worden of door aanpassingen meer voorzieningen naar het buurtniveau kunnen worden verheven. Het centraliseren van voorzieningen en het opheffen van voorzieningen met slechts een toestel is daarbij de aanbeveling. N.B. 24
Locaties op buurt en wijkniveau, vervullen ook een rol op blokniveau. Het kind dat in zijn eigen woonomgeving speelt zal ook van de voorziening op buurt en wijkniveau om de hoek gebruik maken. Bij de inrichting kan daar mogelijk rekening mee worden gehouden. Speelwaarde Figuur 3.3 geeft de verdeling naar speelwaarde weer. De speelwaarde is afgeleid uit de onderdelen bereikbaarheid, aantrekkingskracht, verblijfsfunctie en de “5 spelsoorten”, bewegingsspel, balspel, rust, constructiespel en fantasiespel. Deze waarde is het subjectieve oordeel van de rapporteurs. Wat bij veel speelplaatsen met een "-" of een "=" voor de speelwaarde aan de hand is, is dat ze weinig nieuwe speelmogelijkheden toevoegen aan de omgeving waarin ze liggen, of dat het aanbod op deze speelplaatsen eenzijdig is. Ruim de helft van de speelplaatsen (53%) biedt goede speelwaarden. Ruim een derde (28%) biedt matige speelwaarden. Een vijfde (20%) betreft echt saaie speelwaarden. Voor rayon West biedt 56% goede speelwaarden, 28% matige- en 12% saaie speelwaarden. In Midden 45% goede-, 26% matige– en 27% saaie speelwaarden; in Oost biedt 64% goede-, 30% matige- en 6% saaie speelwaarden.
Veel speelvoorzieningen in de Gemeente Hof van Twente liggen op leuke en groene locaties.
25
Veiligheid Figuur 3.4 geeft de verdeling naar het oordeel over de veiligheid op de speelplaatsen van de Hof van Twente weer. Hieruit blijkt dat op ruim een derde van alle speelplaatsen problemen met de veiligheid zijn (23% +18%= 41%). Daarmee is al een verbetering opgetreden zeker omdat nu alle speelvoorzieningen zijn mee genomen in het onderzoek.
Analyse van de gegevens laat zien dat de volgende zaken regelmatig alleen of in combinatie voorkomen: Op ca. 22 speelplekken zijn vingerbeknellingen of kledingbeklemmingsmogelijkheden (zie rapport Repcon) aangetroffen en nog niet verholpen. Dit zijn vaak terugkomende problemen bij een zelfde soort toestellen serie. Daar waar ophanginggevaar door beknelling of beklemming denkbeeldig is zal snel maatregelen genomen moeten worden. Ondergronden en onveilige speelzones zijn 29 speelplekken gevonden (zie Rapport Repcon). De gemeente heeft de afgelopen jaren een inhaalslag gemaakt en is daar nog steeds mee bezig. Veel van de grote en hoge toestellen zijn al voorzien van een goede valdempende ondergrond. De kleinere toestellen waar, door het gebruik, de ondergrond aan slijtage onderhevig is zal in de volgende inhaalslag van een adequate ondergrond moeten worden voorzien. In de rapportage zijn bovenstaande risico’s per beschreven. 26
speeltoestel in detail verder
Kijken wij op toestelniveau dan zijn op de 127 speelplaatsen bij 146 toestellen (totaal ca. 1000 toestellen) nog problemen op te lossen waar het bij 46 toestellen het beknelling/ beklemmings problemen betreft en waarbij 90 toestellen het om problemen m.b.t. de valondergronden gaat. Met het Nieuw Burgerlijk Wetboek is het bevoegd gezag en haar beheerder aansprakelijk voor alle ongevallen op speelplaatsen die te wijten zijn aan ondeskundige plaatsing of onvoldoende veiligheidsonderhoud door eigen mensen. Voor alle ongevallen die het gevolg zijn van een verkeerd product, levering of verkeerde plaatsings- of onderhoudsvoorschriften is de leverancier/fabrikant aansprakelijk.
27
Dagelijks beheer In figuur 3.5 is de verdeling naar het dagelijks beheer weergegeven. Onder het dagelijks beheer wordt verstaan het reguliere onderhoud dat per periode wederkerend wordt uitgevoerd. Hierbij moet gedacht worden aan zaken als vegen, maaien, legen van prullenbakken, klein schilderwerk en vervangen en repareren van kleine kapotte onderdelen. Nu is het zo dat door het circulerend karakter van het dagelijks onderhoud (beginnen in het noorden, ophouden in het zuiden en opnieuw in het noorden …etc.) er altijd gebieden zullen zijn waar het dagelijks beheer tijdens de inventarisatie te wensen overlaat. Verder zal de mate van gebruik van invloed zijn. Daardoor is een percentage van 10 tot 20% heel normaal. In (2%+15%)=17% van alle gevallen is het dagelijks beheer negatief beoordeeld en bij 39% kan het dagelijks beheer nog beter. Een belangrijke oorzaak daarvoor ligt in het feit dat andere zaken in de openbare ruimte meer aandacht vragen.
Analyse van de gegevens laat zien dat de volgende zaken regelmatig alleen of in combinatie voorkomen op ca. 45 locaties. De lijst is niet volledig en is bedoeld als signaal: Het betreft hier veel onderhoudsproblemen rond en op schoolspeelplaatsen (18 schoolspeelplaatsen), waar ook een concentratie aan toestellen staat en de gebruiksdruk hoog is. Vergelijkbare problemen doen zich voor op 57 openbare speelplaatsen. De gebruiksdruk is hier minder. 28
Het betreft hier voornamelijk achterstallig onderhoud zoals het verzorgen van hout en metaal (schilderen) en slijtage in ondergronden. Ook betonnen elementen hebben te lijden, randen worden scherp of rafelig. Toestellen bewegen of er ontbreken onderdelen. Het betreft hier in totaal 247 toestellen (totaal ca. 1000) waarbij achterstallig onderhoud nog verholpen moet worden. Bij het gereedkomen van deze rapportage zijn de meeste problemen met betrekking tot het dagelijks beheer op de openbare speelplekken verholpen. Bedacht moet worden dat een goed beheer bijdraagt aan een hogere veiligheid, een langere levensduur en een betere speelwaarde. Staat van onderhoud De staat van onderhoud geeft weer hoe een speelplaats erbij ligt en of die in die staat nog voldoet om goed te kunnen functioneren. Indien speelelementen moeten worden vervangen, verhardingen moeten worden opgehaald, groen moet worden gerenoveerd, kortom wanneer een investering nodig is om de staat op peil te brengen is een "drie", “twee” of “een” gegeven. In figuur 3.6 is de verdeling over de hele gemeente weergegeven. Hieruit blijkt dat in 35% van de gevallen een matig oordeel over de staat van onderhoud is gegeven. In 65% van de gevallen geven wij een goed oordeel over de staat.
Bovenstaand oordeel heeft veel te maken met de periode van aanleg/aankoop en het toegepaste materiaal/ constructie. In de gemeente Hof van Twente zijn op de 127 locaties ca. 1000 elementen. 29
Deze speelelementen vertegenwoordigen een vervangingswaarde van ca. € 2.500.000 incl. BTW en plaatsingskosten. Veel speeltoestellen zijn uitgevoerd met een duurzame fundering (geen hout in de grond). Daarmee is de duurzaamheid toegenomen 12-15 jaar t.o.v. de bevindingen in 2002/3. 3.3
Beschikbaar aanbod in relatie tot de vraag per wijk of dorp In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van het beschikbaar aanbod aan speelvoorzieningen. In tabel 3.3 is dit per rayon weergegeven, alsmede het totaal aantal 0-18 jarigen.
NB:
Een openbare speelvoorziening kan op meerdere niveaus tegelijkertijd functioneren. Onder instellingen wordt verstaan kinderdagcentra, zwembaden, buurthuizen etc.
Volgens de tabel 3.3. zijn er 127 voorzieningen met een functie voor de speelruimte op 7782 jeugdigen tussen 0 en 18 jaar. Dit betekent gemiddeld 68 jeugdigen per toegankelijke speelvoorziening. Voor gemeenten10 als Hof van Twente hebben wij bij een enquête in 2004 waarden gevonden tussen 66 jeugdigen van 0-18 jaar per beschikbare speelvoorziening. Hof van Twente doet het dus in verhouding tot het gemiddelde van vergelijkbare Gemeenten goed.
10
Hof van Twente heeft stedelijkheidsklasse 4 = plattelands gemeente
30
CONCLUSIES Hieronder volgen conclusies van zaken die er uit springen: In Rayon Midden is het aanbod voor 0-12 jaar en voor 12-18 jaar erg groot. Voor de jongsten is de oorzaak dat er meerdere locaties zijn met slechts een toestel. In sommige wijken kan het aantal speelvoorzieningen omlaag worden gebracht, waarbij anderen opgewaardeerd worden tot centrale voorzieningen. Bij een dalend aantal gebruikers zal een centrale voorziening, de kans elkaar te ontmoeten en met elkaar te spelen toenemen. Het aanbod voor 12-18 jarigen is gezien de verschillende groepen geen overbodige luxe. Nu kan elke groep een eigen plek vinden. Voor Rayon West en Rayon Oost kan gesteld worden dat in beide rayons de voorzieningen voor schoolgaande kinderen voldoende is. Gezien de grote spreiding (landelijk gebied) is in de dorpen het aanbod voor 12-18 jarigen voldoende. Buiten deze kernen zijn en aantal trapvelden te vinden. Deze zouden opgewaardeerd kunnen worden tot Kernontmoetingsplekken met een aanbod dat zowel voor jongeren als voor meideren interessant is. Deze doelgroep is bereid om, op het fietsje te klimmen en voor een goede plek, een stuk te fietsen. Voor de jongsten lijkt het aanbod tussen beide rayons verschillend. In Rayon West is een klein aanbod en in Rayon Oost een goed aanbod. Het verschil is te vinden in het aantal dorpen in beide rayons. Rayon west heeft in verhouding meer bewoners buiten dan in de kernen.
31
3.4 Samenvatting beoordeling speelruimte per wijk/ dorp In het licht van de voorgaande gegevens (§3.1 t/m 3.3) zijn alle speelvoorzieningen gewogen en van advies voorzien. Dit vindt u terug in bijlage 3. In deze paragraaf kunt u kort lezen waarom we in een wijk hebben gekozen voor een bepaalde oplossing. De keuze voor het advies per speelplek is niet alleen afgeleid uit de gegevens van de plek, maar uit alle gegevens van de hele wijk. Rayon West Algemeen Van de 24 speelvoorzieningen in rayon West, zijn slechts 12 speelvoorzieningen openbare voorzieningen op wijk buurtniveau. (8 in Markelo en 4 in Diepenheim). De 12 overige voorzieningen zijn: - niet openbaar toegankelijk: 2 kinderdagcentra, het zwembad, AZC speelvoorziening - 4 scholen in urbane gebieden met een openbaar karakter - beperkt toegankelijk: vier scholen in het buitengebied. En nu Tabel 3.4 geeft aan dat voor de leeftijden 0-12 jaar en 12- 18 jaar de vraag groter is dan het aanbod. Een evenredig deel van de jeugd woont in het buitengebied. Door de ligging van de helft van het aantal voorzieningen in het buitengebied zou het aanbod dan ook overeen moeten komen. gezien de vraag is het aan te bevelen zowel in Diepenheim als in Markelo een tweetal speelvoorzieningen toe te voegen (zie witte vlekken op kaart) bij toekomstige vervanging van toestellen zal meer gekeken kunnen worden naar de speelwaarde van toestellen. In die zin dat het samenspelen op toestellen steeds belangrijker wordt. Zo is een schotelschommel leuker om op te spelen dan een enkele schommel. Een zeskantduikel gezelliger om ook elkaar te ontmoeten dan een driedelig duikelrek waarvan de rekken in elkaar verlengde staan. Buitenspelen wordt meer en meer elkaar ontmoeten.11 Geadviseerd wordt de bestaande wipveren niet meer te vervangen en daardoor het aantal drastisch te verminderen. De in Diepenheim en Markelo aanwezige scholen kunnen een functie op buurtniveau worden. Deze centrale bij de jeugd bekende plekken kunnen dan het aanbod met de vraag in overeenstemming brengen Gezien dat 25% van de jeugd van 0-18 jaar in het buitengebied woont kan gedacht worden aan het instellen van een tweetal kernontmoetingsplekken voor de oudere jeugd. Waar bijvoorbeeld breedtesport beoefend kan worden. Waar een een aantal toestellen staan waar gezamenlijk spelactiviteit wordt aangeboden: bij voorbeeld een konininnenschommel. Deze plekken kunnen gedeeltelijk samenvallen met de al bekende schoolspeelpleinen in het buitengebied Het oprichten van een “speelbos” in het buitengebied kan bijdrage aan een gevarieerd aanbod. Zo’n speelbos kan ook voor gebruikers uit de bebouwde kom in de weekenden aantrekkelijk zijn. (Toegankelijkheid, (fiets)parkeervoorzieningen e.d.). Rayon Midden Algemeen Er is de laatste 5 jaar hard gewerkt om de kwaliteit van de speelwaarde in Goor op peil te brengen. Speelplekken zijn opgeknapt, oude toestellen vervangen waardoor er een gevarieerd aanbod ontstaat met een hogere speelwaarde.
11
Zie artikel Stadswerk, juni 2006:Fysieke inrichting speelplaatsen is minder belangrijk”, D. Vermeulen
32
Ondergronden onder een belangrijk deel van de toestellen zijn aangepast aan de norm. Voorzieningen verplaatst en toegevoegd. En nu Volgens tabel 3,4 is het aanbod van voorzieningen groter dan de vraag. Op een aantal speelvoorzieningen staat slechts een toestel. Veelal is dit een (veer)wip. In de directe omgeving is nog een andere speelvoorziening met meerdere toestellen. Deze zogenaamde steunspeelvoorzieningen kunnen bij het “volwassen” worden van de wijk, bij het stabiliseren van de bevolkingsopbouw, opgeheven worden. De toestellen, voor zo ver deze nog in goede staat zijn, kunnen worden toegevoegd aan bestaande voorzieningen in de directe omgeving. (0506, 0524, 0529, 0530, 0534, 0538, 0545, 0560, 0567) bij toekomstige vervanging van toestellen zal meer gekeken kunnen worden naar de speelwaarde van toestellen. In die zin dat het samenspelen op toestellen steeds belangrijker wordt. Zo is een schotelschommel leuker om op te spelen dan een enkele schommel. Een zeskantduikel gezelliger om ook elkaar te ontmoeten dan een driedelig duikelrek waarvan de rekken in elkaar verlengde staan. Buitenspelen wordt meer en meer elkaar ontmoeten.11 Geadviseerd wordt de bestaande wipveren niet meer te vervangen en daardoor het aantal drastisch te verminderen Natuurlijke speelplekken Kinderen spelen overal. Het leukste spel is van oudsher het spelen rond de toestellen, in de greppels, bij de waterkant, kuilen graven, hutten bouwen. Waar kan je dat nog in Goor. Het vinden en realiseren van een drietal grotere plekken in Goor west (0556), midden (0511) en oost (0528) waar het zo leuk is om “natuurlijk” te spelen dat je er graag even voor op de fiets klimt. Waar zowel jongens als meisjes kunnen spelen. Speelplekken die dus “dochterproef” zijn. (Speelplekken waar je je eigen dochter met een gerust hart zou laten spelen). De grotere speelplekken (800m1) trapvelden, skatevoorzieningen e.d. geschikt maken voor jongeren en meideren door het toevoegen van meiden specifieke voorzieningen zoals leun- en zitplekken en een of meerdere bewegingstoestellen. (0508, 0511, 0512, 0548, 0556, 0565). Rayon Oost Algemeen De drie en dertig speelvoorzieningen in Rayon Oost zijn verdeeld over: 4 scholen in het urbane gebied, 4 scholen in het buitengebied, 4 speelvoorzieningen in Hengevelde, 3 voorzieningen in Bentelo en 18 speelvoorzieningen in Delden. En nu In Rayon Oost is het aanbod kleiner dan de vraag. Ook hier woont ca 25% van de jeugdigen in het buitengebied. Voor hen zijn er vier schoolspeelplaatsen. het is het overwegen waard om (zie rayon West) in het buitengebied een drietal kernontmoetingsplekken te introduceren. Een van deze drie kernontmoetingsplekken zou een speelbosachtig karakter kunnen hebben In Hengevelde liggen de speelvoorziengen qua grootte slecht verdeeld het grote schoolspeelplein en de beide speelplekken in de nieuwe wijk liggen allen ten noorden van de Diepenheimsestraat. Kleine voorzieningen liggen
33
-
-
ten zuiden van deze straat. Het over en weer bereikbaar maken door de snelheid uit deze straat te halen kan verbeterend werken bij toekomstige vervanging van toestellen zal meer gekeken kunnen worden naar de speelwaarde van toestellen. In die zin dat het samenspelen op toestellen steeds belangrijker wordt. Zo is een schotelschommel leuker om op te spelen dan een enkele schommel. Een zeskantduikel gezelliger om ook elkaar te ontmoeten dan een driedelig duikelrek waarvan de rekken in elkaars verlengde staan. Buitenspelen wordt meer en meer elkaar ontmoeten.11 Geadviseerd wordt de bestaande wipveren niet meer te vervangen en daardoor het aantal drastisch te verminderen De grotere speelplekken (800m1) trapvelden, skatevoorzieningen e.d. geschikt maken voor jongeren en meideren door het toevoegen van meiden specifieke voorzieningen zoals leun- en zitplekken en een of meerdere bewegingstoestellen. (0909, 0913, 0919).
34
35
36
4
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk geven wij conclusies uit het onderzoek kort weer. Vervolgens vindt u een aantal strategieën om te komen tot een verbetering van het huidige speelruimtebeleid in de Gemeente Hof van Twente.
4.1
Conclusies bestaand beleid Bevolkingscijfers zijn in paragraaf 3.1 bekeken: - Er zijn totaal 7782 jeugdigen, van 0- 18 jaar in de gemeente. Daarvan woont een kwart, 1908 jeugdigen, in het buitengebied - De verdeling over de leeftijden 0-6, 6-12 en 12-18 jaar vertoont over de gehele gemeente een gelijke verdeling (7%, 8%, 7%) - Als je kijkt naar de kernen is de verdeling onderling verschillend. Met name in de kleine kernen, Hengevelde en Bentelo is het verschil opmerkelijk: Hengevelde 10%, 9%, 8% en Bentelo 6%, 10% en 10%. Waarbij opgemerkt dat hierbij de omliggende buitengebieden betrokken zijn bij de cijfers - In Goor, Heeckeren (8%, 10%, 8%) wonen naar verhouding veel jeugdigen ook in Hengevelde (9%, 8%, 8%) en Bentelo (6%, 12%,12%) nu zijn de buitengebieden niet meegenomen, deze wijken niet af van het eerder genoemde gemiddelde 7%, 8%, 7% - In Goor Kevelhammerhoek neemt het aantal jeugdigen verder af (3%,6%, 7%). In Diepenheim is met name de leeftijdsgroep 0-6 jaar aan het teruglopen (5%) - Goor, Centrum, de Whee en Gijmink, Markelo, Delden en het buitengebied hebben naar verhouding een gemiddeld aantal jeugdigen in een of meerdere leeftijdsgroepen. De speelvoorzieningen zijn begin 2008 bezocht. De beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de bevindingen buiten en aan de hand van het rapport van Repcon dat tot eind 2007 is bijgewerkt. Voor de 127 onderzochte locaties geldt: - het speelplaatsen bestand is in Goor gevarieerd samengesteld en gedeeltelijk vernieuwd. In de rayons West en Oost is het bestand matig tot redelijk gevarieerd - zandbakken komen voor op 62 van de 127 bezochte speelvoorzieningen, dit geeft een goede mogelijkheid tot zand-constructiespel (49% van de voorzieningen). In Rayon West is dat op 17 plekken (68%), Rayon Midden op 23 plekken (34%) en in Rayon Oost op 22 plekken (67%). Bij de Rayons West en Oost zijn de (7) scholen in de buitengebieden meegerekend - De verdeling naar planbereik (figuur 3.2) geeft een planologisch mooie verdeling voor de gehele gemeente (51%, 32%. 11%). Het is logisch dat er meer voorzieningen op blokniveau zijn dan op beide hogere niveaus. Daarbij komt dat een deel van de locaties op buurt en wijkniveau ook een functie vervullen op blokniveau. Rayon Midden heeft verhoudingsgewijs meer voorzieningen op blokniveau. Een aantal daarvan bestaat echter uit een toestel - 53% van de voorzieningen biedt goede speelwaarde. De laatste jaren is er, door vernieuwing, een aanzienlijke verbetering opgetreden. De vernieuwing moet nog doorgezet worden naar Rayon West en Oost waar de percentages hoog lijken maar het aantal voorhanden zijnde plekken gering zijn en juist daarom op een goed speelwaarde niveau gebracht moeten worden - op 43% van de voorzieningen kan het veiligheidsniveau worden verbeterd. Veelal zijn het slechts kleine aanpassingen aan valondergronden bij kleine toestellen en een structureel probleem met een toestelserie. Ook hier is de gemeente op de goede weg - Wat het dagelijksbeheer betreft kan de conclusie zijn dat de gemeente dit goed aanpakt (85%). De onderlinge Rayons verschillen daarin niet veel. 37
-
-
Achterblijvend dagelijksbeheer vindt vooral plaats door het niet tijdig behandelen van hout, verven van metalen onderdelen, vullen van zandbakken en mos of onkruid De onderhoudsstaat is goed beoordeeld (85%). Dit geeft aan dat het areaal van toestellen op de voorzieningen regelmatig wordt nagezien en waarnodig wordt vervanging of weggehaald. Dit goede oordeel kan bij vermindering van financiële middelen voor het dagelijks beheer snel in negatieve zin omslaan. Juist de gerichte beheersingrepen zoals roest bestrijding en het verven kan de levensduur van toestellen verlengen De gemeente Hof van Twente beschikt per maart 2008 over 127 speelvoorzieningen ( inclusief 25 schoolspeelplaatsen en kinderdagcentra) op 7782 jeugdigen (0-18 jaar). De schoolpleinen in de gemeente hebben ook na schooltijd een openbaar karakter daardoor komt het aantal jeugdigen per voorziening op 68 hetgeen overeenkomt met vergelijkbare gemeenten (tussen de 62 en 82 jeugdigen per voorziening).
In de gemeente Hof van Twente is een gemiddeld aanbod ten opzichte van de vraag. Kijken we naar de te onderscheiden rayons: - Rayon West heeft een klein aanbod - Rayon Midden hier komt het aanbod overeen met de vraag - Rayon Oost hier is het aanbod klein tot goed t.o.v. de vraag. Zowel in Rayon West als Oost zal bij het niet meenemen van de scholen in het buitengebied in deze beoordeling de vraag vergroten. 4.2 4.2.1
Aanbevelingen Verkeersruimte Gemeente Hof van Twente is een heel eind op streek. - In het Gemeentelijk VerkeersveiligheidsPlan staan projecten opgenomen voor de inrichting van 30 km/u en 60 km/u gebieden. Een aantal daarvan is reeds uitgevoerd. Naast de projecten uit het GVP heeft onze gemeente ook op andere locaties maatregelen getroffen ter bevordering van de verkeersveiligheid. Van de projecten die vanaf mei 2001 zijn gerealiseerd, is beoordeeld of de inrichting voldoet aan de principes van Duurzaam Veilig. Over het algemeen voldoen de locaties hieraan. - De nadruk blijft liggen op de woongebieden die voor de optimale bespeelbaarheid van een 30KM zone dienen te worden voorzien - Afhankelijk van de plannen om ook het buitengebied bespeelbaar te maken met kernontmoetingsplekken zal de bereikbaarheid naar en rond de scholen in het buitengebied kindvriendelijk gemaakt moeten worden en bijvoorbeeld opgenomen worden in het fietsroutenetwerk/ routing voor toerisme van het Gemeentelijk Mobiliteitsplan.
4.2.2
Verbeteren veiligheid speelvoorzieningen Aanbevolen wordt om op alle voorzieningen de optimale veiligheid te waarborgen door de controle en uitvoering, ter verbetering, in één hand te houden. Met andere woorden ook bij de scholen, kinderdagcentra, zwembaden e.a. niet alleen de controle verrichten maar ook, zo nodig, de daadwerkelijke verbeteringen uitvoeren. De gemeente heeft daarin deskundigheid opgebouwd, die de genoemde instituten niet in huis hebben.
4.2.3
Bewaken veilige onderhoudsstaat speelvoorzieningen Aanbevolen wordt de onderhoudsstaat van de speelplaatsen nauwlettend in het oog te blijven houden. Waar nodig dient op tijd te worden geïnvesteerd in vervanging en herinrichting. Alleen zo zijn grote financiële verrassingen te voorkomen. Om die reden wordt aanbevolen geregeld de controlerende medewerkers de niet eigen voorzieningen te laten controle. (roulerend) en 1 maal per 2 jaar dit werk extern uit te besteden aan een gespecialiseerd bedrijf. 38
Door dan mee te lopen zullen de eigen medewerkers worden bijgeschoold en de continuïteit in het beheer worden gegarandeerd. Wisseling van gespecialiseerde bedrijven biedt een overkoepelende toetsing op het gebied van de veilige onderhoudsstaat. 4.2.4
Toegankelijkheid schoolspeelplaatsen Van de 22 schoolspeelplaatsen functioneren 7 in het buitengebied. De 15 speelplaatsen in de kernen en de 7 scholen in het buitengebied, hebben een openbaar karakter. Vanuit de integrale visie op speelruimte is het dan ook logisch deze speelruimte in het beleid mee te nemen. Daartoe hebben de gemeente en voorlopig de Ranninkschool te Delden een voorlopig convenant opgesteld voor de pilot “veilgheid speeltoestellen op schoolpleinen”(zie bijlage 5). Aanbevolen wordt de scholen in het buitengebied een grotere functie te laten vervullen dan de huidige (zie bijlage Bijlage 4 het Hof van Twente betreft het Buitengebied). Deze plekken liggen binnen de straal van een kwartiertje fietsen van de gebruiker, is dè bekende plek in zijn/ haar omgeving en biedt meer dan de huidige inrichting. De ligging op fiets- toeristische routes maaktmede gebruik, ook vanuit de stedelijke kernen, goed mogelijk.
4.2.5
Aanpak huidige openbare speelplaatsen in bijlage 3 vindt u gedetailleerde adviezen per speelvoorziening. Er zijn 127 locaties onderzocht (inclusief de schoolspeelplaatsen en kinderdagcentra. Er zijn in principe 5 soorten adviezen verstrekt: - Hh = Handhaven; onderhoud op een veilig peil houden/ brengen; soms wordt dit aangegeven. Bij 12 van de 76 te handhaven plekken is extra advies meegegeven - Hgk = Op termijn opheffen. Bijvoorbeeld; een steunpunt welke door het afnemen van het aantal kinderen niet meer nodig is. Een achttal locaties is aangegeven - O = Opheffen of onderhoudsarm maken van een plek; in de adviestekst wordt dit onderscheid aangegeven. Dit advies is bij 8 speelplekken gegeven. Het betreft hier speelplekken met 1 toestel of met een toestel dat niet geschikt is voor de openbare ruimte en veelal door bewonersinitiatief is geplaatst - Hibl = Herinrichten van een blokspeelvoorziening (100m); Zes van de 7 voorzieningen hebben in de adviestekst een ontwerprichting meegekregen voor de herinrichting - Hibu = Herinrichting op buurt(wijk)niveau; het betreft hier 11 plekken voornamelijk grotere plekken bij scholen in de urbane en buitengebieden. De adviesteksten geven aan dat zeker in 9 gevallen de plekken een buurt/wijk overtreffende functie kunnen hebben - GK = Geen code; deze plekken (17) zijn niet openbaar toegankelijk (kinderdagcentrum, zwembad) of een schoolplein in het stedelijk gebied. Soms is er een advies gegeven. Aanbeveling: het moet buiten nog leuker worden! Deze aanbeveling heeft betrekking op de adviezen Hibl en Hibu en de kernontmoetingsplekken kunnen dus bij een herinrichting als richtlijn worden gezien! De speelruimte kan beter aansluiten op de behoefte van jeugdigen aan contacten onderling. Te vaak wordt gedacht aan een JOP of hangplek als een aparte voorziening. Daar waar sociale contacten samen kunnen gaan met beweging zal dat jeugd aantrekken. Voorbeelden van toestellen waarin je samen beweegt zijn: draaitoestel groot (carrousel en hollandse schijf) swingschommels (= stelling met een grote band, korf voor meerdere personen); 39
-
swingcarrousels (combinatie vorige twee: schommel voor meerdere personen die ook nog eens om zijn as kan draaien); veerplaat met middenpaal voor meerdere personen; draaiende evenwichtsbalk; draadcircus (diverse vormen) koordswings (meerdere schommels aan één koord gemonteerd i.p.v. vaste bovenbalk -> beweging wordt doorgegeven; partnerslinger, koninginnenschommel, tarzantouw, swingformatie, etc.); etc. Door de combinatie van beweging en sociaal-fysieke interactie zijn deze toestellen zeer aantrekkelijk voor meiden van alle leeftijden. Een zelfde benadering is nodig bij plekken voor jongeren. Te vaak zijn dit plekken voor jongens en is niet aan de meiden gedacht. Meiden-inclusief-plannen is belangrijk bij het ontwerpen van de speelruimte. Daarvoor is een sociale veilige ligging een randvoorwaarde naast de aanwezigheid van speeltoestellen. Trapvelden, skatebanen, basketbalpleintjes worden gecombineerd met een terloops geplaatst bewegingstoestel. Meiden van 16 willen best even laten zien wat ze ooit op duikelrek of schommel geleerd hebben. In wijken met relatief weinig jeugdigen bieden de hier genoemde uitgangspunten ook meer aanleiding voor verticaal spel. Dat wil zeggen spel en samenzijn van groepen jeugdigen van diverse leeftijden. Daarmee neemt de mogelijkheden om buiten iets te kunnen doen toe. Je bent niet geheel afhankelijk van leeftijdsgenoten. 4.2.6
Ontwerp en beheer aanbevolen wordt in (toekomstige) bestemmingsplannen de bestemming “groen en spelen” te hanteren. In de voorschriften dient een ontheffing te worden geregeld voor het bouwen van speeltoestellen en –voorzieningen tot 4,5 meter (= maximaal toegestane hoogte in NEN-EN 1176).
4.2.7
Extra mogelijkheden in het buitengebied Bijna een kwart van de jeugdigen en jongeren wonen in het buitengebied. Aanbevolen wordt om bij het herinrichten van de 7 school-omgevingen in het buitengebied de mogelijkheid te bezien deze tot kernontmoetingsplekken te verheffen (reikwijdte straal 4 km, een kwartier fietsen). Een voorziening voor breedtesport, ontmoeting en natuurlijk en avontuurlijk spelen. (zie bijlage 4)
4.2.8
Beleid Aanbevolen wordt de basisvoorwaarden bespeelbaarheid van de woonomgeving vast te stellen als uitgangspunt voor beleid en handelen. Aanbevolen wordt de rol en het gebruik van schoolomgevingen in een convenant te regelen. Hiertoe zal verder overleg met de scholen moeten worden gevoerd De inzet ter verbetering van de veiligheid en de kwaliteit van de speelplekken in rayon Midden afronden en vervolgens oppakken in Rayon West en Oost De gemeentelijke afdelingen zullen, bij presentatie van toekomstige in- en uitbreidingsplannen aan de Raad, altijd aangeven hoe de speelruimte en de zelfstandige mobiliteit, binnen de werkwijze aandacht heeft gehad en hoe dat in het plan verwerkt is. Daarbij zijn de genoemde uitgangspunten binnen dit speelruimteplan randvoorwaarde. De gemeente zal beleid formulieren om te komen tot meer fysieke ruimte t.a.v. de speelbehoefte (Daarbij is de landelijke minimum norm 3%). 40
4.2.9
Bij nieuwbouwprojecten vanaf 50 grondgebonden woningen wordt een aparte speelruimtenotitie in relatie tot de omgeving opgesteld. Een, tijdige, externe toets van deze speelruimtenotitie na bijvoorbeeld een eerste verkavelingvoorstel wordt aanbevolen
Financiële raming bouwstenen begroting Handhaving bestaand beleid Op grond van een urenraming adviseren wij een jaarlijks bedrag voor de uren van het uitvoerend beheer per locatie vast te stellen. Op grond van de vervangingswaarde van alle speeltoestellen en andere inrichting adviseren wij een bedrag voor de structurele vervanging ter handhaving van het bestaand beleid. Aanbevolen wordt bij elke nieuw toe te voegen en te beheren locatie de begroting te indexeren en te verhogen. (uitgangspunten en verantwoording voor deze berekening vindt u in bijlage 6)
Eenmalige veiligheidsoperatie De grote veiligheidsoperatie is grotendeels uitgevoerd en afgerond. De relatief eenvoudige en minder urgente problemen moeten nog worden aangepakt. Slijtage in de veiligheidsondergronden, de zonering en wat kleine details zijn nu aan de beurt. Het niet aanpakken van deze problemen kunnen van kleine risico’s, grote risico’s worden. (uitgangspunten en verantwoording voor deze berekening vindt u in bijlage 6)
Uitvoering nieuw beleid Dit betreft het opnieuw inrichten van 7 openbare speelvoorzieningen tot grote buurtspeelplaatsen; de aanleg van 3 grote buurtspeelplekken; de herinrichting van 3 openbare voorzieningen voor breedtesport; en de aanleg/ herinrichting van 7 plekken in het buitengebied t.b.v. breedtesport, ontmoeting en spelen. Het opheffen/ onderhoudsarm maken van 16 speelvoorzieningen.
41