BUITEN DE GRENS
Marianne Lassche
ISBN 9789086030620 © 2013 Marianne Lassche, Zwijndrecht Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaand schriftelijke toestemming van de schrijver. Tenzij anders vermeld, zijn alle Schriftvermeldingen genomen uit de NBG 51 vertaling. Dit boek is gepubliceerd door de ‘zelf publicatie’ divisie ‘Publiceer uw boek!’ van Editions l’Oasis. Editions l’Oasis aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor eventuele fouten, zowel schrijf-, spel-, stijl- of grammaticale fouten en hoeft niet altijd akkoord te zijn met bepaalde details van de boeken die in deze vorm gepubliceerd zijn. Uitgave Editions l'Oasis, ‘Publiceer uw boek!’ 2013. Productie en distributie: Cross Link Services B.V. (cross-link.nl)
Omslag ontwerp: Damien Baslé www.damienbasle.com Publiceer uw boek! Een divisie van:
9, Rte d'Oupia, 34210 Olonzac, Frankrijk Tel (0033) 468 32 93 55, fax (0033) 468 91 38 63 email
[email protected] www.publiceeruwboek.com Heeft u een boek geschreven en u zoekt een uitgever? Bezoek onze website en zie wat wij voor u kunnen doen!
Mijn getuigenis In het jaar 2003/2004 zat ik op de Bijbelschool ‘School for Harvest & Ministry’, verbonden aan ‘Nehemia Ministries in Zwijndrecht. Daar deed ik de tweedaagse opleiding. De voorganger van onze gemeente gaf een woord voor het nieuwe schooljaar. “Ben je bereid een open hartoperatie te ondergaan?” “Ja”, zei ik enthousiast, want ik was op zoek naar God en ik had mijn hart aan de Heere gegeven. En nu wilde ik weten wie God was, wat Hij voor mij wilde doen, en hoe ik Hem kon leren kennen als mijn Vader. Maar toch, stilletjes in mij dacht ik: “God gaat toch zeker niet echt aan mijn hart zitten en alle verbindstukken er af of er uit halen?” Ik was een vrouw die gebukt ging onder afwijzing wat zich vooral uitte in het gevoel van slachtoffer te zijn, een minderwaardigheidscomplex, maar ook in het imiteren van anderen. Ik had géén eigen identiteit. Iedereen was net iets beter dan ik zelf ooit zou zijn, of was. En dit had ik al zo lang vol gehouden dat het bij mij hoorde. Het was het grootste gat in mijn hart waarvan later bleek dat het niet gedicht kon worden als ik dit niet over gaf aan de Heere Jezus. Met alles uit de wereld had ik het gevuld, maar zelfs na mijn bekering bleef het gat open in mij. Nu zie ik dat ik niet alleen wandelde met onze Heere Jezus maar ook met een rij demonen. In mijn ene hand hield ik een demon vast en met de ander ging ik met de Heere Jezus. Daar stond ik iedere zondag uit volle borst te zingen. Bijna moest ik gewoon walgen van mezelf. Hoe kon ik van God houden als ik niet wilde loslaten wat ik vast hield? Ik moest op zoek gaan naar mijn eigen identiteit. Maar eerst moest ik leren hoe ik mijn masker af kon zetten. Ik leerde kort na de Bijbelschool mijn huidige man kennen. Hij voer op een binnenvaartschip dwars door Europa heen. Er ontstond een strijd dat ik God zelfs niet zou verdienen, en ik liet los. Ik verdiende niet om God te kennen. In mij kwam er zo’n onrust uit: wie ik was wilde ik ook niet zijn. Ik vroeg Hem om vergeving en ik viel op mijn knieën. Denkbeeldig zag ik God staan met zijn mouwen opgestroopt. Knielend naar mijn leven als een puzzelstuk zat Hij te kijken of Hij een puzzel aan het leggen was. Ik ervoer dat Hij zei: ”Waar waren we gebleven?” Zelfs na een jaar de Bijbelschool te hebben gedaan hield de school voor mij dus niet op. Om te ontdekken wie ik was had ik nodig door Europa te varen samen met mijn man. Zonder dat ik me weer te snel zou weg cijferen voor anderen. Ik ben er nog steeds niet,
maar ik weet dat ik nu op de goede weg ben samen met God en met mijn man. Het feit dat ik de Bijbelschool heb gedaan heeft dit proces in mij versneld. Ik steun de Bijbelschool in Zwijndrecht omdat ik vind dat iedereen kostbaar is voor God. Marianne Lassche
*************
DANKBETUIGINGEN Zij die zo bijzonder voor mij zijn wil ik bedanken. In de eerste plaats gaat mijn dank uit naar mijn hemelse Vader. Ook wil ik mijn dank uiten naar mijn man, die mij altijd heeft gesteund en aangemoedigd. Dank ook aan mijn zoons Ray en Wit, die me de rust hebben gegeven om het verhaal te schrijven. Ook wil ik Joke Tan bedanken die aan dit boek heeft meegewerkt als tekstpartner (pinkstergemeente De Banier te Deventer). Dick Pieterman, hoofd van de Bijbelschool (School for Harvest & Ministry te Zwijndrecht) wil ik bedanken en Gerry Velema van www.bemoedigingssite.nl. Met haar toestemming heb ik de tekst van 08-04-2011 mogen gebruiken (knielend, zwetend…) De fotografie is verzorgd door Dirk-Jan Poot (studio Poot Fotografie). De styliste Mirjam van Styling Imago dank ik voor het kledingadvies. Mijn haar en make-up zijn gedaan door Samantha Bax van de Kapsalon Backstage. Ik heb de “Groot nieuws” Bijbelvertaling gebruikt in dit boek (14e druk 2011, uitgever Jongbloed- Heerenveen).
Deel 1: Yenne wordt verliefd Onze Vader in de hemel, uw naam worde geheiligd, uw koninkrijk kome, uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel. Geef ons vandaag het brood dat we nodig hebben, en vergeef ons onze schulden zoals ook wij anderen hun schulden hebben vergeven, en stel ons niet op de proef maar verlos van de duivel. Want als u anderen hun fouten vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven. Maar vergeeft u anderen niet, dan zal uw Vader u uw fouten ook niet vergeven.
Hoofdstuk 1
Winchester ‘In ieder kind zit een diamant, totdat het wordt geroofd.’ 1 Korintiërs 13:11-12
H
et is zondagmorgen en het regent. ‘Het regent hier altijd’, denkt Yenne. Ze haalt haar schouders op. Er is bij haar in de straat nooit wat te beleven. De meeste mensen zitten in de kerk op dit moment. Er staan een paar auto’s in de straat. Links van haar kijkt zij het park in. Zelfs de vogels laten zich nu niet zien. ‘Als de kerkklokken eenmaal beginnen te luiden dan moet mijn moeder gaan werken. In de pub. Mijn moeder wil niet naar de kerk. Ze zegt: nee hoor, dat is niets voor mij. Bovendien heb ik daar niet eens passende kleren voor. Mijn moeder is een mooie jonge vrouw van bijna eenentwintig jaar. Met blond half lang haar en blauwe ogen. Mijn vader ken ik niet. Hij is ervandoor gegaan voordat ik was geboren. En soms maakt ze mij verwijten als zij dronken is: dat het mijn schuld is dat mijn vader ervandoor is gegaan. Dan zegt ze: ‘Als jij er niet was, dan had ik niet zo’n leven als ik nu heb.’ Maar dat meent ze niet, dat zegt ze alleen als ze dronken is. Yenne ondersteunt haar hoofd en ze kijkt naar de kerk. ‘Op school gaan we iedere vrijdagochtend naar de kerk. Maar dan heb ik mijn uniform aan van school.’ ‘Yenne kom je? Ik moet zo weg.’ Het is Faith, Yenne’s moeder, die haar van onderaan de trap roept. Met haar voeten voor zich uit schuift zij van de traptreden af. ‘Er is brood en melk. Dag lieverd, ik ga.’ Op de achtergrond dreunen de klokken van de kerk door de woonkamer. Wat een irritant geluid! Yenne wordt er nerveus van. Ze loopt met haar boterham met pasta naar het raam om te kijken hoe die mensen uit de kerk komen. ‘Hé Megan!’ Zij klopt op de ramen. Maar Megan ziet het niet. Snel rent ze door de gang en trekt de deur open en blijft in de deuropening staan. ‘Megan!’ Maar Megan reageert niet op haar geroep en kijkt zelfs de andere kant op. Dus slaat ze deur weer dicht. Wat is het saai, zo alleen in huis… Ze gaat naar boven toe. In haar kamer ziet ze dat 7
haar kleren nog steeds op dezelfde plek liggen als waar ze die had achtergelaten. ‘Mama heeft mijn kleren niet eens gewassen!’ Yenne ruikt aan haar bloes. Deze moet ze wel wassen. Dus loopt ze met haar bloes en pullover naar de wasmachine die in de badkamer staat naast haar kamer. Daarna loopt ze de trap af en laat zich in de fauteuil vallen en drukt de tv aan. Ze blijft zappen totdat ze bij een tekenfilm blijft hangen. Het is stil geworden, op het geluid van de tv en de klok na. Ze bedenkt wat ze nu zou kunnen doen. ‘Ik ga zo maar mijn huiswerk maken. Volgens mij heb ik morgen een repetitie wiskunde. Bah, als ik wel ergens een hekel aan heb is dat wel aan de leraar wiskunde. Hij denkt dat hij altijd zo grappig is. Maar niemand kan echt om hem lachen. En dan kijkt hij raar. En ja, daar moeten wij dan wel weer om lachen.’ Yenne’s ogen blijven op een pakje sigaretten rusten dat op de salontafel ligt. Mama is die in haar haast zeker vergeten. Na een blik in haar boek te hebben geworpen, besloot zij zich maar te gaan douchen. Maar nadat ze haar haar heeft nat gemaakt, merkt ze dat er geen shampoo is. ‘Wat ben je toch voor iemand, mama!’ schreeuwt ze uit. Dan maar niet wassen. Yenne draait haar haren in een handdoek en droogt zich af, waarna ze haar lievelingsjoggingpak aantrekt. Daarna haalt ze het wasgoed uit de wasmachine en hangt het op het wasrek. ‘Ik weet zeker dat zij mij zag, die Megan. Ze wilde mij bewust niet zien, dat was het. Wie denkt zij dat ze is? Met haar leuke leventje en haar vader en moeder. Ik krijg haar morgen wel!’ Ze loopt weer naar beneden, schenkt zichzelf een glas cola in en laat zich weer in de fauteuil vallen. Dan pakt ze het pakje sigaretten en begint eraan te ruiken. Wat een lucht! Hoe kunnen mensen dit nu zo lekker vinden? Ze legt het weer terug, maar niet veel later haalt zij een sigaret uit het pakje en rolt hem tussen haar vingers. Ze maakt een rookbeweging. O, dat staat stoer! Net als grote mensen. Ze stopt hem weer terug in het pakje. ‘Wat moet ik nu doen hier in mijn eentje?’ denkt ze. Weer kijkt ze naar de sigaret die haar aandacht had gewekt. ‘Zal ik er eentje proberen? Ach, wat kan dat nu voor kwaad? Mijn moeder rookt en ik geloof wel bijna de hele wereld. Waarom zal ik er niet eentje proberen?’ Opnieuw haalt zij een sigaret uit het pakje en stopt hem in haar mond. Daarna rolt ze met haar vinger over het 8
wieltje van de aansteker. Dat gaat moeilijk tot ze op een gegeven moment het vlammetje weet aan te houden. Yenne neemt een diepe haal, waar ze direct een hoestbui van krijgt. Ze voelt zich licht in haar hoofd worden en maakt de sigaret uit. Bah, wat is dat toch smerig! Ze loopt naar de gang waar een spiegel hangt en neemt zichzelf erg kritisch op. Ze kijkt diep in haar blauwe ogen. Ze glijdt met haar handen over haar keel. Alles ziet er net zo uit als anders. Ze voelde aan haar zwarte lange haren. Bijna droog. Het zal wel moeilijk zijn om het uit te kammen. Ze loopt terug naar de woonkamer en wil haar tas vast inpakken voor morgen. Ze wil opstaan, maar wordt weer aangetrokken door het pakje sigaretten op de salontafel. Zal ze het doen? Haar hart gaat te keer. ‘Zal ik er nog één roken? Mama rookt toch ook en ze leeft nog. Eigenlijk hoort het ook wél bij mij. Ik wil zeker niet zo zijn als Megan. Altijd even braaf.’ Ze pakt een sigaret en neemt verschillende houdingen aan alsof er foto’s van haar genomen worden. Ze imiteert haar moeder. Nadat de sigaret op is, loopt ze naar boven toe en doorzoekt de kamer van haar moeder. Yenne is op zoek naar makeup. ‘Vanaf vandaag wil ik niet meer zijn wie ik altijd al was’, besluit zij bij zichzelf. ‘Vandaag een nieuwe Yenne.’ Ze haalt de lippenstift uit de la van de kast en tekent ermee op haar mond. Met een zwart potlood maakt zij een lijntje onder haar ogen. Dat ziet er al beter uit. ‘Hé, wat is dat? Een condoom? Wat moet zij nu met een condoom? Zal ze… nee toch! Hè bah.’ Snel schuift ze de la dicht en loopt naar haar kamer toe. ‘Wat heb ik morgen op school? Nee, niet weer gym! Ik haat gym. Nee, ik haat gewoon die school!’ Nadat ze haar tas heeft ingepakt, loopt ze naar beneden toe, drukt de tv uit en pakt haar jas en haar sleutel. ‘Ik ga maar naar de pub toe.’ Yenne slaat de voordeur met een harde klap achter zich dicht en loopt de straat in richting de pub. ‘Er zitten al mensen. Wat zullen die mensen zeggen over mijn makeup?’ Ze schaamt zich een beetje en houdt haar gezicht naar beneden gericht. Dan bedenkt ze zich: ‘Dit is toch mijn leven? Ik moet toch zelf weten wat ik doe?’ Ze duwt de deur open en stapt de rokerige ruimte in. Snel neemt zij plaats op haar vertrouwde barkruk. Achterin, waar ze klem zit tussen de bar en de muur. Elliot is aan het biljarten. Yenne heeft een hekel aan die man. Hij zit haar altijd te plagen en dan 9
strijkt hij over haar haren. Maar ja, het is een goede vriend van haar moeder, denkt ze. Hij is hier een soort baas van deze pub. Ze kijkt naar de televisie. Haar moeder is in haar sas, druk aan de praat met in haar ene hand een glas wijn en in de andere een sigaret. Yenne schaamt zich op die momenten voor haar moeder, kijkt geïnteresseerd naar de tv en probeert niet te horen of te zien wat haar moeder zegt of doet. ‘Wat heb jij in hemelsnaam gedaan?’ Yenne schrikt als haar moeder zo tegen haar gilt. ‘Ga je gezicht wassen, nu!’ ‘Hoezo?’ ‘Haal nu meteen die rommel van je gezicht! Jij lijkt wel… dat zal ik maar niet zeggen, hier waar klanten er bij zijn.’ Yenne voelt wel aan wat haar moeder bedoelt. ‘Jij gebruikt deze rommel toch ook, of niet soms? En waarom heb jij condooms in je la?’ verwijt zij haar moeder terug. Elliot komt erbij staan, met in zijn ene hand een biljartkeu en zijn andere hand in zijn zij. Wij praten thuis wel verder, jongedame’, zegt moeder boos. ‘O ja, dan kan je weer jouw frustratie op mij afreageren, toch mam?’ ‘Laat mij eens kijken?’ sust Elliot. Hij houdt haar gezicht vast en bekijkt haar kritisch. Ze probeert los te komen. Maar hij zegt: ‘Wees niet zo streng, Faith. Kleine meisjes worden nu eenmaal groot. Of je dat nu wil of niet.’ ‘Zij vergeet zelfs shampoo voor mijn haren te kopen’ bijt Yenne haar moeder toe, terwijl zij een boze blik in haar richting werpt. Nu heeft ze het gevoel dat ze op één lijn zat met die Elliot. ‘Hé’, zei Elliot, ‘er is iets wat ik nu niet begrijp, Yenne: je zegt zelf dat het jouw shampoo is, toch? Dan kan je het toch ook zelf kopen?’ Ondertussen geeft hij Yenne’s moeder Faith een knipoog. Op dat moment komen er drie jonge jongens binnen. Yenne probeert Elliot weg te duwen omdat hij in haar gezichtsveld staat. Ze neemt die jongens serieus op. ‘Als jij zo stoer bent,’ zegt haar moeder terwijl ze het bestelboekje met een pen naast haar neerlegt, ‘hier, neem dan maar de bestelling op van die gasten.’ ‘Mam, doe even normaal.’ ‘Waarom? Je voelt je toch een hele dame?’ 10
Yenne loopt met het boekje richting de jongens. Het is haar niet ontgaan dat die ene wel érg knap is. Bevend en strak op haar boekje kijkend vraagt ze wat zij willen drinken. ‘Hallo, wat ziet u er leuk uit mevrouw’, reageren zij om haar te plagen. ‘Werkt u hier pas?’ Eén van hen staat op. ‘Ik ben Luke en deze kwal hier is Matthew,’ zegt hij terwijl hij zijn vrienden een voor een aanwijst. ‘En dit is Jamie.’ Dat is die knappe jongen. Hij zegt niet veel, maar kijkt haar alleen maar aan. ‘Ja leuk hè? Met zo’n roze joggingpak?’ lacht Yenne terug. Luke moet erg hard lachen. ‘Kijk die schoenen eens. Wat grappig! Heeft je moeder die uitgekozen of jijzelf?’ Ze kijkt naar haar ballerina’s die ze altijd héél erg mooi vindt, maar waarvan ze nu wilde dat zij onzichtbaar waren. De jongens lachen haar gewoon uit en ze geneert zich vreselijk. ‘Het komt er zo aan hoor!’ zegt ze terwijl zij met rode kaken met de bestelling wegloopt. Ze kijkt haar moeder aan, die een glas aan het poetsen is met een theedoek, maar haar wel in de gaten houdt. ‘Drie bier, mam. Zo, het is het gelukt.’ Fait heeft het voorval gezien en gehoord. ‘Mam,’ fluistert Yenne haar toe, ‘die ene is zo knap.’ ‘Dat zijn de gevaarlijkste.’ ‘Waarom? Hij was zo lief om niets te zeggen hoor.’ Op dat moment komt Elliot eraan die een bord met eten voor haar neerzet. ‘Kijk eens. Lekker, patat met kip, precies zoals jij het graag wil, dame.’ Dat laat Yenne zich niet twee keer zeggen en ze begint met eten. ‘Jamie’, denkt ze ondertussen, ‘dat is een leuke naam.’ Ze bekijkt de gasten van een afstand. Maar dan komt die Jamie naar de bar toegelopen. ‘Hoi, ik ben Jamie.’ ‘Ik ben Yenne’, reageert ze terwijl ze hem een hand geeft. ‘En zij is zeker jouw zuster’, zegt hij terwijl hij naar Faith wijst. ‘Mijn zuster!’ lacht Yenne, ‘Nee, zij is mijn moeder.’ ‘U heeft een leuke pub, madame’, zegt hij. ‘Kijk maar uit!’ roept een klant vanuit de andere hoek. ‘Zij is net een havik als het om haar dochter gaat, hoor.’ Yenne moet daar zo hard om lachen dat het bijna irritant is om het aan te horen. ‘Nog drie bier’ zegt Jamie terwijl hij terugloopt naar zijn tafel. 11
‘Mam, hij is knap hè?’ ‘Kijk maar uit, hij doet zo gemaakt.’ Yenne haalt haar schouders op. ‘Zal wel.’ Daarna schuift ze het bord van zich af omdat ze niet meer op kan. Weer komt Jamie naast haar staan en wijst naar haar bord. ‘Mevrouw, heeft u voor mij ook zoiets?’ ‘Patat met kip, of wil je wat anders?’ ‘Nee hetzelfde als zij graag.’ ‘Woon je hier dichtbij?’ vraagt hij aan Yenne. ‘Ja, niet zo ver hoor. Deze straat uit. En jij?’ ‘Ik woon aan de andere kant van Winchester.’ ‘Wat kom je dan hier doen?’ ‘Ik voelde dat er hier een heleboel mooie meisjes wonen.’ ‘Echt?’ ‘Ja, ik wist het gewoon.’ ‘Nee, je maak een grapje’, zei ze verbaasd terug. ‘Maar heb ik dan niet gelijk? Volgens mij ben jij erg lief. En nog maar veertien jaar.’ Faith komt erbij staan. ‘Heeft u nog twee bier en een cola?’ vraagt Jamie. ‘Wil je ook wat drinken? Yen, was het toch?’ ‘Nee, Yenne. En ik heb nog.’ ‘Ja, volgens mij ben je echt héél lief.’ Blozend kijkt ze de andere kant op. Ze weet niet goed wat ze met al die aandacht aan moet. Anders komt er nooit iemand naar haar toe. En niemand zegt dat ze lief of mooi is. Zeker niet een jongen. En zeker niet een jongen die zelf erg knap is en er goed uit ziet. ‘Mam, ik moet echt kleren kopen. Dit gaat echt niet meer, hoor. Ik lijk wel een baby of zo.’ ‘Wat is er met jou gebeurd? Ineens doe je zo raar’, zegt Faith terwijl ze de keuken inloopt. Yenne graait gauw een sigaret uit haar pakje en verstopt die in de mouw van haar trui. ‘Yenne, kom eens even.’ Het is Elliot. Ze loopt de keuken in. ‘Ik heb het er met je moeder over gehad en zij vindt het goed. Om mij te helpen in de keuken.’ ‘Wat moet ik dan doen?’ ‘Afwassen.’ ‘Afwassen? Maar toch niet die hele stapel?’ ‘Jawel. Hier staat een vaatwasser die jou kan helpen met die stapel. Maar wat leuk is’, gaat Elliot verder, ‘je verdient er wat mee.’ 12
‘O, dat vind ik wél gaaf hoor. Maar er zijn nu net van die leuke jongen in de pub...’ ‘Graag of niet. Aan jou de keus.’ ‘Even naar de wc toe, oké?’ Stil, niks zeggen. Ze ziet haar kans schoon en grist een aansteker bij een klant weg. ‘Je krijgt hem zo terug!’ Als ze naar het toilet loopt, heeft ze eerst niet door dat Jamie achter haar aan gaat. Ze schrikt als hij ineens achter haar staat. ‘Je bent zo mooi, Yen. Yenne, ik moet even...’ Hij houdt haar handen vast en wil haar kussen. Ze stribbelt tegen en probeert hem van zich af te duwen. ‘Wij zijn voor elkaar gemaakt!’ Ze weet niet hoe ze het heeft en trekt de deur open van het damestoilet. ‘Help, wat moet ik nu doen?’ denkt ze. Achter de gesloten wc-deur steekt ze snel de sigaret aan. Ze kijkt in de spiegel. ‘Het is wel even wennen met die make-up op, maar het werkt wél!’ zegt ze tegen zichzelf. Ze wacht nog een paar minuutjes en buiten loopt ze snel langs die jongens. Maar Jamie houdt haar vast aan haar arm. Ze hebben even oogcontact, maar hij zegt verder niets. Ze haast zich om in de keuken te komen. ‘Daar ben je!’ zegt Elliot, die daar nog altijd op haar wacht en stapels heeft gemaakt van vaat die minder vuil en extra vuil is. Hij kijkt haar aan en zeg: ‘Kijk, daar hangt een schort. Doe die maar om. De machine werkt zo. Al het witgoed dat klaar is, kun je hier neerzetten, dan ruim ik dat op.’ Yenne vindt het goed en gaat aan het werk. ‘Zou hij echt iets in mij zien? Dat zal hij vast wel tegen iedereen zeggen’, denkt ze. Ze kijkt even of hij er nog is, maar hij zit te eten. Hij is echt heel leuk, die Jamie. Hoe oud zou hij zijn? Yenne doet de radio die bij haar staat iets harder en zingt mee met de haar bekende nummers. De tijd gaat snel voorbij. ‘Alleen deze borden nog hoor, meisje.’ Haar moeder brengt er nog vier. ‘Zijn die van die jongens?’ ‘Ja, hoezo?’ ‘Niks, ik vroeg het me alleen maar af. Zijn ze weg, mam?’ ‘Nee, net zaten ze er nog. Yenne, die jongen is veel te oud voor jou.’ ‘Hoe oud is hij dan?’ 13
‘Weet ik veel, zeker een jaar of achttien hoor.’ Ze is een beetje teleurgesteld over wat haar moeder zegt. De afwas is klaar. Ze maakt de knoop van haar schort los. ‘Het was helemaal niet zulk zwaar werk, ik vond het wel leuk. Mam, ik wil van mijn eigen geld make-up kopen. Is dat goed?’ ‘Ja, daarom mag je Elliot juist helpen met de afwas. Mijn kleine meisje wordt groot’, antwoordt Faith en ze zet een pruillipje. Yenne is benieuwd of die gasten er nog zijn. Ze zitten te kaarten met elkaar, maar Jamie is zo gaan zitten dat hij haar kan zien. Hij knipoogt naar haar en ze weet niet waar ze moet kijken. ‘Doe je mee?’ roept hij vanaf zijn plaats. ‘Ik weet niet of ik dat kan.’ ‘Dit is niet moeilijk. Pesten ken je toch wel?’ Natuurlijk kent ze dat. Ze gaat tegenover hem zitten. ‘Sorry van net hoor’, zegt Luke. Ze kijkt hem aan. ‘Ach, geeft niet hoor. Ik vind het zelf ook stom wat ik aan heb. Maar als ik wist dat jullie zouden komen, had ik wat anders aan getrokken. O, geef mij eens een trekje. Nu ziet mijn moeder het niet.’ ‘Jij mag nog niet roken’, lacht Matthew. ‘Stil’, zegt Jamie. Hij kijkt naar elke beweging die ze maakt en knipoogt weer naar haar. ‘Ben je hier elke dag?’ vraagt hij. ‘Yep, ik zit hier elke dag van mijn leven.’ ‘En is hij jouw vader?’ Ze draait zich om. ‘Hij? Nee, dat is gewoon Elliot. En hij houdt van biljarten. Ik heb geen vader. En jij, hoe oud ben jij?’ vraagt ze aan Jamie. ‘Ik ben bijna achttien. En jij…?’ ‘Bijna vijftien.’ ‘Dan schelen we toch niet zo veel van elkaar?’ ‘Nee!’ lacht ze terug. ‘Gaan we nog spelen?’ vraagt Luke, ‘of zit je op je praatstoel?’ Yenne kijkt op de klok. ‘Ik ga zo naar huis.’ ‘Zal ik je thuisbrengen?’ ‘Ik geloof niet dat mijn moeder dat goedvind.’ ‘O. Wanneer zie ik je dan weer?’ ‘Morgen na school ben ik weer hier.’ ‘Ga jij nog naar school? Dat is voor een nerd!’ roept Luke lachend uit. ‘Jullie niet, dan?’ is Yenne’s verbaasde reactie. 14
‘Ik wel, maar Jamie en Luke niet’, zegt Matthew. ‘Wij werken in de garage van zijn broer.’ ‘Yenne!’ wordt er van achter geschreeuwd. Ze duikt in elkaar. ‘Mijn moeder, altijd even vriendelijk…’ Ze staat op. ‘Sorry, ik moet gaan.’ Jamie pakt haar hand beet. ‘Zie ik je morgen.’ Ze kijkt naar zijn hand. Het geeft haar een bepaald gevoel. ‘Misschien.’ Nadat ze haar jas van haar eigen gereserveerde barkruk heeft gepakt, loopt ze met haar moeder mee naar buiten. ‘Mam, ik ben verliefd. Op wie? Nou op die Jamie!’ ‘Hoe kan dat nu? Je kent elkaar pas een uur of zo.’ ‘Toch voel ik het... Wanneer kan ik kleren kopen, mam? Ik schaam me dood in deze kleren.’ ‘We zien wel hoor.’ Eenmaal thuis gaat de telefoon en Yenne fluistert dat ze naar boven gaat. Bovenaan de trap kan ze het telefoongesprek van haar moeder duidelijk mee beluisteren. ‘Jarenlang hebben jullie mij in de steek gelaten, en nu dit!’ schreeuwt ze tegen de onbekende aan de andere kant van de lijn, en ze smijt de haak op de hoorn. ‘Waarom?’ klaagt ze, terwijl ze door de woonkamer ijsbeert. ‘Waarom nu?’ Yenne besluit dat het beter is haar kamerdeur dicht te doen. Ze kijkt nog even in haar schooltas. ‘Gym, wie bedenkt nu zoiets? En mijn repetitie wiskunde zal ik wel verknallen. Maar ja, school is ook voor mietjes, hè Jamie?’ Hoort ze nu de voordeurbel gaan? Zachtjes maakt zij de deur van haar kamer open, om te horen wie er nu op dit tijdstip op visite komt. ‘Hallo Edward.’ Een vage vriend van haar moeder. Yenne herkent alleen zijn stem en denkt aan een grote puinhoop van wijnflessen en glazen en overal kledingstukken van haar en van hem. Soms schrikt ze zich dood dat er ineens een man in huis is, die ze dan weer tegenkomt op weg naar de badkamer. Op zulke momenten is haar moeder vaak niet aanspreekbaar als ze naar school moet. Ach, zo gaat het al jaren. Ze heeft een eigen leven verdiend, zegt ze dan. Het was nooit haar bedoeling geweest om moeder te worden, maar ze kon niet anders. Meer vertelt ze er dan niet over. ‘Maar nu heb ik óók mijn eigen leven! Ik wil stoer zijn en mezelf mooi maken met make-up. En ik wil roken. En mooie kleren. Dat Jamie mij zag met die stomme kleren en die ballerina’s… ik schaam me dood. Hoe stom kan ik zijn.’ 15
Ze knipt het bedlampje uit en valt niet lang daarna in slaap. De volgende morgen heeft Yenne het zoals altijd heel erg druk en net te weinig tijd voor alles. ‘Goedemorgen, Yenne. Leuk weekend gehad?’ Het is Megan die voor haar staat. Ze kijkt haar aan. Yenne is ‘s ochtends niet zo van praten, het liefst zegt ze dan niets. Maar nu wil ze wél iets kwijt. ‘Zo, zie je mij nu wél, Megan? Waarom negeer jij mij anders?’ ‘Ik?’ ‘Ja, jij. Gisteren deed je net alsof je mij niet zag. Toen je uit de kerk kwam. Je draaide je hoofd om. Dat heb ik zelf gezien. Dag Megan!’ Ze stapt de bus in en Megan komt achter haar aan. Ze gaat naast haar zitten en zegt: ‘Sorry Yen, ik zag jou gisteren echt niet.’ Yenne vindt het alweer goed. ‘Luister, ik heb wat meegemaakt’, zegt ze dan. ‘Ik ben verliefd en ik rook en ik maak me op.’ ‘Hallo…’ Megans mond blijft openstaan. Ze zoekt duidelijk naar woorden. ‘Ja, Yen ja…’, stamelt ze, ‘Hoe kan dat? Je gaat zo snel ineens.’ ‘Te snel, is dat het enige wat je kan zeggen, Megan? Ha, het kan mij niet snel genoeg gaan’, lacht Yenne. ‘Dat is toch hartstikke slecht’, probeert Megan nog eens. ‘Wat is slecht? Verliefd zijn of roken?’ Megan begrijpt er duidelijk niets van. Ze stappen uit de bus en lopen richting school. ‘Yen, je doet raar en anders. Ja, jij! Het lijkt wel of je op een andere planeet bent geweest.’ Yenne lacht er alleen maar om en praat gauw over wat anders: ‘Heb jij je huiswerk geleerd, Megan?’ ‘Ja natuurlijk. Jij niet dan?’ ‘Nee, geen tijd gehad.’ ‘Zeker te druk met je nieuwe leven, hè Yen?’ ‘Ja. Wat lach je nou? Je haren zijn trouwens weer leuk gevlochten vandaag.’ Megan is niet knap, maar ze weet altijd precies wat ze wil en daar gaat ze voor. En ze kan ook goed leren. Soms mag Yenne bij haar thuis haar huiswerk maken, maar dan moet ze echt heel stil zijn en op haar tenen lopen. Haar moeder is wel aardig voor haar, maar die vader zit altijd over zijn bril naar haar te kijken en dan schudt hij een paar keer z’n hoofd. Dan leest hij weer verder in zijn krant. Hij is gewoon een griezel. De moeder van Megan is altijd vreselijk nieuwsgierig. Ze vraag telkens hoe het met Yenne’s moeder gaat. 16
Yenne zegt dan altijd gewoon dat ze het niet weet. Ze bemoeit zich met alles en iedereen. Alleen op de zondag mag ze niet komen, want dat is voor de familie, zegt Megan. Tijdens de les kan ze zich moeilijk concentreren. Ze maakt de repetitie, maar is er niet zo gerust op of ze daar een voldoende voor zal krijgen. Als ze na wat een lange dag leek, eindelijk weer thuis is, smijt ze haar sleutels op de tafel. Haar moeder schrijft meestal een briefje wat ze thuis moet doen. Even lezen wat ze nu weer heeft bedacht. “Ramen zemen en het geld is voor jou van gisteren”, leest ze. ‘Toch niet alle ramen zeker? Wie bedenkt dat nu? Ik doe alleen die in de woonkamer. Ik kan toch niet alle ramen zemen? Ik moet nog make-up kopen en sigaretten. En misschien komt Jamie. Ik ga me eerst even omkleden en naar de winkel toe. Dat zemen kan altijd nog.’ Yenne raapt de post op die op de deurmat was gevallen. ‘Een brief voor mijn moeder. Zou ze een stille aanbidder hebben? We krijgen nooit een brief of zomaar post. Van wie zou het zijn?’ Daarna trekt Yenne de deur achter zich dicht. Ze gaat naar buiten om wat make-up spullen te kopen. In de winkel kan ze maar moeilijk een keuze maken. Ze houdt twee foundations in haar handen. ‘Welke moet ik nu hebben, die donkere of juist die lichtere?’ Ze is zichtbaar aan het piekeren. ‘Kan ik u helpen?’ Gelukkig komt er iemand aan. ‘Ja, graag. Welke moet ik nu nemen?’ vraagt ze. Ze houdt beide foundations omhoog. ‘Je heb een hele lichte huid, dan moet je deze hebben’, klinkt het advies van de verkoopster. ‘Ook heb je een potlood en oogschaduw nodig en ik zou er ook zo’n tasje bij doen.’ Dat baantje van die verkoopster lijkt Yenne wel wat. Het is geen slecht werk en je krijgt er nog geld voor ook. Ze rekent af. Er blijft nog net genoeg over om een pakje sigaretten en een aansteker te kopen. Even later loopt ze rokend richting huis. ‘Ik heb mijn eigen make-up, wat ben ik blij!’ In gedachten verzonken loopt ze door het park naar huis. ‘Hé, mooie dame, waar gaat u heen?’ Ze kijkt recht in twee mooie blauwe ogen. Jamie! ‘Ik wacht hier al de hele middag op je’, zegt hij. ‘O, wat raar’, reageert ze, ‘net zag ik je toch niet hier. En ik loop altijd door het park naar de winkels.’ 17
Jamie gaat voor haar staan en zegt: ‘Yen, ik vind het niet erg om je eerste vriendje te zijn hoor. Ik wil je leren hoe alles hoort.’ Ze kijkt hem eigenlijk nogal verbouwereerd aan. ‘Hoe bedoel je, Jamie? Ben ik zo slecht in de omgang?’ Ze lacht uit nervositeit. ‘Dat bedoel ik niet. Ik bedoel als jij het wil, wil ik er zijn voor jou.’ Ze voelt zich onzeker worden. Het liefst wil zij wel in zijn armen liggen, maar het andere moment wil zij het liefst wegrennen. Ze durft het alleen niet. Haar hart bonkt in haar lijf en dat maakt haar nog onzekerder. ‘Kom eens staan?’ zegt Jamie weer. ‘Kijk, zo klein ben je niet. Ik ben net een kop groter dan jij.’ Even kijken ze elkaar recht in de ogen, maar Yenne sluit de hare gelijk weer. Ze is bang voor wat er nu gaat gebeuren. Bang dat hij in haar ogen kan lezen hoe moeilijk ze het vindt om toe te geven aan iets onbekends. Hij kust haar eerst op haar voorhoofd en later op haar mond. ‘Ik heb verkering’, kan ze op dat moment alleen maar denken. ‘Jamie, hebben wij nu wat?’ ‘Je hebt toch geen ander?’ vraagt hij op zijn beurt. Yenne schudt haar hoofd. Nee, natuurlijk niet. ‘Nou, ik ook niet. Yen, ik moest de hele dag aan je denken. Je bent voor mij zo mooi en zo lief.’ Ze lopen verder in de richting van haar huis en Jamie zegt nog meer lieve dingen tegen haar. ‘Ik heb nog nooit zo’n mooie vrouw gezien. En vind je mij ook knap?’ ‘Ja, Jamie, ik vind jou ook knap en je hebt hele mooie ogen. Hier woon ik. Kijk nummer vierentwintig. En daar boven is mijn kamer.’ ‘Kan ik even bij jou naar de wc?’ Natuurlijk kan dat. Yenne draait de sleutel in het slot en opent de deur. Nadat ze hem de wc heeft gewezen, loopt ze naar de woonkamer. ‘Ik neem zomaar een vreemde mee naar mijn huis’, dacht ze. ‘Lijd ik soms aan verstandsverbijstering?’ Ze legt de spullen die ze gekocht heeft op de tafel. Als ze naar de gang teruggaat, hoort ze hem doorspoelen. ‘Zo, dat lucht op! Dus hier woont mijn meisje…’ ‘Ja. Eigenlijk neem ik nooit een vreemde mee naar huis’, probeert Yenne, maar hij pakt haar vast. ‘Ik ben toch geen vreemde meer?’ Nee, dat is zo. ‘We hebben nu verkering toch?’ Ja, dat is ook waar. ‘En ik hou van jou!’ 18
‘Jamie, ik moet nog ramen zemen’, zegt Yenne. Op dat moment kan ze even niets beters verzinnen. ‘Ik wacht wel hoor’, zegt hij terwijl hij op de bank gaat zitten. Ze vraagt of hij wat wil drinken en schenkt twee glazen vol met cola. ‘Mijn moeder komt zo thuis.’ ‘Ze werkt toch in de pub?’ ‘Ja, maar overdag werkt ze in de supermarkt en dan gaan we meestal daarna naar de pub toe. En jouw ouders, werken die ook?’ Even wordt het stil. Hij kijkt naar beneden. ‘Ik woon alleen met mijn vader en mijn broer Joël. En mijn moeder…’ Jamie doet zijn handen voor zijn gezicht. ‘Wat is er?’ vraagt Yenne geschrokken. ‘Mijn moeder is overleden.’ Ze is geschokt. ‘Ach, weet je’, gaat hij verder met tranen in zijn ogen. ‘mijn vader zegt dat ze is aangereden en gelijk was overleden. Ik was toen vijf jaar oud. Maar mijn broer zegt dat ze zelfmoord heeft gepleegd.’ ‘Hoezo dan?’ ‘Ze is van acht hoog naar beneden gesprongen. Hij had het zelf gezien. Ze had tegen mijn broer gezegd dat ze nog even weg moest, maar is nooit meer teruggekomen. Ik was te jong om het te begrijpen. Maar mijn broer liegt niet.’ ‘Maar jouw vader ook niet, toch?’ ‘Mijn vader slaat mij en is iedere dag dronken. Hij kan het niet verwerken dat mijn moeder er niet meer is. En hij vertelt mij iedere dag dat ik zo op haar lijk en dat hij daarom drinkt.’ Jamie veegt zijn tranen weg en haalt zijn neus op. ‘Nog wat drinken?’ ‘Nee, ik moet zo naar huis toe. Mijn vader. Ik hoop dat jij mij nooit in de steek laat, Yenne. Want ik zou het niet meer aankunnen!’ Nee, dat zal Yenne natuurlijk nooit doen. Ze pakt zijn hand en belooft hem dat ze hem nooit in de steek zal laten. ‘Ik ben zo blij dat ik nu iemand heb die van mij houdt’, zegt hij zacht. ‘Wacht, heb je een papiertje en een pen? Dan schrijf ik mijn telefoonnummer op.’ Ze scheurt een leeg blad uit haar schrift en ze geven elkaar hun nummer. ‘Dan ga ik nu. Wanneer zie ik je weer? Morgen om deze tijd?’ vraagt Jamie. Ze vindt het een goed idee. Als hij afscheid van haar neemt met een kus, steekt hij zijn tong bij haar naar binnen. Yenne laat zich maar leiden door wat haar overkomt. Als hij weg is, gaat ze even op 19
de bank zitten. Jeetje, wat heftig allemaal! Dan pakt ze de emmer met haar zeemspullen en begint het voorraam te zemen. Maar het verhaal van Jamie laat haar niet los. ‘Ik ben verliefd! Ik ben verliefd op Jamie.’ Na het zemen gaat ze op zoek naar een leeg schrift, want ze wil een dagboek bijhouden. ‘Ik ben thuis!’ hoort ze haar moeder zeggen. Maar Faith ziet dat de emmer niet is opgeruimd. ‘Sorry mam, ik had geen tijd.’ ‘We eten thuis. Ik hoef vanavond niet naar de pub. Maandag is het nooit zo erg druk en Elliot had gezegd dat ik thuis kon blijven. We eten macaroni.’ Ze zet haar boodschappen op het aanrecht. ‘Is er iemand hier geweest?’, vraagt ze, met haar ogen gericht op de twee glazen. ‘Mam, ik ben zo verliefd op Jamie! En ik heb make-up gekocht en heb ook een gave broek gezien.’ ‘Wacht even, je gaat nu zelfs voor mij te snel, Yen. Is hij hier geweest?’ Ze weet niet goed hoe ze nu moet reageren en blijft even stil. ‘Er is niets gebeurd hoor’, zegt ze dan, ‘we hebben alleen maar een cola gedronken, verder niets en toen moest hij naar huis toe.’ Opeens schiet haar iets anders te binnen: ‘Mam, er is een brief voor jou gekomen.’ Faith pakt de brief van tafel op, maar legt hem weer weg. ‘Dat lees ik nog wel.’ ‘Van wie is het, mam? Is er ergens een rijke tante die overleden is? En dat we veel geld krijgen?’ Yenne probeert grappig te zijn, maar haar moeder reageert er niet op. ‘Ik maak het eten even klaar, dek jij zo de tafel?’ Yenne vindt het goed. Tegelijkertijd vindt ze het gek dat haar moeder een brief krijgt, die ze niet meteen gaat lezen.
20