Maatschappijleer over de grens
Regula Rexwinkel & Ruud Veldhuis
Maatschappijleer over de grens
Maatschappijleer over de grens Regula Rexwinkel & Ruud Veldhuis
Instituut voor Publiek en Politiek Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer Amsterdam 2007
inhoud
© Instituut voor Publiek en Politiek 2007 Prinsengracht 911–915 1017 KD Amsterdam T 020 521 76 00 F 020 638 31 18 E
[email protected] W www.publiek-politiek.nl Vormgeving: Puntspatie [bno], Amsterdam Foto’s: Bob Karhof Redactie: Coen Gelinck, Nico Bloot Eindredactie: Silvia Rottenberg Druk: Drukkerij Bevrijding, Amsterdam Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) is een landelijke, niet-partijgebonden organisatie die zich ten doel stelt politieke en maatschappelijke participatie te bevorderen.
7
Voorwoord Arthur Pormes, voorzitter NVLM
9
Inleiding Ruud Veldhuis en Regula Rexwinkel
De Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM) is een vakvereniging die zich inzet voor de belangen van het vak Maatschappijleer en de docenten die dit vak geven.
Landenoverzicht 14 19 23 27 33 39 44 48 53
Nederland België (Vlaanderen) Denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten
61 62
Leestips Personalia
voorwoord
“Reizen, lezen en nadenken – dat zijn de drie bronnen waaruit ik put”, zegt de Poolse schrijver/journalist Ryszard Kapus´cin´ski ergens in een interview (Lapidarium; observaties van een wereldreiziger 1980–2000, p.51). Reizen is verkennen, ontdekken, onderzoeken. Het is “een bezigheid die constante concentratie eist en tegelijk constante openheid, om zoveel mogelijk op te nemen, mee te maken, te onthouden”. In dit boekje brengen de auteurs het maatschappijleeronderwijs in negen landen in kaart. Het zijn als het ware ‘reisverslagen’ die nu door anderen gelezen kunnen worden en die ongetwijfeld stof tot nadenken zullen geven. In de afgelopen jaren hebben er in het vaktijdschrift ‘Maatschappij & Politiek’ af en toe artikelen gestaan over maatschappijleer in het buitenland, maar niet eerder is deze informatie op deze wijze toegankelijk gemaakt voor een breed publiek. Dit boekje is geschreven ter gelegenheid van de 25ste editie van de Docentendag Maatschappijleer, de jaarlijkse studiedag die het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM) samen organiseren. Net als de auteurs hoop ik dat dit boek een aanzet zal geven tot hernieuwde aandacht voor ontwikkelingen over de grens en tot het aanhalen van contacten met collega docenten uit andere landen. Arthur Pormes voorzitter NVLM 7
Inleiding
Op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM) en het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) hebben wij de verschillende vormen van maatschappijleer in negen landen vergeleken. We zijn verheugd te zien dat ook docentenverenigingen over de grenzen kijken. Internationale uitwisselingen in Europa vonden tot nu toe vooral plaats op het niveau van leerlingen, studenten en docenten. Dat is niet verwonderlijk, omdat de Europese Commissie deze uitwisselingen stimuleert en financiert. De mogelijkheid voor docentenorganisaties om aan te sluiten bij internationale netwerken bestaat wel, maar dat is voor lesgevende bestuursleden van vakverenigingen geen geringe opgave. Bovendien is de continuïteit van deze netwerken geenszins gegarandeerd door inconsistentie in de financiering door de Europese Unie. De lotgevallen van de Europese organisatie van geschiedenisdocenten Euroclio laten dat zien. Hopelijk stimuleert de informatie in deze uitgave tot verdere ontwikkeling van internationale samenwerking op het terrein van maatschappijleer.
Hoe is de selectie van de negen beschreven landen tot stand gekomen? Een beschrijving van maatschappijleer in alle EU-lidstaten was niet mogelijk. Daarom is een selectie gemaakt op basis van geografische nabijheid en
9
taaltoegankelijkheid. Wel is er bij de ‘Leestips’ bronneninformatie te vinden over niet-geselecteerde landen. De beschrijving van maatschappijleer in Nederland fungeert als een ankerpunt. Het leek ons goed de recente ontwikkelingen nog eens te beschrijven om daarmee ook vergelijkingen mogelijk te maken. Vervolgens is gekozen voor de landen binnen de EU die dicht tegen Nederland aan liggen: Duitsland, België, Engeland en Denemarken. Frankrijk is opgenomen, omdat het een invloedrijk Europees land is met een lange democratische traditie. Spanje is toegevoegd, omdat het land onlangs begonnen is met het invoeren van het nieuwe vak burgerschap. Het is interessant om te zien hoe een land dat pas relatief kort ervaring met democratie heeft (gemarkeerd door de dood van Franco in 1975 en de nieuwe democratische constitutie van 1978) met dat schoolvak omgaat. Omwille van de pluriformiteit en voor een zwaarder accent op Zuid-Europa is Italië toegevoegd aan de selectie. De Verenigde Staten zijn als niet-Europees land in deze uitgave opgenomen, omdat dat land een lange democratische traditie heeft en veel aan democratiebevordering in de klas doet. Bovendien wordt er in de VS onderzoek gedaan naar de effectiviteit van lessen in democratie en zijn werkgroepen van wetenschappers en docentenvakorganisaties ingesteld om het ‘civics’onderwijs te bestuderen.
De bronnen waarop wij ons gebaseerd hebben Het onderzoek van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement, het zogenaamde IEA-onderzoek vormt één van de bases van dit onderzoek. De eerste in 1999 gepubliceerde studie beschrijft casestudies van burgerschapskunde/maatschappijleer in 24 landen. De vervolgpublicatie uit 2002 gaf een overzicht van de kennis, vaardigheden en houding van middelbare scholieren van rond de 14 jaar ten aanzien van democratie en politiek. Een andere waardevolle bron is het uitgebreide landenonderzoek dat in het kader van het project ‘Education for Democratic Citizenship’ door de Raad van Europa is gepubliceerd. Het overzicht van Eurydice ‘Citizenship Education at School in Europe’ heeft eveneens als achtergrondmateriaal gediend, maar bleek minder
10
geschikte informatie te bevatten. De laatste bron is het internettijdschrift Journal for Social Science Education (www.jsse.org) waarin maatschappijleer in een beperkt aantal landen beschreven is. Over ieder land vindt u extra bronnen aan het eind van het betreffende hoofdstuk. Meer bronneninformatie vindt u in het laatste hoofdstuk ‘Leestips’. In enkele hoofdstukken ontbreekt informatie, met name door de taalbarrière. De informatie over docentenopleidingen, vakorganisaties, tijdschriften en websites kan nog worden uitgebreid. We hopen dit in een volgende Engelstalige editie in samenwerking met collega’s uit de beschreven landen te kunnen doen, zodat we een nog vollediger beeld kunnen bieden. Burgerschapskunde staat de laatste jaren hoog op de agenda. Maatschappijleer zal zeker ook hoog op de agenda blijven. Wat daaraan positief kan bijdragen is het onderzoek dat de IEA tussen 2006 en 2010 zal doen naar de kennis, vaardigheden en houding van jongeren ten aanzien van maatschappelijke en politieke participatie. 40 landen, waaronder Nederland, hebben zich al aangemeld. Het onderzoek bouwt voort op de eerder genoemde IEA civic education studie uit 1999. De Rijksuniversiteit Groningen zal het onderzoek in Nederland leiden. Meer informatie is te vinden op de website www.iea.nl/icces.html. We hopen met deze uitgave toegankelijke informatie te geven over het maatschappijleeronderwijs zoals zich dat ontwikkeld heeft in de betreffende landen. We hopen dat de informatie uitnodigt tot lezen en wellicht doet verwonderen, inspireren of een gevoel van trots genereert over de inhoud en status van maatschappijleer in Nederland. Ruud Veldhuis en Regula Rexwinkel
11
Landen
overzicht
1
ook een plaats in het keuzedeel bij alle leerwegen. Er zijn ongeveer 200 vmbo-scholen die maatschappijleer 2 als eindexamenvak aanbieden.
Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten Maatschappijleer 1 en Maatschappijleer 2
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis In 1968 is de Mammoetwet ingevoerd. Leerlingen konden vanaf dat moment zelf hun vakkenpakket samenstellen, maar het was ook het begin voor het vak maatschappijleer. Maatschappijleer werd een verplicht vak in alle schooltypen van het voortgezet onderwijs. In de jaren tachtig besloot staatssecretaris Ginjaar-Maas van Onderwijs te experimenteren met een eindexamen maatschappijleer. Dit resulteerde in een regulier eindexamenvak maatschappijleer in 1990 op alle niveaus van het voortgezet onderwijs. Scholen zijn overigens niet verplicht dit eindexamenvak aan te bieden. Bij de invoering van de Tweede Fase in 1998 werd maatschappijleer 1 een verplicht schoolexamenvak in het gemeenschappelijk deel van de profielen. Daarnaast was er het keuzevak maatschappijleer 2 (met een centraal examen) in het profiel Cultuur & Maatschappij en in het vrije deel. Inmiddels wordt maatschappijleer 2 volgens het Tweede Fase Adviespunt op ongeveer 11% (57 van de 526) van de havo/vwo-scholen als eindexamenvak aangeboden. Dit percentage zal stijgen met de invoering van het nieuwe vak maatschappijwetenschappen in havo en vwo in 2007. Bij de invoering van het vmbo werd maatschappijleer 1 een schoolexamenvak dat als zevende examenvak meetelt in de slaag/zak-regeling. Maatschappijleer 2 werd een keuzevak in de sector Welzijn en Zorg en het vak heeft
14
2
Doel van het vak De oorsprong van het vak ligt na de Tweede Wereldoorlog. In de naoorlogse periode kwam er meer aandacht voor het streven de jeugd te vrijwaren van niet-democratische invloeden. De voornaamste reden om maatschappijleer in te voeren was de complexer geworden samenleving waar leerlingen inzicht in dienden te krijgen. De meerwaarde van het vak bestond uit reflectie op eigen socialisatie, zoals Willem Langeveld, vakdidacticus aan de Universiteit van Amsterdam, stelde. Een pragmatische reden voor de invoering van het verplichte vak, is te vinden in de wens van de politiek om ondanks de vrije pakketkeuze toch enige invloed te hebben op het curriculum. Maatschappijleer 1 richt zich voornamelijk op algemene vorming (burgerschapsvorming), met nadruk op kennis, inzicht en vaardigheden. Maatschappijleer 2 richt zich op de analyse van maatschappelijke vraagstukken met behulp van basiskennis uit en de methodiek van de sociale wetenschappen. In welke onderwijstypen wordt het gegeven? In 1998/1999 is de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs vernieuwd. Op dit moment kent maatschappijleer twee programma’s in de Tweede Fase. Maatschappijleer 1 is een relatief klein vak met in het gemeenschappelijke deel (met verplichte vakken) voor havo 160 studielasturen (SLU) en voor vwo 120 SLU. Hiernaast bestaat het vak maatschappijleer 2 dat facultatief is in het profiel Cultuur & Maatschappij en in het vrije deel. Voor de havo omvat maatschappijleer 2 200 SLU en op vwo 320 SLU*. In het vmbo kent maatschappijleer ook twee programma’s: maatschappijleer 1 (80 lesuren) en maatschappijleer 2 (200 lesuren in vmbo-gl/tl, 160 in vmbo-kb en 120 in vmbo-bb) * Ongeveer 11 procent van alle middelbare scholen biedt maatschappijleer 2 daadwerkelijk als keuzemogelijkheid. Bron: Tweede Fase Adviespunt.
15
Het eindexamen maatschappijleer 2 bestaat uit een centraal examen (CSE) en een schoolexamen. Maatschappijleer 1 heeft alleen een schoolexamen.
1970 werd de maatschappijleerbevoegdheid beperkt tot ‘docenten die bekwaam zijn in een aanverwant vak’. Vanaf begin jaren tachtig is een eerste of tweedegraads lesbevoegdheid in het vak vereist.
Inhoud en benadering Welke (kern)thema’s komen aan bod? Maatschappijleer 1 (vmbo): oriëntatie op leren en werken, basisvaardigheden, leervaardigheden in het vak maatschappijleer, cultuur en socialisatie, sociale verschillen, macht en zeggenschap, beeldvorming en stereotypering. Maatschappijleer 1 (havo/vwo): vaardigheden en benaderingswijzen, politieke besluitvorming, massamedia, keuzethema (bijvoorbeeld mens en werk, criminaliteit of multiculturele samenleving). Maatschappijleer 2 (vmbo): oriëntatie op leren en werken, basisvaardigheden, leervaardigheden in het vak maatschappijleer, politiek en beleid, mens en werk, multiculturele samenleving, massamedia, criminaliteit en rechtsstaat, analyse maatschappelijk vraagstuk (vmbo-gl/tl). Maatschappijleer 2 (havo/vwo): vaardigheden, politieke besluitvorming, massamedia, multiculturele samenleving, mens en werk, criminaliteit en rechtsstaat, milieu en beleid, ontwikkelingssamenwerking en een keuzedomein. Welke benadering wordt gekozen? Leerlingen leren concrete maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen te analyseren door gebruik te maken van de volgende benaderingswijzen: • de politiek-juridische benadering • de sociaal-economische benadering • de sociaal-culturele benadering • de veranderings- en vergelijkende benadering Wat zegt de IEA civic education study over Nederland? Nederland heeft niet aan het IEA onderzoek meegedaan.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid maatschappijleer onderwijzen? Toen maatschappijleer werd ingevoerd was er geen specifieke lerarenopleiding en waren leraren die het vak gaven ook niet vakspecifiek opgeleid. In
16
Is er een docentenopleiding? Er is een eerstegraads en tweedegraads lerarenopleiding maatschappijleer. Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Er is een landelijke docentenvereniging: de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM). De vereniging heeft ook een website: www.nvlm.nl. Daarnaast is er een vaktijdschrift: Maatschappij & Politiek, een uitgave van het Instituut voor Publiek en Politiek. Meer informatie is te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl.
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen In de nieuwe Tweede Fase (vanaf augustus 2007) behoudt maatschappijleer haar twee varianten. Het programma van maatschappijleer in het gemeenschappelijke deel verandert per augustus 2007. De nieuwe eindtermen voor maatschappijleer 1 zijn ontwikkeld op basis van het eerdere combinatievak geschiedenis/maatschappijleer. Burgerschap staat hierin centraal. Het aantal studielasturen wordt voor havo 120 (was 160) en voor vwo 120 (was 120). Het nieuwe programma bestaat uit de volgende domeinen: vaardigheden, rechtsstaat, parlementaire democratie, verzorgingsstaat en pluriforme samenleving. De eindtermen van maatschappijleer 2 (profielkeuze vak of keuzevak in vrije deel) zijn gebaseerd op de huidige domeinen en eindtermen. Het aantal studielasturen wordt voor havo 320 (was 200) en voor vwo 440 (was 360). Naar verwachting zal dit programma in 2010 vervangen worden door een nieuw programma dat door een commissie onder voorzitterschap van Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, ontwikkeld wordt. Dit nieuwe programma zal onder de naam maatschappijwetenschappen in het curriculum van havo en vwo worden opgenomen in plaats van maatschappijleer 2. De concept-context benadering zal in maatschappijwetenschappen centraal staan.
17
Tips om verder te lezen • www.digischool.nl/ma/community • www.kennislink.nl • www.kennisnet.nl • www.krantindeklas.nl • www.maatschappijleerwerkstuk.nl • www.maatschappelijkestages.nl • www.nvlm.nl • www.onderwijsraad.nl/pdfdocs/onderwijs_en_burgerschap_internetversie.pdf • www.publiek-politiek.nl
2
België (Vlaanderen)
denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten Nederland Opvoeden tot burgerzin
Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis ‘Opvoeden tot burgerzin’ maakt deel uit van de eindtermen. Eindtermen zijn doelstellingen die voor elke school in het secundair onderwijs verplicht zijn en per decreet door het Vlaamse Parlement vastgelegd zijn. ‘Opvoeden tot burgerzin’ is één van de vakoverschrijdende thema’s die de scholen met en voor hun leerlingen dienen na te streven. De eindtermen worden vanaf september 1997 door de scholen behandeld en zijn vanaf september 2002 officieel ingevoerd. Rond deze eindtermen is een hele personeelsformatie van ondersteuning en begeleiding opgezet, gecontroleerd door de inspectie van de Vlaamse Gemeenschap. De vakoverschrijdende eindtermen van ‘Opvoeden tot burgerzin’ zijn in belangrijke mate gericht op het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel. De school zal jongeren kansen moeten bieden tot het ontwikkelen van burgerzin. De scholen bepalen zelf hoe zij in hun plaatselijke organisatie en met hun eigen docententeam deze eindtermen in het curriculum opnemen. De scholen hebben een inspanningsverplichting bij de concretisering van vakoverschrijdende thema’s. De inspectie hanteert een evaluatie-instrument om te checken of de school aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan.
18
19
Doel van het vak ‘Opvoeden tot burgerzin’ heeft tot doel de jongeren te vormen tot kritische burgers, die bereid en bekwaam zijn tot constructief denken en handelen in de democratische rechtsstaat, zoals die tegenwoordig functioneert binnen de internationale gemeenschap. In welke onderwijstypen wordt het gegeven? ‘Opvoeden tot burgerzin’ is onderdeel van het secundaire onderwijs, maar in het kleuteronderwijs en in het primaire onderwijs wordt ook al aandacht besteed aan het thema burgerzin bij het leergebied wereldoriëntatie. Hoeveel tijd is ongeveer beschikbaar? Dat verschilt per school. Is het een verplicht vak? Het is geen vak, maar een vakoverschrijdend thema. De scholen zijn verplicht inspanningen te leveren om de vakoverschrijdende eindtermen met hun leerlingen na te streven. Dit zijn minimumdoelen die niet specifiek behoren tot een vakgebied, maar door middel van meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. Er is wel een verschil met vakgebonden eindtermen. Bij de vakgebonden eindtermen heeft elke school de maatschappelijke opdracht deze eindtermen met betrekking tot kennis, inzicht en vaardigheden bij de leerlingen te bereiken (resultaatsverplichting). Het bereiken van de eindtermen wordt bij een schooldoorlichting (inspectie) afgewogen tegenover de schoolcontext en de kenmerken van de schoolpopulatie. Voor de vakoverschrijdende eindtermen geldt voor de scholen alleen een inspanningsverplichting. Welke vakoverschrijdende thema’s zijn er? De vakoverschrijdende eindtermen zijn binnen een aantal thema’s geformuleerd. Voor de eerste graad (leerjaar 1 en 2 voortgezet onderwijs) zijn dat: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie en milieueducatie. In de tweede (leerjaar 3 en 4 voortgezet onderwijs) en derde graad (bovenbouw voortgezet onderwijs) komen daar nieuwe thema’s bij: creatieve vorming en – voor het algemeen secundair onderwijs
20
– technische vorming. Scholen zijn vrij de eindtermen te herschikken tot voor hen zinvolle gehelen. De thema’s vormen dus geen keurslijf die een creatieve inbedding in de school in de weg staan.
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? ‘Opvoeden tot burgerzin’ onderzoekt het maatschappelijke leven op een exemplarische wijze. Er wordt op drie manieren naar gekeken: vanuit de politiek-juridische, de sociaal-economische en de sociaal-culturele invalshoek. Op basis van deze indeling en een visie op het vakoverschrijdend thema worden per graad in het secundaire onderwijs eindtermen voor subthema’s geformuleerd. Welke (kern)thema’s komen aan de orde? Eerste graad: • De klas en de school • Gezinsvormen en eigen leefkring • Media • Democratische vormen van bestuur Tweede graad: • Mensenrechten • Actief burgerschap en besluitvorming Derde graad: • Democratische raden en parlementen • Maatschappelijke dienstverlening • Wereldburgerschap Wat zegt de IEA civic education study over Vlaanderen? Vlaanderen heeft niet meegedaan aan het IEA onderzoek.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid ‘Opvoeden tot burgerzin’ onderwijzen? Iedere docent met een bevoegdheid om in het secundair onderwijs les te geven kan ‘Opvoeden tot burgerzin’ onderdeel van het lesprogramma
21
maken. Er is geen docentenopleiding, maar de schoolbegeleidingsdienst geeft ondersteuning en feedback rond de eindtermen ‘Opvoeden tot burgerschap’. Ook is er nascholing mogelijk.
Is er een burgerzin docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Nee
3
denemarken
Duitsland Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) Samfundsfag (social studies)
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen De minister van Onderwijs wil de implementatie van de eindtermen ‘Opvoeding tot burgerzin’ evalueren om het effect ervan op het onderwijs en op de multiculturele samenleving vast te stellen. De eindtermen zouden immers moeten bijdragen aan de actieve participatie en de constructieve dialoog tussen mensen en gemeenschappen. Op basis van deze evaluatie zullen de eindtermen worden geactualiseerd. Bij deze evaluatie hoort ook een brede maatschappelijke consultatie. Tips om verder te lezen Brochures • Doelen voor heel de school: informatie over de eerste graad • Over de grenzen: informatie over de tweede en derde graad Websites • www.dekrachtvanjestem.be • www.knooppuntdemocratie.be • www.ond.vlaanderen.be/burgerschap • www.ond.vlaanderen.be/dvo/publicaties/doelenvoorheeldeschool/ doelenvoorheeldeschool.htm • www.ond.vlaanderen.be/dvo/publicaties/over_de_grenzen/ over_de_grenzen.htm • www.ond.vlaanderen.be/dvo/secundair/3degraad/vakoverschrijdend • www.senate.be/citizenship/permanent/burgerzin/thema-beschrijving eindtermen • www.vormen.org Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl 22
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis In het Deense onderwijs wordt de term burgerschap (citizenship) niet gebruikt. Daarentegen is er wel veel aandacht voor ‘democratic teaching’ en ‘democratic formation’. De materie is echter niet geformaliseerd tot een apart vak, maar vormt de basis van het hele onderwijssysteem. De bouwstenen van het algemeen verplichte onderwijs dat door de Folkeskole (zonder differentiatie) voor alle leerlingen van zeven tot zestien jaar wordt verzorgd zijn: persoonlijke vrijheid, gelijkwaardigheid en democratie. Deze waarden gelden in de gehele schoolcultuur en worden in algemene zin uitgedragen. De school wordt als proeftuin van de samenleving gezien. Er is geen specifiek vak waar burgerschap als zodanig wordt geleerd. Het meest verwante vak is Samfundsfag (social studies), dat zich hoofdzakelijk op staatsrecht en politieke besluitvorming richt. Doel van het vak De bouwstenen van de Folkeskole zorgen voor: • belangstelling voor en inzicht in maatschappelijke processen • het kunnen analyseren van maatschappelijke vraagstukken (nationaal en internationaal) • actieve participatie in de samenleving vanuit persoonlijke waarden, omdat men zich verantwoordelijk voelt voor de eigen samenleving 23
In welke onderwijstypen wordt het gegeven? De Folkeskole verzorgt primair en lager secundair onderwijs voor alle leerlingen tussen de zeven en zestien jaar. Samfundsfag is een verplicht vak in het achtste en negende leerjaar. In het achtste leerjaar staat er 60 uur voor ingeroosterd en in het negende 150 uur (uit een totaal van 660 uur per schooljaar). Kenmerkend voor het curriculum van de Folkeskole is ‘Class Time’ dat voor 30 uur per leerjaar staat ingeroosterd en wordt verzorgd door de klassenleraar. Dit uur biedt ruimte voor onderwerpen die bij andere vakken niet aan bod komen, maar wel bespreking behoeven. Het kan dan bijvoorbeeld over de actualiteit gaan, maar ook over onderwerpen die dicht bij de belevingswereld van de leerlingen staan (ouders, relaties, pesten, enzovoort). Op het gymnasium (hoger secundair onderwijs voor een selecte groep van leerlingen tussen de 16 en 19 jaar) is Samfundsfag een keuzevak waarvoor in het tweede jaar 135 lesuren staan ingeroosterd en in het derde en laatste jaar 127 lesuren.
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? Het is belangrijk te weten dat het Deense onderwijssysteem in sterke mate gedecentraliseerd is. Curricula worden op gemeentelijk niveau vastgesteld en er zijn geen landelijk vastgestelde eindtermen. Het vak Samfundsfag is voornamelijk gericht op het vergroten van politieke kennis. Over het algemeen kent dit vak de volgende vier gebieden: mens en staat, mens en maatschappij, mens en cultuur en mens en natuur. Welke (kern)thema’s komen aan de orde? Mens en staat: het politieke besluitvormingsproces, de grondwet, staatsrecht. Mens en maatschappij: samenlevingsverbanden, relaties (tussen de seksen), arbeidsmarkt, competenties, inkomen, belastingen, welzijn en consumptie en de positie van jongeren in Europa. Mens en cultuur: normen en waarden, nationalisme en globalisering Mens en natuur: milieuvraagstukken op lokaal, nationaal en internationaal niveau en natuur als een esthetische en economische bron.
24
Welke benadering wordt gekozen? De benaderingswijze verschilt per school, docent en klas. De Folkeskole wil dat docenten zoveel mogelijk in overleg met de leerlingen de doelen, werkwijze en inhoud van het vak vaststellen. Wat zegt de IEA civic education study over Denemarken? 1. Kennis van politiek (overall civic knowledge) Denemarken scoort precies op het internationale gemiddelde van de 28 landen die aan het onderzoek hebben meegedaan. 2. Attitudes Het vertrouwen in overheids(gerelateerde) instellingen is in Denemarken hoger dan het internationale gemiddelde. De houding ten opzichte van immigranten is in Denemarken negatiever dan gemiddeld. In Denemarken is meer steun voor de politieke rechten van vrouwen dan gemiddeld. 3. Verwachte participatie als volwassene • 91procent van de leerlingen verwacht te gaan stemmen (internationaal gemiddelde is 80 procent) • 51 procent van de leerlingen verwacht geld in te gaan zamelen voor een goed doel (internationaal gemiddelde is 59 procent) • 65 procent van de leerlingen leest het nieuws in de krant (internationaal gemiddelde is 68 procent) • 83 procent van de leerlingen kijkt naar het nieuws op tv (internationaal gemiddelde is 86 procent) • 47 procent van de leerlingen luistert naar het nieuws op de radio (internationaal gemiddelde is 55 procent)
Docentenopleiding Wie kan met welke opleiding Samfundsfag onderwijzen? Aan de Folkeskole kan iedere docent het vak Samfundsfag (social studies) geven. Leraren aan de Folkeskolen zijn net als in Nederland in het primaire onderwijs bevoegd om (bijna) alle vakken te geven. Docenten in het hoger voortgezet onderwijs (gymnasium) moeten een Mastertitel hebben in een vak en een postdoctorale docentenopleiding hebben gevolgd. Voor het geven van social studies is geen specifieke Master in sociale wetenschappen vereist.
25
Is er een docentenopleiding voor Samfundsfag? Ja, maar deze opleiding is niet verplicht. De opleiding is te volgen aan de universiteit bij de faculteit ‘History, International and Social Studies’. Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Er is een Instituut for Samfundsfag, verbonden aan de Universiteit van Kopenhagen.
4
Duitsland
Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Politische Bildung (politieke vorming)
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen Er staan geen concrete hervormingen op de agenda. Door ontwikkelingen in het maatschappelijke debat over immigratie en integratie neemt wel de behoefte aan een historische en culturele canon als verplicht onderdeel van het curriculum toe. Tips om verder te lezen • www.emu.dk/gym/fag/sa/ • http://eng.uvm.dk Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
26
Of: Sozialkunde, Gemeinschaftskunde, Gesellschaft, Politik, Politik und Wirtschaft, Geschichte und Politik
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis Voor de Tweede Wereldoorlog bestond in Duitsland het vak Staatsburgerkunde. Dit vak bracht de leerling respect voor autoriteit bij en leerlingen leerden er de plichten als lid van de samenleving. Tijdens het nazibewind werd het onderwijssysteem gebruikt als propaganda-instrument. Na de Tweede Wereldoorlog introduceerden de geallieerden ‘politieke vorming’ om te zorgen dat het Duitse volk een democratische (her)opvoeding zou krijgen. Na de Duitse deling in 1949 kregen de deelstaten de verantwoordelijkheid voor politieke vorming, daarbij gesteund door Landeszentrales für politische Bildung en federale centra voor politieke vorming, pedagogiek en politieke wetenschap. Aan universiteiten werden leerstoelen voor politieke educatie opgezet. Een richtingenstrijd tussen didactici werd in 1977 afgesloten met de zogenaamde Beutelsbach Consensus waarin drie uitgangspunten voor politieke educatie in het onderwijs werden vastgelegd: • een docent mag zijn leerlingen niet beïnvloeden • een maatschappelijk of politiek controversieel onderwerp wordt ook als controversieel in de klas behandeld 27
• leerlingen moeten politieke situaties en hun eigen belangen daarin grondig analyseren en zelf conclusies trekken Na de hereniging van Duitsland werd het docenten politieke educatie uit de voormalige DDR niet toegestaan deze lessen nog te doceren.
relaties, democratische ordening, politieke participatie, internationale politiek en vredeshandhaving, vergelijking van politieke systemen, wetgeving en rechtspraak, economische ordening, economisch beleid, beroepsoriëntatie en media.
Doel van het vak Het doel van het vak is de burger mondig te maken. Om als mondig burger aan de samenleving en politieke besluitvorming deel te nemen, dienen competenties te worden verworven. Men moet maatschappelijke en politieke samenhangen kunnen onderscheiden, analyseren en beoordelen. Ook dient de burger te weten hoe in maatschappelijke conflicten te handelen.
Welke benadering wordt gekozen? Uit onderzoek blijkt dat docenten en leerlingen de voorkeur geven aan een leerling-gerichte en probleemgeoriënteerde benadering. Toch wordt het Duitse onderwijs gedomineerd door docentgestuurd onderwijs.
In welke onderwijstypen wordt het gegeven? Het vak wordt meestal niet eerder dan in klas 7 of 8 onderwezen. Duitsland kent na het basisonderwijs een Realschule (5e tot 10e schooljaar) en Gymnasium (5e tot 12/13e schooljaar). Is het een verplicht vak? Burgerschapskunde behoort tot de algemene doelen van het onderwijs en dient te worden behandeld in alle schoolvakken. Burgerschapskunde of ‘Politische Bildung’ is in 1950 door alle onderwijsministers van de deelstaten ingevoerd. In de Realschule en het Gymnasium is het veelal een apart vak. Aangezien de deelstaten de verantwoordelijkheid voor het onderwijs hebben, beslissen de deelstaatministers van Onderwijs over de aard en de inhoud van de vakken. Door deze gefragmenteerde structuur komen verschillende namen voor het vak voor.
Inhoud en benadering Door het gedecentraliseerde systeem zijn er zestien verschillende curricula voor politieke vorming en is er een veelvoud aan materialen en urentabellen.
Welke (kern)thema’s komen aan de orde? De meeste leerplannen zijn gebaseerd op een breed concept van politiek. De overkoepelende themavelden zijn meestal: sociale structuur en sociale
28
Hoeveel tijd is beschikbaar voor politieke vorming? Als regel is er één uur per week beschikbaar. Daarnaast is het geïntegreerd in andere vakken als geschiedenis, aardrijkskunde, godsdienst en economie. Wat zegt de IEA civic education study over Duitsland? Duitse jongeren hebben een gemiddelde politieke kennis. Ze zijn weinig bereid tot politiek handelen. Ook zijn ze slechts in geringe mate bereid tot participatie in de besluitvorming op school en weinig actief in politieke en maatschappelijke jongerenorganisaties. Ze halen hun kennis vooral uit de media en in mindere mate uit het onderwijs over politiek. De Duitse scholieren hebben meer vertrouwen in maatschappelijke dan in politieke instituties. Volgens het onderzoek zijn ze niet bovenmatig vijandig tegenover buitenlanders, maar toch komt vijandigheid vaker voor dan in andere landen.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid Politische Bildung onderwijzen? Alle docenten in Duitsland hebben aan docentenopleidingen of universiteiten gestudeerd en zijn op basis daarvan bevoegd. Is er een docentenopleiding voor Politische Bildung? Er is een pre-service docentenopleiding en een in-service docentenopleiding. De pre-service docentenopleiding is een universitair traject dat negen semesters duurt. Dit traject verschaft docenten in spé de theoretische kwali-
29
ficaties in het verlengde van de gekozen studie. Er zijn in Duitsland 50 universiteiten die een programma aanbieden voor het doceren van politieke educatie. Slechts 50 procent van de docenten die Politische Bildung geeft heeft een dergelijke opleiding afgerond. Na een universitaire opleiding kan men ook een in-service docentenopleiding volgen. Docenten doen dan praktische vaardigheden op tijdens een stage van anderhalf tot twee jaar voordat ze een docentenbenoeming krijgen. Tijdens hun schoolcarrière krijgen docenten mogelijkheden voor verdere ontwikkeling. Iedere deelstaat heeft een academie of wetenschappelijk instituut voor nascholingen, zoals het ‘Demokratie lernen und leben’programma.
gevestigde vakken te ontwikkelen. Naar aanleiding hiervan heeft een groep wetenschappers een ontwerp voor een standaard Politische Bildung voorgesteld. De discussie hierover is nog gaande.
Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Er is een federale docentenvereniging, de Deutsche Verein für Politische Bildung (DVPB). Deze vereniging bestaat sinds 1965 en heeft ook een eigen website: www.dvpb.de. Daarnaast bestaan er in elke deelstaat docentenverenigingen met eigen publicaties. Een concurrerende organisatie is de Deutsche Gesellschaft für Demokratiepädagogik (www.degede.de). De Gesellschaft für Politikdidaktik und Politische Jugend- und Erwachsenenarbeit (www.gpje.de) is een wetenschappelijk vakgenootschap evenals de Deutsche Vereinigung für Politische Wisschenschaft (www.dvpw.de). De Bundeszentrale für politische Bildung biedt professionele ondersteuning en publiceert materiaal voor docenten, studenten en leerlingen. Hun aanbod strekt zich uit van seminars, workshops, studiereizen en conferenties tot online informatie, tijdschriften en subsidies (www.bpb.de). De BAP, de Bundesausschuss Politische Bildung stelt zich tot doel de positie van Politische Bildung te ontwikkelen. Deze koepelorganisatie legt zich vooral toe op de buitenschoolse politieke vorming en geeft onder andere een tijdschrift uit getiteld Praxis Politische Bildung.
Het nascholingsprogramma ‘Demokratie lernen und leben’ is opgezet om het traditionele vak ‘Politische Bildung’ op te vijzelen. Politische Bildung richt zich voornamelijk op kennisoverdracht over instituties, rechten, wetten en democratische procedures. In het programma ‘Demokratie lernen und leben’ ligt het accent op de praktijk, door toepassing van onder andere conflictpedagogiek, probleemgeoriënteerd leren en service learning (leren terwijl taken verricht worden ten dienste van de samenleving).
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen Er is een tendens om onderwijs in de deelstaten meer op elkaar af te stemmen. De ministersconferentie (2003) besloot standaarden voor een aantal
30
Discussiepunten zijn: • de omgang op school en in de maatschappij met mensen van verschillende culturen • ongelijke kansen voor studenten uit lagere sociale milieus op de arbeidsmarkt • het groeiende rechts-extremisme • de omgang met het milieu
Tips om verder te lezen Websites • www.bildungsserver.de/zeigen.html (website voor het hele onderwijsveld) • www.blk-demokratie.de (learning and living democracy) • www.lehrplaene.org (curricula) • www.politische-bildung.net (portal) • www.sowi-online.de (elektronisch tijdschrift voor de didactiek van de sociale wetenschappen) • www.sowi-online.de/links/zeitschriften.htm (een overzicht van tijdschriften op het gebied van didactiek van de politieke vorming) Tijdschriften • Gesellschaft, Wirtschaft, Politik (GWP), sociaal-wetenschappelijk vaktijdschrift voor politieke vorming (www.gwp-pb.de/texte/zeitschr.htm) • Kursiv, kwartaaltijdschrift voor politieke vorming in alle onderwijssoorten is een uitgave van Wochenschau Verlag (www.wochenschauverlag.de/content/abo_kursiv.htm) 31
• Politische Bildung, vaktijdschrift uitgegeven door Wochenschau Verlag (www.wochenschau-verlag.de) • Praxis Politische Bildung, uitgave van Juventa uitgeverij (www.juventa.de/zeitschriften/politischebildung/ inhaltsverzeichnis.html) Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
5
Engeland Frankrijk Italië Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Citizenship education
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis Citizenship education bestaat al ruim honderd jaar in Engeland. Het onderwerp burgerschap heeft echter niet altijd een hoge prioriteit gekend. Dit veranderde toen de sociaal-democraten in 1997 aan de macht kwamen. In 1998 werd een adviesgroep ingesteld door de minister van Onderwijs ‘to advise on a broad framework of good citizenship education and the delivery of effective citizenship education in schools’. Het eindrapport van de commissie, het Crick Report, is vernoemd naar de voorzitter, professor Sir Bernard Crick. Doel van het vak Citizenship education bereidt leerlingen voor op een leven als burger van een democratie. Er bestaat in de onderwijsgemeenschap overeenstemming over een benadering met drie C’s: citizenship in het curriculum, actief burgerschap in de schoolcultuur en actief burgerschap door contacten met de samenleving (community). In welke onderwijstypen wordt het gegeven? Citizenship education is in beginsel een verplicht vak, bestemd voor alle leerlingen van 11 tot 16 jaar (Key Stages 3 and 4). Voor Key Stages 1 and
32
33
2 is het niet verplicht, maar is het ingebed in ‘Personal, Social and Health Education’. Het vak Citizenship education is sinds september 2002 onderdeel van het nationale curriculum.
Inhoud en benadering De aanbevelingen uit het Crick Report leiden tot de volgende doelstellingen: • geef leerlingen de kennis, vaardigheden en inzicht om een effectieve rol in de maatschappij te spelen • help leerlingen om geïnformeerde, nadenkende en verantwoordelijke burgers te worden, die zich bewust zijn van hun rechten en plichten • bevorder de geestelijke, morele, sociale en culturele ontwikkeling van leerlingen en geef ze zelfvertrouwen; moedig leerlingen aan te participeren in het schoolleven, de gemeenschap en de wereld • leer leerlingen over de economie en democratische instituties en waarden • moedig respect aan voor verschillende nationale, godsdienstige en etnische identiteiten en ontwikkel het vermogen bij leerlingen om te reflecteren over strijdpunten en deel te nemen aan discussies Inhoudelijk is het verdeeld over drie thema’s: • Kennis en inzicht om een geïnformeerde burger te worden • Het ontwikkelen van onderzoeks- en communicatieve vaardigheden • Het ontwikkelen van vaardigheden om te participeren aan de samenleving en verantwoord te handelen.
Welke (kern)thema’s komen aan de orde? Het ministerie geeft een aanbeveling voor de inhoud die in Key Stage 3 en 4 behandeld kan worden. De inhoud wordt echter niet opgelegd en is derhalve afhankelijk van de invulling van de school en docent. De overheid biedt ter ondersteuning van de aanbevolen inhoud (voorbeeld)lesmateriaal en docententrainingen. De thema’s zijn als volgt uitgewerkt: Kennis • mensenrechten en het justitieel systeem • religieuze en etnische diversiteit
34
• lokaal en nationaal bestuur, parlement en gerechtshoven • kenmerken van parlementaire en andere regeringsvormen • het kiessysteem en het belang van stemmen • het werk van vrijwilligersorganisaties • het belang van het vreedzaam oplossen van conflicten • de betekenis van media in de samenleving • de globale samenleving, de Europese Unie en de Verenigde Naties Onderzoeks- en communicatieve vaardigheden • analyseren van actuele sociale, culturele en politieke problemen • een (mondeling en schriftelijk) oordeel vormen over strijdpunten en problemen • deelnemen aan klassikale discussies en debatten Participatieve vaardigheden • zich inleven in andermans ervaringen • onderhandelen, besluiten en verantwoordelijkheid nemen op school en in de gemeenschap • reflecteren op het participatieproces
Welke benadering wordt gekozen? De adviesgroep onder voorzitterschap van Bernard Crick adviseert de te leren kennis en vaardigheden te koppelen aan verschillende maatschappelijke rollen. Er worden zeven rollen onderscheiden: lid van een gemeenschap, consument, gezinslid, lifelong learner, belastingbetaler, kiezer en werknemer. Hoeveel tijd is ongeveer beschikbaar voor Citizenship education? Voor Key Stages 3 en 4 is geen verplicht aantal uren in het curriculum opgenomen voor Citizenship education (Crick had vijf procent van de onderwijstijd gesuggereerd). Het ministerie adviseert drie procent, wat neerkomt op gemiddeld 45 minuten per week in niveau 3. In de praktijk loopt het aantal uren uiteen. Er zijn veel scholen die burgerschapsactiviteiten bieden die niet in het formele curriculum zijn opgenomen. Scholen en docenten hebben een ruime vrijheid zelf hun lessen in te richten, maar de lessen in Key Stages 3 en 4 worden geëvalueerd. De inspectie
35
van het Onderwijs (Ofsted) ziet toe op de uitvoering van de citizenship lessen. Daarnaast wordt er longitudinaal onderzoek gedaan door de National Foundation of Educational Research (NFER). Er zijn in Engeland geen eindtermen zoals in Nederland.
Wat zegt de IEA civic education study over Engeland? Engelse leerlingen scoren wat politieke kennis over democratie en regering betreft op het internationale gemiddelde. Daarentegen scoorde Engeland hoog ten aanzien van politieke vaardigheden. Engelse veertienjarigen hebben een gematigd vertrouwen in maatschappelijke instituties. Scholen worden het meest vertrouwd. Het vertrouwen in de Europese Unie, politieke partijen en de regering is het laagst. Engelse jongeren hebben weinig mogelijkheden om politieke discussies te voeren. Dit kan een oorzaak zijn voor de gebrekkige betrokkenheid bij het politieke proces. Een meerderheid van de veertienjarigen is niet van plan aan conventionele politiek deel te nemen; lid worden van een politieke partij, brieven schrijven naar de krant, zich kandidaat stellen voor een politieke functie. Engeland scoorde hier onder het internationale gemiddelde.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid Citizenship education onderwijzen? Docenten citizenship hebben diverse achtergronden. De meerderheid heeft geen professionele opleiding of training voor het geven van burgerschapskunde gehad. Het gevolg is dat vooral de onderwerpen die zij belangrijk vinden en waar ze veel vanaf weten aan de orde komen. Is er een docentenopleiding voor Citizenship education? Sinds citizenship education in het onderwijs is ingevoerd, worden onderwijstrainingen ontwikkeld en aangeboden. Er zijn postgraduate opleidingen aan verschillende universiteiten. Ongeveer 20 instellingen voor hoger onderwijs bieden een programma van een jaar aan waarbij zowel de theorie als de praktijk aan bod komt. Het ministerie van Onderwijs heeft in 2003 een nascholingscursus opgezet en sinds 2006 bestaat er ook een nationaal certificaat ‘Citizenship education’ voor docenten. Het doel is dat jaarlijks
36
1200 leraren zich kwalificeren om het vak te kunnen geven, zowel nieuwe als zittende docenten. In maart 2006 is er een handboek voor citizenship gepubliceerd.
Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Er is een Association for Citizenship Teaching met een eigen website: www.teachingcitizenship.org.uk. Ook bestaat er een vereniging van docenten en studenten, de ‘Politics Association’.
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen De invoering van Citizenship education in het Engelse curriculum wordt uitgebreid gemonitord. Er wordt door de National Foundation for Educational Research (NFER) een longitudinaal onderzoek gedaan waarvan de eerste resultaten al gepubliceerd zijn. Zie de website van de NFER voor de rapporten die zijn verschenen. Uit onderzoek blijkt dat driekwart van de docenten zich onvoldoende gekwalificeerd acht voor het geven van Citizenship education. Het nieuwe vak wordt echter wel goed ingevoerd op de scholen. Uit een recent rapport van de onderwijsinspectie bleek dat slechts één op de vier scholen onvoldoende aandacht had voor het geven van Citizenship education. Het ligt voor de hand dat de onderzoeken, rapporten en evaluaties tot suggesties voor aanpassingen zullen leiden. Tips om verder te lezen • www.citizen.org.uk (Institute for Citizenship) • www.citizenshipfoundation.org.uk (The Citizenship Foundation) • www.citized.info (CitizED) • www.csv.org.uk (Community Service Volunteers) • www.dea.org.uk (Development Education Association) • www.dfes.gov.uk/citizenship (ministerie van Onderwijs) • www.hansard-society.org.uk (The Hansard Society) • www.inca.org.uk (International Review of Curriculum and Assessment Frameworks) • www.nc.uk.net/esd (Education for Sustainable Development) • www.nfer.ac.uk (National Foundation for Educational Research)
37
• www.nfer.ac.uk/research-areas/citizenship (longitudinale onderzoeken naar citizenship in het onderwijs) • www.ofsted.gov.uk (onderwijsinspectie) • www.qca.org.uk/6123.html (Rapport Education for Citizenship and the Teaching of Democracy in Schools) • www.schoolcouncils.org (School Councils UK) Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
5
Frankrijk
Italië Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Engeland Education Civique (EC)
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis In 1948 werd in Frankrijk ‘instruction civique’ ingevoerd op de lycea. Het vak zou één uur per twee weken moeten worden gegeven, maar werd door de scholen meestal genegeerd. In 1985 werd het vernieuwd en als Education Civique (EC) ingevoerd in het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het was een verplicht vak van één uur per week. Vier jaar later is bij wet bepaald dat scholen de taak hebben om leerlingen op te leiden voor burgerschap. Historisch gezien hebben Franse scholen altijd al een belangrijke rol gespeeld in het voorbereiden op burgerschap. In 1995/96 werd een nieuw programma Education Civique geformuleerd met de nadruk op de zogenaamde ‘whole school’ benadering. De bedoeling was dat burgerschap door het gehele curriculum heen (cross-curriculair) een plek zou krijgen. In 1999 werd het vak (onder de naam Education Civique, Juridique et Sociale- ECJS) ook in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs ingevoerd. In 2002 heeft het ministerie van Onderwijs gedetailleerde richtlijnen, inclusief leerdoelen, vastgesteld voor Education Civique. Doel van het vak Education Civique heeft als doel burgerschapsvorming op basis van de fundamentele waarden van de samenleving.
38
39
In welke onderwijstypen wordt het gegeven? EC wordt gegeven op drie niveaus: basisschool, de onderbouw van het voortgezet onderwijs (eerste tot en met vierde leerjaar) en de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (vijfde tot en met zevende leerjaar). Het is een verplicht en zelfstandig vak, behalve in het basisonderwijs waar het cross-curiculair is.
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? In het primair onderwijs is EC, zoals gezegd, een deel van het curriculum, maar zelden een apart vak. Het wordt gegeven tijdens vakken als geschiedenis en aardrijkskunde. De inhoud concentreert zich op twee basiswaarden: zelfrespect en persoonlijke verantwoordelijkheid. Het doel is om leerlingen kennis te laten maken met het nemen van verantwoordelijkheid op school en daarbuiten. Daarnaast wordt een inleiding gegeven over de principes die ten grondslag liggen aan de Franse Republiek en enkele belangrijke instituties. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs staat EC elk jaar één uur per week op het rooster. Het vak wordt voornamelijk gegeven door geschiedenis- en aardrijkskundedocenten. In het eerste jaar krijgen leerlingen les over mensenrechten en plichten (toegespitst op de schoolsituatie) de uitgangspunten van burgerschap en over verantwoordelijk gedrag ten aanzien van het milieu en cultureel erfgoed. In het tweede jaar gaat men in op de begrippen gelijkheid, solidariteit en veiligheid. De nadruk ligt op gelijkheid voor de wet, het afwijzen van discriminatie, menselijke waardigheid, solidariteit met familie en vrienden en solidariteit in de gemeenschap. In het derde jaar bestuderen leerlingen vrijheid, rechten en rechtspraak in Frankrijk, mensenrechten en burgerschap in Europa. In het vierde en laatste jaar staan de onderwerpen burgerschap, democratie, machtsverdeling in Frankrijk, de dimensies van burgerschap, belangrijke strijdpunten verbonden met democratie (gelijkheid van man en vrouw, informatie en de media, etc.) en de realiteit van oorlog en vrede op het programma.
40
In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (het vijfde, zesde en examenjaar) wordt het vak ‘Education Civique, Juridique et Sociale’ (ECJS) onderwezen. De syllabus hiervoor is tussen 1997 en 2000 opgesteld en gericht op politieke educatie. In het vijfde jaar bestuderen leerlingen burgerschap in het algemeen en in het zesde jaar ligt de nadruk op instituties en burgerschapsprocedures. In het laatste jaar wordt burgerschap bestudeerd in de context van de wereldproblemen. De onderwijsmethode is een tweewekelijks twee uur durend inhoudelijk debat. Het debat moet goed worden voorbereid zodat leerlingen met goede argumenten komen. Het ministerie noemt expliciet onderwerpen als: politieke, sociale en/of economische strijdpunten. Aan de orde komen: Europese verkiezingen, rechten van minderheden, politieke corruptie, stedelijk geweld, werkloosheid, racisme en discriminatie, migranten en nationaliteit, gelijkheid, seculariteit (‘laicité’).
Welke benadering wordt gekozen? EC is geen conventioneel vak. De inhoudelijke onderbouwing van EC komt bij de vakken geschiedenis en aardrijkskunde aan de orde. De meerwaarde van EC zit in de toepassing ervan op school, als het gaat over de rechten en plichten van leerlingen en de schoolraden waar leerlingen deel van uitmaken. De benadering in de onderbouw wordt gekenmerkt door drie aspecten: • Het vermijden van abstracte zaken • Het toepassen van casestudies om van het specifieke naar het algemene te gaan • Kennis van de basisteksten van mensenrechten (aan de hand van specifieke voorbeelden) In de onderbouw moeten leerlingen als afsluiting een kort essay schrijven over EC, gebaseerd op bronnenmateriaal. Zowel de docenten als leerlingen blijken tevreden te zijn over deze opbouw en methode. In de bovenbouw wordt, zoals gezegd, het vak ECJS gegeven. Dit vak kenmerkt zich niet door de overdracht van kennis, maar door debatten waar de leerlingen zichzelf
41
voor dienen te informeren om een eigen oordeel te vormen. Hiermee wordt de basis gelegd voor het latere civiele en politieke leven.
Huidige discussie of aanstaande hervormingen In de afgelopen jaren heeft er een transformatie van EC in Frankrijk plaatsgevonden. De indruk bestaat dat docenten de institutiekunde proberen af te zweren en in plaats daarvan het accent leggen op individuele verantwoordelijkheid op diverse niveaus. Ze nemen daarvoor kennis als uitgangspunt, maar sluiten aan bij de ideeënwereld van leerlingen. Daarom ligt de voorkeur ook op het ‘beargumenteerde debat’. EC blijft natuurlijk problemen opleveren. Veel docenten voelen zich niet goed genoeg voorbereid. Docentenopleidingen besteden vaak een beperkte tijd aan modules voor EC. In de bovenbouw van het beroepsonderwijs wordt EC als minder belangrijk gezien dan in het algemene voortgezet onderwijs. De maatschappelijke relevantie van de stof wordt hier ter discussie gesteld.
Artikelen • Audigier, Francois (2002). L’éducation civique dans l’école francaise (Zie: www.jsse.org/2002–2/france_audigier.htm). • Tutiaux-Guillon, Nicole (2002). Civic, Legal and Social Education in French Secondary School: Questions About a New Subject. (Zie: www.jsse.org/2002–2/france_tutiaux.htm). • ‘Revue de diffusion des savoirs en éducation’ in: Education et citoyenneté 1998/2 – numéro 16. Websites • http://annee2005.cidem.org (site van het Europees Jaar Burgerschap door Educatie) • http://eduscol.education.fr/D0090/CITOYACC.htm (education a la citoyenete) • www.ac-creteil.fr/lycee/ecjs/welcome.html (praktijk voorbeelden ECJS) • www.cidem.org (civisme et democratie). • www.cidem.org/documents/barometre/barom_mar2006.pdf (onderzoeksgegevens met betrekking tot politiek) • www.cndp.fr/secondaire/ecjs/ (materiaal voor ECJS-docenten) • www.education.gouv.fr (ministerie van Onderwijs) • www.education.gouv.fr/bo/2000/hs6/civique.htm (programma ECJS van het ministerie van Onderwijs in 2000) • www.education.gouv.fr/bo/2000/hs7/vol5civ.htm (programma ECJS van het ministerie van Onderwijs in 2000) • www.education.gouv.fr/bo/2002/hs5/cap3.htm (programma ECJS van het ministerie van Onderwijs in 2002) • www.fondation-res-publica.org/Une-education-civique-republicaine-auXXIe-siecle_a13.html (discussiepagina) • www.scolasite.com/pages/educivique.htm (materiaal voor docenten) • www2.ac-lyon.fr/enseigne/ses/ecjs/ecjs.html (uitgebreide informatie over ECJS)
Tips om verder te lezen
Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
Wat zegt de IEA civic education study over Frankrijk? Frankrijk heeft niet aan het onderzoek meegedaan.
Docentenopleiding Wie kan EC en ECJS met welke bevoegdheid onderwijzen? In het basisonderwijs wordt het vak gegeven door de klassendocent. In het voortgezet onderwijs wordt het vak meestal gegeven door docenten geschiedenis of aardrijkskunde. Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Nee. Frankrijk kent wel de Association des Professeurs d’Histoire et de Géographie de l’Enseignement Public (www.aphg.asso.fr).
Verder
Boeken • Audigier, Francois (1999). L’éducation a la citoyennete. Synthese et mise en debat. Paris: Institut National de Recherche Pedagogique.
42
43
6
Italië
Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Educazioni civica (primair onderwijs) en
Educazioni alla convivenza civile (voortgezet onderwijs)
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis Sinds de Tweede Wereldoorlog werd burgerschapskunde in Italië gezien als de leer van de fundamentele rechten en plichten van individuen en burgers. Het vak werd gecombineerd met geschiedenis. Vanaf 2000 wordt de term ‘educazioni alla convivenza civile’ (wij houden de term ‘burgerschapskunde’ aan) in de wet gebruikt ter aanduiding van het vak burgerschapskunde. Burgerschapskunde is in de volgende zes onderwerpen onder te verdelen: burgerschap, milieu, verkeer, gezondheid, voedselleer en affectiviteitsleer. Doel van het vak In het Italiaanse schoolsysteem wordt burgerschapskunde gezien als één van de fundamenten van het gehele onderwijs. De leerling moet door het vak leren omgaan met de democratische rechten en plichten. Hij of zij moet leren als goed burger met anderen samen te leven, met respect voor sociale en culturele verschillen. In welke onderwijstypen wordt het gegeven? Het vak wordt zowel in het primaire als in het secondaire onderwijs gegeven. Er is echter geen aantal uren voorgeschreven, dat wordt aan de school overgelaten. In het basisonderwijs krijgen leerlingen ‘sociale studies’ en
44
‘kennis van het sociale leven’, gekoppeld aan geschiedenis. Ook in het voortgezet onderwijs is burgerschapskunde aan geschiedenis gekoppeld. In de basisschool en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs heet het vak ‘educazioni civica’. Alleen in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs wordt burgerschapskunde als apart vak gegeven, maar nog steeds wel in samenhang met geschiedenis. Er moet minimaal twee uur per maand aan worden besteed. Het vak heet hier ‘educazioni alla convivenza civile’.
2
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? 1. Op de basisschool komen de volgende onderwerpen aan bod: het begrip burgerschap, de belangrijkste regeringsvormen, de symbolen van nationale identiteit (vlag, volkslied), de grondwet, de functie van wetten, rechten en plichten, identiteit, vrede, ontwikkeling, samenwerking, internationale, gouvernementele en non-gouvernementele organisaties en lokaal bestuur. Daarnaast richt het programma zich op: het leren doorzien van andermans gezichtspunten, onafhankelijk gedrag, interactie met bekenden en vreemden, begrip van en interactie met verschillende culturen, het respecteren van mensenrechten, het betrokken worden in solidariteitsinitiatieven, etc. 2. In de lagere klassen van het voortgezet onderwijs komen de volgende onderwerpen aan bod: de rol van regels, de grondwet, de organisatie van de Italiaanse republiek, onderscheiden van verschillende overheidslagen, de interventie van de staat in maatschappij en economie, civil society, e-government, de politieke en economische organisatie van de EU, de euro, de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, UNESCO, het Internationaal Hof van Justitie, de NAVO, Amnesty International en het Rode Kruis, het Italiaanse schoolsysteem, ontwikkelingsvraagstukken, de dialoog tussen verschillende culturen, de rol van de massamedia, het gebruik van IT, het herkennen van de activiteiten, rol en geschiedenis van internationale organisaties, politieke en militaire allianties en internationale humanitaire organisaties, etc. 3. In de eerste twee jaren van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs wordt dit uitgebreid met: de rechten en plichten in het sociale leven, morele verplichtingen, algemene en individuele belangen, collectieve behoeften, publieke diensten, sociale solidariteit, de organisatie van de Italiaanse staat,
45
politieke vertegenwoordiging en verkiezingen, de staat en de burger. 4. De laatste drie jaren van het voortgezet onderwijs wordt er aandacht besteed aan: geschiedenis en principes die aan de Italiaanse Republiek ten grondslag liggen, rechten en plichten van burgers, vrijheid, sociale solidariteit, de organisatie van werk, het gezin, de organisatie van de Italiaanse staat, wetgeving, internationale en supranationale organisaties. In aanvulling op de diverse schoolprogramma’s wordt de leerlingen ook civil coexistence geleerd door de gelegenheid te bieden deel te nemen aan belangrijke besluitvormingsprocessen. In de wetgeving uit 1974 is vastgelegd dat leerlingen van de hoogste klassen kunnen participeren in het schoolparlement of een klassenraad.
Wat zegt de IEA civic education study over Italië? Wat kennis van politiek (overall civic knowledge) betreft scoort Italië significant hoger dan het internationale gemiddelde van 28 landen. Verwachte participatie als volwassene: • 80 procent van de leerlingen verwacht te gaan stemmen (internationaal gemiddelde is 80 procent) • 65 procent van de leerlingen verwacht geld in te gaan zamelen voor een goed doel (internationaal gemiddelde is 59 procent) • 62 procent van de leerlingen leest het nieuws in de krant (international gemiddelde is 68 procent) • 90 procent van de leerlingen kijkt naar het nieuws op tv (internationaal gemiddelde is 86 procent) • 41 procent van de leerlingen luistert naar het nieuws op de radio (internationaal gemiddelde is 55 procent)
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid burgerschapskunde onderwijzen? Burgerschapskunde is meestal aan een ander vak, zoals geschiedenis, gekoppeld. De docent die bevoegd is voor dit hoofdvak, mag ook burgerschapskunde geven. De precieze eisen voor een docent burgerschapskunde zijn onhelder. Er is geen toereikende opleiding voor docenten burgerschapskunde. Op universitair niveau zijn er geen specifieke opleidingen en er worden alleen cursussen aangeboden via trainingsinstituten. Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Hierover hebben wij geen informatie kunnen vinden.
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen Hierover hebben wij geen informatie kunnen vinden. Tips om verder te lezen • Losito, Bruno (2001). Civic Education in Italy: intended curriculum and students’ opportunity to learn (zie: www.sowi-online.de/journal/2003– 2/italy_losito.htm) Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
Het vertrouwen in overheids(gerelateerde) instellingen is in Italië vergelijkbaar met het internationaal gemiddelde. Dat geldt ook voor de houding ten opzichte van immigranten en de steun voor politieke rechten van vrouwen.
46
47
7
Spanje Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Italië Educacion Civica (EC)
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis Burgerschapskunde is een onderdeel van de onderwijshervorming die in Spanje in 1990 in de wet is vastgelegd. Burgerschapskunde diende deel uit te maken van het vaste schoolcurriculum en is derhalve op iedere school geïmplementeerd. Niet iedereen is tevreden met de wijze waarop dit is gebeurd, daar de verantwoordelijkheid deels landelijk, maar voor een groot deel ook bij de autonome regio’s ligt. Op nationaal niveau wordt het beleid en de wetgeving met betrekking tot burgerschapskunde in grote lijnen omschreven, waarna de autonome regio’s de verantwoordelijkheid voor de uitwerking hebben. In 2006 is de wet waarin Educacion Civica (EC) als nieuw vak wordt geïntroduceerd door het Spaanse parlement aangenomen. Doel van het vak Educacion Civica De doelstellingen zijn: • het ontwikkelen van kennis over de organisatie van een democratische samenleving • het ontwikkelen van een positieve attitude en vaardigheden om kritiek te formuleren • het ontwikkelen van schooldemocratie en het demonstreren van actief burgerschap in het werk en binnen de schoolgemeenschap
48
2
In welke onderwijstypen wordt het gegeven? Burgerschapskunde is op drie manieren in het Spaanse curriculum opgenomen: 1. Burgerschapskunde is expliciet vermeld als cross-curriculair thema onder de naam ‘Morele en burgerschapseducatie’ in het zogenaamde voorschools onderwijs (0–6 jaar), het basisonderwijs (6–12 jaar) en het voortgezet onderwijs (12–16 jaar). Het vak is niet voorzien van een concrete inhoud. 2. In het basis onderwijs is burgerschapskunde gerelateerd aan de kennisgebieden van aardrijkskunde en geschiedenis. In de laatste leerjaren is het vak een facultatief onderdeel van 170 uur per jaar dat gegeven kan worden door de klassenleraar. 3. Ook in het voortgezet onderwijs is burgerschapskunde gekoppeld aan geschiedenis, aardrijkskunde en de sociale wetenschappen. Ook daar is het geïntegreerd en niet verplicht. Aangezien op het moment van schrijven de besluitvorming nog niet is afgerond, kan de hier gegeven informatie nog aan veranderingen onderhevig zijn. Volgens het Spaanse ministerie van Onderwijs komt er een vak ‘Ethiek en Burgerschapskunde’ in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (twee uur per week). In de bovenbouw komt dan een vak ‘Filosofie en Burgerschap’, ook ingeroosterd voor twee uur per week.
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? Een belangrijk thema is het onderwijzen van waarden, zodat leerlingen zich zullen ontwikkelen tot volwassenen die beschikken over eigenwaarde, waardigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid; tot mensen die in relatie tot anderen respect en loyaliteit tonen, evenals het vermogen tot samenleven en samenwerken. Leerlingen dienen het besef te ontwikkelen dat zij actief aan de democratische samenleving deel moeten nemen. Daartoe dienen ze kennis te hebben van hun rechten en plichten als burger. Door burgerschapskunde zullen leerlingen kennismaken met de principes van persoonlijke en sociale ethiek. De syllabus van burgerschapskunde zal de rechten en de vrijheid die democratische bestuursvormen garanderen behandelen. Ook zal er aandacht zijn voor het oplossen van conflic-
49
ten, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en het voorkomen van huiselijk geweld tegen vrouwen, tolerantie en het accepteren van etnische minderheden. En verder voor het accepteren van verschillende culturen en immigratie als een bron van sociale en culturele verrijking. In het basisonderwijs moeten leerlingen de vaardigheid leren om conflicten te voorkomen en ze op vreedzame wijze op te lossen. Leerlingen moeten de vaardigheid verwerven om zelfstandig te handelen in de thuis- en gezinssituatie en in de sociale groepen waarin ze zich bewegen. De school moet hen helpen hun persoonlijkheid zodanig te ontwikkelen dat ze een houding tegen geweld ontwikkelen en tegen elke vorm van vooroordeel of seksistische stereotypen. Concreet komt het volgende aan bod: mensenrechten, de rechten van het kind, de relatie tussen rechten en plichten, gelijke rechten van man en vrouw, democratische waarden (respect, tolerantie, solidariteit, gerechtigheid, samenwerking en cultuur van vrede), vreedzame oplossing van conflicten, participatie, sociale -, culturele - en religieuze verschillen, samenleven. Bij het thema samenleven worden onder andere de Spaanse Grondwet, gewoontes van burgers, de inkomstenbelasting en de verkeersregels behandeld. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs moet burgerschapskunde bijdragen aan: • het ontwikkelen van verantwoordelijkheidsgevoel • kennis en praktijk van burgerrechten • tolerantie en solidariteit tussen mensen • het beschouwen van mensenrechten als gemeenschappelijke waarde van een plurale samenleving In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs moet burgerschapskunde ertoe bijdragen dat leerlingen het vermogen krijgen om democratisch burgerschap in praktijk te brengen en om een burgerlijk bewustzijn te ontwikkelen dat geïnspireerd is door de waarden van de Spaanse Grondwet. Deze waarden moeten bijdragen aan de vorming van een rechtvaardige samenleving waarin gelijkwaardigheid bestaat. Het vak zal leerlingen helpen om verantwoordelijk te handelen, een kritische geest te ontwikkelen
50
en zal ze de kennis verschaffen om conflicten te voorkomen en conflicten in de eigen omgeving vreedzaam op te lossen en om een atmosfeer te creëren van gelijkheid en gelijke mogelijkheden voor man en vrouw.
Wat zegt de IEA civic education study over Spanje? Spanje heeft niet meegedaan aan het IEA onderzoek.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid burgerschapskunde onderwijzen? Er is geen informatie bekend over bevoegdheden voor het doceren van burgerschapskunde. Aangezien het vak tot nu toe geïntegreerd was met andere vakken, betekent dit dat bevoegde docenten voor aardrijkskunde en geschiedenis gekwalificeerd zijn voor burgerschapskunde. Voor zittende docenten zijn er zogenaamde in-service docententrainingen. In het voortgezet onderwijs zal burgerschapskunde waarschijnlijk gegeven worden door docenten sociale wetenschappen (onderbouw) en docenten filosofie (bovenbouw). De besluitvorming hierover is nog niet afgerond. Op dit moment is er geen specifieke opleiding voor docenten burgerschapskunde. De docentenverenigingen geografie, geschiedenis en filosofie zullen burgerschapskunde-trainingen gaan organiseren. Het Lorenzo Luzuriaga Collective heeft seminars georganiseerd en publiceert documenten over het vak. De didactische vereniging van sociale wetenschappers is ook betrokken bij de trainingen.
Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? Er is geen docentenvereniging van docenten burgerschapskunde in Spanje. In het basisonderwijs wordt het vak gegeven door de klassenleraar. Men verwacht dat er in de toekomst wel een specifieke organisatie van burgerschapskundedocenten zal worden opgericht. Er zijn (nog) geen speciale tijdschriften of nieuwsbrieven voor docenten die burgerschap geven. Er zijn wel artikelen over het vakgebied burgerschap gepubliceerd in vakbladen.
51
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen De officiële introductie van het vak na goedkeuring in het Spaanse parlement zal tot discussie leiden over de wijze waarop het dient te worden ingevoerd in het huidige curriculum. Tips om verder te lezen Artikel • Civic Education in Spain: A Critical Review of Policy vindt u op:www.jsse.org/2003–2/spain_naval.htm Websites • www.colectivolorenzoluzuriaga.com (Lorezo Luzuriaga Collective) • www.debateeducativo.mec.es (ministerie van Onderwijs met de discussie over de herziening van het onderwijsstelsel) • www.didactica-ciencias-sociales.org (didactische vereniging voor Sociale Wetenschappen) • www.educacionciudadania.mec.es (ministerie van Onderwijs over burgerschap) Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
52
8
Verenigde Staten Nederland België (Vlaanderen) denemarken Duitsland Engeland Frankrijk Italië Spanje Civic Education (CE)
Algemeen Introductie en voorgeschiedenis In de Verenigde Staten is de rol van civic education in het onderwijs heel belangrijk. Thomas Jefferson, een van de ‘founding fathers’, schreef bij het ontstaan van de Verenigde Staten al over de noodzaak om burgers op te voeden voor democratie. Burgerschapseducatie kreeg een centrale rol in het Amerikaanse schoolcurriculum. In 1890 is het schoolvak ‘social studies’ ontworpen om de sleutelrol te vervullen bij de voorbereiding tot democratisch burgerschap. In de beginjaren was social studies voornamelijk geschiedenis met enige aandacht voor geografie en openbaar bestuur. Rond 1915 boden de meeste scholen geschiedenislessen aan, maar aandacht voor sociale vraagstukken was zo goed als afwezig. In 1916 werd echter een rapport van het Social Studies Committee gepubliceerd, dat de toon zou zetten voor civic education in de 20e eeuw. Het rapport adviseerde om meer nadruk te leggen op hedendaagse strijdpunten, sociale problemen en de recente geschiedenis. Daarnaast moest ook worden ingegaan op de behoeften en interesses van de leerlingen. De werken van John Dewey waren van grote invloed op deze ontwikkelingen. In 1921 werd de vereniging van docenten social studies opgericht, de National Council for the Social Studies (NCSS). In de jaren tachtig kwam een beweging op gang om onderwijsstandaarden te herzien. Het waren de crisisjaren van het onderwijs waarin de kwaliteit
53
van het onderwijs ter discussie stond. De NCSS riep in 1992 een task force in het leven om een standaard voor social studies te ontwikkelen. In 1993 werd een concept gepubliceerd dat gemengde ontvangen is. Twee jaar later verschenen de ‘National Standards for Civics and Government’, die ontwikkeld waren door het Center for Civic Education. In deze periode verschenen ook de standaarden voor geschiedenis en aardrijkskunde. De geschiedenis van social studies in de 20e eeuw laat een strijd zien om inhoud en onderwijsbenaderingen van het vak. Dit was in feite een culturele oorlog over idealen, visies, geloof en waarden. Vanaf het begin is social studies hevig bekritiseerd op inhoud, maar ook op benaderingen die niet leken aan te sluiten op de onderwijsvraag.
Doel van het vak Er bestaat in de VS brede overeenstemming dat het de verantwoordelijkheid van de scholen is om les te geven over democratie en om leerlingen voor te bereiden op effectief burgerschap. Effectief burgerschap is een doelstelling van een programma van de NCSS, getiteld: ‘Creating Effective Citizens’. Tot nu toe ligt het accent bij burgerschapskunde in de VS op de formele aspecten van burgerschap. Er wordt dus veel nadruk gelegd op het leren van de nationale geschiedenis en politieke instanties. In welke onderwijstypen wordt het gegeven? Civic education is een verplicht vak in het basisonderwijs ( 5–12 jaar) en in het voorgezet onderwijs (12–18 jaar). In Amerika wordt de middelbare school niet afgesloten met een landelijk eindexamen. Er wordt het hele jaar getoetst en daarnaast wordt de kwaliteit van het onderwijs gemeten door nationale onderzoeken. Voor civic education is onlangs een onderzoek gehouden. De resultaten worden begin 2007 verwacht. Het vorige onderzoek is gedaan in 1998 en bevat een waardevolle analyse van de onderzoeksresultaten. Dit onderzoek is in de literatuurlijst vermeld (Niemi & Junn).
Inhoud en benadering Hoe wordt het vak gegeven? In de VS zijn de 50 staten en de meer dan 15.000 plaatselijke schooldistricten verantwoordelijk voor het onderwijs en de scholen. Het gevolg is een
54
grote diversiteit in curricula voor civic education. Hoe het vak wordt ingevuld verschilt sterk per staat. Gedetailleerde informatie is te vinden in de ‘Citizenship Education Database’: www.ecs.org/ecsmain.asp?page=/ html/projectsPartners/nclc/nclc_main.htm Een overzicht van de stand van zaken is ook te vinden in een editie van de nieuwsbrief van het National Center for Learning and Citizenship van de Education Commission of the States uit juli 2006. Het abonnement op de tweemaandelijkse nieuwsbrief ‘Citizenship Matters’ is gratis.
Welke (kern)thema’s komen aan de orde? Op veel basisscholen krijgen leerlingen les in democratie op het moment dat de klas klassenregels vaststelt of als er verkiezingen worden gehouden. De lessen gaan over bekende presidenten, lokaal bestuur en lokale diensten. Sommige basisscholen bieden speciale burgerschapslessen aan. Lessen over democratie, politieke instellingen en de rechten en plichten van burgers komen meestal pas in de middle of high school aan de orde. In de meeste staten betekent dit dat scholieren er op hun 14e of 15e jaar mee in aanraking komen. Wat zegt de IEA civic education study over de Verenigde Staten? 1. Kennis van politiek (overall civic knowledge) Amerikaanse leerlingen scoren significant boven het internationale gemiddelde als het gaat om hun ‘civic knowledge’. Ook scoren zij significant hoger op het terrein van de ‘civic skills’. 2. Vertrouwen in de overheid Een meerderheid van de leerlingen zegt vertrouwen te hebben in de lokale en nationale overheid. Slechts 35% van de leerlingen heeft vertrouwen in politieke partijen. Negen van de tien leerlingen ondersteunt de politieke rechten van vrouwen en is het ermee eens dat vrouwen zich verkiesbaar stellen voor openbare ambten en dezelfde rechten hebben als mannen. Amerikaanse leerlingen scoren hoger dan het internationale gemiddelde als het gaat om steun voor vrouwenrechten en in vergelijking met het internationale gemiddelde hebben zij een positievere houding ten opzichte van migrantenrechten.
55
3. Verwachte participatie als volwassene Amerikaanse leerlingen discussiëren over politieke issues met docenten en ouders, maar ze praten eerder over binnenlandse dan over internationale politiek. Als zij kranten lezen om politieke informatie te krijgen zijn de leerlingen ook meer gericht op binnenlandse dan op internationale politiek. Televisie is voor de leerlingen de belangrijkste bron van informatie over de politiek. De Amerikaanse leerlingen scoren hoger dan het internationale gemiddelde als het gaat om verwachte deelname aan politieke activiteiten. Meisjes geven vaker dan jongens aan dat zij denken politiek actief te worden als ze volwassen zijn. Er is geen verschil in verwachte politieke participatie als gekeken wordt naar ras of geboorteland. Leerlingen uit gezinnen waar minder dan honderd boeken in huis zijn, verwachten minder vaak dat zij politiek actief zullen worden dan leerlingen uit gezinnen met meer dan tweehonderd boeken in huis.
gedragswetenschap. Leraren in het voortgezet onderwijs hebben veelal een major in geschiedenis van een college of universiteit. Docenten aan een middle school hebben meestal weinig opleiding op het gebied van politiek en openbaar bestuur.
Is er een docentenopleiding voor civic education? Er worden diverse in-service trainingen aangeboden voor praktiserende docenten. Deze worden met name door het Center for Civic Education aangeboden. Sommige schooldistricten bieden cursussen aan voor docenten die met een multiculturele onderwijspopulatie te maken hebben. De docentenvereniging (NCSS) organiseert jaarlijks een docentendag met honderden workshops en een omvangrijke beurs waar producenten van onderwijsmateriaal kunnen exposeren. Voor meer informatie en ideeën zie www.ncss.org/conference. De 87e conferentie is eind november 2007 in San Diego, Californië.
Docentenopleiding Wie kan met welke bevoegdheid civic education onderwijzen? Docenten in het basis- en voortgezet onderwijs dienen gecertificeerd te zijn om les te mogen geven. Al naar gelang het te geven vak en niveau wordt er naar de vereiste vooropleiding en specialisatie gekeken. De NCSS beveelt aan dat docenten op de basisschool 15 procent van hun opleiding aan het onderwerp geschiedenis en sociale wetenschappen besteden. Voor docenten op een middle school moet dat 30 procent zijn en van docenten op een high school wordt meer breedte en diepte op het terrein van de geschiedenis en sociale wetenschappen verwacht. Alle docenten dienen aantoonbare kennis en vaardigheden te bezitten om de tien themavelden van de NCSS standaard te onderrichten. Het gaat om de thema’s: 1. Culture; 2. Time, Continuity, and Change; 3. People, Places, and Environment; 4. Individual Development and Identity; 5. Individuals, Groups, and Institutions; 6. Power, Authority, and Governance; 7. Production, Distribution, and Consumption; 8. Science, Technology, and Society; 9. Global Connections; 10. Civic Ideals and Practices. Uit onderzoek blijkt dat de meeste docenten aan een basisschool een major hebben in onderwijs, aangevuld met modules geschiedenis, bestuur en
56
Is er een docentenvereniging met een tijdschrift en/of website? De National Council for Social Studies (www.ncss.org) heeft meer dan 25.000 leden. Dit zijn niet allemaal maatschappijleerdocenten, maar ook geschiedenis- en aardrijkskundeleraren. De National Alliance for Civic Education (www.cived.net/index.html) is geen docentenvereniging, maar een belangenorganisatie. De NACE is in 2000 opgericht en omvat meer dan 200 groepen en individuele leden die betrokken zijn bij de bevordering van burgerschapskennis en – betrokkenheid. De organisatie maakt zich hard om de volgende generatie Amerikanen begrip en waardering voor democratie bij te brengen, zodat deze generatie de Amerikaanse democratie ook zal bevorderen. Er zijn naar schatting zo’n honderd organisaties die materiaal ontwikkelen en in-service trainingen aanbieden aan zittende docenten. Het Center for Civic Education heeft een succesvolle standaard voor civic education ontwikkeld en is daarnaast succesvol met het programma ‘We the People’. Dit is een boek over staatsinrichting dat in veel staten gebruikt wordt. Aan dit boek is een jaarlijkse debatcompetitie gekoppeld die eindigt
57
in het Congres (met de traditionele foto van de winnaar met een senator op de trappen van het Capitool). Een ander succesvol project (zelfs op wereldschaal) is het Project Citizen dat leerlingen leert hoe politieke problemen worden geanalyseerd en aangepakt. Het is een politicologisch programma met veel zelfwerkzaamheid en portfoliopresentaties van projecten. Deze methode zou zo in Nederland kunnen worden ingezet.
Verder Huidige discussie of aanstaande hervormingen Er zijn verschillende ontwikkelingen gaande, die gevolgen hebben voor civic education. Burgers in de Verenigde Staten zijn sinds het Watergateschandaal in toenemende mate sceptisch ten opzichte van politici. Dat vertaalt zich onder andere in een dalende opkomst bij verkiezingen. Er is ook een toenemende zorg over het functioneren van de civil society. Putnam toonde in Bowling Alone (1995) de afnemende participatie in maatschappelijke organisaties aan. Er zijn ook demografische ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het onderwijs, zoals de toename van de immigratie, de geboortecijfers in bepaalde groepen van de samenleving en de toenemende kloof tussen arm en rijk. De revolutie in de informatie- en communicatietechnologie kan ook als één van de oorzaken worden gezien van een afname in burgerparticipatie. De bezorgdheid over geweld en gedragsnormen binnen de school is een ander punt van discussie dat momenteel aandacht vraagt in de Verenigde Staten. Op allerlei fronten wordt naar een aanpak van deze problemen gezocht. Extra aandacht voor civic education zou een oplossing zijn. Er is nu in de Verenigde Staten een beweging zichtbaar in de richting van een ‘communitarian’ benadering van burgerschapseducatie, met aandacht voor vaardigheden en praktijkgeoriënteerd leren. Dit wordt ondermeer aangestuurd door The National Commission on Civic Renewal. Daarnaast heeft de American Political Science Association een taskforce on civic education in het leven geroepen. Ook kwamen er uit een serie Witte Huis conferenties aanbevelingen voor civic education. Naast alle adviezen wordt er ook gekeken naar oplossingen in buitenschoolse programma’s.
58
Tips om verder te lezen Boeken • Evans, R.W. (2004). Social Studies Wars. What Should We Teach the Children? New York and London: Teachers College Press. • Hahn, C. (1998). Becoming Political: Comparative Perspectives on Citizenship Education. Albany, NY: SUNY Press. • Niemi, R.G. and J. Junn (1998). Civic Education: What Makes Students Learn. New Haven, CT: Yale University Press. Websites • http://nces.ed.gov/nationsreportcard/civics/ (The Civic Report Card National Assessment of Educational Progress) • http://nces.ed.gov/surveys/cived/ (What Democracy Means to Ninth Graders: U.S. Results From the International IEA Civic Education Study) • www.apsanet.org/section_245.cfm (American Political Science Association met een committee ‘civic education’) • www.carnegiefoundation.org/programs/index.asp?key=25 (The Political Engagement Project van de Carnegie Foundation) • www.civiced.org (Center for Civic Education, de invloedrijkste organisatie die materiaal, leerlingactiviteiten en trainingen voor docenten organiseert) • www.civicyouth.org (CIRCLE -The Center for Information and Research on Civic Learning and Engagement, dat de maatschappelijke en politieke betrokkenheid van Amerikanen tussen15 and 25 jaar onderzoekt) • www.ksg.harvard.edu/saguaro/index.htm (The Saguara Seminar:Civic Engagement in America, een initiatief van prof. R. Putnam van Harvard Universiteit) Tijdschriften • Journal of Political Science Education. Publisher: Routledge, part of the Taylor & Francis Group. Uitgaven van de NCSS • Social Education. Bevat theorie en praktijk voor het onderwijs, recensies van onderwijsmateriaal, informatie over de laatste technieken en methodieken voor de docent en lessenplannen en verschijnt 7 x per jaar. • Social Studies and the Young Learner. Een kwartaaltijdschrift bestemd
59
voor het basisonderwijs (K-6 teachers) met nieuwe informatie en creatieve onderwijsactiviteiten. • Theory and Research in Social Education. Dit blad wordt elk kwartaal uitgegeven door the College and University Faculty Assembly van de NCSS. Het bevat artikelen over docententraining, over leertheorie en onderzoek naar de ontwikkeling van het kind, modellen en theorieën voor het ontwikkelen van curricula; en modellen voor studentenparticipatie en sociale actie. • The Social Studies Professional is de officiële nieuwsbrief van de National Council for the Social Studies bestemd voor de leden.
Leestips
Alle hierboven genoemde links zijn terug te vinden op de website www.maatschappijenpolitiek.nl
Literatuur • Bron, Jeroen (2006). Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor het funderend onderwijs. Enschede: uitgave Stichting Leerplan Ontwikkeling. • CIDREE (2005) Yearbook 5. Different Faces of Citizenship Education. Development of Citizenship Education in European Countries. Brussels: CIDREE. • Citizenship – Made in Europe: living together starts at school, uitgave van het ministerie van OCW. De brochure is te verkrijgen via het ministerie van OCW . • Craig, R., Kerr, D., Wade, P. and Taylor, G. (2004). Taking Post-16 • Citizenship Forward: Learning from the Post-16 Citizenship Development • Projects (DfES Research Report 604). London: DfES. • Ireland, E., Kerr, D., Lopes, J. and Nelson, J. with Cleaver, E. (2006). Active Citizenship and Young People: Opportunities, Experiences and Challenges In and Beyond School (Citizenship Education Longitudinal Study: Fourth Annual Report) (DfES Research Report 732). London: DfES. Websites Een uitgebreide lijst met websites vindt u op www.maatschappijenpolitiek.nl
60
61
Personalia
Regula Rexwinkel is juriste en eerstegraads lerares maatschappijleer aan het ROC Utrecht. Daarnaast is zij bestuurslid van de NVLM. Verder is Regula medeoprichter van het Netwerk Maatschappij Oriëntatie. Zij introduceerde het Project Citizen ROC-breed en is lid van de Commissie Maatschappijwetenschappen. Ruud Veldhuis is politicoloog en werkte als leraar geschiedenis en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs en als projectleider Europese projecten bij het IPP. Sinds 2005 coördineert hij de internationale activiteiten van de Bestuursacademie Nederland. Hij ontwikkelt trainingen in democratie, mensenrechten en ‘good governance’. Hij participeert in het researchnetwerk van de Europese Commissie om indicatoren voor Actief Democratisch Burgerschap te ontwikkelen.
62
In dit boekje worden op toegankelijke wijze de verschillende vormen van het maatschappijleeronderwijs in negen landen vergeleken. Het zijn als het ware ‘reisverslagen’ die door anderen gelezen kunnen worden en die ongetwijfeld stof tot nadenken zullen geven. Het gaat om de landen Nederland, België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië, Spanje en de Verenigde Staten. De beschrijving van maatschappijleer in Nederland fungeert hierbij als ankerpunt. Aan de hand van een beschrijving van de recente ontwikkelingen in ons land kunt u zelf de vergelijking maken met de andere landen. Het boekje is geschreven ter gelegenheid van de 25ste editie van de Docentendag Maatschappijleer, de jaarlijkse studiedag die het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en de Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer (NVLM) samen organiseren.
Instituut voor Publiek en Politiek Nederlandse Vereniging van Leraren Maatschappijleer