Brussel, juni 2005
Verslagboek Studiedag SER-SERV Den Haag – Brussel – Lissabon Donderdag 2 juni 2005 Vlaams Parlement
1
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................... 2 1.
Voorwoord ................................................................................................................... 3
2.
Feniks .......................................................................................................................... 4
3.
Vlaamse sociale partners over de Lissabonstrategie .............................................. 6
4.
Nederlandse sociale partners over de Lissabonstrategie ....................................... 9
5. 5.1.
Van het land van ooit naar het land van straks gaat door het land van nu............ 12 Belangrijkste bronnen ................................................................................................. 21
6.
Wat is het belang van de Lissabonstrategie voor het Vlaamse beleid?................. 22
7.
Duurzame ontwikkeling in Vlaanderen .................................................................... 24
8.
Duurzame ontwikkeling in Nederland ...................................................................... 28
9. 9.1. 9.2.
Werkgroep 1 Slimmer werken en doorstromen op de arbeidsmarkt ..................... 33 Slimmer werken en sociale innovatie .......................................................................... 33 Erkennen verworven competenties (EVC) in Vlaanderen ............................................ 37
10.
Werkgroep 2 Duurzaamheid: de milieu en economie interface .............................. 44
11.
Slottoespraak ............................................................................................................ 52
12. Publicaties................................................................................................................. 58 12.1. SERV .......................................................................................................................... 58 12.2. SER ............................................................................................................................ 58 Bijlagen ................................................................................................................................ 59 1.
Sociaal-economische indicatoren ............................................................................ 59
2
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
1. Voorwoord Op donderdag 2 juni organiseerde de Sociaal-Economische-Raad van Vlaanderen (SERV) samen met de Nederlandse Sociaal-Economische Raad (SER) in het Vlaams Parlement een studiedag over de Lissabonstrategie. Om de twee jaar vindt zo’n gezamenlijke studiedag plaats waarin de sociale partners en stakeholders uit beide regio’s actuele beleidsvraagstukken bestuderen en vergelijken. Dit jaar sluit de studiedag aan bij de Lissabonstrategie die tijdens de voorjaarstop van maart werd bijgewerkt. De studiedag focust op twee pijlers uit de Lissabonstrategie met name Onderwijs en arbeidsmarkt en Duurzame ontwikkeling. In de voormiddag kwamen de visies van de sociale partners en de bevoegde ministers en staatssecretarissen aan bod. In de namiddag werden twee werkgroepen georganiseerd. In de eerste werkgroep kregen we het verhaal over Slimmer werken in Nederland en het Erkennen van Verworven Competenties in Vlaanderen. In de tweede werkgroep over duurzaamheid bestudeerden we het innovatie- en transitiebeleid voor milieu en energie in beide regio’s. Dit verslagboek bevat de schriftelijke weergave van de toespraken op de studiedag en de hand-outs van de workshops uit het namiddagprogramma. Wij hopen dat deze uitwisseling van inzichten uit Vlaanderen en Nederland u een stap verder op weg kan helpen om de Lissabondoelstellingen te bereiken. Pieter Kerremans administrateur-generaal SERV
3
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
2. Feniks Inleidende column Tom Naegels De Standaard, Spijkerschrift, 4 juni 2005
AMAI, geïnteresseerd dat ik plots ben in Europa! Nu niet dat ik die grondwet gelezen heb, god nee zeg, maar ik heb toch maar een studiedag bijgewoond over een Europees thema. (Oké, het was niet helemaal spontaan, ik moest er werken.) Georganiseerd door de Sociaal Economische Raden van Vlaanderen en Nederland. Over de Lissabon-strategie. Nee, loopt u nou niet weg, het is echt leuk. De Lissabon-strategie is het project van de Europese Unie om tegen 2010 de Europese economieën om te vormen tot ,,de meest dynamische en concurrerende kenniseconomie" ter wereld. Nog vijf jaar dus, en de werkgelegenheid spát van Europa af. Je zal al je beide benen en armen kwijt moeten zijn, en je kop erbij, voor je nog een excuus hebt om niét aan het werk te zijn. In vergelijking met ons zal Amerika lijken op Tadzjikistan in de nadagen van de Sovjets. De Chinezen krijgen het nakijken, de ambitieloze spleetogen. India, daar lachen wij eens mee. Bovendien zal de economische groei volledig ecologisch en sociaal verantwoord zijn. Een paradijs, die Lissaboneske Unie. Nog vijf jaar. Poewee. Karel De Gucht had dan toch gelijk: ,,Het nee was een nee van de angst. Men is bang voor zijn toekomst en zijn job. Terwijl de Unie net de beste garantie is op meer jobs!'' Alleen, er is een probleem. Het verdrag van Lissabon werd opgesteld in 2000. We zijn nu 2005, halfweg, en we zitten niet meteen op schema. Om niet te zeggen dat er heel weinig gebeurd is om de doelstellingen te halen. Om niet te zeggen niks. Een rapport van de Nederlandse Sociaal-Economische Raad (SER), uit juni vorig jaar: ,,Vooralsnog weinig resultaat.'' Conclusie van deze studiedag: nog steeds weinig resultaat. Remedie: we zullen enorm hard moeten werken als we 2010 nog willen halen. Zal dat gebeuren? Wellicht niet. Naar goede gewoonte was het Frank Vandenbroucke, de sombere sibille van de socialisten, die de duidelijkste woorden sprak: ,,De Lissabon-methode werkt pas als er politieke wil is in de lidstaten. Er wordt nu vooral veel lippendienst bewezen. En die lippendienst werkt. Je kunt perfect een Europese vergadering binnenstappen en zeggen dat je regering zich duidelijk engageert voor dit en dat en dat je gelooft in zus of zo, en iedereen applaudisseert." Of deze: ,,We hebben jarenlang feestelijk onze voeten geveegd aan de Lissabon-doelstellingen. We gaan enorme inspanningen moeten doen om tegen 2010 meer jongeren, ouderen en allochtonen aan het werk te krijgen. Er zijn dramatisch weinig 55-plussers actief. En als het gaat over allochtonen zitten we niet eens achter in het peloton: we hebben het peloton gewoon gelost. Vlaanderen heeft de laagste allochtone werkzaamheidsgraad van heel Europa. Om die kloof
4
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
tegen 2010 weg te werken, zullen we een toename moeten realiseren van 2.000 tot 5.000 jobs voor allochtonen per jaar.'' Nog zo één en het regent bananen. Het probleem, volgens Vandenbroucke, is dat niemand zich verantwoordelijk voelt voor de Lissabon-strategie. Het is een schitterend project, maar geen enkele Europese regering of sociale partner engageert zich ervoor. En dan zijn we verbaasd als de Europese burgers de voordelen van de Unie niet willen zien. Gelukkig was er op die studiedag ook de Nederlandse staatssecretaris voor Onderwijs Mark Rutte. Als u dacht dat onze Guy Verhofstadt een voluntarist was, dan hebt u deze jongen nog niet gehoord. Op dit moment gaat het niet al te best met Nederland, het land is in verwarring en kampt met een depressie, maar dat is maar tijdelijk. Als Rutte in de toekomst blikte, pakweg naar 2015 of 2020, dan zag hij een Nederland dat ,,zich krachtig omhoog gewerkt heeft, herboren, als een feniks uit de as herrezen. De periode van conflicten en confrontaties heeft louterend gewerkt. Het vertrouwen, ook in de overheid, is teruggekeerd. Tal van allochtonen hebben hun emancipatie voltooid. Zeker een van onze instellingen bevindt zich hoog in de internationale top-50 van universiteiten. Na het poldermodel wordt Nederland nu geprezen vanwege het foldermodel - de voorbeeldige, ja zelfs bijna verleidelijke wijze waarop de integrale aanpak van maatschappelijke en economische uitdagingen heeft plaatsgevonden.'' En hoe zal dat mirakel gebeuren? Dat wist de staatssecretaris niet goed. Maar hij geloofde erin. En geloof, daar ging het 'm om. Vuur, en inspiratie. ,,Politici brengen het vuur aan de mensen. Optimisme is onze plicht.'' We wensen hem veel succes.
5
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
3. Vlaamse sociale partners over de Lissabonstrategie Ilse Dielen Voorzitter SERV Toen we beslisten om ter gelegenheid van 20 jaar SERV een gemeenschappelijke studiedag met een Europees tintje te organiseren, wisten we nog niet dat onze Nederlandse collega’s zich met een “morning after”-gevoel naar hier zouden moeten begeven, de dag na het referendum over de Europese Grondwet. Uit de resultaten van de referenda, eerst in Frankrijk, dan in Nederland, zullen we ook als sociale partners de lessen moeten trekken. Elk van ons heeft wel zijn eigen kritieken op de Europese ontwikkelingen. Maar ten gronde delen we de opvatting dat zowel de uitbreiding als de verdere eenmaking van Europa een goede zaak zijn. Zoals we ook elk onze kritieken hebben op het ontwerp van Europese Grondwet, maar ten gronde samen van oordeel zijn dat het globaal een noodzakelijke stap vooruit is. Inmiddels blijkt dat, zij het om verschillende redenen, belangrijke delen van de Europese publieke opinie deze opvatting niet delen. Dit moet op een of andere wijze een antwoord krijgen, ook vanuit de sociale partners. Alleen is de vraag welk. Is het antwoord er een van minder Europa? Of is het antwoord er vooral een van meer en beter? Ik blijf alvast voor het laatste kiezen. Dit antwoord zal in eerste instantie ook van de eigen politici moeten komen. Het zijn zij die in Lissabon, Maastricht, Bologna, Göteborg ... de beslissingen nemen en Europa gestalte geven. Als we de kloof tussen de Europese burger en het Europese beleid willen herstellen, dan zullen we in eerste instantie de burger sterker moeten betrekken bij de voorbereiding in zijn regio of land van de Europese besluitvorming, maar ook bij de omzetting van de Europese strategieën in eigen nationaal beleid. En dan zijn de advies- en overlegorganen van de sociale partners daarin een uitermate belangrijke interface, zowel voor dat “uploaden” als voor het “downloaden”. SER en SERV willen beide die rol opnemen. Getuige daarvan dat we beide het afgelopen jaar standpunten hebben voorbereid rond de twee belangrijkste Europese dossiers van het voorjaar: de herziening van de Lissabonstrategie en de algemene Dienstenrichtlijn. Belangrijk is echter ook dat we als sociale partners die rol daadwerkelijk KUNNEN opnemen. En hier zie ik 4 voorwaarden die ik graag met jullie overloop. Het vereist ten eerste dat we tijdig om advies worden gevraagd en/of in overleg kunnen treden bij de voorbereiding van het Belgische standpunt. Dat gebeurde vroeger nogal op ad hoc ba-
6
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
sis. Vandaag stellen we met genoegen vast dat dit veel systematischer gebeurt dan voorheen. Al vragen we wel dat die systematiek standaard zou worden ingebouwd in elk beleidsdomein dat voor de sociale partners een bijzondere relevantie heeft. Tweede vereiste is de transparantie van de besluitvormingsprocessen bij multilevelgovernance. Dit is het mooie Engelse woord voor een staatsstructuur waar B-H-V crisissen zich kunnen voordoen. In ieder geval was het precies het gebrek aan transparantie dat voor de sociale partners één van de kernproblemen vormde in het nationale Lissabonbeleid. De nationale vertaling van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, dat was redelijk duidelijk, zeker in Vlaanderen. De SER heeft er in zijn advies over de evaluatie van de Lissabonstrategie terecht op gewezen dat België, samen met Denemarken en Zweden, tot de weinige landen behoort waar echt sprake is van een tripartiete aanpak van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren. Maar voor de Lissabonstrategie in zijn geheel is het ons nooit gelukt. Die verzoop in een complex raderwerk van werkgroepen, waarbij telkens een andere regering, de kar moest trekken en de coördinatie ver zoek was In ons SERV-standpunt van februari over de herziening van de Lissabonstrategie hebben we met zeer veel nadruk aangegeven dat dit niet vatbaar is voor herhaling. De huidige Vlaamse Regering heeft daar duidelijk oren naar. Vorige maandag hebben we tijdens het overleg tussen SERV-partners en Vlaamse Regering uitdrukkelijk te horen gekregen dat men, naar het voorbeeld van het Vlaamse actieplan werkgelegenheidsrichtsnoeren, tot een Vlaams Lissabonplan wil komen en dit via driepartijenoverleg tussen regering en sociale partners in VESOC. Derde vereiste is dat er een begin van consensus is over de marsrichting. In een recente set van bestuurlijke aanbevelingen voor een Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling ( STRADO voor de kenners) hebben SERV en MiNa-Raad nog even herinnerd aan de volgens de OESO belangrijkste tekortkomingen bij dergelijke strategische aanpak. Als eerste tekortkoming werd toen aangestipt het ontbreken van een geïntegreerde langetermijnvisie. Dit is en blijft een uitermate belangrijke uitdaging: de neuzen richten vanuit een gemeenschappelijke overtuiging waar we met ons samenlevingsmodel naar toe willen. We zijn daar als Vlaamse sociale partners in 2001 aardig in geslaagd, met het zogenaamde Pact van Vilvoorde: 21 doelstellingen voor de 21ste eeuw. Terwijl het in andere landen het vaak de regering was die de kar trok, waren het toen de sociale partners die het voortouw namen, tegen de achtergrond van de Lissabondoelstellingen en vanuit de overtuiging dat we hoe dan ook moesten zoeken naar een evenwichtige aanpak van de economische, sociale en ecologische doeleinden, vanuit een perspectief van duurzame ontwikkeling en internationale openheid. Zoals het vandaag opnieuw de sociale partners zijn die het voortouw nemen voor de herziening van dit Pact, wat we rond willen krijgen voor het zomerreces, met respect voor het evenwicht tussen de drie pijlers van de Lissabonstrategie. Dat is even moeilijk geweest, onmiddellijk na de mededeling-Barroso over de herziening van de Lissabonstrategie, met zijn
7
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
ongelukkige beeld van de drie kinderen, waarbij alleen het eerste ziek zou zijn en zorgen zou behoeven. De Europese Lentetop heeft de zaak echter opnieuw op de sporen kunnen zetten, met herstel van het evenwicht tussen de drie pijlers en waarbij gaandeweg nu toch ook duidelijk wordt hoe de strategie voor economische groei en werkgelegenheid zich verhoudt tot het Göteborgproces, tot het Lissabonproces voor onderwijs en opleiding en tot de open coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie. Dat brengt me bij een vierde en laatste vereiste: het aanvaarden van de eigen verantwoordelijkheid als sociale partners. Zowel in het Lissabonproces als in het specifieke Luxemburgproces voor werkgelegenheid werd steeds sterk benadrukt de eigen rol die de sociale partners hebben te vervullen, Het moet en kan niet allemaal van de overheid komen. We hebben een eigen verantwoordelijkheid als sociale partners om via overleg en via gezamenlijke actie de globale langetermijnstrategie mee vorm te geven. We moeten die rol opnemen. Maar we willen ook dat die rol erkend wordt en de eigen initiatieven van de sociale partners gefaciliteerd worden door de overheid. Op dat punt gaat het zeker de goede weg op. Zo hebben de Belgische overheden , in het bijzonder in samenwerking met Nederland, eind vorig jaar kunnen bekomen dat de sectorfondsen (of de O & O – fondsen, zoals ze in Nederland worden genoemd) eindelijk door de Europese Commissie worden erkend als privé-gelden en niet langer meer worden verguisd als concurrentievervalsende staatssteun. En met de sectorconvenants tussen Vlaamse Regering en sectorale sociale partners is jaren geleden reeds de weg ingeslagen van win-win-operaties, waarbij Vlaams overheids- en sectoraal initiatief sterker op elkaar gaan aansluiten. Dat zal hoe dan ook nodig zijn want zowel de Nederlandse als de Vlaamse arbeidsmarkt staan voor een zeer bijzondere uitdaging: de integratie van allochtonen. Discriminatie door werkgevers bestaat, zoals er ook bij werknemers en klanten weerstanden tegen allochtonen bestaan. We kunnen elkaar met de vinger gaan wijzen. Of de dingen gaan vergoelijken. De beide helpen ons echter geen stap vooruit. We hebben in het Pact van Vilvoorde gesteld te willen komen tot een evenredige arbeidsparticipatie van kansengroepen, inzonderheid van allochtonen in 2010. En ook in de nieuwe geïntegreerde Europese richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid komt deze uitdaging terug. We moeten dan ook op zoek naar die instrumenten, die aanpak, waarmee we werkelijk de zo noodzakelijke resultaten kunnen behalen. En over het muurtje bij de buren kijken, kan hierbij dan misschien helpen.
8
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
4. Nederlandse sociale partners over de Lissabonstrategie Herman Wijffels Voorzitter SER Het zal u niet zijn ontgaan dat Europa ‘in’ is in Nederland. De redenen daarvoor zijn echter andere dan we een jaar geleden hoopten, toen we in de SER het advies over de evaluatie van de Lissabon-strategie voorbereidden. Toen we vorig jaar, op 18 juni om precies te zijn, het SER-advies in de plenaire raad bespraken, hoopten we dat de evaluatie van de Lissabon-strategie ook in Nederland het bewustzijn zou vergroten dat de relatie tussen “Europa” en de nationale beleidswereld moet worden versterkt. Dat ook duidelijk zou worden dat de Lissabon-strategie niet een speeltje is van lastige “Brusselse bureaucraten” waaraan we ons op nationaal niveau niet zoveel gelegen hoeven te laten liggen. Met andere woorden, we hoopten dat mensen in brede kring zouden gaan inzien, dat de Europese ambities waardevol zijn en overeenkomen met onze eigen ambities. Sterker nog, dat we Europa nodig hebben om een leidende kenniseconomie te worden met een hoge levenskwaliteit en met respect voor zowel sociaal-culturele waarden als de natuurlijke omgeving. Hoe kijken we tegen ons advies aan in het licht van het rapport-Kok van afgelopen najaar en de voorjaarstop van afgelopen maart? Laat ik eerst de twee hoofdlijnen van het SER-advies schetsen. In feite zijn die simpel. De eerste hoofdlijn is communautair en bestaat allereerst uit een pleidooi voor de verdere voltooiing van de interne markt. Daar zit nog groeiperspectief. Een recent SER-advies over de ontwerp-dienstenrichtlijn, dat unaniem was, moet ook in dit verband worden gezien. Daarnaast is de SER voorstander van een versterking van het Europese kennis- en innovatiebeleid. Veel meer samenwerking en bundeling van kennis en middelen zijn nodig om in Europa een innovatief klimaat te ontwikkelen dat mondiaal concurrerend is. Een klimaat ook dat aantrekkingskracht uitoefent op toponderzoekers van alle nationaliteiten. Dat is nodig om een duurzame economische groei in een vergrijzend Europa mogelijk te maken. Dat is ook nodig om ervoor te zorgen dat kennis wordt ingezet om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. De tweede hoofdlijn betreft de link tussen het Europese en het nationale beleid. Nationale beleidsmakers moeten de Lissabon-agenda naar zich toe trekken. Nationale regeringen en parlementen moeten de communautaire Lissabon-doelstellingen centraal stellen in hun nationale beleidsagenda. Op deze manier kan de Lissabon-agenda een veel prominentere plaats
9
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
krijgen in het debat tussen regering en parlement. In het Nederlandse parlement - en ook daarbuiten - leeft de Lissabon-strategie namelijk nauwelijks. Om die reden sprak de SER zich een jaar geleden uit vóór de totstandkoming van nationaal actieplannen voor de realisering van de Lissabon-strategie. In zo’n plan, zo schreven we, moet worden geëxpliciteerd wat de voor Nederland relevante Lissabon-doelstellingen zijn, hoe deze moeten worden verwezenlijkt en wie wat en wanneer gaat doen. Dit zal de samenhang en de transparantie ten goede komen. Tegen deze achtergrond kunnen we met tevredenheid naar het rapport-Kok kijken. Met de SER zijn Kok c.s voor een Europees ontwikkelingsmodel met een heldere groeiagenda, die steunt op een hogere arbeidsdeelname en een aanhoudende groei van de arbeidsproductiviteit. De voltooiing van de interne markt en meer aandacht voor kennis en innovatie staan daarin centraal. Deze groeiagenda heeft alleen kans van slagen als de verbinding met het nationale beleid is verzekerd. Hiertoe dienen nationale actieplannen worden opgesteld. Op dit niveau moeten ook hervormingen plaatsvinden, die de toekomstige houdbaar van ons sociaal stelsel kunnen waarborgen. Het is duidelijk dat hier ook een belangrijke rol is weggelegd voor het maatschappelijke middenveld, in het bijzonder voor de sociale partners. Mijn conclusie is dat er accentverschillen zijn met het rapport-Kok, maar dat de hoofdlijnen in dezelfde richting gaan. De Europese Raad van afgelopen maart heeft het rapport-Kok in belangrijke mate onderschreven en heeft ook duidelijke, vooral economische, accenten gezet, die begrijpelijk zijn in het licht van de aanhoudende economische stagnatie. Wel is er enige zorg over het evenwicht tussen de drie pijlers: economie, sociaal en ecologie. Het kan en mag niet zo zijn, dat de Lissabon-strategie uiteindelijk terugvalt tot een eenzijdig economische beleidsconcept. Van verzorgingsstaat naar welvaartstaat Een van de belangrijkste vraagstukken waar we in Nederland mee worstelen is de vraag hoe we de 20ste-eeuwse verzorgingstaat, die toch vooral een passief en beschermend karakter had gekregen, kunnen omvormen in een 21ste-eeuwse activerende welvaartstaat. Wat dit betreft neem ik graag de typering van minister Vandenbroucke over, die het kernachtig uitdrukte: “De traditionele welvaartstaat is in zekere zin passief. Eerst moet zich een sociaal risico voordoen en pas dan spannen de instellingen hun vangnet met uitkeringen”. Elders stelt hij: “De traditionele welvaartstaat biedt wel een uitkering maar geen uitweg”. In mijn visie biedt de 21-eeuwse welvaartstaat nog steeds bescherming aan diegenen die dat echt nodig hebben. Die moderne welvaartstaat zorgt ook voor een verzekeringsstelsel dat risico’s van inkomensverlies en inkomensonzekerheid afdekt. Dit maakt dat mensen risico’s
10
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
durven nemen en flexibel zijn. Maar voorop moet staan dat de welvaartsstaat investeert in mensen, in hun capaciteiten en in de benutting hiervan. Dat is nodig om mensen volwaardig in de samenleving te kunnen laten participeren. Het gaat erom mensen in positie te brengen op een arbeidsmarkt die voortdurend in beweging is. We spreken in dit verband wel van een transitionele arbeidsmarkt. Daarbij kies ik niet voor flexibilisering naar Angelsaksisch model, maar voor een model dat meer aansluit bij de tradities in de Noord-Europese of Scandinavische landen met een goed voorzieningenniveau dat gekoppeld is aan scholingsarrangementen. Carrières zullen langer duren. Mensen moeten in staat zijn en gelegenheid krijgen hun talenten te ontplooien via deelname aan het arbeidsproces en het op peil houden en verder ontwikkelen van hun kennis en vaardigheden. In het licht van de vergrijzing hebben we in de toekomst iedereen nodig. Dat leidt ertoe dat in de sociale zekerheid het accent moet worden verlegd van nazorg (als de risico’s eenmaal zijn ingetreden) naar voorzorg (het voorkomen dat risico’s zullen gaan intreden). Er zal met andere woorden moeten worden gezocht naar een nieuw evenwicht tussen inkomenswaarborg en preventie, activering en reïntegratie. De omvorming naar een moderne welvaartsstaat gaat niet zonder slag of stoot. Ook in het op consensus gerichte Nederland leidt verandering tot onzekerheid en onrust. Daar is niets vreemds aan. Veranderingen tasten immers gevestigde belangen aan en lang niet alle veranderingen zijn verbeteringen. Daarom zijn politiek leiderschap en visie nodig gekoppeld aan een evenwichtig toekomstgericht beleid, dat met overtuiging wordt uitgedragen. Aan deze voorwaarden wordt helaas onvoldoende voldaan. De kloof tussen de beleidsmakende elite en de ‘gewone’ man en vrouw in de straat neemt toe, zo is de algemene observatie. En ook hier staat Nederland niet alleen in.
11
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
5. Van het land van ooit naar het land van straks gaat door het land van nu Mark Rutte Nederlands staatssecreatris voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Das beste, was wir von der Geschichte haben, ist der Enthusiasmus, den sie erregt. Dat schreef Goethe, ruim anderhalve eeuw geleden. Het beste dat geschiedenis nalaat, is het enthousiasme dat zij veroorzaakt. Niet deze woorden, maar wel het gevóel dat ze zo treffend uitdrukken, vormde mijn voornaamste drijfveer om geschiedenis te gaan studeren. Het verleden boeide mij niet alleen. Het verleden inspireerde mij. Enthousiasmeerde mij. Waarom? Vanwege het altijd aanwezige vooruitgangsgeloof. Van de vroegste geschiedenis, De klassieke tijd, De middeleeuwen, Maar natuurlijk vooral de renaissance, de verlichting, de industriële revolutie… En zelfs de inktzwarte oorlogsjaren van de vorige eeuw: Altijd was er dat geloof in de toekomst. Dat vertroúwen in de toekomst. Het verlangen naar de toekomst. Het beste dat geschiedenis nalaat, is het enthousiasme dat zij veroorzaakt. Op dit moment is er in Nederland een ongekende belangstelling voor de geschiedenis. Historici, zoals Geert Mak, zijn topseller-auteurs. Tv-programma’s ‘over toen’ trekken een miljoenenpubliek. De Da Vinci Code breekt alle records. En de discussie over een historische canon, wordt breeduit gevoerd. Wat ik echter bij dit terugkijken naar vroeger bemerk, zijn vooral de sentimentele motieven. Een gevoel van: vroeger, toen alles beter was. Daarbij past bijvoorbeeld ook dat een tentoonstelling over de jaren vijftig, in het Noordbrabants museum, in korte tijd bijna 170.000 bezoekers trok. De titel van de expositie? ‘Knus’ – Dat zegt eigenlijk al genoeg.
12
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
De huidige belangstelling voor de geschiedenis lijkt dan ook vooral een vlucht. Een vlucht uit het heden. Een vlucht naar vroeger. Maar naast een gevoel van ergernis, die deze nostalgie oproept, vind ik het – ik ben tenslotte historicus – ook een interessant fenomeen. Hoe komt het dat Nederland in korte tijd van een toekomstgerichte natie is veranderd in een land dat verlangend terugkijkt naar vroeger, ‘toen alles beter was’? Onlangs publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau haar tweejaarlijkse rapport over ‘de stand van het land’. Nederlanders zijn somber, welhaast depressief zo was het beeld. Bovendien denkt men dat het in de toekomst alleen maar slechter wordt: de maatschappij wordt harder, killer en onveiliger. Het gekke is echter dat, ondanks deze somberte, meer dan 80 procent zegt over het eigen leven tevreden of zelfs zeer tevreden te zijn. Zijn Nederlanders dan schizofreen? Nee. Het blijkt in andere landen niet veel anders. Uit de Eurobarometer blijken ook Belgen over hun eigen levenssituatie veel optimistischer zijn dan over de situatie van het land als geheel. Kijkend naar België, is wel opvallend dat u hier een decennium op ons lijkt vóór te lopen. Toen Nederland eind jaren negentig de economische hausse nog euforisch vierde, was er hier al sprake van een malaise. Ik herinner me een lezing van uw oud-premier Mark Eyskens die hij in 1999 in Nederland hield. Daarin probeerde hij onder meer een verklaring te vinden voor de opmerkelijke ontevredenheid in België. Hoe kon het toch dat een welvarend land politiek en maatschappelijk zo verward en zo radeloos was? Was het ’t gebrek aan een externe bedreiging? Was het de verandering van waardeschalen als gevolg van de informatierevolutie? Waarbij de samenleving zo complex wordt, dat het voor kiezers onmogelijk is te oordelen over maatschappijnlijke en politieke onderwerpen. En dan noodgedwongen op het gevoel afgaat: irrationeel, sentimenteel, emotioneel impulsgedrag. Inmiddels zijn we in Nederland dus ook zo ver. Het vertrouwen in de overheid is de laatste jaren ook in Nederland, zoals u weet, enorm afgenomen. Misschien gaat het daarbij tóch om een puur-Nederlands fenomeen.
13
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Wat dat betreft is de visie van de Amerikaanse historicus James Kennedy interessant. Deze hoogleraar Nieuwste geschiedenis aan de Amsterdamse Vrije Universiteit legt een verband met het sterke Nederlandse verlangen naar consensus. Dit verlangen staat volgens hem het debat in de weg en stimuleert een collectief geheugenverlies. Zoals in de jaren zestig Nederland in korte tijd transformeerde van een conservatief land in een modern, open en tolerante natie zo voltrok zich de af afgelopen jaren het tegenovergestelde. “Dit opmerkelijke gedrag”, zo betoogt Kennedy, “kan grotendeels worden gezien als een neveneffect van de Nederlandse consensuscultuur, waarin overeenstemming over de algemene richting van de maatschappij als uiterst belangrijk geldt. Als een bepaalde consensus tot stand is gekomen in Nederland, is het erg moeilijk om kritiek te leveren; mensen zijn niet langer echt geïnteresseerd in filosofische discussies over de grondslagen en de dieper liggende kwesties die nu door de consensus beslecht zijn. Deze algehele overeenstemming moedigt de discussie ook niet aan.” (…) “En de beschermers van de oude orde, verrast door de felheid van de tegenreactie, gooien prompt hun oude principes overboord en omarmen de nieuwe ideeën. Niet zonder eigen inbreng natuurlijk, want Nederlandse elites matigen alles wat zij aanraken. Maar ‘door de bocht’ gaan ze toch.” (…) Tot zover James Kennedy. Het klopt inderdaad dat bepaalde sentimenten in korte tijd massaal worden geaccepteerd. Dat gebeurt op tal van terreinen. We gaan met z’n allen uit ons dak bij Oranje. Totdat het fout gaat. Dan vinden we met z’n allen weer dat Dick Advocaat moet opstappen. En toen André Hazes plotseling stierf, bleken we allemaal opeens de grootste fan van deze zanger. Nederland is nu dus al enkele jaren een land in verwarring. En dat is volgens mij ook een weerslag op onze ‘gouden fin du siecle’. Want in die periode liggen de wortels van deze verwarring. De economie floreerde; de consumptie nam toe tot in het absurde. Nederland speelde luilekkerland. Met lange files naar de woonmalls. Met aannemers die dag en nacht keukens en badkamers verbouwden. Met tweede en derde vakanties. (En tussendoor dan nog een stedentripje.) Met dagelijks vers ingevlogen Italiaanse lamsham in de delicatessenwinkels. Met wekelijks wel ergens de opening van een nieuw, nog trendy-er restaurantje.
14
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Toen, toen begon er iets te knagen. Er ontstond een gevoel van: is dit nou alles? Er ontstond een gevoel van: we zijn wel rijk, maar zijn we eigenlijk wel gelukkig? En vooral: worden we wel gelukkiger als we nóg meer consumeren. Wat er gebeurde, was dat de culturele ontwikkeling niet langer synchroon liep met de economische ontwikkeling. Economisch liep het als een trein, maar wat we misten was bezieling en verbondenheid. En dus worstelen we met de vraag: wat verenigt ons Nederlanders nu eigenlijk. Er is een roep om bezieling, om inspiratie. Er is behoefte aan een brug tussen het individu en de gemeenschap. Aan nieuwe vormen van collectieve beleving. Dat is iets Francis Fukuyama ruim tien jaar geleden al voorspelde. Om de liberale democratie in stand te houden, zijn betrokkenheid en gezamenlijkheid onontbeerlijk, schreef hij. En eerder al legde ook de filosoof Karl Popper een verbinding tussen de individuele en collectieve belangen. Optimism is a moral duty - het is een morele plicht om optimistisch te zijn, was zijn conclusie. Optimisme is een plicht, juist omdat een goede afloop niet vanzelfsprekend is. Er zijn geen wetten van de vooruitgang, ook niet in wetenschap en techniek. Daarom is er de opdracht de toekomst vorm te geven. En ik citeer Popper: 'De toekomst hangt af van wat wij doen. Wij dragen alle verantwoordelijkheid. Dus het is onze plicht, niet om het kwaad te voorspellen, maar om te vechten voor een betere wereld.' (einde citaat) En misschien hebben politici nog wel een extra plicht: namelijk om de bezieling, het vuur, als een soort hedendaagse Prometheus weer terug te geven aan de mensen. Het onderwijs Met deze woorden kom ik nu bij de rol van het onderwijs, zoals ik die zie. Want juist waar het gaat om het stimuleren van een optimistische levensvisie, het wegtrekken van die deken van negativisme, het teruggeven van het vuur aan de mensen, juist daarbij speelt het onderwijs een cruciale rol. Wat het onderwijs mensen kan en moet leren, is namelijk samenwerken en samenleven. Het onderwijs is de hofleverancier van de sociale cohesie. Het is tenslotte misschien wel de enige sector waar mensen uit alle lagen en groepen van de bevolking samenkomen. Het is de plaats bij uitstek waar mensen kunnen oefenen in rekening houden met elkaar. Daarnaast leert het onderwijs mensen oog te hebben voor feiten en voor proporties. Het leert mensen kritisch na te denken en tijd te nemen voor reflectie. En primaire reacties te beteugelen.
15
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Het onderwijs heeft dan ook bij uitstek een taak bij het creëren van bezieling, vertrouwen, optimisme en nieuwe ambitie in Nederland. Zonder de economische functie van het onderwijs te kort te willen doen, kan de maatschappelijke rol niet genoeg benadrukt worden. In het onderwijs worden de burgers van de maatschappij van morgen gevormd. Ze worden er voorbereid op zowel de arbeidsmarkt als op de maatschappij als geheel. Of het nu gaat om de basis of de top van de kennissamenleving: de vakkrachten én de kenniselite van morgen zitten vandaag op school. Jonge mensen die leren te leven en werken in een internationale en competitieve omgeving. Een omgeving die aanpassingsvermogen vergt, maar gelijkertijd de kracht je eigen plaats en meerwaarde te kennen. Dat vraagt om openheid. Om nieuwsgierigheid. Dat vraagt om respect. Om de flexibiliteit. En dat vraagt om zelfbewustzijn. We moeten leren enerzijds effectief om te gaan met talrijke culturele verschillen. En anderzijds onze culturele eigenheid te koesteren. Zulk onderwijs prikkelt mensen het beste uit zichzelf te halen. Uit persoonlijke verantwoordelijkheid. En uit maatschappelijke verantwoordelijkheid. Kijken we naar het hoger onderwijs, dan kan vanuit dat perspectief studeren dus geen nevenactiviteit zijn. Niet iets dat je er bij doet om later dankzij het opgedane netwerk makkelijk een goedbetaalde baan te krijgen. Vanuit dat perspectief moet de hele gemeenschap van hoger onderwijs, de docenten, de studenten, de verenigingen, in het teken staan van die bezieling en die vorming. En vanuit dat perspectief, onderwijs dat mensen aanspoort het beste uit zichzelf te halen, kan de student geen passieve consument zijn. De student moet juist centraal staan. Het middelpunt waar de hele universitaire wereld om draait. Zulk onderwijs is geen eenheidsworst. Zulk onderwijs erkent de individuele verschillen. Zulk onderwijs ontdekt verborgen talent – zoals dat van veel allochtonen. Zulk onderwijs stimuleert excellentie – waarbij uitblinkers niet als strebers worden neergezet. Alleen zo krijgen we een generatie mensen die niet alleen economisch van waarde is, maar ook in staat is het maatschappelijk debat van morgen te bepalen.
16
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Van mensen met een hogere opleiding mogen, nee móeten we verwachten dat zij niet alleen beschikken over een hoog kennisniveau, maar ook over een kritische, eigenzinnige houding. Alleen door deze maatschappelijke functie op waarde te schatten kan het onderwijs zijn economische functie optimaal vervullen. En dat zal meer dan nodig zijn. De machtsoverdracht van West naar Oost is in volle gang. De Pacific wordt het nieuwe centrum en het lijkt erop dat we alle zeilen zullen moeten bijzetten om zelfs maar een bijbootje van de nieuwe economische grootmachten daar te worden. Tekenend in dat kader is wel het boek The World is Flat van New York Times-journalist Thomas Friedman. In bijna 500 pagina’s schetst hij het beeld van de op economisch en technologisch vlak razendsnel oprukkende Aziatische wereld. Met honderden miljoenen steeds hoger opgeleide ambitieuze jonge mensen die staan te trappelen het verder te schoppen dan hun ouders. Het boek bevat een dringende waarschuwing aan de Verenigde Staten: politici, economen, ondernemers, onderschat deze macht niet! Anders worden we binnen een paar jaar weggevaagd! En wat schrijft deze Friedman over Europa? Niets! Helemaal niets! Kennelijk telt het oude Europa voor hem in economisch opzicht al niet eens meer mee… Overal gaan de alarmbellen. De kamers staan vol rook. Het vuur smeult langs de wanden. En wij? Wij zitten rustig bij elkaar. Ervan overtuigd dat er geen brand komt. En als er wél brand komt, dan verzinnen we vast wel iets om die te blussen. Daar zijn we tenslotte snel, slim en handig genoeg voor… Maar heus: er komt geen brand. Het hoger onderwijs moet alle zeilen bijzetten. Maar dat geldt óók heel nadrukkelijk voor het middelbaar beroepsonderwijs. Want ook deze vorm van onderwijs heeft zowel maatschappelijk als economische een cruciale taak. Juist de sociale cohesie, ik noemde die al eerder, is afhankelijk van de middengroepen, gevormd door het middelbaar beroepsonderwijs. Met alle aandacht voor de kennissamenleving moeten we ervoor waken geen ‘onderkaste’ te creëren van mensen die buiten de boot vallen omdat ze met hun handen willen werken. Ik zie het dan ook als voorwaarde voor de vakmatig geschoolden werk te hebben en te houden. Juist hier geldt dat kwaliteit en toewijding het onderscheidend vermogen leveren. Het gaat erom hoe goed het werk wordt uitgevoerd. Hoe attent de dienstverlening is.
17
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Hoe flexibel de instelling is. Gevolg is wel dat ook de eisen gesteld aan het middelbaar beroepsonderwijs hoger en hoger worden. We verwachten vakmanschap én creativiteit; sterk zijn met hoofd én handen; een hamer kunnen vasthouden én goed weten te verkopen. Het is een uitdaging de komende jaren het evenwicht tussen beide kwaliteiten te behouden. Kortom het onderwijs, zowel het hoger als het middelbaar beroepsonderwijs, speelt een hoofdrol waar het gaat om het inspireren van de volgende generatie. Bij het wegtrekken van die deken van negativisme, bij het teruggeven van het vuur aan de mensen. Dit kan niet zonder een duidelijke en actieve inbreng van mijn ministerie. Wij zijn het die leiding moeten geven aan het debat. Wij zijn het die prioriteit moeten geven aan de kwaliteit van het onderwijs. En wij zijn het die erop moeten letten dat de student steeds centraal blijft staan. De toekomst Ik begon met het breed gedragen verlangen naar het Nederland van ooit. Via het Nederland van nu kom ik nu met u bij het Nederland van straks. Hoe ziet ons land eruit in, laten we zeggen zo tussen 2015 en 2020? Bleek dan de huidige malaise slechts een weeffoutje in onze nationale geschiedenis? Zijn we dan die tolerante multiculturele samenleving die we voor kort nog dachten te zijn? Hebben dan optimisme en vooruitgangsgeloof weer hun gerechtvaardigde positie herkregen? Ja. Ik denk van wel. Ik geef toe, het is mijn persoonlijke optimisme, mijn privé-vooruitgangsgeloof. Maar dat is tenslotte mijn morele plicht. Als ik kijk naar het Nederland van straks zie ik een land dat zich krachtig omhooggewerkt heeft. Niet ondanks de malaise. Maar dankzij malaise. Herboren, als een feniks uit haar eigen as herrezen. De periode van conflicten en confrontaties heeft louterend gewerkt. Het onbespreekbare is uitgesproken. Het verborgene is zichtbaar geworden. De pijn is gevoeld.
18
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Het vertrouwen is teruggekeerd. Het vertrouwen in de uniciteit van de Nederlandse samenleving, Het vertrouwen tussen burgers onderling. Tussen bevolkingsgroepen. En het vertrouwen in instituties. Na het poldermodel, wordt Nederland nu geprezen vanwege het ‘foldermodel’ – de voorbeeldige, ja zelfs bijna verleidelijke wijze waarop de integrale aanpak van maatschappelijke en economische uitdagingen heeft plaatsgevonden. En uiteraard: onderwijs speelde bij dit alles een sleutelrol. Het heeft niet alleen gezorgd voor een hoog kennisniveau, maar ook bijgedragen aan de vorming van geïnspireerde, ‘bezielde’ mensen. Talenten, en vooral ook de verborgen talenten, zijn aangeboord en ontwikkeld. Excellentie heeft een kans gekregen. Tal van allochtonen hebben hun maatschappelijke emancipatie voltooid door juist vanuit hun krachten te opereren: ze hebben (kleinschalige) bedrijven gestart en ze profiteren van hun internationale oriëntatie. Het glooiend landschap van het hoger onderwijs is een berggebied geworden met naast hoogvlaktes imposante toppen. Nederland trekt meer buitenlandse studenten en Nederlandse studenten gaan vaker naar het buitenland. Het Nederlands hoger onderwijs heeft in het buitenland de A-merkstatus. Zeker één van onze instellingen bevindt zich hoog in de internationale top-50 van universiteiten. Er is een internationale onderwijs-ranking en de campus is op veel plaatsen met succes ingevoerd. Nederlandse kenniswerkers worden wereldwijd gewaardeerd vanwege hun culturele meerwaarde: ze combineren hun hoge niveau van kennis met een groot optimisme, zijn creatief en enthousiast. Het zijn informele netwerkers die als geen ander weten om te gaan met verschillen en ze beschikken bovendien over een groot kritisch vermogen. Verder is Nederland, na de rimpelingen tussen 2002 en 2005, al weer jaren een stabiel en rustig land is, met nauwelijks stakingen en uitstekende arbeidsverhoudingen. Een cultureel verschijnsel, maar óók het gevolg van het gemiddeld hoge niveau van scholing: er is een breed middenkader dat graag investeert in een betere samenleving.
19
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Dat alles uit zich ook in een weer fors toegenomen vertrouwen in de overheid. Nederland bekleedt weer een prominente positie in het rijtje van de high-trust countries. De overheid stuurt veel meer via bezieling, inspiratie en overtuiging dan via wet- en regelgeving. Dat geeft optimaal ruimte aan de professionals. En daardoor een veel grotere tevredenheid bij de burger. Die krijgt weer het hoge niveau aan voorzieningen dat past bij een rijk en ontwikkeld land. Dit Nederland van straks, een utopie? Misschien. Waar het mij echter om gaat, is niet een kloppend toekomstbeeld te schetsen. Maar een positief toekomstbeeld. Een toekomst die het waard is voor te vechten. Een toekomst waardoor mensen weer geïnspireerd worden het beste uit zichzelf te halen. En een toekomst – dat is absoluut géén beroepsdeformatie – waarbij onderwijs een cruciale rol heeft gespeeld en speelt. Want zo’n toekomst, daar ben ik van overtuigd, hebben we nodig om nu in te geloven. En nu met z’n allen aan te gaan werken. Slot Ik wil mijn Nederlandse bijdrage hier in België graag eindigen op dezelfde wijze als uw voormalig premier Mark Eyskens in 1999 zijn lezing in Nederland eindigde. Namelijk met een kleine, veelzeggende anekdote. De anekdote verhaalt over een vraag die werd gesteld aan de Franse schrijver, toneelschrijver en filmregisseur Jean Cocteau. De vraag luidde: “Monsieur, als uw huis in brand zou staan en u hebt uw naasten uit de brand gered, u die zo’n mooie verzameling heeft van boeken en kunst, wat zou u uit de brand redden?” Cocteau antwoordde zonder blikken of blozen en blijkbaar zonder na te denken: “Het vuur natuurlijk. Ik zou het vuur redden.” En ik ben het hartgrondig met Jean Cocteau en Mark Eyskens eens. Dat is de essentie, daar gaat het om: Wij moeten het vuur redden. “Het vuur van de gedachte, het vuur van de creativiteit, het vuur van de solidariteit, het vuur van de menselijke warmte en het vuur van de samenwerking.”
20
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
5.1. Belangrijkste bronnen SCP-rapport 2004 Prof. Dr. M. Eyskens, Is verandering vooruitgang? Fin de siècle en nieuwe tijden. Raiffeisen Lezing 1999 (RabobankAcademie/Seminars) James Kennedy, De curieuze hang naar nieuwe dogma’s. uit: ‘Nederland op scherp. Buitenlandse beschouwingen over en stuurloos land.’ Yvonne Zonderop, Optimisme is een opdracht, Volkskrant 8 januari 2005 Interview met Jean-Luc Deheane in NRC Handelsblad 12 mei 2005 Ben Knapen, De Kabel maakt alles plat. recensie van Thomas Friedman’s The World is Flat, NRC Handelsblad 13 mei 2005 Arnout Brouwers, Pacific is het nieuwe centrum, Volkskrant 9 april 2005
21
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
6. Wat is het belang van de Lissabonstrategie voor het Vlaamse beleid? Frank Vandenbroucke Vlaams minister voor Werk, Onderwijs en Vorming De Lissabonstrategie was vernieuwend naar inhoud en methode. De methode vertrekt van gemeenschappelijke uitdagingen die leiden tot gemeenschappelijke doelstellingen. Vanuit het respect voor de diversiteit tussen de lidstaten mogen de lidstaten die dan een concrete vertaling geven in maatregelen. Met die systematische aanpak voor werkgelegenheid, economie en sociale insluiting kunnen landen zich spiegelen aan de andere landen en de eigen positie bepalen. Dat noemt men open coördinatie. Belangrijk is ook het autonoom belang dat uitgaat naar het sociale. Er zijn drie zijden aan de driehoek de arbeidsmarktgerichte, de economisch-monetaire en de sociale. Er wordt gestreefd naar een actieve welvaartstaat. Dat wil zeggen een welvaartstaat die voorkomt dat risico’s zich voordoen door te investeren in menselijk kapitaal, door maatwerk, met een andere visie op rechten en plichten. Dat is een sterke inhoud. We kunnen van de Lissabonstrategie een gemengd bilan maken. Ten eerste willen sommigen de Lissabonstrategie reduceren tot economie en arbeidsmarkt. De Vlaamse regering zegt duidelijk dat dit fout is. Ook het sociale, het milieu, de duurzaamheid zijn belangrijk. Voor het draagvlak in onze samenleving is het belangrijk dit evenwicht in het oog te houden. De geïntegreerde richtsnoeren zijn een reductie tot het economische en het arbeidsmarktgerichte. Als ministers van onderwijs hebben we wel rekening gehouden met die andere peilers: burgerschap en sociale samenhang. Ten tweede schort er ook wat aan de methode. Die methode is niet dwingend ondanks het principe van “naming and shaming”. Waar de politieke wil er niet is, blijft de praktijk achter. Nog al te vaak blijft het bij lippendienst alleen. Maar waar staan we nu concreet in Vlaanderen? Ten eerste hebben we het Pact van Vilvoorde – dankzij de Vlaamse sociale partners en de vorige Vlaamse Regering – dat voor Vlaanderen de concrete vertaling van de Lissabondoelstellingen biedt zowel in de breedte naar de inhoud als naar de methode. Die methode, waarbij doelstellingen geformuleerd werden waar we dan naartoe werken, is een goede aanpak. Het Pact van Vilvoorde is ambitieus en concreet in zijn doelstellingen rond arbeidsmarkt, economie, sociale insluiting, vernieuwing en duurzaamheid. Ten tweede is er de manier waarop we ons arbeidsmarktbeleid nu aanpakken. Het samenspel tussen federale en regionale overheden is eigenlijk een mini-Lissabon, een voorbeeld van
22
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
open coördinatie. In 2003 met de organisatie van de werkgelegenheidsconferentie, waarbij de federale regering, de regionale regeringen en de federale sociale partners betrokken waren, werd eindelijk de impasse doorbroken die bestond tussen de opvolging (de helpende hand) en de activering (de sanctionerende hand) van werklozen. Nu pas, en dan nog met heel wat pleinvrees, wordt met de sluitende aanpak gestart. Daarmee hebben we het vol glas en het halfvol glas gehad. Maar het glas is ook soms zo goed als leeg. Als we de Lissabondoelstellingen willen halen dan moeten we enorme inspanningen doen en wel met zeer grote urgentie. Bijvoorbeeld de ongekwalificeerde uitstroom voor het onderwijs. We moeten de ongekwalificeerde uitstroom halveren tegen 2010. Realiseert u wel, dat zijn de jonge mensen die vandaag al aan hun middelbaar onderwijs zijn begonnen. Hiervoor zullen grote inspanningen nodig zijn budgettair en naar inzet van mensen. Maar ik wil dat bereiken. We zullen dus de kwalificatiesystemen moeten vernieuwen. Bijvoorbeeld de activering van ouderen. Ook hier zijn maatregelen nodig, zoete en zure. Bijvoorbeeld arbeidsdeelname van allochtonen. We fietsen niet achteraan. Erger nog, we hebben het peloton gelost. We zijn de slechtste leerling van de klas, we komen na Frankrijk met 33% werkzaamheidsgraad bij allochtonen op arbeidsleeftijd en ver na het EU-gemiddelde van 50%, met voor België 33% en voor Vlaanderen 36%. Recent hebben we samen met de Vlaamse sociale partners binnen VESOC de beslissing genomen een Vlaams Lissabonplan op te stellen. We zullen immers alle zeilen moeten bijzetten met alle mogelijke maatregelen om de Lissabondoelstellingen te halen. Noem het een sense of urgency waar iedereen werk van moet maken: de Vlaamse Regering, zowel als de Vlaamse sociale partners. We moeten ook werk maken van een ownership. Iemand moet zich verantwoordelijk voelen. Niet alleen de schrijvers van die rapporten, de bureaucraten, maar vooral de samenleving, ook de sociale partners moeten werk maken van dat ownership. Doordrongen zijn van het feit dat we die doelstellingen moeten bereiken. Want dat moet echt.
23
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
7. Duurzame ontwikkeling in Vlaanderen Kris Peeters Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur Zoals U allen weet bindt de Lissabonstrategie, die dateert uit 2000, de Europese Unie over alle aspecten van het beleid. Het oorspronkelijk doel was om “tegen 2010 de meest competitieve, op kennis gebaseerde economie in de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang”. In 2001 hechtte de Europese Top in Göteborg bovendien haar akkoord aan een Strategie voor Duurzame Ontwikkeling, waarbij een aantal milieucomponenten toegevoegd werden aan de Lissabonstrategie. Het gaat om vier prioritaire actiepunten: bestrijding van klimaatverandering, zorgen voor duurzaam vervoer, bestrijding van de gevaren voor de volksgezondheid en verantwoord beheer van natuurlijke hulpbronnen. Nu, op de Lentetop van 22-23 maart werd de algemene doelstelling van de Lissabonstrategie vervangen door groei en werkgelegenheid als de prioriteiten voor de komende jaren. De Europese Raad herbevestigde wel de drie dimensies van de Lissabonstrategie (de economische, sociale en ecologische) en maakte melding van de “algemene context van duurzame ontwikkeling” waarbinnen de strategie zich bevindt. Het Lissabonproces zal vanaf dit jaar in driejaarlijkse cycli verlopen, en zal een volgende keer hernieuwd worden in 2008. Op de Top van juni zal nu ook een verklaring over de leidinggevende principes voor duurzame ontwikkeling worden aangenomen, die zal dienen als basis voor de in 2005 vast te stellen hernieuwde Strategie Duurzame Ontwikkeling. Voor Vlaanderen is een wisselwerking aan de orde tussen de Lissabonstrategie en het inhoudelijk vergelijkbare Pact van Vilvoorde. Dit Pact werd opgesteld in samenspraak met de sociaal-economische partners en leefmilieuorganisaties en bevat 21 doelstellingen voor de 21ste eeuw. Voor leefmilieu stelt het Pact vooruitgang in de kwaliteit van lucht, water, bodembescherming, geluid- en geurhinder en natuurbehoud voorop, net als hernieuwbare energie, een duurzaam beheer van grondstoffen en eco-efficiëntie. Het algemeen oogmerk is om van Vlaanderen een aantrekkelijke regio te maken, waarbij tegelijk gestreefd wordt naar duurzame productie en consumptie. Het is duidelijk dat het regeerakkoord en mijn beleidsnota in lijn zijn met het Pact van Vilvoorde en hieraan uitvoering proberen te geven. Het Pact wordt momenteel geactualiseerd, en ik kijk uit naar de resultaten van deze oefening. De vraag vandaag is ‘hoe geven we binnen het Vlaams leefmilieubeleid concreet uitvoering aan de herziene Lissabonstrategie’.
24
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Via een ‘Efficiënt, Coherent, Overlegd’ beleid. Dit betekent een participatief beleid door enerzijds verantwoordelijkheid te nemen en anderzijds verantwoordelijkheid te geven, onder meer aan bedrijven. De ontkoppeling tussen economische groei enerzijds en milieu-impact, materiaal- en energiegebruik anderzijds is terecht een van de prioriteiten in het Pact van Vilvoorde. Ook in mijn beleidsnota wordt hier trouwens de nodige aandacht aan besteed. Enkele van mijn doelstellingen zijn
de preventie van bedrijfsafval,
een maximale materiaal- en energierecuperatie;
de afbouw van de hoeveelheid huishoudelijk afval, concreet mag er vanaf 2007 geen brandbaar huishoudelijk afval meer gestort worden
eenvoudige en verantwoorde sorteerregels.
Via campagnes wil ik bedrijven aanzetten tot een meer eco-efficiënte bedrijfsvoering. Informatieverlening en sensibilisering vindt onder meer plaats via STIP, het Steunpunt en Informatiecentrum voor Preventie van Afval, en via Factor 10, het Vlaams Informatiepunt voor Ecodesign. Ook is er de website “milieu en winst” die wij samen met onze Nederlandse partners hebben opgezet. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gemeenschappelijke database voor preventiemaatregelen en praktijkvoorbeelden, die men kan raadplegen via een Nederlandse en een Vlaamse website. De Vlaamse overheid ontwikkelde daarenboven een Eco-efficiëntiescan-programma voor KMO's. De scan geeft bedrijven een zicht op hun verbeterpotentieel op vlak van ecoefficiëntie. De doelstellingen zijn ambitieus. Binnen een periode van 4 jaar willen we 1.000 KMO's laten deelnemen aan het programma. In het najaar start de proeffase met 100 bedrijven uit alle sectoren. Elke KMO die zich geroepen voelt, kan zich nu reeds kandidaat stellen bij OVAM. Daarnaast is er het softwarepakket MAMBO (Minder Afval Meer BedrijfsOpbrengsten). Hiermee kunnen bedrijven de afvalkost van hun activiteiten en de besparing die een verminderde afvalproductie oplevert, nauwkeurig berekenen. Voor een bedrijf dat wil weten hoeveel zijn afval werkelijk kost, is dit een onmisbaar instrument. Bij deze maatregelen ligt de nadruk van het beleid vooral op sensibilisatie en informatieverstrekking.
25
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
De eerste stappen worden echter ook gezet voor een brongerichte aanpak: er wordt intensiever op het niveau van het product gewerkt. Een effectief instrumentarium is een kritische succesfactor voor het slagen van projecten en acties. In Vlaanderen wordt onder meer gebruik gemaakt van de aanvaardingsplicht ten aanzien van verschillende productgroepen, de terugnameplicht van verpakkingen, productnormering, en financiële stimuli om preventiemaatregelen aan te moedigen. Om na te gaan of nu de meest doeltreffende instrumenten worden ingezet, willen we de bestaande regelgeving analyseren op hun impact op vlak van administratieve last voor de bedrijven en de overheid. In de loop van 2006 wordt een grondige externe evaluatie ondernomen van 15 jaar preventiebeleid in Vlaanderen. Samen met systematische kennisopbouw moet dat leiden tot een goed onderbouwde mix van instrumenten die vanaf 2008 kan worden ingezet. Duurzame productie en consumptie is één ding, vanzelfsprekend is er ook het klimaat- en energiedossier. U weet dat Vlaanderen er zich toe geëngageerd heeft om de Kyotodoelstelling te realiseren. Het nieuw Vlaams Klimaatbeleidsplan voor de periode 2006-2012 moet de krachtlijnen uittekenen voor het toekomstige beleid. Dit plan zal strategieën en maatregelen omvatten om de klimaatdoelstellingen binnen bereik te brengen. In voorbereiding van dit klimaatplan organiseer ik de Vlaamse klimaatconferentie die start op 6 juni en loopt tot half september. Het is de bedoeling om in oktober een ontwerp klimaatplan aan de Vlaamse Regering voor te leggen. 6 juni start dus een uitgebreid consultatieproces over het Vlaamse klimaatbeleid waaraan alle belangrijke maatschappelijke organisaties, zoals ook de SERV en de MiNa-Raad, zullen deelnemen. Dit overlegproces mikt in de eerste plaats op een creatieve bespreking van concrete bijkomende binnenlandse klimaatprojecten, die bovendien passen in een Vlaamse klimaatstrategie op langere termijn. Eén van de belangrijkste elementen in het klimaatdossier is uiteraard het bevorderen van rationeel energiegebruik. Dit is ook het hoofddoel binnen het Vlaams energiebeleid. Het toepassen van de energieprestatieregelgeving wordt daarbij een belangrijke uitdaging. Vervolgens ligt de nadruk op het stimuleren van duurzame elektriciteitsproductie uit warmtekrachtkoppeling en hernieuwbare energiebronnen. Binnen enkele weken zal ik de Vlaamse Regering een reeks voorstellen doen om een aantal hinderpalen en barrières die nieuwe investeringen in hernieuwbare energie in de weg staan, op te ruimen. De Lissabondoelstellingen kunnen een verschil maken. De eerste stappen in de richting van een duurzame ontwikkeling zijn genomen, maar er is nog werk aan de winkel.
26
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
In mijn beleidsnota heb ik gesteld dat ik Vlaanderen wil voorbereiden op een transitie naar duurzame productie en consumptie. Hierbij gaat het niet meer alleen om het optimaliseren van ons socio-economisch systeem, maar om een systeemverandering op zich. Van belang hierbij voor Vlaanderen is dat ook lange termijndoelstellingen worden geformuleerd, dit betekent over legislaturen heen. Dit lange termijn beeld van systeemverandering dat in principe bijstelbaar is en overigens nu het voorwerp uitmaakt van de nieuwe “Pact van Vilvoorde-werkzaamheden – dient in feite om onze korte termijn acties richting te geven en op elkaar af te stemmen. Binnen dit kader wil ik voor het instrumentarium van het beleidsdomein leefmilieu onderzoeken hoe er meer innovatieve stimuli ingevoegd kunnen worden en welke hinderpalen voor innovatie te verwijderen zijn. Maar ook op internationaal vlak moeten we onze verantwoordelijkheid blijven nemen en het belang van duurzame ontwikkeling erkennen. Daarom zal Vlaanderen ook vanuit het leefmilieudomein de Europese en internationale processen inzake duurzame ontwikkeling en milieu actief blijven opvolgen. Op dit moment ga ik na hoe ik de betrokkenheid kan verhogen van:
het Vlaams Parlement, van de sociaal-economische partners en
van de milieubeweging bij de totstandkoming van Vlaamse standpunten betreffende Europese en internationale beleidsontwikkelingen. Ik beschouw deze studiedag dan ook als een geslaagde aanzet voor de dialoog over transitiemanagement enerzijds en als basis voor het opvolgen van Europese en internationale ontwikkelingen anderzijds.
27
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
8. Duurzame ontwikkeling in Nederland Hans van der Vlist, Directeur-generaal Milieubeheer van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) Ik hoef niet meer te praten over wat Lissabon is. Ik wil niet praten over duurzame ontwikkeling als zodanig omdat ik het met Herman Wijffels eens ben dat juist de Lissabonstrategie een duurzame ontwikkelingsstrategie zou moeten zijn. In mijn ogen is duurzame ontwikkeling én economie én milieu én sociaal. Gevraagd is vandaag vooral de milieupijler voor Nederland te belichten. Als ik al wat zou mogen zeggen - in mijn rol - over het referendum, dan heb ik het gevoel dat het ook te maken heeft met de vraag of wij erin slagen om geloofwaardig duidelijk te maken dat het in Lissabon en Europa om meer gaat dan om geld. Dat het ook gaat om sociaal en om milieu. Wij zijn, wat het Nederlands milieubeleid betreft, bezig om het komende halfjaar een toekomstagenda milieu te formuleren. Die probeert niet alweer een nieuwe versie te formuleren, want die hebben we al. Maar we willen vooral nadenken over de vraag “Wat betekent het in een veranderend Europa in een veranderende wereld, wat betekent het halen van die milieudoelen, wat moeten we bijstellen, wat moeten we veranderen?” Drie principes zijn de basis. Hoe bereik je de ontkoppeling? Hoe voorkomen we dat wij met onze ontwikkeling verder afwentelen? En hoe geven we inhoud aan een mondiaal burgerschap. Die drie elementen zijn sturend. Nog één opmerking over die ontwikkeling in algemene zin. Bij de voorbereidingen voor Johannesburg was één van de actiepunten van het Kabinet een opdracht aan het Planbureau om een duurzaamheidverkenning uit te voeren. Het kabinet zal in de komende weken op die duurzaamheidverkenning een reactie formuleren. De bedoeling is om die duurzaamheidverkenning te beschouwen als een input voor het maatschappelijk debat. Bij duurzaamheid gaat het toch vooral om de vraag wat we met elkaar willen, wat onze waardenoriëntatie is. Als het goed gaat, is er na de zomer een eerste maatschappelijk debat in Nederland. Toen wij ons in 2003 aan het voorbereiden waren als departementen op het voorzitterschap voor Europa hebben we met de milieuraad gekozen voor het onderwerp Clean, Clever en Competitive of milieu als kans. Wij maakten ons veel zorgen of de Lissabonstrategie wel voldoende de balans had van die drie pijlers. Het milieu en met name het stoffenbeleid en klimaatbeleid lag in Europa immers in toenemende mate ter discussie. De vraag rees of we het ons wel kunnen permitteren in Europa een heel stringent klimaatbeleid en een heel stringent stoffenbeleid te voeren in een competitieve wereld.
28
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Wij hebben geprobeerd op die balans te wijzen in de discussie. Daarvoor hebben we mijnheer Kok uitgenodigd, hebben we getracht via de milieuraad in juni-juli Kok te beïnvloeden en vervolgens via Kok in november de commissie te beïnvloeden. Die balans is er naar mijn mening in beginsel wel maar we moeten ze wel koesteren want binnen de kortste keren is die er weer uit. Dat komt ook door de manier waarop we in Europa en ook in Nederland beleid maken. In de milieuraad praten we over milieu, in het concurrentiebeleid praten we over concurrentie en is milieu een concurrentieverstorende factor. Daar zit een onbalans in die we continu moeten bewaken. In ieder geval is het zo dat in het pakket van Barosso van de tien centrale beleidsprioriteiten er één expliciet op milieu is gericht en er drie min of meer impliciet aan milieu zijn gekoppeld. Hoe vullen wij die Lissabonstrategie in? In Nederland zijn wij de kampioen in het opschrijven van wat er moet gebeuren. De vraag is, waarom gebeurt het dan niet? Wij hebben dat op een rijtje gezet. Wat doet Nederland, samen met de andere Europese landen, om die milieupijler ingevuld te krijgen? We hebben aan de SER gevraagd om advies te geven hoe we die eco-efficiënte economie kunnen bereiken. Wat doen wij goed? Wat moet er meer gebeuren? Ik denk dat het heel nuttig is in het kader van de nationale actieplannen rondom Lissabon om dat advies van de SER daarbij te betrekken en er ook een zekere tijdsdruk op te zetten. Vast staat voor mij, dat om te komen tot een eco-efficiënte economie, waar ook het milieu niet slechter van wordt, het hebben van strengere milieugrenzen gewoon een absoluut gegeven en voorwaarde is. Als er geen druk is, dan wordt het niet ingevuld. Wij hebben allemaal mechanismen om af te wentelen, en als dat niet wordt ingeperkt zal er niets gebeuren. We zijn er in Nederland de afgelopen twee, drie jaar heel hard tegenaan gelopen. We waren wel goed in het maken van plannen, maar toen we ze moesten gaan uitvoeren en het een beetje wrong, dan gingen we in overleg of we het een beetje anders konden uitvoeren. De nitraatrichtlijn en de luchtkwaliteitsrichtlijnen hebben ons hard geconfronteerd met het feit dat we allerlei dingen kunnen doen in dit land en kunnen groeien maar dat we wel een beperkte milieuruimte hebben. Het is dus vanuit die redenering uitermate belangrijk dat we onze economie eco-efficiënter maken want alleen als onze economie eco-efficiënter wordt, kan die milieuruimte groeien. Het gaat niet om, zoals mevrouw van Hoeve dat ooit zei, een lang volhouden economische groei, het gaat om een economische groei die als het ware binnen milieugrenzen plaats vindt. Dat is voor wat mij betreft, een achter de hand voorwaarde. Tegelijkertijd zien we dat we naast de regelgeving die in de afgelopen decennia ontwikkeld is, dat we steeds verder gaan nadenken over een ander soort instrumenten, meer marktconforme instrumenten. Allemaal met de gedachte dat, wil je naar die eco-efficiënte economie komen dat je dan moet zorgen dat die meerkosten worden geïnternaliseerd. Daarbij zijn de vergroening van de belasting en de haalbaarheid van emissierechten twee belangrijke instrumenten. De vergroening, een typisch Nederlandse uitvinding, bestaat al erg lang. De waterzuiveringsinstallaties in Nederland werden betaald uit de Waterverontreiningsheffingen. Inmiddels zijn in Nederland 50% van alle rijksbelastingen groene belastingen en ik denk dat dat in de komende
29
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
jaren verder zal doorgaan. We staan aan de vooravond van de invoering van de kilometerheffing. Daarbij is het de bedoeling om voor het gebruik van auto’s gedifferentieerd naar plaats en tijd een milieubelasting, een kilometerheffing, in te voeren. En we staan aan de vooravond van de belastingplannen 2006 waar staatssecretaris Van Geel in overleg met zijn collega Wijn van Financiën en minister Zalm en mevrouw Peys van Verkeer en Waterstaat een heel pakket van fiscale- en subsidiemaatregelen zal nemen om te stimuleren dat auto’s in Nederland, vooruitlopend op Europese regelgeving en normstelling, schoner worden (bijvoorbeeld door roetfilters maar ook door de aanschaf van schonere auto’s). Die milieuheffingen hebben een lange geschiedenis maar hebben de afgelopen 10 jaar een behoorlijke vlucht gekregen. In toenemende mate zullen we in Europa afspraken daarover moeten maken omdat het steeds moeilijker wordt om dat soort beleid in Europa verschillend van elkaar te voeren. Tweede punt van die vergroening zijn naast de milieuheffingen de positieve fiscale prikkels. We hebben in Nederland een milieu- en investeringsaftrekregeling die vervroegde afschrijvingen van milieu-investeringen mogelijk maken. Wij hebben een groen beleginstrument waarbij de inleg van spaargelden met een premie kan worden voorzien. Dat is dan bestemd voor bosaanleg, biologische landbouw, bodemsanering en duurzame energie. Er gaat zo’n driekwart miljard in om. Dat wat betreft de vergroening. Tweede spoor van de marktconforme maatregel is het spoor van de emissiehandel. CO2 is al genoemd. We zijn in Nederland naast de CO2-emissiehandel ook voor NOx gisteren gestart met emissiehandel. Het is allemaal begonnen ruim 10 jaar geleden met een discussie met de industrie in het Rijnmondgebied. Nu zijn we gestart met een emissiehandelsysteem. Als het systeem goed loopt, kunnen bedrijven kosteneffectiever de beoogde NOx-reductie realiseren en kunnen bedrijven die van elkaar kopen. De taakstelling wordt in Europa per land opgelegd. We hebben een gap voor NOx in Europa. Die gap moeten we halen. De manier waarop we die gap halen daar moeten we met elkaar creatief over nadenken. Het instrument van de emissiehandel is daarbij interessant, en ik denk dat het goed is om dat met landen te wisselen. We weten ook dat de Engelsen heel erg met emissiehandel bezig zijn. Ik denk dat de methode van open coördinatie al een paar keer genoemd is, en dat het belangrijk is op dat punt van elkaar te blijven leren. Bovendien, en dat is zeker bij CO2 het geval, maar dat zal er ook van komen bij NOx, zullen in toenemende mate druk krijgen van bedrijven die in Europa opereren en die niet willen dat het in het ene land zus wordt geregeld en in het andere land zo. Een apart spoor voor de bevordering van eco-efficiëntie is het innovatiebeleid. De gedachte is dat de overheid innovaties moet stimuleren, onderzoek en ontwikkeling van technologische vernieuwing uittesten, opschalen, introduceren in de markt. Allemaal risicovolle dingen, vooral bij het midden en klein bedrijf. Hiervoor is ondersteuning, venture kapitaal, nodig. Het ministe-
30
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
rie van Economische Zaken is bezig met een complete vernieuwing van zijn instrumentarium op dat vlak, één loket, meer mogelijkheden. In onze ogen moet dat ook één loket zijn waar alle departementen voor het bedrijfsleven moeten samenwerken. Wij hebben samen met vijf departementen van Ontwikkelingssamenwerking, Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Economische Zaken en het ministerie van VROM een transitieaanpak ontwikkeld, toegespitst op de energieproblematiek en de landbouw- en de diversiteitproblematiek. Vanmiddag zal vanuit Economische Zaken Peter Aubert over die transitieaanpak verder praten. Daar ga ik niet op in. Maar de gedachte erachter is dat wij met incrementele verbeteringen er niet zullen komen. We zullen systeemwijzigingen moeten doorvoeren. Het is van belang dat we een omgeving creëren waar wij, samen met voorlopers in het bedrijfsleven, nieuwe ontwikkelingen stimuleren. We hebben daarvoor een koplopersloket gevormd. Die koplopersbedrijven krijgen hulp als ze tegen bestaande regelgeving aanlopen om die innovaties verder te zetten. Belangrijk is dat we daaruit leren, verbeteren, enz. Hierbij gaan ook zogenaamde mededingingsproblemen spelen. Maar het wordt heel belangrijk om in Europa te zorgen dat er ruimte komt, dat de ruimte vergroot zonder dat je de doelen ter discussie stelt. Ik heb nog een laatste opmerking. Nog één puntje rond dat stimuleren van innovatie. Ik denk dat het heel belangrijk is dat landen in Europa samen met Europa heel goed nadenken in hoeverre een groen aanbestedingsbeleid een druk kan zetten op die innovatie. Laatste punt, wat mij betreft, rondom de innovatieagenda is die bestuurlijke vernieuwing, herijking van de regelgeving zonder de doelen ter discussie te stellen maar slimmer nadenken. ICT is heel belangrijk. We willen komen tot 50% lastenverlichting bij het bedrijfsleven over de hele breedte, maar ook bij milieu. Dat zullen we halen, ondanks alle nieuwe druk en nieuwe regels uit Brussel. Meer algemene regels zijn nodig maar dan wel goed ontsloten via ICT en met ruimte en mogelijkheden voor maatwerk. De Europese agenda wordt steeds belangrijker. We praten vanmiddag met het bedrijfsleven verder over verpakkingen. Het is al te gek dat in Europa internationaal opererende bedrijven te maken hebben met 26-27-28 regelingen (in België is er meer dan één) van producentenverantwoordelijkheid. Als we het hebben over de vervolmaking van de Europese markt dan is dat ook een reglement en dat moet zo gebeuren dat die milieuprestatie wordt er komt. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat we hier via samenwerking proberen om niet elk eigen kunstje heilig te verklaren maar van mekaar leren en gezamenlijk op pakken. In die Europese discussie zullen we een transitieaanpak verder moeten brengen omdat heel veel transities in Nederland ook alleen maar kunnen als ze internationaal plaats vinden. Het is ondenkbaar energiebeleid te voeren in Nederland zonder dat in een Europees kader te passen. Het is ondenkbaar om schone auto’s te krijgen zonder dat je het in Europa afspreekt en ga zo maar door. We zullen nationaal de ETAP (het milieu technologische actieprogramma) moeten invullen. Maar daar zal open coördinatie heel sterk moeten worden benut.
31
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Ten slotte het zevende kaderprogramma waarin R&D-budgetten naar elkaar moeten worden gericht. Ik denk dat als we met elkaar over innovaties praten en als we praten over kennis en over budgetten voor kennis dat het heel belangrijk wordt om de maatschappelijke vraagstukken te koppelen aan innovatie. Je kunt op alles willen innoveren maar er zal een focus moeten komen op de grote maatschappelijke vraagstukken waarvan het milieu er eentje is. Ik denk dat als we dat met mekaar serieus invullen dat we dan ook een bilan weten te vinden in die Lissabonstrategie.
32
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
9. Werkgroep 1 Slimmer werken en doorstromen op de arbeidsmarkt 9.1. Slimmer werken en sociale innovatie Hans van der Steen Directeur arbeidsvoorwaardenbeleid AWVN, Nederlandse werkgeverorganisatie Hans van der Steen, van de grootste Nederlandse werkgeversorganisatie AWVN, bracht met enthousiasme het verhaal van slimmer werken of sociale innovatie. In Nederland werd dit concept in heel wat CAO’s opgenomen. De arbeidsproductiviteit verhogen kan op twee manieren door hetzelfde te doen met minder mensen of door meer te doen met dezelfde mensen. Dat laatste is slimmer werken. Concreet gaat het dan over het beter organiseren van de arbeidstijd, gezondheidsmanagement, het investeren in kennis en employability, aandacht voor het welzijn op het werk, meer arbeidsparticipatie door bijv. loopbaanplanning en resultaatgericht belonen.
33
Slimmer werken en sociale innovatie
Programma • • • • • • • • •
Slimmer werken en sociale innovatie
Studiedag SER-SERV 2 juni 2005 Mr. J.C. van der Steen AWVN
Studiedag SERV, 2 juni 2005
1
AWVN • • • • • • • • • •
AWVN Waarom slimmer werken? Wat is slimmer werken? Opzet ‘campagne’ Ervaringen 2004 Resultaten 2005 Concrete voorbeelden Vervolgactiviteiten Conclusies
Studiedag SERV, 2 juni 2005
2
Waarom slimmer werken?
Werkt voor werkgevers Netwerk van en voor leden Sinds 1919 Partner van VNO-NCW 850 ondernemingen en bedrijfstakken Adviseur bij 550 CAO’s en 300 regelingen Expert op terrein ‘factor arbeid’ 170 medewerkers, 120 adviseurs Adviesgroepen voor Industrie en Dienstverlening Expertgroepen voorArbeidsvoorwaarden Juridische Zaken Beloningssystemen HR-vraagstukken Studiedag SERV, 2 juni 2005
• • • • • •
Trage economische groei Lissabon ver weg Hoge arbeidskosten per eenheid product Trage groei arbeidsproductiviteit Consumenten en producenten somber Weinig innovatiekracht
3
Studiedag SERV, 2 juni 2005
4
Lage economische groei Tanend consumenten- en producenten vertrouwen zorgelijk verslechterde concurrentiepositie te hoge arbeidskosten/eenheid product
Twee wegen naar hogere arbeidsproductiviteit
Slimmer werken: investeren in mens & organisatie
Hetzelfde doen met minder mensen
Méér doen met dezelfde mensen
Reorganiseren
Slimmer werken
Kostenreductie
Aanboren verdiencapaciteit
Toename werkloosheid
Groei bevorderend
Somber scenario
Organiseren van het werk
Kennis & employability
Arbeidsverhoudingen
Arbeidsparticipatie
5
Studiedag SERV, 2 juni 2005
6
34
Hans van der Steen - AWVN
Resultaatgericht belonen
Sociale innovatie hogere arbeidsproductiviteit meer arbeidsparticipatie
Positief scenario Studiedag SERV, 2 juni 2005
Gezondheidsmgt
Slimmer werken en sociale innovatie
Ervaringen 2004
Opzet campagne
Totaal aantal CAO’s: 300
• • • • • • • • • •
Jaarcongres 2002: het geheim van de tulp Begin 2003: voorbereiden met leden, uitwerken model Zomer 2003: jaarcongres Nederland word(t) slimmer Zomer 2003: platform met vakbonden; conferentie Najaar 2003: groot aantal themabijeenkomsten CAO-seizoen 2004 Zomer 2004: publicatie met vakbonden, best practices Najaar 2004: manifest sociale innovatie Betrekken overheid en wetenschap 2005: AWVN innovatietrofee slimmer werken met de OR HR-instrumentarium voor arbeidsparticipatie samenwerking AWVN-Syntens: ‘Hoogvlieger’
Studiedag SERV, 2 juni 2005
Bronnen voor Slimmer werken Arbeidstijdmanagement
15%
32
33
Arbeidsverhoudingen
Communicatie
CAO’s leveren geld op!
7
32
Arbeidsparticipatie
5
57
Studiedag SERV, 2 juni 2005
8
Concrete voorbeelden Arbeidstijdmanagement • dagvenster • overwerk • ploegenroosters • Jaaruren-systeem • experimenten/studies
Resultaatgericht belonen 65
Gezondheidsmanagement • arboconvenanten • bonus bij reductie verzuim • persoonlijke effectiviteitsprogramma’s (PEP) • maatwerk in arbo-dienstverlening • vitaliteitscan
Sociale innovatie: -hogere arbeidsproductiviteit -meer arbeidsparticipatie Totaal aantal CAO’s met 1 of meer afspraken over Sociale innovatie: 97
Studiedag SERV, 2 juni 2005
55%
3%
14%
Slimmer werken: investeren in mens & organisatie
Kennis & employability
Scholing, Opleiding, Employability
Actieplan Slimmer werken
Totaal aantal CAO’s: 150
Gezondheidsmanagement
Effectief management
5 17%
Sociale Innovatie in 2005-CAO’s
Organiseren van het werk
Resultaatgericht belonen Verzuim, Reïntegratie
9
Studiedag SERV, 2 juni 2005
10
Concrete voorbeelden
Concrete voorbeelden
Kennis en employability • Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP) • vita switch • investeren in mobiliteit • competentieontwikkeling • persoonsgebonden opleidingsbudget
Arbeidsparticipatie • invullen levensloopregeling • analyse met leeftijdsspiegel • erfenisprojecten • loopbaanplanning oudere werknemers • projecten jeugdwerkloosheid
Arbeidsverhoudingen • werknemersopinieonderzoek • investeren in kwaliteit medezeggenschap • training van lijnmanagement
Resultaatgericht belonen • resultatendeling niet meer weg te denken • afscheid van vaste periodieken • belonen op basis van beoordeling • aansluiten bij bedrijfsprioriteiten
Studiedag SERV, 2 juni 2005
11
Studiedag SERV, 2 juni 2005
12
35
Hans van der Steen - AWVN
Slimmer werken en sociale innovatie
Vervolgactiviteiten
Conclusies
• • • • •
• • • • •
‘Actiecentrum’ sociale innovatie SER-advies MLT Tweede publicatie met vakbonden Samenwerking met anderen Best practices binnen ledennetwerk
Studiedag SERV, 2 juni 2005
13
Slimmer werken kan altijd en overal Opgaande lijn, ondanks ‘polderperikelen’ Focus moet scherper Bundeling van krachten wordt zichtbaar Communicatie is essentieel
Studiedag SERV, 2 juni 2005
14
36
Hans van der Steen - AWVN
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
9.2. Erkennen verworven competenties (EVC) in Vlaanderen Leen Vanaerschot SERV
Aspecten van levenslang en levensbreed leren: erkennen van verworven competenties1 EVC staat voor erkennen van competenties en gaat uit van de basisstelling dat het er niet toe doet waar of hoe men die competenties heeft verworven. Wat belangrijk is, is dat ze worden herkend en eventueel gecertificeerd als blijkt dat ze beantwoorden aan een landelijk afgesproken competentiestandaard. EVC vertrekt dus van het individu en zijn competenties en, bijvoorbeeld, niet van het bestaande opleidingenaanbod en de inhoud daarvan. EVC kan een formatieve functie hebben. Dan worden iemands competenties geïnventariseerd en zichtbaar gemaakt, bijvoorbeeld in functie van verdere loopbaanplanning of maken van levenskeuzes. EVC kan ook een summatieve functie hebben. Dan worden iemands competenties erkend aan de hand van een landelijke standaard. De persoon kan daarvoor dan eventueel een officieel certificaat krijgen. Dit kan hem of haar toegang geven tot opleidingen of tot een job. De bedoeling van EVC is levenslang leren stimuleren, de mobiliteit op de arbeidsmarkt bevorderen, de transparantie van de arbeidsmarkt verbeteren, een efficiënter en doelmatiger competentiebeleid mogelijk maken in de bedrijven en instellingen, en het opleidingsaanbod meer op maat maken van het individu en de arbeidsmarkt. Deze doelstellingen realiseren kan door, onder meer, verkorte opleidings- en leertrajecten mogelijk te maken, of een certificaat te geven voor competenties dat toegang tot de arbeidsmarkt vergemakkelijkt en zelfs de toegang tot sommige (al dan niet gereglementeerde) beroepen onmiddellijk mogelijk maakt. EVC staat sinds een paar jaar in de kijker op zowel het internationale, Europese, federale, Waalse als het Vlaamse beleidsniveau. De Internationale Arbeidsorganisatie heeft in een aanbeveling over human resources development gezegd dat er een kader moet komen voor herkennen en erkennen van competenties. Daartoe moet een beleid worden ontwikkeld in samenwerking met de sociale partners, dat voldoende middelen voorziet en transparante methodes en instrumenten die nietdiscriminerend zijn en transsectoraal kunnen worden ingezet.
1
SERV, Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005, Gent: Academiapress, p. 709-759
37
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Europa heeft een aantal initiatieven ontwikkeld om EVC op de rails te krijgen. Voorbeelden daarvan zijn the Common principles for validation of non-formal and informal learning, Europass, the European framework for qualifications, het Credit transfer system in VET (vocational education and training) of ECVET, de ‘common reference levels’ of niveau-indicatoren, en de zones of mutual trust of zones van wederzijds vertrouwen. Alle initiatieven zijn gericht op meer afstemming van begrippenkaders en instrumenten. Vooral ook op transparantie, fairness en gelijkheid en betrokkenheid van alle stakeholders, in het bijzonder de sociale partners. Federaal heeft men in België de eerste zet gegeven met het recht op een competentiebalans en betaald educatief verlof daarvoor. Er zijn ook een paar interessante initiatieven rond EVC geweest in de zorgsector, meer bepaald voor verpleegkundigen. In Wallonië heeft men met het decreet op de ‘titres de compétence’ de eerste stap gezet naar een wetgevend kader voor EVC. Men is daarbij vertrokken met een samenwerkingsakkoord tussen de reguliere opleidingsverstrekkers. Voor onderwijs is dat het volwassenenonderwijs. Alles stond daar klaar om uit de startblokken te schieten, maar de sociale partners hadden grote bezwaren tegen de gang van zaken. Ze vonden dat ze te weinig betrokken waren geweest en hun rol te beperkt was. Het samenwerkingsakkoord is dan op een aantal punten aangepast waardoor de sociale partners zwaarder zijn gaan wegen in het EVC-gebeuren in Wallonië. De prioriteiten zijn ondertussen vastgelegd door de sociale partners zodat men kon starten. In diverse akkoorden in Vlaanderen (o.a. het akkoord tussen de sociale partners van 20012002, het Pact van Vilvoorde tussen de sociale partners en de Vlaamse Regering van 2001, en het akkoord tussen de sociale partners en de Vlaamse Regering van 2003-2004) zijn paragrafen opgenomen over EVC in de sectoren en is als doelstelling vooropgezet dat alle competenties volwaardig moeten erkend worden tegen 2010. De Vlaamse Regering heeft in 2001 een studie laten maken en een Werkgroep samengeroepen onder leiding van prof. dr. Albert Mok. Die werkgroep heeft in zijn advies van einde 2001 een kader geschetst voor een mogelijk EVC-beleid in Vlaanderen en heeft aanbevolen te beginnen met pilootprojecten. Het is dan aan de Dienst Informatie, Vorming en Afstemming (DIVA) toegekomen om die projecten te laten realiseren en te begeleiden. De DIVA had ook de opdracht een advies te geven over de haalbaarheid van een gemeenschappelijke portfoliomethode en gemeenschappelijk portfolioformat voor de reguliere opleidingsverstrekkers en een uniform leerbewijs voor alle door de overheid gesubsidieerde en gefinancierde opleidingen. De bevindingen waren dat beide mogelijk zijn. Het is nu aan de Vlaamse overheid om dit mogelijk te maken en aan de Vlaamse sociale partners om de sectoren aansluiting te laten vinden.
38
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Een EVC-decreet is er dan in Vlaanderen gekomen in 2004 met het decreet op de titels van beroepsbekwaamheid. De bedoeling ervan is dat iedereen het recht krijgt om zijn competenties te laten herkennen, erkennen en eventueel te laten certificeren (met een titel van beroepsbekwaamheid). Het erkennen zal gebeuren aan de hand van standaarden die worden afgeleid van de SERV-beroepsprofielen. De SERV-partners moeten de prioriteiten bepalen. Momenteel wacht men in Vlaanderen op het uitvoeringsbesluit dat o.a. de erkenningsregeling en kwaliteitsborging zal regelen en op een financieringsregeling om te starten met summatieve EVC-procedures. De SERV-partners hebben hun prioriteiten opgelijst. De SERV zal ook de standaarden ontwikkelen in samenwerking met de sectoren. Met de formatieve EVC-procedures staat men al verder omdat einde 2004 het besluit is goedgekeurd op de erkenning van de loopbaandienstverlening waarmee ook de financiering van die dienstverlening is geregeld. In oktober 2004 waren 12 projectvoorstellen voor loopbaandienstverlening ingediend door organisaties met een ESF-label.
39
EVC in Vlaanderen
Titels van beroepsbekwaamheid
EVC in Vlaanderen
Erkennen van alle competenties Na beoordeling door een door de overheid erkend beoordelingscentrum Van individuele competenties aan een Vlaamse standaard voor beroepsuitoefening Toekennen van een door de overheid erkend certificaat
Studiedag SER-SERV Den Haag – Brussel - Lissabon 2 juni 2005 2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
1
2 juni 2005
Doelstellingen
Basisprincipes
Zichtbaar maken van alle competenties Stimuleren van talentontwikkeling Optimaal gebruiken van alle talenten op de arbeidsmarkt Versterken van de positie van kansengroepen (ouderen, kortgeschoolden, vrouwen, allochtonen, arbeidsgehandicapten) op de arbeidsmarkt
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
3
EVC-traject en instrumenten
2
recht voor elke burger vrijwillig resultaten eigendom van het individu gefinancierd door overheid met bijdrage van het individu en cofinanciering uit ESF
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
4
Resultaten
Herkennen
Den Haag - Brussel - Lissabon
intake quickscan talentenpas (beknopt portfolio) begeleiding door professionele begeleiders
Beoordelen talentenpas diverse vormen van assessment standaard
Erkennen
Beroepsprocedure
titel van beroepsbekwaamheid
gesprek met de kandidaat advies: extra opleiding en/of werkervaring ‘erkende’ talentenpas titel van beroepsbekwaamheid beroepsprocedure
intern: 1ste lijnsprocedure extern: beroepscommissie
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
5
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
6
40
Leen Vanaerschot - SERV
EVC in Vlaanderen
Kwaliteitsborging beoordelingscentra
Actoren
Den Haag - Brussel - Lissabon
voorwaarden
voor
externe borging - erkenningsvoorwaarden
interne borging - erkenningsvoorwaarden
7
draaiboek ervaring (als centrum en werken met ervaren en opgeleid personeel) functies van begeleiding en beoordeling splitsen, event. ook opleidingsfunctie objectief,, respectvol en niet-discriminerend handelen gedragscode naleven
kwaliteit instrumenten
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
8
Financiering van erkende beoordelingscentra
Financiering: middelen en budgetten
jaarlijkse basisfinanciering bedrag per aanvrager voor begeleiding bedrag per beoordeelde kandidaat
overheidsmiddelen
Den Haag - Brussel - Lissabon
9
budget voor beoordelingscentra ontwikkelbudget standaarden voor de SERV kwaliteitsborging: ESF + inspectie coördinatie en monitoring: interdepartementale stuurgroep, departementen, beroepscommissie,…
ESF-middelen voor beoordelingscentra eigen bijdrage van het individu
2 juni 2005
2 juni 2005
gratis voor (niet-werkende) werkzoekenden 25 € voor zelfstandige die tot een kansengroep behoort 50 € voor zelfstandigen en kansengroepen 100 € voor werknemers (die hun opleidings- en begeleidingscheques kunnen gebruiken)
Den Haag - Brussel - Lissabon
Stapsgewijze uitvoering
Erkenning van beoordelingscentra
jaarlijks selectie van beroepen – titels oproep voor kandidaat-beoordelingscentra ontwikkeling van standaarden: SERV vastlegging lijst van titels en van standaarden: Vlaamse regering erkenning van kandidaat-beoordelingscentra
Den Haag - Brussel - Lissabon
10
per titel en dus per oproep ESF: volledigheid dossier experten: inhoudelijke beoordeling Interdepartementale stuurgroep: advies over erkenning Minister erkent Beroepscommissie
2 juni 2005
11
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
12
41
Leen Vanaerschot - SERV
erkenning
organisatielabel audit Beroepscommissie: oordeelt over procedure voor titel en over procedure gelijkwaardig verklaring studiebewijzen toezicht en controle monitoring
Herkenningsfase: begeleider van een erkend loopbaanadviescentrum onafhankelijke begeleider van een erkend beoordelingscentrum Beoordelingsfase: twee assessoren Erkenningsfase: administratie werkgelegenheid Beroepsprocedure: 1ste lijn: draaiboek en gedragscode Beroepscommissie: onafhankelijke voorzitter en bijzitters en 1 of 2 deskundigen 2 juni 2005
–
EVC in Vlaanderen
Decretale opdrachten van de SERV
Keuze van beroepen - titels
advies over de beroepen waarvoor een titel kan worden uitgewerkt ontwikkelen van de standaarden + advies
jaarlijkse oproep aan sectoren (selectiecriteria) advies door de SERV over lijst beslissing door Vlaamse regering
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
13
Ontwikkeling van standaarden
Den Haag - Brussel - Lissabon
Den Haag - Brussel - Lissabon
Een standaard moet de mogelijkheid bieden om vaardigheden, kennis en attitudes geïntegreerd te meten en observeren door middel van gedrag in een beroepscontext Het geheel van competenties, afgeleid uit het beroepsprofiel, minimaal noodzakelijk om een welbepaalde beroepsactiviteit uit te voeren (definitie uit decreet)
15
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
Principes waaraan een standaard moet voldoen
Inhoud van een standaard
niet-discriminerende, gelijke en rechtvaardige behandeling toelaten van het individu objectief meetbaar en observeerbaar zijn gelden op Vlaams niveau en aansluiten, in de mate van het mogelijke, aan bij de ontwikkelingen op federaal en Europees vlak legitiem zijn voor de sociale partners beknopt zijn geldig (valide) meetinstrument zijn
2 juni 2005
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
14
Wat is een standaard
competentiebegrip wat is een standaard principes inhoud van een standaard werkwijze
2 juni 2005
2 juni 2005
17
16
omschrijving van het beroep kerncompetenties succescriteria toepassingsgebied kennisvereisten richtlijnen voor het assessment Den Haag - Brussel - Lissabon
18
42
Leen Vanaerschot - SERV
EVC in Vlaanderen
Werkwijze voor het ontwikkelen van een standaard
Betrouwbaarheid van het assessment formulering van succescriteria richtlijnen voor beoordeling professionaliteit van de assessoren
vertrouwdheid met standaarden en assessmenttechnieken assessorenoverleg opleiding en bijscholing gedragscode
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
19
stuurgroepen van sociale partners ontwikkelgroepen met experten legitimering door sociale partners advies door de SERV vastlegging door minister
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
20
Afstemming
Informatie
Interdepartementale stuurgroep: gelijkwaardigheid studie- en competentiebewijzen met titels kwalificatiestructuur
www.serv.be voor de aanbeveling over de standaarden: link naar publicaties volgen voor de BS en BS: link naar beroepsprofielen/informatiebank volgen Of aanvragen bij: SERV, publicatiedienst, Wetstraat 34-36, 1040 Brussel
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
21
2 juni 2005
Den Haag - Brussel - Lissabon
22
43
Leen Vanaerschot - SERV
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
10. Werkgroep 2 Duurzaamheid: de milieu en economie interface Peter Aubert Senior beleidsmedewerker Energietransitie, lid Platform Efficiënt en Groen gas, Nederlands ministerie van Economische zaken Paul Zeeuwts Voorzitter IWT
Innovatie- en transitiebeleid inzake milieu en energie in Nederland en in Vlaanderen De tweede werkgroep nam het innovatie- en transitiebeleid voor milieu en energie onder de loep. De basisgedachte was dat stimulering van milieugerichte technologische innovaties één van de speerpunten van het beleid moet zijn. Technologische innovatie is zeker niet de enige manier om milieuproblemen aan te pakken, noch is technologie altijd voldoende. Maar het is wel duidelijk dat technologische innovatie essentieel is als men economie en milieu wil verzoenen en de vereiste fundamentele vermindering van de milieudruk wil realiseren samen met de realisatie van ambitieuze sociaal-economische doelstellingen. Stapsgewijze verbeteringen van de bestaande technologieën zullen echter niet volstaan om een goed evenwicht te realiseren tussen productie- en bevolkingsgroei aan de ene kant en de draagkracht van het milieu aan de andere kant. De opgave bestaat erin om ‘radicale’ technologische veranderingen te ontwikkelen. Die vereisen innovaties op systeemniveau (energiesystemen, transportsystemen, …). Om echt resultaten te boeken zijn dus bredere vernieuwingen nodig: transities die zich niet beperken tot de ontwikkeling van nieuwe technologie maar die samengaan met bredere maatschappelijke veranderingen. Die maatschappelijke veranderingen worden gemakkelijker en sneller realiseerbaar als zij worden ondersteund door nieuwe technologische ontwikkelingen. Technologie kan dus een hefboom zijn voor een maatschappelijk veranderingsproces in de richting van een meer duurzame samenleving. Dat vraagt wel een andere manier van beleidsvoering. Een nieuwe benadering vormt transitiemanagement voor de lange termijn. Nederland en Vlaanderen vertrekken beide van de basisgedachte dat systeeminnovatie nodig is. Daarbij werkt Nederland naar het eindpunt in de toekomst, terwijl Vlaanderen pragmatischer zoekt naar wat morgen al kan. Terwijl de sprekers uitgingen van de stelling “de markt moet het doen” en
44
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
het beleid moet ondersteunen, was de zaal het daar niet geheel mee eens. De overheid moet mee de markt vorm geven door bestaande marktfalingen aan te pakken. Dat wil zeggen zorgen voor juistere prijzen (internalisering van positieve en negatieve externe effecten), langetermijnvisievorming promoten, netwerking en interactie tussen marktpartijen onderling en met wetenschappers en NGO's ondersteunen.
45
Innovatie- en transistiebeleid inzake milie en energie in Nederland Energie transitie
Waar willen we naar toe?
Duurzame energie huishouding 2050 • Betrouwbaar •
De Nederlandse Aanpak Peter Aubert – Senior beleids adviseur
•
-
Klanten: leveringszekerheid Wereldwijd: voorzieningszekerheid
Schoon
- klimaat neutraal - geen schadelijke gezondheidseffecten - sociaal aanvaardbaar Betaalbaar - minimale maatschappelijke kosten - economisch efficiënt
1
2
Hoe komen we daar?
Waarom die transitie-aanpak?
• Voortdurende verbetering van bestaande systemen, maar:
Stelling: zonder systeemverandering geen duurzaamheid
• Systeemveranderingen zijn nodig – – – – – –
Complexiteit – veel spelers, veel domeinen Lange termijn – verbeeldingskracht nodig Rolverandering – publiek-privaat, ‘andere overheid’ Onzekerheid – geen garanties voor succes Leren: al doende leren Ondertussen resultaten boeken: al lerende doen
Doelen: duurzzam, winstgevend, license to operate, etc.
100% Duurzaamheid van het energie-systeem
75% Transitie aanpak 50%
• Transitie-aanpak
– Beïnvloeding van instituties, economie, spelregels, cultuur, technologie – Stakeholders aanspreken op hun eigen belangen en ambities
25%
Gangbaar beleid Now
2010
2020
2030
2040
2050
3
4
Transitie-aanpak: Wat maakt het verschil? Gangbaar beleid
Transitie aanpak
Proces
• Top-down: Den Haag/ EU bepaalt • Technologie gedreven • Blauwdruk: zo moet het… • Eendimensionaal
• Stakeholders en overheid stellen samen de doelen vast • Technologie ja, maar sociale context minstens zo belangrijk • Al lerende doen, al doende leren, experimenten •Meerdimensionaal: meerdere doelen, meerdere uitkomsten
Resultaat
Incrementele verandering, innovatie ‘inside the box’
Wat is een transitie?
Kolen
Ö
Gas
Ö
Waterstof
Systeemverandering, Innovatie ‘out of the box’ 5
6
46
Peter Aubert - Nederlands ministerie van Economische Zaken
Innovatie- en transistiebeleid inzake milie en energie in Nederland Energietransitie: veranderingen op drie niveau’s LANDSCHAP – INTERNATIONAAL
Energietransitie: verbinden van lange en korte termijn 2050
Biomassa 20-40% in energievoorziening
Richtlijnen (EU), Multilaterale verdragen (WTO,Kyoto) Sociaal-culturele waardepatronen
10-15% in elek. Prod.
2020
Beelden
Strategische visie
15-20% in verkeer
A. Vergassing REGIME – NATIONAAL B. Pyrolyse
Ex pv
Maatschappelijke en politieke prioriteiten Institutioneel raamwerk, wetten, regels Exp
NICHE –BEDRIJVEN, STEDEN, BUURTEN
EOS
Bereidheid tot samenwerken Gezamenlijke projecten, experimenten
2à3%
2003 7
Exp
: experimenten
Voorbeelden van ‘out of the box’ innovaties 1.
Transitiepaden C. Biofuels
EOS
8
: onderzoek
1. Uw huis een elektriciteits-centrale? Micro-WKK, brandstofcellen Centrale bediening thuiscentrales
Kan ik mijn huis veranderen in een elektriciteitscentrale?
Gas/warm te en Stroom naar woning
Kenmerken:
2.
3.
• Consument wordt ook aanbieder
Kan ik energie produceren door tomaten te kweken?
wkk
bsc
• Vraaggestuurd • Hoge efficiency (weinig transportverlies)
Stroom naar buren en net
Biomassa e.d. naar gas
• Verinderde CO2, NOx emissie
Kan ik mijn woonbuurt op waterstof bouwen?
•Lokale (warmte-) opslag nodig
Aardgas
El. net
•Meet- en regeltechniek 9
10
2. Energieproductie door tomatenteelt: de kas als energiebron
3. Waterstofbuurten
Solar energy
Nieuwbouw, verbetering
Kenmerken: • Opslag van zomer-overschot aan warmte • Zeer geconditioneerde, high tech teeltwijze (IT)
Bewustzijn, gezindheid
• Hogere teeltopbrengsten • Imago-omkering: van energieslurper naar energieleverancier (…glastuinbouw 10 % binnenlands aardgasgebruik, 100 PJ)
Gas
Heatpump
Ambitie: 2020 klimaatneutraal Veilig,sociaal
Technische mogelijkheden
External Heat Delivery
Communiceerbare effecten
Seasonal Heat Storage
11
12
47
Peter Aubert - Nederlands ministerie van Economische Zaken
Innovatie- en transistiebeleid inzake milie en energie in Nederland Aanpak: Publiek Private Platforms aan het stuur Taken: • Marktwensen verwoorden • Ontwikkelen en ondersteunen van transitie-experimenten • Verdiepen van de strategische ‘transitie paden’ • Signaleren van belemmeringen in beleid, wetten, instituties
Efficient en Groen Gas
Eerste resultaten
Ondersteuning Transitie Coalities (OTC) >100 uitgewerkte plannen
Schone Mobiliteit
Projects per theme
Duurzame Elektriciteit
– Gem. 4 partijen per coalitie (markt leidend) – Totaal 371 partijen betrokken
Groene Grondstoffen
Unieke kansen regeling (UKR)
19%
19%
Chain Efficiency Green and efficient gas Sustainable Mobility
15%
– 19 projecten ingediend (9 EGG, 4 GG, 5 DM, 1 DE) – € 22,5 miljoen subsidie gevraagd, € 10 miljoen verleend – Nog 2 tenders te gaan
Ketenefficiency
• Versterken van de marktbetrokkenheid
Green Feedstock 47%
13
14
Wat bieden wij u?
Wie doen er mee?
• Deelname aan coalitievorming, uitbreiding van uw netwerk
• Bedrijfsleven: MKB, energiebedrijven, industrie • Startende ondernemingen • Kennisinstellingen • Overheden, gemeenten • NGO’s, milieuorganisaties • Branche-organisaties
• Aasprekende activiteiten (‘groen imago’) met winstpotentie • Financiële ondersteuning:
– Haalbaarheid e.d.: €5 mln – Product en/of proces ontwikkeling: €50 mln – Investeringsbijdrage aan demonstraties: €50 mln
• Hulp bij marktintroductie
– Organiseren publiek-private financiering, aantrekken venture capital – Aanpassing fiscale regimes
• Hulp bij vergunningen en procedures: Koplopersloket • Deelname aan vormgeven van (energie-) beleid 15
16
Transitie is fun !
17
48
Peter Aubert - Nederlands ministerie van Economische Zaken
Innovatie- en transitiebeleid inzake milieu en energie in Vlaanderen
Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen
Innovatie- en transitiebeleid inzake milieu en energie in Vlaanderen
Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen
Paul Zeeuwts Directievoorzitter Studiedag SER – SERV 2 juni 2005
Overzicht
1. Premissen
1. Premissen 2. DTO-regeling (Duurzame Technologische Ontwikkeling) 3. Het MIP (Milieu Innovatie Platform)
Transitiebeleid inzake energie en milieu: Een zaak voor de hele Vlaamse regering Het Innovatiebeleid kan enkel ondersteunend werken Vraagzijde/ Marktperspectieven zijn doorslaggevend inzake nieuwe kansen voor energie- en milieutechnologie O&O-steun als "duwtje in de rug" voor Vlaamse innovatie actoren
3
2. De DTO-regeling van het IWT
4
2. De DTO-regeling van het IWT
Onderzoeksprojecten gericht op een bijdrage tot een Duurzame Technologische Ontwikkeling Vlaamse regering: beslissing van 3 mei 2002 Geen "programma getto's" Geldt voor alle steunprogramma's van het IWT Beperkt tot potentiële impact op energie of milieu bij valorisatie onderzoeksresultaten (niet DO in de ruimere zin)
Impact moet voldoende substantieel zijn (beter dan BBT of eco-punten benadering) Niet beperkt tot de klassieke energie en milieusectoren Kan "nevendoelstelling" zijn van een project VOORDEEL − Bedrijfsprojecten: + 10% subsidie en "prioritair project" in de selectiviteit − Overige projecten: extra scorepunten op de valorisatiebeoordeling
"Best practice" in Europa (Studie Technopolis t.b.v. EU)
5
6
49
Paul Zeeuwts - IWTPaul Zeeuwts - IWT
Innovatie- en transitiebeleid inzake milieu en energie in Vlaanderen
Evaluatie van de DTO-regeling (17/03/05)
Evaluatie van de DTO-regeling (17/03/05)
Projecten mei 2002 – oktober 2004 Beperkte bijsturingen: vereenvoudigingen
DTO-innovatiedoelstellingen
A. Bedrijfsprojecten − 15% gevraagde DTO-steun − 13,6% toegekend − 28 mln euro steun (4 mln euro extra steun)
Aantal projecten
1. Grondstoffenbesparing
38
2. Energiebesparing
54
3. Reducties emissies
43
4. Vermindering afval en milieuhinder
31
5. Ontwikkeling hernieuwbare grondstoffen en energiebronnen
7
6. Hergebruik en recycleerbaarheid grondstoffen
16
7. Verhogen levensduur
7
7
Evaluatie van de DTO-regeling (17/03/05)
8
Evaluatie van de DTO-regeling (17/03/05)
Aandeel gesteunde DTO-projecten
B. Overige steunprogramma's
2002
- 80 à 100% basissteun (geen extra DTO-steun) - Groepsgewijze geëvalueerd en geselecteerd (jaarlijks)
2003
TETRA-fonds (hogescholen)
2004
--
32%
22%
SBO (Strategisch Basisonderzoek)
18%
17%
27%
VIS-TD (Technologische Dienstverlening) VIS-TIS (Thematische Innovatiestimulering) VIS-CO (Collectief Onderzoek)
31%
23%
17%
31%
34%
25%
26%
6%
8%
pas vanaf selectie 2005:
73%
Landbouwonderzoek SBO- en OZM-beurzen
n.v.t.
9
10
Innovatiebeleid
3. Het Milieu Innovatie Platform
Milieubeleid
Energiebeleid
Overig Vlaams beleid
Federaal
Europese commissie
Stuurgroep (Actieplan MIP)
Principieel goedgekeurd door de Vlaamse regering op 7 mei 2004 Operationeel te maken 2de trimester 2005 (nieuwe beslissing Vlaamse regering) Opzet van geïntegreerd/ horizontaal innovatiebeleid: -
Vraaggerichte innovatieinstrumenten
Beleidsdomein innovatie Beleidsdomein energie Beleidsdomein leefmilieu Initieel 3 ministers bevoegd, nu 2 WIN-WIN
WG Thema 1
-
Reguliere Innovatiesteun
Excellentiepool VITO (+ uniefs, hogescholen PMV
WG Thema 2
Drie ondersteunende luiken: -
Techologie-aanbod versterken
Vraaggerichte innovatie instrumenten inzonderheid, INNOVATIEF UITBESTEDEN (cfr. praktijk in defensiesector) Reguliere steunprogramma's IWT (met DTO-regeling) Excellentiepool: VITO + andere kennisinstellingen. (7 mln euro) 11
O&O-bedrijven KMO-Programma SBO TETRA-fonds VIS .... +
U1 Valorisatie Ontwikkeling
U2
Nieuwe Kennis Ontwikkeling
Eco-scan
WG Thema X
TWOL
Ux
Kennisdiffusie Prodem, BBT/EMIS
12
IWT
50
Paul Zeeuwts - IWTPaul Zeeuwts - IWT
Innovatie- en transitiebeleid inzake milieu en energie in Vlaanderen
Tot besluit
Vraagzijde/ markt is essentieel voor energie en milieu innovatie Dus ook het beleid ter zake (cfr. Transitiebeleid) Belang van Europese aanpak Innovatiebeleid kan enkel instaan voor extra-kansen van Vlaamse innovatie actoren op bestaande en nieuwe markten MIP moet zich nog bewijzen (bereidheid tot geïntegreerd innovatiebeleid)
Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen
Bischoffsheimlaan 25 B-1000 Brussel Tel.: +32 (0)2 209 09 00 Fax.: +32 (0)2 223 11 81 E-mail:
[email protected] www.iwt.be
13
51
Paul Zeeuwts - IWTPaul Zeeuwts - IWT
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
11. Slottoespraak Yves Leterme Minister-president van de Vlaamse Regering Europa maakt turbulente tijden door. De Fransen hebben voorbije zondag het Europese grondwettelijke verdrag weggestemd. Daarbij hebben ook intern politieke en sociaaleconomische motieven meegespeeld. Gisteren heeft de Nederlandse bevolking massaal neen gestemd: een duidelijk neen tegen de nieuwe Grondwet ditmaal – niet of althans veel minder ingegeven door intern politieke motieven. Het is duidelijk dat deze beide neen stemmen de Europese Unie in een crisis zonder weerga dreigen te storten; Frankrijk en Nederland zijn twee belangrijke stichtende leden van de Unie. Het gevaar is reëel dat hun afwijzing het ratificatieproces in andere lidstaten gaat aantasten en daarmee het hele goedkeuringsproces definitief gaat stokken. Nochtans weten wij allen hoe belangrijk het verdere Europese eenwordingsproces voor Nederland en Vlaanderen is; onze open economieën hebben alles te winnen bij een eengemaakt Europa waar de spelregels uniform zijn, waar politieke stabiliteit heerst, waar fundamentele vrijheden en rechtsregels worden gerespecteerd en afgedwongen, waar de sociale dimensie de plaats toegewezen krijgt die zij verdient, waar meer transparantie heerst. Het nieuwe Grondwettelijke verdrag beoogde precies verdere stappen te zetten in deze richting. Het is op dit moment het meest werkbare en haalbare compromis mogelijk. Weliswaar niet volmaakt, maar geen enkel systeem is dat; ook de Europese constructie ontsnapt niet aan deze regel. En toch zijn we het er allemaal over eens, me dunkt, dat de balans van 55 jaar Europese Unie uitermate positief is – zowel economisch, geopolitiek als sociaal. Ook om een andere reden hebben wij een krachtiger Europa nodig. Het Franse en misschien toch ook het Nederlandse neen zijn maar de zichtbare golfslag van een onderstroom van ongerustheid en onzekerheid over onze economische vooruitzichten en onze sociale verworvenheden. Europa staat voor grote vragen. Precies daarom is een slagvaardig en krachtdadig Europees beleidsniveau des te meer noodzakelijk, waar de juiste en nodige beslissingen kunnen worden genomen, o.m. op het vlak van economie, sociale bescherming en behoud van het leefmilieu. Om deze redenen, dames en heren, neemt de Vlaamse regering zich voor om in alle geval verder te gaan met het goedkeuringsproces van het nieuwe Europese Grondwettelijke verdrag.
52
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Nu wij hier samen zitten, Nederlandse en Vlaamse leden vanuit de sociaal-economische middens, wil ik, vooraleer over te gaan tot de orde van de dag, graag nog even de loftrompet luiden over de Vlaams-Nederlandse relaties. Wij komen, u weet dat, uit een vrij moeilijke periode waar enkele heikele dossiers zoals de verdieping van de Schelde, de hogesnelheidslijn of nog de Ijzeren Rijn onze goede nabuurschaprelaties op de proef hebben gesteld. Dankzij grote wederzijdse inzet en politieke moed hebben wij deze dossiers, die voor onze beide landen van het allergrootste belang zijn, op het goede spoor kunnen zetten en kunnen we onze verdere samenwerking met groot vertrouwen en optimisme tegemoet zien. Economie, sociale bescherming en leefmilieu zijn de drie pijlers van duurzame ontwikkeling. In het Engels worden ze met een drievoudige P aangeduid: People – Planet – Profit. Duurzame Ontwikkeling, zo is ook op deze studiedag gebleken, is meer dan een modewoord. Ze is de voorwaarde voor de toekomst van people, planet en profit. De toekomst van mens, milieu en welvaart hangt af van de mate dat we respectvol omgaan met mensen, de beschikbare grondstoffen niet uitputten en kwalitatief hoogstaande producten en diensten leveren. Een Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling moet ook Vlaanderen voorbereiden op een toekomst waarin zorgzaamheid (People), leefbaarheid (Planet) en werkzaamheid (Profit) samengaan. We hebben in Vlaanderen nood aan meer economische activiteit, waardoor onze bedrijven zich kunnen ontwikkelen om meer welvaart – en ook meer welzijn – te creëren. Ons toekomstproject moet gericht zijn op de realisatie van drie prioriteiten:
een sterke economie met ondernemerschap; een innovatief vermogen als drijvende kracht; een economische groei die tot werkgelegenheid leidt.
Deze optie voor ‘groei en werkgelegenheid’ sluit naadloos aan op de Midterm Review van de Lissabonstrategie van maart 2005. Al kiest de Vlaamse Regering voor meer ondernemen, meer innovatie en meer werk, ze wil de zopas aangehaalde coherentie tussen het economische, het sociale en het ecologische beleid niet uit het oog verliezen. De Vlaamse Regering blijft vasthouden aan de doelstellingen die in 2000 in Lissabon bepaald werden. Het kan immers niet de bedoeling zijn om, om de haverklap, van economischmaatschappelijke langetermijnstrategie te veranderen. De Lissabonstrategie, ook in haar gewijzigde vorm, is nog steeds actueel. Zeker als we de huidige uitdagingen voor ogen durven zien: de vergrijzing, de globalisering, de werkzaamheidsgraad, het omzetten van onderzoeksresultaten in economische prestaties, de bedreiging van de biodiversiteit, het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, enzovoort.
53
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Toch valt niet te ontkennen dat er over het algemeen in Europa een zwakke implementatie van de doelstellingen vast te stellen is, zoals in november 2004 nog geformuleerd door de Groep op Hoog Niveau (High Level Group) onder leiding van de voormalige Nederlandse ministerpresident Wim Kok. De voortgang op Vlaams niveau wordt jaarlijks gemeten aan de hand van een voortgangsrapport met kwantitatieve regionale indicatoren. Daaruit blijkt dat Vlaanderen in staat moet zijn om de doelstellingen van de Lissabonstrategie te realiseren:
de Vlaamse schuldgraad ligt op een uitzonderlijk laag peil; het Vlaamse onderwijs is gekend om zijn hoogstaande kwaliteit; de arbeidsproductiviteit ligt ruim één vijfde boven het EU25-gemiddelde.
Dat Vlaanderen op bepaalde domeinen een koploper is, vergoelijkt niet de minder goede prestaties op andere domeinen. Daarom moeten de Vlaamse hoofdprioriteiten – meer ondernemen, meer innovatie en meer jobs – meer aandacht krijgen. We staan voor grote uitdagingen: de werkzaamheidsgraad moet omhoog, het levenslang leren aangepakt, de 3%-norm voor onderzoek en ontwikkeling gerealiseerd. Het behalen van een globale werkzaamheidsgraad van 70 procent en bij oudere werknemers van 50 procent is een grote uitdaging. De Vlaamse sociale partners en de Vlaamse regering zijn het eind januari eens geworden over een reeks maatregelen die moeten bijdragen tot het verhogen van de werkgelegenheid in Vlaanderen. De maatregelen geven onder meer prioriteit aan (deeltijds) lerende jongeren, ouderen, kort geschoolden, langdurig werkzoekenden, allochtonen en personen met een handicap. Voor het werkgelegenheidsakkoord wordt dit jaar en volgend jaar telkens 24 miljoen euro uitgetrokken om aan langdurig werklozen en deeltijds lerenden uit het beroepsonderwijs werkervaringsplaatsen aan te bieden, om oudere werknemers die worden bedreigd met ontslag een fiscaal rugzakje te bezorgen, om de opleiding te organiseren voor knelpuntberoepen en voor de erkenning van beroepskwalificaties Het belang van onderwijs, vorming en van levenslang leren is niet te onderschatten. We streven naar een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Sensibiliseringscampagnes en opleidingscheques moeten extra impulsen leveren voor levenslang leren. Wat de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, betreft zit Vlaanderen ruim boven het EUgemiddelde en waarborgt de tijdige uitvoering van het Innovatiepact de realisatie van de 3%norm. De meest recente cijfers geven voor 2003 een percentage van 2,14 procent van het BRP dat aan onderzoek en ontwikkeling wordt besteed, waarvan de ondernemingen 1,56 procent voor hun rekening namen en de overheid 0,58 procent. Interface-activiteiten van universi-
54
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
teiten en hogescholen, de strategische onderzoekscentra VIB, IMEC en IBBT en de diverse compentiepolen moeten ervoor zorgen dat de onderzoeksresultaten gevaloriseerd worden in economische meerwaarde. Recente initiatieven met betrekking tot de toegang tot risicokapitaal (Vlaams Innovatiefonds en het ARKImedesfonds) kunnen ertoe bijdragen dat meer innovatieve ondernemingen worden opgericht. Het onderschrijven van de Europese prioriteitenkeuze van meer ondernemen, werk en innovatie is voor de Vlaamse regering geen reden om de andere pijlers vanonder de duurzame ontwikkeling weg te halen: de sociale en de ecologische pijlers zijn even belangrijk als de economische pijler. Een duurzaam beleid dat coherent is, heeft oog voor een evenwichtige ontwikkeling van werkzaamheid en ondernemingszin, zorgzaamheid en sociale verantwoordelijkheid, ecologie en milieuzorg. Daarom wil de Vlaamse Regering de Strategie voor Duurzame Ontwikkeling hanteren als een alomvattend, overkoepelende en coördinerend beleidsconcept. Als Vlaams minister-president ben ik ook bevoegd voor Duurzame Ontwikkeling en coördineer ik de bevoegdheden van de Vlaamse Regering terzake. De doelstelling van de Vlaamse Strategie voor Duurzame Ontwikkeling moet duidelijk zijn: “Vlaanderen moet zich positioneren ten aanzien van de evoluerende mondiale context, voldoen aan de verplichtingen die het internationaal en Europees heeft aangegaan, en een sterke dynamiek ontwikkelen, ten dienste van economie, mens en milieu, om aldus welvaart en welzijn te behouden en te versterken.” Essentieel is dus dat alle beleidsdaden inzake duurzame ontwikkeling zowel een meerwaarde betekenen voor zowel de economische groei, de sociale bescherming en vooruitgang, als de bescherming en ontwikkeling van het leefmilieu. We hebben in Vlaanderen nood aan meer economische activiteit, maar de markt valt niet samen met de samenleving. We moeten tegelijk opkomen voor een zorgzaam Vlaanderen, waar geen mensen uit de boot vallen, waar armoede bestreden wordt, waar iedereen een betaalbare woning van goede kwaliteit heeft, waar iedereen kan genieten van kwalitatieve verzorging. Ten slotte moeten we ervoor waken dat Vlaanderen zorgzaam omspringt met zijn leefmilieu; we zijn immers geen bezitters van dit stukje aarde, maar slechts rentmeesters. Wij lenen Vlaanderen van hen die ‘na’ ons komen en we moeten het ongeschonden doorgeven aan hen, onze kinderen en kleinkinderen. Ik hecht veel belang aan de betrokkenheid van het middenveld bij het uittekenen van de Strategie Duurzame Ontwikkeling. Zij zijn, door creatieve en innoverende initiatieven, ‘pioniers’ in het uitwerken van duurzame initiatieven. Het is dan ook logisch dat zij bij de uitwerking van een Vlaamse en nationale strategie voor duurzame ontwikkeling moeten worden betrokken, zodat ook zij kunnen meewerken aan de uitvoering ervan. Dit moet het draagvlak voor duurzame ontwikkeling verhogen en een mentaliteitswijziging bij de bevolking bevorderen.
55
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Uiteraard zullen we ook het middenveld betrekken via de traditionele adviesorganen, zoals de SERV en de Mina-Raad die een grote expertise hebben inzake duurzame ontwikkeling. Op dit moment zijn op mijn kabinet de laatste voorbereidingen aan de gang voor de totstandkoming van een Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling. De SERV heeft, samen met de Mina-Raad, daar rond een belangrijk advies opgesteld dat mee aan de basis zal liggen voor de uiteindelijke eerste ontwerptekst. Dit advies kwam ook al aan bod op ons startmoment Duurzame Ontwikkeling van 12 mei. Een van de essentiële vragen op dit moment is de relatie tussen het Pact van Vilvoorde en de in opmaak zijnde Vlaamse strategie voor duurzame ontwikkeling. Ik ben van oordeel dat een strategie voor duurzame ontwikkeling moet gericht zijn op de verbetering van bestaande besluitvormingsprocessen en instrumenten en op hun onderlinge afstemming. Ik volg hierin het advies van SERV en Mina-Raad én van een aantal aanwezige middenveldorganisaties: er moet worden voortgebouwd op bestaande processen en initiatieven. We moeten niet alles opnieuw willen uitvinden. Het Pact van Vilvoorde is een goed uitgangspunt voor een Vlaamse strategie inzake duurzame ontwikkeling. Dit Pact werd in 2001 gesloten tussen de Vlaamse overheid, de sociale partners en het middenveld. De Vlaamse Regering herbevestigde dit Pact, gelet op de nog steeds geldende actualiteitswaarde:
het realiseren van volledige en duurzame werkgelegenheid kwaliteitsvolle arbeid het verzekeren van economische groeikracht waarborgen van sociale cohesie en zorgzame omgeving veilig stellen van gezond leefmilieu, blijvende bereikbaarheid en kwaliteitsvolle ruimte verhogen van maatschappelijke betrokkenheid
In het kader van het overleg met sociale partners (VESOC) werd afgesproken om een herijking van het Pact op te maken. Het is immers goed om de doelstellingen tegen het licht van de realisatiegraad te houden. Op ons startmoment van 12 mei is ook gebleken dat aan de Noord-Zuid-thematiek meer aandacht mag geschonken worden. En hier blijkt dat een lange termijnvisie daaraan moet worden gekoppeld.
56
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Heel binnenkort zal een tekst beschikbaar zijn. Deze tekst zullen we voorleggen aan een forum van middenveldorganisaties, met wie we in onderhandeling gaan. SERV en Mina-Raad zullen hierbij nauw betrokken blijven, alsook de lokale besturen. Eenmaal goedgekeurd binnen de Vlaamse Regering, zullen we de tekst neerleggen in het Vlaams Parlement. Het is goed dat we voor de grote vragen van onze samenleving ook over de grenzen kijken. Het kan nooit kwaad om inspiratie op te doen, iets te leren van de anderen die voor dezelfde uitdagingen staan, en om samen overleg plegen over de sociaal-economische prioriteiten. Daarom was dit gezamenlijke initiatief van de Vlaamse SERV en de Nederlandse SER is een goede zaak. Twee jaar geleden bracht de SERV een bezoek de SER in verband met Diversiteit. Het lag mee aan de basis van de oprichting van een diversiteitscommissie in de schoot van de SERV. We kunnen nog veel leren van elkaar: ik denk aan de vergrijzing en het eindeloopbaandebat, de mobiliteit op de arbeidsmarkt, de mogelijkheden en de grenzen van het activeringsgebeuren, innovatie in bedrijven… Misschien moeten we hiervoor een toekomstagenda opstellen.
57
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
12. Publicaties 12.1.
SERV
SERV, Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2005, Gent: Academiapress SERV, Sociaal-economisch rapport Vlaanderen 2003, Gent: Academiapress Bollen, A. en Van Humbeeck, P. (2002). Klimaatverandering & klimaatbeleid: een leidraad, Gent: Academiapress. Van Humbeeck, P. (november 2002) Discussienota 'Naar een industrieel beleid voor het milieu. Technologie en innovatie als sleutel voor een duurzame welvaart', Brussel: SERV. SERV, 07.10.2004, Advies m.b.t. het Voortgangsrapport Klimaatbeleid 2004, Brussel: SERV SERV, 09.02.2005, Aanbeveling over de standaarden voor beoordeling van competenties in functie van een titel van beroepsbekwaamheid, Brussel: SERV
12.2.
SER
SER-advies Dienstenrichtlijn, publicatienr. 05/07, Den Haag, 2005. SER-advies Van alle leeftijden. Een toekomstgericht ouderenbeleid op het terrein van werk en inkomen, publicatienr. 05/02, Den Haag, 2005. SER-advies Opleiden is net-werken, publicatienr. 04/13, Den Haag, 2004. SER-advies Evaluatie van de Lissabon-strategie, publicatienr. 04/10, Den Haag, 2004. SER-advies Interactie voor innovatie, publicatienr. 03/11, Den Haag, 2003. SER-advies Duurzaamheid vraagt om openheid. Op weg naar een duurzame consumptie, publicatienr. 03/02, Den Haag, 2004.
58
Verslagboek Den Haag - Brussel – Lissabon
Bijlagen 1. Sociaal-economische indicatoren
59
Indicatoren Lissabonstrategie
BBP per capita in 2004 EU-25=100 (in PPS) 120
Arbeidsproductiviteit per tewerkgestelde persoon (16-64 jaar) in % in 2003 - EU-25=100
119,2
140
117,9
118
121,7 120
106,8
116
102,2
100
114
80
112 110
60
108,9
108
40
106
20
104
0
102 Nederland 2 juni 2005
Vlaams Gewest
Vlaams Gewest
EU-15
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
1
2 juni 2005
Werkzaamheidsgraad tewerkgestelde personen in % van de totale bevolking (16-64 jaar) - 2003 80
50
2
44,8
45 64,4
Nederland
Werkzaamheidsgraad oudere werknemers (55-64 jaar) in % van de totale bevolking tussen 55-64 jaar - 2003
73,5
70
EU-15 Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
63,0
60
41,7
40
55,0
40,2
35 30
50
26,5
25
40
20
30
15
20
10
10
5 0
0 Nederland
2 juni 2005
EU-15
EU-25
Nederland
Vlaams Gewest
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
3
2 juni 2005
EU-15
EU-25
Vlaams Gewest
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
4
Scholingsgraad in % van de bevolking tussen 20-24 jaar
O&O uitgaven in % van het BBP - meest recente jaar 2,20
met minimaal diploma hoger secundair onderwijs - 2004 86
2,14
2,15
84,2 84
2,10
82
2,05 2,00
2,00
80 1,95
1,95
78
76,4
76
1,89
1,90 1,85
74
1,80
72
73,5
73,3
70
1,75 Vlaams Gewest (2003)
2 juni 2005
EU-15 (2003)
EU-25 (2003)
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
Nederland (2001)
5
Vlaams Gewest 2 juni 2005
EU-25 EU-15 Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
Nederland (2003) 6
60
SERV
Indicatoren Lissabonstrategie
Bruto vaste kapitaalvorming van de private sector in % van het BBP - 2004 of meest recente jaar
Armoederisico in %, na transfers - 2001 17
21,0
16
16
20,0
15
15
20,7
20,5
19,5
14
19,0
13
13
18,5
12
12
18,0 17,5
11
17,1
17,0
16,9
EU-25
EU-15
17,0
10
16,5
Nederland
2 juni 2005
Vlaams Gewest
EU-25
EU-15
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
16,0
7
Nederland
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
4,0
4,0
8
Emissie van de broeikasgassen in 2002 waarbij 1990=100 en doelstelling voor 2008-2012
Langdurige werklozen (+12 maanden) uitgedrukt in % van de beroepsbevolking van 15 jaar en ouder - 2003 4,5
Vlaams Gewest (2001)
2 juni 2005
94,8
Vlaams Gewest
105
3,3
3,5 3,0 2,5
2,1
94
Nederland
101
2,0 1,5 1,0
1,0
92
EU-15
0,5
97
0,0 Nederland
Vlaams Gewest
EU-15
EU-25
90
92
94
2002 2 juni 2005
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
9
2 juni 2005
96
98
100
102
10
280,2
270 250 230 210 190
202,2
209,9
Nederland
EU-25
191,7
170 150 EU-15
2 juni 2005
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
Vlaams Gewest
11
61
SERV
106
Doelstelling 2008-2012
Studiedag Den Haag - Brussel - Lissabon
Energie-intensiteit van de economie in kgoe/1.000 euro - 2002 290
104