Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. Schepersmaat 2 9405 TA Assen Postbus 28000 9400 HH Assen Telefoon 0592 - 369111 Fax 0592 - 362200 Website www.nam.nl
Directeur R.J. Platenkamp (tevens algemeen procuratiehouder) Procuratiehouders R.J. de Roos A.J.F.M. van Nieuwland J.K.G. van Heijningen Raad van Commissarissen namens Shell Nederland B.V. T.M. Botts M.K. O' Callaghan K.J.P. Stigter Raad van Commissarissen namens Esso Holding Company Holland Inc. W.L. Richter J.M. van Roost A.P. Swiger
Bron van energie Maatschappelijk Verslag 2003
Bedrijfsprofiel
NAM : Bron van Energie De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) is sinds 1947 actief met het opsporen en winnen van aardolie en – met name – aardgas in Nederland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat. Na de ontdekking van het olieveld Schoonebeek en de vondst van gas bij Coevorden (1948) werd in 1959 door de NAM het grote en wereldberoemde Groningen-gasveld aangeboord. Sinds 1977 wint de NAM eveneens gas uit de Noordzee-bodem. NAM’s hoofdkantoor is gevestigd in Assen. Bij het gehele bedrijfsproces wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. De veiligheid voor eigen personeel en omwonenden, zorg voor het milieu en de energievoorziening gaan daarbij hand in hand. De NAM is verreweg de grootste gasproducent van Nederland met een jaarlijkse productie van ongeveer 50 miljard m3. Hiermee is het bedrijf verantwoordelijk voor ongeveer 75% van de totale aardgasproductie in ons land. De totale olieproductie in Nederland bedraagt ruim 2 miljoen m3 per jaar. Hiervan produceert de NAM ruwweg een kwart. Bij de NAM werken circa 1950 mensen, verdeeld over ongeveer 35 verschillende nationaliteiten. Op dagbasis werken bovendien nog eens vele duizenden mensen direct of indirect voor de NAM, bijvoorbeeld via aannemers.
Colofon
Het zoeken naar gas en olie begint met seismologisch onderzoek van de bodem. Met een proefboring en puttesten wordt aansluitend vastgesteld of er inderdaad gas of olie aanwezig is en wordt de hoeveelheid en kwaliteit getest. Wanneer de hoeveelheid economisch winbaar blijkt, worden in veel gevallen aanvullende productieputten geboord en behandelingsinstallaties aangelegd. Voor al deze fasen van het bedrijfsproces zijn verschillende vergunningen nodig. In de productiefase worden het gas en de olie naar de oppervlakte gebracht, behandeld en op afleveringsspecificatie gebracht. Het gas wordt verkocht aan de Gasunie. De olie en het bij de gasproductie vrijkomende condensaat worden na behandeling verkocht aan de petrochemische industrie van onder meer Shell en Exxon/Mobil, de twee aandeelhouders van de NAM. Om de continuïteit in de gaslevering (bijvoorbeeld bij zeer lage temperaturen) te kunnen garanderen wordt sinds enkele jaren ondergrondse opslag van gas toegepast. Dit gebeurt in gasvelden bij Norg en Grijpskerk, die bij een piekvraag als extra producent worden gebruikt. In perioden van laagverbruik worden de reservoirs weer gevuld. Na beëindiging van de productie of bij een niet succesvolle proefboring worden de locaties en installaties in overleg met de betrokkenen, zoals omwonenden, belangengroepen en de overheid, ontmanteld en verwijderd. Op land wordt de locatie geschikt gemaakt voor de bestemming die zij voorheen had of krijgt een nieuwe functie.
Het maatschappelijk verslag geeft een indruk van de interactie tussen bedrijf en samenleving in het kalenderjaar 2003. Dit verslag is een terugkoppeling van activiteiten op de gebieden economie, milieu en sociaal/mensen. Veel van de elementen uit het internationale Global Reporting Initiative (GRI) voor een uniforme duurzame verslaglegging zijn in dit verslag geadresseerd. De rode draad in dit verslag is de aanwezigheid van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) in Nederland - in al haar facetten. Naast de eigen medewerkers is er geen specifieke doelgroep geïdentificeerd: het verslag richt zich op iedereen die zich op de hoogte wil stellen van de activiteiten van de NAM. De cijfermatige onderbouwing gebeurt aan de hand van de jaarcijfers van 2003. Als referentiedata zijn over het algemeen de jaren 1998 tot en met 2002 opgenomen. Indien van toepassing zijn ten aanzien van milieu tevens de doelstellingen of verwachtingswaarden voor 2004 vermeld. Cijfers en feiten die niet in de hoofdtekst staan, zijn samen met de bijbehorende grafieken, opgenomen in hoofdstuk 9. Het verslag vormt de basis voor de jaarlijkse voortgangsrapportage rond het Bedrijfsmilieuplan, maar is geen overheidsverslag in termen van de Wet Milieubeheer (Besluit milieuverslaglegging).
Uitgegeven door de NAM, mei 2004 Afdelingen External Affairs, Human Resources en Health, Safety and Environment Fotografie: Marco Kuis Hans Banus Sky Pictures Bert Vennik NAM-archief Ontwerp en drukwerk: Koninklijke Van Gorcum, Assen
Inhoudsopgave
Voorwoord Roelof Platenkamp
1. Visie en aanpak
3
2. Economisch belang
6
3. Kwaliteit en waarde voor klanten
10
4. Bescherming natuur en milieu
13
5. Beheer van grondstoffen en energie
19
6. Respect voor mensen
23
7. Voordeel voor de samenleving
28
8. Werken met belanghebbenden
30
9. Monitoring: grafieken en cijfers
33
Concessiekaart
1
Vo o r w o o r d eilig naar het werk – veilig weer naar huis. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten in de bedrijfsvoering van de NAM. Deze zorg voor onze medewerkers en de collega’s van onze aannemers heeft een zeer hoge prioriteit. Wat veilig werken betreft, werd in 2003 het recordaantal van zes miljoen uren zonder ongeval met verzuim gehaald. Wel vonden relatief veel kleine ongevallen zonder verzuim plaats. Via gerichte acties en voorlichting wordt intensief aandacht besteed aan het voorkomen van incidenten.
V
Een mooi voorbeeld van een zeer veilig project bij de NAM is het zogenaamde ‘Groningen Long Term’-project (GLT). Ook in ander opzicht werd vorig jaar de schijnwerper op ‘Groningen’ gericht. December 2003 markeerde namelijk veertig jaar gasproductie uit het Groningen-veld. Dit gasveld heeft de afgelopen decennia unieke prestaties geleverd. Ik noem de ongekende stroom aardgas die de basis vormt voor de Nederlandse voorzieningszekerheid van energie, maar ik wijs ook graag op de vele miljarden euro’s opbrengst in de vorm van aardgasbaten voor de schatkist van ons land. ‘Groningen’ is een ongekend flexibel veld dat bij uitstek geschikt is om onder alle omstandigheden aan de vraag naar aardgas te voldoen. Met gepaste trots wijs ik er graag op dat de renovatie van de productiefaciliteiten van het Groningen-gasveld al jaren één van de grotere projecten van ons land is. GLT moet ervoor zorgen dat ook in de toekomst de productiecapaciteit van het Groningenveld op peil blijft. Met dit project is een investering van ruim 2 miljard euro gemoeid, in een tijdsbestek van ongeveer 15 jaar. ‘Groningen Long Term’ levert in deze periode circa 10.000 manjaren aan directe werkgelegenheid op. Daarmee is GLT een goed voorbeeld van NAM’s continue investerings- en werkgelegenheidsinspanningen in ons land. De snel veranderende markt stelt voortdurend nieuwe en hogere eisen aan de bedrijfsvoering van Exploratie en Productie-bedrijven. Tegen die achtergrond stond 2003 voor een belangrijk deel in het teken van een herstructurering van de organisatie. Per 1 oktober werden de activiteiten van de NAM in Nederland en die van gelieerde maatschappijen in Noorwegen, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Denemarken, Duitsland en Oostenrijk onderge-
2
bracht in één Europees organisatorisch samenwerkingsverband: EP Europe. Hiermee is een netwerk ontstaan van Shell-dochters en joint ventures die over en weer kunnen putten uit een gezamenlijk reservoir van specialisten en kennis. Die samenwerking maakt het mogelijk kosten te verminderen en elders ontwikkelde technologieën sneller toe te passen. Dit is bevorderlijk voor de ontwikkeling van kleine velden, maar maakt ons ook slagvaardiger en efficiënter in de snel veranderende arena van de Europese energiemarkten. De nieuwe organisatie heeft een sterke aanwezigheid in Assen, waarbij de NAM het Europese centrum is voor aardgasoperaties. Daarnaast vindt vanuit Assen aansturing plaats van de offshore-operaties in de zuidelijke Noordzee, inclusief het Britse gedeelte hiervan. Ook deze concentratie in Assen is goed voor de Noordelijke economie. Deze nieuwe route biedt ons bedrijf grote kansen en nieuwe uitdagingen tegen een bredere horizon. In dit kader zijn ook de aanbevelingen van de Adviesgroep Waddenzeebeleid van groot belang. Deze commissie onder leiding van W. Meijer ontwierp een offensief totaalconcept voor de Waddenzee: bescherming en tegelijkertijd investering in de natuurwaarden met begrensde mogelijkheden voor menselijke acitviteiten zoals gaswinning. 2003 was dus een jaar met veranderingen en ontwikkelingen. Groningen-veld, nieuwe organisatie, kleine-veldenbeleid, Waddenzee… het onderstreept nog eens de dynamiek die het werken in de energiesector met zich meebrengt. Een industrie die een onafgebroken ritme kent van 24 uur per dag – zeven dagen per week. Eén onderwerp houden we echter graag heel constant: veilig naar het werk en veilig weer naar huis. Roelof Platenkamp, directeur NAM
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
[
De NAM tracht mee te helpen aan een
1
meer duurzame samenleving in Nederland
]
Visie en aanpak Inleiding Maatschappelijk verantwoord ondernemen ziet de NAM als een combinatie van het eigen werk steeds ‘duurzamer’ uitvoeren en het bijdragen aan het zoeken naar oplossingen van bredere maatschappelijke (energie)problemen (zie onderstaande figuur). Op deze manier tracht de NAM mee te helpen aan een meer duurzame samenleving in Nederland. In dit maatschappelijk verslag zijn allerlei gegevens en voorbeelden opgenomen van de effecten van de verschillende NAM-activiteiten in 2003.
verzoeken Nabuurschap Maatschappelijke betrokkenheid
gewenst
verwacht
vereist
Duurzamer ondernemen Maatschappelijk verantwoordelijk
Voldoen aan wet - en regelgeving
Maatschappelijk verantwoord Ondernemen
In de missie van de NAM is het maatschappelijk verantwoord ondernemen terug te vinden: De NAM heeft als missie het op duurzame wijze opsporen en exploiteren van gas- en olievoorkomens binnen Nederland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat. Daarnaast streven wij ernaar, op basis van onze specifieke kennis en assets, bij te dragen aan duurzame ontwikkeling van de Nederlandse samenleving en in het bijzonder aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding.
De aanpak van de NAM In een zevental hieronder genoemde punten wordt beschreven op welke manier in onze bedrijfsvoering en plannen de missie van de NAM in praktijk wordt gebracht. Deze activiteiten zijn op zowel economische, milieu- als sociale aspecten gebaseerd. De onderstaande punten zijn opgenomen in de strategie van de NAM en vastgelegd in het ‘Management Systeem’.
Economische verantwoordelijkheid nemen Winstgevend opereren
Bron: GoodCompany
Visie en aanpak
1. Steeds verdergaande integratie van de duurzame ontwikkelingsprincipes in de bedrijfsvoering. Dit komt onder andere tot uiting in de diverse fases van NAM’s activiteiten: investeringsbeslissingen, impactstudies voor nieuwe locaties en/of projecten en formele reviews van projectvoortgang. Dit maatschappelijk verslag over 2003 is opgezet vol-
3
gens de zeven door Shell en de NAM gebruikte duurzaamheidsprincipes. Deze principes zijn: • Economisch belang • Kwaliteit en waarde voor klanten • Bescherming van natuur en milieu • Beheer van grondstoffen en energie • Respect voor mensen • Voordeel voor de gemeenschap • Werken met belanghebbenden
2.
3.
4.
5.
4
Het fundament van de duurzaamheidsprincipes zijn de pijlers Economie (Profit), Milieu (Planet) en Sociale Verantwoordelijkheid (People). Het vergroten van competenties en motivatie van medewerkers met betrekking tot duurzame ontwikkeling, onder andere door de tweedaagse training ‘Duurzame Ontwikkeling’ en een netwerk van DO-focal points. Het zoeken naar voortdurende verbetering van onze bijdrage aan duurzame ontwikkeling door het gebruik maken van systeem- en ketendenken. Concrete voorbeelden hiervan zijn een compensatieproject in Hooghalen (zie elders in dit verslag) en een studie naar verbetering van de procesvoering in de gasketen (van put tot pit). Het voeren van een actieve dialoog met belanghebbenden in de samenleving. Steeds vroeger in een project start de NAM met de externe communicatie. Sinds 1989 produceert de NAM jaarlijks een extern milieujaarverslag en sinds 2000 is dit opgenomen in het maatschappelijk verslag. Goede prestaties worden beloond, ook op milieu- en duurzaamheidsgebied. Met behulp van ‘balanced scorecards’ worden mensen en
afdelingen niet alleen op financiële prestaties beoordeeld maar ook op andere zaken zoals bijvoorbeeld bereikte projectdoelen, veiligheidsprestaties en klanttevredenheid. 6. Focus op projecten en activiteiten die een belangrijke invloed op NAM’s duurzaamheidsprestaties kunnen hebben. Om de kans op succes vanuit het oogpunt van maatschappelijk verantwoord ondernemen te vergroten, wordt prioriteit gegeven aan projecten waar meer resultaat kan worden geboekt. Een voorbeeld in 2003 was de bouw van het platform K7-Bravo (zie hoofdstuk ‘Beheer van grondstoffen en energie’). 7. Actief bijdragen aan het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke problemen op basis van onze kennis, activiteiten en nabuurschap. Hierin wordt prioriteit gegeven aan duurzaamheidsissues die zowel voor de NAM als voor de maatschappij belangrijk zijn. Op basis van een interne en externe dialoog zijn drie duurzaamheidsissues naar voren gekomen waar de NAM zich actief bij betrokken voelt: ‘De transitie naar een duurzame energiehuishouding’, ‘Ruimtebeslag’ en ‘Het beheer van de Nederlandse gasvoorraden’.
Het VGWM-beleid Eén van de doelstellingen van de NAM is een bedrijf te zijn dat op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu (VGWM) aantoonbaar op wereldniveau staat. De strategie om hierop toonaangevend te zijn bestaat uit deze aspecten: • Ervoor zorgen dat VGWM-normen en -gedrag in het hoofd én in het hart van de mensen zitten; • Aan VGWM in elke fase van de levenscyclus van
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
assets tijdig en voldoende aandacht schenken; • Vooruitgang laten zien met betrekking tot VGWM-prestaties. Het VGWM-beleid van de NAM is gericht op het voorkomen van alle incidenten, van schade aan gezondheid en welzijn van personen en van negatieve effecten op het milieu. Verder is in het VGWMbeleid vastgelegd dat er efficiënt gebruik wordt gemaakt van grondstoffen en energie bij de productie en dienstverlening. De uitgangspunten van het VGWM-beleid sluiten nauw aan bij bovenstaande punten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de volgende hoofdstukken staat een aantal voorbeelden van hoe de NAM deze uitgangspunten en principes in de praktijk brengt.
Visie en aanpak
Compensatieproject weidevogels Hooghalen In 2003 is begonnen met de bouw van de exploratielocatie Hooghalen nabij Assen. Om de invloed op weidevogels te neutraliseren is in overleg met de lokale werkgroep Weidevogels Hooghalen een compensatieregeling getroffen. Er zullen geen werkzaamheden worden uitgevoerd in het broedseizoen en de werkgroep krijgt van de NAM een financiële vergoeding om elders in het gebied weidevogel-vriendelijk beheer mogelijk te maken. Dit bestaat voornamelijk uit een aangepast maaibeleid. Omvang van het te compenseren gebied en hoogte van de vergoeding zijn bepaald aan de hand van de subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van het ministerie van LNV. Voor het eerst heeft de NAM in Hooghalen gebruikgemaakt van deze regeling op één van haar locaties. De afspraken met lokale belanghebbenden zijn mogelijk gebleken, doordat begrip voor elkaars belangen kon worden opgebracht. De oplossing betekent dat de NAM haar werk kan doen en dat tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de werkgroep. En uiteindelijk zijn de vogels de grote winnaars door een aangepast maaibeleid.
5
[
2 Met het rendabel produceren van kleine gasvelden wordt blijvend invulling gegeven aan het kleine-veldenbeleid van de overheid
]
Het economisch belang Cijfers en Feiten Seismiek In 2003 heeft de NAM seismische activiteiten uitgevoerd in de provincie Groningen. Het betrof hier een 2D-seismisch onderzoek. Voor 2004 zijn geen activiteiten gepland. Exploratieboringen In 2003 zijn zes exploratieboringen uitgevoerd (2002: zeven), waarvan twee op land (Norg-3 en Oude Pekela) en vier op zee (K15-FG-105, G14-2A, K08-15 en G16-6). Met de boringen K15-FG-105 en G14-2A zijn economisch winbare gasvondsten gedaan, terwijl de commercialiteit van de put Norg3 nog bewezen moet worden middels een productietest die begin 2004 is uitgevoerd. De Oude Pekelaboring, direct ten zuiden van het Groningen-veld, leverde geen winbaar gasvoorkomen op. Geschat wordt dat de winbare reserves uit de twee nieuwe winbare gasvelden samen circa 8 miljard m3 bedragen. Productie De totale aardgasproductie van de NAM bedroeg in 2003 50,9 miljard m3. In 2002 was de productie 51,6 miljard. Met de term ‘totale aardgasproductie’ wordt bedoeld: het totaal van de aardgasproductie, bij 0 graden Celsius en 1,01325 bar, uit de door de NAM geopereerde gasvelden én het NAM-aandeel in de productie uit velden die door andere mijnbouwondernemingen worden geopereerd. De productie uit het Groningen-gasveld bedroeg 29,0 miljard m3 (2002: 27,0 miljard). De productie uit de overige
6
gasvelden was – afgerond – 21,9 miljard m3 (2002: 24,6 miljard). Hiervan was – afgerond – 13,1 miljard m3 afkomstig uit de velden op land en 8,8 miljard uit de velden op het Nederlands deel van het Continentaal Plat en het Ameland-veld. Met de productie van aardgas is eveneens ruim 644 duizend m3 condensaat (een benzineachtige, lichte olie) als bijproduct gewonnen, evenals 1547 ton zwavel. De totale olieproductie van de NAM (bij 15 graden Celsius en 1 atmosfeer) in 2003 was 0,601 miljoen m3 (2002: 0,672 miljoen). Uit de velden in West-Nederland werd 0,416 miljoen m3 geproduceerd (2002: 0,439 miljoen). Op zee werd 0,185 miljoen m3 geproduceerd (2002: 0,233 miljoen) uit het F3-FB-veld. In 2003 werden, net als in 2002, geen evaluatieboringen verricht. Er werden dertien gasproductieputten afgerond, waarvan acht op land en vijf offshore. Eén productieput werd geabandonneerd (Middelie100).
Investeringen De investerings- en operationele uitgaven (mede namens de joint venture partners) van de NAM bedroegen in 2003 € 1,56 miljard. Een aantal van de belangrijkste investeringen wordt hieronder toegelicht.
Annerveen-veld De installaties op het gasveld Annerveen, met de clusters Annerveen, Wildervank en Zuidlaarderveen, zijn in 2003 ingrijpend gerenoveerd. Doel van de verbouwing was het maximaliseren van de opbrengst
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
van het veld, het reduceren van de bedrijfskosten en een vermindering van de emissies. Het Annerveenveld is in productie sinds 1973. Van de oorspronkelijke reserves is inmiddels negentig procent geproduceerd. De gemiddelde dagproductie is gedaald van 18 miljoen m3 per dag in de eerste jaren tot 2,5 miljoen m3 per dag in 2002. Het belangrijkste deel van de renovatie betrof het ontmantelen van de installaties op de clusters Annerveen en Zuidlaarderveen. Op deze locaties wordt het geproduceerde gas niet meer behandeld, maar direct getransporteerd naar Wildervank, waar het gas gereed wordt gemaakt voor levering aan de Gasunie. Het materiaal dat afkomstig is van de installaties in Annerveen en Zuidlaarderveen is deels hergebruikt of verkocht aan derden voor hergebruik. Het resultaat van het ombouwproject is aanzienlijk: 0,7 miljard m3 extra gas kan geproduceerd worden, een kostenreductie van € 1,3 miljoen per jaar en een te verwachten emissiereductie van 75%.
K7-Bravo De constructie van het K7-FB-satellietplatform is in 2003 voltooid en op 27 december 2003 begon de gasproductie. Het mini-satellietplatform is onderdeel van de ontwikkeling van het K8-FA-1-productiesysteem. Meer over deze bijzondere satelliet is te vinden in het hoofdstuk ‘Beheer van grondstoffen en energie’. Groningen Long Term In het kader van het GLT-project is in 2003 de reno-
Het economisch belang
vatie van de locaties Schaapbulten, Zuiderpolder en Oudeweg afgerond. De installaties zijn inmiddels weer in gebruik genomen. Op de locaties Leermens, Ten Post en Overschild zijn de renovatiewerkzaamheden in 2003 gestart. Bij de modernisering en renovatie van deze installaties worden onder andere compressoren geïnstalleerd om het gas te kunnen blijven winnen, ondanks teruglopende druk in het veld. Ook in de komende jaren zal het GLT-project een belangrijk aandeel hebben in de investeringen van de NAM.
Kleine-veldenbeleid De overheid heeft in de jaren zeventig het kleineveldenbeleid ingevoerd. Kleine gasvelden worden daarbij met voorrang opgespoord en in productie genomen. Het kleine-veldenbeleid is zeer succesvol geweest. Inmiddels is aan volumes een half Groningen-veld aan kleine velden gevonden. De kleine velden voorzien momenteel in ongeveer tweederde van de jaarlijkse Nederlandse gasproductie. De totale productie uit kleine velden loopt echter wel terug. Door efficiëntiemaatregelen en technologische innovaties, naast fiscale maatregelen die onder andere in NOGEPA-verband bij de overheid worden bepleit, beoogt de NAM de rendabele opsporing en winning van kleine velden te bevorderen. Voorzieningszekerheid Het kunnen blijven voorzien in de eigen energiebehoefte is in 2003 nadrukkelijker op de Nederlandse politieke agenda gekomen. De verminderde productie uit en vondsten van kleine velden heeft duidelijk gemaakt dat het bevorderen van exploratie- en pro-
7
ductie-activiteiten van belang is om ook in de toekomst in de eigen energiebehoefte te kunnen blijven voorzien. De Europese Commissie heeft in 2003 een voorstel ingediend om vanuit Brussel meer zeggenschap te krijgen over de productie van het Groningen-veld om de energievoorziening voor Europa beter te kunnen waarborgen. De Nederlandse overheid is van mening dat het beheer van de eigen bodemschatten valt onder de nationale soevereiniteit en heeft zich met succes tegen het voorstel gekeerd.
Afschaffing willekeurige afschrijving In 2002 is door de overheid besloten om de regeling voor de willekeurige afschrijvingen van offshore-projecten per 1 januari 2003 te beëindigen. De regeling bood bedrijven in de olie- en gasindustrie de mogelijkheid om investeringen in offshore-projecten versneld af te schrijven, hetgeen het investeringsrisico voor met name kleine, vaak marginale velden reduceerde. Zeker in de huidige fase van het kleine-veldenbeleid, waarin nieuw ontdekte gasvoorraden veelal klein en/of technisch complex te ontwikkelen zijn, is een dergelijke fiscale regeling essentieel. De afschaffing van willekeurige afschrijving betekent een aanzienlijke verslechtering van het mijnbouwklimaat in Nederland. Gevolgen zullen zijn een vermindering aan investeringen, verlies aan werkgelegenheid en een miljardenderving aan aardgasbaten voor de overheid. De NAM pleit daarom, met een aantal andere maatschappelijke organisaties, voor herinvoering van deze fiscale maatregel.
8
Fakkel Zuidlaarderveen Na dertig jaar trouwe dienst werd in juni de fakkelpijp op de locatie Zuidlaarderveen neergehaald. Zo’n 200 inwoners en scholieren uit de nabij gelegen dorpen Zuidlaarderveen en OudAnnerveen waren op uitnodiging van de NAM getuige van het ontmantelen van de ‘flare’. De Zuidlaarderveen-locatie is een van de drie gasbehandelingsinstallaties op het gasveld Annerveen. De installaties ondergingen vorig jaar een grondige renovatie omdat na de productie van 65 miljard m3 gas de druk in het veld zo ver was gedaald dat extra maatregelen nodig waren om het resterende gas te winnen. De NAM greep deze ombouw aan om de fakkelpijpen op twee locaties te verwijderen. Hiermee werd een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen gerealiseerd. De fakkelpijp op de derde locatie blijft wel staan, maar is zo aangepast dat ook daar emissies naar de lucht sterk zijn afgenomen.
‘Cost reduction’-project In 2003 is de NAM een project gestart om te komen tot een reductie van kosten bij het boren van putten en het inrichten van nieuwe satelliet-locaties. Kenmerk is een nieuw ontwerp van put en locatie. Doel van het project is het rendabel kunnen produceren van gasvelden met een geringe omvang, zodat hiermee tevens invulling kan worden gegeven aan het kleine-veldenbeleid van de overheid.
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
Het opnieuw ontwerpen en inrichten van locaties volgens het ‘Cost reduction’-project levert namelijk een aanzienlijke kosten- en materiaalbesparing op. De nieuwe putten en de aanleg van nieuwe satellietlocaties kunnen in de toekomst wellicht een kostenbesparing van 50% opleveren. Bijkomende voordelen zijn minder ruimtegebruik (een reductie van 1,3 ha tot 0,2 ha) en minder geluidsoverlast, doordat kleinere boortorens nodig zijn. Het is de bedoeling dat in 2005 de eerste locatie volgens de nieuwe ontwerpfilosofie zal worden neergezet.
N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafieken zijn weergegeven in hoofdstuk 9.
Het economisch belang
9
[ 24 uur per dag, zeven dagen per week worden kwaliteit
3
en kwantiteit van het gas op alle locaties geregistreerd
]
Kwaliteit en waarde voor klanten Kwaliteit en waarde voor klanten worden vergroot door duidelijkheid en zekerheid te creëren: duidelijkheid over mogelijkheden en verwachtingen, zekerheid over plannen en productie. Bij de NAM is in 2003 hieraan vormgegeven door onder andere de oprichting van het Dutch Dispatching Centre.
Dutch Dispatching Centre De NAM heeft in 2003 een grote stap gezet in het optimaliseren van de afstemming van vraag en aanbod van gas door de oprichting van het in Assen gevestigde Dutch Dispatching Centre (DDC). Dit Centre werd in december door Commissaris der Koningin in de provincie Drenthe Ter Beek geopend. In het DDC worden de bestellingen van klanten geregistreerd en wordt de productie op korte en langere termijn daarop afgestemd. Tot voor kort waren drie aparte controlekamers verantwoordelijk voor deze afstemming. De interne organisatie rondom productie, transport en verkoop is nu zo ingericht dat het gas op een zo efficiënt mogelijke manier aan de klanten kan worden aangeboden. Ook kan op deze manier 24 uur per dag en zeven dagen per week de kwaliteit en kwantiteit van het geleverde gas op alle locaties worden geregistreerd. Het DDC speelt ook een belangrijke rol in de leveringszekerheid van gas door de NAM. Met de Gasunie, die een zeer belangrijke klant is, wordt intensief contact gehouden. Zo kunnen in geval van extreme pieken in (verwachte) gasvraag, bijvoorbeeld bij langdurige koude, snel maatregelen worden genomen. Maar ook andere klanten, die gebruik
10
maken van transport- of opslagfaciliteiten van de NAM, profiteren van de nieuwe werkwijze van het DDC. Er is veel internationale belangstelling voor deze manier van werken en de hoogstaande technologie achter dit Centre, waarmee de NAM haar rol als centrum voor gasoperaties in Europa bevestigd ziet.
Winningsplannen Op 1 januari 2003 is de nieuwe Mijnbouwwet in werking getreden. In deze wet is onder meer opgenomen dat de winning van delfstoffen alleen is toegestaan als een winningsplan door de minister van Economische Zaken is goedgekeurd. In het kader daarvan moet de NAM voor alle nieuwe productieplannen een winningsplan opstellen en indienen. Ook moesten in 2003 winningsplannen worden ingediend voor al bestaande winningen en opslagplannen voor een tweetal bestaande gasopslagen. De winningsplannen bestaan uit twee delen: het planmatig beheer van delfstoffen en de kans op schade door bodembeweging. In het eerste onderdeel wordt per voorkomen beschreven hoeveel gas of olie oorspronkelijk aanwezig was, hoeveel er naar verwachting gewonnen gaat worden en waar en hoe dat wordt uitgevoerd. Het plan voorziet ondermeer ook hoeveel putten er zijn of worden geboord, tot op welke diepte, hoe lang de productie naar verwachting zal duren en welke hulpstoffen bij de productie worden gebruikt. In het tweede deel wordt ingegaan op de te verwach-
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
ten bodembeweging. Hierin is de historische en de verwachte bodemdaling opgenomen. Ook wordt ingegaan op het risico van lichte aardbevingen door de olie- en gaswinning. In 2003 is in het kader van de winningsplannen voor alle onshore-velden van de NAM uitgebreid onderzoek gedaan op het gebied van bodembeweging om de huidige situatie te kunnen bepalen en zo betrouwbaar mogelijke voorspellingen voor de toekomst te kunnen doen. Voor offshore-locaties is het tweede deel van de winningsplannen niet verplicht. De overheid krijgt door de winningsplannen van alle productieve voorkomens inzicht in omvang, aard, samenstelling en productie van diepe delfstoffen in Nederland. Hierdoor wordt het mogelijk energiebeleid te ontwikkelen en vast te stellen en het parlement daarover te informeren.
Ondergrondse gasopslag Zowel bij Norg als bij Grijpskerk wordt gas in de ondergrond opgeslagen. In Grijpskerk is circa 15 procent van de capaciteit beschikbaar voor andere partijen dan de NAM/Gasunie. Nadat in 2002 de eerste externe partij een deel van deze capaciteit opvulde, zijn in 2003 met meerdere partijen contracten afgesloten om gas tijdelijk op te slaan in de ondergrond van Grijpskerk. N O G AT- l e i d i n g Een van de belangrijkste aanlandingsroutes van gas in Nederland is via de NOGAT-leiding, die bij Den Helder aan land komt. In 2003 is door NOGAT (waarvan de NAM voor 30% eigenaar is en tevens
Kwaliteit en waarde voor klanten
als operator fungeert) een contract gesloten met twee Deense bedrijven voor het transporteren van gas vanaf het Tyra-veld op de Noordzee naar Den Helder. Op deze manier wordt nog efficiënter gebruikgemaakt van de beschikbare transportcapaciteit van de NOGAT-leiding. Het eerste Deense gas zal halverwege 2004 door de leiding stromen.
Olieproductie De NAM produceert olie op de offshore-locatie F3 en op de onshore-locaties Rotterdam, Berkel en Pernis-West. De geproduceerde olie wordt verkocht aan de raffinaderijen van Shell en Esso. Er bestaan plannen om de olieproductie in Schoonebeek nieuw leven in te blazen. Een studie hierover heeft uitgewezen dat deze mogelijkheid technisch haalbaar lijkt, door een combinatie van lage-drukstoominjectie en horizontale putten. Op de economische haalbaarheid wordt nader gestudeerd. Hierover zal naar verwachting in 2005 een definitief besluit worden genomen. Ve r k o o p D 1 5 In 2003 heeft de NAM opnieuw een stap gezet in de optimalisatie van haar portfolio. Een aantal vergunningen (in combinatie met installaties en ‘kennis’) is overgegaan naar een andere eigenaar. Deze vergunningen betreffen één reeds producerend veld (D12/D15-A) en de nog niet ontwikkelde velden D12-A, D18-FA, E17-FA en K2-FA, alsmede het Nederlandse deel van het Britse Minke-veld. De NAM heeft hiermee al haar activiteiten in de offshore Carboon-velden verkocht en richt zich op Rotliegend en Triassic-velden. Deze strategie sluit onverkort aan bij het kleine-veldenbeleid.
11
Opruimen locatie Wimmenum In de duinen bij Egmond aan Zee is eind 2003 de NAM-locatie Wimmenum opgeruimd. Deze locatie is sinds begin jaren ‘60 gebruikt voor gaswinning. Nadat het beschikbare gas was geproduceerd, werd besloten om de locatie op te ruimen en terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaar. Het opruimen van deze locatie past binnen het natuurherstelproject Starrevlak van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN), dat zich bezighoudt met natuur- en duinbeheer en drinkwatervoorziening. Het duingebied rondom de NAM-locatie is jaren
12
lang gebruikt voor onder andere aardappel- en bollenteelt. Deze voormalige duinlandjes grenzend aan het NAM-terrein zijn recentelijk teruggebracht tot een natuurgebied, zoals het er in de 17e en 18e eeuw uitzag. Door de ontmanteling van de NAMlocatie kon dit nieuwe natuurgebied, een natte duinvallei, nog worden vergroot. Dit project zal een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de flora en fauna. De ontwikkelingen zullen door PWN worden gevolgd. Op bijgaande foto’s, gemaakt door PWN, is de locatie Wimmenum te zien voor en na verwijdering van de installaties en het asfalt.
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
[
4 Een volledig programma is uitgevoerd om de continuering van het ISO14001-certificaat zeker te stellen
]
Bescherming natuur en milieu Het voorkomen van ongewenste effecten op mens, dier en milieu is opgenomen in het bedrijfsbeleid. Investeringen in techniek en menskracht leveren innovatieve oplossingen op en zorgen ervoor dat de ongewenste invloed op het milieu wordt beperkt.
Milieuzorgsysteem Het milieuzorgsysteem van de NAM is al enige jaren gecertificeerd volgens de ISO14001-norm, eerst door koppeling van afzonderlijke business unit-certificaten, en na de reorganisatie in 2000 door integratie van het milieuzorgsysteem in het ‘Management System’ van de NAM. Eind 2001 is het geïntegreerde milieuzorgsysteem van de NAM door KPMG gecertificeerd. Gedurende 2003 is een volledig programma van activiteiten uitgevoerd om de continuering van het certificaat zeker te stellen. Er is ruime aandacht besteed aan de beheersing van de geïdentificeerde significante milieuaspecten. Interne audits hebben plaatsgevonden, onder andere om het voldoen aan de milieuvergunningen te verifiëren. Tevens zijn er projecten uitgevoerd om de negatieve invloed op het milieu, zoals gasvormige emissies en energieverbruik, te verminderen. Het opgestelde Bedrijfsmilieuplan 2003-2006 (BMP-3) is volledig ingericht om alle belangrijke milieu-aspecten te adresseren. Eind 2003 is de jaarlijkse controle-audit van het milieuzorgsysteem uitgevoerd door KPMG Certification. Er zijn geen kritische afwijkingen gevonden, zodat het ISO14001-certificaat met een jaar is verlengd.
Bescherming natuur en milieu
Plannen en instrumenten Bedrijfsmilieuplan Iedere vier jaar verschijnt, als onderdeel van het Milieuconvenant tussen de overheid en de olie- en gaswinningsindustrie, een Bedrijfsmilieuplan (BMP). In 2002 is gewerkt aan het opstellen van het derde BMP, dat loopt vanaf 2003 tot en met 2006. Het BMP-2 richtte zich voornamelijk op gasvormige emissies naar de lucht, omdat in die periode daar de meeste milieuwinst te behalen is. Een aantal reductiemaatregelen uit het BMP-2 is uitgesteld en wordt meegenomen in het BMP-3. In het nieuwe plan wordt nauw aangesloten bij het ISO 14001 gecertificeerde milieuzorgsysteem van de NAM. In het kader van dit zorgsysteem is vastgelegd welke milieuaspecten relevant zijn bij de verschillende NAMactiviteiten. In het BMP-3 wordt per milieu-aspect aangegeven wat de huidige stand van zaken is, wat de wettelijke kaders zijn en welke maatregelen worden genomen. Het derde BMP-3 is begin 2003 gereedgekomen en in september 2003 definitief goedgekeurd door de overheid. Milieu Invloed Rapportage In 2003 zijn elf Milieu Invloed Rapportages (MIR) gemaakt. Sinds 1989 gebruikt de NAM met succes het MIR-proces. Het is één van de belangrijkste interne instrumenten geworden voor het identificeren van de milieu-invloed die voortkomt uit de voorgenomen activiteiten van de NAM. Het MIR-proces levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de milieuprestaties van de NAM.
13
Het MIR-proces is bestemd voor intern gebruik binnen de NAM, hoewel de resultaten kunnen worden gebruikt bij het voorbereiden van externe trajecten zoals het opstellen van een Milieu Effect Rapportage (MER) of bij de vergunningverlening. Door het opstellen van de MIR kunnen alle omgevingsaspecten van een project volwaardig worden meegewogen met de bedrijfseconomische aspecten in de besluitvorming. De MIR bevat een toetsing aan de belangrijke criteria voor Duurzame Ontwikkeling. Het MIR-proces wordt in een zo vroeg mogelijke fase van het project uitgevoerd, omdat dan nog de meeste en vergaande keuzemogelijkheden (bijvoorbeeld alternatieve technologieën, installaties of locaties) voor implementatie in aanmerking kunnen komen. In 2003 is het MIR-proces zoals dat de afgelopen jaren bij de NAM heeft plaatsgevonden onderzocht. Resultaat van dit onderzoek is dat een aantal verbeteringen is doorgevoerd, dat tevens is opgenomen in een standaarddocument ten aanzien van de MIR.
Milieu Effect Rapportage (MER) Voor een drietal toekomstige activiteiten zijn startnotities gemaakt of in voorbereiding. Het betreft de mogelijke ontwikkelingen van het West Beemsterveld, Spijkenisse Fase II en het Schoonebeek-olieveld. Milieu-uitgaven en -investeringen In 2003 is € 90,9 miljoen besteed aan de beheersing van de verschillende milieu-aspecten. De milieuuitgaven vormen bijna zeven procent van de totale uitgaven en zijn verdeeld over operationele kosten
14
(42 procent) en kapitaalsinvesteringen (58 procent). De milieu-uitgaven zijn met 7 procent gedaald ten opzichte van 2002. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de sterke afname van de kosten ter voorkoming van waterverontreiniging op zee. In 2002 waren de (kapitaals)investeringen op dit gebied relatief hoog, door onder andere de installatie van een MPPE-unit. Dit is een zuiveringsunit voor productiewater dat vanaf de platforms wordt geloosd. De operationele uitgaven ten aanzien van waterbehandeling zijn tot en met 2002 onder ‘overig’ gerapporteerd. Voor 2003 zijn deze kosten specifiek weergegeven. Voor inpassing in de natuur en compensatie is in 2003 ongeveer € 10 miljoen uitgegeven. Dit is bijvoorbeeld besteed aan het inpassen van locaties in de natuurlijke omgeving of het verminderen van zichthinder voor omwonenden.
Prestaties Gasvormige emissies De in dit verslag gerapporteerde cijfers over de gasvormige emissies zijn bepaald met behulp van een programma genaamd ‘EIS’ (Environmental Information System). Via ‘EIS’ worden de gasvormige emissies van alle locaties binnen de NAM bepaald. De bepaling van gasvormige emissies in ‘EIS’ is gebaseerd op gedetailleerde informatie van de gascomposities op de locaties. Het effect van de gasvormige emissies wordt niet alleen uitgedrukt in tonnages (zie cijferbijlage), maar tevens doorgerekend in zogenoemde ‘Environmental Impact Units’ (EIU). Deze EIU’s zijn gebaseerd op een methode die de
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
hoeveelheid uitgestoten componenten omrekent naar hun bijdrage aan de milieubelasting. Het totaal aan gasvormige emissies is met 11% gedaald ten opzichte van 2002, tot 1,57 miljoen EIU’s. Deze reductie is met name toe te schrijven aan de afgenomen productie via de installaties op zee, onder andere door de uitgelopen onderhoudsperiodes, reservoirproblemen bij de installaties L9, Ameland en F3, de installatie van ‘Low NOx’ compressoren op enkele installaties offshore en het afblazen van types gas met een relatief hoog methaangehalte en minder ‘VOS’ (Vluchtige Organische Stoffen). Voor 2004 wordt een verdere daling tot 1,50 miljoen EIU’s verwacht. De vermindering in EIU’s wordt grotendeels veroorzaakt door een daling in de emissies van VOS en methaan (CH4). De geplande reductie van VOS en CH4 in 2004 moet onder andere gerealiseerd worden bij de reductie van ventemissies bij offshore installaties (vapour recovery) en door het Groningen Long Term-project, waarbij de oude fornuizen worden vervangen worden door een nieuw type. Deze zorgen ervoor dat de restgasverbranding wordt geoptimaliseerd en dat de hierbij vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt in het gasbehandelingsproces. Verder dienen in 2004 voorbereidingen te worden getroffen voor de handel in CO2-emissies, zoals vastgelegd in de Nederlandse wetgeving als resultaat van de Europese richtlijnen en de overeenkomsten van Kyoto. Bij de NAM vallen ongeveer tien installaties binnen het emissiehandelsprogramma. Deze inrichtingen hebben meer dan twintig Mwatt geïnstalleerd thermisch vermogen. In 2004 dienen speciale ver-
Bescherming natuur en milieu
gunningen voor deze inrichtingen te worden verkregen, om de handel in emissies in 2005 mogelijk te maken.
Water Bij de productie van aardolie en aardgas op de Noordzee wordt het meegeproduceerde water ter plekke ontdaan van de minerale olie en vervolgens met het hemelwater en ander afvalwater geloosd op de zee of geïnjecteerd in de diepe ondergrond. Deze waterstromen worden aangeduid als ‘overboordwater’. In 2003 is 144.000 m3 overboordwater geloosd vanaf installaties op zee, waarbij de gemiddelde olieconcentratie 17,1 mg/l was. Tevens is 30.000 m3 water geïnjecteerd in de diepe ondergrond via putten bij de installaties Ameland-Westgat en K81-FA-1. Wat betreft de lozing in zee was op alle afzonderlijke locaties de concentratie gedurende het gehele jaar onder de wettelijke limiet van 40 mg/l. Ten opzichte van 2002 is in 2003 minder water geloosd (2002: 281.000 m3), omdat in 2002 bij het platform F3-FB1 een waterdoorbraak in het reservoir heeft plaatsgevonden. Het installeren van de MPPE-unit in 2002 op platform K15-FA-1 heeft voor een verdere vermindering van de hoeveelheid geloosde olie gezorgd. Eind 2003 is op het platform K15-FB-1 een tweede MPPE-unit geïnstalleerd. Een studie is gaande of op andere installaties een dergelijke unit zal worden geplaatst. Een andere recente maatregel die resulteert in een vermindering van de lozing van overboordwater in zee is de injectie van productiewater in de diepe ondergrond via een put bij het platform K8-FA-1. Deze injectie is sinds eind 2002 operationeel. In
15
2003 is door technische en operationele omstandigheden circa 30 % van de totale hoeveelheid productiewater op K8-FA-1 geïnjecteerd. Vanaf januari 2004 wordt echter volledig gebruikgemaakt van deze injectiecapaciteit. Ook zal het productiewater van het platform K7-FA-1 via K8-FA-1 worden geïnjecteerd, omdat K7 onderdeel gaat uitmaken van het K8-systeem. Daarmee wordt een verdere reductie van de lozing van alifaten en aromaten bereikt.
Bodem In 2003 waren 54 bodemsaneringsprojecten in uitvoering, waarvan er twaalf werden beëindigd. Bij deze saneringsprojecten is 112.000 ton grond afgegraven en afgevoerd en 0,9 miljoen m3 grondwater onttrokken en gezuiverd. De hoeveelheid ontrokken en gezuiverd grondwater is ten opzichte van 2002 sterk afgenomen (2002: 1,8 miljoen m3). Dit wordt met name veroorzaakt door de afname van sanering in Groningen, waar een overgang van saneren naar beheren plaatsvindt. In toenemende mate worden bodemsaneringen uitgevoerd door middel van in-situ reiniging van de grond. Dit betekent dat de verontreinigde grond niet wordt afgegraven, maar ter plekke wordt gereinigd. De aanpak van bodemsanering gebeurt conform het ‘EPE Soil Reference Plan’ (voorheen ‘NAM Raamplan Bodem’), dat in 2003 tot stand is gekomen. Aan het eind van 2003 waren er nog 380 historische gevallen van bodemverontreiniging. Naast het opsporen en schoonmaken van verontreinigde bodem, wordt ook veel aandacht gegeven aan het voorkomen van nieuwe verontreiniging. De campag-
16
ne ‘Going for zero’ is bijvoorbeeld niet alleen gericht op veiligheid, maar met name ook op het voorkomen van negatieve effecten op het milieu zoals verontreiniging van de bodem door morsingen. Toch ontstaan ten gevolge van lekkages en morsingen nog nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (62 in 2003). Dit zijn zogenaamde zorgplichtgevallen, die ‘onverwijld en volledig’ worden gesaneerd. Productie van aardgas en aardolie kan bodemdaling en soms ook lichte aardbevingen tot gevolg hebben. In oktober en november 2003 zijn bijvoorbeeld in de Groningse gemeente Loppersum in ruim een maand tijd drie keer aardtrillingen opgetreden. Zie hiervoor ook het aparte kader elders in dit verslag.
Afvalstoffen Binnen de NAM wordt analoog aan de geldende wetgeving onderscheid gemaakt tussen drie categorieën afval: afvalwater, bedrijfsafval en gevaarlijk afval. Het afvalwater is nog onder te verdelen in water dat bij productie ontstaat en weer wordt geïnjecteerd in de diepe ondergrond en water dat wordt geloosd op het riool. In 2003 is 1,5 miljoen ton water geïnjecteerd en 202.000 ton geloosd op het riool. Er is 222.000 ton bedrijfsafval geproduceerd, onder andere het huishoudelijk afval op alle locaties (kantoren en gaslocaties) van de NAM en bouw- en sloopafval dat ontstaat bij abandonnering en renovatie van productielocaties. In 2003 is in totaal 28.000 ton gevaarlijk afval geproduceerd. Dit is aanzienlijk minder dan wat er in 2002 is verwijderd (2002: 77.000 ton). Oorzaak van deze sterke afname is de verbeterde indeling van vervuilde grond afkomstig
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
van saneringen en renovaties. Vóór 2003 werd vaak een ruwere inschatting gemaakt of de grond gevaarlijk afval was of niet. Er werd een ruime marge genomen bij deze inschatting om uit te sluiten dat als niet-gevaarlijk bestempeld afval alsnog als gevaarlijk zou worden beoordeeld. In 2003 is deze inschatting sterk verbeterd, veelal gebaseerd op meer nauwkeurige metingen. De verwerking van afval vindt plaats op basis van de in de wetgeving vastgelegde voorkeursverwijderingsvolgorde. Ruim 85% van het geproduceerde afval wordt hergebruikt of elders nuttig toegepast. Slechts 2% van het afval wordt uiteindelijk gestort. De fractie ‘anders dan storten’ bestaat onder andere uit boorgruis en –spoeling op waterbasis dat in zee wordt geloosd.
kader van de actie ‘Going for zero’ een campagne gestart om het aantal milieu-incidenten te reduceren. In 2003 zijn 37 klachten ontvangen ten aanzien van NAM-activiteiten. Dit is aanzienlijk meer dan in 2002 (19 klachten). Met name de geluidsklachten zijn in 2003 toegenomen. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat boor- en constructiewerkzaamheden in 2003 meer in de nabijheid van woongebieden hebben plaatsgevonden. Te denken valt hierbij aan de boorwerkzaamheden te Rotterdam en de constructiewerkzaamheden op de Groningen-installaties (Leermens, Ten Post) ten behoeve van het Groningen Long Term-project (GLT).
Milieu-incidenten en klachten In 2003 hebben zich 267 milieu-incidenten voorgedaan. Hierbij betrof het 62 incidenten waarbij de bodem en of het grondwater vervuild raakten, tien incidenten met morsingen naar het oppervlaktewater en 63 niet-geplande emissies naar de lucht van met name aardgas. Daarnaast hebben zich 132 milieuincidenten voorgedaan, die evenwel geen gevolgen hebben gehad voor het milieu. Deze niet-geplande lozingen werden opgevangen binnen de noodvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld de lekbakken van de installaties. Het aantal milieu-incidenten is ten opzichte van 2002 (249) toegenomen. Licht positief punt hierbij is dat de toename in zijn geheel is toe te schrijven aan de lekkages die zijn opgevangen door de noodvoorzieningen. Deze lekkages zijn dus niet in het milieu terechtgekomen. In 2003 is in het
Bescherming natuur en milieu
17
Lichte aardbevingen in Groningen In oktober en november trilde de aarde in de Groningse gemeente Loppersum in ruim een maand tijd drie keer. Deskundigen zijn het erover eens dat de gasproductie uit het Groningen-veld de bodemtrillingen heeft veroorzaakt. Deze snelle opeenvolging van trillingen is volgens het KNMI toeval, maar onder de bewoners van het gebied ontstond toch een zekere onrust. Tijdens een informatie-avond in Middelstum gaf de NAM aan zich de bezorgdheid van de bewoners goed te kunnen voorstellen. Door open en transparant informatie te verstrekken probeert de NAM die zorgen weg te nemen. Het bedrijf kent bovendien een schaderegeling in geval van lichte aardbevingen. Sinds 1997 zijn in Noord-Nederland ongeveer 700 claims in behandeling genomen. In bijna alle gevallen zijn de NAM en de betrokkenen het samen eens geworden.
N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafieken zijn weergegeven in hoofdstuk 9.
18
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
5 [ In de levenscyclus van een installatie wordt energieverbruik zoveel mogelijk beperkt en wordt materiaal hergebruikt
]
Beheer van grondstoffen en energie De NAM streeft er naar bij haar activiteiten zuinig om te gaan met energie en materialen. In de totale levenscyclus van een installatie wordt het energiegebruik zoveel mogelijk beperkt en wordt materiaal hergebruikt. Bij de bouw van het platform K7-Bravo en de ontwikkeling en gebruik van de boortechniek ‘Underbalanced drilling’ kwamen deze uitgangspunten onder meer naar voren. De NAM neemt daarnaast deel aan de Meerjarenafspraak-2 voor de verbetering van de energie-efficiëntie tussen overheid en de brancheorganisatie NOGEPA: de Nederlandse Olie en Gas Exploratie en Productie Associatie.
Energie Energiegebruik Voor de energievoorziening maakt de NAM gebruik van diesel, aardgas en elektriciteit. Aardgas wordt onder andere gebruikt bij de opwekking van elektriciteit door middel van gasturbines bij productieinstallaties op zee. In 2003 is het gasverbruik bij de NAM licht gedaald naar 7,3 miljoen GJ (2002: 7,4 miljoen GJ). Elektriciteit, betrokken van het openbare net, wordt onder meer gebruikt om compressoren aan te drijven voor het op peil houden van de gasdruk en voor het injecteren in de ondergrondse gasopslag bij Norg of Grijpskerk. Het elektriciteitsverbruik is in 2003 eveneens licht gedaald: 2,2 miljoen GJ tegenover 2,4 miljoen GJ in 2002.
Beheer van grondstoffen en energie
Energie Meet Programma Het nieuwe Dutch Dispatching Centre (DDC, zie hoofdstuk ‘Kwaliteit en waarde voor klanten’) is niet alleen ingericht voor het afstemmen van gasvraag en –aanbod, maar is ook actief bezig met het optimaal inzetten van ingekochte elektriciteit. Met het Energie Meet Programma registreert de NAM hoeveel en waar ingekochte elektriciteit wordt ingezet. Optimalisatie van het elektriciteitsgebruik levert naast financiële voordelen, natuurlijk ook milieuvoordelen op. In de hete zomer van 2003 was de energievraag heel hoog. Korte tijd was zelfs ‘Code Rood’ afgekondigd, hetgeen betekent dat de elektriciteitsproducenten bijna hun maximale capaciteit hebben bereikt. Om energie te besparen heeft ook de NAM maatregelen genomen. Een aantal compressoren, in gebruik voor het opslaan van gas in de ondergrondse gasopslag, werd uitgeschakeld en de elektriciteit werd vervolgens beschikbaar gemaakt voor externe partijen.
Meerjarenafspraak-2 De NAM neemt als lid van NOGEPA deel aan de Meerjarenafspraak-2 (MJA-2), een afspraak met het ministerie van Economische Zaken over de verbetering van de energie-efficiëntie. Het MJA-2 is gestart in december 2001 en loopt tot en met 2012. In het kader van de MJA-2 zijn in het Energiebesparingsplan-2 (EBP-2) van de NAM de contouren voor verdere verbetering van energie-efficiëntie opgesteld. Maatregelen uit het EBP-2 voor het besparen van energie zijn in lijn met het Bedrijfsmilieuplan. Een voorbeeld hiervan is het aanpassen van een
19
installatie, zodat aardgas dat vroeger werd afgeblazen, nu gebruikt kan worden voor het aandrijven van een compressor. Hiermee snijdt het mes aan twee kanten: energiebesparing en een reductie van emissies. In 2003 verbeterde de totale energieefficiëntie met 26% ten opzichte van het referentiejaar 1998. In 2003 is bovendien extra aandacht gegeven aan het meer expliciet vermelden van energiezorg in het VGWM-zorgsysteem. Het EBP-2 loopt van 2001 tot en met 2004. In 2004 zal het derde EBP (2005-2008) worden opgesteld.
Grond- en hulpstoffen Bij de exploratie en productie van aardgas en aardolie worden mijnbouwhulpstoffen gebruikt. Het verbruik van mijnbouwhulpstoffen is sterk afhankelijk van het activiteitenniveau. Dit niveau is af te meten aan bijvoorbeeld het aantal boringen en de hoeveelheden kubieke meters geproduceerd aardgas en gewonnen aardolie.
Productie De afleveringskwaliteit van aardgas en aardolie wordt onder andere bereikt door diverse hulpstoffen aan het proces toe te voegen. Deze hulpstoffen zijn bedoeld om de productstromen te ontdoen van water en om hydraatvorming en corrosie in installaties te voorkomen. De belangrijkste proceshulpstoffen voor het behandelen van aardgas zijn corrosion inhibitor, H2S-scavengers, glycol en methanol. Het gebruik van de hulpstoffen loopt in principe in lijn met de productie. Maar ook bepaalde procescondi-
20
ties zoals storingen en het opstarten van een behandelingsinstallatie kunnen van invloed zijn op het gebruik van deze stoffen. In 2003 is bij de productie ongeveer 3000 ton aan hulpstoffen gebruikt. Zo werd ruim 1100 ton methanol gebruikt, waarvan bijna 700 ton afkomstig is van een verwerkend bedrijf dat methanolhoudend water (afkomstig van de NAM) scheidt in methanol en water. Daarnaast is ruim 800 ton glycol en ruim 500 ton corrosion inhibitor gebruikt.
Booractiviteiten Bij boringen worden hulpstoffen (chemicaliën) gebruikt om de activiteiten veilig en technisch goed te laten verlopen. Deze zogenoemde boorspoeling wordt onder andere gebruikt om het boorgruis dat ontstaat door het boren te transporteren en voor het creëren van tegendruk, zodat het gas niet ongecontroleerd naar boven stroomt. De gebruikte hoeveelheid van deze stoffen ligt meestal in lijn met de afstand die is geboord. In 2003 is ruim 35.000 ton aan hulpstoffen gebruikt. Verbeteringen Het door de NAM uitgevoerde proeftuinproject in het kader van de Strategie Omgaan Met Stoffen (ontwikkeld door het Ministerie van VROM) is in 2003 succesvol afgesloten. Het proeftuinproject betrof een studiemaatregel met betrekking tot het mogelijk optimaliseren van het NAM-chemicaliënbeheerssysteem (identificeren van ‘best practices’) en het beschikbaar stellen van de leerpunten hieruit aan verschillende overheden en aan de Nederlandse industrie. Als onderdeel van het project is een CD-
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
ROM uitgegeven die voor alle geïnteresseerde partijen vrij ter beschikking is. Daarnaast zijn in 2003 nagenoeg alle offshore-platforms bij de NAM overgeschakeld op een minder milieuschadelijke corrosion inhibitor. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze ‘nieuwe’ inhibitor minder effect heeft op algen. Bij installaties op land is in het Groningen-veld het gebruik van corrosion inhibitors, op basis van de onderzoeksresultaten, met 10% teruggebracht.
men in het Bedrijfsmilieuplan-3. Het K7-Bravoplatform produceert ongeveer drie miljoen m3 gas per dag. In de toekomst zijn er nog mogelijkheden om twee extra putten te gebruiken voor de productie. De ontwikkeling van dit platform is een goed voorbeeld van een integrale, duurzame benadering. Een relatief klein veld kan worden geproduceerd door ‘slimme’ investeringen en tevens met een reductie van veiligheidsrisico’s en een minimale invloed op het milieu.
Projecten K7-Bravo Eind 2003 is de productie gestart vanaf platform K7-Bravo. Deze satelliet is in meerdere opzichten een bijzondere locatie. Om tot een reductie van kosten en materiaalgebruik te komen is een platform gebouwd met een minimum aan faciliteiten en een zeer hoge betrouwbaarheid in combinatie met toegang over het water. De aansturing en controle van de installatie gebeuren op afstand, onderhoud is naar verwachting slechts één keer per jaar nodig. Het geproduceerde gas gaat direct via het platform K7-FD naar het behandelingsplatform K8-FA-1 op ongeveer 25 km afstand. Daar wordt het gas opgewarmd om vervolgens goed te kunnen worden behandeld. Bij de opwarming wordt gebruikgemaakt van restwarmte afkomstig van twee generatoren op K8-FA-1. Het meegeproduceerde water wordt, net als het productiewater van de andere K7 en K8platforms, ter plekke geïnjecteerd in de diepe ondergrond. Deze reductiemaatregel is ook opgeno-
Beheer van grondstoffen en energie
Coiled Tubing Underbalanced Drilling Coiled Tubing Underbalanced Drilling (CT-UBD) is een techniek, waarbij tijdens het boren geen losse pijpen stuk voor stuk de grond in gaan. In plaats hiervan gaat een lange buis van buigzaam staal, de coiled tubing, vanaf een grote haspel in één stuk naar beneden. Daarnaast wordt tijdens het boren rond de boorkop aan het einde van de tubing een onderdruk gecreëerd. Dit is de underbalanced boortechniek. De CT-UBD-techniek heeft een aantal voordelen. Tijdens het conventionele boren met een kolom boorspoeling voor onder andere de neerwaartse druk op de boorbeitel, bestaat de kans dat het gasof oliehoudende reservoir wordt beschadigd door de spoeling, waardoor er tijdens de productiefase problemen kunnen ontstaan. Bij de UBD-techniek waar minder spoeling wordt gebruikt voor de drukopbouw in het boorgat, is deze kans op negatieve beïnvloeding van het reservoir gering. Ander voordeel is
21
dat de boortijd aanzienlijk wordt verkort, omdat tijdens de boorfase niet meer gestopt hoeft te worden om pijpen in of uit elkaar te schroeven. Daarnaast is de boorkop beter bestuurbaar en door meetapparatuur vlak achter de boorkop is direct te zien wat er tijdens de boring gebeurt. De CT-UBD-techniek is in het algemeen duurder dan de conventionele boortechniek, maar de aanpak maakt het boren onder extreme omstandigheden zoals in 2003 bij Coevorden (hoge druk, temperatuur en zuurgraad) wel mogelijk. Met de CT-UBDtechniek kan ook het gas in kleine velden zoals Coevorden beschikbaar worden gemaakt.
Bodemdaling: grote waterpassing Gaswinning kan een gelijkmatige, schotelvormige bodemdaling tot gevolg hebben. Om exact te kunnen berekenen hoe groot die bodemdaling is, heeft de NAM in 2003 wederom een grote waterpassing laten uitvoeren in de drie noordelijke provincies. Hiervoor is gebruikgemaakt van een dicht netwerk van vaste hoogtemerken, de ‘NAP-peilmerken’, die vaak met koperen bouten in de buitenmuren van gebouwen zijn aangebracht. Totaal is een waterpassing van ongeveer vierduizend kilometer uitgevoerd. Uit de metingen kan de bodemdaling worden afgeleid, door ze te combineren met eerdere metingen die in Noord-Nederland zijn uitgevoerd. In de loop van 2004 zullen de resultaten bekend worden. In samenwerking met de TU Delft doet de NAM onderzoek naar het gebruik van radarmetingen van satellieten voor het meten van bodemdaling. Onderzocht wordt of het aantal meetpunten kan worden vergroot door gebruik te maken van natuurlijke reflectiepunten zoals daken van huizen of andere gebouwen. Beperkte successen met deze techniek zijn gerealiseerd in de bebouwde omgeving. Op het platteland ligt de dichtheid van bruikbare reflectiepunten een stuk lager. Uiteindelijk moet de nieuwe methode leiden tot beter inzicht in de bodembeweging en de oorzaken daarvan.
N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafiek is weergegeven in hoofdstuk 9.
22
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
[
6 Prioriteit blijft de veiligheidsprestaties te verbeteren, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan het gedrag van mensen
]
Respect voor mensen 2003 heeft voor een belangrijk deel in het teken gestaan van voortgaande veranderingen. De NAM heeft enkele organisatiewijzigingen ondergaan, waarbij de Europese samenwerking de grootste invloed op het bedrijf heeft gehad. Bij deze reorganisatie werden de medewerkers en de Ondernemingsraad, mede door middel van informatiebijeenkomsten, zoveel mogelijk betrokken.
Personeel Op 1 januari 2004 waren er 1943 medewerkers in dienst bij de NAM. Voor circa 650 medewerkers zijn de arbeidsvoorwaarden in overleg met de vakbonden FNV en CNV vastgelegd in de NAM-CAO. Daarnaast zijn er 141 buitenlandse medewerkers op wie de ‘expatriate-voorwaarden’ van toepassing zijn. De rest zijn niet-CAO-medewerkers op Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Rekrutering Als onderdeel van de reorganisatie hebben alle medewerkers via een intern resourcing/rekruteringsproces naar een nieuwe baan kunnen solliciteren. Tweederde van hen is geselecteerd op hun eerste of tweede keuze. Ongeveer 15% van de medewerkers is door het bedrijf in functies ‘geplaatst’. Voor degenen waarvoor na de selectie geen baan beschikbaar was, is een Assen Resourcing Centre ingericht, waar men tezamen met de betrokken medewerker een oplossing zoekt voor de overtolligheid. Als gevolg van de Europese samenwerking zullen binnen de NAM 150 arbeidsplaatsen verdwijnen. Een groot aantal medewerkers heeft aangegeven vrij-
Respect voor mensen
willig gebruik te willen maken van de bestaande overtolligheidsregeling. Mede door de reorganisatie heeft externe rekrutering een lagere prioriteit gekregen. Niettemin zijn begin 2003 30 medewerkers extern geworven. Met hen waren reeds in 2002 afspraken gemaakt.
Attractie In 2003 hebben vijf bedrijfsbezoeken plaatsgevonden van studenten afkomstig van aardwetenschappelijke en technische studies (hogescholen en universiteiten). Daarnaast heeft de NAM zich (samen met Shell) in het najaar van 2003 extern gepresenteerd op de Nationale HBO Carrièredag te Amsterdam. Op het gebied van sponsoring van onderwijsinstellingen en studentenverenigingen heeft de NAM dit jaar, naast de gebruikelijke plaatsingen van advertenties of het geven van een financiële bijdrage, twee technische Bachelor/Master-opleidingen financieel ondersteund. Tr a i n i n g e n o n t w i k k e l i n g In 2003 is minder aandacht besteed aan training (learning) en competentie-ontwikkeling van de medewerkers dan in 2002. Dit werd voornamelijk veroorzaakt door de tijd die de reorganisatie in beslag nam. Hoewel er minder persoonlijke vaardigheidstrainingen zijn gevolgd, bleef de belangstelling voor de VGWM-trainingen op hetzelfde niveau. In totaal is er ten opzichte van 2002 circa 15% minder geld uitgegeven aan trainingen. De ‘Know Your Company’ training, de één-weekse NAM-introductiecursus, is in 2003 drie keer gehouden. Mede als gevolg van de nieuwe Europese samenwerking is deze typische NAM-training midden 2003
23
gestopt. De activiteiten van de ‘Young Professionals’ bij de NAM blijven ondersteund en in 2004 zal worden onderzocht in hoeverre een Europese variant op de ‘Know Your Company’ training kan worden ontwikkeld. In 2003 zijn de laatste Operation Technician (OT) en Senior Operation Technician (SOT) trainingen uitgevoerd. Een zeer uitvoerig competentieprogramma voor technisch personeel is hiermee afgerond. Vanaf 1997 tot en met 2003 hebben ongeveer 500 medewerkers het programma met succes doorlopen. Het behaalde certificaat is een bewijs van aantoonbare competentie in hun vakgebied.
Ondernemingsraad Naast reorganisaties van de Asset New Business Development, de HR Herstructurering en de Bundeling Kleine Velden Land Assets, heeft het jaar 2003 in het teken gestaan van de medezeggenschap binnen de Europese organisatie. Om de meeste invloed op het veranderingsproces te kunnen uitoefenen heeft de OR -samen met hun collega’s van de ondernemingsraden in Groot-Brittannië en Noorwegen- gekozen voor participatief overleg met de Bestuurder. Met de inbreng van de OR werd zekergesteld dat alle medezeggenschapsaspecten met betrekking tot de reorganisatie zorgvuldig zijn behandeld. Het einde van 2003 betekende ook het einde van de zittingsperiode (drie jaar) van de OR. De 13 kandidaten die zich tijdens de verkiezingen hebben aangemeld, zijn automatisch verkozen als OR-lid. Er zijn vier zetels vacant gebleven, die begin 2004 alsnog vervuld zullen worden.
24
A r b e i d s v o o r w a a rd e n In maart 2003 is met de vakbonden een CAO afgesloten met een looptijd van een jaar. Naast een structurele salarisverhoging, een eenmalige uitkering en een verhoogd Persoonlijk Ontwikkelings- en Zorgbudget, werd afgesproken dat de prestatiegebonden salarisverhoging zal worden gebaseerd op een Individuele Performance Factor. Hiermee wordt de basis voor het beloningssysteem voor alle medewerkers gelijk. E e l d e - A b e rd e e n Om het reizen binnen Europa voor de medewerkers te vergemakkelijken, is met een Britse luchtvaartmaatschappij een overeenkomst gesloten voor vluchten tussen Eelde en Aberdeen (Schotland). Medewerkers worden met een bus van en naar het hoofdkantoor in Assen vervoerd. Assen is hierdoor een beter bereikbare locatie geworden. Ideeënbus Door de medewerkers zijn 69 ideeën ingediend. Circa 15% van deze ideeën zijn in totaal voor € 9.309,- beloond en hebben voor het bedrijf een besparing opgeleverd van € 152.000,-. Arbozorg De veiligheid en gezondheid van de werknemers zijn een gedeelde verantwoordelijkheid van de medewerker en de organisatie. Hierin worden zij ondersteund door de Arbo-dienst en de Veiligheidsdienst. De speerpunten in 2003 betroffen de verbetering van de veiligheidsprestaties, bestrijding van RSI en stressmanagement.
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
Ziekteverzuim Het ziekteverzuim (exclusief zwangerschap) binnen de NAM bleef gelijk aan dat van 2002, namelijk 2,3 procent. Dit ligt onder het landelijke gemiddelde van de industrie en bouwnijverheid van 4,9 procent (CBS Q3 2003). De diagnoseverdeling geeft aan dat het merendeel van het arbeidsverzuim te maken heeft met problemen van de ademhaling (veelal griep- en verkoudheidsgevallen) of het bewegingsapparaat, waaronder RSI, sportletsel, rug- en gewrichtsklachten. Het aandeel van de diagnosegroepen in het verzuim is enigszins veranderd. Het verzuim als gevolg van psychische problemen gaf het afgelopen jaar een daling te zien, vooral door het korter worden van de verzuimduur. Actieve en vroege (gedeeltelijke) reïntegratie in goed overleg met de werknemer, de werkgever en de Arbo-dienst lijkt effect te hebben op de verzuimduur. Het verzuim als gevolg van problemen met het bewegingsapparaat geeft een stijging te zien. WAO en reïntegratie De richtlijnen uit de in 2002 ingevoerde Wet Verbetering Poortwachter (WVP) gelden binnen de NAM als leidraad bij gevallen van medewerkers die met (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid te maken krijgen. De betrokken werknemer en zijn/haar afdeling zullen al het mogelijke doen om ervoor te zorgen dat de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte werknemer zo spoedig mogelijk weer optimaal kan functioneren. De deskundigen binnen de Arbo-dienst van de NAM adviseren en ondersteunen de afdeling en de werknemer in dit proces.
Respect voor mensen
Stressmanagement In 2003 is stress in de gehele NAM-organisatie op verschillende manieren aan de orde gesteld. Bij een aantal NAM-afdelingen zijn standaard periodieke onderzoeken gehouden met vragenlijsten die waren gericht op arbeidsomstandigheden en stressgerelateerde klachten. Aanbevelingen zijn op afdelingsniveau teruggekoppeld. Het aantal beroepsziekten door stress is in 2003 afgenomen van 9 naar 6. RSI Repetitive Strain Injury (RSI) is een verzamelnaam voor lichamelijke klachten die ontstaan door repeterende bewegingen. Het gaat om pijnklachten, tintelingen en krachtverlies, vooral in nek, schouders, armen, polsen en handen. Binnen de NAM wordt al een aantal jaren ruim aandacht besteed aan de preventie en aanpak van RSI. Er is ‘pauzesoftware’ beschikbaar, evenals een uitgebreide RSI-website op NAM-intranet. De begeleiding van medewerkers met RSI is uitgebreid met een ‘case management aanpak’. De bestrijding van RSI krijgt vooral bij verhuizingen (waardoor de werkplekken vaak veranderen) en bij toenemende werkdruk voortdurend aandacht. In 2003 hebben zich geen RSI-beroepsziekten voorgedaan, dit in tegenstelling tot 2002 (6). Veiligheid De veiligheidsprestaties van de NAM in 2003 geven een enigszins ‘dubbelbeeld’ te zien. Enerzijds is er bij de NAM nog nooit zo’n gering aantal incidenten met verzuim geweest. In 2003 werd een recordaantal van zes miljoen gewerkte uren zonder ongevallen met
25
Tw e e d o n a t i e s v o o r v e i l i g w e r k e n De NAM besteedt in haar bedrijfsvoering zeer veel aandacht aan de veiligheid van eigen medewerkers en die van aannemers. Eind 2003 bereikte de NAM de bijzondere mijlpaal van 6 miljoen ongevalsvrij gewerkte uren. De NAM besloot hierop een tweetal donaties van € 50.000,- beschikbaar te stellen aan maatschappelijke instellingen die werkzaam zijn op het gebied van veiligheid. In november kreeg de verkeersveiligheidsorganisatie 3VO een donatie ter introductie van een landelijk project om het haal- en brenggedrag van scholieren bij basisscholen structureel veiliger te maken. Een maand later ontving de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) in Den Helder een cheque voor eenzelfde bedrag. De KNRM is graag bereid om, vaak op basis van risico-analyses, mee te denken over veiligheid en het verbeteren van reddingsoperaties op en nabij bijvoorbeeld offshore-platforms. De KNRM heeft aangekondigd het geld te zullen besteden aan de reddingstations Schiermonnikoog, Ameland en Terschelling.
26
verzuim bereikt. Anderzijds werd de doelstelling in de categorie ‘Recordable cases’ (‘Incidenten met letsel’) wederom niet gehaald. Hier werd slechts een lichte daling bereikt ten opzichte van de resultaten over het jaar 2002. In de categorie ‘Ongevallen met verzuim’ daalde het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren van 1,0 tot 0,4. In de categorie ‘Incidenten met letsel’ daalde het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren van 4,0 naar 3,7, waarbij de doelstelling van 2,7 dus niet werd gehaald. Zorgelijk is het feit dat de ernst van het letsel, dat wil zeggen het aantal verzuimdagen, is toegenomen. Er is aangaande de ‘Incidenten met een potentieel ernstig gevolg’ in 2003 een dalende trend te constateren. Het jaargemiddelde per miljoen gewerkte uren van deze incidenten is gedaald naar 3,4. In 2002 was deze frequentie nog 5,5. In meer dan driekwart van de gevallen met letsel betrof het verwondingen aan handen, armen of voeten. Uit de analyses van de incidenten blijkt verder dat in 75% van de gevallen de incidenten met letsel optreden bij onderaannemers. Dat is op zich niet onlogisch, gezien het feit dat de meest risicovolle werkzaamheden bij de NAM, zoals boor-, constructie- en onderhoudswerkzaamheden, worden uitbesteed. Derhalve zijn de aannemers van de NAM de belangrijkste doelgroep in het streven de veiligheidsprestatie te verbeteren. Evenals in 2002 is hiertoe in 2003 onder andere een veiligheidsdag voor aannemers en NAM-contracthouders georganiseerd.
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
In het kader van het lange-termijnprogramma ‘Going for zero’ werd in 2001 een programma gelanceerd met het doel de veiligheidsprestaties te verbeteren, waarbij met name aandacht wordt besteed aan het gedrag van mensen. Één van de uitvloeiselen van dit programma is de eerdergenoemde veiligheidsdag voor aannemers. De verbetering van de veiligheidsprestatie is niet te realiseren zonder samenwerking met de aannemers. Bij ‘Going for zero’ worden aannemers gestimuleerd om de veiligheid dusdanig aan te pakken dat het past binnen de eigen bedrijfscultuur, waarbij tevens wordt aangesloten op de NAMen Shell-visie. Een methode die daarbij wordt gebruikt is ‘Hearts & Minds’. Samen met de aannemer wordt met die methode een sterkte/zwakte-analyse gemaakt en worden medewerkers gestimuleerd veilig te werken met het accent op het persoonlijke belang.
N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafieken zijn weergegeven in hoofdstuk 9.
Respect voor mensen
27
[
7 Samenleving en overheid verwachten van grote organisaties in toenemende mate dat zij hun maatschappelijke betrokkenheid tonen
]
Vo o rd e e l v o o r d e s a m e n l e v i n g De NAM ziet zich voor de uitdaging gesteld bij al haar bedrijfsactiviteiten steeds een balans te vinden tussen de economische ontwikkeling, de bescherming van het milieu en het dragen van haar verantwoordelijkheid jegens de samenleving. De samenleving enerzijds en de overheid anderzijds verwachten in deze tijd in toenemende mate van grote organisaties dat zij deze rol spelen en hun betrokkenheid tonen. De NAM ziet haar beleid op het gebied van sponsoring en donaties als een goede kans tot openheid en contact met de samenleving. In het kader van ‘Social Investment’ geeft een drietal pijlers vorm en inhoud aan dit beleid: • Donaties • Sponsoring • Werkgelegenheidsinspanningen
Donaties Jaarlijks ontvangt de NAM vele verzoeken om financiële bijdragen aan maatschappelijke activiteiten. In NAM’s donatie- en sponsorbeleid ligt de nadruk op het aspect ‘goed nabuurschap’. Het donatiebeleid bestaat uit twee onderdelen: algemene donaties en het PDF, het Personeels Donatie Fonds. Door een selectiecommissie worden de aanvragen beoordeeld en op basis van een aantal criteria al dan niet gehonoreerd. In 2003 zijn 533 donatieverzoeken ingediend, waarvan er 331 (62%) werden toegewezen. In 2002 was het toewijzingspercentage lager, namelijk 57%. In totaal werd bijna € 100.000,- uitgekeerd aan tal van instellingen, verenigingen en andere doelen op
28
onder andere het gebied van cultuur, maatschappij, milieu, onderwijs, sport, natuur en medische zaken. Vanwege het bereiken van de bijzondere mijlpaal van het werken van zes miljoen uren zonder ongevallen met verzuim werden twee bijzondere donaties van elk € 50.000,- toegekend aan de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij en aan de verkeersveiligheidsorganisatie 3VO.
Sponsoring Sponsoring betreft het financieel ondersteunen van grote landelijke en/of regionale projecten, waarbij vaak een tegenprestatie wordt verlangd. Sponsoring geeft de samenleving inzicht in de NAM en vormt voor de NAM een link met die samenleving. De afgelopen jaren heeft sponsoring een hogere prioriteit gekregen. Met sponsoring wil de NAM betrokkenheid en goed nabuurschap tonen. Het gaat daarbij echter niet om het beschikbaar stellen van geld alléén. De mogelijkheden om kennis en ervaring uit te wisselen, eigen medewerkers bijvoorbeeld in de rol van vrijwilliger te betrekken, maar ook om relaties naar evenementen mee te nemen, spelen hierbij een rol. Bij de beoordelingen van sponsorprojecten wordt een balans nagestreefd tussen verschillende doelgroepen als sport, milieu, recreatie, onderwijs, kunst en cultuur. In 2003 werd een bedrag van ruim € 450.000,- toegekend, onder meer aan het Prinses Christina Concours, Instituut Clingendael (het zogenaamde Clingendael International Energy Program), het Oerol-festival op Terschelling en EuroChamp, de Europese Atletiekkampioenschappen voor Gehandicapten (zie kader).
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
We r k g e l e g e n h e i d s i n s p a n n i n g In het kader van de CAO 2003-2004 is wederom een budget ten behoeve van inspanningen op het gebied van werkgelegenheid beschikbaar gesteld. Op jaarbasis gaat het om een budget van ruim één miljoen euro. In 2003 is het door de NAM beschikbaar gestelde budget evenals in voorgaande jaren besteed via een tweetal organisaties met wie de NAM op dit gebied samenwerkt, namelijk de Stichting Projecten Samenwerken en Werkprojecten Groningen. Beide instellingen zetten zich in om de positie van mensen met een achterstandssituatie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Tot deze categorie (vaak langdurig) werklozen behoren onder meer allochtonen, arbeidsgehandicapten en (herintredende) vrouwen. Over het algemeen zijn de resultaten van de mensen die via de twee stichtingen worden geholpen zeer positief. Via de Stichting Projecten Samenwerken bijvoorbeeld hebben uiteindelijk 164 personen een plek op de arbeidsmarkt gevonden. Ook de vorig jaar behaalde projectresultaten via Werkprojecten Groningen zijn goed. Tientallen mensen zijn inmiddels terug in het arbeidsproces, hebben zicht op werk of zijn met een opleiding gestart. Anderen doen extra scholing of vervullen activiteiten in het vrijwilligerscircuit. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft met de NAM een Raamconvenant afgesloten over de werkgelegenheidsinspanningen. Het ministerie volgt de inspanningen en is zeer te spreken over de tot nu toe behaalde resultaten via deze opzet. Het Raamconvenant loopt in juni 2004 af. Het overheidsbeleid heeft als uitgangspunt dat ondernemingen nog meer dan
E u ro c h a m p Eurochamp (de Europese Kampioenschappen Atletiek voor Gehandicapten) was in 2003 een schoolvoorbeeld van een evenement waaraan de NAM graag een bijdrage leverde. Sport, goed nabuurschap en betrokkenheid waren belangrijke pluspunten. Eurochamp kon vooral voor NAM-medewerkers betekenis hebben. Zo werd op woensdag 18 juni een open dag voor de eigen medewerkers gehouden. Binnen de NAM werd een actie gestart die uiteindelijk 50 vrijwilligers opleverde. Deze NAM-ers hebben gedurende het evenement op uiteenlopende terreinen geholpen bij de organisatie. In samenwerking met de gemeente Assen en de NAM is Eurochamp ook gebruikt als hulpmiddel om langdurig werklozen met een sociale achterstand te helpen, onder meer door ze (na een kortstondige bijscholing) in te zetten als begeleider in de catering, als chauffeur of als begeleider in het internetcafé. In totaal steunde de NAM Eurochamp met € 100.000,-. Hiervan werd € 40.000,- gedoneerd, terwijl € 50.000,- werd besteed aan het integratieproject. De resterende € 10.000,- werd gegeven in de vorm van NAM-computers en andere kleine zaken.
voorheen gezamenlijk een bijdrage moeten leveren om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt terug te krijgen in het arbeidsproces. N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafiek is weergegeven in hoofdstuk 9.
Voordeel voor de samenleving
29
[
Vroegtijdig overleg met betrokkenen betekent luisteren naar wensen, zorgen en verwachtingen
]
8
We r k e n m e t b e l a n g h e b b e n d e n De NAM hecht waarde aan goed en vroegtijdig overleg met belanghebbenden. Bij voorgenomen activiteiten wordt sinds jaar en dag reeds in het beginstadium voorlichting gegeven omtrent de veelal tijdelijke gevolgen van NAM’s activiteiten in het kader van opsporing en winning van olie en gas, waarbij vooral ook wordt geluisterd naar wensen, zorgen en verwachtingen van bijvoorbeeld omwonenden. Als gevolg hiervan is het mogelijk bepaalde aanpassingen in bedrijfsactiviteiten aan te brengen. Ook het onderwijs is hierbij een belangrijke doelgroep.
Communicatie Een belangrijk aspect van NAM’s reputatiebeleid betreft de intensivering van de externe communicatie die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Dit is gebeurd met het oog op een verduidelijking van de verantwoorde wijze waarop de NAM haar operaties inkleedt en uitvoert. Ook de verscherpte aandacht voor het belang van aardgas in het kader van de voorzieningszekerheid van energie heeft dit versterkt, evenals de rol van aardgas als relatief schone energiedrager in de transitie naar een meer duurzame energiehuishouding. Tegen die achtergrond heeft de NAM de afgelopen jaren met name de dialoog gezocht om kennis en ervaring, maar ook dilemma’s te delen met belanghebbenden. Onderzoeken over de afgelopen periode wezen onder andere uit dat van een bedrijf als de NAM een belangrijke rol in de vorming van een energievisie voor de lange termijn in ons land wordt verwacht. Behalve het beschikbaar stellen van verschillende vormen van communicatiemateriaal in
30
gedrukte en elektronische vorm, is de NAM in dit kader actief deelnemer aan de Overlegraad Olie en Gas (OOG), waar vertegenwoordigers van ministeries, het bedrijfsleven, NGO’s alsmede opinieleiders knelpunten bediscussiëren en gemeenschappelijke vertrekpunten verkennen op weg naar een energieke energievisie voor de komende decennia. De NAM steunt voorts het Clingendael International Energy Programme (CIEP) zowel financieel als in menskracht. In algemene zin tracht CIEP door middel van onderzoek, studies en seminars met name economische en politieke inzichten in de energiesector te verzamelen en uit te dragen. Verder wordt kennis gedeeld met het Energy Delta Institute in Groningen en de Noord-Nederlandse initiatieven EnergieKompas en Energy Valley.
D e Wa d d e n z e e Een terugkerend onderwerp in nationale energiediscussies betreft gaswinning onder de Waddenzee; een vraagstuk met een lange en complexe historie dat zowel vanuit wetenschappelijke, energietechnische, ecologische, politieke, economische, juridische alsook emotionele invalshoek is benaderd. Het behoeft geen nadere toelichting dat dergelijke belangen lang niet altijd met elkaar in overeenstemming waren, hetgeen in het verleden vooral polariserend heeft gewerkt. Tegen deze achtergrond begon het jaar 2003 met een belangrijk beraad op Terschelling met deelnemers van onder andere ministeries, lokale autoriteiten, NGO’s en industrie (NAM). De sessie was georganiseerd door het Instituut voor Milieu- en Systeemanalyse Amsterdam (IMSA). Belangrijkste
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
conclusie van deze bijeenkomst was dat de natuurwaarden van de Waddenzee achteruit gaan en dat de complexe bestuursstructuur rondom de Waddenzee ontoereikend is om hierin verbetering aan te brengen. IMSA ontwikkelde hiervoor een projectbenadering die door de NAM is gesteund. Intensieve contacten van diverse partijen met onder meer vertegenwoordigers van lokale en landelijke politiek alsmede belangenverenigingen leidden in september tot het instellen van de Adviesgroep Waddenzeebeleid onder voorzitterschap van W. Meijer, die de geconstateerde impasse zou kunnen doorbreken. Voor wat betreft externe contacten en het werken met belanghebbenden stond het jaar 2003 daarmee vooral in het teken van de Waddenzee. Zowel voor als na de instelling van de Adviesgroep Waddenzeebeleid werden betrokken politici bezocht om informatie te geven over de feiten, gedane onderzoeken, economische noodzaak en de mogelijkheden om te zoeken naar win/win-situaties. Daarnaast werden politici uitgenodigd voor bezoeken aan de locaties van de NAM nabij de Waddenzee. Vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen hebben hieraan gehoor gegeven en zijn rondgeleid langs de landlocaties Lauwersoog en Moddergat, van waar Waddengas kan worden gewonnen en over de gasbehandelingsinstallatie Anjum, die is ontworpen om ook het Waddengas te behandelen. Ook met vertegenwoordigers van landelijke, regionale en lokale overheden, met natuur- en milieuorganisaties (zoals Natuurmonumenten, de Wadden-
Werken met belanghebbenden
vereniging en Greenpeace) en met vertegenwoordigers van andere belangenorganisaties werd regelmatig contact onderhouden. De Waddenzee en de winning van het Waddengas speelden daarin een grote rol.
Aanbevelingen Adviesgroep In april 2004 presenteerde de Adviesgroep Waddenzeebeleid haar aanbevelingen aan het kabinet. De Adviesgroep ontwikkelde voor een langetermijnbeleid voor dit gebied een concept met voorrang voor de natuur, met mogelijkheden tot menselijk medegebruik op basis van strikte en gelijksoortige grenswaarden. Voor gaswinning betekent dit dat vooraf een maximaal toelaatbare bodemdalingsnelheid wordt vastgesteld. De aanslibbing door de natuurlijke dynamiek van de Waddenzee moet de daling door gaswinning en andere processen (zeespiegelstijging, natuurlijke bodemdaling, infrastructurele werken) kunnen bijhouden zodat er netto geen effect is op het niveau van de wadplaten. Een monitoringsysteem moet dit proces bewaken. Indien zich tijdens gaswinning significante wijzigingen voordoen, dan moet de snelheid van productie worden aangepast. De NAM toonde zich ingenomen met het rapport dat in algemene zin pleit voor het investeren in de natuurwaarden van de Waddenzee en beperkte ruimte laat voor economische activiteiten onder het uitgangspunt dat de natuurlijke veerkracht van de Waddenzee niet wordt overschreden en de natuurwaarden onaangetast blijven. In het verloop van 2004 zullen het kabinet en de
31
Tweede Kamer nadere voorstellen bespreken betreffende dit onderwerp.
Onderwijs Het actief benaderen van scholen en betrekken bij activiteiten blijft een belangrijk onderdeel van NAM’s contacten met de buitenwereld. Enerzijds om de jeugd vroegtijdig bewust te maken van de rol die aardgas in onze samenleving speelt, anderzijds om hen kennis te laten maken met techniek en het bedrijfsleven. Contacten met scholen werden daarom in 2003 voortgezet en uitgebreid. Waar de NAM actief en zichtbaar aanwezig was, werden basisscholen benaderd voor gastlessen of rondleidingen - of ze kregen die op verzoek. De belangstelling van het middelbaar onderwijs nam steeds meer toe; dit resulteerde in uitgebreide educatieve excursies. Jet-Net, een project dat probeert de jeugd meer te interesseren voor techniek en bèta-vakken, speelde daarbij een belangrijke rol. Bij de NAM werd een docentenworkshop over Jet-Net georganiseerd (zie kader). Niet alleen leerlingen, maar ook toekomstige leerkrachten hebben belangstelling voor de activiteiten van de NAM. Vandaar dat voorlichting en ideeën voor gas(t)lessen werden geven aan een aantal noordelijke PABO’s. Evenals voorgaande jaren steunde de NAM een aantal educatieve projecten – inhoudelijk en financiëel – zoals bijvoorbeeld Scholen voor Duurzaamheid, Technika 10, Student en Techniek en de Stichting Veldwerk.
32
Wo r k s h o p v o o r d o c e n t e n Ruim twintig docenten en decanen van vier scholen in Groningen en Drenthe deden op vrijdag 24 oktober mee aan de Jet-Net Bètaworkshop, georganiseerd door de NAM. Jet-Net, het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland, is een samenwerkingsverband tussen onder meer bedrijfsleven en onderwijs met als doel het onderwijs in de bèta- en technische vakken interessanter te maken voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Het doel is een tekort aan technisch geschoolden in de toekomst te voorkomen. Shell en de NAM zijn beide deelnemers aan het Jet-Net-project. Tijdens de workshop kwamen onder meer de profielwerkstukken, stages en het imagoprobleem aan de orde. Goede presentaties door mensen uit de praktijk kunnen scholieren ervan overtuigen dat techniek alles behalve saai is. Ook bezoeken aan bedrijven kunnen scholieren een beter beeld geven van de technische praktijk van alle dag. Belangrijk is wel dat het niveau van de contacten wordt aangepast aan dat van de scholieren. Tevens werd gesproken over het aantrekkelijker maken van het lesmateriaal, op een dusdanige manier dat docenten er ook echt gebruik van gaan maken. Internet werd in dat kader als een heel bruikbaar medium genoemd. Een van de conclusies: goede contacten tussen bedrijfsleven en onderwijs blijven noodzakelijk.
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
9 Monitoring: grafieken en cijfers De in dit hoofdstuk weergegeven grafieken dienen als ondersteuning van de relevante tekst in dit verslag. De cijfers die een directe relatie met de tekst hebben zijn in grafiekvorm weergegeven. De overige relevante cijfers staan in de bij dit hoofdstuk horende cijferbijlage. De gegevens in dit verslag komen uit diverse bronnen en databases van de NAM. De jaarlijkse rapportage van de NAM-gegevens ten behoeve van het jaarverslag van de Koninklijke/Shell Groep wordt eveneens verzorgd vanuit deze bronnen. Dit Shellverslag wordt geverifieerd door externe auditors (KPMG en PriceWaterhouse Coopers). Daarnaast is het datamanagementsysteem van de NAM een onderdeel van het NAM-milieuzorgsysteem dat is gecertificeerd volgens de norm ISO 14001 en dat jaarlijks wordt gecontroleerd.
To e l i c h t i n g o p d e c i j f e r s In 2003 heeft een verbetering plaatsgevonden van de basisgegevens (kentallen, gascomposities, bepalingsformules stookgasvolumes) voor de bepaling van de emissies naar de lucht met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002. Met deze verbeterde gegevens zijn met het ‘EIS-systeem’ de emissies over het jaar 2003 berekend en over het jaar 2002 opnieuw berekend. Voor de parameters SO2, NOx, CH4 en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn de waarden over 2002 gecorrigeerd zoals aangegeven in de cijferbijlage van dit hoofdstuk. Voor enkele parameters zijn vooraf jaardoelstellingen bepaald. Deze zijn in de betreffende grafieken aangegeven met een rode ster. Tevens is in enkele grafieken de verwachting voor 2004 aangegeven.
Monitoring: grafieken en cijfers
33
Grafieken behorende bij hoofdstuk 2 ‘Economisch belang’ 0
5
10
15
20
25
30
35
40
0
1998
1998
1999
1999
2000
2000
2001
2001
2002
2002
2003
2003
Aantal boringen per jaar
0
0.2
0.4
0.6
10
20
30
40
50
60
Aardgasproductie in miljard m 3 (NAM-operated en non-operated) 0.8
1
1.2
1.4
1998 1999
2000 2001 2002
2003
Aardolieproductie in miljoen m 3
Grafieken behorende bij hoofdstuk 4 ‘Bescherming natuur en milieu’
0.0
20.0
40.0
60.0
1998 1999 2000
80.0
100.0
120.0
waterbehandeling luchtverontreiniging, stank en licht bodembeheer afvalverwerking geluidsreductie natuurinpassing en compensatie overig
2001 2002 2003
Milieu-uitgaven per aspect (miljoen euro)
34
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
70
gasvormige emissies (mln EIU) 0.0
0.5
1.0
1.5
2003-doelstelling 2.0
2.5
3.0
3.5
4.0
4.5
CO2 emissie (x 1000 ton) 0
5.0
1990
1990
1998
1998
1999
1999
2000
2000
2001
2001
2002
2002
2003
2003
2004
2004
Gasvormige emissies (miljoen EIU)
0
100
200
300
200
2003-doelstelling 400
600
800
1000
CO 2 -emissies (x 1000 ton)
400
500
600
700
800
900
1992 1998 1999
urgentie/gevalsklasse-1 urgentie/gevalsklasse-2 urgentie/gevalsklasse-3 urgentie/gevalsklasse-4 urgentie/gevalsklasse-5
2000 2001 2002 2003
Aantal historische gevallen van bodemverontreiniging
anders dan storten 12%
storten 2%
verbranden 1% producthergebruik 36%
nuttige toepassing 24%
materiaalhergebruik 25%
Verwerking afval volgens voorkeursvolgorde
Monitoring: grafieken en cijfers
35
1200
Grafiek behorende bij hoofdstuk 5 ‘Beheer van grondstoffen en energie’
0
2
4
6
8
10
12
14
16
1990 1998 1999 gas diesel elektriciteit
2000 2001 2002 2003
Energieverbruik (GJ)
Grafieken behorende bij hoofdstuk 6 ‘Respect voor mensen’ 2003-doelstelling 0
500
1,000
1,500
2,000
2,500
0.0
3,000
1997
1997
1998
1998
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
3.0
3.5
1999
1999 vrouw man
2000
2000
2001
2001
2002
2002
2003
2003
Aantal medewerkers
Ziekteverzuim (%) 2003-doelstelling
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1990 1998 1999 2000 2001
ongevallen met verzuim (per mln blootstellingsuren) ongevallen met letsel (per mln blootstellingsuren)
2002 2003 2004
Ongevalsfrequenties
36
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
4.0
G r a f i e k b e h o r e n d e b i j h o o f d s t u k 7 ‘ Vo o r d e e l v o o r d e s a m e n l e v i n g ’
0
100000
200000
300000
1998 1999 2000
400000
500000
600000
cultuur maatschappelijk natuur en milieu sport en recreatie onderwijs/universiteiten diversen
2001 2002 2003
Uitgaven sponsoring en donaties (euro)
Monitoring: grafieken en cijfers
37
Cijferbijlage
38
NAM Maatschappelijk Verslag 2003
VERGUNNINGEN / CONCESSIES NAM
5 8 7
9
10 11
12a 10 a
b 13
14
15
Concessie land Winningsvergunning zee
13a 14
A 16
B
17
18a
Boorvergunning land Opsporingsvergunning zee
17
16a
18
a 1
2
3
1
2
4
5
6
4
5
7
8
9
7
8
3
Gasveld
3
Olieveld
6b
6
9
Pijpleiding
9 7
10
12a
11
E
15
13
18a
11
10
D
12
10 11
F
14
15
13
14
15
13
14
18
16a
17
G 15
13
16
17
18
16
17
18 16
17a 3
b
1
a
H
c
b
2
3a
1
2
3
1
2
3
1
5a
6
d 4
5
6
4
8
9b
7
8
9
a a 6
4
5
6
4
9
7
8
9
7
c
J 5
K 10
L
11
12
10
11
14
15
13
14
12a
10
8
7
N
M
a
11
Noord Friesland
b 13
a
De Marne
15 c Groningen Tietjerksteradeel b
16
17
18
b
16a
17
18
a D’broek 1
2
3
1
2
5
6
4
5
Zuid Friesland II Drenthe
4
IJsselmeer
Schagen
7
8
9
7
P 10
8
Schoonebeek
Q
Markerwaard Hardenberg Tubbergen
11
12
10
11
14
Middelie
12 13
14
15
13
16
17
18
16a
1
2
3
4
5
15
18
Twenthe
Rossum De Lutte
O 2
5
3
6
6
R
S 9 7
Rijswijk
Beijerland
Botlek
Andel II
8
10
0 Draw. nr.: 0215216003
100 KM Situatie 01-03-’04
40
NAM Maatschappelijk Verslag 2003