Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en – behoefte bij volwassen Nijmegenaren
O&S Nijmegen februari 2004
Inhoudsopgave 1
Samenvatting en conclusies
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
Inleiding Sportparticipatie en -frequentie De meest beoefende sporten bij de volwassen Nijmegenaren Organisatorisch verband sportbeoefening voor de volwassen Nijmegenaren Gebruik van sportaccommodaties door volwassen Nijmegenaren Sportwensen van en sportbelemmeringen voor de volwassen Nijmegenaren Sportwedstrijdenbezoek door volwassenen Verschillen tussen deelgroepen volwassenen
3 3 5 6 7 8 9 9
1.8.1 Uitkomsten naar leeftijd en geslacht 1.8.2 Uitkomsten naar etniciteit 1.8.3 Uitkomsten naar opleiding en inkomen
1.9 Verschillen tussen deelgebieden voor de volwassen Nijmegenaren 1.10 Hoofdconclusies m.b.t. volwassen Nijmegenaren
2
Inleiding
2.1 Aanleiding voor onderzoek 2.2 Uitvoering van onderzoek 2.3 Inhoud van onderzoek
3
Sportparticipatie en -frequentie
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Aandeel sporters volgens de RSO-definitie Aandeel sporters in vergelijking met 2001 Zelfbeeld als sporter Verschillen naar achtergrondkenmerken Verschillen naar deelgebieden
4
Beoefende sporten
4.1 Populariteitsrangorde sporten 4.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 4.3 Verschillen naar deelgebieden
5
Organisatorisch verband sportbeoefening
5.1 5.2 5.3 5.4
Hoe sport men? Sporten bij een vereniging Sporten bij een commercieel sportcentrum Ongebonden sporten
10 10 11
11 13
15 15 16 16
19 19 21 22 23 24
27 27 28 30
31 31 34 35 36
Inhoudsopgave (vervolg)
5.5 Sporten in wedstrijdverband 5.6 Verschillen naar achtergrondkenmerken 5.7 Verschillen naar deelgebieden
6
Plaats van sportbeoefening
6.1 Waar sport men? 6.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 6.3 Verschillen naar deelgebied
36 37 38
39 39 40 40
7
Sportwensen en -belemmeringen
7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7
Aandeel volwassenen dat meer wil sporten Belemmeringen voor meer sportdeelname Sporten die men meer zou willen doen Belangstelling voor sportclubs Aandeel dat in de buurt of stad mogelijkheden om te sporten mist Verschillen naar achtergrondkenmerken Verschillen naar deelgebied
8
Bezoeken van sportwedstrijden
55
8.1 Mate waarin men sportwedstrijden bezoekt 8.2 Verschillen naar achtergrondkenmerken 8.3 Verschillen naar deelgebied
55 57 58
9
Bijlagen
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7
Inleiding Overzichtstabellen sportdeelname Overzichtstabellen meest beoefende sporten Overzichtstabellen or ganisatorisch verband sportbeoefening Overzichtstabellen plaats van sportbeoefening Overzichtstabellen sportbehoefte Overzichtstabellen sportbezoek
2
43 43 44 45 46 46 47 52
59 59 60 62 66 68 69 76
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
1
Samenvatting en conclusies
1.1
Inleiding Een van de doelstellingen van het gemeentelijk sportbeleid is het verhogen van de sportdeelname (zie Beleidsnota Sport 2002-2006). Om de huidige sportdeelname in beeld te brengen, is uitgebreid onderzoek verricht onder de volwassen Nijmeegse bevolking. Dat is gedaan via de Stadspeiling 2003 (circa 5.000 respondenten, bij wie de vragenlijst thuis is afgenomen). Behalve naar de sportdeelname is ook gevraagd naar de sportbehoefte: zou men vaker willen sporten dan men nu doet? Wat zijn belemmeringen daarvoor? Mist men iets in het Nijmeegse sportaanbod? Tevens is gevraagd naar het bezoek aan sportwedstrijden. Het onderzoek zal over enkele jaren herhaald worden. De vragen over sportdeelname zijn deels afkomstig uit de landelijke standaardvragenlijst Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO). Voor een aantal RSO-kengetallen kunnen we de Nijmeegse volwassenen nu vergelijken met de volwassenen in Nederland1. Ook kunnen we voor de leeftijdscategorie 18 t/m 70 jaar vergelijkingen trekken met zeven andere grote steden (Almere, Den Bosch, Den Haag, Eindhoven, Hengelo, Rotterdam en Venlo)2. Let wel: omdat het veldwerk voor de RSO op verschillende manieren is uitgevoerd, geven de vergelijkingscijfers niet meer dan indicaties voor werkelijk bestaande verschillen in de sportdeelname tussen Nijmegen, de andere zeven grote steden en Nederland 3. De sportdeelname en -behoefte bij de Nijmeegse jeugd is najaar 2003 via de Jeugdmonitor onderzocht. De rapportage van dit onderzoek verschijnt in de loop van 2004.
1.2
Sportparticipatie en -frequentie §
1
2
3
De Stadspeiling 2001 kan als nulmeting dienen. Toen is aan de volwassen Nijmegenaren gevraagd hoe vaak men per maand of per week sport. Van de volwassen Nijmegenaren bleek 56% aan sport te doen (zie tabel 1). De Stadspeiling 2003 - de eerste meting - laat zien dat het aandeel sporters onder de volwassenen ongeveer gelijk gebleven is (57%). Uit de Jeugdmonitor weten we dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen nog een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006. De komende Stadspeilingen kunnen als vervolgmetingen dienen.
Uitkomsten van de Peiling Sportbeoefening 2002 op basis van de RSO (uitkomsten voor de Nederlanders vanaf 18 jaar verstrekt door het Mulier Instituut). Kerngegevens sportdeelname; sportdeelname in Nederlandse gemeenten, J. Hoyng, C. Roques en M van Bottenburg, W.H.J. Mulier Instituut, Den Bosch, 2003. Op termijn kan er met nog meer steden vergeleken gaan worden. Face-to-face enquête in Nijmegen, schriftelijke en telefonische enquêtes in de andere zeven steden en panelonderzoek via internet in Nederland.
3
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Tabel 1: sportdeelname bij de volwassen Nijmegenaren
aandeel sporters aandeel wekelijkse sporters RSO-cijfers: aandeel frequente sporters (minimaal 60 keer per jaar sporten) aandeel dat zichzelf als sporter ziet aandeel dat in verenigingsverband sport aandeel dat bij commerciële sportcentra sport
Stadspeiling 2001: nulmeting 56%
Stadspeiling 2003: eerste meting 57%
cijfers voor volwassen Nederlanders uit landelijke Peiling Sportbeoefening 2002 -
49%
49%
-
X
34%
30%
X
26%
14%
X
26%
26%
X
24%
14%
§
Bijna de helft van de volwassen Nijmegenaren sport wekelijks (49%). In 2001 was dat ook al zo. Vertalen we het aandeel wekelijkse sporters in absolute cijfers, dan zijn er in Nijmegen circa 62.000 volwassen sporters4. Op basis van cijfers over de sportdeelname bij de Nijmeegse jeugd (Jeugdmonitor 1999), komen daar naar schatting nog eens 15.500 jeugdige sporters bij. In de loop van 2004 zullen de nieuwe cijfers voor de jeugd bekend zijn. Naar schatting wonen er in Nijmegen in totaal dus circa 77.500 personen, die wekelijks aan het sporten zijn.
§
Bij de Stadspeiling 2003 zijn voor het eerst in Nijmegen vragen uit de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) voorgelegd. Dat maakt vergelijking met landelijke cijfers mogelijk. Bij de volwassen Nijmegenaren blijkt het aandeel dat frequent sport (=minimaal 60 keer per jaar) relatief wat hoger dan bij de volwassen Nederlanders (34% tegenover 30%).
§
Niet alle personen, die regelmatig sporten en bewegen, zien zichzelf als sporter; 26% van de volwassen Nijmegenaren ziet zichzelf als sporter en nog eens 11% ziet zichzelf “enigszins” als sporter, terwijl 49% wekelijks sport. Dit heeft onder meer te maken met de sportfrequentie en met wat voor sporten men beoefent. Mensen, die regelmatig wandelen of fietsen, zien zichzelf bijvoorbeeld minder vaak als sporter dan mensen, die regelmatig tennissen of voetballen. Ook is er een verband met het al dan niet aan wedstrijdsport doen. Mensen, die in competitieverband sporten, zien zichzelf vaker als sporter. Landelijk is het aandeel dat zichzelf als sporter ziet een stuk lager (14%).
4
4
Absolute cijfers op basis van gevonden percentages geven redelijk goede ramingen; in werkelijkheid kan het genoemde aantal van 62.000 enkele duidenden hoger of lager liggen.
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
Tabel 2: sportdeelname voor de 18- t/m 70-jarigen in verschillende grote steden
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Venlo Hengelo Almere Den Haag Rotterdam
§
1.3
sport minimaal 60 keer per jaar 36 34 31 33 43 33 26
ziet zichzelf als sporter 28 27 32 23 23 19
In vergelijking met zes andere grote steden is het aandeel frequente sporters onder de 18- t/m 70-jarigen in Nijmegen relatief hoog (36%). Alleen in Almere is een hoger aandeel gemeten. En in vergelijking met vijf andere grote steden is ook het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar dat zichzelf als sporter ziet relatief hoog (28%). Alleen in Eindhoven is een hoger aandeel gemeten.
De meest beoefende sporten bij de volwassen Nijmegenaren Figuur 1: de 10 populairste sporten onder volwassen Nijmegenaren afgemeten aan het percentage beoefenaars (onderscheiden naar wekelijkse en niet wekelijkse beoefenaars) 5 (in % van volwassen Nijmegenaren)
fitness hardlopen (hardlopen, joggen, trimmen) zwemmen fietsen (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) tennis aerobics, steps wandelen veldvoetbal squash gymnastiek/turnen 0,0% 2,0% 4,0% 6,0% 8,0% 10,0% 12,0% 14,0%
wekelijkse beoefenaars
niet wekelijkse beoefenaars
§
Niet de typische verenigingsporten, maar sporten als fitness, hardlopen en zwemmen staan bovenaan in de top tien van de meest beoefende sporten bij volwassenen (zie figuur 1). Zo is 9,3% van de volwassen Nijmegenaren wekelijks
5
Op basis van de drie meest beoefende sporten per persoon; alleen sporten, die men in de afgelopen twaalf maanden minimaal 12 keer beoefend heeft, zijn meegenomen.
5
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
aan het fitnessen, terwijl 2,6% wekelijks voetbalt. Voor drie sporten in de top tien geldt dat die sterk op het terrein van sportscholen liggen: fitness, aerobics/steps en squash. Twee sporten zijn meer verenigingssporten (voetbal en tennis). Vier sporten in de top 10 worden relatief vaak ongebonden gedaan (zwemmen, wandelen, fietsen en hardlopen). §
1.4
In vergelijking met zeven andere grote steden staat hardlopen in Nijmegen opvallend hoog in de top 10 van de meest beoefende sporten bij volwassenen (2e plaats in Nijmegen; variërend van 3e tot 7e in de andere steden). De top tien in de zeven steden bestaat veelal uit dezelfde sporten, met fitness steeds op nummer 1, met zwemmen op nummer 2 of 3 en met hoge noteringen voor fietsen en tennis.
Organisatorisch verband sportbeoefening voor de volwassen Nijmegenaren §
Het aandeel volwassen Nijmegenaren dat in verenigingsverband sport (26%) is ongeveer even hoog als het aandeel dat bij commerciële sportcentra actief is (24%). Verder sport een derde van de volwassen Nijmegenaren anders georganiseerd6 en ruim een derde ongeorganiseerd7. Let wel: het gaat hier om elkaar overlappende categorieën. Mensen kunnen bijvoorbeeld zowel bij een vereniging als ongeorganiseerd sporten. Bij de volwassen Nijmegenaren is het aandeel dat in verenigingsverband sport even hoog als bij de volwassen Nederlanders (ook 26%), maar is het aandeel dat bij commerciële sportcentra sport een stuk hoger (24% tegenover 14% bij de volwassen Nederlanders).
Tabel 3: organisatorisch verband sportbeoefening voor de 18- t/m 70-jarigen in verschillende grote steden
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Venlo Hengelo Almere Den Haag Rotterdam
§
6
7
6
sport in verenigingsverband 27 34 27 29 33 25 20 22
sport in commercieel verband 26 33 26 24 21 24 19 18
sport in wedstrijdverband 19 19 19 19 22 16 14 13
Met een aandeel sportclubleden onder de 18- t/m 70-jarigen van 27% neemt Nijmegen in vergelijking met zeven andere grote steden een middenpositie in. In drie steden zien we een hoger aandeel (Den Bosch, Hengelo en Venlo), in drie steden een lager aandeel (Almere, Rotterdam en Den Haag) en in één stad hetzelfde aandeel (Eindhoven). Bij het sporten in commercieel verband zien we een ander Anders georganiseerd staat voor “in groepsverband, georganiseerd door respondent zelf, familie, vrienden of kennissen” (denk bijvoorbeeld aan een vriendenclubje dat een sportzaal huurt om te kunnen volleyen of aan sporttoernooien vanuit het werk). Ongeorganiseerd staat voor “ongeorganiseerd, alleen, met zijn tweeën of met meer mensen” (denk bijvoorbeeld aan hardlopen op straat of recreatief zwemmen).
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
beeld. Alleen in Den Bosch is het aandeel dat in commercieel verband sport hoger dan in Nijmegen.
1.5
§
Sporten, die door relatief veel volwassen Nijmegenaren in verenigingsverband gedaan worden, zijn tennis (4,6% lid van een tennisclub) en veldvoetbal (2,8% lid van een voetbalclub). Landelijk gezien zijn dat de twee grootste verenigingssporten. Opvallend is dat 4,3% aangeeft bij een vereniging te fitnessen. Wel ligt het aandeel volwassen Nijmegenaren dat bij commerciële sportcentra aan fitness doet een stuk hoger (9,9%). Zes andere sporten worden door 1 à 2% van de volwassen Nijmegenaren in verenigingsverband beoefend: hardlopen, gymnastiek/turnen, vecht- en verdedigingssporten, volleybal, hockey en aerobics/steps.
§
Behalve fitness zijn er vier andere sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren (2 à 3%) bij commerciële sportcentra beoefenen: aerobics/steps, squash, zwemmen en tennis.
§
Van de volwassen Nijmegenaren sport 18% in wedstrijdverband. Twee sporten worden door 3% van de volwassen Nijmegenaren in wedstrijdverband beoefend (tennis en veldvoetbal) en drie sporten worden door 1 à 1,5% (volleybal, zaalvoetbal en hockey).
§
Het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar, dat in wedstrijdverband sport, is hetzelfde als in Den Bosch, Eindhoven en Venlo (19%) en hoger dan in Almere, Den Haag en Rotterdam. Alleen in Hengelo is een hoger aandeel wedstrijdsporters gemeten (zie tabel 3).
§
Behalve als sporter kan men ook als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs; 6% van de volwassen Nijmegenaren blijkt zich in meer of mindere mate als vrijwilliger voor sportclubs in te zetten (circa 7.500 personen). Mannen zijn relatief veel vrijwilliger bij een sportclub (8% tegenover 4% van de vrouwen) en niet-westerse allochtonen zijn dat relatief weinig (minder dan 3% tegenover ruim 6% van de overige Nijmegenaren).
Gebruik van sportaccommodaties door volwassen Nijmegenaren §
8
31% van de volwassen Nijmegenaren sport in binnensportaccommodaties gelegen in Nijmegen (sporthallen, gymnastieklokalen, zwembaden, ijsbanen) 8, 13% sport in Nijmeegse buitenaccommodaties (voetbalvelden, hockeyvelden, tennisbanen en dergelijke) en 19% sport in Nijmeegse commerciële sportcentra. Er zit de nodige overlap in deze categorieën. In totaal maakt 41% van de volwassen Nijmegenaren voor het sporten gebruik van een officiële sportaccommodatie in Nijmegen (inclusief de commerciële sportcentra). Dat is een iets hoger aandeel dan bij de volwassen Nederlanders (38%).
Op basis van de RSO-vraagstelling kan geen nader onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten binnen- en buitensportaccommodaties.
7
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
1.6
Sportwensen van en sportbelemmeringen voor de volwassen Nijmegenaren In totaal zou 47% van de volwassen Nijmegenaren (misschien) meer willen gaan sporten: voor 17% geldt dat men nu niet sport, maar dat (misschien) wel wil gaan doen; voor 30% geldt dat men al wel sport, maar dat (misschien) vaker wil gaan doen. Er zijn echter enkele duidelijke sportbelemmeringen.
§
Figuur 2: belemmeringen voor het meer gaan sporten onderscheiden naar de volwassen Nijmegenaren die al wel sporten en dat vaker zouden willen doen en de volwassen Nijmegenaren die nu nog niet sporten maar daarmee zouden willen beginnen
tijd gezondheid blessures geld leemtes in aanbod te veel (competitie)verplichtingen niet op de hoogte van aanbod 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
sporters die vaker zouden willen gaan sporten niet-sporters die zouden willen beginnen met sporten
§
Figuur 2 laat zien dat tijdgebrek bij de volwassen Nijmegenaren veruit de belangrijkste belemmering is voor meer sportdeelname (speelt bij 76% van de volwassen sporters, die meer zouden willen sporten, en 52% van de volwassen niet-sporters, die met sporten zouden willen beginnen). Bij de volwassen Nijmegenaren, die met sporten zouden willen beginnen, en met name ook bij ouderen zijn tevens een slechte gezondheid en/of blessures belangrijke sportbelemmeringen. Voor circa 10% van de volwassen Nijmegenaren die meer willen sporten (= 4 à 5% van alle volwassen Nijmegenaren) zijn de kosten een belemmering om dat te gaan doen. Voor een beperkte groep zijn leemtes in het sportaanbod een belemmering voor het meer gaan sporten (3 à 4% van de volwassen Nijmegenaren die meer zouden willen sporten = 1 à 2% van alle volwassen Nijmegenaren). De (competitie)verplichtingen, die het sporten met zich mee kan brengen, en de onbekendheid met het sportaanbod zijn voor nog kleinere groepen volwassen Nijmegenaren sportbelemmeringen.
§
Voor circa 8% van alle volwassen Nijmegenaren geldt dat ze meer willen sporten en daarvoor geen belemmeringen zien. Bij deze groep zal de kans dat men daadwerkelijk meer gaat sporten het grootst zijn. Ongeveer de helft ervan (= 3 à 4% van alle volwassen Nijmegenaren) doet nu niet aan sport.
§
De sporten, waar de volwassenen die meer willen sporten belangstelling voor hebben, zijn dezelfde als de sporten, die al door verhoudingsgewijs veel volwassen
8
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
Nijmegenaren beoefend worden (fitness, zwemmen, tennis, hardlopen, fietsen en veldvoetbal).
1.7
1.8
§
Voor 17% van de volwassen Nijmegenaren geldt dat ze nu niet bij een sportclub zitten, maar daar (misschien) wel belangstelling voor hebben. Daarbij denken zij het meest aan tennis- en voetbalclubs. Maar ook zwemmen, volleybal, badminton, vecht- en verdedigingssporten en hardlopen zijn relatief wat vaker genoemd als sporten die men in verenigingsverband zou willen doen. Let wel: de eerder genoemde sportbelemmeringen betekenen, dat lang niet alle belangstellenden ook werkelijk bij een sportclub zullen gaan.
§
7% van de volwassen Nijmegenaren mist bepaalde sportmogelijkheden in Nijmegen: 4% mist sportmogelijkheden in de buurt, waarbij men vaak niet specifiek aangeeft wat men mist, en 3% mist sportvoorzieningen in de stad, waarbij uiteenlopende zaken worden genoemd. Er is niet een bepaald sportaanbod dat door een bredere groep volwassenen Nijmegenaren wordt gemist. De wel-sporters onder de volwassenen missen wat vaker sportmogelijkheden (8 à 9%) dan de niet-sporters (6%).
Sportwedstrijdenbezoek door volwassenen §
5% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt wekelijks sportwedstrijden in Nijmegen, 11% doet dat een of enkele keren per maand en 18% doet dat een of een paar keer per jaar. Twee derde van de volwassen Nijmegenaren bezoekt geen sportwedstrijden.
§
23% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt sportwedstrijden van de eigen kinderen, familie, vrienden of bekenden.
§
18% van de volwassen Nijmegenaren bezoekt sportwedstrijden in Nijmegen, waarvoor entree betaald moet worden; 15% bezoekt voetbalwedstrijden met entree (NEC en wedstrijden van eerste elftallen van amateurclubs), circa 2% gaat naar basketbalwedstrijden met entree (EiffelTowers) en eveneens circa 2% ging naar ijshockeywedstrijden met entree (Nijmegen Tigers) 9. In de Beleidsnota Sport staat dat topsport en breedtesport met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds kunnen versterken. In dat verband is nagegaan in hoeverre personen, die tegen betaling sportwedstrijden bezoeken, zelf aan sport doen. Bezoekers van sportwedstrijden met entree blijken relatief vaak aan sport te doen; 63% van hen sport wekelijks (tegenover 46% van de overige Nijmegenaren).
Verschillen tussen deelgroepen volwassenen In de bijlage staan totaaloverzichten van de sportdeelname en -behoefte naar diverse achtergrondkenmerken. Hieronder vindt u een overzicht van de meest opvallende verschillen.
9
Dat geldt voor het vorige seizoen (2002-2003). Dit seizoen (2003-2004) doen de Nijmegen Tigers vanwege financiële problemen niet aan de Superliga mee.
9
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
1.8.1
Uitkomsten naar leeftijd en geslacht §
§
§
§
§
1.8.2
In vergelijking met 2001 (nulmeting) is het aandeel wekelijkse sporters onder de 18t/m 24-jarigen licht gestegen (van 59 naar 65%), terwijl het aandeel sporters onder de 65-plussers licht gedaald is (van 35 naar 30%). Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt het aandeel wekelijkse sporters af (van 64% bij de 18-24-jarigen naar 29% bij de 65-plussers). Datzelfde geldt voor het sporten in verenigingsverband (aandeel sportclubleden zakt van 36% bij de 18-24-jarigen naar 13% bij de 65-plussers). In de leeftijdscategorie 25-34-jarigen vinden we verhoudingsgewijs de grootste groep sporters die gebruik maakt van commerciële sportcentra (36%). Volwassen mannen sporten wat vaker bij een sportvereniging dan volwassen vrouwen (29 respectievelijk 22%). Dat heeft met name te maken met het feit dat voetbal een van de grootste verenigingssporten is. Vrouwen beoefenen relatief vaak een aantal sporten, die geen typische verenigingssporten zijn, zoals aerobics/steps en zwemmen. De behoefte om meer te gaan sporten is het grootst in de leeftijdsgroepen 18-24 jaar en 25-34 jaar; ruim zestig procent in deze leeftijdscategorieën wil (misschien) meer gaan sporten. In de leeftijdcategorieën daarboven neemt die behoefte steeds verder af. Volwassen mannen, die meer willen sporten, denken daarbij vooral aan fitness, hardlopen, veldvoetbal, tennis en fietsen. Bij de volwassen vrouwen, die meer willen sporten, staan zwemmen en fitness bovenaan, gevolgd door tennis en aerobics.
Uitkomsten naar etniciteit §
§
§
10
Voor relatief veel volwassen niet-westerse allochtonen geldt dat ze nu niet sporten, maar dat (misschien) wel willen gaan doen (28% tegenover 14% van de rest van de volwassen Nijmegenaren). Ook het aandeel niet-sportclubleden met belangstelling om lid van een sportclub te worden is bij de volwassen allochtonen relatief hoog (26% tegenover 16% van de rest van de volwassen Nijmegenaren). Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de totaalgroep volwassen niet-westerse allochtonen een relatief jonge leeftijdsopbouw heeft. Jongere volwassenen hebben relatief vaak belangstelling om meer te sporten. Dit verklaart deels ook de relatief grote belangstelling bij volwassen allochtonen om meer aan fitness, veldvoetbal en aerobics/steps te gaan doen. Het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassen niet-westerse allochtonen (40%) ligt lager dan bij de rest van de volwassen Nijmegenaren (51%). De Stadspeiling 2001 (nulmeting) liet ongeveer dezelfde percentages en dus hetzelfde verschil zien. Met name bij Marokkaanse vrouwen en Turkse en Antilliaanse mannen en vrouwen zien we dat een relatief klein percentage wekelijks sport (rond de 30%). Vooral voor de sporten tennis en squash hebben volwassen niet-westerse allochtonen verhoudingsgewijs weinig belangstelling. Ook zijn er relatief weinig volwassen allochtonen die wandelen en fietsen. Wel is het percentage veldvoetballers onder de volwassen allochtonen wat hoger. Volwassen niet-westerse allochtonen sporten ook minder vaak bij een sportvereniging (20% tegenover 26% van de overige volwassen Nijmegenaren). Dat geldt vooral voor de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse vrouwen en de Antilliaanse mannen (5 tot 13% lid van een sportclub).
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
1.8.3
Uitkomsten naar opleiding en inkomen §
§
§
1.9
Hoe hoger de opleiding, des te hoger is het aandeel wekelijkse sporters (oplopend van 37% bij de volwassenen met een vmbo-diploma tot 66% bij de volwassenen met een universitair diploma). Daarmee samenhangend zien we een relatief groot aandeel wekelijkse sporters bij volwassenen met een hoog inkomen (66% tegenover 47% bij de middeninkomensgroep en 41% bij de lage inkomensgroep). Met het stijgen van het inkomen stijgt het aandeel sporters in verenigingsverband en ook het aandeel sporters bij commerciële sportcentra. Datzelfde geldt voor het kenmerk opleiding. Bij de lage inkomensgroep zijn de kosten relatief vaak een sportbelemmering; bij een vijfde van de volwassenen met een laag inkomen, die meer willen sporten, weerhouden de kosten hen ervan om dat ook te gaan doen. In absolute aantallen gaat het naar schatting om 3.000 personen met een laag inkomen die (misschien) meer zouden willen sporten, van wie er circa 1.000 nu nog niet aan sport doen. Het gaat verhoudingsgewijs vaak om jongere volwassenen (60% van de circa 3.000 personen valt in de leeftijdscategorie 18-34 jaar).
Verschillen tussen deelgebieden voor de volwassen Nijmegenaren In de bijlage staan totaaloverzichten van de sportdeelname en -behoefte naar stadsdeel. Hieronder vindt u een overzicht van de meest opvallende verschillen. §
§
§
10
In vergelijking met 2001 (nulmeting) is er sprake van een toename van het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassenen in Oud-West (van 35 naar 41%) en Waalsprong (van 51 naar 60%). In Oosterhout Nijmegen blijken zich veel wekelijkse sporters gevestigd te hebben. In vier stadsdelen is het aandeel wekelijkse sporters bij de volwassenen relatief laag: Oud-West, Nieuw-West, Lindenholt en Zuidrand (zie figuur 3). Dat heeft deels te maken met het gegeven dat in die stadsdelen relatief veel groepen wonen die minder dan gemiddeld sporten 10. Het sportaanbod in de betreffende stadsdelen lijkt geen belangrijke verklarende factor. Voor geen van de vier genoemde stadsdelen geldt dat de volwassen bewoners meer dan gemiddeld een bepaald sportaanbod in hun woonbuurt missen. Welke andere factoren een rol spelen, is niet bekend. Oud-Oost en Waalsprong zijn de stadsdelen met het hoogste percentage wekelijkse volwassen sporters, gevolgd door Stadscentrum en Midden-Zuid. In Dukenburg ligt het aandeel wekelijkse volwassen sporters op een voor Nijmegen gemiddeld niveau.
In Oud-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden, mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen. In Nieuw-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers. In Zuidrand wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers en relatief weinig mensen met een hoog inkomen. In Lindenholt wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en niet-westerse allochtonen.
11
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 3: aandeel wekelijkse sporters en sportclubleden onder de volwassenen naar stadsdeel
54%
Stadscentrum
27%
Oud-Oost
41%
Oud-West
21% 44%
Nieuw-West
24%
Midden Zuid
24%
55% 43%
Zuidrand
21% 48%
Dukenburg
27%
Lindenholt
43%
23%
60%
Waalsprong 0%
61%
31%
38%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
% wekelijkse sporters % sportclubleden
§
§
§
12
Het aandeel sportclubleden onder de volwassen bevolking is het grootst in Waalsprong, gevolgd door Oud-Oost en Stadscentrum en Dukenburg (zie figuur 3). Het aandeel sportclubleden is het laagst in Oud-West en Zuidrand. In Midden-Zuid, Stadscentrum en Oud-Oost maakt een relatief groot deel van de volwassen bevolking gebruik van Nijmeegse binnensportaccommodaties (37 à 40%). Dit zijn drie van de vier stadsdelen met een relatief hoog aandeel sportende volwassenen. Opvallend is dat in het vierde stadsdeel met relatief veel sporters en sportclubleden - Waalsprong - relatief weinig gebruik gemaakt wordt van Nijmeegse binnensportsportaccommodaties. Een deel van de volwassenen in dit stadsdeel lijkt zich te richten op sporthallen en -verenigingen in gemeenten ten noorden van de Waal. Bij de Nijmeegse buitensportaccommodaties zien we overigens een ander beeld. Daarvoor geldt dat volwassen Waalsprongbewoners er verhoudingsgewijs wat meer gebruik van maken (17% tegenover 13% van alle volwassen Nijmegenaren). Aansluitend bij het voorgaande zien we dat in Waalsprong relatief veel volwassenen bepaalde sportmogelijkheden in hun buurt of in Nijmegen missen (16% tegenover 7% van alle volwassen Nijmegenaren). In Oosterhout Nijmegen, waar relatief veel sportende volwassenen wonen, en in Visveld, waar relatief veel volwassenen meer zouden willen gaan sporten, komt het het vaakst voor dat volwassenen sportmogelijkheden missen (circa een vijfde mist bepaalde sportmogelijkheden). Ook in Stadscentrum missen relatief veel volwassenen bepaalde sportmogelijkheden (15%). Bij de vraag wat men mist, worden uiteenlopende dingen genoemd. Er zijn geen zaken die er duidelijk uitspringen.
Breedtesportmonitor 2003 Samenvatting en conclusies
§
In tabel 4 is per stadsdeel een beeld gegeven van wat volwassenen, die met sporten zouden willen beginnen, weerhoudt om dat ook te gaan doen. Dat is gedaan in absolute aantallen. Het zijn ramingen op basis van de in het onderzoek gevonden percentages.
Tabel 4: sportbelemmeringen voor de volwassenen die niet aan sport doen, maar daarmee zouden willen beginnen, per stadsdeel (absolute aantallen)
Stadscentrum Oud-Oost Oud-West Nieuw-West Midden-Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong totaal absoluut totaal in procenten van de volwassen Nijmegenaren
1.10
tijd
gezondheid
blessures
geld
leemtes in aanbod
700 1.200 1.200 1.500 900 1.600 2.100 1.400 400 11.000
100 500 400 500 600 700 900 500 100 4.300
100 200 300 300 100 200 300 300 <50 1.800
100 200 200 200 100 200 400 200 <50 1.700
50 <50 200 100 50 150 <50 200 50 800
te veel (competitie) verplichtingen 100 250 <50 <50 50 50 100 100 <50 700
9%
3%
1,4%
1,3%
0,6%
0,5%
Hoofdconclusies m.b.t. volwassen Nijmegenaren §
Van de volwassen Nijmegenaren doet 57% aan sport. Bij de nulmeting in 2001 was dat 56%. Uit de Jeugdmonitor weten we dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006.
§
Bij de nulmeting in 2001 zagen we dat 49% van de volwassenen Nijmegenaren wekelijks sportte. De eerste meting in 2003 laat hierin geen verandering zien. Vertaald naar absolute cijfers betekent dat, dat circa 62.000 volwassen Nijmegenaren wekelijks aan sport doen. Met de jeugd erbij telt Nijmegen naar schatting 77.500 wekelijkse sporters.
§
Bij de eerste meting in 2003 hebben we voor het eerst gebruik gemaakt van vragen uit de RSO (Richtlijn Sportdeelname Onderzoek). Dat maakt vergelijking mogelijk met landelijke cijfers en met cijfers van andere steden. Tot de volwassen Nijmegenaren blijken relatief veel frequente sporters te behoren (34%) en ook relatief veel personen die zichzelf als sporter zien (26%). Het aandeel sportclubleden onder de volwassenen ligt in Nijmegen op een gemiddeld niveau (26%), net als het aandeel dat in wedstrijdverband sport (18%). Het aandeel volwassenen, dat bij commerciële sportcentra actief is, is in Nijmegen relatief hoog (24%).
13
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
§
In de Nijmeegse top 10 van de meest beoefende sporten bij volwassenen staat hardlopen opvallend hoog (2 e plaats in Nijmegen; variërend van 3 e tot 7 e in andere grote steden). Niet alleen in Nijmegen, maar ook in andere grote steden, is fitness de meest beoefende sport bij de volwassenen.
§
Behalve als sporter kan men ook als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs. Van de volwassen Nijmegenaren zet 6% zich in meer of mindere mate als vrijwilliger voor sportclubs in (circa 7.500 personen). Niet-westerse allochtonen doen dat relatief weinig (minder dan 3% tegenover ruim 6% van de overige Nijmegenaren).
§
Bij ouderen en bij enkele deelgroepen binnen de volwassen niet-westerse allochtonen is de sportdeelname duidelijk lager dan gemiddeld. Verder wordt er relatief weinig gesport door volwassen Nijmegenaren met een lage opleiding en een laag inkomen. Hiermee samenhangend zien we een naar verhouding lage sportdeelname in vier stadsdelen: Oud- en Nieuw-West, Zuidrand en Lindenholt.
§
Er is een grote belangstelling bij volwassen Nijmegenaren om meer te gaan sporten, maar enkele belemmeringen - tijdgebrek en een slechte gezondheid en/of blessures staan het meer sporten duidelijk in de weg. Een slechte gezondheid en/of blessures spelen relatief veel als belemmeringen bij volwassenen, die met sporten willen beginnen, en bij ouderen. Bij volwassenen met een laag inkomen, waaronder relatief veel 18- t/m 34-jarigen, zijn ook de kosten een sportbelemmering.
§
Voor 3 à 4% van de volwassen Nijmegenaren geldt dat ze nu niet aan sport doen, daar wel mee zouden willen beginnen en daar geen belemmeringen voor zien.
§
Uit nadere analyse van de sportbehoefte bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar 11 blijkt dat er in de leeftijdsgroep 50-64 jaar nog veel gesport wordt (45% sport wekelijks). Ook is er bij deze leeftijdsgroep nog een behoorlijke sportbehoefte; 17% sport nu niet sport, maar zou daar (misschien) mee willen beginnen. Men heeft belangstelling om meer te gaan zwemmen, tennissen, fitnessen, fietsen, hardlopen en gymmen. Bij de 65-plussers is de sportdeelname en -behoefte duidelijk lager: 29% sport wekelijks en 8% sport niet, maar zou daar (misschien) mee willen beginnen.
§
Er zijn bij de volwassen Nijmegenaren geen breed gedragen sportaanbodwensen. Met andere woorden, het is niet zo dat een grote groep volwassen Nijmegenaren bepaalde sportmogelijkheden in Nijmegen mist. Verder komt het nauwelijks voor dat onbekendheid met het huidige sportaanbod volwassenen ervan weerhoudt om meer te gaan sporten.
§
In de nieuwbouwgebieden in Waalsprong is de behoefte aan aanvullingen op het sportaanbod relatief groot.
§
Nieuwe gegevens over de sportdeelname en -behoefte bij de Nijmeegse jeugd volgen in de loop van 2004 als de rapportage van de Jeugdmonitor 2003 verschijnt.
11
Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar, O&S Nijmegen, 2003.
14
Breedtesportmonitor 2003 Inleiding
2
Inleiding
2.1
Aanleiding voor onderzoek In 2002 verscheen de beleidsnota sport 2002-2006 “Breedtesport op Topsportniveau”. Deze nota geeft richting aan het lokale sportbeleid en laat zien op welke wijze de sport in Nijmegen in de periode 2002-2006 van een kwaliteitsimpuls wordt voorzien. De missie van het Nijmeegse sportbeleid luidt: “De gemeente Nijmegen richt zich op het bevorderen van een sterke organisatorische sportinfrastructuur en een kwalitatief hoogwaardig sportaanbod. Dat met als uiteindelijk primair doel dat inwoners van Nijmegen plezier en voldoening beleven aan het beoefenen van sport en secundair om maatschappelijke doelstellingen, waaronder het verhogen van de participatie, te realiseren.” Het beleid rust op vier pijlers: verhogen van sportdeelname in de sportieve driehoek (scholen – sportverenigingen – buurten/wijken/gemeente), verenigingsondersteuning op maat, accommodatiebeleid en topsportbeleid. In de nota staat een aantal concrete doelstellingen met betrekking tot sportdeelname: § Een toename van de sportdeelname in het algemeen: in 2006 zou het percentage sportende Nijmegenaren 5% hoger moeten liggen dan in 2002. § Een toename van de sportdeelname bij een aantal doelgroepen: 55-plussers, jeugd, allochtonen, minima en mensen met een verstandelijke en/of fysieke beperking. Om na te kunnen gaan of die doelstellingen bereikt worden, is onderzoek nodig. Daarom is voorjaar 2003 in Nijmegen een bevolkingsonderzoek naar de sportdeelname uitgevoerd onder de inwoners van 18 jaar en ouder. Het onderzoek is een eerste meting. Ontwikkelingen in de sportdeelname van de Nijmeegse jeugd zullen we in beeld brengen via de Jeugdmonitor, die najaar 2003 voor de tweede keer wordt uitgevoerd. In de vraagstelling is rekening gehouden met het onderscheid tussen sporten in verenigingsverband, sporten bij commerciële sportcentra en ongebonden sporten12. Het onderzoek levert meer op dan alleen gegevens over sportdeelname. Er zijn ook vragen gesteld over behoeften en belemmeringen op het vlak van sportbeoefening. In hoeverre willen Nijmegenaren meer sporten dan ze nu doen? Wat weerhoudt hen ervan om dat ook te gaan doen? En zijn er zaken die men mist in het Nijmeegse sportaanbod? Uit de sportnota blijkt dat er behoefte is aan dergelijke informatie. Zo lezen we in de nota onder meer het volgende: “Het traditionele aanbod dient aangevuld te worden met (recreatieve) vormen die meer inspelen op de behoefte van de huidige en aanstaande sporter. De (potentiële) sporters van nu en morgen vragen om aanpassingen van het bestaande sportaanbod. De sportvereniging moet vraaggerichter werken.” Sportservice Nijmegen (SSN) is specifiek geïnteresseerd in de behoeften en belemmeringen bij de leeftijdscategorieën 50-64 jaar en 65 jaar en ouder. Immers, tot de producten van de Sportservice behoren seniorensport (voor 50- t/m 64-jarigen) en Meer Bewegen Voor Ouderen (voor de 65-plussers). Hierover is een aparte rapportage opgesteld13. 12
Onder ongebonden sporten wordt verstaan a. sporten in groepsverband, georganiseerd door de respondent of door familie, vrienden of kennissen en b. ongeorganiseerd sporten, alleen, met zijn tweeën of met meer personen. 13 Behoeften op het vlak van actieve sportbeoefening bij Nijmegenaren vanaf 50 jaar, oktober 2003.
15
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Ook is er bij het onderzoek aandacht besteed aan het bezoeken van sportwedstrijden. Dat is gedaan vanuit twee invalshoeken: de mate waarin volwassen Nijmegenaren naar topsport gaan kijken (bezoeken van wedstrijden met entree) en sportwedstrijdenbezoek als vorm van maatschappelijke participatie (bezoeken van wedstrijden van familie, vrienden of bekenden).
2.2
Uitvoering van onderzoek Het bevolkingsonderzoek sportdeelname is uitgevoerd als onderdeel van een groter bevolkingsonderzoek ten behoeve van de Nijmeegse Stads- en Wijkmonitor (Stadspeiling 2003). Voor dat onderzoek is bij iets meer dan 5.000 Nijmegenaren een uitgebreide enquête afgenomen. Het grote voordeel van het aanhaken bij dit omvangrijke onderzoek is dat we betrouwbare uitspraken over deelgroepen en – gebieden binnen Nijmegen kunnen doen. Voor het vraagblok over sport is onder meer gebruik gemaakt van de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO). Het betreft een standaardvragenlijst voor surveyonderzoek naar sportdeelname, inclusief richtlijnen voor de verslaglegging 14. Uitvoering van de RSO leidt tot kengetallen over sportdeelname, die vergeleken kunnen worden met andere gemeenten die met dezelfde standaard werken. Niet alle vragen uit de RSO zijn in Nijmegen op exact dezelfde wijze gesteld. Enkele vragen zijn aangepast aan de wensen van de opdrachtgever (afdeling Cultuur, Sport en Recreatie). Verder zijn enkele vragen bijgesteld naar aanleiding van proefenquêtes in Nijmegen, teneinde het enquêteren vlotter te laten verlopen. Wel kunnen we enkele belangrijke RSO-kengetallen berekenen, zoals het aandeel sporters, de sportfrequentie, het aandeel sportclubleden en het aandeel dat gebruik maakt van officiële sportaccommodaties in de eigen gemeente. In de rapportage zijn enkele kengetallen voor Nijmegen afgezet tegen die voor Nederland en zeven andere grote steden. Daar hoort wel een nuancerende opmerking bij. De landelijke afname van de RSO is gedaan met een panelonderzoek (via internet), terwijl in de zeven grote steden is gewerkt met schriftelijke en telefonische enquêtes. Daardoor is de vergelijking met Nijmegen, waar de RSO face-to-face (bij de mensen thuis) is afgenomen, niet honderd procent zuiver. Wel geeft de vergelijking tussen de Nijmeegse en de landelijke en stedelijke kengetallen een indicatie van hoe de sportdeelname in Nijmegen zich verhoudt met elders.
2.3
Inhoud van onderzoek Voor de volwassen Nijmegenaren geeft het onderzoek een beeld van de volgende zaken: § het aandeel sporters op basis van de sportfrequentie; § het zelfbeeld: ziet men zichzelf als sporter? § de meest beoefende sporten; § het organisatorisch verband waarin men sport (verenigingsverband, competitieverband, commercieel verband, ongebonden); § de plaatsen binnen Nijmegen waar men sport (binnensportaccommodaties, buitensportaccommodaties, commerciële sportcentra, openbare ruimte); § het aandeel Nijmegenaren dat meer zou willen sporten; 14
Ontwikkeld door Van Bottenburg en Smit (2000). Landelijke en gemeentelijke uitkomsten worden bijgehouden door het Mulier Instituut.
16
Breedtesportmonitor 2003 Inleiding
§ § §
de belemmeringen daarvoor; wensen als het gaat om sportmogelijkheden in Nijmegen; het bezoeken van verschillende soorten sportwedstrijden in Nijmegen;
De sportparticipatie en -frequentie is op twee manieren gemeten: via de RSO-methode (ten behoeve van vergelijking met andere gemeenten) en zoals dat in de vorige Stadspeiling van 2001 is gebeurd. Dat laatste is gedaan om in grote lijnen te kunnen schetsen of de sportdeelname van Nijmegenaren in de afgelopen twee jaar veranderd is. Bij de analyse van de resultaten is steeds gekeken naar het onderscheid naar: § geslacht; § leeftijd; § etniciteit; § opleiding; § inkomen; § stadsdeel; § deelgebied 15. In de bijlage zijn totaaloverzichten van de verschillen naar achtergrondkenmerken en stadsdeel opgenomen. In de afzonderlijke hoofdstukken zijn de meest opvallende verschillen beschreven.
15
Voor 20 kleinere deelgebieden binnen Nijmegen is de steekproef opgehoogd, teneinde betrouwbare en redelijk nauwkeurige uitspraken over deze gebieden te kunnen doen.
17
Breedtesportmonitor 2003 Sportparticipatie en -frequentie
3
Sportparticipatie en -frequentie In de Rapportage Sport 2003 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) staat dat het aandeel sportbeoefenaars in de afgelopen decennia flink is toegenomen (van 51% in 1979 tot 65% in 1999 16). Dat komt onder meer door het gestegen opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking en de opkomst van de sportcultuur. Vooral onder vrouwen en ouderen steeg de sportdeelname. Wel is er vanaf 1995 sprake van een afvlakking van de participatiegroei, terwijl de tijdsbesteding aan sport vanaf die tijd niet meer is gegroeid. Op basis van de Stadspeiling 2001 hadden we reeds een algemeen beeld van de sportparticipatie in Nijmegen. Door het opnemen van RSO-vragen in de Stadspeiling 2003 hebben we nu een meer gedetailleerd beeld (meer vragen over sportdeelname gesteld; meer mogelijkheden om doelgroepen en deelgebieden met elkaar te vergelijken). Door de RSO-vragen om de zoveel jaar opnieuw aan de Nijmeegse bevolking voor te leggen, kunnen we ontwikkelingen in de sportdeelname blijven volgen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met verschillen naar deelgroepen en deelgebieden. Zo zet het SCP vraagtekens bij de mogelijkheden om de sportparticipatie te verhogen, met name als het gaat om jongeren. Anderzijds zou er volgens het SCP bij ouderen nog wel wat groeipotentieel aanwezig kunnen zijn.
3.1
Aandeel sporters volgens de RSO-definitie Volgens de RSO is een sporter iemand die in 1 jaar tijd minimaal 12 keer sport. Daarbij hoort de volgende introductie: “Het gaat om activiteiten die u in de afgelopen 12 maanden heeft verricht volgens gebruiken en regels uit de sportwereld. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld badminton, fitness, toerfietsen en schaken, maar niet aan yoga, tuinieren, puzzelen of fietsen naar de bakker. Sporten die tijdens de vakanties zijn beoefend tellen wel mee; sporten tijdens lessen lichamelijke opvoeding op school niet.” Gevraagd is: “Hoeveel keer heeft u in de afgelopen 12 maanden in totaal gesport?”.
16
Let wel: deze percentages zijn op een andere manier dan de RSO-methode gemeten.
19
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 4: sportparticipatie bij volwassen Nijmegenaren in de afgelopen 12 maanden
34% 42%
0 keer 1 t/m 11 keer 12 t/m 59 keer 60 keer of meer
21%
3%
Van de volwassen Nijmegenaren heeft 34% in de afgelopen 12 maanden minimaal 60 keer gesport en heeft 21% 12 t/m 59 keer gesport. Volgens de RSO-definitie ligt het aandeel sporters onder de volwassen Nijmegenaren dus op 55%. Bij de volwassen Nederlanders lijkt dat aandeel wat hoger te liggen, namelijk op 60%. Dit komt door het relatief grote aandeel bij de volwassen Nederlanders dat 12 t/m 59 keer per jaar sport (30%). Hierbij hoort de opmerking dat de respondenten bij het landelijk onderzoek een lijst met bijna vijftig sporten te zien kregen, terwijl bij het face-to-face onderzoek in Nijmegen de open vraag gesteld is wat voor sport of sporten men in de afgelopen twaalf maanden beoefend heeft. De voorgelegde lijst met bijna vijftig sporten lijkt de kans te vergroten dat onregelmatige sporters aankruisen dat ze sport beoefenen. Voor het RSO-kengetal aandeel sporters kunnen we een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de Nijmeegse gegevens zijn verzameld met behulp van face-to-face enquêtes, terwijl er in de andere steden schriftelijke en telefonische enquêtes gehouden zijn. Bij de steden waar schriftelijke enquêtes zijn gehouden valt op dat het aandeel onregelmatige sporters hoger ligt (zie tabel 5). Ook hier geldt dat dit te maken kan hebben met het voorleggen van een lijst met bijna vijftig sporten (lijkt de kans te vergroten dat onregelmatige sporters aankruisen dat ze sport beoefenen).
20
Breedtesportmonitor 2003 Sportparticipatie en -frequentie
Tabel 5: percentage sporters onder de 18- t/m 70-jarigen naar stad
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Venlo Hengelo Almere Den Haag Rotterdam NEDERLAND
frequente sporters: minimaal 60 keer per jaar 36 34 31 33 43 33 26 30
onregelmatige sporters: 12-59 keer per jaar 22 33 26 29 22 22 26 32
totaal: minimaal 12 keer per jaar 58 67 64 56 62 65 54 52 62
type enquête face-to-face schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk telefonisch telefonisch schriftelijk panelonderzoek via internet
De bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel frequente sporters onder de 18- t/m 70-jarigen in Nijmegen relatief hoog is (36%). Alleen in Almere is een hoger aandeel gemeten.
3.2
Aandeel sporters in vergelijking met 2001 Er is ook nog op een andere manier naar de sportfrequentie gevraagd: “Wilt u nogmaals aangeven hoe vaak u sport, maar nu per week of per maand?”. Daarbij kreeg men een antwoordkaart te zien met de volgende mogelijkheden: nooit, eenmaal/enkele malen per jaar, eenmaal per maand, meerdere malen per maand, eenmaal per week en enkele malen per week. Voor de uitkomsten bij deze vraag is vergelijking met uitkomsten van de Stadspeiling 2001 mogelijk. Figuur 5: sportfrequentie bij volwassen Nijmegenaren: vergelijking tussen 2001 en 2003
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% nooit
minder dan 1 keer per week
2001
1 keer per week
meer keer per week
2003
21
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
In 2001 bleek 56% van de volwassen Nijmegenaren aan sport te doen (zie figuur 5). De Stadspeiling 2003 laat zien dat het aandeel sporters onder de volwassenen ongeveer gelijk gebleven is (57%). Bekend is dat het aandeel sporters onder de 10- t/m 17-jarigen nog een stuk hoger ligt. Voor de totale Nijmeegse bevolking ligt het aandeel sporters naar schatting rond de 58%. Dat aandeel komt overeen met het in de Beleidsnota Sport (2002-2006) vermelde streefpercentage voor 2006. Uit figuur 5 blijkt dat het aandeel wekelijkse sporters ongeveer gelijk gebleven is: in 2001 sportte 20% 1 keer per week en 29% meer keer per week (samen 49%) en in 2003 sport 18% 1 keer per week en 31% meer keer per week (samen ook 49%).
3.3
Zelfbeeld als sporter Ter aanvulling van de informatie over de sportfrequentie is in de RSO een vraag opgenomen over het zelfbeeld: “Ziet u zichzelf als sporter?”. Daarbij kon men kiezen uit vijf mogelijkheden. Figuur 6: zelfbeeld als sporter bij volwassen Nijmegenaren
nee, in het geheel niet
11%
35%
15%
nee, nauwelijks enigszins ja, tamelijk
11%
ja, zonder meer 28%
Uit de bovenstaande figuur blijkt dat 26% van de volwassen Nijmegenaren zichzelf “zonder meer” of “tamelijk” als sporter ziet. Bij de volwassen Nederlanders ligt dat percentage een stuk lager, namelijk op 14%. Nog eens 11% van de volwassen Nijmegenaren ziet zichzelf enigszins als sporter. Daarmee is het aandeel volwassen Nijmegenaren dat zichzelf als sporter ziet kleiner dan het percentage wekelijkse sporters (49%). Dat heeft onder meer te maken met de sportfrequentie en met wat voor sporten men beoefent. Mensen, die bijvoorbeeld regelmatig wandelen of fietsen, voelen zich minder vaak een sporter dan mensen, die bijvoorbeeld regelmatig tennissen of voetballen. Ook is er een verband met het al dan niet aan wedstrijdsport doen. Mensen, die in competitieverband aan sport doen, voelen zich relatief vaak sporter. Voor het RSO-kengetal zelfbeeld sporter (aandeel dat zichzelf “zonder meer”of “tamelijk” als sporters ziet, exclusief aandeel dat zichzelf “enigszins” als sporter ziet)
22
Breedtesportmonitor 2003 Sportparticipatie en -frequentie
kunnen we een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar. Tabel 6: percentage 18- t/m 70-jarigen dat zichzelf als sporter ziet (“zonder meer” of “tamelijk”) naar stad
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Hengelo Den Haag Rotterdam NEDERLAND
type enquête face-to-face schriftelijk schriftelijk schriftelijk telefonisch schriftelijk panelonderzoek via internet
28 27 32 23 23 19 15
De bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar dat zichzelf “zonder meer” of “tamelijk” als sporter ziet relatief hoog is (28%). Alleen in Eindhoven is een hoger aandeel gemeten. Dit sluit aan bij de bevinding dat het aandeel frequente sporters in Nijmegen relatief hoog is.
3.4
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 15 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van het aandeel sporters per deelgroep. We zien het volgende beeld: § Hoe ouder de leeftijdscategorie, des te lager is het aandeel sporters. Van de 18-24jarigen sport 64% wekelijks, van de 65-plussers 29% (zie figuur 7). § In vergelijking met 2001 is het aandeel wekelijkse sporters onder de 18- t/m 24jarigen licht gestegen (van 59 naar 65%) en het aandeel sporters onder de 65plussers licht gedaald (van 35 naar 30%). Figuur 7: sportfrequentie bij volwassen Nijmegenaren naar leeftijd
100% 90% 80% 70%
nooit
60%
< 1 keer per week
50%
1 keer per week
40%
> 1 keer per week
30% 20% 10% 0% 18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
65+
23
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Het aandeel wekelijkse sporters bij de niet-westerse allochtonen (40%) ligt lager dan bij de rest van de Nijmegenaren (51%). Nadere analyse laat zien dat het aandeel wekelijkse sporters met name laag is bij Marokkaanse vrouwen en bij Turkse en Antilliaanse mannen en vrouwen (rond de 30%). Hoe hoger de opleiding, des te hoger is het aandeel sporters. Van de personen, die zijn opgeleid op vmbo-niveau, sport 37% wekelijks. Bij de universitair opgeleiden geldt dat voor 66%. Samenhangend met het voorgaande: hoe hoger het inkomen, des te hoger het aandeel sporters. Van de mensen met een laag inkomen sport 41% wekelijks. Bij de mensen met een middeninkomen geldt dat voor 47% en bij de mensen met een hoog inkomen voor 66%.
§
§
§
3.5
Verschillen naar deelgebieden In de tabellen 15 en 16 (zie bijlagen) staan overzichten van het aandeel sporters per deelgebied. We zien het volgende beeld: Figuur 8: sportfrequentie bij volwassenen naar stadsdeel
Stadscentrum Oud-Oost Oud-West Nieuw-West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong 0%
>1 keer per week
40%
1 keer per week
60%
80%
< 1 keer per week
100%
nooit
In vier stadsdelen is het aandeel wekelijkse sporters onder de volwassenen relatief laag: Oud-West (41%), Nieuw-West (44%), Lindenholt (43%) en Zuidrand (43%). Dat heeft deels te maken met het gegeven dat in die stadsdelen relatief veel groepen wonen die minder dan gemiddeld sporten17. Het sportaanbod in de
§
17
20%
In Oud-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden, mensen met een laag inkomen en niet-westerse allochtonen. In Nieuw-West wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers. In Zuidrand wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en 65-plussers en
24
Breedtesportmonitor 2003 Sportparticipatie en -frequentie
§
§
§
betreffende stadsdelen lijkt geen belangrijke verklarende factor. Voor geen van de vier genoemde stadsdelen geldt dat de volwassen bewoners meer dan gemiddeld een bepaald sportaanbod in hun woonbuurt missen. Welke andere factoren een rol spelen, is niet bekend. Oud-Oost en Waalsprong zijn de stadsdelen met de hoogste percentages wekelijkse sporters, gevolgd door Stadscentrum en Midden-Zuid. In Dukenburg ligt het aandeel wekelijkse sporters op een voor Nijmegen gemiddeld niveau. In vergelijking met 2001 zien we een toename van het aandeel wekelijkse sporters in Oud-West (van 35 naar 41%) en Waalsprong (van 51 naar 60%). Nadere analyse laat zien dat in Oosterhout Nijmegen veel sporters zijn komen wonen. Op een lager gebiedsniveau zien we een duidelijk lagere sportdeelname in de volgende gebieden: de Voorstenkamp, de Kolpingbuurt en delen van NeerboschOost.
relatief weinig mensen met een hoog inkomen. In Lindenholt wonen relatief veel lager en middelbaar opgeleiden en niet-westerse allochtonen.
25
Breedtesportmonitor 2003 Beoefende sporten
4
Beoefende sporten Diverse onderzoeken geven ons een beeld van wat landelijk gezien de meest beoefende sporten zijn. Zo laten landelijke RSO-cijfers laten zien dat fitness, zwemmen, wandelen, fietsen, hardlopen, tennis, aerobics/steps, voetbal en volleybal populaire sporten zijn. Voor Nijmegen hadden we niet eerder een gedetailleerd beeld van de mate waarin de verschillende soorten sporten beoefend worden. Met de opname van RSO-vragen in de Stadspeiling 2003 is dat veranderd.
4.1
Populariteitsrangorde sporten Tabel 7 laat de rangorde zien voor de sporten, die volwassen Nijmegenaren meer dan incidenteel (= minimaal 12 keer per jaar) beoefenen. Let wel: er is doorgevraagd op de drie meest beoefende sporten. Voor die drie sporten weten we of de respondenten deze al dan niet minimaal 12 keer per jaar beoefenen. Tabel 7: top 20 van de meest beoefende sporten (in % van volwassen Nijmegenaren)
top 20 sporten 1. fitness 2. hardlopen, joggen, trimmen 3. zwemmen 4. wielrennen, mountainbiken, toerfietsen 5. tennis 6. aerobics/steps 7. wandelen 8. veldvoetbal 9. squash 10. gymnastiek/turnen 11. zaalvoetbal 12. danssport 13. skeeleren/skaten 14. badminton 15. volleybal 16. vecht- en verdedigingsporten 17. hockey 18. biljart, poolbiljart, snooker 19. schaatsen 20. paardensport
wekelijkse beoefenaars
niet wekelijkse beoefenaars
9,3 6,2 4,7 4,9 4,2 3,2 2,4 2,6 1,4 1,9 1,0 1,4 0,4 1,1 1,1 1,1 0,9 1,0 0,3 0,6
3,6 2,7 3,7 2,8 2,3 1,9 1,7 1,1 1,5 0,7 1,2 0,6 1,6 0,6 0,6 0,5 0,4 0,3 0,6 0,3
totaal minimaal 12 keer per jaar 12,9 8,9 8,4 7,7 6,5 5,1 4,1 3,7 2,9 2,6 2,2 2,0 2,0 1,7 1,7 1,6 1,3 1,3 0,9 0,9
Niet de typische verenigingsporten, maar sporten als fitness, hardlopen en zwemmen staan bovenaan in de top tien van de meest beoefende sporten bij volwassen Nijmegenaren. Zo houdt 12,9% van de volwassen Nijmegenaren zich minimaal twaalf keer per jaar met fitness bezig, terwijl 3,7% minimaal 12 keer per jaar aan het veldvoetballen is. Voor drie sporten in de top tien geldt dat die sterk op het terrein van sportscholen liggen: fitness, aerobics/steps en squash. Twee sporten zijn meer verenigingssporten (voetbal en tennis). “Gymnastiek/turnen” is bij volwassenen vooral “gymnastiek” en dan voor een deel buiten verenigingsverband. Vier sporten worden relatief vaak ongebonden gedaan (zwemmen, wandelen, fietsen en hardlopen).
27
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
In vergelijking met een aantal andere steden (Almere, Den Bosch, Den Haag, Eindhoven, Hengelo, Rotterdam en Venlo) staat hardlopen in Nijmegen opvallend hoog in de top 10 van de meest beoefende sporten bij volwassenen (2 e plaats in Nijmegen, variërend van 3e tot 7e in de andere steden). De top tien voor de zeven steden bestaat veelal uit dezelfde sporten, met fitness steeds op nummer 1, met zwemmen op nummer 2 of 3 en met hoge noteringen voor fietsen (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) en tennis.
4.2
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 17 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van de meest beoefende sporten per deelgroep. We zien het volgende beeld: § Aerobics/steps en gymnastiek zijn duidelijke vrouwensporten. Ook doen vrouwen relatief veel aan zwemmen, danssport en skeeleren/skaten. Voetbal en biljart zijn vooral mannensporten. Ook doen mannen relatief veel aan hardlopen en fietsen.
28
Breedtesportmonitor 2003 Beoefende sporten
Figuur 9: top 20 van de meest beoefende sporten naar geslacht (in % van volwassen Nijmegenaren)
fitness hardlopen (hardlopen, joggen, trimmen) zwemmen fietsen (toerfietsen, wielrennen, mountainbiken) tennis aerobics/steps wandelen veldvoetbal squash gymnastiek/turnen zaalvoetbal danssport skeeleren/skaten badminton volleybal vecht- en verdedigingssport hockey biljart (biljart, poolbiljart, snooker) schaatsen paardensport 0%
2%
4%
6%
8%
10%
12%
14%
mannen vrouwen
§
§
§
Bij diverse sporten neemt het aandeel beoefenaars na de 50 jaar flink af: fitness, aerobics/steps, voetbal, squash. Andere sporten blijft men ook op hogere leeftijd doen, zoals zwemmen, fietsen, tennis, hardlopen en wandelen. Gymnastiek wordt vooral door vrouwen van boven de 50 gedaan en biljart vooral door mannen van 65 jaar en ouder. Het aandeel niet-westerse allochtonen dat aan tennis en squash doet is relatief laag. Ook doen relatief weinig allochtonen aan fietsen en wandelen. Het aandeel veldvoetballers is bij deze groep relatief wat hoger. Bij diverse sporten neemt het aandeel sporters toe, naarmate men hoger is opgeleid: hardlopen, zwemmen, fietsen, tennis, squash, badminton, fitness, aerobics/steps en volleybal. Bij enkele andere sporten neemt het aandeel beoefenaars met het stijgen van het opleidingsniveau licht af: veldvoetballen, gymnastiek en biljart.
29
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
§
4.3
Bij diverse sporten zien we dat het aandeel beoefenaars bij mensen met een hoger inkomen groter is dan bij de mensen met lagere en middeninkomens: fitness, hardlopen, tennis, fietsen, zaalvoetbal, hockey, schaatsen. Enkele andere sporten worden relatief vaak gedaan door mensen met lagere en middeninkomens: danssport en vecht- en verdedigingssporten.
Verschillen naar deelgebieden In tabel 17 (zie bijlagen) staat een overzicht van de meest beoefende sporten per deelgebied. We zien het volgende beeld: § In Waalsprong wonen relatief wat meer beoefenaars van fitness, fietsen, tennis, squash en volleybal. § In Stadscentrum en Oud-Oost wonen relatief wat meer beoefenaars van hardlopen, squash, skeeleren, volleybal en hockey. § Midden-Zuid springt er wat uit als het gaat om het aandeel beoefenaars van fitness, hardlopen, zwemmen, aerobics/steps, gymmen, danssport en badminton. § West springt er wat uit als het gaat om het aandeel beoefenaars van vecht- en verdedigingssporten.
30
Breedtesportmonitor 2003 Organisatorisch verband sportbeoefening
5
Organisatorisch verband sportbeoefening In de Rapportage Sport 2003 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) lezen we dat de animo om lid te worden van sportverenigingen aan het dalen is. Uit verschillende landelijke onderzoeken van het SCP en het CBS blijkt dat in 1999-2000 tussen de 27 en 33% van de bevolking van 18 t/m 79 jaar lid van een sportvereniging was. Vier jaar daarvoor, lag dat percentages circa 3% hoger (tussen de 30 en 37%)18. Verder bleek uit in 1999 uitgevoerd onderzoek onder Nijmeegse sportverenigingen dat ruim een derde met een terugloop in het ledental te maken had19. De dalende belangstelling voor sportverenigingen wordt door het SCP onder meer in verband gebracht met de afnemende belangstelling om deel te nemen aan competities en teamsporten, de individualisering (sportbeoefening doen mensen vaker alleen dan andere vrijetijdsbestedingen als dagrecreatie en uitgaan), de groei van nieuwe sporten als golf en fitness en de toegenomen commerciële concurrentie. Naar aanleiding van ontwikkelingen in de sportparticipatie in de negentiger jaren concludeert het SCP: “Nederlanders sporten nog wel, maar niet meer zo fanatiek en niet per se in verenigingsverband”. Voor de toekomst acht men, gezien de vergrijzing en ontwikkelingen in de actieve sportbeoefening, een stabilisering of zelfs krimp van de verenigingssport realistischer dan een groei. Overigens hebben landelijk gezien lang niet alle sporten even sterk te maken met een afnemende belangstelling voor team- en verenigingssport. Op de website van het Mulier Instituut lezen we dat 8 van de 12 teamsporten en 34 van de 45 individuele sporten meer leden hebben dan in 1980. Er zijn sporten die in de jaren negentig een flink ledenverlies hebben geleden (handbal, volleybal), maar er zijn ook sporten die in die periode flink zijn gegroeid (bridge en hockey). Verder laten voetbal en korfbal sinds 1990 een opmerkelijk herstel zien. Sommige sporten kennen een grillig ontwikkelingsverloop, maar hebben momenteel een duidelijk hoger ledental dan 20 jaar geleden (onder meer basketbal, base-/softball, ijshockey). Lang niet alle sporten hebben dus te leiden van de toename van het opgebonden sporten en van het sporten in sportscholen en fitnesscentra. Met de nu afgenomen breedtesportmonitor hebben we voor het eerst een goed beeld van de het sportverenigingslidmaatschap onder volwassen Nijmegenaren en kunnen we de ontwikkeling daarvan beter gaan volgen 20.
5.1
Hoe sport men? Voor de drie meest beoefende sporten is gevraagd in welke verband men dat deed: § als lid van een sportvereniging; § in competitieverband; 18
Gegevens uit landelijke onderzoeken van het SCP en het CBS. Let wel: er is anders naar het sportclublidmaatschap gevraagd dan in de RSO. 19 Conditie van Nijmeegse sportverenigingen. Een verkennend onderzoek naar de problemen en wensen van Nijmeegse sportverenigingen. J. Roosen, December 1999. 20 Eerder in 1999 heeft de afdeling Onderzoek en Statistiek wel lidmaatschapsgegevens van grotere sportverenigingen opgevraagd, maar het beeld was niet compleet.
31
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
anderszins wel eens meedoen aan wedstrijden of toernooien; door gebruik te maken van een commercieel sportcentrum (bijvoorbeeld een fitnesscentrum); § in groepsverband, georganiseerd door de respondent zelf of door familie, vrienden of kennissen; § ongeorganiseerd, alleen, met zijn tweeën of met meer. Bij de berekening van de uitkomsten zijn alleen de sporten meegenomen die men minimaal 12 keer per jaar beoefend. Iemand die twee keer per jaar met een bekende mee gaat tennissen, is bijvoorbeeld niet meegerekend bij het percentage dat ongeorganiseerd sport. § §
De in het vorige hoofdstuk geschetste belangstelling voor het sportaanbod van sportscholen en voor ongebonden sporten zien we terug in figuur 10. Figuur 10: hoe sporten de volwassen Nijmegenaren?
26%
bij vereniging bij commercieel sportcentrum
24% 32%
anders georganiseerd
38%
ongeorganiseerd 0%
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35% 40%
Het aandeel volwassen Nijmegenaren dat in verenigingsverband sport (26%) is ongeveer even hoog als het aandeel dat bij commerciële sportcentra actief is (24%). Verder sport een derde van de volwassen Nijmegenaren in een ander verband dan bij een vereniging of sportcentrum en sport ruim een derde ongeorganiseerd. Let wel: het gaat hier om elkaar overlappende categorieën. Mensen kunnen bijvoorbeeld zowel bij een vereniging als bij een sportschool sporten. We kunnen hier vergelijken met de landelijke RSO-kengetallen aandeel sporters in verenigingsverband en aandeel sporters bij commerciële sportcentra. Het percentage volwassen Nijmegenaren, dat bij een vereniging sport, is even hoog als bij de volwassen Nederlanders (26%). Maar het aandeel volwassen Nijmegenaren, dat bij commerciële sportcentra sport, is een stuk hoger dan bij de volwassen Nederlanders (24% van de volwassen Nijmegenaren tegenover 14% van de volwassen Nederlanders). Voor de betreffende kengetallen kunnen we ook een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar.
32
Breedtesportmonitor 2003 Organisatorisch verband sportbeoefening
Tabel 8: percentage 18- t/m 70-jarigen dat in verenigingsverband en commercieel verband sport naar stad
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Venlo Hengelo Almere Den Haag Rotterdam NEDERLAND
sport in verenigingsverband
sport in commercieel verband
27 34 27 29 33 25 20 22 26
26 33 26 24 21 24 19 18 15
type enquête face-to-face schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk telefonisch telefonisch schriftelijk panelonderzoek via internet
Voor wat betreft het aandeel sportclubleden onder de 18- t/m 70-jarigen neemt Nijmegen met 27% een middenpositie in. In drie steden zien we een hoger aandeel (Den Bosch, Hengelo en Venlo), in drie steden een lager aandeel (Almere, Rotterdam en Den Haag) en in één stad hetzelfde aandeel (Eindhoven). Bij het sporten in commercieel verband zien we een ander beeld. Alleen in Den Bosch is het aandeel dat in commercieel verband sport hoger dan in Nijmegen. Tabel 9 laat zien hoeveel volwassen Nijmegenaren aan wedstrijdsport doen. Tabel 9: sporten in wedstrijdverband (in % van volwassen Nijmegenaren)
sport in competitieverband sport in competitieverband en doet ook anderszins mee aan sportwedstrijden of -toernooien sport niet in competitieverband, maar doet wel anderszins mee aan sportwedstrijden of -toernooien. totaal sport in wedstrijdverband
5,5% 10,5% 2,0% 18%
Van de volwassen Nijmegenaren sport 16% in competitieverband (5,5% + 10,5%) en doet circa 12% anderszins mee aan sportwedstrijden of -toernooien (10,5% + 2%). In totaal sport 18% in wedstrijdverband (tegenover 22% van de volwassen Nederlanders). Voor het kengetal aandeel sporters in wedstrijdverband kunnen we een aantal grote steden met elkaar vergelijken, althans voor de leeftijdsgroep 18-70 jaar.
33
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Tabel 10: percentage 18- t/m 70-jarigen dat in wedstrijdverband sport (competitie, toernooien of andere sportwedstrijden) naar stad
Nijmegen Den Bosch Eindhoven Venlo Hengelo Almere Den Haag Rotterdam NEDERLAND
19 19 19 19 22 16 14 13 23
type enquête face-to-face schriftelijk schriftelijk schriftelijk schriftelijk telefonisch telefonisch schriftelijk panelonderzoek via internet
Het aandeel Nijmegenaren van 18 t/m 70 jaar, dat in wedstrijdverband sport, is hetzelfde als in Den Bosch, Eindhoven en Venlo en hoger dan in Almere, Den Haag en Rotterdam. Alleen in Hengelo is een hoger aandeel wedstrijdsporters gemeten.
5.2
Sporten bij een vereniging Tabel 11 laat zien welke sporten door relatief veel Nijmegenaren in verenigingsverband worden beoefend. Tabel 11: sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren in verenigingsverband beoefenen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
tennis fitness veldvoetbal aerobics/steps hardlopen gymnastiek/turnen vecht- en verdedigingsport volleybal hockey badminton
4,6% 4,3% 2,8% 1,7% 1,5% 1,3% 1,3% 1,2% 1,2% 0,9%
Van de volwassen Nijmegenaren tennist 4,6% bij een club en voetbalt 2,8% bij een club. Landelijk gezien zijn dat de twee grootste verenigingssporten. Opvallend is dat 4,3% aangeeft via een vereniging te fitnessen. In de volgende paragraaf blijkt dat een groter percentage via commerciële sportcentra aan fitness doet (9,9%). Aan hoeveel verenigingen meten we denken, als we zien dat 26% van de Nijmegenaren in verenigingsverband sport? Sportservice Nijmegen heeft een goed overzicht van de Nijmeegse sportverenigingen, van groot tot klein. Als we alle clubs en alle sporten (ook de kleinere) meerekenen, zijn er in Nijmegen meer dan 400 sportclubs voor 86 soorten sport. Grotere clubs zijn vooral de voetbal- en andere veldsportverenigingen. Figuur 11 geeft een beeld van de soorten sport met veel verenigingen.
34
Breedtesportmonitor 2003 Organisatorisch verband sportbeoefening
Figuur 11: soorten sport waar Nijmegen veel verenigingen voor heeft (op basis van verenigingenbestand van Sportservice Nijmegen)
voetbal
26
volleybal
21
badminton
18
tennis
16
zaalvoetbal
16
gymnastiek/turnen
15
karate
11
tafeltennis
9
ijshockey
7
judo
7
hockey
6
korfbal
6
0
5
10
15
20
25
30
Behalve als sporter kan men ook als vrijwilliger actief zijn bij sportclubs. Uit de Stadspeiling 2003 blijkt dat 6% van de volwassen Nijmegenaren zich in meer of mindere mate als vrijwilliger voor sportclubs inzet (circa 7.500 personen). Mannen zijn relatief veel vrijwilliger bij een sportclub (8% tegenover 4% van de vrouwen) en nietwesterse allochtonen zijn dat relatief weinig (minder dan 3% tegenover ruim 6% van de overige Nijmegenaren).
5.3
Sporten bij een commercieel sportcentrum Tabel 12 laat zien welke sporten door relatief veel Nijmegenaren bij commerciële sportcentra worden beoefend. Let wel: bij de beantwoording van de vraag of mensen hun meest beoefende sporten bij commerciële sportcentra beoefenen, zullen mensen wel snel aan sportscholen en fitnesscentra denken, maar niet altijd aan geprivatiseerde sporthallen. Tabel 12: sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren bij commerciële sportcentra beoefenen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
fitness aerobics/steps squash zwemmen tennis zaalvoetbal danssport schaatsen vecht-/verdedigingssport
9,9% 2,8% 2,7% 2,6% 2,3% 0,8% 0,7% 0,7% 0,6%
Fitness staat duidelijk nummer 1 in de lijst van de meest beoefende sporten bij commerciële sportcentra en wordt gevolgd door aerobics/steps, squash, zwemmen en tennis.
35
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
5.4
Ongebonden sporten Tabel 13 laat zien welke sporten door relatief veel Nijmegenaren ongebonden worden beoefend. Onder ongeboden sporten wordt verstaan a. sporten in groepsverband, zelf georganiseerd of door vrienden, kennissen en familie en b. ongeorganiseerd sporten, alleen, met zijn tweeën of met meer personen. Tabel 13: sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren ongebonden beoefenen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
fitness hardlopen (hardlopen, trimmen, joggen) zwemmen fietsen (wielrennen, mountainbiken, toerfietsen) tennis aerobics/steps wandelen veldvoetbal squash gymnastiek/turnen zaalvoetbal badminton volleybal danssport
11,6% 8,7% 7,9% 7,5% 5,9% 4,5% 4,0% 3,1% 2,8% 2,3% 2,1% 1,7% 1,5% 1,5%
Sporten die relatief veel ongebonden worden beoefend zijn fitness, hardlopen, zwemmen, fietsen en tennis.
5.5
Sporten in wedstrijdverband Voor de drie meest beoefende sporten is gevraagd of men die in wedstrijdverband beoefend en of men anderszins wel eens meedoet aan wedstrijden of toernooien. Bij competities kan, behalve aan door sportbonden georganiseerde competities, bijvoorbeeld ook gedacht worden aan bedrijfscompetities. En onder “anderszins meedoen aan wedstrijden en toernooien” vallen bijvoorbeeld door vrienden of bekenden georganiseerde wedstrijden (bijv, wekelijks met een vaste groep in een zaal wedstrijden spelen) en bedrijfs- en buurttoernooien. Tabel 14: welke sporten beoefend men het meest in wedstrijdverband? (in % van volwassen Nijmegenaren)
1. 2. 3. 4. 5.
tennis veldvoetbal volleybal zaalvoetbal hockey
3,1% 3,0% 1,4% 1,4% 1,3%
Voor vijf sporten geldt dat meer dan 1% van de volwassen Nijmegenaren die in wedstrijdverband beoefend. Tennis en veldvoetbal worden het meest in wedstrijdverband gespeeld.
36
Breedtesportmonitor 2003 Organisatorisch verband sportbeoefening
5.6
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 18 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van het sporten in verenigings-, commercieel en wedstrijdverband per deelgroep. We zien het volgende beeld: § Naarmate de leeftijd hoger is, sporten er minder mensen in verenigingsverband: van de 18-24-jarigen sport 36% bij een vereniging, van de 65-plussers 13% (zie figuur 12). Het sporten bij commerciële sportcentra wordt het meest gedaan in de leeftijdscategorie 25 t/m 34 jaar. Binnen deze leeftijdcategorie sport een groter aandeel bij commerciële sportcentra dan bij verenigingen. Vanaf de 35 jaar loopt het aandeel sporters bij commerciële sportcentra terug van 26% bij de 35-49jarigen tot 7% bij de 65-plussers. Figuur 12: aandeel volwassen Nijmegenaren dat bij sportverenigingen en commerciële sportcentra sport naar deelgroep
40% 35%
36%
36% 32% 30%
30%
26% 26% 24%
25%
18%
20%
13%
15% 10%
7%
5% 0% 18-24 jaar
25-34 jaar
sport bij sportclub
§
§
§ §
35-49 jaar
50-64 jaar
65+
sport bij commercieel sportcentrum
Mannen sporten wat vaker bij een sportvereniging dan vrouwen (29 respectievelijk 22%). Verder sporten mannen veel meer in wedstrijdverband (18% tegenover 7% van de vrouwen). Niet-westerse allochtonen sporten wat minder vaak bij een sportvereniging (20% tegenover 26% van de overige Nijmegenaren). Dat geldt vooral voor de Turkse, Marokkaanse en Surinaamse vrouwen en de Antilliaanse mannen (5 tot 13% lid van een sportclub). Ook sporten allochtonen verhoudingsgewijs wat minder bij commerciële sportcentra (21% tegenover 25% van de overige Nijmegenaren). Lager opgeleiden sporten minder bij verenigingen en ook minder bij commerciële sportcentra dan middelbaar en hoger opgeleiden. Hoe hoger de inkomensklasse, des te groter is het aandeel sporters bij sportclubs. Zo is 18% van de volwassen Nijmegenaren met een laag inkomen lid van een sportclub. Bij de hogere inkomensklasse is het aandeel sportverenigingsleden twee keer zo groot (36%). Hetzelfde kan gezegd worden voor het aandeel sporters bij commerciële sportcentra.
37
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
5.7
Verschillen naar deelgebieden In de tabellen 18 en 19 (zie bijlagen) staan overzichten van het sporten in verenigings-, commercieel en wedstrijdverband per deelgebied. We zien het volgende beeld: § Het aandeel sportclubleden onder de volwassen bevolking is het grootst in Waalsprong (38%), gevolgd door Oud Oost (31%) en Stadscentrum en Dukenburg (27%). Het aandeel sportclubleden is het laagst in Oud West en Zuidrand (21%). Met name zien we een laag aandeel sportclubleden in De Voorstenkamp, de Kolpingbuurt en delen van Neerbosch Oost. Figuur 13: aandeel sportclubleden onder de volwassenen naar stadsdeel
Stadscentrum
27%
Oud-Oost
31%
Oud-West
21%
Nieuw-West
24%
Midden Zuid
24% 21%
Zuidrand Dukenburg
27%
Lindenholt
23%
Waalsprong 0%
§
38
38%
10%
20%
30%
40%
Het aandeel volwassenen dat sport bij commerciële sportcentra is relatief hoog in Waalspong en Oud-Oost (32%) en relatief laag in Oud- en Nieuw West, Zuidrand, Dukenburg en Lindenholt (tussen de 19 en 22%).
Breedtesportmonitor 2003 Plaats van sportbeoefening
6
Plaats van sportbeoefening De Rapportage Sport 2003 van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) meldt dat het aantal commerciële aanbieders van sport de laatste jaren aanzienlijk is toegenomen, onder meer door de verruiming van de activiteiten van sportscholen, zelfstandige instructeurs en maneges. Verder signaleert men een verschuiving in het beheer van sportaccommodaties van gemeentelijk naar particulier. Met de opname van de vragen over sportdeelname in de Stadspeiling 2003 hebben we een beeld gekregen van het gebruik door volwassen Nijmegenaren van de verschillende soorten sportvoorzieningen in de gemeente. Er is niet alleen gevraagd naar binnen- en buitensportaccommodaties en commerciële sportcentra, maar ook naar sportvoorzieningen in de openbare ruimte (bijvoorbeeld trapveldjes en halfpipes) en andere “voorzieningen” in de openbare ruimte (bijvoorbeeld parken en de openbare weg).
6.1
Waar sport men? Voor de drie meest beoefende sporten is gevraagd of men deze in Nijmegen beoefent: § in een binnensportaccommodatie (sporthal, gymnastieklokaal, zwembad, ijsbaan)? § in een buitensportaccommodatie (voetbalveld, hockeyveld, tennisbaan en dergelijke)? § in een commercieel sportcentrum (waaronder sportscholen en fitnesscentra)? § in sportvoorzieningen in de openbare ruimte (halfpipe, basketbalpleintje, trapveldje/voetbalkooi, sportvoorzieningen in Goffertpark enzovoorts)? § in andersoortige voorzieningen (park, bos, meer, openbare weg, buurthuis, wijkcentrum, café, huis/tuin enzovoorts)? Bij de berekening van de uitkomsten zijn alleen de sporten meegenomen die men minimaal 12 keer per jaar beoefend. Iemand die 2 keer per jaar in een sporthal volleybalt, is bijvoorbeeld niet meegerekend bij het percentage dat sport in een binnenaccommodatie. Let wel: het onderscheid tussen binnensportaccommodaties en commerciële sportcentra zal voor respondenten niet altijd duidelijk helder zijn (niet iedereen zal bijvoorbeeld weten dat de overdekte schaatsbaan geprivatiseerd is).
39
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 14: waar sporten de volwassen Nijmegenaren?
binnenaccommodatie
31%
buitenaccommodatie
13%
commercieel sportcentrum sportvoorziening in openbare ruimte
19%
5%
andersoortige voorziening 0%
22%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
Figuur 14 laat zien dat 31% van de volwassen Nijmegenaren gebruik maakt van Nijmeegse binnensportaccommodaties en dat 13% gebruik maakt van Nijmeegse buitensportaccommodaties. Let wel: het gaat om elkaar overlappende categorieën. Mensen kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van zowel binnen- als buitensportaccommodaties in Nijmegen. In totaal maakt 41% van de volwassen Nijmegenaren voor het sporten gebruik van een officiële sportaccommodatie in Nijmegen (inclusief de commerciële sportcentra). We kunnen hier vergelijken met het landelijke RSO-kengetal ”aandeel gebruikers van in de eigen gemeente gelegen officiële sportaccommodaties”. Het percentage volwassen Nijmegenaren dat gebruik maakt van officiële sportaccommodaties in Nijmegen (41%) blijkt iets hoger te liggen dan bij de volwassen Nederlanders (38%).
6.2
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 20 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van het gebruik van Nijmeegse binnen- en buitensportaccommodaties per deelgroep. We zien het volgende beeld: § Van de mannen sport een relatief groot aandeel op buitensportaccommodaties (17% tegenover 10% van de vrouwen), onder meer omdat ze relatief veel aan veldvoetbal doen. Van de vrouwen sport een relatief groot deel op binnensportaccommodaties (34% tegenover 27% van de mannen), onder meer omdat ze relatief veel aan zwemmen en gymnastiek doen. § Hoger opgeleiden en mensen met hogere inkomens maken relatief veel gebruik van zowel de binnensportaccommodaties als de buitensportaccommodaties. Dat sluit aan bij de eerder genoemde uitkomsten dat naarmate de opleiding en het inkomen hoger is een groter aandeel aan sport doet.
6.3
Verschillen naar deelgebied In tabel 20 (zie bijlagen) staat een overzicht van het gebruik van Nijmeegse binnen- en buitensportaccommodaties per deelgebied. We zien het volgende beeld: § In Midden-Zuid, Stadscentrum en Oud-Oost maakt een relatief groot deel van de volwassen bevolking gebruik van Nijmeegse binnensportaccommodaties (zie figuur 15). Dit zijn drie van de vier stadsdelen met een relatief hoog aandeel sportende
40
Breedtesportmonitor 2003 Plaats van sportbeoefening
§
volwassenen. Opvallend is dat in het vierde stadsdeel met relatief veel sporters en verenigingsleden - Waalsprong - relatief weinig gebruik gemaakt wordt van Nijmeegse binnensportsportaccommodaties. Een deel van de bewoners van dit stadsdeel lijkt zich te richten op sporthallen en verenigingen in gemeenten ten noorden van de Waal. Bij de Nijmeegse buitensportaccommodaties zien we een ander beeld. Daarvoor geldt dat Waalsprongbewoners er verhoudingsgewijs wat meer gebruik van maken (zie figuur 15). Oud-West, Zuidrand en Lindenholt scoren relatief laag bij het gebruik door volwassenen van zowel de binnensportaccommodaties als de buitensportaccommodaties.
Figuur 15: aandeel volwassenen dat gebruik maakt van binnen- en buitensportaccommodaties naar deelgebied
Waalsprong Lindenholt Dukenburg Zuidrand Midden Zuid Nieuw West Oud West Oud Oost Stadscentrum 0%
10%
20%
30%
40%
50%
buitensportaccommodaties in Nijmegen binnensportaccommodaties in Nijmegen
41
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
7
Sportwensen en -belemmeringen Bij het vraagblok over sport in de Stadspeiling 2003 zijn behalve over de sportdeelname ook vragen gesteld over behoeften en belemmeringen op het vlak van sportbeoefening: § In hoeverre willen volwassen Nijmegenaren meer sporten dan ze nu doen? En aan welke sporten denken ze dan? § Wat weerhoudt hen ervan om meer te gaan sporten? § In welke mate hebben ze belangstelling om bij clubs te gaan sporten? § En zijn er zaken die men mist in het Nijmeegse sportaanbod? Uit de sportnota blijkt dat er behoefte is aan dergelijke informatie. Zo lezen we in de nota onder meer het volgende: “Het traditionele aanbod dient aangevuld te worden met (recreatieve) vormen die meer inspelen op de behoefte van de huidige en aanstaande sporter. De (potentiële) sporters van nu en morgen vragen om aanpassingen van het bestaande sportaanbod. De sportvereniging moet vraaggerichter werken.”
7.1
Aandeel volwassenen dat meer wil sporten Gevraagd is of men vaker zou willen sporten dan men nu doet met daarbij de antwoordmogelijkheden “ja, zeker”, “ja, misschien” en “nee”. Figuur 16 geeft een overzicht van de reacties, uitgesplitst naar de personen die al wel sporten en de personen die dat nu nog niet doen. Figuur 16: aandeel volwassen Nijmegenaren dat (misschien) meer wil sporten, onderscheiden naar de personen die al wel sporten en de personen die dat nu nog niet doen
35,0% 30,0% 25,0% 20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% sport niet
sport wel
wil "misschien" meer gaan sporten wil "zeker" meer gaan sporten
Circa 17% van de volwassen Nijmegenaren sport nu niet, maar zou dat (misschien) wel willen gaan doen. Daarnaast is er een groep Nijmegenaren, die al wel sport, maar dat (misschien) vaker zou willen gaan doen (30% van de volwassen Nijmegenaren).
43
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
7.2
Belemmeringen voor meer sportdeelname In totaal zou 47% van de volwassen Nijmegenaren (misschien) meer willen sporten dan men nu doet. Of men dat ook werkelijk gaat doen, is onder meer afhankelijk van de belemmeringen die het meer sporten in de weg staan. Figuur 17: belemmeringen voor het meer gaan sporten, onderscheiden naar de volwassen Nijmegenaren die al wel sporten en dat vaker zouden willen doen en de volwassen Nijmegenaren die nu nog niet sporten maar daarmee zouden willen beginnen
geen belemmeringen, weet niet
tijd gezondheid blessures geld leemtes in aanbod te veel (competitie)verplichtingen niet op de hoogte van aanbod 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
sporters die vaker zouden willen gaan sporten niet-sporters die zouden willen beginnen met sporten
Bij de volwassen sporters is tijdgebrek de belangrijkste belemmering om vaker te gaan sporten; bij 76% van de sporters, die vaker zouden willen sporten, weerhoudt tijdgebrek hen ervan om dat ook echt te gaan doen. Voor 10% van deze groep zijn de kosten een belemmering en voor 8% is een slechte gezondheid een belemmering. Ook bij de niet-sporters, die met sporten zouden willen beginnen, is tijdgebrek de belangrijkste belemmering (bij 52% van hen). Daarnaast is bij deze groep een slechte gezondheid een belangrijke sportbelemmering (21%). Verder noemt iets minder dan tien procent blessures en de kosten als sportbelemmeringen. Leemtes in het Nijmeegse sportaanbod zijn weinig als sportbelemmering genoemd (door 3 a 4% van de personen die meer zouden willen sporten = 1 à 2% van alle volwassen Nijmegenaren). De (competitie)verplichtingen die het sporten met zich meebrengt en de onbekendheid met het sportaanbod zijn voor nog kleinere groepen volwassen Nijmegenaren sportbelemmeringen. De kosten verbonden aan het sporten zijn voor 4 à 5% van alle volwassen Nijmegenaren een belemmering om meer te gaan sporten. Er is ook een groep die geen belemmeringen voor meer sportdeelname ziet. Dat geldt voor 14% van de sporters die meer willen gaan sporten (= 4% van alle volwassen Nijmegenaren) en 21% van de niet-sporters die met sporten zouden willen beginnen (= 3 à 4% van alle volwassen Nijmegenaren).
44
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
7.3
Sporten die men meer zou willen doen Aan de respondenten, die meer zouden willen sporten, is gevraagd aan welke sporten ze dan denken. Figuur 18 geeft een overzicht van de reacties, waarbij onderscheid gemaakt is tussen de personen die de genoemde sporten reeds beoefenen en de personen die dat nog niet doen. Figuur 18: welke sporten wil men meer gaan doen, onderscheiden naar de volwassen Nijmegenaren die de sport al wel beoefenen en de volwassen Nijmegenaren die dat nog niet doen
fitness zwemmen tennis hardlopen (hardlopen, joggen, trimmen) fietsen (toerfietsen, wielrennen, mountainbiken) veldvoetbal aerobics/steps squash badminton wandelen vecht- en verdedigingssport volleybal 0%
2%
4%
nog geen beoefenaar
6%
8%
10%
12%
reeds beoefenaar
De sporten die relatief veel volwassen Nijmegenaren vaker willen doen zijn dezelfde als de sporten die reeds door verhoudingsgewijs veel Nijmegenaren beoefend worden. Zo zagen we eerder dat fitness de meest beoefende sport is (12,9% van de volwassen Nijmegenaren doet minimaal 12 keer per jaar aan fitness) en zien we nu dat fitness het vaakst genoemd is als sport die men meer zou willen gaan doen; circa 8% doet niet aan fitness, maar zou daarmee willen beginnen en circa 3% doet al wel aan fitness, maar zou dat nog vaker willen gaan doen. Andere sporten die relatief veel Nijmegenaren meer zouden willen doen zijn zwemmen, tennissen, hardlopen, fietsen en veldvoetballen. Let wel: gezien de in vorige paragraaf genoemde beperkingen om meer te gaan sporten, zullen lang niet alle belangstellenden voor de verschillende sporten die sporten ook werkelijk gaan doen.
45
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
7.4
Belangstelling voor sportclubs Aan de respondenten, die meer zouden willen sporten en daarbij 1 of meer sporten noemen, is gevraagd of ze die sporten bij een sportclub zouden willen doen. Figuur 19: belangstelling voor sportclublidmaatschap, onderscheiden naar de volwassen Nijmegenaren die al wel lid van een sportclub zijn en de volwassen Nijmegenaren die dat nog niet zijn
20,0% 15,0% 10,0% 5,0% 0,0% geen sportclublid
wel sportclublid
zou "misschien" wel bij (nog een of andere) sportclub willen zou wel bij (nog een of andere) sportclub willen
Voor 12% van de volwassen Nijmegenaren geldt dat ze nu niet bij een sportclub zitten, maar daar wel belangstelling voor hebben. Nog eens 5% zou “misschien” bij een sportclub willen. Verder geldt voor 8% dat men al bij een sportclub zit, maar (misschien) bij nog een sportclub of een andere sportclub wil. Daarbij denkt men het meest aan tennis- of voetbalclubs. Ook zwemmen, volleybal, badminton, vecht- en verdedigingssporten en hardlopen zijn relatief wat vaker genoemd als sporten die men in clubverband zou willen doen. Ook hier kan opgemerkt worden dat gezien de genoemde sportbelemmeringen lang niet alle belangstellenden ook werkelijk bij een sportclub zullen gaan.
7.5
Aandeel dat in de buurt of stad mogelijkheden om te sporten mist Aan de respondenten is gevraagd of ze in Nijmegen of hun woonbuurt iets missen als het gaat om mogelijkheden om te kunnen sporten. Van alle volwassen Nijmegenaren blijkt 7% bepaalde sportmogelijkheden te missen; 4% zou in de buurt meer sportmogelijkheden willen, wat men vaak niet verder gespecificeerd heeft, en 3% mist bepaalde sportmogelijkheden in Nijmegen, waarbij uiteenlopende zaken zijn genoemd. Er zijn geen sportaanbodwensen die bij grotere groepen volwassen Nijmegenaren leven.
46
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
Figuur 20: aandeel volwassen Nijmegenaren dat sportvoorzieningen in de wijk of in Nijmegen mist naar sportfrequentie
10% 8% 6% 4% 2% 0% sport niet
sport minder dan 1 keer per week
sport 1 of meer keer per week
Figuur 21 laat zien dat de wel-sporters wat vaker bepaalde sportmogelijkheden missen (8 a 9%) dan de niet-sporters (6%).
7.6
Verschillen naar achtergrondkenmerken In de tabellen 21 en 23 t/m 25 (zie bijlagen) staan totaaloverzichten van de behoefte om meer te sporten per deelgroep. We zien het volgende beeld: § De behoefte om meer te gaan sporten is het hoogst in de leeftijdsgroepen 18-24 jaar en 25-34 jaar; ruim zestig procent in die leeftijdscategorieën wil (misschien) meer gaan sporten. In de leeftijdcategorieën daarboven neemt die behoefte steeds verder af (zie figuur 21). De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zien we vooral bij het aandeel dat al wel sport, maar dat vaker zou willen gaan doen. De verschillen naar leeftijd als het gaat om het aandeel dat met sporten wil beginnen zijn een stuk kleiner.
47
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 21: aandeel volwassen Nijmegenaren dat (misschien) meer wil sporten naar leeftijd
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
65+
sport wel, maar wil "misschien" vaker sporten sport wel, maar wil "zeker" vaker sporten sport niet, maar wil "misschien" gaan sporten sport niet, maar wil "zeker" gaan sporten
§
48
Hierbij aansluitend zien we een relatief grote belangstelling om lid van sportclubs te worden bij de jongere volwassenen (zie figuur 22). Zo geldt voor ruim een kwart van de 18-24-jarigen dat ze nu geen lid van een sportclub zijn, maar dat ze daar (misschien) wel belangstelling voor hebben. In de leeftijdsgroepen 25-34 jaar en 3549 jaar geldt dat voor ruim een vijfde en in de oudere leeftijdscategorieën is de belangstelling duidelijk lager.
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
Figuur 22: aandeel volwassen Nijmegenaren met belangstelling voor sportclublidmaatschap naar leeftijd
45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 18-24 jaar
25-34 jaar
35-49 jaar
50-64 jaar
65+
wel sportclublid en zou "misschien" meer aan verenigingssport willen doen wel sportclublid en zou meer aan verenigingssport willen doen geen sportclublid, maar zou "misschien" wel bij sportclub willen geen sportclublid, maar zou wel bij sportclub willen
§
Voor relatief veel niet-westerse allochtonen geldt dat ze nu niet sporten, maar dat (misschien) wel willen gaan doen (28% tegenover 14% van de rest van de Nijmegenaren). Ook het aandeel niet-sportclubleden met belangstelling om lid van een sportclub te worden is relatief hoog bij de allochtonen (26% tegenover 16% van de rest van de Nijmegenaren). Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de groep allochtonen een relatief jonge leeftijdsopbouw heeft (jongere volwassenen hebben relatief vaak belangstelling om meer te sporten).
§
Mannen, die meer willen sporten, denken daarbij vooral aan fitness, hardlopen, veldvoetbal, tennissen en fietsen. Bij de vrouwen, die meer willen sporten, staan zwemmen en fitness bovenaan, gevolgd door tennis en aerobics (zie figuur 23).
49
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 23: soorten sport die volwassen Nijmegenaren meer zouden willen doen naar geslacht
fitness zwemmen tennis hardlopen (hardlopen, joggen, trimmen) fietsen (toerfietsen, wielrennen, mountainbiken) veldvoetbal aerobics/steps squash badminton wandelen vecht- en verdedigingssport volleybal danssport gymnastiek/turnen 0%
2%
4%
6%
vrouwen
§
50
8%
10% 12% 14%
mannen
Mannen die (misschien) belangstelling hebben om bij een sportclub te gaan, denken daarbij het meest aan voetbal- en tennisclubs. Zo laat figuur 24 zien dat voor circa 5% van de volwassen mannen geldt dat ze niet bij een voetbalclub zitten, maar daar mogelijk wel belangstelling voor hebben. Ook bij vrouwen is er een relatief grote belangstelling om bij tennisclubs te gaan. Voor 4 à 5% van de volwassen vrouwen geldt dat ze nu niet bij een tennisclub zitten, maar daar mogelijk wel belangstelling voor hebben.
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
Figuur 24 aandeel volwassen Nijmegenaren dat nog niet bij een sportclub zit maar dat wel zou willen per sport en naar geslacht
tennis voetbal zwemmen volleybal badminton vecht- en verdedigingssport hardlopen (hardlopen, trimmen, joggen) gymnastiek/turnen fietsen (toerfietsen, wielrennen, mountainbiken) squash 0,0%
1,0% 2,0%
3,0%
4,0% 5,0%
6,0%
mannen vrouwen
§
Naarmate de leeftijd hoger is, neemt de behoefte om bepaalde sporten meer te gaan beoefenen steeds verder af. Dat geldt voor fitness, aerobics, squash, veldvoetbal, vecht- en verdedigingssporten en danssport. Bij gymnastiek is dat andersom; vooral bij de personen boven de 50 jaar is er interesse om meer te gaan gymmen, maar die interesse is niet heel groot is (2 à 3% van de 50-plussers heeft belangstelling om meer te gaan gymmen). Voor enkele andere sporten geldt dat leeftijd minder bepalend is voor de interesse om deze sporten meer te gaan doen (zwemmen, tennis, badminton, volleybal). Bij de 18-34-jarigen is er vooral behoefte om meer te fitnessen, zwemmen, en tennissen. Ook is er binnen deze leeftijdsgroep behoefte om meer te hardlopen, veldvoetballen, squashen en om meer aan aerobics/steps en vecht- en verdedigingssporten te doen. Bij de 35-49-jarigen zien we in minder mate ongeveer hetzelfde behoeftepatroon, maar dan met relatief veel belangstelling om meer te fietsen en hardlopen. Bij de 50-64-jarigen is er vooral behoefte om meer te fietsen, zwemmen, tennissen en fitnessen (maar wel weer minder dan bij de 35-49-jarigen). En ook bij de 65plussers is er enige behoefte om meer te fietsen, zwemmen en tennissen. Bovendien is er bij deze leeftijdsgroep enige belangstelling om meer te gymmen.
§
Niet-westerse allochtonen hebben relatief vaak behoefte om meer te gaan fitnessen, veldvoetballen en om meer aan aerobics te doen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de groep allochtonen een relatief jonge leeftijdsopbouw heeft (jongere volwassenen hebben relatief vaak belangstelling voor deze sporten).
51
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
§
7.7
Bij mensen met een laag inkomen zijn de kosten relatief vaak als sportbelemmering genoemd; bij een vijfde van de mensen met een laag inkomen, die meer willen sporten, zijn de kosten een belemmering om dat ook te gaan doen (tegenover 3% bij de mensen met een hoog inkomen, die meer willen sporten). Het gaat hierbij voor 60% om personen van 18-34 jaar. Vanaf de 50 jaar wordt een slechte gezondheid een steeds sterkere sportbelemmering.
Verschillen naar deelgebied In de tabellen 21 t/m 25 (zie bijlagen) staan overzichten van de behoefte om meer te sporten per deelgebied. We zien het volgende beeld: § In Dukenburg en Lindenholt is de behoefte bij niet-sporters om met sporten te beginnen relatief wat groter; ruim een vijfde van de volwassenen in die stadsdelen doet nu niet aan sport, maar zou daar (misschien) mee willen beginnen. In Lindenholt is ook de belangstelling om lid van een sportclub te worden relatief groot; 22% is nu geen lid van een sportclub, maar zou dat (misschien) wel willen worden. Figuur 25: belangstelling bij volwassenen om te gaan sporten en bij sportclubs te gaan naar stadsdeel
Waalsprong Lindenholt Dukenburg Zuidrand Midden Zuid Nieuw West Oud West Oud Oost Stadscentrum 0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
sport niet, maar zou er (misschien) mee willen beginnen zit niet bij sportclub, maar zou (misschien) lid willen worden
§
52
In Waalsprong geven relatief veel volwassenen aan dat ze bepaalde sportmogelijkheden in hun buurt of in Nijmegen missen (16%, zie figuur 26). Eerder is in paragraaf 6.3 opgemerkt dat Waalsprongbewoners relatief weinig gebruik maken van Nijmeegse binnensportsportaccommodaties, terwijl er in Waalsprong relatief veel sporters en sportclubleden wonen. Voor een deel van de bewoners van dit stadsdeel lijkt te gelden dat ze zich nu richten op sporthallen en verenigingen in gemeenten ten noorden van de Waal, maar dat ze eigenlijk wel dichterbij huis zouden willen sporten.
Breedtesportmonitor 2003 Sportwensen en -belemmeringen
Vooral in Oosterhout Nijmegen zijn veel wekelijkse sporters komen wonen. Daar en in Visveld, waar relatief veel personen meer zouden willen sporten dan ze nu doen (66%), is het gemis aan bepaalde sportvoorzieningen het hoogst (circa een vijfde mist bepaalde sportmogelijkheden). Ook in Stadscentrum missen relatief veel volwassenen bepaalde sportmogelijkheden (15%). Bij de vraag wat men mist, worden uiteenlopende dingen genoemd. Er zijn geen wensen die er duidelijk uitspringen. Figuur 26: aandeel volwassenen dat bepaalde sportmogelijkheden in de buurt of in Nijmegen mist naar stadsdeel
Waalsprong Lindenholt Dukenburg Zuidrand Midden Zuid Nieuw West Oud West Oud Oost Stadscentrum 0%
5%
10%
15%
20%
53
Breedtesportmonitor 2003 Bezoeken van sportwedstrijden
8
Bezoeken van sportwedstrijden Behalve over de sportdeelname en -behoefte zijn in de Stadspeiling ook vragen over het bezoeken van sportwedstrijden gesteld. Dat is gedaan vanuit twee invalshoeken: de mate waarin volwassen Nijmegenaren in Nijmegen naar topsport gaan kijken (bezoeken van wedstrijden met entree) en sportwedstrijdenbezoek als vorm van maatschappelijke participatie (bezoeken van wedstrijden van kinderen, familie, vrienden en bekenden).
8.1
Mate waarin men sportwedstrijden bezoekt Gevraagd is of en hoe vaak men in Nijmegen sportwedstrijden bezoekt, inclusief wedstrijden van de eigen kinderen, familie, vrienden of kennissen Figuur 27: frequentie waarmee volwassen Nijmegenaren sportwedstrijden bezoeken
5%
6% 5%
1 keer per week of vaker meer keer per maand 18%
1 keer per maand 1 of enkele keren per jaar
66%
nooit
Vijf procent van de volwassen Nijmegenaren bezoekt wekelijks sportwedstrijden, 11% doet dat 1 of enkele keren per maand en 18% doet dat 1 of een paar keer per jaar. Twee derde van de volwassen Nijmegenaren bezoekt geen sportwedstrijden. Gevraagd is van welke sporten men in Nijmegen wedstrijden bezoekt en of men van die sporten wel eens wedstrijden tegen betaling en wedstrijden van de eigen kinderen, familie, vrienden of bekenden bezoekt.
55
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Figuur 28: aandeel volwassen Nijmegenaren dat sportwedstrijden met entree en sportwedstrijden van familie en bekenden bezoekt
25%
23%
20%
18%
15% 10% 5% 0% bezoekt wedstrijden tegen entree
bezoekt wedstrijden van familie of bekenden
Van de volwassen Nijmegenaren bezoekt 18% sportwedstrijden waarvoor entree betaald moet worden en 23% sportwedstrijden van de eigen kinderen, familie, vrienden of bekenden. Deels gaat het om elkaar overlappende groepen; 10% bezoekt zowel wedstrijden tegen entree als wedstrijden van familie of bekenden. Figuur 29: percentage volwassen Nijmegenaren dat wedstrijden bezoekt per sport
voetbal tennis hockey ijshockey basketbal volleybal hardlopen turnen paardensport zwemsport atletiek 0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
onder meer wedstrijden met entree geen wedstrijden met entree
56
25,0%
Breedtesportmonitor 2003 Bezoeken van sportwedstrijden
Ruim een vijfde van de volwassen Nijmegenaren bezoekt in Nijmegen voetbalwedstrijden. Bijna 15% bezoekt in Nijmegen onder meer voetbalwedstrijden met entree. Of dat allemaal bezoekers van NEC zijn, is niet bekend. Behalve voor wedstrijden van NEC, moet er namelijk ook betaald worden voor wedstrijden van eerste elftallen van amateurclubs (althans door de niet-leden). Van andere sporten worden door hooguit 3% van de volwassen Nijmegenaren wedstrijden bezocht. Anderhalf à twee procent van de volwassen Nijmegenaren blijkt tot de betalende supporters van basketbalclub EiffelTowers te behoren. En eenzelfde aandeel blijkt de volwassen achterban te vormen van ijshockeyclub de Nijmegen Tigers, die dit seizoen (2003-2004) vanwege financiële problemen niet meedoet aan de superliga. In de Beleidsnota Sport staat dat topsport en breedtesport met elkaar verbonden zijn en elkaar wederzijds kunnen versterken. In dat verband is nagegaan in hoeverre personen, die tegen betaling sportwedstrijden bezoeken, zelf aan sport doen. Figuur 30: sportdeelname naar bezoek aan sportwedstrijden met entree (in %)
100% 90% 80% sport niet
70% 60%
sport wel, maar niet wekelijks
50% 40%
sport wekelijks
30% 20% 10% 0% bezoekers van sportwedstrijden met entree
overige Nijmegenaren
Bezoekers van sportwedstrijden met entree doen relatief vaak aan sport: 63% van hen sport wekelijks (tegenover 46% van de overige Nijmegenaren).
8.2
Verschillen naar achtergrondkenmerken In tabel 26 (zie bijlagen) staat een totaaloverzicht van het sportbezoek per deelgroep. We zien het volgende beeld: § Mannen gaan verhoudingsgewijs meer naar wedstrijden met entree (28% tegenover 10% van de vrouwen). § Naarmate het inkomen hoger is, bezoekt een groter aandeel sportwedstrijden (23% van de lage inkomensgroep 36% van de middeninkomensgroep en 43% van de hogere inkomensgroep). Dat geldt zowel voor wedstrijden met entree als voor wedstrijden van familie en bekenden.
57
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
8.3
Verschillen naar deelgebied In tabel 26 (zie bijlagen) staat een overzicht van het sportbezoek per deelgebied. We zien het volgende beeld: § Lindenholt, waar de sporthal van EiffelTowers staat, is het stadsdeel met het hoogste aandeel volwassen sportbezoekers (41%, zie figuur 31). Overigens laat het onderzoek zien dat de betalende bezoekers van EiffelTowers behalve uit Lindenholt ook uit alle andere stadsdelen komen. Figuur 31: aandeel volwassenen dat sportwedstrijden bezoekt naar stadsdeel
Waalsprong Lindenholt Dukenburg Zuidrand Midden Zuid Nieuw West Oud West Oud Oost Stadscentrum 0%
58
10%
20%
30%
40%
50%
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
9
Bijlagen
9.1
Inleiding Enkele opmerkingen vooraf bij de overzichtstabellen naar achtergrondkenmerken en stadsdeel: § Bij het opleidingsniveau (basisonderwijs, vmbo, mbo, havo/vwo, hbo en wetenschappelijk onderwijs) gaat het om de hoogst genoten opleiding, die met een diploma is afgerond. Tot de groep met basisonderwijs als hoogst genoten opleiding behoren relatief veel ouderen. Dat maakt dat de sportdeelname bij de laagst opgeleiden relatief heel laag is. Daarom is deze groep buiten beschouwing gelaten, wanneer er in de rapportage conclusies getrokken worden over verschillen in de sportdeelname naar opleidingsniveau. § Bij het inkomen gaat het om een eigen inschatting van de respondenten van het inkomensniveau.
59
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
9.2
Overzichtstabellen sportdeelname Tabel 15: percentage volwassenen dat wekelijks sport naar achtergrondkenmerken en stadsdeel (2001 en 2003)
volwassen Nijmegenaren
2001 49
2003 49
man vrouw
49 49
51 48
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
59 56 51 44 35
65 57 51 45 30
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
39 50
40 51
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
23 38 46 52 63 65
19 37 50 58 60 66
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
41 49 60
41 47 66
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
56 63 35 46 58 44 45 40 51
54 61 41 44 55 43 48 43 60
60
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
Tabel 16: percentage volwassenen dat wekelijks sport voor een aantal deelgebieden binnen Nijmegen (2003)
volwassen Nijmegenaren Stadscentrum
Oud Oost
49
54 Benedenstad 46 Centrum 57 61 Spoorbuurt 44 rest Oud Oost 61
Oud West Willemskwartier Biezen Wolfskuil rest Oud West
41 43 40 37 53
Nieuw West Maisonnettes Neerbosch-Oost Tubastraat rest Nieuw West
44 29 21 46
Midden Zuid
55 Kolpingbuurt 26 rest Midden Zuid 56
Zuidrand Hatertse Hei Grootstal Hatert rest Zuidrand
43 51 47 38 44
Meijhorst Aldenhof Malvert rest Dukenburg
48 41 41 46 51
Zellersacker Voorstenkamp Gildenkamp rest Lindenholt
43 34 26 49 45
Dukenburg
Lindenholt
Waalsprong
60 Oosterhout Nijmegen 70 Visveld 48 rest Waalsprong 55
61
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
9.3
Overzichtstabellen meest beoefende sporten Tabel 17: het percentage volwassen beoefenaars voor de meest beoefende sporten naar achtergrondkenmerken en stadsdeel
fitness
volwassen Nijmegenaren
13
hardlopen, joggen, trimmen 9
man vrouw
12 13
12 6
5 11
11 5
7 6
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
21 17 16 8 3
10 11 12 8 1
12 9 8 8 7
5 9 10 8 5
6 5 7 9 3
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
14 13
7 9
8 8
4 8
2 7
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
2 8 14 17 17 17
2 3 5 11 12 19
3 7 8 9 10 12
4 4 8 7 10 13
2 4 5 8 9 10
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
12 11 19
7 7 17
8 9 9
5 7 12
2 6 12
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
14 14 10 12 16 12 11 13 17
10 12 6 7 13 7 7 9 9
9 9 8 11 11 6 9 5 7
8 12 6 8 6 7 6 6 14
6 9 3 7 8 4 6 6 13
62
zwemmen
8
toerfietsen, tennis wielrennen, mountainbiken 8 6
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
vervolg tabel 17 wandelen
veldvoetbal
squash
volwassen Nijmegenaren
aerobics, steps 5
4
4
3
gymnastiek, turnen 3
man vrouw
0 10
4 5
8 0
4 2
0 5
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
12 8 4 2 1
1 2 5 8 2
8 6 4 1 0
4 6 3 1 0
1 1 0 5 7
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
6 5
2 4
5 3
1 3
2 3
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
1 2 5 8 7 8
1 3 5 3 6 6
3 4 5 4 3 3
0 1 3 4 5 4
2 5 2 2 2 0
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
5 5 6
3 4 4
3 4 3
2 3 4
2 3 2
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
5 5 4 3 8 5 4 5 5
4 6 3 6 2 4 5 2 5
3 3 5 4 3 4 3 4 5
5 5 2 2 2 2 2 1 4
1 3 1 2 4 3 4 1 3
63
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
vervolg tabel 17 zaalvoetbal
danssport
badminton
volleybal
2
skeeleren, skaten 2
volwassen Nijmegenaren
2
2
2
man vrouw
5 0
1 3
1 3
2 1
2 1
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
3 4 2 1 0
5 2 1 2 1
4 3 2 1 0
1 2 2 2 1
1 3 2 2 1
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
2 2
3 2
1 2
2 2
1 2
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
0 1 2 3 2 4
0 1 2 4 2 3
0 1 3 2 2 4
0 1 1 1 2 4
0 0 1 1 3 3
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
2 2 4
3 2 1
2 2 3
2 1 3
1 2 2
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
3 3 2 2 2 1 1 3 3
3 1 3 1 4 2 2 1 1
4 3 2 0 2 2 1 2 3
1 2 2 1 4 1 1 1 1
3 3 1 2 2 1 1 1 4
64
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
vervolg tabel 17 hockey
volwassen Nijmegenaren
vecht- en verdedigingssporten 2
schaatsen paardensport
1
biljart, poolbiljart, snooker 1
1
1
man vrouw
2 1
2 1
2 0
1 1
0 1
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
5 2 1 1 0
4 2 0 1 0
0 1 1 1 3
0 1 1 1 0
4 1 1 0 0
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
2 1
1 1
1 1
0 1
0 1
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
0 1 3 3 1 2
0 0 1 3 1 3
1 2 2 1 1 0
0 0 1 1 1 3
0 1 1 3 0 1
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
2 2 0
1 1 3
1 1 1
0 1 3
1 0 1
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
1 1 3 2 2 1 1 1 1
4 3 1 1 1 0 0 0 0
1 1 1 1 1 2 2 1 1
1 1 1 0 1 1 1 1 1
0 3 1 0 0 0 1 1 1
65
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
9.4
Overzichtstabellen organisatorisch verband sportbeoefening Tabel 18: percentage volwassenen dat bij sportclubs, bij commerciële sportcentra en in wedstrijdverband sport naar achtergrondkenmerken en stadsdeel
lid van sportclub volwassen Nijmegenaren
26
sport bij commercieel sportcentrum 24
man vrouw
29 22
24 24
18 7
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
36 30 26 24 13
32 36 26 18 7
21 17 11 9 6
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
20 26
21 25
7 13
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
8 20 25 29 32 33
6 15 26 27 34 32
4 11 14 13 14 16
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
18 25 36
18 23 36
10 12 16
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
27 31 21 24 24 21 27 23 38
27 32 22 19 27 19 21 22 32
17 14 12 13 8 12 11 12 18
66
sport in wedstrijdverband 12
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
Tabel 19: percentage volwassen sportclubleden voor een aantal deelgebieden binnen Nijmegen
volwassen Nijmegenaren Stadscentrum
Oud Oost
26
27 Benedenstad 20 Centrum 29 31 Spoorbuurt 22 rest Oud Oost 32
Oud West Willemskwartier Biezen Wolfskuil rest Oud West
21 21 20 21 27
Nieuw West Maisonnettes Neerbosch-Oost Tubastraat rest Nieuw West
24 17 10 25
Midden Zuid
24 Kolpingbuurt 14 rest Midden Zuid 24
Zuidrand Hatertse Hei Grootstal Hatert rest Zuidrand
21 28 19 20 20
Meijhorst Aldenhof Malvert rest Dukenburg
27 19 19 22 30
Zellersacker Voorstenkamp Gildenkamp rest Lindenholt
23 19 11 29 24
Dukenburg
Lindenholt
Waalsprong
38 Oosterhout Nijmegen 48 Visveld 27 rest Waalsprong 34
67
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
9.5
Overzichtstabellen plaats van sportbeoefening Tabel 20: percentage volwassenen dat gebruik maak van binnen- en buitensportaccommodaties in Nijmegen
volwassen Nijmegenaren
binnensportaccommodaties in Nijmegen 31
buitensportaccommodaties in Nijmegen 13
man vrouw
27 34
17 10
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
44 36 30 27 19
19 14 14 13 5
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
29 31
10 14
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
9 21 28 39 40 43
5 9 13 16 15 20
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
27 30 39
9 12 21
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
37 37 26 29 40 26 29 25 22
14 18 11 15 13 9 12 12 17
68
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
9.6
Overzichtstabellen sportbehoefte Tabel 21: percentage volwassenen dat (misschien) meer zou willen sporten
wil (misschien) meer gaan sporten
sport nu niet, maar zou dat (misschien) willen gaan doen
volwassen Nijmegenaren
47
17
is nu geen lid van sportclub, maar zou dat (misschien) willen worden 17
man vrouw
50 44
18 16
17 17
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
63 61 53 39 14
18 18 20 17 8
25 21 20 13 4
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
60 45
28 14
26 16
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
28 35 50 55 52 59
19 17 20 17 15 13
11 14 21 21 18 16
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
50 44 51
20 17 11
20 17 14
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
54 48 48 41 44 43 48 50 50
15 12 18 18 13 17 21 22 13
19 14 19 15 16 16 19 22 17
69
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Tabel 22: percentage volwassenen dat (misschien) meer zou willen sporten voor een aantal deelgebieden binnen Nijmegen
volwassen Nijmegenaren Stadscentrum
Oud Oost
47%
54 Benedenstad 54 Centrum 54 48 Spoorbuurt 47 rest Oud Oost 48
Oud West Willemskwartier Biezen Wolfskuil rest Oud West
48 41 47 52 52
Nieuw West Maisonnettes Neerbosch-Oost Tubastraat rest Nieuw West
41 60 31 40
Midden Zuid
44 Kolpingbuurt 43 rest Midden Zuid 44
Zuidrand Hatertse Hei Grootstal Hatert rest Zuidrand
43 52 48 41 31
Meijhorst Aldenhof Malvert rest Dukenburg
48 50 50 33 50
Zellersacker Voorstenkamp Gildenkamp rest Lindenholt
50 47 53 54 49
Dukenburg
Lindenholt
Waalsprong
70
50 Oosterhout Nijmegen 57 Visveld 66 rest Waalsprong 41
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
Tabel 23: belemmeringen bij volwassenen voor meer sportdeelname naar achtergrondkenmerken en stadsdeel (in % van de mensen die meer zouden willen sporten)
tijdgebrek volwassen Nijmegenaren
67
een slechte gezondheid 12
de kosten
blessures
10
6
man vrouw
72 62
11 13
6 13
6 6
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
72 80 69 54 15
4 3 12 22 55
16 10 6 9 9
3 4 8 7 12
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
66 67
10 12
14 9
6 6
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
43 58 68 65 68 81
30 21 14 8 10 4
14 10 8 14 10 5
11 6 7 2 8 4
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
58 67 81
16 12 7
20 7 3
4 7 5
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
71 71 62 68 70 61 65 69 77
5 10 10 14 15 15 15 12 6
13 12 10 8 7 10 11 8 3
5 7 8 6 3 7 5 8 1
71
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
Tabel 24: percentage volwassenen met belangstelling om de sport vaker te beoefenen naar achtergrondkenmerken en stadsdeel (voor de sporten die relatief veel Nijmegenaren meer zouden willen beoefenen)
fitness
zwemmen
tennis
7
hardlopen, joggen, trimmen 6
toerfietsen, wielrennen, mountainbiken 6
volwassen Nijmegenaren
11
9
man vrouw
11 11
6 12
8 7
9 4
8 4
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
17 16 13 7 1
10 12 9 9 4
11 7 8 8 2
7 8 9 4 1
3 6 7 8 3
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
19 10
12 8
6 8
7 6
4 6
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
8 10 14 13 9 12
7 7 10 9 10 10
3 4 6 9 10 11
4 3 4 7 6 14
3 3 6 5 8 8
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
12 12 10
11 8 8
7 6 11
6 5 10
4 5 9
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
11 8 11 11 9 12 15 14 11
10 10 11 8 8 7 9 7 9
6 11 6 6 7 5 7 8 12
8 9 5 6 7 5 5 6 5
7 8 4 3 5 5 6 6 8
72
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
vervolg tabel 24 veldvoetbal volwassen Nijmegenaren
4
aerobics, steps 3
squash
wandelen
badminton
3
2
2
man vrouw
9 0
0 6
4 1
2 2
2 2
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
8 5 5 2 1
6 5 3 3 0
4 6 3 0 0
0 1 3 4 1
1 3 3 2 0
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
9 3
6 3
1 3
2 2
4 2
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
4 4 7 4 2 3
3 2 3 4 4 4
1 1 2 2 3 6
2 2 2 1 4 1
1 1 2 3 3 3
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
5 4 2
3 3 3
2 2 5
2 2 1
2 2 2
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
2 2 5 5 3 4 6 6 3
4 2 3 4 3 4 4 3 3
4 6 2 2 2 2 2 1 3
3 2 2 2 2 2 2 3 2
2 3 2 1 2 2 2 3 2
73
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
vervolg tabel 24 volleybal
danssport gymnastiek, turnen
volwassen Nijmegenaren
vecht- en verdedigingssporten 2
2
1,5
1,5
man vrouw
3 2
2 2
0 3
1 2
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
6 4 1 1 0
1 3 3 1 0
5 2 1 0 0
1 0 1 2 3
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
4 2
3 2
2 1
2 1
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
1 2 3 4 2 1
0 0 2 2 5 2
1 1 1 3 2 2
2 2 1 1 2 0
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
3 2 1
2 2 2
2 1 1
1 2 1
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
3 1 3 3 3 2 2 3 2
2 2 2 2 2 2 3 2 3
3 2 1 1 3 1 1 2 0
0 1 2 2 2 1 2 0 1
74
Breedtesportmonitor 2003 Bijlagen
Tabel 25: percentage volwassenen dat bepaalde sportmogelijkheden in de buurt of in Nijmegen mist naar achtergrondkenmerken en stadsdeel
volwassen Nijmegenaren
7
man vrouw
7 7
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
9 10 8 6 2
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
12 7
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
6 4 8 10 7 10
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
9 7 7
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
15 6 10 5 8 6 5 6 16
75
Breedtesportmonitor 2003 Een onderzoek naar de sportdeelname en –behoefte bij volwassen Nijmegenaren
9.7
Overzichtstabellen sportbezoek Tabel 26: percentage volwassenen dat sportwedstrijden bezoekt naar achtergrondkenmerken en stadsdeel
bezoekt sportwedstrijden
bezoekt sportwedstrijden met entree
volwassen Nijmegenaren
34
18
bezoekt sportwedstrijden van familie of bekenden 23
man vrouw
43 25
28 10
25 21
18-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 50-64 jaar 65 jaar en ouder
37 34 41 31 21
22 22 22 15 10
27 22 29 21 13
niet-westerse allochtonen rest Nijmegenaren
31 34
15 19
24 23
basisonderwijs vmbo mbo havo/vwo hbo wo
25 31 43 30 39 32
11 16 26 18 20 18
19 22 29 20 27 21
laag inkomen middeninkomen hoog inkomen
23 36 42
13 19 23
16 25 29
Stadscentrum Oud Oost Oud West Nieuw West Midden Zuid Zuidrand Dukenburg Lindenholt Waalsprong
27 31 32 33 35 35 35 41 36
17 17 19 17 19 17 18 23 21
16 21 23 23 24 24 25 27 24
76