OPLEIDING PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN EN SPECIALISATIE ERVARINGSDESKUNDIG BEGELEIDER
BPV-BOEK, LEERJAAR 3 BBL SCHOOLJAAR 2015-2016 SUMMA Welzijn Willem de Rijkelaan 3 5616 EA Eindhoven 040-2695300
Summa welzijn 2015-2016
1
Summa welzijn 2015-2016
INHOUDSOPGAVE:
A.
ALGEMENE INFORMATIE KWALIFICATIEDOSSIER MAATSCHAPPELIJK ZORG PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
5
B.
EXAMENMATERIAAL
9
C.
JAARPLANNING
17
D.
URENREGISTRATIE
19
E.
ACTIVITEITEN TIJDENS DE BPV
21
F.
WERKMODELLEN
23
G.
INTEGRALE OPDRACHTEN
25
H.
BEOORDELING VAN DEZE BPV
27
I.
BIJLAGEN:
41
2
Summa welzijn 2015-2016
3
Summa welzijn 2015-2016
A.
ALGEMENE INFORMATIE KWALIFICATIEDOSSIER MAATSCHAPPELIJK ZORG: PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN
1. Kwalificatiedossiers De Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen is een niveau 4 opleiding die opleidt voor instellingen die hulp bieden op het gebied van wonen, dagbesteding en/ of vrije tijd. Dit zijn bijvoorbeeld woonvoorzieningen in de psychiatrie, ouderenzorg of maatschappelijke opvang, zorgboerderijen en activiteitencentra. De hulpverlening is kan intramuraal, semimuraal of ambulant worden aangeboden. De opleiding Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen is een relatief brede opleiding voor de werkvelden psychiatrie, de maatschappelijke opvang en de ouderenzorg. Als Persoonlijk Begeleider Specifieke doelgroepen ga je net werken met individuen en groepen cliënten. Als Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen heb je daarnaast echter nog een aantal taken en verantwoordelijkheden die liggen op het vlak van coördinatie van de begeleiding en zorg. Een geschikte beroepshouding op uitvoerend en coördinerend niveau is voor de Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen essentieel. Een uitgebreide uitwerking van deze beroepshouding kun je lezen in het kwalificatiedossier voor de opleiding Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen. Dit Dossier kun je terug vinden op www.kwalificatiesmbo.nl . 2 . Kerntaken, werkprocessen en indicatoren In het eerder genoemde kwalificatiedossier kunt je de diploma-eisen teruglezen. Deze diploma-eisen zijn beschreven in kerntaken, werkprocessen en competenties. Het kwalificatiedossier bestaat uit 3 kerntaken: Kerntaak 1: Het opstellen van een plan van aanpak; Kerntaak 2: Het bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg; Kerntaak 3: Het uitvoeren van organisatie en professie gebonden taken. De grootte van iedere kerntaak wordt in het KD overzichtelijk gemaakt door de kerntaak in werkprocessen in te delen met de daarbij behorende competenties. Het toetsen van werkprocessen met de competenties vraagt om het meten van gedrag in een beroepssituatie. Vandaar dat wij, als SUMMA Welzijn er voor gekozen hebben om ieder werkproces te specificeren in indicatoren. Deze indicatoren geven dus het meest concrete gedrag van een student aan. De student laat zien dat hij dit specifieke onderdeel betreffende het bij behorende werkproces en competenties beheerst. De concrete indicatoren kun je teruglezen in hoofdstuk B. 3. Doelendocument MZ De opleidingen Maatschappelijke Zorg van SUMMA Welzijn werken verder vanuit het doelendocument MZ. Het doelendocument is een middel dat de lezer inzicht geeft in wat er per leerjaar van een student verwacht mag/ moet worden. Dit doelendocument MZ kunt u digitaal teruglezen op: http://www.summa-welzijn.nl/studie-en-school/leren-in-de-praktijk/BPV-gidsen.html
4
Summa welzijn 2015-2016
4. BPV in de BOL en BBL opleidingen In de verschillende opleidingen zijn natuurlijk een aantal stages opgenomen. BOL Om te beginnen gaan de BOL student in leerjaar 1 op BPV. Studenten gaan in deze voorbereidende stage aan de hand van opdrachten het beroep en de benodigde vaardigheden en competenties onderzoeken. Daarbij gaat de student ook onderzoeken of hij/ zij door wil gaan bij Medewerken Maatschappelijke Zorg (niveau 3), Medewerker Gehandicapten zorg (niveau 4) of Persoonlijk begeleider Specifieke Doelgroepen (niveau 4). In leerjaar 2 gaan de studenten een heel jaar stage lopen. In dit jaar gaan ze in de praktijk gericht werken aan kerntaken, werkprocessen en dus ook indicatoren. In leerjaar 2 ligt de nadruk op de werkprocessen uit kerntaak 1 en 2. In leerjaar 3 is de stage voornamelijk gericht op de werkprocessen uit kerntaken 2 en 3. In leerjaar 4 gaat de student op alle kerntaken afstuderen. BBL BPV, werken neemt in de BBL opleiding een prominente rol in. De student heeft gedurende de gehele opleiding 1 dag terugkomonderwijs. 5. BPV Gids Naast dat elke student en ook werkbegeleider in het bezit dient te zijn van dit BPV werkboek, dient ook elke student en ook elke werkbegeleider in het bezit te zijn van een BPV gids. In de BPV gids staan de algemene regels en afspraken rondom stage lopen bij SUMMA welzijn. Graag willen wij als opleiding MZ de aandacht leggen op de onderstaande punten uit de BPV gids: In geval van ziekte of afwezigheid om andere redenen brengt de student zowel het BPV - bedrijf als de school hiervan op de hoogte. Als bij ziekte de periode langer dan 4 weken duurt, aaneengesloten of cumulatief (3 maal in de 4 weken), dient er overleg tussen de praktijkbegeleider, de school en de student plaats te vinden. De student volgt naar beste vermogen aanwijzingen van de begeleider van SUMMA Welzijn en van de begeleider van de praktijk biedende organisatie op. De student is verplicht – in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid – de binnen de praktijk biedende organisatie geldende gegevens, regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen. De student is verplicht, alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan de student het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs moet begrijpen. Denk hierbij aan het schrijven van verslagen voor je opleiding maar ook aan het invulling geven van je persoonlijke Blog, website of web diensten als Hyves, Facebook of Twitter. Voor BPV instellingen kan het niet professioneel hiermee omgaan een reden zijn om een BPV te beëindigen.
5
Summa welzijn 2015-2016
6. Beëindiging BPV Een BPV kan voortijdig worden beëindigd. Hier gelden de volgende regels voor: 1. De BPV kan pas beëindigd worden na overleg met de loopbaanbegeleider. De loopbaanbegeleider moet goedkeuring geven voor de beëindiging. 2. Ook op de praktijkplek moet de BPV formeel beëindigd worden. Hiervoor vindt een gesprek plaats tussen student, loopbaanbegeleider en praktijkbegeleider. 3. In het gesprek met de loopbaanbegeleider worden bindende afspraken gemaakt voor het vervolg van de opleiding en BPV. Eventueel wordt een contract opgesteld waarin deze afspraken worden vastgelegd. 7. Werken aan school op BPV In overleg met de praktijkbegeleider kan de student bepaalde tijd afspreken om aan zijn opdrachten te werken( hangt af van de mogelijkheden binnen de instelling). 8. Inzetbaarheid studenten Studenten opleidingen MZ kunnen voor BPV overdag, ’s avonds en ook in het weekend ingezet worden. Dit in onderling overleg met de student en naar alle redelijkheid. 9. BPV bezoek De loopbaanbegeleider (LB-er) komt in de periode van één schooljaar in ieder geval twee keer op BPV bezoek. In beide BPV bezoeken staat in een gesprek de voortgang in het leerproces van de student centraal. Het is de bedoeling dat de werkbegeleider, de LB-er en de student aan het gesprek deelnemen. Aan de hand van de werkprocessen wordt het leerproces van de student in kaart gebracht. Tijdens het eerste bezoek ligt de nadruk op: - Kan er door de student en de werkbegeleider gewerkt worden met de BPV toets en het BPV boek; - Hoe is de start ervaren van de BPV; - Hoe staat de student er voor t.a.v. de verschillende werkprocessen; - Hoe werkt de student met zijn POP Tijdens het tweede bezoek ligt de nadruk op: - Zijn er nog vragen over de BPV en de BPV toets; - Hoe staat de student er voor t.a.v. de verschillende werkprocessen; - Hoe werkt de student met zijn POP; - Staat het leerproces voldoende op de rit om dit leerjaar met een voldoende af te sluiten; - Het invullen van de evaluatie door de student en werkbegeleider (zie bijlage 5 BPV gids). In de BPV bezoeken wordt gebruik gemaakt van het gespreksformulier BPV. Dit formulier is als bijlage toegevoegd. Student en werkbegeleider kunnen dat formulier ook gebruiken om het BPV bezoek voor te bereiden. Mocht het leerproces stagneren dan is het mogelijk dat er vaker contact is tussen de LB-er en de werkbegeleider.
6
Summa welzijn 2015-2016
10. Contact met school Bij vragen over en problemen ten aanzien van het leerproces van een student kan een werkbegeleider altijd contact opnemen met de Loopbaanbegeleider (LB-er) van een student. De LB-ers van SUMMA Welzijn opleidingen Maatschappelijke Zorg zijn telefonisch of via de mail te bereiken. De student zal in de eerste weken van de stage het mailadres en het telefoonnummer van de LB-er aan de werkbegeleider overhandigen in de vorm van een inwerklogboek (zie werkmodel: http://werkmodellen.vmoorsel.net/inwerken/index.htm ). Mochten er eerder problemen zijn of de student is ten aanzien van het inwerklogboek in gebreke gebleven dan kan er contact opgenomen worden met het algemene nummer van SUMMA Welzijn afdeling Maatschappelijke Zorg. De opleiding is te bereiken op het nummer: 040 269 5359 of
[email protected] 11. Digitale BPV-boeken Een digitale versie van dit BPV-boek kunt u ook nog vinden op: http://www.summa-welzijn.nl/studie-en-school/leren-in-de-praktijk/BPV-gidsen.html
7
Summa welzijn 2015-2016
B. EXAMENMATERIAAL 1. Algemeen Zoals u al in het algemene informatie deel A hebt kunnen lezen hebben we de kerntaken en werkprocessen uitgewerkt in indicatoren. In de onderstaande paragrafen kunt u de indicatoren teruglezen zoals die gedurende de opleiding getoetst worden. Kerntaak 1 Opstellen van een plan van aanpak (werkplan) Werkprocessen 1.1 : inventariseert de hulpvragen van de cliënt 1.2 : schrijft het plan van aanpak (werkplan) 1.3 : specificeert het plan van aanpak (werkplan) tot een activiteitenplan
Competenties D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen M: analyseren N: onderzoeken Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten.
Werkproces 1.1: inventariseert de hulpvragen van de cliënt.
DN
Competenties: D: aandacht en begrip tonen N: onderzoeken Indicatoren a. voert een gesprek teneinde relevante gegevens te verzamelen b. Krijgt relevante informatie van cliënten door belangstelling, betrokkenheid en een actieve luisterhouding c. werkt functioneel samen met de cliënt bij het inventariseren zodat de cliënt zich begrepen voelt d. maakt een verantwoorde keuze uit bronnen, methoden en technieken voor het verzamelen van informatie e. observeert de cliënt planmatig f. ordent alle verzamelde gegevens voor een volledig beeld van de situatie en de wensen van de cliënt
Competenties D D
Werkproces1.2: schrijft het plan van aanpak
EJM
D N N N
Competenties: E: Samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren M: analyseren Indicatoren a. vraagt mening van collega’s over de invulling van het ondersteuningsplan
8
Competenties E
Summa welzijn 2015-2016
b. het ondersteuningsplan voldoet aan de professionele eisen c. creëert draagvlak voor het ondersteuningsplan in het (multidisciplinaire) team d. bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op e. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt onderscheid in hoofden bijzaken f. draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. analyseert en selecteert de verzamelde gegevens op wensen, behoeften en mogelijkheden h. combineert gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie en formuleert op basis daarvan hulpvragen i. vertaalt deze hulpvragen naar hoofddoelen voor een duidelijk ondersteuningsplan j. specificeert hoofddoelen naar subdoelen voor een realistisch en werkbaar ondersteuningsplan
E E
Werkproces1.3: specificeert het plan van aanpak (ondersteuningsplan) tot een activiteitenplan.
JKQR
J J J M J M M
Competenties: J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten. Indicatoren a. specificeert subdoelen uit het ondersteuningsplan naar concrete werkdoelen b. vertaalt de werkdoelen naar een activiteitenplan c. bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op d. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken e. maakt bij het opstellen van een activiteitenplan keuzes voor activiteiten en begeleidingsvormen op basis van verzamelde gegevens f. draagt er zorg voor dat het activiteitenplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. formuleert de werkdoelen SMART aansluitend bij de mogelijkheden van de cliënt h. stemt de activiteit af op de behoeften, wensen en mogelijkheden van de cliënt zodat deze zich kan vinden in de geboden ondersteuning
9
Competenties J K J J J K J Q R
Summa welzijn 2015-2016
Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg Werkprocessen 2.1: Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging 2.2: Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden 2.3: Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding 2.4 begeleidt een groep cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied 2.5: Ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven 2.6: Ondersteunt het sociale systeem Competenties B: aansturen C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen F: ethisch en integer handelen H: overtuigen en beïnvloeden K: vakdeskundigheid toepassen L: materialen en middelen inzetten Q: plannen en organiseren R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten T: instructies en procedures opvolgen U: omgaan met veranderingen en aanpassen
Werkproces: 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
CDFK
Competenties C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen F: ethisch en integer handelen K: vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. stimuleert de cliënt om gestelde doelen t.a.v. persoonlijke verzorging te bereiken b. geeft passende persoonlijke verzorging aan de cliënt zodat de begeleidingsdoelen gerealiseerd worden c. heeft een vertrouwensband opgebouwd door begrip te tonen t.a.v. voorkomen, mening, gevoelens en persoonlijke hygiëne van de cliënt d. stelt zich betrouwbaar op door discreet om te gaan met de privacy en door de gemaakte afspraken na te komen e. handelt effectief, bekwaam en volgens hygiënische en ergonomische voorschriften tijdens de persoonlijke verzorging van de cliënt
Competentie C C
Werkproces: 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
CLRT
D F K
Competenties C: begeleiden L: materialen en middelen inzetten R: op de behoeften en verwachtingen van de cliënt richten T: instructies en procedures opvolgen Indicatoren a. Kiest, met de cliënt, situaties en activiteiten uit waarin hij zijn zelfredzaamheid kan
10
Competentie C
Summa welzijn 2015-2016
behouden of ontwikkelen b. Ondersteunt de cliënt tot zelfredzaamheid volgens het ondersteuningsplan c. maakt doelmatig gebruik van materialen, middelen en tijd en heeft hierin een voorbeeldfunctie d. sluit in de ondersteuning, leefsituatie en activiteiten aan bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt en stelt zich flexibel op t.a.v. veranderingen e. werkt conform procedures en veiligheidsvoorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan en uniformiteit in de ondersteuning gewaarborgd is Werkproces: 2.3 ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
C L R T
CDLQ
Competenties C: begeleiden D: aandacht en begrip tonen L: materialen en middelen inzetten Q: plannen en organiseren Indicatoren a. biedt activiteiten aan waarbij de zelfredzaamheid wordt gestimuleerd zodat deze bevorderd of behouden blijft b. heeft inzicht in de gevoelens van de cliënt en biedt hulp op het gebied van werk, scholing en vrije tijd zodat de cliënt groeit in zijn sociale ontwikkeling c. stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door waar mogelijk regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven d. kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. plant op methodische wijze activiteiten en acties voor de cliënt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd
Competentie C D C L Q
Werkproces: 2.4 begeleidt cliënten op sociaal-maatschappelijk gebied
Competenties C: begeleiden E: samenwerken en overleggen L:materialen en middelen inzetten Q: plannen en organiseren U: omgaan met veranderingen en aanpassen Indicatoren a. biedt op methodische wijze activiteiten aan waardoor de ontwikkeling van de cliënt gestimuleerd wordt b. geeft waar mogelijk feedback op het gedrag van de cliënt waardoor de cliënt met een positieve instelling de activiteit uitvoert en in zijn ontwikkeling wordt gestimuleerd c. overlegt tijdens activiteiten over haar aanpak, schakelt tijdig hulp in bij onverwachte situaties zodat de kwaliteit en continuïteit van de begeleiding gewaarborgd wordt d. kiest methodisch voor middelen en materialen, kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. plant, organiseert en monitort activiteiten op een methodische wijze f. past handelen snel en flexibel aan bij agressie, lastige en/of crisissituaties zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en voorkomen wordt g. voert interventies bij agressie, lastige en/of crisissituaties uit volgens afspraken in het plan van aanpak (ondersteuningsplan), de richtlijnen van de organisatie en wet en regelgeving zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen kan wordt
11
C C
E L Q U
U
Summa welzijn 2015-2016
Werkproces: 2.5 ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven
BHK
Competenties B: aansturen H: overtuigen en beïnvloeden K: vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. voorziet collega’s en deskundigen van informatie en aanwijzingen waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren b. maakt resultaat afspraken met collega’s, deskundigen en het sociale systeem waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren c. leidt op methodische wijze gesprekken waardoor er draagvlak gecreëerd wordt voor de manier waarop er regie gevoerd wordt over het leven van de cliënt d. past gesprekstechnieken en begeleidingstechnieken toe e. draagt relevante onderdelen van haar expertise over aan betrokkenen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden f. stimuleert de cliënt en andere betrokkenen in actie te komen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over eigen leven zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden
Competentie B
Werkproces 2.6 ondersteunt het sociale systeem
CKU
B H K K
K
Competenties C: begeleiden K: vakdeskundigheid toepassen U: omgaan met verandering en aanpassen Indicatoren a. geeft de personen uit het sociale netwerk van de cliënt gericht advies en mogelijkheden over de uitvoering van de ondersteuning zodat zij een rol willen en kunnen spelen in de ondersteuning van de cliënt b. draagt haar kennis t.a.v. de begeleiding van de cliënt en zijn ziektebeeld over aan het sociale netwerk zodat ook zij de cliënt kunnen ondersteunen c. past gedrag, omgangsvromen en communicatie aan op betrokkenen uit het sociale systeem zodat er een samenwerkingsrelatie ontstaat
12
Competentie C
K U
Summa welzijn 2015-2016
Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie - en professie gebonden taken Werkprocessen 3.1: werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen 3.4: voert coördinerende taken uit. 3.6: evalueert de geboden ondersteuning Competenties: B: aansturen D: aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen J: formuleren en rapporteren K: vakdeskundigheid toepassen M: analyseren P: leren Q: plannen en organiseren T: instructies en procedures opvolgen
Werkproces 3.1: werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep
K
Competenties: K: vakdeskundigheid toepassen Indicatoren a. houdt vakkennis en vaardigheden bij b. draagt de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over aan collega’s en andere deskundigen c. gebruikt feedback om van te leren d. levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep e. werkt methodisch aan haar POP
Competentie K K
Werkproces 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
T
K K K
Competenties: T: instructies en procedures opvolgen Indicatoren a. handelt overeenkomstig wettelijke richtlijnen b. handelt overeenkomstig de voorgeschreven procedures en protocollen. c. werkt volgens kwaliteitszorgsystemen d. bewaakt systematisch de kwaliteit van de zorgverlening, signaleert en rapporteert knelpunten
Competenties T T T T
Werkproces 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen
EQ
Competenties: E: samenwerken en overleggen Q: plannen en organiseren
13
Summa welzijn 2015-2016
Indicatoren
Competenties
a. overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig met anderen en raadpleegt anderen indien nodig b. weet wat de consequenties zijn van eigen acties en stelt zich zo op dat de samenwerking in het team soepel verloopt c. weeft relevante informatie over de cliënt door aan het multidisciplinaire team, zodat de gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt d. levert een bijdrage aan de samenwerking in het team e. stelt duidelijke, haalbare doelen en prioriteiten in de werkzaamheden en in de overdracht rekening houdend met knelpunten, tijd en kwaliteit
E
Werkproces 3.4: voert coördinerende taken uit.
BE Q
E E E Q
Competenties: B: aansturen E: samenwerken en overleggen Q: plannen en organiseren Indicatoren a. toont waardering aan derden door bv. Feedback
Competenties E B
b. deelt kennis en ervaringen met derden c. maakt functioneren van zichzelf en derden bespreekbaar d. maakt afspraken met derden om de continuïteit van de ondersteuning te garanderen e. Voldoet aan de wettelijke vereisten binnen de ondersteuning
E E Q
Werkproces 3.6: evalueert de geboden ondersteuning
DJM
Competenties: D: aandacht en begrip tonen J: formuleren en rapporteren M: analyseren Indicatoren a. vraagt de cliënt en derden naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en begeleiding en luistert aandachtig b. brengt alle ingewonnen informatie in c. legt de bevindingen vast in een duidelijk en helder evaluatieverslag met duidelijk gescheiden hoofd- en bijzaken d. analyseert alle gegevens en trekt conclusies of de geboden zorg en begeleiding en de uitgevoerde coördinerende taken voldoen e. concludeert of er voldoende voortgang is en komt zo nodig met haalbare oplossingen
14
Q
Competenties D D J M M
Summa welzijn 2015-2016
2. Beoordelen van examens Tijdens de opleiding maakt elke student examens waarin hij/zij bewijst dat hij/ zij de bovenstaande indicatoren op voldoende wijze beheerst. Dit kunnen examens op school zijn maar ook examens in de BPV. Naast dus de ontwikkelingsgerichte beoordeling van de BPV en beoordeling van de basishouding zoals die beschreven staat in Onderdeel H van dit BPVwerkboek kun je als BPV ook te maken krijgen met examens. Belangrijk bij examens is dat de beoordelaar van de BPV niet dezelfde persoon mag zijn als de beoordelaar van de examens. Als bijlage 7 vind je in dit BPV boek een aantal richtlijnen ter voorbereiding van de beoordelaars op examens van de studenten.
15
Summa welzijn 2015-2016
C. JAARPLANNING
SCHOOLJAAR 2015-2016 Periode 1 SW weeknr. ma di woe do vrij
1 36 aug 31 1 2 3 4
2 37 sept 7 8 9 10 11
3 38 sept 14 15 16 17 18
4 39 sept 21 22 23 24 25
5 40 sept 28 29 30 1 2
6 41 okt 5 6 7 8 9
7 42 okt 12 13 14 15 16
8 43 okt 19 20 21 22 23
44 okt 26 27 28 29 30
9 45 nov 2 3 4 5 6
10 46 nov 9 10 11 12 13
19 4 jan 25 26 27 28 29
20 5 jan 1 2 3 4 5
Periode 2 SW weeknr. ma di woe do vrij
11 47 nov 16 17 18 19 20
12 48 nov 23 24 25 26 27
13 49 nov 30 1 2 3 4
14 50 dec 7 8 9 10 11
15 51 dec 14 15 16 17 18
52 dec 21 22 23 24 25
16 1 jan 4 5 6 7 8
53 dec 28 29 30 31 1
17 2 jan 11 12 13 14 15
18 3 jan 18 19 20 21 22
Periode 3 SW weeknr. ma di woe do vrij
6 febr 8 9 10 11 12
21 7 febr 15 16 17 18 19
22 8 febr 22 23 24 25 26
23 9 mrt 29 1 2 3 4
24 10 mrt 7 8 9 10 11
25 11 mrt 14 15 16 17 18
26 12 mrt 21 22 23 24 25
27 13 mrt 28 29 30 31 1
28 14 apr 4 5 6 7 8
29 15 apr 11 12 13 14 15
30 16 apr
34 21 mei 23 24 25 26 27
35 22 juni 30 31 1 2 3
36 23 juni 6 7 8 9 10
37 24 juni 13 14 15 16 17
38 25 juni 20 21 22 23 24
39 26 juni 27 28 29 30 1
40 27 juli 4 5 6 7 8
18 19 20 21 22
Periode 4 SW weeknr. ma di woe do vrij
31 17 apr 25 26 27 28 29
18 mei 2 3 4 5 6
32 19 mei 9 10 11 12 13
33 20 mei 16 17 18 19 20
Schoolvakanties Les doorbrekend weken / toets weken
16
Summa welzijn 2015-2016
17
Summa welzijn 2015-2016
D. URENREGISTRATIE
De student houdt het aantal gewerkte uren zelf bij in het blokje van de juiste maand en dag. Heb je dus op 6 augustus 6½ uur gewerkt dan vul je in dat vakje 6½ in. Zie het voorbeeld in onderstaand schema.
JAN
FEB
MRT
APR
MEI
JUNI JULI
AUG SEP
OKT
NOV
1 2 3 4 5 6 6½ 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 Totaal Werkdagen: aantal uren dat je BPV loopt per werkdag invullen in het juiste vakje. (Vakantie = V / Buitengewoon Verlof = O / Ziek = Z / Terugkomdag/lesdag = T) Wekelijks door de student in te vullen en aan het einde van de BPV ondertekent de praktijkbegeleider. BPV-Periode: van ….… -- ………… -- ……….. t/m .….… -- ……..…… -- …...….…. Aantal totaal gewerkte BPV-uren: ......... uur
Datum: ..................................
Naam en plaats BPV-instelling: …………………………………………………………………………… Naam student: ……………………………………. Naam begeleider: ………………..…………. Studentnummer: …………………….. ..……….......…….......…….…….......... (Handtekening student)
............……..…….………….…….... (Handtekening praktijkbegeleider)
18
DEC
Summa welzijn 2015-2016
19
Summa welzijn 2015-2016
E. ACTIVITEITEN TIJDENS DE BPV De BPV is primair bedoeld om de student in de praktijk een beroep te laten leren. De student gaat dus tijdens de BPV, naast dat hij aan de slag gaat met de werkzaamheden op de BPV plaats, vooral aan de slag met zijn leerproces. De student werkt aan zijn leerproces met behulp van: POP De student werkt methodisch aan zijn Persoonlijk Ontwikkeling Plan, kortweg POP genoemd. De student beschrijft in zijn Persoonlijk Ontwikkeling Plan hoe hij op methodische wijze zijn leerproces vormgeeft. Zowel op school als op de BPV wordt de voortgang van zijn POP regelmatig besproken en moet de student zijn leerproces inzichtelijk kunnen maken. De POP komt terug als bespreekpunt in de begeleidingsgesprekken. Portfolio In het portfolio bewaart de student alle bewijzen waarmee hij kan aantonen dat hij een competentie, indicator, werkproces en dus uiteindelijk een kerntaak beheerst. De POP is een belangrijk bewijsstuk. Integrale (stage) opdrachten: De rode draad van de opleiding vormen de integrale opdrachten. Deze opdrachten bereiden de student voor op de examens, waar de werkprocessen met de competenties door middel van indicatoren worden getoetst. Met behulp van deze integrale (stage) opdrachten gaat een student aan de slag met werkprocessen en competenties. Een integrale (stage) opdracht is een opdracht die leidt tot een beroepsproduct. Het uitvoeren van een integrale opdracht leidt tot het verwerven van de benodigde competenties. Tijdens het uitvoeren van integrale opdrachten loopt de student tegen leervragen aan, die op school invulling geven aan het onderwijs. Integrale opdrachten worden zowel vanuit school als ook vanuit de praktijk begeleid. De student voegt bij onderdeel E een kopie van de integrale opdrachten aan de BPV map toe waar hij op dit moment aan werkt. Als werkbegeleider kun je altijd vragen naar deze integrale opdrachten. Vaktaal Vaardigheden: Naast dat de student dient te bewijzen dat hij vakinhoudelijk het beroep beheerst moet de student gedurende de opleiding ook bewijzen dat hij algemene vaardigheden beheerst. Hierbij moet je denken aan Burgerschapsvaardigheden, Rekenvaardigheden en Taalvaardigheden. Aan het stuk taalvaardigheden wordt binnen de school gedurende de opleiding weer veel aandacht besteed. Maar ook op BPV willen we dat studenten laten zien dat ze beschikken over taalvaardigheden. Om studenten in dit stuk als werkbegeleider ook daar waar nodig te kunnen begeleiden hebben we als bijlage een ondersteunend document VTV toegevoegd.
20
Summa welzijn 2015-2016
21
Summa welzijn 2015-2016
F. WERKMODELLEN De term werkmodel wordt gebruikt voor gedragsaanwijzingen( wat moet ik precies doen, wat doe ik eerst, wat daarna, waar moet ik op letten) in de vorm van richtlijnen, methoden, check listen, procedures, protocollen, vuistregels, handelingsvoorschriften. In de opleiding komen verschillende werkmodellen aan bod. Een werkmodel is ontleend aan het aanpakken of oplossen van problemen in de beroepspraktijk en geeft aspecten van een beroepstaak aan. Wat mensen dagelijks doen bestaat meestal uit het toepassen van werkmodellen van veters strikken tot het voeren van een slecht nieuwsgesprek. Werkmodellen zijn de bron voor kennis die iedereen dagelijks nodig heeft en gebruikt om handelingen uit te voeren. Hieronder leest u de werkmodellen die gedurende de opleiding worden aangeboden: 1.
Werkmodel POP Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
2.
Werkmodel Ondersteuningsplan Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
3.
Werkmodel projectplan Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
4.
Werkmodel vergaderen (agenda) Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
5.
Werkmodel vergaderen (notuleren) Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
6.
Werkmodel observeren Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
7.
Werkmodel gesprekken Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
8.
Werkmodel Inwerklogboek Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
9.
W erkmodel Intervisie incidentmethode Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
10. Werkmodellen reflectie Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
11. W erkmodel STAR Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
12. Werkmodel draaiboek Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
13. Werkmodel Schrijven van een verslag Digitaal te vinden op: http://werkmodellen.vmoorsel.net/
22
Summa welzijn 2015-2016
23
Summa welzijn 2015-2016
G. INTEGRALE OPDRACHTEN Zoals je al hebt kunnen lezen in onderdeel C werk jij als student aan de hand van integrale opdrachten. Om te voorkomen dat je als student met te veel integrale opdrachten tegelijkertijd aan de slag gaat worden de integrale opdrachten pas uitgedeeld op het moment dat je er aan toe bent. Dit niet vooraf uitdelen van integrale opdrachten geeft ons als school de mogelijkheid om integrale opdrachten regelmatig aan te kunnen passen en up to date te kunnen houden. Dit vraagt wel van jou als student dat je van integrale opdracht een kopie toevoegt aan dit onderdeel. Je werkbegeleider kan te allen tijde vragen naar de integrale opdrachten waar je op dat moment aan werkt.
24
Summa welzijn 2015-2016
25
Summa welzijn 2015-2016
H: BEOORDELING VAN DEZE BPV In leerjaar 3 BBL: Opleiding: MZ niveau 4 Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen Toets vorm: Uitvoering: Duur: Begeleiding:
Evaluatie:
Beoordeling:
Herkansing:
Observatietoets bestaande uit twee onderdelen Op de BPV plaats 40 weken Begeleiding vindt plaats door: - Begeleider op de BPV - Loopbaanbegeleider Op de BPV plaats wordt de student 2x gedurende het leerjaar geëvalueerd. Deze evaluatie wordt ingevuld door de begeleider op de BPV. De 2 evaluatiemomenten plant de student, in overleg met de begeleider op de BPV, verdeeld over het leerjaar. Evaluatie A; Voor SW 20. Evaluatie B: Voor SW 30. De evaluatie gegevens worden besproken met de loopbaanbegeleider. Naar aanleiding van deze gegevens plant de student een BPV bezoek. In dit bezoek wordt de voortgang besproken tussen de student, de begeleider op de BPV en de loopbaanbegeleider. Een loopbaanbegeleider komt (minimaal) 2 maal langs gedurende het leerjaar. Op de BPV plek wordt de student beoordeeld . Deze beoordeling wordt ingevuld door de begeleider op de BPV. De beoordeling moet ingevuld zijn voor SW 35. Mocht de student een onvoldoende scoren (1e kans) dan kan hij er zorgen dat hij voor SW40 het gedrag kan ombuigen in een voldoende (2e kans). Mocht de student een onvoldoende scoren dan kan hij er voor zorgen dat hij binnen maximaal 20 weken het gedrag kan ombuigen in een voldoende (2e kans).
Inleiding: Hieronder ziet u de beoordeling van de BPV. De beoordeling bestaat uit 2 onderdelen, te weten: -1Beoordeling Basishouding BPV In de beoordeling wordt uitgegaan van een aantal competenties, zie hoofdstuk B. De indicatoren die gearceerd zijn moeten een 3 scoren. -2Ontwikkelingsgerichte toets BPV leerjaar 3 van de opleiding BBL. In deze toets worden de indicatoren gebruikt uit het examendocument, zie hoofdstuk B. Aan het eind van de opleiding dient de student dus alle indicatoren te beheersen. Uitleg Beoordeling Basishouding BPV De student wordt in alle leerjaren beoordeeld op zijn basishouding gedurende de BPV. De basishouding is in overleg met het werkveld uitgewerkt in een aantal indicatoren. De student moet bewijzen, dat hij de beschreven indicatoren volgens de aangegeven normering beheerst op de werkvloer. Dit is een voorwaarde om door te kunnen gaan naar een volgend leerjaar. De normering voor de beoordeling van de basishouding geldt voor alle leerjaren en wordt vanaf leerjaar 1 voor de volgende leerjaren uitgebreid met indicatoren waarop de student een drie moet scoren. De beoordeling basishouding BPV wordt ingevuld door de begeleider op de BPV
26
Summa welzijn 2015-2016
De student kan per indicator een 1, 2, 3 of 4 scoren. Concreet betekent dit: Score 1:
Indicator wordt niet/onvoldoende gezien, student weet het niet/kan het niet.
Score 2:
Indicator wordt soms gezien, student weet/kan nog onvoldoende
Score 3:
Indicator wordt regelmatig gezien, student weet/kan voldoende maar heeft nog enige aansturing nodig.
Score 4:
Indicator wordt bijna altijd gezien bij de student: meestal zelfstandig en vanuit eigen initiatief.
Uitleg Beoordeling Ontwikkelingsgerichte toets BPV De student wordt getoetst door middel van de ontwikkelingsgerichte toets BPV. In deze toets moet de student gaan bewijzen dat hij de beschreven indicatoren op voldoende wijze beheerst op de werkvloer. De ontwikkelingsgerichte toets BPV leerjaar wordt ingevuld door de begeleider op de BPV Per indicator kan de student gaan scoren. De student kan een 1, 2, 3 of 4 scoren. Concreet betekent dit: Score 1: De student voldoet niet aan het omgeschreven item Score 2: De student heeft bewezen dat hij dit item door middel van aansturing van een begeleider kan uitvoeren (begrijpen en toepassen) Score 3: De student heeft bewezen dat hij dit item onder supervisie van een begeleider zelfstandig kan uitvoeren (integreren) Score 4: De student voldoet op eindniveau aan dit item. Hij zou dat onderdeel van het beroep zelfstandig en zonder enkele vorm van begeleiding uit kunnen voeren (verbeteren) In bijlage 2 vindt u een ondersteuningsdocument. Dit document kan u ondersteunen met het bepalen op welk niveau een student functioneert. Uitleg Beoordeling Ervaringsdeskundig begeleider specifiek Deze beoordeling is alleen van toepassing voor diegene die ook de specialisatie ervaringsdeskundig begeleider volgen. De beoordeling is gelijk aan de beoordeling regulier. Evalueren en beoordelen: Gedurende het gehele leerjaar wordt de student tweemaal geëvalueerd en eenmaal beoordeeld. De 2 evaluatiemomenten plant de student in overleg met de begeleider op de BPV. Evaluatie A dient ingevuld te worden voor Schoolweek 20. Evaluatie B dient ingevuld te worden voor Schoolweek 30. De beoordeling is in SW 35. Bij de beoordeling dient elke pagina te worden geparafeerd door de student en de werkbegeleider. Tot slot moeten op de laatste pagina van deze toets de student, de werkbegeleider en de LB-er deze toets ook nog voor akkoord tekenen.
27
Summa welzijn 2015-2016
Een voldoende beoordeling van de BPV is voorwaardelijk voor de diplomering.
Cesuur Beoordeling Basishouding: Om de opleiding met een voldoende af te kunnen sluiten moet de student BBL voldoen aan de volgende eisen: Minimaal 12 uit 16 met een 3 scoren. Geen enen scoren. Per categorie maximaal één 2 scoren, n.v.t. op categorie J. Voor de onderstaande indicatoren moet minimaal een 3 worden gescoord: o Je houdt je aan afspraken. o Met feedback omgaan. o Je kunt interesse tonen in de ander. o Je kunt overleggen over te stellen doelen en duidelijke afspraken maken. o Je kunt iemand vertrouwen geven. o Je kunt oprecht begrip hebben voor de gevoelens van anderen. o Je kunt respect tonen voor de persoonlijkheid en mogelijkheid van anderen. o Je kunt indien nodig hulp aan anderen vragen. o Je kunt je taalgebruik aanpassen aan de doelgroep Cesuur Beoordeling Ontwikkelingsgerichte toets BPV: De student BBL leerjaar 3 moet op alle indicatoren minimaal een 3 scoren . Cesuur Beoordeling Ervaringsdeskundig begeleider: De student moet op alle indicatoren minimaal een 3 scoren. Mocht de student een onvoldoende scoren (1e kans) dan zijn er een aantal mogelijkheden: - de student kan er voor zorgen dat hij binnen maximaal 20 weken het gedrag kan ombuigen in een voldoende (2e kans) - de opleiding wordt beëindigd; - de student gaat naar de opleiding MMZ
28
Summa welzijn 2015-2016
29
Summa welzijn 2015-2016
1. BEOORDELING BASISHOUDING BPV Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen Leerjaar 3 BBL Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er:
BEOORDELING BASISHOUDING COMPETENTIES C: Begeleiden/ onder begeleiding uitvoeren a Je kunt interesse tonen in de ander b Je kunt overleggen over te stellen doelen en daar duidelijke afspraken over maken c Je kunt de ander ruimte geven om naar eigen inzicht te handelen d Je kunt stimuleren. e Je kunt iemand vertrouwen geven D: Aandacht en begrip tonen: a Je kunt jezelf presenteren b Je kunt de effecten van je eigen gedrag op anderen inschatten en daar goed mee omgaan c Je kunt oprecht begrip hebben voor de gevoelens van anderen d Je kunt respect tonen voor de persoonlijkheid en mogelijkheid van anderen e Je kunt je verdraagzaam opstellen als iemand een andere mening heeft E: Samenwerken en overleggen:
Evaluatie A 1 2 3 4
Evaluatie B 1 2 3 4
1 2 3
4
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3
4
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3
4
30
Beoordeling
Summa welzijn 2015-2016
a Je houdt je aan afspraken b Je kunt indien nodig hulp aan anderen vragen c Je kunt hulp bieden en meedenken d Je kunt openstaan voor de ideeën van anderen, goed luisteren en de andere ruimte geven om zich uit te spreken e Je kunt goed met feedback omgaan. J: Formuleren en rapporteren: a Je kunt je taalgebruik aanpassen aan de doelgroep
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3
beoordeling: Voldoende
Onvoldoende (omcirkelen wat van toepassing is)
Bij beoordeling paraferen: Paraaf werkbegeleider
Paraaf Student
Datum/ periode:
31
Paraaf LB-er
4
Summa welzijn 2015-2016
2. BEOORDELING ONTWIKKELINGSGERICHTE TOETS BPV: Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen Leerjaar 3 BBL Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er: Kerntaak 1 Opstellen van een plan van aanpak (werkplan) Evaluatie A Werkproces 1.1: inventariseert de hulpvragen van de cliënt. a. voert een gesprek teneinde relevante gegevens te verzamelen b. krijgt relevante informatie van cliënten door belangstelling, betrokkenheid en een actieve luisterhouding c. werkt functioneel samen met de cliënt bij het inventariseren zodat de cliënt zich begrepen voelt d. maakt een verantwoorde keuze uit bronnen, methoden en technieken voor het verzamelen van informatie e. observeert de cliënt planmatig f. ordent alle verzamelde gegevens voor een volledig beeld van de situatie en de wensen van de cliënt Werkproces 1.2: Schrijft het plan van aanpak a. vraagt mening van collega’s over de invulling van het ondersteuningsplan b. ondersteuningsplan voldoet aan de professionele eisen c. creëert draagvlak voor het ondersteuningsplan in het (multidisciplinair) team d. bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op e. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken f. draagt er zorg voor dat het ondersteuningsplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. analyseert en selecteert de verzamelde gegevens op wensen, behoeften en mogelijkheden h. combineert gegevens uit verschillende bronnen tot relevante informatie en formuleert op basis daarvan hulpvragen Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Beoordeling
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
32
Evaluatie B
1
Summa welzijn 2015-2016
i.
vertaalt deze hulpvragen naar hoofddoelen voor een duidelijk ondersteuningsplan j. specificeert hoofddoelen naar subdoelen voor een realistisch en werkbaar ondersteuningsplan Werkproces1.3: specificeert het plan van aanpak (ondersteuningsplan) tot een activiteitenplan a. specificeert subdoelen uit het ondersteuningsplan naar concrete werkdoelen b. vertaalt de werkdoelen naar een activiteitenplan c. bouwt het ondersteuningsplan op een logische gestructureerde wijze op d. formuleert beknopt, duidelijk en begrijpelijk en maakt duidelijk onderscheid in hoofd- en bijzaken e. maakt bij het opstellen van een activiteitenplan keuzes voor activiteiten en begeleidingsvormen op basis van verzamelde gegevens f. draagt er zorg voor dat het activiteitenplan richtinggevend is voor de begeleiding van de cliënt g. formuleert de werkdoelen SMART aansluitend bij de mogelijkheden van de cliënt en organisatie h. stemt de activiteit af op de behoeften, wensen en mogelijkheden van de cliënt zodat deze zich kan vinden in de geboden ondersteuning
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg Evaluatie A Werkproces: 2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging a. stimuleert de cliënt om gestelde doelen t.a.v. persoonlijke verzorging te bereiken b. geeft passende persoonlijke verzorging aan de cliënt zodat de begeleidingsdoelen gerealiseerd kunnen worden c. heeft een vertrouwensband opgebouwd door begrip te tonen t.a.v. voorkomen, mening, gevoelens en persoonlijke hygiëne van de cliënt d. stelt zich betrouwbaar op door discreet om te gaan met de privacy en door de gemaakte afspraken na te komen e. handelt effectief, bekwaam en volgens hygiënische en ergonomische voorschriften tijdens de persoonlijke verzorging van de cliënt
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
33
Evaluatie B
1
2
3
4
Beoordeling
1
2
3
4
Summa welzijn 2015-2016
Werkproces: 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden a. kiest, met de cliënt, situaties en activiteiten uit waarin hij zijn zelfredzaamheid kan behouden of ontwikkelen b. ondersteunt de cliënt tot zelfredzaamheid volgens het ondersteuningsplan c. maakt doelmatig gebruik van materialen, middelen en tijd en heeft hierin een voorbeeldfunctie d. sluit in de ondersteuning, leefsituatie en activiteiten aan bij de mogelijkheden en behoeften van de cliënt en stelt zich flexibel op t.a.v. veranderingen e. werkt conform procedures en veiligheidsvoorschriften zodat geen onnodige risico’s ontstaan en uniformiteit in de ondersteuning gewaarborgd is. Werkproces: 2.3 ondersteunt de cliënt bij dagbesteding a. biedt activiteiten aan waarbij de zelfredzaamheid wordt gestimuleerd zodat deze bevorderd of behouden blijft b. heeft inzicht in de gevoelens van de cliënt en biedt hulp op het gebied van werk, scholing en vrije tijd zodat de cliënt groeit in zijn sociale ontwikkeling c. stimuleert de sociale ontwikkeling van de cliënt door waar mogelijk regelmatig constructieve feedback over zijn functioneren te geven d. kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze onderhouden en inzetten zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. plant op een methodische wijze activiteiten en acties voor de cliënt op het gebied van werk, scholing en vrije tijd Werkproces: 2.4 begeleidt cliënten op sociaalmaatschappelijk gebied a. biedt op een methodische wijze activiteiten aan waardoor de ontwikkeling van de cliënt gestimuleerd wordt b. geeft waar mogelijk feedback op het gedrag van de cliënt waardoor de cliënt met een positieve instelling de activiteit uitvoert en in zijn ontwikkeling wordt gestimuleerd c. overlegt tijdens activiteiten over haar aanpak, schakelt tijdig hulp in bij onverwachte situaties zodat de kwaliteit en continuïteit van de begeleiding gewaarborgd wordt d. kiest methodisch voor middelen en materialen en kan deze inzetten en onderhouden zodat de activiteit veilig en efficiënt kan verlopen e. plant, organiseert en monitort activiteiten op een methodische wijze f. past handelen snel en flexibel aan bij agressie, lastige en/of crisissituaties zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen wordt Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
34
Summa welzijn 2015-2016
g.
voert interventies bij agressie, lastige en/of crisissituaties uit volgens afspraken in het plan van aanpak (ondersteuningsplan), de richtlijnen van de organisatie en wet en regelgeving zodat cliënten leren van de situatie en/of gevaar voor de betrokkenen en schade voorkomen kan wordt
Werkproces: 2.5 ondersteunt de cliënt bij het voeren van de regie over zijn leven a. voorziet collega’s en deskundigen van informatie en aanwijzingen waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren b. maakt resultaat afspraken met collega’s, deskundigen en het sociale systeem waardoor de cliënt een zo optimale regie over zijn leven kan voeren c. leidt op een methodische wijze gesprekken waardoor er draagvlak gecreëerd wordt voor de manier waarop er regie gevoerd wordt over het leven van de cliënt d. past gesprekstechnieken en begeleidingstechnieken toe e. draagt relevante onderdelen van haar expertise over aan betrokkenen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over het eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden f. stimuleert de cliënt en andere betrokkenen in actie te komen zodat de cliënt zoveel mogelijk de regie kan voeren over eigen leven of zodat andere betrokkenen de gewenste ondersteuning kunnen bieden Werkproces 2.6 ondersteunt het sociale systeem a. Geeft de personen uit het sociale netwerk van de cliënt gericht advies en mogelijkheden over de uitvoering van de ondersteuning zodat zij een rol willen en kunnen spelen in de ondersteuning van de cliënt b. draagt haar kennis t.a.v. de begeleiding van de cliënt en zijn ziektebeeld over aan het sociale netwerk zodat ook zij de cliënt kunnen ondersteunen c. past gedrag, omgangsvormen en communicatie aan op betrokkenen uit het sociale systeem zodat er een samenwerkingsrelatie ontstaat
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
Paraaf Werkbegeleider:
35
Summa welzijn 2015-2016
Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie - en professie gebonden taken Werkproces 3.1: werkt aan deskundigheids- bevordering en professionalisering van het beroep Indicatoren: a. b. c. d. e.
Evaluatie A
Evaluatie B
Beoordeling
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
1
2
3
4
houdt vakkennis en vaardigheden bij draagt de eigen kennis en expertise op begrijpelijke wijze over aan collega’s en andere deskundigen gebruikt feedback om van te leren levert een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep werkt methodisch aan haar POP
Werkproces 3.2: werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg a. handelt overeenkomstig wettelijke richtlijnen b. handelt overeenkomstig de voorgeschreven procedures en protocollen. c. werkt volgens kwaliteitszorgsystemen d. bewaakt systematisch de kwaliteit van de zorgverlening, signaleert en rapporteert knelpunten Werkproces 3.3: stemt de werkzaamheden af met betrokkenen a. overlegt bij de uitvoering van de opvang en begeleiding tijdig met anderen en raadpleegt anderen indien nodig b. weet wat de consequenties zijn van eigen acties en stelt zich zo op dat de samenwerking in het team soepel verloopt c. geeft relevante informatie over de cliënt door aan het multidisciplinair team, zodat de gezamenlijke dienstverlening eenduidig en soepel verloopt d. levert een bijdrage aan de samenwerking in het team e. stelt duidelijke, haalbare doelen en prioriteiten in de werkzaamheden en in de overdracht rekening houdend met knelpunten, tijd en kwaliteit Werkproces 3.4: voert coördinerende taken uit. a. toont waardering aan derden door bv. Feedback b. deelt kennis en ervaringen met derden c. maakt functioneren van zichzelf en derden bespreekbaar d. maakt afspraken met derden om de continuïteit van de ondersteuning te garanderen e. voldoet aan de wettelijke vereisten binnen de ondersteuning Werkproces 3.6: evalueert de geboden ondersteuning a. vraagt de cliënt en derden naar hun ervaringen, ideeën en gevoelens over de geboden zorg en begeleiding en luistert aandachtig b. brengt alle ingewonnen informatie in c. legt de bevindingen vast in een duidelijk en helder evaluatieverslag met duidelijk gescheiden hoofd- en bijzaken d. analyseert alle gegevens en trekt conclusies of de geboden zorg en begeleiding en de uitgevoerde
36
Summa welzijn 2015-2016
e.
coördinerende taken voldoen Concludeert of er voldoende voortgang is en komt zo nodig met haalbare oplossingen
Bij beoordeling paraferen Paraaf student:
Paraaf Werkbegeleider:
37
Summa welzijn 2015-2016
Ondertekening MZ niveau 4 Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen
Ontwikkelingsgerichte toets BPV Leerjaar 3 BBL Naam student: Student nummer: BPV instelling: Werkbegeleider: LB-er:
Evaluatie A Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
Evaluatie B Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
Beoordeling Voldoende
-
Onvoldoende
(omcirkelen wat van toepassing is)
Voor akkoord: (handtekening)
Datum:
Datum:
Datum:
Werkbegeleider
Student
LB-er
38
Summa welzijn 2015-2016
39
Summa welzijn 2015-2016
3. Beoordeling Ervaringsdeskundig begeleider specifiek Persoonlijk Begeleider Specifieke Doelgroepen Leerjaar 3 BBL Ervaringsdeskundig begeleider Naam Student Student nummer BPV instelling Werkbegeleider LB-er Coach Los van de vaardigheden voor elke student moet de student begeleider specifieke doelgroepen met als specialisatie ook de volgende vaardigheden beheersen. Specialisatie Ervaringsdeskundig Begeleider Evaluatie Evaluatie Beoordeling A B 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 Werkproces 1: Ondersteuning bij individuele herstelprocessen a Stemt af op de belevingswereld van mensen b Maakt eigen ervaringskennis kenbaar c Spreekt een alledaagse taal over levensproblemen en gevoelens d Brengt herstelkennis in e Kan kracht bij anderen herkennen en mobiliseren f Signaleert knelpunten en benoemt mogelijkheden voor herstel g Ondersteunt bij het organiseren van het persoonlijk netwerk h Faciliteert ruimte voor het vertellen en onderzoeken van het eigen verhaal i Ondersteunt bij het ontdekken en ontwikkelen van eigen krachtbronnen en ervaringskennis. j Is ondersteunend bij het
40
Summa welzijn 2015-2016
k l
m n
ontdekken van eigen mogelijkheden en voor het zelf formuleren van doelen Maakt alternatieven voor reguliere zorg bekend Is op de hoogte van verschillende herstel bevorderende methodieken en weet deze passend in te zetten Kan gidsen zonder de regie te nemen Faciliteert ruimte en toegang tot hulpbronnen voor het herwinnen van empowerment.
Werkproces 2: Inrichting van herstel ondersteunende zorg a Bevordert het centraal stellen van het verhaal van de cliënt in de organisatie en geeft hiervoor het goede voorbeeld b Bevordert een bescheiden inbreng van het professionele kader in de bejegening van cliënten en is alert op herstel ondersteund taalgebruik c Signaleert knelpunten bij zorgprogramma’s met een gebrek aan focus op zelfbepaling, zelfbeschikking en zelfhulp d Komt op tegen stigmatisering, herkent discriminatie en mechanismen voor uitsluiting en kan patronen ter discussie stellen e Kan een adviserende rol hebben t.a.v. herstel bevorderende methodieken naar de reguliere hulpverlening over de cliënt f Kijkt kritisch naar bestaande zorg, herkent wanneer interventies herstel belemmerend of herstel ondermijnend zijn en weet wat hij met het signaal moet doen Werkproces 3: Overig a Houdt verbinding met wortels van de eigen ervaringskennis b Heeft oog voor verschillende perspectieven en belangen c Kan omgaan met weerstand betreft
41
Summa welzijn 2015-2016
de positie van een ervaringswerker in het werkveld
42
Summa welzijn 2015-2016
Competenties ervaringsdeskundigheid specifiek Evaluatie A 1 2 3 4
Evaluatie B 1 2 3 4
Competentie 1: Bondgenootschap a Is present b Luistert zonder oordeel c Heeft aandacht voor de beleving, ervaring, leefsituaties en het levensverhaal Competentie 2: Wederkerigheid a Is open over eigen ervaringen met veerkracht, talenten en kwetsbaarheden b Zet het eigen verhaal in op het moment dat dit er voor een ander toe doet Competentie 3: Bieden van hoop en perspectief a Straalt hoop en vertrouwen uit dat herstel voor iedereen mogelijk is b Kan voor het verschaffen van hoop zichzelf als rolmodel inzetten en een voorbeeldfunctie vervullen
Beoordeling Voor akkoord: (handtekening)
Datum: Werkbegeleider
Datum: Student
Datum: LB-er
43
Beoordeling 1
2
3
4
Summa welzijn 2015-2016
I. BIJLAGEN BIJLAGE 1:
Gespreksformulier BPV- bezoek Persoonlijk Begeleider Specifieke doelgroepen Naam student: Groep/ klas: Naam LB-er: Naam Praktijkorganisatie: Naam Praktijkbegeleider: Basishouding
Kerntaak 1
44
Summa welzijn 2015-2016
Kerntaak 2
Stand van zaken Examen verzorgen:
Kerntaak 3
Algemene opmerkingen:
Ondertekening: Datum: Praktijkbegeleider
Student
45
LB-er
Summa welzijn 2015-2016
BIJLAGE 2: ONDERSTEUNINGSDOCUMENT BPV TOETS Wat mag je van een leerling/stagiair verwachten? Met dit schema kun je door een aantal vragen te stellen kijken op welk niveau de leerling/stagiair zit. Dit schema is een hulpmiddel om te kijken waar iemand staat en wat je mag verwachten. Het is geen beoordelingsinstrument. Begrijpen Wil weten Vraagt / bevragen Uitleggen Bekend met Herkennen Benoemen Ziet Bespreekt wat hij niet snapt Informeert Weet Oriënteert Volgt Kan bedenken Heeft door dat….. Voelt in/aan Omschrijft Geeft definitie Op de hoogte van Heeft besef van Toont belangstelling Empatisch vermogen Raadpleegt Ondervindt Is nieuwsgierig Is leergierig Luistert Let op Bevestigt Komt afspraken na
Toepassen Neemt initiatief Laat zien Voert uit Pakt aan Werkt volgens protocollen Maakt gebruik van Hanteert Bepaalt Weegt af Houdt toezicht op Kan uitleggen Brengt in Presenteert Legt voor Spant zich in Oefent / herhaalt Verzamelt Doet voor Komt afspraken na Levert aan Presteert Oefent uit Raadpleegt Vermeldt Onderbouwd acties Overlegt Reflecteert Schikt Helpt Betrekt Signaleert Houdt rekening met Kijkt kritisch Ziet gevolgen
Integreren Legt verbanden Koppelen theorie en praktijk Ziet overeenkomsten en verschillen Inzicht Geeft betekenis aan Brengt samen Coördineert Ziet processen Doorziet Kijkt kritisch Onderzoekt Controleert Heeft mening Visie Kan beredeneren Varieert Wijkt af Brengt over Zet om Verwacht Verbindt Volgt een proces Verklaart Legt uit Verwijst Vergelijkt Combineert Brengt ordening aan Kent grens Werkt samen Weegt af Onderscheidt Toetst Bewaakt Overweegt
46
Verbeteren Ziet knelpunten Kan omgaan met weerstanden Kan veranderingen aanbrengen op strategieën Probleem oplossen Ziet valkuilen Analyseert Heeft ideeën Oordeel Doet voorstellen Ziet toe op Voegt toe Controleert Onderzoekt Verandert Twijfelt Weegt af Ziet tegenstellingen Herkent talent (bij anderen en zichzelf) Herstelt Vervangt Probeert uit Bevordert Bedankt Corrigeert Spreekt uit Enthousiasmeert Zet anderen aan tot.. Weerlegt Improviseert Flexibel Confronteert Onderhandelt
Summa welzijn 2015-2016
47
Summa welzijn 2015-2016
BIJLAGE 3: BASISHOUDING BPV C: Begeleiden a. Je kunt interesse tonen in de ander. Interesse tonen in het werk en voor de doelgroep Interesse tonen in de ander b. Je kunt overleggen over te stellen doelen en daar duidelijke afspraken over maken. Houden aan afspraken Het werk zien c. Je kunt de ander ruimte geven om naar eigen inzicht te handelen. Bewust zijn van eigen macht d. Je kunt stimuleren Initiatief tonen Interesse tonen in de ander Vertrouwen geven e. Je kunt iemand vertrouwen geven. Vertrouwen geven Zorgvuldig omgaan met informatie Eigen emoties en gevoelens hanteren Eigen grenzen bewaken D: Aandacht en begrip tonen a. Je kunt jezelf presenteren. Bewust omgaan met persoonlijke hygiëne Kleding kiezen passend bij de uitoefening van het beroep Vriendelijk en beleefd zijn Taalgebruik aanpassen Bewust zijn van belang van mimiek Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal b. Je kunt de effecten van je eigen gedrag op anderen inschatten en daar goed mee omgaan. Eigen emoties en gevoelens hanteren Grenzen bewaken Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek c. Je kunt oprecht begrip hebben voor de gevoelens van anderen. Interesse tonen in de ander door te luisteren Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek d. Je kunt respect tonen voor de persoonlijkheid en mogelijkheid van anderen. Interesse tonen in de ander door te luisteren Bewust zijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal Bewust zijn van het belang van mimiek e. Je kunt je verdraagzaam opstellen als iemand een andere mening heeft. Vriendelijk en beleefd zijn Eigen emoties en gevoelens hanteren Flexibel zijn E: Samenwerken en overleggen a. Je houdt je aan afspraken. b. Je kunt indien nodig hulp aan anderen vragen. Hulp of ondersteuning durven te vragen Begeleiding accepteren Initiatief tonen Vriendelijk en beleefd zijn Over problemen die je tegenkomt praten c. Je kunt hulp bieden en meedenken.
48
Summa welzijn 2015-2016
Eigen grenzen bewaken Initiatief tonen Houden aan afspraken Het werk zien d. Je kunt openstaan voor de ideeën van anderen, goed luisteren en de andere ruimte geven om zich uit te spreken. vriendelijk en beleefd zijn interesse tonen eigen emoties en gevoelens hanteren eigen grenzen bewaken e. Je kunt goed met feedback omgaan. initiatief tonen zorgvuldig omgaan met informatie eigen emoties en gevoelens hanteren bewust zijn van eigen macht bewustzijn van verbaal en non-verbaal gedrag en lichaamstaal J: Formuleren en rapporteren a. Je kunt je taalgebruik aanpassen aan de doelgroep. Vriendelijk en beleefd zijn Bewust zijn van verbaal en non –verbaal gedrag Taal aanpassen aan de doelgroep Bewust zijn van het belang van mimiek
49
Summa welzijn 2015-2016
BIJLAGE 4: VAKTAALVAARDIGHEDEN
Deel I: Tips voor taalbegeleiding op de werkvloer Voor praktijk- en werkbegeleiders 1. Instructie geven op de plaats van handeling Geef de student instructie op de plaats waar de handeling wordt uitgevoerd. Foto’s, wandplaten en handboeken op de werkplek zijn handige hulpmiddelen. Door taal aan beelden te koppelen zorgt u ervoor dat de student de kennis makkelijker onthoudt. 2. Werkbespreking op de werkplek Houd de werkbesprekingen zoveel mogelijk op de werkplek. U kunt dan makkelijk iets aanwijzen of uitbeelden, bijvoorbeeld de volgorde van handelingen of de werking van apparaten. 3. Notities maken Laat de hoofdpunten van uw instructie of uitleg in steekwoorden noteren door de student. Het is vaak niet eenvoudig om uit een grote hoeveelheid informatie de belangrijkste punten op te pikken. Het helpt als de student belangrijke woorden uit uw verhaal opschrijft. De student onthoudt de informatie zo ook beter en leert bovendien om aantekeningen te maken. 4. Teksten verklaren Geef mondelinge uitleg bij schriftelijke informatie. In schrijftaal worden vaak andere woorden gebruikt dan in spreektaal, bijvoorbeeld ‘faseren’ voor ‘iets verdelen in de tijd’ en ‘aansluiten’ voor ‘vastmaken’. Teksten die op de werkvloer gebruikt worden, zoals schriftelijke instructies en werkroosters kunt u ook mondeling toelichten: welke woorden zijn belangrijk / wat moet de student nu doen. Wel Niet Wat ga je vanmiddag doen? Begrijp je wat je vanmiddag moet doen? 5. Mondelinge uitleg Pas aan wat u zegt en hoe u het zegt aan het niveau van de student. Zie hiervoor onderstaand schema: 6. Begrip controleren Controleer regelmatig of iemand het begrijpt. Stel open vragen want dan wordt de student gedwongen zelf een volledig antwoord te bedenken. Bijvoorbeeld: Gespreksonderwerp Geef steeds aan over welk onderwerp u gaat introduceren praten. Praat niet over te veel verschillende onderwerpen tegelijk. Vertel ook niet te veel nieuwe dingen achter elkaar Begrijpelijk Leg moeilijke begrippen of vakbegrippen uit. taalgebruik Spreektempo
Praat duidelijk en rustig. Benadruk belangrijke woorden.
Herhalen
Herhaal regelmatig wat u eerder gezegd hebt.
Reageer
Geef een reactie als de student iets zegt wat niet duidelijk is. Herhaal de woorden van de student, vraag wat hij bedoelt of vraag of hij het nog eens
50
Summa welzijn 2015-2016
wil zeggen. Hulptaal (voor anderstaligen)
Woord
Soms spreekt een student beter Engels (of een andere taal die u ook kent). Als het niet lukt om in het Nederlands iets uit te leggen, kan het handig zijn om het woord in de andere taal te gebruiken. Ga niet over op die andere taal, maar gebruik enkel een woord als het echt nodig is.
7. Kernbegrippen Bied kernbegrippen aan, zoals de namen van voorwerpen en onderdelen. Welke woorden moet de student zeker kennen rond een bepaald onderwerp? Bied deze woorden aan als u uitleg of een instructie geeft. Herhaal deze woorden later nog eens en controleer of de woorden nu bekend zijn. 8. Woorden uitleggen U kunt op verschillende manieren woorden uitleggen. U kunt een omschrijving geven of een voorbeeldzin, een soortgelijk woord (een synoniem) of het tegengestelde. U kunt ook zeggen in welke combinatie het woord vaak gebruikt wordt. Omschrijving Synoniem/ voorbeeldzin/ woordcombinatie
aanbrengen
Als je een slot op de deur aanbrengt, dan maak je een slot op de deur.
Maken, plaatsen
de karaf
Een karaf is een soort vaas van glas. In een karaf kun je water of wijn doen. Een karaf zet je op tafel.
Bij vergaderingen moet er voor de sprekers altijd een karaf water op tafel staan.
preventie
Als je een medicijn ter preventie gebruikt, dan gebruik je het om niet ziek te worden.
Voorkomen Woordcombinatie: zwangerschapspreventie
9. Leg spreekwoorden en gezegdes uit In het dagelijkse taalgebruik gebruiken veel mensen uitdrukkingen en zegswijzen: dat deed hem de das om, ze begreep er geen klap van, hij stond op zijn achterste benen, te gek, je kunt geen ijzer met handen breken. Voor sommige studenten, bijvoorbeeld voor studenten voor wie Nederlands een tweede taal is, vormen ze een struikelblok. Als u uitdrukkingen en gezegdes gebruikt, kunt u ze even toelichten. 10. Taalcontact organiseren Zorg ervoor dat de student in situaties komt waarin hij moet praten. In het begin zal de student zich misschien moeilijk uiten uit verlegenheid of uit angst om fouten te maken of om iets geks te zeggen. Op de volgende manieren kan taalcontact worden gestimuleerd Introduceer de Stel de student persoonlijk aan iedereen voor. student bij collega’s Laat de student door verschillende mensen rondleiden en inwerken (in het bedrijf en/of op hun eigen werkplek). Zo leert hij het bedrijf en de mensen kennen. Het is nu makkelijker voor hem om het contact te onderhouden Laat verslag doen Laat de student regelmatig mondeling verslag doen van wat hij gedaan heeft. Aan u of aan een collega. Betrek de student
Betrek de student bij gesprekken. Stimuleer
51
Summa welzijn 2015-2016
bij alledaagse gesprekken
collega’s om dit ook te doen.
11. Feedback geven Geef uw reactie op wat de student zegt en op hoe hij het gezegd heeft. Daarvan leert de student. Het laatste kunt u aangeven door de zin anders te formuleren. 12. Oefen met uitleg laten geven door de student Er is een groot verschil tussen kunnen doen en kunnen zeggen. Een student kan bijvoorbeeld na instructie wel de machine stopzetten bij een storing, maar nog niet aangeven wat het probleem is (ook al weet hij het ongeveer wel). Of hij weet niet wat hij moet antwoorden als een collega telefonisch een verandering in het werkschema doorgeeft. Wat wilt u dat de student moet kunnen zeggen? U kunt bedenken wat veel voorkomende situaties zijn. Bedenk vervolgens welke zinnen je hiervoor gebruikt. Bij de uitleg van een handeling of situatie op het werk kunt u dan meteen de ‘handige zinnen’ erbij geven. 13. Werkoverleg voorbereiden Betrek de student bij het werkoverleg. Met elkaar praten over het werk is een ingewikkelde en abstracte gebeurtenis. Bovendien vraagt het nogal wat durf om in een groep je mond open te doen, zeker als je de taal niet zo goed spreekt. Er zijn verschillende manieren om de student te helpen: Agenda doornemen Neem de agenda met de student door, voorafgaand aan het werkoverleg. Licht de onderwerpen of standpunten toe. De student weet dan over welke onderwerpen wordt gesproken. Voorbereiden
Als de student zelf iets wil inbrengen, kunt u dat samen voorbereiden. Hoe zeg je dat precies? Wanneer kun je dit zeggen? Welke reacties kun je verwachten?
14. Telefoneren Een telefoongesprek voeren met een collega is een taak die vrijwel elke student wel eens moet uitvoeren. Maar, veel mensen vinden het moeilijk of zijn bang om de telefoon aan te nemen. Wat kunt u doen om ervoor te zorgen dat de student het opnemen van de telefoon niet steeds aan anderen overlaat? Oefen telefoongesprekken U kunt standaardgesprekken oefenen, bijvoorbeeld het doorgeven van een storing of het doorverbinden met een collega. Zo weet hij wat hij moet zeggen en wat hij kan verwachten Stimuleer telefoon Studenten die de telefoon mogen of moeten aannemen aannemen hebben soms nog hulp nodig. Het kan handig zijn eerst nog een collega ‘bij de hand’ te hebben. Een lijstje met standaardzinnen bij de telefoon kan ook een hele steun zijn. Notities maken
Vooraf: de student schrijft op wat hij wil zeggen of vragen Tijdens: de student maakt aantekeningen, zodat het makkelijker wordt de boodschap aan anderen over te brengen
52
Summa welzijn 2015-2016
15. (Taal)maatje In praktijk zijn er vier manieren waarop anderstalige studenten problemen met taal- en communicatiesituaties aanpakken. Stap 1: de student doet niets als hij wel iets moet doen of zeggen. Dit is de minst effectieve stap. Stap 2: een manier waar een student wel van leert is als hij het een ander laat doen. Stap 3: een manier waar een student van leert is om het samen met iemand anders te doen. Stap 4: de student pakt zelfstandig taal- en communicatiesituaties aan. Dit is de meest ideale situatie. Studenten die problemen op het werk systematisch uit de weg gaan (stap 1), kunt u helpen door ze aan iemand te koppelen bij wie ze met vragen terecht kunnen.
53
Summa welzijn 2015-2016
VAKTAALVAARDIGHEDEN
Deel II: Checklisten Soms zit je als student of als werkbegeleider met de vraag of de student qua niveau op het gebied van taalvaardigheden voldoende functioneert. Op de volgende pagina’s staan een tweetal checklisten die daarbij kunnen helpen. De eerste checklist is bedoeld voor de student om zelf te beoordelen of zijn niveau voldoet. De tweede checklist is bedoeld voor de werkbegeleider. Aan beide checklisten is ook een toelichting toegevoegd. Het is wel belangrijk om te weten dat het hier gaat om checklIsten, het zijn geen toetsen/ beoordelingsinstrumenten!
54
Summa welzijn 2015-2016
55
Summa welzijn 2015-2016
Checklist bij het schrijven van teksten voor de student en de stagebegeleider CHECKLIST SCHRIJVEN: STUDENTENVERSIE
Als ik iets geschreven heb moet ik op onderstaande punten letten:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Passend Mijn tekst past bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is en is indien nodig in vaktaal / vakjargon geschreven. De tekst is functioneel voor de persoon voor wie de tekst geschreven is, bijvoorbeeld een reflectieverslag, notitie, agenda, notulen. Uiterlijk & Opbouw De tekst ziet eruit volgens de werkmodellen van notulen, verslagen, telefoongesprekken, observaties De tekst is op de juiste wijze opgebouwd. Woordenschat Ik heb genoeg verschillende woorden gebruikt. Ik heb de juiste woorden gekozen bij het onderwerp waarover ik heb geschreven. Grammatica en spelling De woordvolgorde in de zinnen is juist. De werkwoorden zijn goed vervoegd. De spelling van de woorden is correct. Ik heb overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters, die nodig zijn, geplaatst. Persoonlijk ontwikkeling Doe ik het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Maak ik bepaalde fouten nu niet meer? Heb ik voldoende opgeschreven?
56
1
2
3
4
Summa welzijn 2015-2016
CHECKLIST SCHRIJVEN: BEGELEIDERSVERSIE
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
De tekst moet aan onderstaande voorwaarden voldoen: Passend De tekst past bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is en is indien nodig in vaktaal / vakjargon geschreven. De tekst is functioneel voor de persoon voor wie de tekst geschreven is, bijvoorbeeld een reflectieverslag, notitie, agenda, notulen. Uiterlijk & Opbouw De tekst ziet eruit volgens de werkmodellen van notulen, verslagen, telefoongesprekken, observaties De tekst is op de juiste wijze opgebouwd. Woordenschat Er zijn genoeg verschillende woorden gebruikt. De juiste woorden zijn gekozen bij het onderwerp waarover is geschreven. Grammatica en spelling De woordvolgorde in de zinnen is juist. De werkwoorden zijn goed vervoegd. De spelling van de woorden is correct. De punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn, zijn juist geplaatst. Persoonlijk ontwikkeling Gaat het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Worden bepaalde fouten nu niet meer gemaakt? Heeft de student voldoende opgeschreven?
57
1
2
3
4
Toelichting bij de checklist schrijven: studentenversie Passend 1. Past jouw tekst bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is? Als je aan een vreemde schrijft dan schrijf je U en niet je en dan schrijf je niet boven het briefje Hoi. Je kunt dus altijd aan een tekst zien voor welke soort persoon die geschreven is. 2. Heeft die persoon (voor wie ie de tekst geschreven hebt) er wat aan? Als je iets schrijft dan is het goed dat je altijd de persoon voor wie je schrijft in je gedachten erbij neemt. Je vraagt je af wat die persoon weet en nog niet weet en of die persoon begrijpt wat er nodig is of wat er gebeurt is als hij/zij jouw tekst leest. Uiterlijk & Opbouw 3. Ziet de tekst er uit zoals het "hoort"? (notulen, verslag, instructie, telefoon notitie) Veel soorten teksten die je schrijft moeten volgens een bepaald model geschreven worden. Een brief ziet er anders uit dan notulen of een korte notitie die je maakt voor een collega na een telefoontje. 4. Is de tekst op de juiste wijze opgebouwd? Als je dingen in een bepaalde volgorde beschrijft dan moet je daar de goede opbouwen de goede woorden voor kiezen, bijvoorbeeld: eerst moet je …, dan doe je … en op het laatst doe je .... Als je bijvoorbeeld een verslag schrijft over iets dat vorige week gebeurt is, dan schrijf je in dat verslag alle werkwoorden in de verleden tijd en niet tegenwoordige en verleden tijd door elkaar. Woordenschat 5. Heb je genoeg verschillende woorden gebruikt? Sommige mensen gebruiken heel vaak achter elkaar dezelfde woorden. Dat moet je niet doen, dat moet je vermijden. (In de vorige zin is twee keer hetzelfde gezegd met toch andere woorden.) Vooral veel verschillende werkwoorden gebruiken, is belangrijk. Leer jezelf aan veel verschillende woorden te gebruiken; daar worden je teksten beter van en mensen lezen die teksten dan met meer waardering.
6. Heb je de goede woorden gekozen bij het onderwerp waarover ie hebt geschreven? Als je iets schrijft over je werk, over je stage of over een les over een bepaald onderwerp, let dan op dat je zo veel mogelijk de woorden van die les of dat onderwerp gaat gebruiken. Grammatica en spelling 7. Is de woordvolgorde in de zinnen juist? Staan de werkwoorden op de goede plaats? Is er niet iets weggelaten? 8. Zijn de werkwoorden goed vervoegd? Let op dat je niet per ongeluk schrijft: Ik geeft of Hij liept. Controleer altijd even de werkwoorden. 9. Is de spelling van de woorden correct? Als je met een computer schrijft kun je de spellingscontrole met de computer doen. Anders moet je
zelf even controleren. 10. Heb je overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn?
Persoonlijke ontwikkeling 11. Doe je het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Als je elke week zorgvuldig kijkt naar de teksten die je schrijft, dan zullen je teksten steeds beter worden. 12. Maak je bepaalde fouten nu niet meer? 13. Heb je voldoende opgeschreven? Als je elke week enkele teksten schrijft en je controleert je teksten, dan wordt het schrijven steeds gemakkelijker voor je.
Toelichting bij de checklist schrijven: begeleidersversie Passend 1. Past jouw tekst bij de persoon / de personen waarvoor de tekst bedoeld is? Wie aan een vreemde schrijft, schrijft U en niet je en dan schrijf je niet boven het briefje Hoi. We kunnen dus altijd aan een tekst zien voor welke soort persoon die geschreven is. Hierbij letten we dus vooral op de stijl, aanspreektitel en manier van presenteren; bij 2 gaan we vooral letten op de inhoud. 2. Heeft die persoon (voor wie je de tekst geschreven hebt) er wat aan? In het algemeen geldt dat als je iets schrijft, het goed is om altijd de persoon voor wie je schrijft in je gedachten erbij te nemen. Immers, terwijl je schrijft vraag je je af wat die persoon weet en nog niet weet en of die persoon begrijpt wat er nodig is of wat er gebeurt is als hij/zij de tekst leest. Daarom is het eigenlijk een beetje apart dat studenten teksten moeten schrijven voor hun docent terwijl zij weten dat die alles beter weet dan zijzelf. Het is heel goed mogelijk dat studenten af en toe iets schrijven om te laten zien dat ze de leerstof beheersen, maar voor hun schrijfvaardigheid is het beter als ze zo veel mogelijk publiekgericht schrijven. Docenten zouden daarom hun schrijftaken zo moeten formuleren dat er een bedoelde lezer bij hoort. Bijvoorbeeld: je noteert voor enkele collega's die er vandaag niet bij kunnen zijn de hoofdpunten van het gesprek (of: de belangrijkste aandachtspunten waar ze op moeten letten) en je zorgt ervoor dat zij begrijpen wat er is afgesproken (of: waar ze op moeten letten). Uiterlijk & Opbouw 3. Ziet de tekst er uit zoals het "hoort"? (notulen, verslag, instructie, telefoonnotitie) Veel teksten moeten volgens een bepaald model geschreven worden. Een brief ziet er anders uit dan notulen of een korte notitie voor een collega na een telefoontje. Hoofdkenmerken van de tekstsoort of tekstconventies moeten wel geëerbiedigd worden. Bovendien moeten studenten zulke aspecten ook kennen om ze te kunnen herkennen. Daarom is het handig om van veel voorkomende tekstsoorten een sjabloon te geven in het begin. 4. Is de tekst op de juiste wijze opgebouwd? Er zijn een paar tekstopbouwregels die studenten moeten kennen. Als ze die volgen schrijven ze steeds beter en ook veel duidelijker. Bijvoorbeeld: als ze de dingen in een bepaalde volgorde willen beschrijven dan moeten ze daar de goede opbouwen de goede woorden voor kiezen, bijvoorbeeld: eerst moet je …, dan doe je …. en op het laatst doe je .... Als ze bijvoorbeeld een verslag schrijven over iets dat vorige week gebeurd is, dan moeten alle werkwoorden in de verleden tijd en niet in de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar staan. Woordenschat 5. Hebben de studenten genoeg verschillende woorden gebruikt? Sommige studenten gebruiken heel vaak achter elkaar dezelfde woorden. Dat maakt een tekst kinderachtig en veel lezers vinden dat hinderlijk. Maar ook moeten we letten op meer variatie in woordenschat omdat het de woordenschatuitbreiding helpt. Studenten die nieuwe woorden leren moeten die ook gaan gebruiken. Dat moet een gewoonte worden. Ook vooral veel verschillende werkwoorden gebruiken, is belangrijk; als je er op let dan zie je dat sommige studenten een beperkt aantal (verschillende) werkwoorden gebruiken. 6. Hebben ze de goede woorden gekozen bij het onderwerp waarover is geschreven? Als studenten iets schrijven over hun werk en over hun vak dan zouden ze de gelegenheid moeten
benutten om vakwoorden en onderwerp gebonden woordenschat te gaan gebruiken. Daarom moet daar ook speciaal op gelet worden. Het mag er natuurlijk ook weer niet toe leiden, dat ze een tekst gaan maken waarin ze allemaal zinnen en woorden uit de vak leerstof gaan herhalen om op die manier maar zo veel mogelijk vaktaal in de tekst te krijgen, zonder dat ze laten zien dat ze begrijpen wat het betekent. Grammatica en spelling 7. Is de woordvolgorde in de zinnen juist? Staan de werkwoorden op de goede plaats? Is er niet iets weggelaten? (Zie ook het bijgevoegde schema). 8. Zijn de werkwoorden goed vervoegd? De student zou in ieder geval altijd de werkwoorden moeten controleren. 9. Is de spelling van de woorden correct? Als studenten met een computer schrijven dan kunnen ze de spellingscontrole met de computer doen. Anders moeten ze zelf achteraf controleren. (Foute spelling wordt ook aangegeven met behulp van een cijfer.) 10. Staan overal de punten, de komma's, de dubbele punten en de hoofdletters die nodig zijn?
Persoonlijke ontwikkeling 11. Doet de student het beter dan de vorige keer of enkele weken geleden? Als studenten elke week zorgvuldig kijken naar de teksten die ze schrijven, dan zullen de teksten steeds beter worden. Daarom is regelmatige/wekelijkse feedback zo gewenst. Studenten moeten natuurlijk zelf steeds hun teksten verbeteren. 12. Maakt de student bepaalde fouten nu niet meer? 13. Heeft de student voldoende opgeschreven? Lange teksten zijn niet een doel op zich. Echter, een vaardige schrijver kan meer geven dan een knullige, hortende schrijver. Als studenten elke week enkele teksten schrijven en die teksten controleren (laten controleren) en verbeteren, dan wordt het schrijven steeds gemakkelijker. En gaan ze steeds sneller schrijven en kunnen ze (als het nodig is) ook steeds langere teksten schrijven. Dat is bevorderlijk voor de doorstroom naar hogere opleidingen.
BIJLAGE 5: FORMULIEREN t.b.v. de BPV: -1- Evaluatie door de student; -2- Evaluatie door de praktijkopleider/ werkbegeleider; -3- Evaluatie Praktijktoetsing; -4- Formulier vastlegging afspraken ter verbetering van leerproces; -5- Formulier voortijdige beëindiging van de BPV.
-1- Evaluatie door de student Evaluatieonderwerpen
Over SUMMA Welzijn Eindhoven: 1.Over de wijze waarop ik door de school geïnformeerd ben over de BPV, ben ik 2. Over de wijze waarop de docenten mij-, binnen de opleiding hebben voorbereid op de BPV ben ik Over de BPV- opdrachten 1.Over de tijd die ik in het leerbedrijf kon besteden aan de BPV – opdrachten ben ik 2. Over de begeleiding van mijn leerproces door de praktijkopleider in de BPV ben ik 3. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten van de opleiding ben ik 4. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten van het leerbedrijf ben ik Over de Begeleiding 1.Over het aantal overlegmomenten met de praktijkopleider ben ik 2. Over de inhoud van die overlegmomenten met de praktijkopleider ben ik 3. Over het aantal overlegmomenten met de BPV-begeleider van school ben ik 4. Over de inhoud van de overlegmomenten met de BPV-begeleider van school ben ik Over de BPV- beoordeling 1.Over de evaluatie en beoordelingsformulieren van de opleiding ben ik 2. Over de manier waarop de evaluatie en beoordeling, door de praktijkopleider, besproken is met mij ben ik
score Zeer tevreden
Motivering / suggestie Tevreden
On tevreden
Zeer on tevreden
Eindoordeel 1. Over het leerbedrijf ben ik 2. Over mijn praktijkopleider ben ik 3. Over mijn BPV-begeleider van school ben ik 4. Over de organisatie van de BPV door mijn school ben ik
Overige opmerkingen:
-2- Evaluatie door de praktijkopleider/ werkbegeleider; Evaluatieonderwerpen
Over summa Welzijn Eindhoven: 1.Over de gehanteerde plaatsing/sollicitatie -procedure, ben ik 2. Over de voorlichting c.q. verstrekte informatie ben ik 3. Over de wijze waarop de student voorbereid is op de BPV ben ik 4. Over de kwaliteit van de BPV-opdrachten ben ik Over de Student: 1.Over het inzicht en begrip (kennis en theorie, feiten en achtergronden) van de student ben ik 2. Over de beroepsvaardigheden van de student in de praktijk, ben ik 3. Over de manier waarop de student verantwoordelijkheid draagt voor zijn leerproces ben ik 4. Over de sociale en communicatieve vaardigheden, zelfstandigheid, houding en inzet-/- motivatie ben ik Over de BPV-begeleider van school: 1.Over de kwaliteit van de begeleiding door de BPV-begeleider van school ben ik 2. Over het contact van de BPV-begeleider van school met mij als praktijkopleider ben ik 3. Over het aantal van 2 praktijkbezoeken ben ik 4. Over de tijd die ik als praktijkopleider moet besteden aan begeleidings en opleidingsactiviteiten ben ik 5. Over de wijze waarop de praktijkbegeleider reageert op problemen c.q. knelpunten ben ik
score Zeer tevreden
Motivering / suggestie Tevreden
On tevreden
Zeer on tevreden
Over de BPV- beoordeling 1.Over de evaluatie en beoordelingsformulieren in het werkboek ben ik 2. Over de wijze waarop de beoordeling uitgevoerd wordt ben ik Eindoordeel 1. Over de student ben ik 2. Over de BPV-begeleider van de opleiding ben ik 3. Over de BPV-organisatie van de school ben ik
Overige opmerkingen:
-3- Evaluatie Praktijktoetsing; Was deze toets relevant voor het beroep? Ja / Neen *) Toelichting:
Had deze toets het vereiste niveau? Ja / Neen *) Toelichting:
Was deze toets toepasbaar / uitvoerbaar? Ja / Neen *) Toelichting:
*) omcirkelen wat van toepassing is
69
4- Formulier vastlegging afspraken ter verbetering van leerproces; SUMMA Welzijn ______________________________________________________________ Naam student:
Nummer student:
Opleiding en differentiatie: BPV - instelling: Praktijkbegeleider: BPV – docent / Loopbaanbegeleider: Cursusjaar : 2015-2016 ______________________________________________________________ De gemaakte afspraken ter verbetering van het leerproces: * * *
Toelichting: Deze afspraken zijn ervoor bedoeld om de BPV vanaf nu beter te laten verlopen. Leg ook een datum vast om op de gemaakte afspraken terug te komen, om te kijken of de gemaakte afspraken zijn nagekomen of om te zien of er nieuwe afspraken moeten worden gemaakt. Indien de gemaakte afspraken uiteindelijk niet tot het gewenste resultaat leiden, kan het gevolg een (voortijdige) beëindiging van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst zijn (BPVO). Aldus overeengekomen op ….. ..…. ………. te …………………………………..
Handtekening praktijkbegeleider: …………………………...
Handtekening student: …………………………
Kopieën aan: BPV - docent, praktijkbegeleider, LB-er, de student en eventuele andere betrokkenen.
70
71
-5- Formulier voortijdige beëindiging van de BPV. SUMMA Welzijn _____________________________________________________________________ Naam student :
Nummer student:
Opleiding en differentiatie: BPV - instelling Praktijkbegeleider
: :
BPV – docent / Loopbaanbegeleider : Cursusjaar en periode: 2015-2016: van ………..…………….. t/m ………..……….……… Loopbaanbegeleider: _____________________________________________________________________ Datum van de beëindiging BPV
:
Reden(en) van de beëindiging BPV : *
*
* Stopt opleiding* Gaat naar een andere BPV - plaats* * (= kruis aan wat van toepassing is) Plaats: …………………………….. Datum: ……………………………. Handtekeningen: Namens de BPV - organisatie, de praktijkbegeleider
De BPV - docent / Loopbaanbegeleider
De student
……………………………..
…………………………
…………………….
Inleveren bij het BPV - bureau
72
73
BIJLAGE 6: Verzorgen Zoals u hebt kunnen lezen in het examenmateriaal van de opleiding SD en in de Ontwikkelingsgerichte Toets BPV van SD, is werkproces 2.1 “Het ondersteunen van de cliënt bij de persoonlijke verzorging” een onderdeel van de opleiding. Op school worden de studenten getraind waarna er een examen volgt in de BPV.
Alle studenten moeten voorafgaand aan het examen op de BPV de voorwaardelijke theorie- en praktijktoets op school hebben behaald. Ze laten daarmee zien dat zij de oriëntatie-, demonstratie- en oefenfase met een voldoende hebben afgerond. Het is belangrijk dat de student eerst de kans krijgt om een bepaalde vaardigheid in de praktijk te oefenen, voordat het geëxamineerd wordt. Eventuele nog openstaande vaardigheden worden in het laatste jaar van de opleiding op school geëxamineerd. Een overzicht van het aanbod op school: Verzorgen: -2 x 9 lessen theorie en 2 x 9 lessen vaardigheden in leerjaar 1 -examen op BPV in leerjaar 2 en 3 Hieronder kunt u lezen welke basisvaardigheden worden getraind en afgetekend op school.
Basisvaardigheden verzorging 1. Handen wassen, Beschermende Maatregelen Hygiëne 2. Bed opmaken. Zorg voor de omgeving van de cliënten/ kamer (opruimen van de kamer, schoonmaken, enz.) 3. Verzorgen van de mond en het gebit (prothese) -Tanden poetsen -Mondverzorging (mond reinigen met een gaasje) 4. Nagelverzorging handen/verzorging voeten 5. Steunkousen aan- en uitdoen -Zwachtelen van benen 6. Scheren van baard 7. Oor verzorging, gehoorapparaten 8. Wassen en baden van een cliënt 9. Aan- en uitkleden van een cliënt 10. Wassen, kammen en verzorgen van de haren van een bedlegerige cliënt 11. Hulp bij eten en drinken 12. Eten met beperking; cliënt met slikstoornissen ,slechtziend, tremoren, parese 13. Hulp bij braken 14. Hulp bieden bij toiletbezoek: postoel -Hulp bij po en urinaal -Incontinentiemateriaal 15.Til en verplaatsingstechnieken -in en uit bed helpen -verplaatsen in bed -in en uit de rolstoel 16. Ondersteunen bij lopen, gebruik van hulpmiddelen bij het lopen 17. Tilliften: actief en passief 18. Temperatuur opnemen 19. Pols /ademhaling tellen en observeren
74
20. Heimlich, stabiele zijligging 21. Reanimatie (eerste kennismaking), Routec 22. Eerste hulp bij bloedingen, schaafwonden, brandwonden
75
Bijlage 7: Voorbereiding voor assessoren die praktijkexamens beoordelen Ter voorbereiding op de beoordeling van de praktijkexamens verzoeken wij de assessoren om 2 filmpjes te bekijken. Dit zijn 2 filmpjes waarin de methodiek ‘VROEG’ en ‘WACKER’ wordt uitgelegd. Film 1: Film 1 geeft een uitleg over de voorbereiding op het examen door de assessor. In dit filmpje wordt al schrijvend de ‘VROEG WACKER’-methodiek uitgelegd. Met een groot accent op ‘VROEG’: Vaststellen, Regelgeving, Overleg, Eenduidigheid, Gebruiksklaar. https://www.youtube.com/watch?v=bc1u2gCCGcs U kunt dit filmpje ook vinden op www.youtube.nl als u de woorden - Vroeg wacker - Consortium intikt in het zoekscherm.
Film 2: Film 2 geeft een uitleg over de beoordeling tijdens het examen door de assessor door middel van de (O)WACKER-methodiek - Oriënteren, Waarnemen, Aantekenen, Classificeren, Kwantificeren, Evalueren, Registreren. Dit filmpje kunt u starten bij minuut 2:15. https://www.youtube.com/watch?v=RLw6pL9LY7g U kunt dit filmpje ook vinden op www.youtube.nl als u de woorden - Intersubjectiviteit - Wacker methode - Toets winkel intikt in het zoekscherm. Daarna klikt u op het eerste filmpje
76