BP Molenlaan en Lage Limiet Flora- en faunatoets t.b.v. het Bestemmingsplan
Projectcode MR13002 Molenlaan en Lage Limiet Datum 21 oktober 2014 Versie Definitief 3 Opdrachtgever
Paraaf Opdrachtgever:
M. Craenen (Bureau bestemmingsplannen) Opsteller
Paraaf Opsteller:
drs. M. Meijer Begeleider drs. O. van Velthuijsen
Paraaf Begeleider:
Samenvatting Voor het Molenlaankwartier en Lage Limiet wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend. Het bestemmingsplan maakt drie ontwikkelingen mogelijk. Op een aantal locaties wordt mogelijk nieuwbouw gepleegd binnen de bestaande bestemming. De sloop en vervolgens nieuwbouw van gebouwen of het rooien van bomen kunnen echter wel degelijk leiden tot effecten op beschermde natuurwaarden. Dit soort ontwikkelingen moet op projectniveau getoetst worden aan de natuurwetgeving. Voor dit plangebied is alleen de flora- en faunawet relevant. De volgende beschermde soorten zijn in het plangebied vastgesteld: Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis Laatvlieger, Huismus, Gierzwaluw, Buizerd, Sperwer, Ransuil, Bittervoorn. Het bestemmingsplangebied is in het verleden slechts gedeeltelijk onderzocht in het kader van de flora- en faunawet. Het bestemmingsplangebied heeft goede ecologische verbindingen met haar omgeving. De belangrijkste ecologische verbindingen in het plangebied zijn de oeverzones van de Rotte en de Bergse Voorplas, de rand van het Lage Bergse Bos en de door het plangebied lopende singels. In het bestemmingsplangebied komen op dit moment geen grote ecologische barrières voor. Geadviseerd wordt de door het bestemmingsplangebied lopende ecologische verbindingszones te versterken. Er worden door het bestemmingsplan 43 nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt: 1.
Sloop van de Salvatorkerk en nieuwbouw van woningen aan de Mozartlaan.
2.
Sloop van de Liduinakerk en schoolgebouwen en nieuwbouw van woningen ter plaatse van de Le Fèvre de Montignylaan.
3.
Bouw van 161 extra woningen in het Rotterdamse gedeelte van het Lage Bergse Bos (Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan).
4.
Bouw van maximaal 10 woningen langs de Grindweg tussen de huisnummers 696 en 750.
Voor de eerste twee ontwikkelingen zal naar verwachting een ontheffing van de flora- en faunawet verkregen kunnen worden. Deze ontwikkelingen zijn dus aanvaardbaar in het kader van deze wet. Voor de derde ontwikkeling is nog onduidelijk of ‘groot openbaar belang’ en ‘het ontbreken van alternatieven’ aangetoond kan worden. De aanvaardbaarheid van deze ontwikkeling kan daarom op dit moment niet vastgesteld worden. De vierde ontwikkeling geeft naar verwachting geen conflicten met de flora- en faunawet. Geadviseerd wordt bij renovatie of nieuwbouw gebouwen geschikt te maken voor medebewoning door vleermuizen, Huismussen en Gierzwaluwen. Geadviseerd wordt bij compensatiewater natuurvriendelijke oevers in te passen. Geadviseerd wordt de door het bestemmingsplangebied lopende ecologische verbindingszones te versterken. De conclusie is dat: •
Het bestemmingsplan zonder de nieuwe ontwikkeling 3 (bouw van 161 extra woningen nabij het Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan) ‘aanvaardbaar’ is vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet omdat een ontheffing van die wet mogelijk is.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
2 van 30
•
Het bestemmingsplan met ontwikkeling 3 op dit moment niet ‘aanvaardbaar’ is vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet omdat nog onduidelijk is of een ontheffing verkregen kan worden voor de bouw van in totaal 203 woningen nabij het Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
3 van 30
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
6
2.
Planbeschrijving
7
2.1
Plangebied
7
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
Door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen Ontwikkellocatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan) Ontwikkellocatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan en Tooroplaan) Ontwikkellocatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan Ontwikkellocatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg
8 8 8 9 9
2.3
Overige toekomstige ontwikkelingen
9
3.
Wetgeving en beleid
11
3.1
Het bestemmingsplan en natuurwetgeving
11
3.2
Aanbevelingen vanuit wetgevend kader
11
3.3
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
11
3.4
Gemeentelijke ecologische verbindingszones
12
3.5
Rotterdams duurzaamheidsbeleid en ecologie
12
4.
Beschrijving natuurwaarden in het plangebied
13
4.1
Eerder onderzoek
13
4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4
Natuurdatabase Rotterdam Vleermuizen Vogels Vissen Overige soortgroepen
15 15 16 16 16
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4
Locatiebezoek Locatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan). Locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) Locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan. Locatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg
17 18 18 19 20
4.4
Zorgplicht
20
5.
Gevolgen voor flora- en fauna
21
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
4 van 30
5.1 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4
Analyse aanvaardbaarheid Ontwikkellocatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan) Ontwikkellocatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) Ontwikkellocatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan Locatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg
21 21 21 21 22
5.2
Overige toekomstige ontwikkelingen (bestaande bestemmingen)
22
6.
Kansen door de ontwikkelingen
24
6.1
Duurzaamheid
24
7.
Conclusies en aanbevelingen
26
Literatuurlijst
Flora en fauna BP Molenlaan en
28
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
5 van 30
1.
Inleiding Voor het bestemmingsplangebied Molenlaankwartier en Lage Limiet (Rotterdam - deelgemeente Hillegersberg-Schiebroek) wordt een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Bestemmingsplan Molenlaankwartier Lage Limiet vervangt de volgende vigerende gebiedsbestemmingsplannen: Bestemmingsplan Molenlaankwartier (26-11-2003) en Bestemmingsplan Lage Limiet (16-12-2003). Het opstellen van het bestemmingsplan is in lijn van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen 2008 – 2013. Een nieuw opgesteld bestemmingsplan of een wijziging of actualisatie van een bestaand bestemmingsplan dient getoetst te worden aan vigerende natuurwet- en regelgeving en mag hier geen tegenstrijdigheden mee opleveren. Het onderzoek heeft tot doel in beeld te brengen welke natuurwaarden in de huidige situatie binnen het beoogde bestemmingsplan aanwezig zijn en potentiële conflicten die kunnen optreden bij toekomstige ontwikkelingen. Het betreft hier de: − Juridische kaders: Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet; − Beleidskaders: Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). In deze bestemmingsplantoets is geen rekening gehouden met de eventuele aanleg van de weg A13-16.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
6 van 30
2.
Planbeschrijving
2.1
Plangebied Het bestemmingsplangebied Molenlaankwartier - Lage Limiet is gelegen in de deelgemeente Hillegersberg - Schiebroek (wijk 6) en omvat de gehele wijk Molenlaankwartier (65) en een klein gedeelte (Lage Limiet) van de wijk Hillegersberg Noord (62). Globaal is het plangebied alsvolgt begrensd: Aan de oostkant wordt de wijk begrensd door de Terbregse Rechter Rottekade. Aan de zuidzijde volgt de plangrens de Strekkade op de oever van de Bergse Voorplas. Aan de westzijde volgt de grens de wegen: Streksingel, Grindweg, Ankie Verbeek-Ohrlaan, Lage Limiet, Wildersebrug, Grindweg. Aan de noordzijde volgt de plangrens de gemeentegrens. De ligging van het bestemmingsplangebied is weergegeven in figuur 1.
Figuur 1: Bestemmingsplangebied Molenlaankwartier en Lage Limiet. Met blauw aangegeven zijn de locaties van 3 van de 4 nieuw mogelijk gemaakte ontwikkelingen
Het doel is om aan het eind van het 1e kwartaal van 2015 een vastgesteld (gebieds-) bestemmingsplan voor het gebied "Molenlaankwartier en Lage Limiet" te hebben, waarin de kaders voor de gewenste ruimtelijke situatie en de mogelijke ontwikkelingen wettelijk zijn
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
7 van 30
verankerd. Hieronder valt ook de vigerende natuurwetgeving, zoals Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Binnen het plangebied worden 4 nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
2.2
Door het bestemmingsplan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen Zie figuur 1 voor de globale locatie van deze ontwikkelingen.
2.2.1
Ontwikkellocatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan) Op de locatie van de kerk is in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de bestemming ‘bijzondere doeleinden’ en ‘erf’ te wijzigen in ‘woningen gestapeld’, ‘tuin’ en ‘erf’ teneinde medewerking te kunnen verlenen aan en bouwplan voor woningen. Eén en ander onder voorwaarde dat niet meer dan 30 woningen met een maximum goothoogte van 9 meter gerealiseerd mogen worden. Een ontwikkelaar is momenteel bezig met het ontwikkelen van een bouwplan volgens verschillende varianten. Een variant die precies binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid valt maar ook een variant die met 64 seniorenwoningen en 4 lagen die niet past binnen de huidige wijzigingsbevoegdheid. Ten behoeve van het nieuwe bestemmingsplan wordt de herontwikkeling van de locatie van de Salvatorkerk als nieuwe ontwikkeling gezien waarbij uit wordt gegaan van de maximale ontwikkeling (64 seniorenwoningen, 4 lagen).
Figuur 2: Ontwikkellocatie 1
2.2.2
Ontwikkellocatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan en Tooroplaan) Deze ontwikkellocatie omvat de huidige adressen Burgemeester Le Fèvre de Montignylaan 13-19 en Tooroplaan 4- 8. De huidige bestemming van deze locatie is Bijzondere Doelen. Op de locatie bevinden zich momenteel een kerkgebouw (Liduinakerk) en schoolgebouwen (Sint Liduinaschool en Jan Toorop Mavo) en een pastorie. Sloop van het Liduinacomplex en de realisatie van maximaal 72 woningen is in studie. Het te realiseren woningtype is nog onduidelijk. Gedacht wordt van vrijstaand tot gestapeld met maximaal 4 lagen.
Figuur 3: Ontwikkellocatie 2
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
8 van 30
2.2.3
Ontwikkellocatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan Dit is een binnen de gemeentegrenzen van Rotterdam gelegen hoekje van het recreatiegebied het Lage Bergsebos. De locatie is nu in gebruik als park waarbinnen een volkstuinencomplex en een braakliggend terrein liggen. De huidige bestemming van het parkgedeelte is Groen. Het volkstuinencomplex heeft als bestemming Recreatieve doeleinden. Het huidige bestemmingsplan maakt reeds de realisatie van 42 woningen mogelijk binnen op het braakliggende terrein (dat is in figuur 4 het blauwe omlijnde gedeelte). Het realiseren van meer woningbouw in dit park is in studie. Binnen de rode lijn op de figuur kunnen dan maximaal 203 woningen in maximaal 3 lagen mogelijk worden. Figuur 4: Ontwikkellocatie 3
2.2.4
Ontwikkellocatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg In het huidige bestemmingsplan is bebouwing van de weilanden aan de Grindweg tussen de huisnummers 696 en 750 mogelijk met kleinschalige bedrijvigheid/Gemengde bestemmingen. Omdat wonen aan het de Grindweg erg geliefd is wordt ook de bestemming Wonen mogelijk gemaakt. Deze bestemming wordt toegevoegd aan de bestaande gemengde bestemming.
Figuur 5: Ontwikkellocatie 4
2.3
Overige toekomstige ontwikkelingen Binnen het huidige bestemmingsplan zijn via artikel 19 procedures en projectbestemmingsplannen een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Deze ontwikkelingen worden op de nieuwe plankaart ingetekend en wordt de bestaande situatie opnieuw vastgelegd. Het gaat om de volgende ontwikkelingen: • Nieuwbouw Jan Toorop Mavo, Tooroplaan. De nieuwbouw van de Toorop Mavo is al gerealiseerd. • Herontwikkeling sportvelden, Van Ballegooijsingel. Doormiddel van een projectbestemmingsplan zijn op de locatie van de sportvelden 25 vrije kavels voor woningen in particulier opdrachtgeverschap mogelijk gemaakt.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
9 van 30
• •
•
• •
• •
•
Woningen Bizet-Verdilaan. In het verlengde van de Bizet- en Verdilaan is een groenstrook bestemd voor woningbouw met in totaal 10 ruime vrijstaande woningen. Vervanging Hildegaertschool, Debussylaan 11. Via een projectbestemmingsplan is de nieuwbouw van een schoolgebouw in twee bouwlagen en een klein gedeelte van drie bouwlagen mogelijk gemaakt. De nieuwbouw is al gerealiseerd. Messiaskerk, Debussylaan 17. De Messiaskerk wordt gesloopt en het plan is om binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan op dezelfde plek een nieuw kerkelijk centrum te bouwen. Nieuwbouw Huis ten Donk, Molenlaan. Eind 2009 is een plan gemaakt voor de bouw van 20 zorgappartementen. Het woongebouw is inmiddels gerealiseerd. Sloop - nieuwbouw St. Michaëlschool, Pergolesilaan 1. Momenteel wordt gewerkt aan plannen om door middel van sloop van de huidige school, een nieuwe school te bouwen. Deze ontwikkeling past binnen het vigerende bestemmingsplan. Uitbreiding Reumaverpleeghuis. Woningbouw aan de Grindweg 660-662. De voormalige bedrijfsopstallen zijn gesloopt en het projectbestemmingsplan maakt de bouw van twee nieuwe vrijstaande woningen mogelijk. Nieuwbouw, Elgarhof. In het vigerende bestemmingsplan is de bouw van woningen toegestaan naast en op de bestaande bebouwing. Momenteel wordt gewerkt aan een plan om deze woningen te gaan ontwikkelen. Deze ontwikkeling past binnen het vigerende bestemmingsplan.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
10 van 30
3.
Wetgeving en beleid Zie ook Bijlage 1.
3.1
Het bestemmingsplan en natuurwetgeving De flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet (bijlage 1) kennen geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient te worden gemotiveerd dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet. Het begrip ‘aanvaardbaar’ betekent dat bij de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt of een ontheffing mogelijk is. Bij vaststelling van het (ontwerp) bestemmingsplan dient de aanvaardbaarheidstoets aan de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet dus uitgevoerd te zijn. Een deel van het bestemmingsplan Molenlaan en Lage Limiet heeft een conserverend karakter. Specifiek en uitgebreid onderzoek naar flora en fauna wordt voor dit deel van het plangebied dan ook niet noodzakelijk geacht in dit stadium. Bij ruimtelijke activiteiten die binnen een bestaande bestemming vallen (bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw van woningen) dient voorafgaand aan de uitvoering ervan nog wel flora en faunaonderzoek te worden uitgevoerd. Indien er in de toekomst alsnog ontwikkeling gepland worden, waarbij een bestemmingsplanwijzing of projectbestemmingsplan noodzakelijk is, dan dient opnieuw getoetst te worden aan natuurwetgeving. Voor het bestemmingsplan Molenlaan en Lage limiet is alleen de Flora- en Faunawet relevant. Want het dichstbijgelegen Habitatrichtlijngebied (Natuurbeschermingwet) is de Oude Maas en ligt op 14 kilometer van het plangebied. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen kunnen geen significante invloed op de Oude Maas hebben.
3.2
Aanbevelingen vanuit wetgevend kader Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om na te gaan in hoeverre nader onderzoek en/of een ontheffing in het kader van de flora- en faunawet noodzakelijk is bij nieuwe ontwikkelingen, zoals sloop en ingrijpende renovaties, maar ook bij wijzigingen in watergangen/partijen en het rooien van bomen en struiken. Dit dient voorafgaand aan de aanvang van de uitvoering te gebeuren en geldt bij alle ruimtelijke ontwikkelingen, ongeacht of deze binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Mogelijk worden n.a.v. de voorgenomen ontwikkeling eisen gesteld aan de uitvoering en geldt een compensatieplicht. Het is aan te bevelen hier in een vroeg stadium rekening mee te houden. De doorlooptijd van onderzoek in het kader van de flora- en faunawet kan namelijk in het ongunstigste geval oplopen tot 2 jaar. Daarnaast geldt bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling altijd de zorgplicht conform artikel 2 van de Flora- en Faunawet.
3.3
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) Er lopen geen gedeelten van de provinciale ecologische hoofdstructuur door het bestemmingsplangebied. Er zijn ook geen onderdelen van de PEHS binnen het gebied gepland. Het dichtstbijgelegen onderdeel van de PEHS is (zoekgebied) Vlinderstrik/Schiebroeksepolder. Deze is ongeveer een kilometer van het dichtstbijgelegen gedeelte van het plangebied gelegen.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
11 van 30
Het is onwaarschijnlijk dat de relatief beperkte ontwikkelingen die door het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt invloed kunnen hebben op de provinciale ecologische hoofdstructuur.
3.4
Gemeentelijke ecologische verbindingszones Rotterdams beleid met als doel het vastleggen van bestaande binnengemeentelijke ecologische verbindingszones is in voorbereiding. Op dit moment is nog niet zeker wat de toekomstige status van de ecologische verbindingszones zal zijn. Het is waarschijnlijk dat het Lage Bergsebos en de wateren de Rotte, Strekkade, de singels en de Bergse Voorplas inclusief hun oevers in de lijst met ecologische verbindingszones opgenomen zullen worden.
3.5
Rotterdams duurzaamheidsbeleid en ecologie In Programma Duurzaam zijn 10 duurzaamheidsopgaven geformuleerd. Inzetten op vergroten van de biodiversiteit en ecologische robuustheid kan een positieve bijdrage leveren aan de volgende van deze duurzaamheidsopgaven: • Bevorderen van duurzame gebiedsontwikkeling. • Voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. • Groener maken van de stad.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
12 van 30
4.
Beschrijving natuurwaarden in het plangebied Het plangebied is in verschillende perioden gebouwd. Dit heeft zijn weerslag gevonden in de stedenbouwkundige opzet en bebouwingsstructuren. De oudste bebouwing stamt uit de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw en ligt langs de Molenlaan en het gebied tussen de Molenlaan en de Bergse Voorplas. Er is gevarieerd gebouwd: villa's, twee-onder-één-kapwoningen en rijenwoningen. Wel betreft het vrijwel allemaal woningen in twee lagen met kap zijn, uitgevoerd in baksteen met een pannendak. De stedenbouwkundige opzet is een geometrisch patroon van straten, lanen, singels en kleine pleintjes. Dit gedeelte van de wijk kent naar Rotterdamse maatstaven relatief veel groen. De relatief steile pannendaken en tuinen maken dit deel van de wijk geschikt voor mussen en mogelijk ook voor gierzwaluwen. De aanwezigheid van lanen met boomrijen en de singels maken dit deel ook geschikt als foerageergebied voor vleermuizen. Dit wordt nog versterkt doordat dit gebied zeer goed is aangesloten op de ecologische verbindingszone langs de Rotte De bebouwing ten noordoosten van de Molenlaan stamt grotendeels uit de wederopbouwperiode en is gespiegeld aan de bebouwing die ten zuiden van de Molenlaan ligt. Typerend voor de jaren '50 en vroege jaren ’60 is de open verkaveling, de open blokbebouwing van ééngezinswoningen en flats. Ook dit gedeelte van het plangebied is zeer groen. Door de, onder andere door materiaalschaarste ingegeven, bouwwijzen van kort na de tweede wereldoorlog zijn gebouwen uit de wederopbouwperiode vaak zeer aantrekkelijk als verblijfplaats voor vleermuizen. Dit gedeelte grenst bovendien aan het groene recreatiegebied Het Lage Bergsebos. In 1969 is villapark 'Duivesteyn' gebouwd. De opzet van deze buurt is besloten. De woningen zijn gebouwd rond 2 vijvers. In 1989 zijn hier nog 15 nieuwe villa’s aan toegevoegd. Door de grote tuinen is dit deel toch nog erg groen. De meeste huizen hebben platte daken waardor dit gedeelte van het plangebied minder aantrekkelijk is voor huismussen of gierzwaluwen. Vanaf 2003 is de nieuwe woningbouwlocatie Lage Limiet gebouwd, bestaande uit appartementencomplexen in het water langs een drukke weg met daarachter een aantal vrijstaande woningen in een eilandenverkaveling. Deze omgeving heeft een meer stedelijke inrichting dan elders in het plangebied. Dit gedeelte van het plangebied is dan ook aanzienlijk minder groen dan de rest van het bestemmingsplangebied. Eigenlijk zijn de parkachtige zone langs de Ankie Verbeek-Ohrlaan en de Wildersekade op gemeentegrens met Bergschenhoek hier de enige groenstructuren. Ook ontbreken pannendaken in dit gebied.
4.1
Eerder onderzoek Binnen het bestemmingsplangebied zijn in het verleden de volgende onderzoeken uitgevoerd: • Langstraat M.; Uitkomst nader onderzoek vleermuizen. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam September 2008. Deze locatie betreft de Jan Toorop MAVO (Grindweg 30 en Tooroplaan 8). De locatie zijn geen beschermde vleermuizen aangetroffen. • Langstraat M. en M. Meijer; Quickscan Flora en Fauna Van Ballegooijsingel. Gemeentewerken Rotterdam, maart 2010. Geconcludeerd werd dat deze locatie naar verwachting niet belangrijk is voor beschermde soorten: planten, insecten, amfibieën, vogels en landgebonden zoogdieren. Geadviseerd werd een nader onderzoek uit te voeren naar de soortgroepen: vissen, vogels met vaste rust of verblijfplaats en vleermuizen. Deze nadere onderzoeken zijn ook uitgevoerd (Langstraat M. ; Vogel en
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
13 van 30
•
•
•
•
vleermuisonderzoek Ballegooijsingel. Gemeentewerken Rotterdam, december 2010 en Erkelens H. ; Afvissen van Ballegooijsingel. Ermo Visserij, Molenaarsgraaf, november 2012). De conclusies waren dat er in dit plangebied geen vaste rust of verblijfplaatsen van vogels zijn, geen balts of verblijfplaatsen van vleermuizen zijn en geen strikt beschermde vissoorten voorkomen. Wel zijn de volgende beschermde soorten aan getroffen die in de directe omgeving van deze ontwikkellocatie verblijven: Bosuil, Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Watervleermuis. Kaptein M.N.M.; Quickscan Flora en Fauna Bizet-Verdilaan Rotterdam. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam, juni 2009. Nader onderzoek naar de soortgroepen: vissen, vogels met vaste rust of verblijfplaats en vleermuizen wordt geadviseerd. Van de overige soortgroepen worden geen beschermde soorten verwacht. De aanbevolen nadere onderzoeken zijn ook uitgevoerd (Langstraat M. ; Vogel en vleermuisonderzoek Bizet-Verdilaan. Gemeentewerken Rotterdam, januari 2011 en Meijer M.; Resultaten wegvangen vis Bizet-Verdilaan. Gemeentewerken Rotterdam, november 2011). De conclusies waren dat er in dit plangebied geen vaste rust of verblijfplaatsen van vogels zijn, geen verblijfplaatsen van vleermuizen zijn. Wel zijn er baltsende Gewone dwergvleermuizen aangetroffen. Op deze locatie zijn grote aantallen van de beschermde vissoort Bittervoorn aangetroffen. De Bosuil is aangetroffen op de locatie en deze moet in de directe omgeving een verblijfplaats hebben. Langstraat M. ; Resultaten nader onderzoek Boterdorpse Verlaat. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam oktober 2011. Dit betrof een onderzoek naar het voorkomen van beschermde muurflora voorafgaand aan de restauratie van deze monumentale schutsluis. Beschermde soorten muurplanten zijn niet aangetroffen. Langstraat M.; Quickscan Prinsemolenpad. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam, mei 2008. en Langstraat M.; Projectomschrijving, ontheffingsaanvraag voor spechten en vleermuizen Prinsemolenpad Rotterdam. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam, oktober 2008. Deze onderzoekslocatie ligt slechts voor een klein deel in het bestemmingsplangebied Molenlaankwartier en Lage Limiet. In de quickscan wordt aanbevolen een nader onderzoek uit te voeren. Bij dit onderzoek zijn 2 territoria van de Grote bonte specht vastgesteld en is vastgesteld dat deze zone langs de Rotte essentieel is als vliegroute van vleermuizen. Naar aanleiding van de ontheffingsaanvraag is op 20 februari 2009 ontheffing FF/75C/2008/0531 afgegeven. Langstraat M.; Quickscan Grindweg. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam, september 2008. en Langstraat M.; Uitkomst nader onderzoek vleermuizen en vogels. Gemeentewerken Rotterdam, Rotterdam februari 2009. Dit betreft de locatie Grindweg 47-61 welke net naast het bestemmingsplangebied is gelegen. De conclusies waren dat binnen de locatie geen beschermde vaste rust of verblijfplaatsen van vogels voorkwam en dat de gebouwen op de locatie van belang zijn als verblijfplaats voor de Gewone dwergvleermuis. In geval van sloop van deze gebouwen is een ontheffing van de floraen faunawet nodig. Een ontheffingsaanvraag is bij ons niet bekend.
Van de volgende ontwikkelingen in dit bestemmingsplangebied zijn bij ons (nog) geen onderzoeken in het kader van de flora- en fauanawet bekend: • Locatie 1: sloop en nieuwbouw Salvatorkerk (Mozartlaan).
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
14 van 30
Locatie 2: sloop en nieuwbouw Burgemeester Le Fèvre de Montignylaan 13-19 en Tooroplaan 4-6. Het pand aan de Tooroplaan 8 is wel al onderzocht (zie hierboven). • Locatie 3: Nieuwbouwlocatie Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan. • Locatie 4: Woningbouw langs Grindweg tussen huisnummers 696 en 750. • Vervanging Hildegaertschool (Debussylaan 11). Bouw is reeds gereed! • Messiaskerk (Debussylaan 17). • Nieuwbouw Huis ten Donk (Molenlaan). Bouw is al gereed. • Sloop en nieuwbouw St. Michaelschool (Pergolesilaan 1). • Uitbreiding Reumaverpleeghuis. • Woningbouw 10 woningen aan de Grindweg 660-662. Bestaande bebouwing is reeds gesloopt. • Nieuwbouwplannen Elgarhof. Voor zover niet al gerealiseerd dient voor deze locaties nog flora- en faunaonderzoek uitgevoerd te worden. •
4.2
Natuurdatabase Rotterdam Voor een verdere indicatie van natuurwaarden is gebruik gemaakt van de database Natuur op GISWEB. Hierin zijn alle waarnemingen flora en fauna opgenomen binnen gemeente Rotterdam van de afgelopen jaren (2005-2012). Vanwege de omvang van het bestemmingsplangebied Molenlaankwartier en Lage Limiet is vooral gekeken naar waarnemingen ter plaatse van de nieuw in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen (de locaties vermeld in: § 2.2.1, §2.2.2 en §2.2.3). Het ontbreken van waarnemingen kan betekenen dat een soort ter plaatse niet voorkomt maar het kan ook betekenen dat er op die plaats nog nooit onderzoek is gedaan. Behalve waarnemingen van in de Flora en Faunawet beschermde soorten planten en dieren zijn in de natuurdatabase ook waarnemingen van rode lijst soorten opgenomen. Het zijn soorten die in Nederland bedreigd zijn. Rode lijst soorten zijn indicatief voor hoge natuurwaarden. Rode lijst soorten hebben geen specifieke status binnen de Flora- en faunawet. Vogels die op de Rode lijst staan dragen dezelfde bescherming als reguliere broedvogels. Ten behoeve van deze bestemmingsplantoets is daarom niet specifiek naar de Rode lijstsoorten gekeken.
4.2.1
Vleermuizen Alle vleermuissoorten zijn strikt beschermd onder de Flora- en Faunawet. Dit geldt voor zowel de vaste rust- en verblijfplaatsen, als voor essentiële vliegroutes en foerageergebieden. Deze drie onderdelen vormen samen het leefgebied van de vleermuis. Indien er negatieve effecten optreden op één van deze onderdelen kan dat gevolgen hebben voor het gehele leefgebied. • Locatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan). Hier zijn geen waarneming van vleermuizen in de database aanwezig. • Locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) In dit deel van het bestemmingsplangebied zijn geen waarneming van vleermuizen in de database opgenomen. • Locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan. In dit deel van het bestemmingsplangebied zijn waarnemingen van overvliegende en foeragerende vleermuizen opgenomen van de volgende soorten: Gewone dwergvleermuis (Pipistrelllus pipistrellus), Ruige dwergvleermuis (Pipistrelllus nathusii), Laatvlieger (Eptesicus serotinus) en Rosse vleermuis (Nyctalus noctula). Gesteld kan worden dat deze
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
15 van 30
• •
ontwikkellocatie een soortenrijke vleermuispopulatie heeft. Er zijn geen verblijfplaatsen bekend. Locatie 4; 10 woningen langs de Grindweg. Hier zijn geen waarneming van vleermuizen in de database aanwezig. Overige delen van het bestemmingsplangebied. Zoals te verwachten zijn de meeste waarnemingen in het bestemmingsplangebied gedaan langs de ecologische verbindingszones. De waarnemingen concentreren zich langs de Rotte, de Streksingel, en de rand van het Lage Bergse Bos. Een groot aantal waarnemingen bevind zich rond de ontwikkeling Van Ballegooijsingel. Hierbij zit ook een waarneming van de Grootoorvleermuis (Plecotus auritus). Opmerkelijk is een aantal waarnemingen langs de Ankie Verbeek-Ohrlaan. Deze suggereren dat daar mogelijk een vliegroute is. Er bevinden zich nabij deze weg ook paarverblijven van Gewone- en van Ruige dwergvleermuizen. Paarverblijven zijn ook bekend in de zone langs de Rotte, in Terbregge, op de hoek van de Le Fèvre de Montignylaan en de Grindweg en op een locatie in villapark Duivesteijn.
4.2.2
Vogels Alle hieronder genoemde vogelsoorten zijn beschermd. • Locatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan). Op de locatie is een waarneming van de Huismus (Passer domesticus) opgenomen uit 2008. • Locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan). Op de locatie zijn geen waarnemingen bekend. Direct tegenover de locatie op het Liduinaplein zijn waarnemingen bekend van Huismus en Gierzwaluw (Apus apus). • Locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan. Op deze locatie zijn geen waarnemingen van beschermde vogelsoorten bekend. • Locatie 4; 10 woningen langs de Grindweg. Hier zijn geen waarneming van vogels in de database aanwezig. Direct naast de locatie is aan de Grindweg een waarneming van een Boomvalk bekend. • Overige delen van het bestemmingsplangebied. Zoals al verwacht is door het gehele plangebied een groot aantal waarnemingen van de Huismus opgenomen. Op enkele plaatsen in de wijken zijn ook waarnemingen van Sperwers opgenomen. Op basis van de waarnemingen zoals opgenomen in de database is het vooroorlogse gedeelte van het Molenlaankwartier iets soortenrijker dan het wederopbouwgedeelte. In het vooroorlogse gedeelte zijn ook waarnemingen opgenomen van de Gierzwaluw, Buizerd (Buteo buteo), Boomvalk(Falco subbuteo) en Sperwer (Accipiter nisus). In de nieuwbouwwijk Lage limiet is een waarneming van een Ransuil (Asio otus) opgenomen uit 2008.
4.2.3
Vissen Binnen het bestemmingsplangebied is een waarneming van een beschermde vissoort in de database opgenomen. De waarneming betreft de Bittervoorn (Rhodeus cericeus) in de Van Beethovensingel.
4.2.4
Overige soortgroepen Binnen het bestemmingsplangebied zijn in de database geen waarnemingen van beschermde soorten uit de overige soortgroepen (planten, dagvlinders, libellen, amfibieën, reptielen en
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
16 van 30
grondgebonden zoogdieren) opgenomen. Zoals al opgemerkt betekent dit niet dat ze ook niet voorkomen. Deze locatie is momenteel in gebruik als weiland.
4.3
Locatiebezoek Drie van de vier ontwikkellocaties zijn op 2 februari 2013 bezocht. De bouwlocatie langs de Grindweg is niet bezocht.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
17 van 30
4.3.1
Locatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan). De gebouwen lijken niet erg geschikt voor Huismussen of Gierzwaluwen. De gebouwen zijn mogelijk wel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Rond de gebouwen is een, deels verwilderde, tuinaanleg aanwezig waarin broedvogels aanwezig zullen zijn.
4.3.2
Locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) Deze ontwikkellocatie bestaat uit een complex van gebouwen uit diverse bouwperioden, binnenpleintjes en tuinaanleg. Een gedeelte van de gebouwen is geschikt als nestplaats voor Huismussen. De gebouwen zijn ook goed toegankelijk voor diverse andere broedvogels en voor vleermuizen.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
18 van 30
4.3.3
Locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan. Deze ontwikkellocatie kent een groot aantal verschillende biotopen en kent daardoor relatief hoge natuurwaarden. Aan de randen staat bebouwing uit verschillende bouwperioden (bungalows maar ook een vrij nieuw appartementencomplex). De ontwikkellocatie zelf bestaat uit een afwisseling van bospercelen en open ruimten doorsneden door verschillende typen wandel- en fietspaden (verhard en onverhard), een ruiterpad en diverse waterlopen. Er is ook een vijverpartij aanwezig. Het grootste deel van de waterlopen heeft min of meer natuurlijke oevers. De aanwezige openruimten zijn verschillend van omvang en kennen uiteenlopende gebruiks- en onderhoudstoestand. Er zijn ligweiden met vlakgras, gedeelten met ruwgras, een volkstuinencomplex (nutstuinen) en er is een verruigd veld. Op het nutstuinencomplex is een voormalige onderwijstuin aanwezig met paddenpoel en imkerij. De bosopstanden gestaan uit bomen en stuiken van diverse ouderdom en gezondheidstoestand. Er is een aantal bomen met holen gaten en loshangende schors gevonden. Op deze locatie zullen grote aantallen vogels broeden waaronder mogelijk jaarrond beschermde. De locatie is een aantrekkelijk leefgebied voor vleermuizen. Het voorkomen van de beschermde vissoorten Bittervoorn en Kleine modderkruiper is waarschijnlijk.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
19 van 30
4.3.4
Locatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg De locatie is momenteel in gebruik als weiland voor ponies. Het bestaat uit weiland en enkele sloten en is een open zone tussen de noordelijke bebouwing van Rotterdam en het lage Bergsebos. Binnen de locatie zijn delen van dijklichamen of kades aanwezig. Door deze afwisseling van reliëf en landschapstypen is de locatie aantrekkelijk voor allerlei soorten vogels en insecten (vlinders, libellen). De locatie heeft mogelijk een (beperkte) betekenis voor weidevogels. De locatie is zeer aantrekkelijk voor amfibieën. Het voorkomen van de beschermde vissoorten Bittervoorn en Kleine modderkruiper is waarschijnlijk. Over de floristische kwaliteit valt pas na onderzoek iets te zeggen.
4.4
Zorgplicht Naast een aantal strikt beschermde soorten zijn ook meer algemene soorten te verwachten, zoals kleine zoogdieren (egel, mol) en algemene amfibieën (Gewone pad, Bruine kikker). Hiervoor geldt de Zorgplicht conform artikel 2 van de Flora- en Faunawet.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
20 van 30
5.
Gevolgen voor flora- en fauna
5.1
Analyse aanvaardbaarheid
5.1.1
Ontwikkellocatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan) Sloop van de bestaande kerk en nieuwbouw van woningen op de locatie. De locatie is nog niet onderzocht in het kader van de flora- en faunawet. Er is een waarneming van de Huismus op deze locatie in de natuurdatabase opgenomen. Niet uitgesloten kan worden dat deze ontwikkellocatie betekenis heeft voor vogels met vaste rust of verblijfplaats en/of voor vleermuizen. Onderzoek in het kader van de flora- en faunawet dient daarom te gebeuren alvorens de gebouwen gesloopt kunnen worden. De verwachting is dat, bij een goede uitvoering van de ontwikkeling, de effecten op populatieniveau beperkt zullen zijn. Deze ontwikkeling is daarom aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet.
5.1.2
Ontwikkellocatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) Sloop van de bestaande kerk en schoolgebouwen en nieuwbouw van woningen op de locatie. De locatie is nog niet onderzocht in het kader van de flora- en faunawet. Er zijn waarnemingen van Huismus Gierzwaluw direct naast deze locatie in de natuurdatabase opgenomen. Het is zeer goed mogelijk dat deze ontwikkellocatie betekenis heeft voor vogels met vaste rust of verblijfplaats en/of voor vleermuizen. Onderzoek in het kader van de flora- en faunawet dient daarom te gebeuren alvorens de gebouwen gesloopt kunnen worden. De verwachting is dat, bij een goede uitvoering van de ontwikkeling, de effecten op populatieniveau beperkt zullen zijn. Deze ontwikkeling is daarom aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet.
5.1.3
Ontwikkellocatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan Realiseren van woningbouw in het Lage Bergsebos. Deze locatie kent relatief hoge natuurwaarden. Aangenomen kan worden dat, afhankelijk van de gekozen variant, een klein tot groot deel van de bomen en struiken moet worden gerooid. Dit heeft uiteraard een negatief gevolg voor de duurzaamheidopgave ‘Groener maken van de stad’. Bovendien zal er, vanwege de noodzaak tot aanleg van watercompensatie, aan de watergangen worden gewerkt. Het rooien van een deel van de bomen en struiken en het ingrijpen in het watersysteem zal een grote invloed hebben op het ter plaatse aanwezige ecologische systeem. Deze ontwikkellocatie is nog niet onderzocht. Op basis van het locatiebezoek, de in de natuurdatabase opgenomen vermeldingen en de huidige inrichting van het terrein kan aangenomen worden dat deze locatie een significante betekenis heeft binnen het leefgebied van verschillende soorten vleermuizen en vogels. Op basis van de terreinkenmerken is ook het voorkomen van beschermde vaste rust en verblijfplaatsen van vogels goed mogelijk (Ransuil, Sperwer). Het is op basis van de terreinkenmerken en de gegevens uit de natuurdatabase daarom waarschijnlijk dat voorafgaand aan daadwerkelijke ontwikkelingen op deze locatie een ontheffingsprocedure in het kader van de flora- en faunawet nodig zal zijn. Voor het doorlopen
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
21 van 30
van de vooronderzoeken en de ontheffingsprocedure moet 2 jaar doorlooptijd worden gereserveerd. Het huidige bestemmingsplan maakt de realisatie van 42 woningen op het braakliggende terrein (het in de figuur 4 blauwe omlijnde gedeelte) reeds mogelijk. Op bestemmingsplanniveau is deze ontwikkeling dus niet nieuw. De vraag of de ontwikkeling aanvaardbaar is is voor dit gedeelte daarom niet relevant. Het realiseren van 161 extra woningen binnen de rode lijn op figuur 4 is wel een nieuwe ontwikkeling in het bestemmingsplan. Of deze ontwikkeling aanvaardbaar is in het kader van de flora- en faunawet hangt af van de verwachting of een ontheffing daadwerkelijk gekregen kan worden. Dit hangt af van: • Of de gemeente kan aantonen dat er een dwingende reden van groot openbaar belang is voor deze ontwikkeling. Voor soorten opgenomen in de vogelrichtlijn geldt dit niet. • Of de gemeente kan aantonen dat er geen alternatieven (bijvoorbeeld een andere locatie) zijn voor deze ontwikkeling. Op dit moment (25-01-2013) is nog onvoldoende bekend of er een dwingende reden van groot openbaar belang is en of er geen alternatieven zijn. De aanvaardbaarheid van deze nieuwe ontwikkeling is daarom op dit moment niet vast te stellen. Geadviseerd wordt eerst onderzoek uit te voeren en deze ontwikkeling pas in een bestemmingsplan op te nemen nadat aannemelijk is geworden dat een ontheffing van verbodsbepalingen uit de flora- en faunawet mogelijk is. 5.1.4
Locatie 4: Nieuwbouw van maximaal 10 woningen aan de Grindweg De locatie is nog niet onderzocht in het kader van de flora- en faunawet. Er is een waarneming van de beschermde Boomvalk direct naast deze locatie in de natuurdatabase opgenomen. Het is waarschijnlijk dat deze ontwikkellocatie onderdeel is van het jachtgebied van deze vogel. Voor weidevogels of broedvogels zal de locatie niet essentieel zijn/ Maar het Rotterdamse deel van de weilanden wordt mogelijk wel onbruikbaar voor Kievieten door de versnippering van de open ruimte die optreed door de bebouwing. Slechts een klein deel van het weiland zal worden bebouwd en dat is ook al mogelijk in het huidige bestemmingsplan. Onderzoek in het kader van de flora- en faunawet dient nog te gebeuren alvorens met het bouwrijp maken begonnen kan worden. Hierbij moet specifiek aandacht besteed worden aan de effecten van de bebouwing op de soortgroepen: Vogels, Amfibieën, Vissen en Vlinders. De verwachting is dat enkele beschermde soorten zullen worden aan getroffen in een lichte beschermingscategorie. Met deze soorten valt met eenvoudige maatregelen voorafgaand aan de uitvoering rekening te houden en de kans op de noodzaak voor een ontheffingsprocedure is daarom klein. Deze ontwikkeling is daarom aanvaardbaar vanuit het oogpunt van de flora- en faunawet.
5.2
Overige toekomstige ontwikkelingen (bestaande bestemmingen) Ook in de delen van het bestemmingsplangebied waar sprake is van een conserverende situatie kunnen ruimtelijke activiteiten plaats vinden. De term ‘conserverend’ heeft betrekking op de bestemmingen in soort en oppervlak die niet wijzigen (bv. wonen blijft wonen, bedrijf blijft bedrijf etc.). De sloop van gebouwen om vervolgens nieuwbouw te realiseren of grootschalige renovatie kan echter wel degelijk leiden tot effecten op beschermde natuurwaarden.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
22 van 30
De gevolgen voor de aanwezige flora en fauna van werkzaamheden die binnen bestaande bestemmingen plaats gaan vinden (zoals sloopwerkzaamheden, ingrijpende renovatie, het herinrichten van openbaar groen of werkzaamheden aan watergangen) dienen voorafgaand aan de uitvoering van die werkzaamheden onderzocht te worden. Verspreid door het gehele bestemmingsplangebied (met uitzondering van het gedeelte Lage Limiet) komt de Huismus voor. Het is daarom raadzaam voorafgaand aan sloopactiviteiten een quickscan in het kader van de flora- en faunawet uit te laten voeren. Ook is het waarschijnlijk dat de beschermde vissoort Bittervoorn algemeen in het bestemmingsplangebied voorkomt. Het is daarom ook raadzaam voorafgaand aan werkzaamheden aan waterlopen (inclusief kleine slootjes) een quickscan in het kader van de flora- en faunawet uit te laten voeren. Onderzoek moet in ieder geval nog uitgevoerd worden voor de volgende locaties: Messiaskerk (Debussylaan 17), Sloop en nieuwbouw St. Michaelschool (Pergolesilaan 1), Uitbreiding Reumaverpleeghuis, Nieuwbouwplannen Elgarhof.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
23 van 30
6.
Kansen door de ontwikkelingen Tegen zeer geringe kosten is nieuwbouw met pannendaken geschikt te maken voor medebewoning door dieren zoals gebouwbewonende vleermuizen, Huismussen, en Gierzwaluwen. Bij gebouwen hoger dan 5 woonlagen, die voor de Huismus minder aantrekkelijk zijn, kunnen nog wel succesvolle voorzieningen voor Gierzwaluwen gerealiseerd worden. Ook bij de renovatie van bestaande gebouwen zijn voorzieningen voor Huismussen en Gierzwaluwen makkelijk te treffen. Bij nieuwbouw met platte daken kan overwogen worden groene daken toe te passen. Bij voorkeur wordt gekozen voor een soortenrijke beplanting. Groene daken dragen zo bij aan een gezonde stedelijke bijenstand en vergroten de soortenrijkdom in de wijk. Voor de aanleg van groene daken kent Rotterdam en subsidieregeling. Sinds de recente aanpassing van het bouwbesluit is het mogelijk hoger gelegen open stootvoegen een breedte te geven van groter dan 1 centimeter (Bouwbesluit 2012 artikel 3.69 lid 2). Bij een breedte tussen anderhalf en 2 centimeter wordt de er achter gelegen spouwruimte geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Door bij nieuwbouw de hoger gelegen ventilatievoegen deze breedte te geven neemt het aantal voor vleermuizen geschikte verblijfplaatsen in het bestemmingsplangebied toe. Bij aanleg van compensatiewater kan gekozen worden voor het plaatselijk toepassen van natuurvriendelijke oevers. Behalve gunstig voor de waterkwaliteit en voor de kindveiligheid leveren natuurvriendelijke oevers een positieve bijdrage aan de biologische diversiteit. Op de juiste manier uitgevoerd kan dit met behoud van de cultuurhistorische identiteit en zonder dat het grote conflicten oplevert met de beeldkwaliteit welke bij de waterlopen in het Molenlaankwartier hoort. Het aanvullen van doorgaande bomenrijen en laanbeplantingen versterkt niet alleen de identiteit van het bestemmingsplangebied vanuit cultuurhistorisch perspectief maar verbetert ook de ecologische verbindingen in het plangebied.
6.1
Duurzaamheid Aan een drietal duurzaamheidsopgaven uit Programma Duurzaam kan vanuit ecologie op de volgende manier een bijdrage worden geleverd: • Bevorderen van duurzame gebiedsontwikkeling. Voor flora en fauna positieve aanpassingen aan nieuwe gebouwen of bij de ruimtelijke inrichting zijn relatief goedkoop en kunnen 10% van de BREEAM-score opleveren. • Voorbereiden op de gevolgen van klimaatverandering. Bij een grotere binnenstedelijke biodiversiteit neemt de kans op plagen of ziekten door de verandering van het klimaat af omdat het ecologisch systeem dan beter gebufferd is tegen schommelingen. Goede ecologische verbindingen zijn in daarom erg van belang zodat soorten bij klimaatverandering kunnen migreren naar andere plekken in de stad. Bij het ontbreken van ecologische
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
24 van 30
•
verbindingen kunnen soorten uit het stedelijke ecosysteem verdwijnen omdat ze geen nieuwe biotoop kunen bereiken. Groener maken van de stad. Door, waar mogelijk, te kiezen voor de toepassing van groene daken en gevelgroen met soortenrijke samenstellingen kan zowel een bijdrage geleverd worden aan de vergroening van de stad als aan de biodiversiteit in de stad. Eventueel aan te leggen watercompensatie kan bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers ook een bijdrage leveren aan de groenopgave.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
25 van 30
7.
Conclusies en aanbevelingen • • •
•
•
•
•
•
•
Het bestemmingsplangebied is in het verleden slechts gedeeltelijk onderzocht in het kader van de flora- en faunawet. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Binnen het plangebied worden 43 geheel nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Onderzoek moet nog uitgevoerd worden voor de volgende locaties: Ontwikkelingslocatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan), Locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan), Locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan, Locatie 43; Grintweg tussen 696 en 750, Messiaskerk (Debussylaan 17), Sloop en nieuwbouw St. Michaelschool (Pergolesilaan 1), Uitbreiding Reumaverpleeghuis, Nieuwbouwplannen Elgarhof. De volgende beschermde soorten zijn in het plangebied vastgesteld: Gewone dwergvleermuis, Ruige dwergvleermuis, Laatvlieger, Watervlermuis, Rosse vleermuis, Grootoorvleermuis, Huismus, Gierzwaluw, Buizerd, Sperwer, Boomvalk, Ransuil en Bittervoorn. Langs en door het bestemmingsplangebied lopen ecologische verbindingszones langs Rotte, Strekkade, de singels en oevers van de Bergse Voorplas. Het gebied grenst aan het Lage Bergse Bos. Geadviseerd wordt de door het bestemmingsplangebied lopende ecologische verbindingszones te versterken. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling op locatie 1; Salvatorkerk (Mozartlaan) levert mogelijk een conflict op met de flora- en faunawet. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet daarom op deze locatie een verkennend onderzoek uitgevoerd worden om hier meer uitsluitsel over te krijgen. De verwachting is dat een eventuele ontheffing van de flora- en faunawet wel verkregen kan worden. De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling op locatie 2; Liduinacomplex (Burg. Le Fèvre de Montignylaan) levert mogelijk ook een conflict op met de flora- en faunawet. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet daarom op deze locatie een verkennend onderzoek uitgevoerd worden om hier meer uitsluitsel over te krijgen. Geadviseerd wordt deze onderzoeken tijdig in te zetten om vertragingen te voorkomen. De verwachting is dat een eventuele ontheffing van de flora- en faunawet wel verkregen kan worden. De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling op locatie 3; Van Schijndelpad en Tsjaikofskilaan levert vrijwel zeker een conflict op met de Flora- en Faunawet. Nog onduidelijk is of voor deze ontwikkeling een ontheffing van de flora- en faunawet gekregen kan worden. De aanvaardbaarheid van deze nieuwe ontwikkeling is daarom op dit moment niet vast te stellen. De in het bestemmingsplan opgenomen ontwikkeling op locatie 4; Nieuwbouw van 10 woningen langs de Grindweg levert bij doordachte uitvoering waarschijnlijk geen conflict op met de flora- en faunawet. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet op deze locatie nog wel een verkennend onderzoek uitgevoerd worden om hier meer uitsluitsel over te krijgen. Geadviseerd wordt dit onderzoek tijdig in te zetten om vertragingen te voorkomen.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
26 van 30
•
•
• • •
• •
De overige delen van het bestemmingsplan zijn wel ‘aanvaardbaar’ vanuit het oogpunt van de Flora- en Faunawet omdat een ontheffing voor de voorgenomen ontwikkelingen naar verwachting mogelijk is. Geadviseerd wordt het gedeelte van ontwikkellocatie 3 dat het realiseren van 161 extra woningen mogelijk gaat maken pas in een bestemmingsplan op te nemen nadat aannemelijk is geworden dat een ontheffing verkregen kan worden. Geadviseerd wordt hier een projectbestemmingsplan van te maken. Ontwikkelingen die binnen bestaande bestemmingen plaats vinden moeten nog op projectniveau getoetst worden aan de relevante natuurwetgeving. Geadviseerd wordt bij renovatie of nieuwbouw gebouwen geschikt te maken voor medebewoning door vleermuizen, Huismussen en Gierzwaluwen. Geadviseerd wordt de door het bestemmingsplangebied lopende ecologische verbindingszones te versterken (Duurzaamheidsopgave: Voorbereiden op de gevolgen van de klimaatsverandering.) Geadviseerd wordt bij nieuwbouw met platte daken soortenrijke groene daken toe te passen (Duurzaamheidsopgaven: Groener maken van de stad.) Geadviseerd wordt bij de aanleg van compensatiewater delen van de oevers natuurvriendelijk aan te leggen (Duurzaamheidsopgave: Groener maken van de stad.).
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
27 van 30
Literatuurlijst Literatuur: 1) Craenen M.; Startnotitie Bestemmingsplan Molenlaankwartier Lage Limiet. SO, Rotterdam, november 2012. 2) Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur; Advies ecologische routes. Rotterdam, juli 2012. 3) Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur; Advies voor de verbetering van de leefomstandigheden van bijen en andere bestuivende insecten in Rotterdam. Milieucentrum Rotterdam, april 2012. Internetsites: www.minlnv.nl www.gis.rotterdam.nl/gisweb2 http://wetten.overheid.nl/
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
28 van 30
Bijlage 1: wetgevende kaders Natuurbeschermingswet Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora- en fauna kunnen op basis van Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ’s) in het kader van Natura 2000. De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 die per 1 oktober van kracht is geworden. Hierin zijn ook de reeds bestaande staatsnatuurmonumenten opgenomen. Van initiatieven in de omgeving van deze gebieden dient te worden vastgesteld in hoeverre er externe werking kan optreden met mogelijk significant negatieve effecten op instandhoudingsdoelen. Het betreft hier de kwaliteit van de natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten. Hieronder vallen ook activiteiten die een verstorend effecten kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een passende beoordeling is verplicht indien er door de ontwikkelingen niet op voorhand kan worden uitgesloten dat er significante effecten kunnen optreden. Aangezien een passende beoordeling een flinke verdiepingslag inhoudt (met kwantitatieve berekeningen) moet zo vroeg mogelijk aangetoond worden dat er geen sprake is van significante effecten. De noodzaak tot een passende beoordeling vervalt dan. Flora- en Faunawet
De bescherming van dier- en plantensoorten is sinds 1 april 2002 in de Flora- en Faunawet geregeld. Het doel van deze wet is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. In Nederland komen ongeveer 35.000 planten- en diersoorten voor. Daarvan zijn er ongeveer 1.300 wettelijk beschermd onder de flora- en faunawet, variërend van zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen tot flora, insecten en schaaldieren. De flora- en
faunawet kent zowel verbodsbepalingen als een zorgplicht. Voor verschillende categorieën soorten en verschillende activiteiten zijn vrijstellingen of ontheffingen van deze verbodsbepalingen mogelijk. De beschermde soorten zijn onderverdeeld in de volgende vier groepen: algemeen (tabel 1), overige (tabel 2), strikt beschermd (tabel 3) en vogels.
1. algemene beschermde soorten: hiervoor geldt ten aanzien van activiteiten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en bestendig beheer een vrijstelling mits de gunstige staat van instandhouding niet wordt aangetast; 2. strikt beschermde soorten: voor soorten die minder algemeen zijn geldt een strikter beschermingsregime. Vrijstelling is mogelijk indien op basis van een goed gekeurde gedragscode wordt gewerkt. Ontheffing wordt alleen verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige instandhouding van de soort; 3. zeer strikt beschermde soorten: voor zeldzame, (zeer) bedreigde soorten die ook in bijlage IV van de Habitatrichtlijn zijn opgenomen kan geen vrijstelling of ontheffing worden verkregen bij opzettelijke verstoring. Voor bestendig beheer en gebruik geldt wel een vrijstelling voor een aantal verbodsbepalingen mits gewerkt wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Dit is uitsluitend van toepassing op soorten die niet vermeld zijn op de habitatrichtlijn. Indien niet volgens een gedragcode kan worden gewerkt en/of er sprake is van soorten van de habitatrichtlijn dient altijd een ontheffing te worden aangevraagd. Een zware toets, waarin nauwkeurig de verwachte effecten en maatregelen worden beschreven is vereist om de ontheffing te verkrijgen. Indien
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
29 van 30
4.
mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om eventuele negatieve effecten weg te nemen dienen tevens de ADC criteria te worden beargumenteerd (alternatieven, dwingende redenen groot openbaar belang, compensatie om instandhouding de waarborgen); vogels: vogels worden veelal binnen de flora- en faunawet als aparte groep beschouwd. Dit aangezien alle inheemse vogels op het grondgebied van de EU beschermd zijn. In de praktijk betreft het vooral de bescherming van actieve nesten van vogels, die gedurende de broedperiode (globaal van maart t/m juli) niet mogen worden vernield, verstoord of verwijderd. Voor sommige vogelsoorten geldt dat nesten ook buiten het broedseizoen beschermd zijn. Hieronder vallen roofvogels, die jaarrond gebruik maken van hun nesten. Hetzelfde geldt voor nesten van vogels als de gierzwaluw en huismus die elk jaar naar hetzelfde nest terugkeren om te broeden. Overigens zijn niet alle jaarrond beschermde vogels even strikt beschermd. In de gewijzigde lijst (augustus 2009) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit wordt onderscheidt gemaakt in categorie één t/m vijf. De laatste categorie (vijf) is bedoeld voor soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding momenteel niet kritisch is, maar die wel aandacht behoeven indien er ontwikkelingen plaatsvinden waarbij grote delen van het leefgebied verdwijnen. Indien bij een ruimtelijke ontwikkeling een jaarrond beschermde vogel in het geding is (bv. een gierzwaluw of sperwer) moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Wanneer dit niet mogelijk is moet een mitigatieplan worden opgesteld en voorgelegd aan het bevoegde Ministerie. Indien mitigerende maatregelen niet voldoende zijn om eventuele negatieve effecten weg te nemen dienen tevens de ADC criteria te worden beargumenteerd (alternatieven, dwingende redenen groot openbaar belang, compensatie om instandhouding de waarborgen).
Zorgplicht Naast verbodsbepalingen geldt de zorgplicht ten aanzien van alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. Artikel 2 van de Flora- en Faunawet formuleert de algemene zorgplicht als volgt: • Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving; • Deze zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; • De zorgplicht is altijd, voor iedereen en in alle gevallen van toepassing.
Flora en fauna BP Molenlaan en
Projectcode
Versie
Datum
Pagina
MR13002
Definitief 3
21 oktober 2014
30 van 30