PLANETAIRE GRENZEN
Over de limiet? Steeds meer experts menen dat de aarde tegen haar grenzen aanloopt. Het klinkt logisch en vooruitstrevend, maar hun ideeën liggen onder vuur. ‘Als samenleving hebben we allerlei mechanismen om met verandering om te gaan.’
D
e persconferentie was nog maar een halve minuut bezig of Johan Rockström had al aangegeven dat we heel goed in staat zijn om de aarde te ontwrichten. Hij stond niet alleen met die opvatting. Als gast op het World Economic Forum, begin dit jaar in het Zwitserse Davos, sprak de Zweedse duurzaamheidsexpert zich uit als ‘vertegenwoordiger van de mondiale gemeenschap van aardwetenschappen’, die kan buigen op een ‘enorme hoeveelheid van empirische bewijzen’ dat de mensheid een kracht is voor mondiale verandering. Het was een drukke week voor Rockström. Een paar dagen voordien had hij in het wetenschapsblad Science een update gegeven van het door hem geleide onderzoek naar de overbelasting van de aarde. Immers, we hebben bossen
Welvarende landen (links) zijn beter bestand tegen calamiteiten dan ontwikkelingslanden (rechts). Er vallen minder doden en er is minder materiële schade bij een vergelijkbare natuurramp.
3 0 Eos
Marco Visscher
gekapt, land kaalgebrand en omgeploegd, rivieren ingedamd, complete diersoorten de eeuwige dood ingejaagd, de bodem en rivieren vervuild en het klimaat veranderd. Trots vertelde Rockström aan zijn gehoor in Davos dat de publieke interesse in zijn werk – om te bepalen tot hoever je kan gaan voor het verkeerd afloopt – zo groot was, dat het vakblad had besloten de betaalmuur op de website tijdelijk op te heffen om zoveel mogelijk mensen toegang te bieden tot deze studie. In 2009 werd ‘planetaire grenzen’ een buzzwoord. Met 28 coauteurs, onder wie meteoroloog en Nobelprijswinnaar Paul Crutzen en natuurkundige James Hansen, stelde Rockström toen een lijst op van negen grenzen aan ontwikkelingen die de natuur onder druk zetten. De lijst ver-
wees onder meer naar de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, de verzuring van de oceanen en het verlies van biodiversiteit. Zolang we binnen de door hen gestelde grenzen blijven, zitten we veilig, stelden de auteurs op basis van de meest geaccepteerde studies in hun vakgebied. En als we ze overschrijden – dat was bij drie (inmiddels vier) van de negen al gebeurd en bij een paar andere zitten we er dicht tegenaan – dan zou dat voor de mensheid ‘rampzalige’ gevolgen kunnen hebben. Direct werd het concept een mijlpaal in de milieubeweging. Het politieke succes was ongekend. Secretaris-generaal Ban Ki-moon van de Verenigde Naties sprak in zijn toekomstvisie over het respecteren van planetaire grenzen bij het bestrijden van armoede. De Europese Commissie schreef een rapport waarin ze stelde dat voorzichtigheid is geboden bij voedselproductie en grondstofgebruik, om de planetaire grenzen niet te overschrijden. De UNEP, het milieuprogramma van de VN, heeft het concept omarmd.
Succesrecept Marten Scheffer, hoogleraar ecologie en waterkwaliteit aan Wageningen UR en coauteur van het oorspronkelijke rapport dat in Nature verscheen, heeft wel een verklaring voor de populariteit. ‘Het rapport presenteert een grotere manier van denken, een oproep om de dingen in hun geheel te bekijken’, zegt hij. Ook meent Scheffer dat de positieve toon aanslaat. ‘Centraal staat de vraag binnen welke grenzen de mensheid kan floreren. Dat is wat anders dan met het vingertje te wijzen naar wat er verkeerd gaat.’ En een andere
factor is Rockström zelf. ‘Niet veel mensen zijn in staat om een brug te slaan tussen wetenschap, beleid en een breder publiek’, vindt Scheffer, ‘maar Johan is er super-goed in.’ Tijdens presentaties vertelt Rockström over de toenemende druk op de aarde. Volgens hem gaat die leiden tot onver-
De biodiversiteit neemt al lang af, maar ons welzijn blijft toenemen wachte consequenties. ‘Tot dusver heeft de veerkracht van de aarde in ons voordeel gewerkt’, sprak Rockström eens tijdens een congres in Rotterdam op uitnodiging van oliemaatschappij Shell. Maar, vervolgde hij, ‘de druk kan leiden tot kantelpunten, die abrupt en onomkeerbaar zijn. Haar veerkracht werkt niet langer.’ Rockström spreekt van ‘een gevarenzone met een hoge waarschijnlijkheid van kantelpunten’, met mogelijk ‘catastrofale gevolgen’ voor het menselijk welzijn, dat volgens hem is gebouwd op de stabiliteit van onze planeet. Op veel plekken kan de Zweedse directeur van het Stockholm Resilience Centre rekenen op instemming. Zo werd hij in Davos geflankeerd door de plaatsvervangend secretarisgeneraal van de Verenigde Naties (‘enorm belangrijk waarschuwingssignaal’), de topman van telefoonfabrikant Ericsson (‘erg belangrijk werk’) en de directeur van het World
Eos 3 1
andering r e v t a klima
che uitst mi oo sc t v he s
an ffen to
ve rl fun ies v a c div tio er ne sit e
it ite e rs v che i od netis teit i b g e e rs i n div le it
verlies van natuurgebie de n
asting van aant onlaag z de o
ui ts to ot aer oso le n
ter wa
k ui br
ge
zoet
▲ De negen planetaire grenzen volgens Rockström.
an cea o g n verzuri
sti k in stof e wa ter n fosfor en lu cht
Wildlife Fund (‘de wetenschap is duidelijk: ontwikkeling ten koste van het milieu kan niet langer doorgaan’).
Onder vuur Maar buiten de spotlights ligt Rockström onder vuur. Zelf zegt hij graag dat het wetenschappelijk bewijs voor de planetaire grenzen onomstotelijk is, maar de academische wereld denkt daar anders over. Een voorbeeld. Het belang van biodiversiteit wordt alom erkend. Maar: is het terecht dat Rockström in zijn rapport stelt dat een afnemende biodiversiteit zal leiden tot een afname van menselijk welzijn? Het klinkt aannemelijk, maar de soortenrijkdom neemt al lange tijd af, terwijl studies aantonen dat allerlei aspecten van het menselijk welzijn (gezondheid, inkomen, kwaliteit van leven, onderwijsniveau) overal toenemen. Kennelijk redden we ons ook wel zonder de trompetkraanvogel of madagaskarplatstaartschildpad. Waar is het bewijs?
Watergebruik beperken in het ene land lost de waterschaarste in een ander land niet op Bovendien: wellicht zijn er betere bijdragen denkbaar dan het vaststellen van een planetaire grens. Neem het wereldwijde zoetwatergebruik. Onze consumptie daarvan is enorm hoog, en overschrijdt bijna een kritische grens. Dat is een serieuze uitdaging. Het werk van Rockström impliceert dat er op een bepaalde manier een limiet moet komen aan de hoeveelheid schoon drinkwater. Maar veel aannemelij-
3 2 Eos
ker is het dat we in de komende tien tot twintig jaar door technologische ontwikkelingen van zout water zoet water zullen kunnen maken. Hoe bruikbaar is het concept van planetaire grenzen? Kloppen de vooronderstellingen eigenlijk wel? Heeft de samenleving niet allerlei manieren om met verandering om te gaan? Het idee van Rockström lijkt te suggereren dat we allerlei begrenzingen aan de vooruitgang in de wereld moeten accepteren. Is dat wel zo’n progressief wereldbeeld? Is het de aarde die haar grenzen bereikt, of onze verbeelding? Een van de critici is Ruth DeFries, hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de Columbia University in New York. Destijds maakte het artikel van Rockström in Nature een helder punt. Zoals het nu gaat, moet het wel een keer misgaan. Zoals je een elastiek een heel eind kunt uitrekken – totdat het ineens knapt. DeFries knikt bij die analyse. ‘Als samenleving moeten we leren hoe we duurzaam op onze planeet kunnen leven’, zegt ze. DeFries las het artikel vluchtig door, herinnert ze zich nog. ‘Ik ben het ermee eens dat we goed moeten zorgen voor de planeet’, begint ze voorzichtig als ze uitlegt wat ze er precies van vond. ‘Ik ben het ermee eens dat dit soort zaken heel belangrijk is.’ Maar er is een maar. Zo stelt DeFries zich grote vragen bij de bepaling van de grens voor landbouwoppervlakte (zie ‘Boeren op dun ijs’). En ze is niet de enige criticaster. Nature heeft al een lawine van kritische brieven gepubliceerd, zowel in het blad als online. In Trends in Ecology & Evolution toonden onderzoekers aan dat de theorie over kantelpunten niet klopt. In BioScience verscheen een kritisch tegenrapport, getiteld Planetary Opportunities, om de nadruk op fysieke grenzen te verleggen naar ‘oplossingsgericht onderzoek om realistische trajecten te schetsen, toegesneden op context, voor een duurzame toekomst’. De kritiek concentreert zich op deze vier punten:
1. Politiek onbruikbaar In een begeleidend hoofdredactioneel commentaar prees Nature het concept van planetaire grenzen als een ‘potentiële bron van hoognodige informatie voor beleidsmakers’. De tijd van hoogdravende doelstellingen was voorbij, ‘verstandiger’ was een nuchtere, rationele bepaling van grenzen. Het zou beleidsmakers – in de hooggespannen verwachtingen richting de klimaattop in Kopenhagen – een duidelijke handleiding geven. Maar is dat zo? Neem nu water. In gebieden waar droogte op de loer ligt, heeft een grens aan het gebruik van water nut. Maar langs een rivier zonder al te veel inwoners zou een grens weinig veranderen. Een beperking van het watergebruik in het ene stroomgebied lost de waterschaarste in een ander gebied niet op. De vraag wordt dus: maken planetaire grenzen het eenvoudiger of juist lastiger om beter om te gaan met milieuproblemen? Linus Blomqvist, beleidsmedewerker van het Breakthrough Institute, een Amerikaanse milieudenktank die het werk van Rockström
houden.’ Volgens hem is het noodzakelijk dat we de natuur veranderen om onze soort verder te brengen. ‘Als we dat doen met de meest effectieve technologie die beschikbaar is, kunnen we minder land gebruiken om nog meer te floreren’, stelt hij. ‘Dat proces is al duizenden jaren gaande.’
Johan Rockströms planetaire grenzen hebben bij wetenschappers heel wat kritische reacties uitgelokt.
M. Axelsson/Azote
3. Waardeoordeel
analyseerde: ‘Ik ben sceptisch omdat het concept van planetaire grenzen beleidsmakers niet vertelt wat ze kunnen doen op het niveau waarop ze werken.’ Blomqvist meent dat we het rapport en de talrijke publieke optredens van Rockström alleen kunnen interpreteren als een kader voor beleid. Toch hamert de Zweed er zelf op dat het zo niet is bedoeld. ‘Ik had nooit de intentie om een gids te bieden om beleid op af te stemmen’, houdt Rockström vol. ‘Mijn bedoeling was en is om de wetenschap verder te brengen.’ In beide gevallen moet de conclusie luiden dat het politieke, praktische nut beperkt is.
2. Geen grenzen, maar afwegingen Kunstmest is een belangrijke oorzaak voor het vrijkomen van stikstof in het milieu. Het vervuilt grondwater en bij kustgebieden zorgt het voor zuurstofarme dode zones. De planetaire grens van stikstof in de atmosfeer is vastgesteld op 35 miljoen ton per jaar. Het huidige gebruik ligt al op 121 miljoen ton. In de Nederlandse landbouw is een afname van de hoeveelheid stikstof heel goed mogelijk zonder nadelige gevolgen. Maar in grote delen van Afrika biedt kunstmest juist een impuls aan de landbouw, met immense voordelen voor de lokale boeren. De gevolgen zijn namelijk niet louter negatief. Meer CO2 in de atmosfeer leidt tot een instabiel klimaat, maar is tegelijk gunstig voor plantengroei. De kap van bomen leidt tot bodemerosie, maar levert ook de brandstof die arme mensen nodig hebben om te koken. Er zijn altijd, geheel volgens het cliché, twee kanten aan het verhaal. Diezelfde nuance kunnen we aanbrengen over de algemene invloed van de mens op het milieu. Erle Ellis, milieuwetenschapper aan de University of Maryland in Baltimore (VS), spreekt van ‘een klassieke misvatting’ onder zijn collega’s. ‘Ecologen gaan ervan uit dat mensen natuur beschadigen of vernietigen, maar niet dat ze ook natuur creëren of onder-
Rockström zal het als eerste toegeven. De grenzen zijn ‘slechts ruwe, eerste schattingen, omgeven door grote onzekerheden en kennishiaten’, zo meldt hij in het rapport. De aarde is immers een complex systeem met interacties die we nog nauwelijks begrijpen. ‘Het is gemakkelijk om gaten te prikken in het rapport’, geeft de Australische ecoloog en coauteur Brian Walker dan ook toe. Toch stellen de auteurs dat de planetaire grenzen ‘niet onderhandelbaar’ zijn. Ze gelden ‘ongeacht voorkeuren, waarden of compromissen’. Maar is het niet juist een waardeoordeel om te stellen dat het kappen van een bos voor landbouwgrond een grens overschrijdt? Zoiets kan inderdaad de biodiversiteit terugdringen en meer broeikasgassen uitstoten, maar het kan ook de voedselproductie vergroten en voor inkomsten zorgen. Het is juist ons oordeelsvermogen dat bepaalt of we die ontwikkeling positief of negatief vinden. Het lijkt erop dat de auteurs zich begeven op een terrein dat uiteindelijk politiek is. Scheffer: ‘Het rapport bevat vooral een oproep: hé mensen, zo zouden we er óók naar kunnen kijken.’ Wie Rockström erop aanspreekt, ziet opgetrokken wenkbrauwen. ‘Wij dicteren helemaal niet dat je je
Boeren op dun ijs Ruth DeFries, hoogleraar duurzame ontwikkeling aan de Columbia University in New York, is een van de critici van het rapport van Johan Rockström. Het begon toen haar oog viel op een van de negen grenzen: het percentage van het aardoppervlak waarvan het gebruik voor landbouw dient. Dat getal lag bij verschijning van het rapport op 11,7 procent; de grens werd gesteld op 15 procent. DeFries las het nog eens. Het stond er echt. Hoe kwamen ze bij dat getal? ‘Ik zie niet hoe we een getal kunnen plaatsen bij de oppervlakte die we opzij moeten zetten voor de productie van voedsel’, zegt ze. ‘Welke gewassen we verbouwen, waar we ze verbouwen, hoe voedzaam die gewassen zijn, hoeveel bestrijdingsmiddelen we gebruiken, hoe efficiënt we het water gebruiken: al die dingen hebben gevolgen voor het milieu. De manier waaróp we de landbouwoppervlakte gebruiken, is veel belangrijker dan de feitelijke omvang.’ Bovendien: hoe we land gebruiken, beïnvloedt zaken als biodiversiteit, klimaat en het gebruik van water, stikstof en fosfor – maar die werden alle vijf in het rapport al afzonderlijk aangemerkt als planetaire grens. Landgebruik is slechts een van vele factoren. En trouwens, het rapport suggereert dat het louter negatief is als we land gebruiken voor landbouw. Ecosystemen functioneren weliswaar minder goed, zoals Rockström terecht stelt, maar landbouw heeft zijn eigen ecosysteem en diensten. Meer landbouwgrond kan ook leiden tot meer voedselproductie en meer inkomen voor de boer, dus de gevolgen zijn niet louter negatief. DeFries pauzeert even, en zoekt een manier om het vriendelijk te zeggen. ‘Ik vond het niet erg wetenschappelijk.’
Eos 3 3
in een gevarenzone. Het zou verstandig zijn om ons terug te trekken.’ En tijdens de persconferentie sprak hij van een ‘nieuw paradigma voor ontwikkeling’, dat zou afrekenen met het oude model, dat is gebaseerd op economische groei. Dus wie armoedebestrijding hoge prioriteit geeft, kan een acceptatie van de planetaire grenzen zien als een bedreiging voor de economische groei die nodig is als bescherming tegen verder onheil.
▲ Moet de economie worden afgeremd? En houden we zo arme landen arm?
aan de onderkant van het spectrum moet begeven; dat is gewoon een niet-wetenschappelijke suggestie.’ En daarmee klinkt zijn verhaal opeens als niets anders dan een mening.
4. Rem op armoedebestrijding Bijna belandden de planetaire grenzen als term in het officiële document van de duurzaamheidstop die de VN in Rio de Janeiro organiseerde. Het stond in een vroege versie, maar een aantal arme landen tekende protest aan. Hun reden? Het concept zou hun economische ontwikkeling in de weg staan. Dat protest is niet zonder reden. Natuurrampen – en daar zullen er volgens klimaatwetenschappers meer van volgen – leiden juist in arme landen tot meer doden. In het straatarme Haïti eiste een hevige aardbeving in 2010 zo’n 150.000 doden. Een maand later was er een zwaardere aardbeving in het meer welvarende Chili. Het dodental: 500. Datzelfde jaar eiste een overstroming in Pakistan bijna 1.800 doden; in Midden-Europa enkele tientallen. De uitbarsting van de vulkaan Merapi op Java kostte zeker 25 levens; die van Eyjafjallajökull in IJsland nul. Kennelijk kunnen we ons beter verweren tegen boze weergoden als we meer te besteden hebben.
‘Planetaire grenzen staan de economische ontwikkeling van arme landen in de weg’ Toch is Rockström niet overtuigd dat groeiende welvaart bescherming biedt. ‘Armoede maakt landen kwetsbaarder voor schokken, vanwege hun onvermogen om te investeren in kennis en infrastructuur’, erkent hij. ‘Maar het is gemakkelijk om jezelf voor de gek te houden door te denken dat rijk worden de enige manier is om met milieu-uitdagingen om te gaan.’ Rockström spreekt graag over ‘groei binnen grenzen’, om verwarring te vermijden met de ‘grenzen aan de groei’ van de Club van Rome in de jaren 1970. Toch schreef hij zelf in een blog: ‘Onze beschaving bevindt zich nu
3 4 Eos
Het zijn serieuze gebreken voor een concept dat een waardevolle bijdrage wil leveren aan een duurzame toekomst. Samen leiden ze ertoe dat planetaire grenzen een ongelukkige en mogelijk misleidende gids zijn om op een juiste manier verantwoordelijkheid te nemen. DeFries: ‘Ik denk dat het een aantrekkelijk concept is in zijn eenvoud. Maar dat is tegelijk waar het probleem ligt: in zijn eenvoud.’ Velen vatten de drempel te letterlijk op, meent ze. ‘Het concept wekt de indruk dat je in een ravijn stort als je de grenzen één stap oversteekt. Maar intussen hebben we kennelijk al vier van de negen planetaire grenzen overschreden – en we zijn er nog steeds!’ Ze voorspelt dat mogelijk nog meer grenzen worden overschreden, maar ook dat we manieren zullen blijven vinden om te floreren. De reden voor haar optimisme: ‘Als samenleving hebben we allerlei mechanismen om met verandering om te gaan.’ Innovatie is daar een belangrijke van: niet alleen technische uitvindingen, maar ook slimme, politieke maatregelen. Om tot dergelijke verbeteringen te komen, is het niet noodzakelijk om harde planetaire grenzen te stellen. Sterker, betoogt de Amerikaanse milieudenktank Breakthrough Institute, ‘fictieve grenzen kunnen een belemmering vormen voor pogingen om op een democratische, rationele en holistische manier tot afwegingen en beslissingen te komen’. Er is volgens de critici een optimistischer visie. Een die wetenschap inzet om op lokaal en nationaal niveau bruikbare informatie aan te leveren. Een die erkent dat er aan ieder verhaal twee kanten zijn en die de positieve effecten van menselijk ingrijpen niet negeert. Een die respect heeft voor de wens van arme landen om een weg naar rijkdom af te leggen. Maar in gesprekken met Rockström en zijn medeauteurs was daar weinig ruimte voor. ‘De aarde heeft grenzen waar wij binnen zullen moeten blijven’, waarschuwde Walker. ‘Anders zullen er rampen volgen voor het menselijk welzijn.’ En: ‘De onzekerheid is niet óf er iets erg gaat gebeuren, maar hoe érg het zal zijn.’ Dat alarmisme blijkt ook uit de kantelpunten waar Rockström voortdurend naar verwijst. Ze zijn een populair begrip geworden. ‘Kantelpunten bestaan’, erkent Ellis. ‘Sommige systemen, zoals het klimaat, kunnen snelle, planetaire verschuivingen ondergaan. Maar kantelpunten zijn niet de norm.’ Daarom is DeFries somber over de gevolgen van het werk van Rockström: ‘Het aanwijzen van harde grenzen kan averechts werken. Het kan schade toebrengen aan de milieubeweging. We verliezen namelijk onze effectiviteit als we altijd op het doemscenario blijven zitten.’ Als we vertrouwen op ons vermogen om ons aan te passen en problemen op te lossen, is daar geen reden voor. ■