Sacrale landschapskunde en de Lage Landen
De sacrale landschapskunde ziet het landschap als een levende cultuurhistorische bron van informatie. Sacrale plaatsen in het landschap vormen een bron van informatie: bergen, rivieren, bronnen, bomen, en stenen hebben elk hun eigen verhaal te vertellen. Voeg hierbij niet-stoffelijke bronnen van informatie als mythen, volkssprookjes en volksrituelen, dan vallen er tal van culturele en spirituele elementen in het landschap te ontdekken. Grondlegger van de sacrale landschapskunde is de Zwitserse filoloog dr Kurt Derungs. Hij reisde naar Vietnam en Maleisië en paste hier het lezen van het landschap toe. Later deed hij dit ook met veel succes in Zwitserland en Engeland. Hij ontwikkelde een nieuwe methode om het landschap terug te lezen naar oeroude verborgen lagen uit de tijd van de godinculturen. In de sacrale landschapskunde werken sacrale archeologie, sacrale astronomie-astrologie, sacrale geografie met topografie en linguïstiek samen met een tweede cluster van wetenschappen: de etnologie en volkenkunde. Deze takken van wetenschap onderzoeken de niet-zichtbare overblijfselen zoals het volksritueel, het volksgebruik en het volksverhaal van een bepaalde streek. En dan is er nog een derde cluster, dat van sjamanisme, totemisme en voorouderverering. In het sacrale landschap zijn elementen te ontdekken die als een natuurlijke kalender zijn georganiseerd en een landschapstempel vormen. Diverse heuvels, bergen, heilige grote stenen, bronnen, beken en rivieren zijn door oude culturen bewust op bepaalde momenten in het jaar bezocht en vertonen een onderlinge samenhang. Ze hadden een functie in het landschap en in het wereld- en godsbeeld. Ook de Nederlandse Selma Sevenhuijsen doet onderzoek naar sacraal landschap. In haar boek ‘De glimlach van de sirene’ doet ze verslag van haar ontdekkingsreis in het grensgebied van Toscane, Umbrië en Lazio, door een duizenden jaren oud sacraal landschap vol heilige plekken, waar een labyrintische cultuur in allerlei opzichten haar sporen heeft nagelaten. Gaandeweg toont het landschap zich als één grote tempel. Bronnen, grotten, watertempels, oude altaren, holle wegen, onderaardse gangen, steencirkels en resten van oude labyrinten zijn stille getuigen uit lang vervlogen tijden, waarin de aarde werd vereerd als moedergodin.Het verhaal beweegt zich heen en weer tussen verschillende lagen in de geschiedenis – van de neolithische tijd tot het christendom. Wat is een krachtplaats of sacrale plaats? Wanneer wij denken aan het Engelse Stonehenge of het Franse Lourdes kunnen wij ons gemakkelijk voorstellen dat deze plekken een bepaalde, soms onnoembare spirituele kracht bezitten. Lourdes, een bedevaartsoord waar gevraagd wordt om genezing, waar mensen bidden voor zichzelf of voor een ander, is een krachtige plek die voor velen een religieuze
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
1
heilige plaats is geworden. Het majestueuze Stonehenge heeft ook een dergelijke aantrekkingskracht, gezien de vele bezoekers. Van heinde en ver komen mensen om de sfeer te voelen, de stenen aan te raken, rond te dwalen op de plek die voor onze verre voorouders een belangrijke plaats leek te zijn. Het is een heilige plek, een plaats van kracht, een sacraal punt in het landschap. Deze sacrale punten bestaan ook in Nederland. Het zijn containers van kracht, plaatsen waar zich een sacrale energie bevindt, die voelbaar is voor de bezoekers. Ze zijn verbonden met de kracht van bidden, genezing, of natuurlijke krachten die voor ons allen beschikbaar zijn. Waar plekken in Engeland en Frankrijk met respect worden erkend en herkend, hebben de sacrale plaatsen in de lage landen het moeilijker. Veel mensen hebben geen weet meer van de oude krachtige plekken: alsof ze geen rol meer spelen in het algemeen bewustzijn. Het woord ‘krachtplaats’ betekent letterlijk ‘een plaats die kracht bezit’, een spirituele kracht, die afkomstig kan zijn van spirituele handelingen van mensen (plekken waar eeuwenlang is gebeden, een plek waar lang rituelen zijn gehouden) of een kracht die er van nature al is (een krachtige natuurlijke plek, bijvoorbeeld een bos, een meer, een bijzondere steen). Het woord ‘heilig’ roept bij de meeste Nederlandse mensen vooral christelijke associaties op. Bijna alle verwijzingen naar Nederlandse en Belgische plekken waarin het woord ‘heilig’ wordt gebruikt, hebben te maken met het christendom: bedevaartsoorden, associaties met christelijke heiligen, gekerstende plekken. Het Engelse woord ‘sacred’ heeft een andere, bredere lading: niet per definitie christelijk, maar heilig in algemene zin, waarbij het niet uitmaakt uit welke spirituele stroming het afkomstig is. Het Engelse woord ‘sacred’ kan worden vertaald met het Nederlandse ‘sacraal’: dit klinkt neutraler, groter dan ‘heilig’. Sacrale plaatsen zijn onder te verdelen in twee groepen: christelijke en niet-christelijke plaatsen. Een christelijke sacrale plaats kan een plaats zijn waar een openbaring, een verlichting of een religieus bovennatuurlijk wonder heeft plaatsgevonden. Een dergelijke plaats is meestal sacraal door de aanwezigheid van een relikwie (een overblijfsel van een heilige of een voorwerp dat ooit van een heilige was) of draagt de herinnering aan een spirituele ervaring of gebeurtenis. De plekken worden vaak geassocieerd met genezing: veel heiligen werden geneeskrachtige talenten toegedicht en de bezoekers vragen om kracht en genezing. Nederland heeft veel prechristelijke krachtplaatsen. De meest bekende zijn de hunebedden en de grafheuvels, gemaakt en gebruikt door de Klokbekercultuur en de Trechterbekercultuur, onze verre voorouders die leefden tussen 5000 en 1000 v. Chr. Daarnaast zijn er sacrale plaatsen verbonden met de Keltische en Germaanse stammen die in Noordwest-Europa woonden en leefden. Nadat het ijs van de laatste ijstijd zich uit de Europese landen had teruggetrokken, kwamen verschillende nomadische stammen Europa binnen en namen het land in bezit. De stammen, die een noordelijke richting insloegen, werden later onder de noemer ‘Germanen’ gebracht, en de stammen die naar het westen en zuidwesten trokken, werden ‘Kelten’ genoemd.
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
2
De Germanen De term 'Germani' betekent volgens de Griek Strabo (64 c. Chr. -19 na Chr.) 'de oorspronkelijken, de zuiveren', waarmee bedoeld werd dat ze toentertijd nog niet door de Romeinse cultuur waren beïnvloed. Strabo schreef dat de Germanen een volk waren dat ten oosten van de Rijn woonde. Van de Kelten ten westen van de Rijn onderscheidden ze zich volgens hem doordat ze “nog groter, nog woester en nog blonder waren”, maar verder leken ze op hen in elk opzicht. Ten tijde van de eerste contacten met de Romeinen van Julius Caesar was de bevolking van de Lage Landen Keltisch. De Germaanse volkeren kwamen rond de 3e eeuw v. Chr. vanuit Denemarken en Duitsland naar de Noordelijke Nederlanden. Volgens de verslagen van de Romeinse geschiedschrijver Tacitus aanbaden de Germanen hun goden op heilige plekken in de natuur. De goden en godinnen manifesteerden zich in de natuurlijke omgeving, lieten zichzelf zien in elk dier, in elke plant, in elke boom of waterlichaam. Specifieke plekken in de natuur konden als een tempel worden gezien, een altaar, een ontmoetingsplaats tussen mens en goden. Op sommige plaatsen leken de goden meer tastbaar dan op andere plekken. Grotten bijvoorbeeld werden vrouwelijk ervaren of anders van oudsher geassocieerd met de vrouwelijke delen en men beschouwde deze als heilig. Ook rivieren en moerassen werden als vrouwelijk gezien. Bergen en heuvels, grillig gevormde stenen en natuurlijke open plekken in wouden werden plaatsen waar rituelen en vergaderingen werden gehouden, en waar mensen samenkwamen om de goden en godinnen eer te betuigen. Dit contact was niet alleen aan priesters voorbehouden maar was beschikbaar voor iedereen. De Germaanse priesters gaven leiding aan rituelen en ceremonieën, bijvoorbeeld bij de seizoensfeesten. Men kon naar bepaalde plekken gaan die werden geassocieerd met een god of godin, om daar te offeren of om hulp vragen. De Germanen bouwden heiligdommen in de bossen: kleine houten gebouwtjes en afgeschermde plaatsen, vaak dicht bij een heilige bron of een ander waterlichaam. Vaak waren daar ook heilige bomen te vinden, sommige met genezende krachten. De middeleeuwse bronnen vertellen nog over godenhuisjes in Friesland, waarin godenbeelden stonden. Hoe deze tempeltjes eruit zagen weten wij niet precies, maar er zijn aanwijzingen dat hier goud, zilver en andere kostbaarheden geofferd werden. De godenbeelden die in de heiligdommen stonden waren meestal van klei, hout of steen. Ook in moerassen zijn houten godenbeelden gevonden; rudimentaire goden en godinnenbeelden, vaak als paar, gesneden uit takken. Ook sporen van houten tempeltjes zijn in moerassen gevonden. Er zijn nog verwijzingen naar vroegere tempels te vinden in Nederlandse plaatsnamen, bijvoorbeeld in de oude naam Almenum (een deel van Harlingen) het oude woord 'alha' (= heidens heiligdom). Een ander Germaans woord voor tempel is 'haruh', dat terug te vinden is in de Friese plaatsnaam Harich. Op Helgoland waren er verschillende heiligdommen die verband hielden met de verering van de god Fosite of Forsite, een van oorsprong Friese god, die soms gelijk wordt gesteld aan de Noorse god Forseti. De naam betekent zeer waarschijnlijk ‘voorzitter’.
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
3
De Kelten De Keltische geschiedenis begint waarschijnlijk in het gebied tussen de Kaukasus en VoorAzie, van waar alle Indo-Europese volken oorspronkelijk vandaan komen. Waar deze volken ervoor woonden is tot op heden niet bekend. Vanuit dit gebied trokken vele stammen naar het westen van Europa. Het woord ‘Kelt’ wordt gebruikt voor vele stammen en culturen. Deze stammen bevolkten de noordzijde van het middellandse Zee gebied, de Balkan, het Alpengebied tot diep in MiddenEuropa, Frankrijk, Spanje, tot en met de Britse eilanden, en hun cultuur vermengde zich met de lokale culturen. De groepen Kelten die zich op het continent vestigden, versmolten snel met andere stammen tot eigen, zelfstandige culturen. Tegenwoordig wordt het Keltendom vooral geassocieerd met Engeland, Schotland en Ierland, maar de Keltische volkeren waren uitgewaaierd over heel Europa. Via de Romeinen weten wij nog het een en ander over de Keltische spirituele tradities. Kelten werden door de Romeinen ‘Keltoi’ genoemd. Het is gemakkelijk om Keltische spiritualiteit als een geheel te zien, dat is echter niet zo. Spiritualiteit heeft vaak met het land zelf te maken, en elke regio heeft zo zijn eigen energie, planten- en dierenleven. Daarnaast was er sprake van een vermenging van Keltische en regionale volkeren, die ervoor zorgden dat er continu nieuwe vormen ontstonden. Hoewel er veel overeenkomsten zijn tussen de aangrenzende gebieden, zijn er ook veel verschillen. De grote megalithische structuren die gevonden zijn in Ierland zijn daar neergezet voordat de Kelten daar kwamen, gebouwd door de inheemse volkeren van toen, onder andere de Picten. De Keltische spiritualiteit is dan ook een mengeling van verschillende geloofsstructuren en volkeren. De band tussen het land en de Keltische bewoners was zeer sterk. Men zag het land als een levend wezen, bevolkt door allerlei goden en natuurwezens. Elke plek had haar eigen energie en was bewoond door plaatselijke goden en godinnen. Dit kon een godheid van een rivier zijn of een berg, of een stuk land. Het dagelijkse leven was dan ook verweven met samenwerking tussen mens en god, mens en landgeest. De leider van een stam of clan trouwde met de plaatselijke godin van het land in een symbolisch ritueel, om zodoende de band tussen mens en land aan te geven. Dit ritueel werd uitgevoerd door een representant van de godin in kwestie, vaak een priesteres. ‘Heidense’ gebruiken In het ‘Indiculus superstitionem’ uit de 9e eeuw vinden we meer informatie over de spirituele bezigheden van de Germaanse en Keltische stammen die vroeger woonden in de lage landen. De christelijke kerk deed haar best om het heidendom te bestrijden en benoemde een aantal rituele gedragingen in een lijst. Deze lijst met heidense gebruiken is overgeleverd in de vorm van hoofdstuktitels, de rest van de tekst is jammer genoeg verloren gegaan. De index luidt als volgt: 1. Over godslastering bij de graven der doden. 2. Over godslastering over overledenen, dit is ‘dadsisas’ (braspartij bij en ten behoeve van de dode). Het verrichten van lijkzangen bij de doden. 3. Over vuiligheden in februari (spurcalibus).
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
4
4. Over hutten of godenhuisjes (fanis). 5. Over godslasteringen in kerken. 6. Over de heiligdommen in bossen, genaamd ‘nimidas’. 7. Over datgene wat ze op rotsen doen. 8. Over de heiligdommen van Wodan en Donar. 9. Over de offers voor sommige heiligen. 10. Over amuletten en bindsels. 11. Over offerbronnen. 12. Over toverspreuken. 13. Over voortekenen door vogels, paarden, rundermest en niezen. 14. Over waarzeggers en voorspellers. 15. Over het wrijven van vuur uit hout, dit is ‘nodfyr’. 16. Over hersens van dieren. 17. Over wat de heidenen zien in het vuur, en wanneer ze iets beginnen. 18. Over onduidelijke plaatsen die ze als heilig beschouwen. 19. Over (...) van de goede heilige Maria geheten. (Het kruid lievevrouwebedstro?) 20. Over de feesten voor Donar en Wodan. 21. Over de maansverduistering, geheten ‘vinceluna’. Het aanmoedigen van de maan als die afneemt. 22. Over stormmaken, over hoorns en bekers. 23. Over voren rondom de dorpen om boze geesten buiten te houden. 24. Over de heidense loop genaamd ‘yrias’ met gescheurde vodden en schoenen ter ere van de Germaanse vruchtbaarheidsgodin Freya. (?) 25. Over dat ze zich een geliefde dode als heilig voorstellen. 26. Over het godenbeeld uit deeg. 27. Over godenbeelden van vodden. 28. Over het godenbeeld dat ze door de velden dragen. 29. Over houten voeten en handen op heidense wijze. 30. Over dat ze geloven dat vrouwen de maan kunnen belezen, zodat ze mensen het hart uit kunnen nemen. In deze lijst vinden we een aantal aanwijzingen dat bepaalde plekken in het landschap werden gezien als sacrale plekken. De heiligdommen in het bos, de godenhuisjes, de offerbronnen, over ‘datgene wat ze op rotsen doen’. In middeleeuwse bronnen zoals het al eerder genoemde ‘Indiculus superstitionem’ en het Lex Frisionum (wetsbepalingen die Karel de Grote opstelde om het heidendom te onderdrukken) werd een aantal typen sacrale plekken in de natuur benoemd: Heuvels, rotsen en stenen, stromende rivieren, meren, veenmoerassen en bronnen, bossen en bomen. Heuvels waarvan de naam een aanwijzing is voor een heidense oorsprong, zoals de Zonnebergen (zonnen-offerplaats), de Manenbergen), de Wodansbergen (aan Wodan gewijd) de Donderbergen (gewijd aan Donar). Materbergen (moedergodinnen), Hemelse bergen (de God Heimdal), Paasbergen (Godin Eostre) Helsbergen (Godin Hel), Hengstbergen(vruchtbaarheidsrituelen) en Tafelbergen (heuvels met een afgeplatte kegelvorm). Offerstenen. Duivelsstenen (met zogenaamde 'voetstappen van de duivel' of 'bloedend').
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
5
Heilige bomen en bossen. Heilige bronnen en putten. Duivelsdalen, -meren, -bossen, -bergen. Kinderbomen, -putten, -stenen, -bergen. Klokputten (ongewijde klokken). Kerken gebouwd op heidense plaatsen. Spijkerbomen, lapjesbomen, vodden- en offerbomen. Het begin De vroege Europeanen keken omhoog, en zagen de hemel, een blauwe koepel die alles boven hen omvatte. Vervolgens keken naar ze de aarde onder hun voeten, een zwarte koepel die alles onder hen omvatte. Deze twee polaire oerkrachten zijn de eerste twee energievelden, die elk hun eigen specifieke eigenschappen bezitten. Om deze krachtvelden te kunnen begrijpen gaf men het menselijke trekjes. De aarde is voedend, levenbrengend, groeit en bloeit van binnenuit. De aarde voelt vrouwelijk. Moeder Aarde. De eerste godinnenvorm is geboren. De hemel brengt ook leven: het regent, het stormt. De hemel voedt de aarde van buitenaf. De hemel voelt mannelijk. Vader Hemel. De eerste godenvorm is geboren. Om te overleven was men afhankelijk van deze twee krachtvelden, dus men probeerde ze te begrijpen. Alle religieuze ervaringen en personificaties komen voort uit het menselijke bewustzijn. Het menselijke brein probeert de krachten om hem heen te begrijpen, te benoemen, te vormen, door ze minder abstract te maken. De mens gaf specifieke energievormen een persoonlijkheid, attributen, en een uiterlijke vorm. Men kleedde als het ware de abstracte vorm aan, om deze beter te kunnen begrijpen, deel van zichzelf te maken, en te verinnerlijken. Alle goden en godinnen lijken in essentie afstammelingen te zijn van deze twee polaire energievelden. Op elk werelddeel zijn ze aanwezig. In de eerste instantie waren er een god en godin, ruwe primitieve vormen die het mannelijke en het vrouwelijke principe belichaamden. Men zag de mannelijke en vrouwelijke aspecten overal in de omgeving terug: de dieren, de planten, het landschap met specifieke vormen. De god en godin waren overal herkenbaar in het landschap. Men begon ze af te beelden in rudimentaire vormen. In Europa kennen we bijvoorbeeld de Venus van Willendorf: een welgevormd vrouwfiguur met grote borsten, buik en billen. Het gezicht werd niet afgebeeld, het ging om de essentie. Naarmate de mens zich ontwikkelde, ontwikkelde de godvorm zich ook: ze werden complexer van aard. Men gaf ze steeds meer menselijke en persoonlijke trekken, waardoor men zich gemakkelijker kon identificeren. Hierdoor ontstonden er afsplitsingen: de godvorm deelde zich op in meerdere delen, en het polytheïsme was een feit. Water en godinnen Overal in de Lage Landen zijn vennen, meertjes, bronnen, putten en in de aarde uitgegraven waterschachten gevonden waarin wapens, gebruiksvoorwerpen, bijlen, votiefbeelden, mensenoffers (de veenlijken), dierlijke resten en andere symbolische of waardevolle voorwerpen werden aangetroffen. Het water werd met geschenken mild gestemd, opdat het Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
6
goed mocht gaan met de mensen. Water is levenbrengend en werd meestal geassocieerd met de plaatselijke godinnen. Veel van de archeologische vondsten in de Lage Landen zijn gevonden in en om rivieren. Rivieren zoals de Maas en de Rijn werden door de Germanen beschouwd als heilig. Heiligdommen die gewijd zijn aan godinnen lagen vaak op eilanden in een moeras, meer of zee. Volgens de Romein Tacitus werd de Europese godin Nerthus op een eiland vereerd, en waarschijnlijk was ook Ameland een heilig eiland: een oude abdij gebouwd naast een heilige bron zouden daarop kunnen wijzen. Bij Alphen aan de Rijn heeft waarschijnlijk een ritueel complex gestaan, waar veel werd geofferd aan de rivier: vooral ijzeren voorwerpen zoals zwaarden en ketels. De zwaarden waren allemaal onklaar gemaakt, iets wat je vaker ziet bij dit type offers. Het idee er achter is waarschijnlijk dat de voorwerpen in de andere werelden weer ‘heel’ werden: in sommige werelden werkt alles ‘omgedraaid’. Ook in Roermond lag in de IJzertijd een groot ritueel complex. Er zijn zwaarden gevonden en een beeldje van de godin Rura, hoogstwaarschijnlijk de naamgeefster van Roermond. Het offeren aan de rivieren ging in de Romeinse tijd gewoon door, het sloot goed aan bij de Romeinse spirituele manier van denken. Vijverpartijen, fonteinen en putten worden nog steeds gebruikt als plekken om wensen uit te spreken. Wie een muntje in het water werpt, mag een wens doen. Dit kan duiden op een connectie met de schikgodinnen: godinnen die het lot weven of spinnen, en onder verschillende namen bekend zijn. Deze drievoudige godinnen, de Matronae en de Scandinavische Nornen zijn hier bekende voorbeelden van. Daarnaast leken veel Germaanse godinnen een connectie te hebben met het maken van het lot. In het hele WestGermaanse gebied kwamen moedergodinnen voor. Deze werden meestal in drietallen vereerd. In de buurt van Xanten is een wijsteen uit de Romeinse tijd gevonden, met een inscriptie die naar Friezen verwijst (’MATRES FRISIAVAE PATERNAE’). De moedergodinnen hadden meestal verschillende functies. Ze waren de beschermsters van het huiselijke geluk, schutsvrouwen voor een nederzetting of stam en hadden waarschijnlijk ook een taak als schikgodinnen. In Bonn en andere legerplaatsen aan de Rijn waren matronencentra. Het interessante van deze moederlijke, zegen brengende vruchtbaarheidsgodinnen is de fusie tussen de plaatselijke bevolking en de bezettende Romeinen. Beiden offerden gul aan de Matronen. Bij de restanten van een tempel ligt een afgietsel van een zogenaamde Matronenstein. Drie godinnen zitten op een tempelbank. Alle drie hebben ze een mand met vruchten op hun schoot. Moedergodinnen verschenen ook in de Keltische wereld vaak met zijn drieën. Plaatselijke godinnen Het is heel waarschijnlijk dat elke regio zo zijn eigen plaatselijke vruchtbaarheidsgodinnen had. Er zijn op diverse plaatsen godenbeelden gevonden, maar omdat we hun namen niet kennen, weten we niet hoe ze werden genoemd. Deze godenbeelden zijn grote houten palen, waarin de geslachtsorganen en andere lichaamskenmerken rudimentair werden aangegeven. Soms had de natuurlijke vorm van de paal al een suggestieve werking. Door houtsnijders werden de grove vormen van het hoofd aangegeven. De gevonden beelden hebben geen armen en de gezichten zijn slechts summier aangegeven. Veel van deze beelden zijn gevonden als paar: een mannelijk en een vrouwelijk beeld.
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
7
Sommige godinnen leken een duidelijke connectie met water te hebben. In sprookjes vinden we nog vage sporen van de invloed van deze godinnen. Holda is een Germaanse godin met veel aspecten en een waterconnectie. Ze werd geassocieerd met vruchtbaarheid, geboorte en dood: de godin van de dood en van het nieuwe leven. Haar naam betekent 'goed', van het Duitse 'hold'. Vooral in Duitse gebieden stond ze onder deze naam bekend. Andere namen zijn Vrouw Holle ('De Goede vrouw'), Holla, Hel en Perchta. Holda kennen we uit het sprookje van Vrouw Holle, waarin een meisje haar spintol laat vallen in een put. Ze daalt naar beneden om de spintol terug te halen, en komt terecht in de wereld van vrouw Holle. Dit is de dodenwereld, die onderverdeeld is in secties. Het water is in dit verhaal de poort naar een andere wereld. In Duitsland en Nederland zijn bij opgravingen votiefinscripties gewijd aan Dea Hludana gevonden. Bij een terp in het Friese Beetgum werd een aan haar gewijd altaar opgegraven, met Romeinse kenmerken. Er zijn sporen waar te nemen van de afbeelding van een zittende vrouw, maar dit is vernield. Zowel de vormgeving als de inscriptie vertoont overeenkomsten met de stenen uit Zeeland die aan Nehalennia, de godin van de Noordzee zijn gewijd. Een andere geloftesteen is gevonden in het dorp Luddingen bij Xanten. Deze steen droeg een Romeinse inscriptie van een zekere Caius Tiberius Verus. Een steen met Romeinse inscriptie is gevonden op de Monterberg bij Kalkar; deze bevindt zich nu in het Leidse Museum van Oudheden. Hier wordt de naam gespeld als Hludena. In Iversheim in de Eifel is een steen gevonden gewijd aan Hluthena. Er zijn verschillende inscripties bekend waarin de godin Hludana voorkomt. In de Oudnoorse mythologie komt een godin Hlodyn voor. Deze naam vertoont een opvallende overeenkomst met Hludana, en misschien hebben de NoordGermanen de naam van de godin wel overgenomen van de Friezen. Hlodyn is een aard- en vruchtbaarheidsgodin. Tanfana werd onder andere in de Lage Landen vereerd. De Romeinse schrijver Tacitus schreef over tempels die voor haar waren gemaakt, maar het is niet bekend waar die tempels precies stonden. Er zijn sporen dat ze in Twente werd vereerd, en dat de Tankenberg met haar geassocieerd werd. Haar naam Tan-fana kan worden verklaard als: de godin Tan. De verkleinvorm van Tan, Tanke, kan de naam Tankenberg verklaren, maar dit is niet met zekerheid te zeggen. De naam Tan komt tegenwoordig nog voor in de meisjesnaam Tanneke, en wie kent niet Anneke Tanneke toverheks. Tan is ook een oud Germaans woord voor water. Het is onduidelijk of er op de Tankenberg echt een tempel voor Tanfana heeft gestaan. Er zijn wel aanwijzingen dat de Tankenberg vroeger een godsdienstige plaats was. Zo zou er de Groote Steen gestaan hebben. Deze Groote Steen symboliseerde zeer waarschijnlijk Tan zelf, en volgens de legenden komen jaarlijks op 1 mei de witte wijven, vrouwelijke geesten, er samen om bier te drinken. De steen is later verplaatst, waarschijnlijk een poging van de Christelijke bevolking om de verering van Tanfana een halt toe te roepen. Op de Tankenberg is een bron, die later door de christenen tot fontein is omgedoopt. Misschien speelde deze bron vroeger een rol bij de heidense godsdienst. Tan heeft overeenkomsten met de in Zeeland vereerde Nehellenia, godin van de Noordzee en de waterwegen. Ook in het gebied van Ruhr en Lippe werd de godin Tanfana in ere gehouden. Haar aanbidders vereerden haar in een groot herfstfeest, dat waarschijnlijk verband hield met Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
8
oogstriten. Net als bij de godin Nerthus vermoedt men dat ook bij het Tanfanafeest een eredienstprocessie in het middelpunt der plechtigheden gestaan hebben. Men gaat ervan uit dat de cultussen van deze twee godinnen op elkaar leken Volgens Tacitus werd door de bewoners van de Noordzeekust een Moeder Aarde godin vereerd, de godin Nerthus. De naam Nerthus komt overeen met het Noordse woord Njörd, en de betekenis is waarschijnlijk af te leiden van ‘ner’, een Indo-Europees woord voor ‘beneden’. Dit ‘beneden’ zou kunnen wijzen op de onderwereld. Hedendaagse mythologen menen uit vergelijkingen met de latere Scandinavische godsdienst te kunnen afleiden dat Nerthus een tweelingbroer had die ook Nerthus heette. Tweelingen, al dan niet van het tegenovergestelde geslacht, komen voor bij veel volkeren. De Scandinaviërs kenden het godenpaar Njord en zijn zus, en de god en godin Frey en Freya. Tacitus stelt Nerthus voor als een manifestatie van Moeder Aarde en, zoals andere aardgodinnen, bezocht zij haar aanbidders op bepaalde tijden in een heilige wagen. Deze wagen mocht slechts door haar eigen priesters worden aangeraakt of gezien. De wagen werd het grootste gedeelte van het jaar in een heilig woud bewaard, op een eiland in het westelijke gedeelte van de Oostzee, mogelijk Fyn of Seeland. Ergens in het voorjaar werd de priester gewaar dat de godin in haar wagen aanwezig was. Deze werd dan door ossen voortgetrokken, te midden van de haar begroetende aanbidders. Tijdens de tocht van Nerthus was het voeren van oorlog en het hanteren van wapens verboden. Vervolgens werden de wagen, de huif ervan en waarschijnlijk een cultusbeeld van de godheid in een verborgen meer door slaven gewassen. Zodra de slaven hun taak hadden volbracht werden ze verdronken als offer. Soortgelijke tochten op een wagen zijn ook bekend uit het Scandinavië van latere heidense perioden. De cultus rond Nerthus is bevestigd door archeologische vondsten: bij Dejbjerg in Denemarken werden twee kleine rijk versierde wagens met bronsbeslag en kunstzinnig houtsnijwerk gevonden in een veenmoeras. Putten Het genezende aspect van water zie je overal in Europa. In sommige gevallen was het plaatselijke geloof in genezing door watergodinnen en goden zo groot, dat de kerk deze geesten niet konden uitdrijven. Ze maakten dan de godin of god tot Heilige, zoals in het geval van Saint Bridget in Ierland. Lourdes in Frankrijk is een ander voorbeeld van assimilatie door de kerk. In Nederland zijn er nog bronnen te vinden die vroeger hoogstwaarschijnlijk werden geassocieerd met plaatselijke godinnen, maar de meeste zijn gekerstend en dragen tegenwoordig de naam van Maria. Een bekend voorbeeld hiervan is het Putje van Heiloo. De naam Heiloo bestaat uit twee delen: hei-heilig en loo: een open plek in het bos. Dit duidt op de vroegere aanwezigheid van een heilig woud. De put is nu gewijd aan Onze Lieve Vrouwe ter Nood. Volgens een legende vond een koeienherder een Mariabeeldje in de grond en liet hij op die specifieke plek een kapel bouwen. De oudste verwijzing over deze put komt uit 1409. Deze put wordt met genezende krachten geassocieerd en trek nog steeds veel bezoekers. Vruchtbaarheid werd in het volksgeloof vaak verbonden aan putten. Bij veel heilige puttten stond een boom waarin de baby's hingen. Vaak moesten mensen die graag een kindje wilden een tocht over het water ondernemen naar een plaats ten noorden van de
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
9
woonplaats. Van het dorpje Stavoren moest men bijvoorbeeld naar het Rode Klif varen. In het Germaanse geloof lag de hel ook in het Noorden. Leven en dood liggen dicht bij elkaar. Putten stonden ook centraal in cultussen waarin de seksualiteit van vrouwen werd vereerd, de kerk verwees zelfs naar deze heilige putten met de term cunnus diaboli, duivelse vagina. Een onderdeel van de rituelen rond de heilige put was het aankleden van de put. Dit oude heidense gebruik werd in een christelijk jasje voortgezet en verhuisde naar wat nu hemelvaartsdag is. Het was de dag dat volgens sommige heidenen de godin van de onderwereld een zoon baarde. Een christelijke broeder maakte melding van het volgende ritueel aan de bronput van Brustem: “Een der vrouwen daalde langs een trap naar beneden. Met een doorweekt lapken tusschen de vingers, liep ze naar beneden, en het lapken werd vervolgens in de bron geworpen. Dreef het op het water, dan was de zieke, tot wiens intentie men de bedevaart ondernam, niet aangetast door een krankheid. Zonk het, dan was het tegenovergestelde waar en moest er een heilige bezocht worden.” In het christendom zijn bronnen en plassen belangrijke plaatsen van kracht, omdat ze water leveren om te dopen. Daarom werden veel ‘heidense’ bronnen snel gekerstend. In Belgisch Limburg is nog een aantal gekerstende bronnen te vinden: de Drie Gezusters in Rijkel, Brustem en Zepperen, Harlindis en Relindis in Aldeneik, Onze-Lieve-Vrouw van de Blijde Vrede in Helshoven, Sint-Lambertus en Sint-Landoaldus te Wintershoven en Sint-Evermarus te Rutten. Water is de grens tussen werelden en dimensies. Overal in Europa was het nog lang een gewoonte om de doden een muntje in de mond mee te geven, alvorens ze begraven werden. De doden moeten door een veerman over een rivier worden gezet, om de onderwereld en een goed leven na de dood kunnen bereiken. De veerman werd betaald met een muntje. Het idee dat het water een element is dat je kunt helpen om in contact te komen met de goden of de moedergodin, gaat waarschijnlijk terug tot op de Oude Steentijd. Er worden voorwerpen in water gegooid, meestal met de bedoeling uitsluitsel over iets te krijgen, in de toekomst te kijken of zich te verzekeren van een voorspoedige toekomst. Tempels Onder keizer Traianus (98-117 na Chr.) werd op de plaats van een inheemse nederzetting bij het huidige Xanten de Romeinse stad Colonia Ulpia Traiana gesticht. Deze stad wordt stukje bij beetje uitgegraven. In de herfst van 1973 wordt daar een rechthoekige ruimte gevonden, met daarin een klein gebouwtje. Om het gebouwtje stond ooit een galerij. Dicht bij het gebouwtje werd in 1964 een zilverschat ontdekt. Men gaat ervan uit dat dit een tempelschat is geweest en dat het gebouwtje een tempeltje is, waarin inheemse goden of godinnen werden vereerd. Het tempeltje moet al dienst hebben gedaan voordat de stad werd gesticht en in zijn houten vorm deel uitgemaakt hebben van de oorspronkelijke inheemse nederzetting. Later werd het, in overeenstemming met de rest van de Romeinse stad, in steen opgetrokken. Mogelijk was ook Hurstga een inheemse vruchtbaarheidsgodin. Op een altaar uit de Romeinse tijd, gevonden te Kapel-Avezaath, lezen we: “Aan de godin Hurstga heeft volgens haar opdracht Valerius Silvester, gemeenteraadslid van het Municipium der Bataven, (dit Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
10
altaar) gewijd, gaarne en met reden.” De Romein Tacitus schreef over Baduhenna. Zij was hoogstwaarschijnlijk een Friese krijgsgodin. Het eerste deel van haar naam, 'badu-' komt overeen met ‘badwa’, dat strijd betekent. Het gewijde woud van de Godin Baduhenna [Lucus Baduhennae] omvatte het Stellingwerfse gebied. Dit woud was door zijn heiligheid onbewoond. Onder druk van de heidenenvervolging onder Karel de Grote vluchtte men het woud in en stichtte men er uiteindelijk woonplaatsen. Stenen De schrijver en onderzoeker Mircea Eliade vermoedt dat het bij veel cultusplaatsen gaat om wat ze representeren en niet om de plaatsen zelf. Bomen, bronnen en stenen werden niet vereerd om zichzelf, maar om datgene wat ze representeerden. Alleen de stenen die opvielen door grootte, vorm of rituele gebruiken werden vereerd. In Europa kende men ook het gebruik om grenzen af te bakenen met stenen grenspalen. Sagen over mensen die onrechtmatig grenspalen verzetten en die daarvoor fel worden bestraft, treffen we aan in heel West-Europa. In Noordwest-Europa werden grote stenen vooral gezien als woonplekken voor bepaalde geesten. Stenen zijn overal in hun verschillende vormen; bergen, rotsen, stenen, zand. Bergen werden gezien als bezielde wezens, of zelfs goden of godinnen. Stenen werden soms ook gezien als woonplaats van ongeboren zielen en de zielen van overledenen. In Nederland bestonden er zogenaamde ‘kinderstenen’ waarin de zielen zaten van ongeboren kinderen. Vrouwen die een kind wilden brachten offertjes naar dit type steen. De grote megalithische steenformaties die overal in Europa staan, hebben altijd tot de verbeelding gesproken. In België zijn er nog wat kleinere steenformaties te vinden. Omdat men de steenformaties associeerde met het heidendom, geloofde men na de kerstening dat de duivel iets met de stenen te maken had, en men noemde men ze daarna ook wel duivelsstenen. In Belgisch Limburg zijn daarvan voorbeelden in Aalst bij Brustem, Sledderlo (verdwenen) en Langerlo. In andere Europese culturen hebben deze stenen weer een andere betekenis: de steen wordt een beschermer van het leven, tegen de dood. De ziel van een overledene bewoont de steen, de steen wordt een dodenhuis. De megalieten beschermen de levenden tegen eventuele schadelijke acties van de doden. Men dacht dat de stenen vooral bewoond werden door zielen van voorouders, die vruchtbaarheid verleenden aan akkers en vrouwen. De etymologische verklaring van het woord ‘hunebed’ wijst op de reuzen, de hunen. De dolmens deden onze voorouders denken aan graven van reuzen. Eigenlijk betekent huun: ‘dode’ of soms ook ‘doodlaken’ en omdat het verbonden werd met die reuzengraven, is het ook reus gaan betekenen. Christelijke sacrale plaatsen Een sacrale plaats kan een plaats zijn waar een openbaring, een verlichting of een religieus wonder heeft plaatsgevonden. Pelgrimage is een oud gebruik dat sinds enkele decennia weer veel aandacht in de aandacht staat. Hoewel dit gebruik van oorsprong Katholiek is, is dat nu niet meer het geval. Een bedevaart of pelgrimage is een reis naar een plaats die een bijzondere betekenis heeft binnen een religie. De plaats is soms verbonden met een heilige,
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
11
of neemt op een andere wijze een belangrijke plaats in de religieuze geschiedenis. De herleving van de pelgrimsreis begon enkele decennia geleden met de voettochten naar Santiago de Compostella. Nederland heeft nu ongeveer 650 christelijke sacrale plaatsen die ooit, nog steeds of sinds kort bedevaartsoord waren of zijn. Voor de hervorming was heel Nederland rooms-katholiek. Na de Beeldenstorm van 1566 namen de protestanten vele monumentale kerken over. Alles wat leek op 'paepsche superstitiën' (paaps-katholiek, superstitiën -bijgeloof) werd verwijderd. In Nederland werden publieke katholieke manifestaties verboden. Uit vele bewaard gebleven verslagen over 'openlycke afgodery' blijkt dat katholieke processies en bedevaarten nog lang illegaal bleven doorgaan. Redenen voor het ondernemen van een gehele of gedeeltelijke bedevaart kunnen zijn: om over een hogere waarheid na te denken; om respect aan het goddelijke te betuigen, om inspiratie te verkrijgen; om tot bezinning te komen; om een poosje afstand te nemen van het dagelijkse bestaan, en om fysieke of geestelijke genezing te vinden voor zichzelf of een ander. Een bedevaartplaats wordt door de bezoekers vooral als heilzaam ervaren. De plaats is meestal sacraal door een relikwie of spirituele ervaring of gebeurtenis. De plaatsen worden vaak geassocieerd met genezing: veel heiligen werden geneeskrachtige talenten toegedicht en de bezoekers vragen dan ook vooral om kracht en genezing. Ook martelaren worden vereerd: dit lijkt te maken te hebben met het kunnen geven van offers en zelfopoffering. St. Adelbert uit Egmond-Binnen is de langst vereerde heilige in Nederland: al ongeveer 1250 jaar gaan mensen daar op zoek naar innerlijke vrede en genezing. De jongste bedevaartsplaats is sinds 1991 de grote kapel van O.L. Vrouw ter Nood in Heiloo; een 'zusterfiliaal' van Medjugorje in Bosnië, waar Maria in 1981 zou zijn verschenen. Als gevolg van de Yoegoslavische burgeroorlog was dat dorp geruime tijd nauwelijks voor pelgrims bereikbaar. Heilige heidense bomen en Maria verering De Germaanse heidense boomcultus bleek hardnekkiger dan men had gedacht en bleef populair tot in de 16e eeuw. Toen de katholieke kerk besefte dat deze cultus niet zo maar uit te roeien was, trachtte men de oude rituelen te koppelen aan de nieuwe christelijke godsdienst. Men verbond oude heilige heidense bomen aan katholieke heiligen. De bomen werden hierdoor gekerstend. Bij sacrale heidense plaatsen werden kapelletjes gebouwd: de bomen werden nu de zogenaamde kapelbomen. De verering verschoof langzaam van de boom naar de kapel. Er zijn veel verhalen over plotseling opduikende heiligenbeeldjes op oorspronkelijk heidense sacrale plaatsen. De vinder, meestal iemand van eenvoudige komaf, vond dan een beeldje in de grond, in een holle boom of bij een put of bron. Men ging er van uit dat er op de plek waar het beeldje werd gevonden, een kapel moest worden gebouwd. Vooral Maria heeft veel kapellen die op een dergelijke manier tot stand zijn gekomen. In België zijn daar veel voorbeelden van. Onze Lieve Vrouw van Gaverland (Melsele-Beveren) werd in een linde gevonden, een boom die voor de vroegere heidense bevolking een sterke godinnen associatie had. Verder zijn er Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand te Bilzen, Onze-Lieve-Vrouw van d'Ierd (de aarde) te Genk, Onze-Lieve-Vrouw van de Lindekapel te Hoeselt, Onze-Lieve-
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
12
Vrouw van de Beukeboom te Lummen, en Onze-Lieve-Vrouw ten Eikenen te Zonhoven. Bij het Bedeuboompje te Webede te Tongeren worden al sinds de 14e eeuw processies gehouden, waarbij men stopte bij het altaartje dat onder de boom was gebouwd. Tussen Zichem en Diest stond een heilige eik op een heuveltop, de Scherpe heuvel. Deze eik werd aanbeden door de heidense bevolking. Later hing men er een Maria beeldje aan, en de boom werd een drukbezocht Maria heiligdom. Hoewel de boom van oorsprong heidens is, veranderde de mythe rond de boom langzaam maar zeker in een christelijke mythe. De nieuwere versie sprak niet meer over de boom zelf, maar over de beeltenis van Maria, ooit gevonden door een arme herder. De Katholieke kerk besloot in 1602 naast de boom een kleine houten kapel op te richten. Het gevonden beeldje werd in de kapel gezet, maar mensen bleven daarnaast de ‘heidense’ boom bezoeken. De dienstdoende pastoor, meneer Van Thienwinckel, besloot daarom bedevaarten te organiseren vanuit de kapel naar de boom. Daar kon men dan een stukje schors meenemen als relikwie. Ook In Foy-Notre-Dame (Dinant) vond men een Maria beeldje, dit keer in het midden van de stam van een holle boom. Vanaf die vondst gebeurden er wonderen en spontane genezingen na een bezoek aan deze boom. De baron van Celles besloot twee jaar later een kapel bij de boom te bouwen, en daarna bouwde men een kerk. De plaats werd een geliefd bedevaartsoord. Onderzoek In de Lage Landen zijn veel mogelijkheden voor onderzoek naar sacrale plekken. Sommige plaatsen staan op zichzelf, weer anderen lijken een onderlinge connectie te hebben. De mogelijkheid om het landschap te lezen, de verschillende spirituele en culturele lagen te ontdekken en ze te begrijpen, ligt voor ons open. Academie PanSophia wil graag de prechristelijke en christelijke sacrale plaatsen en plekken in de Lage Landen in kaart brengen. Het doel hiervan is educatie: enerzijds door feitelijke kennisoverdracht over de plaatsen en hun achtergrond, anderzijds door het doen herkennen en ervaren van de krachtplaatsen in het landschap. De vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen zal zich bij haar onderzoek enerzijds richten op het vinden van theoretische en praktische informatie over deze sacrale plekken, hun functie en hun ligging. Anderzijds op de spirituele betekenis en de ervaringen van mensen die deze plekken bezoeken. In de vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen is plaats voor mensen die willen bijdragen aan het in kaart brengen van sacrale plaatsen en plekken in de Lage Landen. Belangrijk is dat deelnemers aan de vakgroep het tweeledige uitgangspunt onderschrijven: de feitelijke kennis over de plaatsen combineren met de spirituele, persoonlijke ervaringen ter plaatse. De resultaten van het onderzoek worden op de website van Academie PanSophia, in het onderwijsprogramma en in diverse publicaties wereldkundig gemaakt. Contactpersoon: Linda Wormhoudt, voorzitter vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen,
[email protected] of 020 772 14 37 Wie wil participeren kan zich aanmelden via het aanmeldingsformulier op www.AcademiePansophia.nl, zie Onderzoek > vakgroep sacrale landschapskunde
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
13
Bronnen ‘De geschiedenis van het vermaard Mirakuleus beeld van O.L.Vrouw van ’t Gaverland’, 1886 ‘Bedevaartcultuur in Nederland’, Het Meertens Instituut http://oppelgrimspad.blogspot.com/2007/07/bedevaartsplaatsen-in-nederland.html A. Ström, ‘De godsdienst der volkeren, deel 2’, Utrecht 1963 Moses Hadas, ‘Complete Works of Tacitus’, Modern Library College Editions, 1942 J.M. Bos, ‘Archeologie van Friesland’, Stichting Matrijs, Utrecht, 1995 J. Schuyf, ‘Heidens Nederland, Zichtbare overblijfselen van een niet-christelijk verleden’, Stichting Matrijs, Utrecht, 1995 Selma Sevenhuijsen, ‘De glimlach van de sirene. Reis door het Etruskisch labyrint op zoek naar de Godin, A3 boeken, 2008 Linda Wormhoudt, Goden en sjamanen in Noordwest-Europa, A3 boeken, 2008
Vakgroep Sacrale landschapskunde in de Lage Landen, Academie PanSophia
14