REFERENTIEKADER inzake BOUWKUNDIGE ZORGINFRASTRUCTUUR BIJ SCHEIDEN VAN WONEN EN ZORG SECTOR VERPLEGING EN VERZORGING
Aangeboden
aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Vastgesteld
door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen op 28 mei 2001
Voorbereid
door de Werkcommissie Verpleging en Verzorging
Cbz/nr. bm0.91
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
1. INLEIDING Voor de realisatie van de bouwkundige zorginfrastructuur en gemeenschappelijke voorzieningen bij woonzorgcomplexen (scheiden van wonen en zorg) in de sector verpleging en verzorging heeft het Bouwcollege een referentiekader ontwikkeld. Uitgangspunt bij scheiden van wonen en zorg is dat de zorg wordt aangeboden in de woningen van de zorgvragers. Verzorgingshuizen of verpleeghuizen die geheel of gedeeltelijk overgaan tot extramurale zorgverlening kunnen aan de hand van hun zorgvisie, de lokale situatie, de hoeveelheid woningen en het reeds aanwezige voorzieningenniveau de functies bepalen die zij verder nodig hebben voor het leveren van zorg en dienstverlening aan mensen met een indicatie thuis. Na bepaling van de functies kan vervolgens de daarbij behorende ruimte vastgesteld worden. Het Bouwcollege is van mening dat een aantal voorzieningen noodzakelijk is, zoals kantoor zorgteam, ruimte slaapwacht, tijdelijke opvang (afhankelijk van schaalgrootte), brede gangen en recreatieruimte / multifunctionele ruimte. Daarnaast zijn veel andere voorzieningen denkbaar die afhankelijk van de zorgvisie van het verzorgingshuis en eventueel met huur door derden gerealiseerd kunnen worden. In dit referentiekader is uitgegaan van het stellen van basiskwaliteitseisen aan de voorzieningen.
Cbz/nr. bm0.91
1
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
2. UITGANGSPUNTEN EN DOELGROEP
2.1 Uitgangspunt De behoefte aan zorginfrastructuur hangt samen met: de vraag voor welke doelgroep(en) een functie moet worden uitgeoefend; de aard en de intensiteit van de zorgvraag; en met welk minimum aan zorgbehoefte rekening moet worden gehouden c.q. aanvaardbaar wordt geacht. Als algemeen uitgangspunt voor het neerzetten van onderhavige bouwkundige infrastructuur geldt dat er voldoende onderzoek is gedaan naar de zorgvraag binnen de wijk/buurt waar de infrastructuur wordt gerealiseerd.
2.2 Doelgroep Wat betreft de doelgroep kan worden gesteld dat uitgegaan moet worden van bewoners die geïndiceerd kunnen zijn voor zowel verzorgingshuiszorg als voor verpleeghuiszorg. Dit houdt in dat, ook in een situatie van scheiding van de functies van wonen en zorg, de cliënt recht heeft op de aanwezigheid / beschikbaarheid van 7 x 24 uur zorg. De bewoners zullen niet in dezelfde mate van ondersteunende voorzieningen gebruik hoeven te maken. Het lastige voor een bepaling van de benodigde infrastructuur is niet alleen de verschillende behoefte per bewoner, maar vooral de eventuele snelle verandering c.q. toename van de zorgvraag. Uitgangspunt bij het scheiden van wonen en zorg is dat in hoofdzaak de zorg aan huis wordt geleverd. De (omvang van de) bouwkundige zorginfrastructuur zal dan ook toegesneden moeten zijn op een dynamiek in de zorgvraag. Ook al zullen in het woonzorgcomplex in de aanvangsfase vooralsnog meer zelfredzame bewoners verblijven, op termijn zal rekening moeten worden gehouden met bewoners met sterk verminderd lichamelijk functioneren in combinatie met cognitieve stoornissen. Voor deze bewoners wordt het organiseren van eigen activiteiten steeds moeizamer en kan uiteindelijk tot een minimum aan sociale mobiliteit teruglopen. De eventueel aanwezige voorzieningen in de wijk, als deze niet onder handbereik aanwezig zijn, hebben voor deze bewoners geen betekenis meer. In het complex zelf zullen bij een sterk verminderde mobiliteit, onder handbereik gemeenschappelijke voorzieningen aanwezig moeten zijn om de vereenzaming in de eigen woning en sociaal isolement te voorkomen. Daartoe zijn ruimten voor activiteiten in groepsverband noodzakelijk, die tot de bouwkundige infrastructuur behoren. (Dat laat onverlet dat deze ruimte voor groepsactiviteiten al aanwezig kan zijn in de wijk. Daarbij is het dan nog wel de vraag of, gelet op de afstand tot het woonzorgcomplex, de ruimte geschikt is en voldoende ruim om een aantal extra bewoners op te vangen.)
Cbz/nr. bm0.91
2
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
2.3 De aard van de zorg Gezien de samenstelling van de doelgroep zal de zorg in een bepaalde gradatie beschikbaar moeten zijn: - Dienstverlening. - Verzorging. - Verpleging / verzorging(in combinatie met toezicht). In eerste instantie kan in een beschermende woonomgeving worden volstaan met een dienstverlenende functie. De aanwezigheid van deze functie kan ertoe bijdragen dat de zelfredzaamheid van de bewoner zolang mogelijk intact blijft. Het beroep op intensieve verzorging / verpleging kan uitgesteld worden of zal een minder grote omvang hoeven te krijgen. Te denken valt aan de volgende diensten: • Hulp in de huishouding. • Maaltijdverzorging. • Klussen in huis (reparaties, onderhoud). • Boodschappendienst. • Activiteiten programma. • Alarmering. • Sociaal-maatschappelijke vraagbaak (in de toekomst gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeente en zorgverzekeraars).
Cbz/nr. bm0.91
3
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
3. BOUWKUNDIGE ZORGINFRASTRUCTUUR EN GEMEENSCHAPPELIJKE VOORZIENINGEN De benodigde bouwkundige zorginfrastructuur waar het in deze notitie over gaat staat in zekere zin los van hetgeen hier onder de functie dienstverlening is aangegeven. De bouwkundige zorginfrastructuur in woonzorgcomplexen is vooral gericht op bewoners die: intensieve zorg dan wel; intensieve zorg in combinatie met toezicht nodig hebben. Voor een deel zullen echter de activiteiten in het kader van dienstverlening en (intensieve) zorgverlening op elkaar lijken. Dit is een logisch gevolg van hetgeen hierover eerder is opgemerkt, namelijk de dynamiek in de zorgvraag. In een woonzorgcentrum zal voor een deel van de bewoners vanaf een bepaald moment het toezicht in de eigen woning niet meer efficiënt georganiseerd kunnen worden. Het verblijf gedurende de gehele dag in de eigen woning zou tot isolement leiden. De consequentie is dat in een woonzorgcomplex, onder handbereik, voorzieningen aanwezig moeten zijn voor groepsgerichte activiteiten.
3.1 Benodigde voorzieningen Naar aanleiding van het IWZ-onderzoek (januari 2000, zie bijlage) is een onderscheid gemaakt tussen facultatieve en noodzakelijke elementen. Daarbij zou moeten worden opgemerkt dat het begrip facultatief op de locatie betrekking heeft en uitdrukkelijk niet op de functie. Uitgangspunt is de beschikbaarheid van de facultatieve functies, maar het kan blijken dat deze niet in het eigen complex gerealiseerd hoeven te worden. De invulling hangt af van de relatie met de wijk (bijv. de aanwezigheid van een wijksteunpunt). In overweging wordt gegeven binnen een straal van 1 kilometer te bekijken of enige ondersteunende voorzieningen aanwezig zijn. Naar aanleiding van deze inventarisatie kan bepaald worden welke, als zodanig aangeduide, facultatieve voorzieningen naast de noodzakelijke voorzieningen gerealiseerd moeten worden binnen de zorginfrastructuur. De gevraagde zorgzwaarte is in deze ook een criterium voor het wel of niet gebruik kunnen maken van het zorgcentrum. De als noodzakelijk genoemde elementen in het IWZ-overzicht zijn zorginhoudelijk en organisatorisch gezien een onvermijdelijk vereiste binnen het complex, en vormen de basis van de bouwkundige zorginfrastructuur. (Kantoren voor direct betrokken personeel, ruimte slaapwacht, opslag hulpmiddelen.) Uitgaande van de beschikbaarheid van een eigen woning kan in principe de medische / paramedische zorg aan huis worden geleverd. De noodzaak van meer eigen (para)medische voorzieningen (fysiotherapie en ergotherapie) zal vooral samenhangen met het voorzieningenniveau in de directe omgeving. Naarmate sprake is van een groter aantal “zwaardere” bewoners (en/of andere intramurale voorzieningen op grotere afstand liggen) zal een breder pakket aan zorginfrastructuur binnen het complex voorhanden moeten zijn. Van een zeer uitgebreid voorzieningenniveau zal doorgaans geen sprake kunnen zijn. Wel wordt bij zorg voor 25 zorggeindiceerde ouderen in de wijk gedacht aan de realisatie van één ruimte voor tijdelijke opname / opvang in verband met ziekte, vakantie, crisisopvang etc. Gelet op de schaalgrootte wordt het aantal van 25 bewoners ook als minimum gezien voor toepassing van een dergelijke opvang. Voor intensieve behan-
Cbz/nr. bm0.91
4
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
deling en therapieën is het logisch om terug te vallen op daarvoor gespecialiseerde voorzieningen (bijvoorbeeld in de vorm van dagbehandeling in het verpleeghuis). Om in de toekomst te kunnen voldoen aan de veranderende zorgzwaarte en een flexibel bouwkundige zorginfrastructuur te realiseren wordt geadviseerd de volgende noodzakelijke bestanddelen aan de rand van de bouwkundige zorginfrastructuur te situeren: - recreatieruimte; - de kamers voor tijdelijke opvang; - de doucheruimte / kleedruimte voor het personeel.
3.2 Berekeningen Voor de berekening van de (nuttige) basis vloeroppervlakte van de bouwkundige zorginfrastructuur zijn op basis van praktijkervaringen de volgende uitgangspunten gebruikt: (het resultaat is in bijlage 1 weergegeven) - 1 zorgverlener voor directe zorg (= fte) op 6 geïndiceerden; - kantoor zorgteam heeft een oppervlakte gerelateerd aan het aantal zorgverleners, met tentatief een minimale oppervlakte van 10 m² vermeerderd met 2 m² per zorgverlener; - het kantoor van de zorgcoördinator biedt voldoende ruimte om met 4 personen te kunnen overleggen. Tevens wordt in dit kantoor de persoonlijke administratie van de bewoners geplaatst; - gewenst is de pantry, ten behoeve van het personeel, nabij de intercomruimte en de entree te realiseren. - de doucheruimte met wastafel heeft een minimale oppervlakte van 3 m² en wordt uitgebreid met 3 m² per twee zorgverleners. Deze uitbreiding kan gebruikt worden als kleedruimte en opstelruimte voor kluisjes voor de kleding en dergelijke; - het verdient aanbeveling de intercomruimte beschikbaar te maken voor het gebruik van de slaapwacht, hiervoor dient in deze ruimte een opstelplaats gerealiseerd te worden voor een bed; - de intercomruimte biedt de mogelijkheid om een alarm-/intercominstallatie te plaatsen. Derhalve dient in deze ruimte tegen een wand een werkblad gemonteerd te worden. Afhankelijk van de keuze van het alarmsysteem wordt uitgegaan van de opstelruimte voor een kast met apparatuur; - de kamer voor tijdelijke opvang wordt gerealiseerd bij een aantal van bijvoorbeeld 25 of meer zorggeïndiceerde ouderen. Het totale aantal kamers wordt vervolgens uitgebreid met 1 per 25 ouderen. - per geïndiceerde 1 m² recreatieruimte, hierbij is rekening gehouden met de gelijktijdigheidfactor. Dit wil zeggen dat de zorggeïndiceerde ouderen niet allen tegelijk in de recreatiezaal aanwezig zullen zijn, maar maximaal één dagdeel per dag (= ’s morgens of ’s middags). Voor de recreatieruimte wordt een minimale oppervlakte van 30 m² gehanteerd. Dit in verband met de mogelijkheid tot realisatie van een huiskamersfeer of iets dergelijks; - het is gewenst om nabij de recreatieruimte ruimte te realiseren voor voldoende aangepaste toiletten en/of een invalidentoilet. - binnen de bouwkundige zorginfrastructuur wordt rekening gehouden met de situering van een stallingsruimte voor de elektrocars e.d., met als uitgangspunt een minimale oppervlakte van 10 m². Deze ruimte kan desgewenst gecombineerd worden met bijvoorbeeld de recreatieruimte. Rekeninghoudend met de gelijktijdigheidsfactor wordt ervan uitgegaan dat maximaal de helft van het aantal geïndiceerde ouderen aanwezig is.
Cbz/nr. bm0.91
5
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
Voor de facultatieve bestanddelen dient aandacht besteed te worden aan het gecombineerd gebruik van de aanwezige ruimten in de nabijheid en in de noodzakelijk te realiseren bouwkundige zorginfrastructuur. Met onderstaande rekentabel kan de totale nuttige en bruto vloeroppervlakte bepaald worden. Als voorbeeld is genomen een zorginfrastructuur voor 80 zorggeïndiceerden. Dit is een voorbeeld ten aanzien van de noodzakelijk geachte voorzieningen bij de zorginfrastructuur. De facultatieve voorzieningen (zoals dagopvang en centrale badruimte) zijn niet meegenomen in de tabel. Rekening houdend met de algemene voorwaarden die voor deze bouwkundige zorginfrastructuur gelden, zijnde: - gangen met een breedte van minimaal 2,2 m; - dagmaat van de deuren van de gemeenschappelijke ruimten minimaal 1,1 m (i.v.m. beddentransport); - noodzakelijke manoeuvreerruimte van rolstoelen - meer verkeersruimte ten opzichte van de traditionele verzorgingshuizen in verband met het aansluiten op bestaande bouw(werken), wordt de bruto vloeroppervlakte berekend door de nuttige vloeroppervlakte te vermenigvuldigen met 1,6. Resultaat van invulling van de rekentabel (indicatief) Bewoners 10 20 30 40 49 50 51 99 100 101 125 149 150 151 175 200 297 Bvo [m²] 133 163 278 307 331 424 426 666 739 742 899 982 1074 1075 1232 1390 1960 NB. De sprongen in de cijferreeks zijn voornamelijk het gevolg van het al dan niet realiseren van de extra plaats voor tijdelijke opvang.
3.3 Globale kosten De kosten per vierkante meter zijn getoetst aan de hand van de maximale kosten per vierkante meter van verzorgingshuizen (Referentiekader 2001). Afhankelijk van de bouwtijd (ingeschat is 6 maanden) wordt een inschatting gegeven van de prijs per vierkante meter. Zie bijlage 2, waarin de exacte bedragen van het Referentiekader 2001 als leidraad zijn aangehouden. De kosten komen globaal neer op ƒ 2.460,--/m², prijspeil januari 2001, conform het Referentiekader. Ter informatie: de kosten die gepaard gaan met de realisatie van een bouwkundige zorginfrastructuur voor 80 zorg geïndiceerde ouderen komen ongeveer neer op een bedrag van 1,3 tot 1,5 miljoen gulden met een bruto vloeroppervlakte van 595 m².
3.4 Intramurale verpleeghuis- of verzorgingshuiscapaciteit Indien de initiatiefnemer, in overleg met het zorgkantoor, een gecombineerd (met een gedeelte intramurale verpleeghuiscapaciteit en soms intramurale verzorgingshuiscapaciteit) woonzorgcomplex aanvraagt, zijn er een aantal facultatieve bestanddelen die onderdeel gaan uitmaken van een traditioneel verpleeghuis, en derhalve onder de WZV vallen. Deze bestanddelen zijn nabij de intramurale bouwkundige capaciteit gesitueerd. Het gaat hierbij om de volgende ruimten:
Cbz/nr. bm0.91
6
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader
-
Multifunctionele ruimte, kan gebruikt worden als stiltecentrum, vergaderzaal e.d.. Mortuarium. Satellietkeuken. Centrale personele voorzieningen, dit gaat ten koste van de oppervlakte die al opgenomen is in de rekentabel. Werkkasten per straat extramurale zorg. Kantoor huismeester, werkplaats rolstoelen e.d.. Magazijn huishoudelijke dienst. Spreek- en werkkamer. Garderobe en toiletten bezoekers. Onderzoek en behandelruimten. Apotheek. Fysiotherapieruimte/ergotherapie. Ruimte voor psycho-sociale begeleiding (logopedie/psycholoog/pastor/maatschappelijk werker). Tuinberging. Linnenverzorging. Huisarts. Welzijnswerker.
De binnen de wijk aanwezige fysiotherapeuten- en huisartsenpraktijken bieden mogelijkheden tot samenwerking. Daarbij behoort het realiseren van extra oppervlakte nabij deze praktijken tevens tot een deel van de aangevraagde bouwkundige infrastructuur.
Bijlagen: 1. Indicatieve bouwkundige zorginfrastructuur voor 80 zorggeïndiceerden. 2. Kosten voor de bouwkundige zorginfrastructuur gebaseerd op Referentiekader 2001.
Cbz/nr. bm0.91
7
1 1
pantry
doucheruimte met wastafel personeel/kleedruimte/garderobe apart personeelstoilet
Cbz/nr. bm0.91
Entree met informatiebalie
Gemeenschappelijke voorzieningen recreatieruimte/multifunctionele ruimte + ruimte voor regeneratie garderobe + rolstoeltoilet en algemene toiletten
sanitair grenzend aan kamer tijdelijke opvang
opslag hulpmiddelen Kamer tijdelijke opvang
ruimte slaapwacht
intercomruimte met werkblad voor administratie
1
kantoor zorgcoordinator
13 m² bij 50 bew. 1
1
2 1 per 25 bewoners 8
1 per 4 personeel 1
aantal bewoners/6 x 2 m² +minimaal 10 m² 14
1
3
aantal bewoners/2 x 2 m² (min.30 m²) 13 m² + 0,1m²/geindiceerde
incl.
2 45
8
aantal bewoners/12 x 3 m² +minimaal 3 m² 2
3
oppervlakte
minimaal/basis
NOODZAKELIJKE BESTANDDELEN zorginfrastructuur kantoor zorgteam
BOUWKUNDIGE ZORGINFRASTRUCTUUR
Bijlage 1. Indicatieve bouwkundige zorginfrastructuur
3
21
80
2 135
8
6
23
3
14
37
Aantal zorggeindiceerden 80
nabij het toilet personeel
dient ruimte te bieden voor het opstellen van een bed gecombineerd met kantoor zorgteam en met de entree kan gecombineerd worden met het gebruik van de intercomruimte in een werkkast, nabij de entree gesitueerd aan de rand van het complex i.v.m. uitbreidingsmogelijkheid uitsluitend in combinatie met de kamer tijdelijke opvang
inclusief ruimte om met maximaal 4 personen te overleggen, administratie van de bewoners nabij de intercomruimte, keukenblok van 1,2 m + plaatsingsruimte voor koelkast en kooktoestel gesitueerd nabij de intercomruimte en/of kantoor zorgteam inclusief voorportaal
is vergaderruimte t.b.v. de totale capaciteit personeel
opmerkingen
1 1 1 1
kantoor/spreekruimte
keuken voor de bewoners centrale badruimte
Cbz/nr. bm0.91
b.m. = bouwmaatstaven, door College bouw ziekenhuisvoorzieningen
gemeenschappelijke voorzieningen restaurant/grand café/huiskamer/bibliotheek/ biljartkamer/internetruimte/hobbyruimte atrium/wintertuin kantoor huismeester logeerkamer (is meestal in woning) winkel, pedicure
10
6 25
0,2 m² per geindiceerde + 16 m² 10 a 12
1 min. 10 a 12 m² + 0,3 m² per geindiceerde 1 10 1 10 1 2 m² per plaats
2 m² per geindiceerde
min. 1 per 20 bewoners
behandelruimte fysiotherapie/ergotherapeut
kantoor thuiszorg kantoor maatschappelijk werker vergaderruimte algemeen
rust-/slaapruimte spreekruimte huisarts
FACULTATIEVE BESTANDDELEN zorginfrastructuur ruimte dagopvang/dagverzorging
Nuttige vloeroppervlakte bruto vloeroppervlakte: factor 1,6
berging scootmobiel/elektrocar
Bouwkundige zorginfrastructuur bij scheiden wonen en zorg Referentiekader Indicatieve bouwkundige zorginfrastructuur (vervolg)
372 595
40
huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten gecombineerd met vergaderruimte kan gezien worden als dagbesteding/activiteit voor specifieke doelgroepen
huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten gecombineerd met kantoor zorgteam huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten
niet van toepassing, er wordt in de eigen woning gerust huur, voor afmetingen zie b.m. alg. en kantoorruimten
gecombineerd met de entree
9
Cbz/nr. bm0.91
Totale investeringskosten prijsindexfactor 1,048218 waarde zelf invullen
startkosten
p.m. p.m.
47,-15,-62.--
48,-p.m. 210,-38,--
ƒ 2.459,--
programma- en bestekswijzigingen ƒ loon- en prijswijzigingen ƒ onvoorzien totale werk (6.1 t/m 6.2) ƒ
6.1 6.2 6.0
7.0 DUBO
p.m. ƒ 1.307,-ƒ 212,-ƒ 334,-ƒ 199,-ƒ 49,-ƒ 2.101,--
bijkomende kosten ƒ inventariskosten directiekosten ƒ rente tijdens de bouw ƒ
bouwkundige voorzieningen werktuigbouwkundige voorzieningen elektrotechnische voorzieningen vaste inrichtingen terreinvoorzieningen bouwkosten
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.0
2.0 3.0 4.0 5.0
grondkosten
0.0
Maximale kosten per m² bvo VERZORGINGSHUIZEN aantal m² verbouw: aantal m² nieuwbouw: 558 Prijspeil: jan-01
Bijlage 2. Kosten bouwkundige zorginfrastructuur
- ƒ
- ƒ - ƒ - ƒ
1.372.122,--
26.226,-8.370,-34.596,--
117.180,-21.204,--
- ƒ - ƒ
729.306,-118.296,-186.372,-111.042,-27.342,-1.172.358,-26.784,--
ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ ƒ
nieuwbouw-norm: p.m.
- ƒ
-
verbouw-norm: p.m.
-
-
-
-
-
-
totaal ingediend p.m.
Bouwtijd in maanden 6 verbouw/nieuwbouw: 50%
2% 0.03%
10% 0.07%
0.02%
(Referentiekader 2001)
blijft hetzelfde niet afh. Van bouwtijd
14% vlgs Bouwkostennota
vlgs Bouwkostennota