Bliksemstage Een kijkje in de keuken van een bedrijf
Lesmateriaal voor het vmbo Handleiding voor de docent en werkbladen voor leerlingen
Inhoud
JINC JINC laat jongeren van 8 tot 16 jaar ervaren wat er te koop is op de arbeidsmarkt en welke vaardigheden je daarvoor nodig hebt. Met de projecten van JINC worden jaarlijks ruim 19.000 leerlingen van de basisschool en het vmbo bereikt. Het doel: een juiste studiekeuze, minder kans op schooluitval en beter zicht op werk. JINC is een vereniging die grotendeels wordt gefinancierd door het bedrijfsleven. Ruim 500 bedrijven en instellingen hebben zich (financieel) verbonden aan JINC. Ze stellen hun medewerkers beschikbaar als vrijwilliger, bijvoorbeeld als trainer of als coach. De structurele bijdrage van bedrijven zorgt ervoor dat JINC niet afhankelijk is van subsidies. Hierdoor is het mogelijk snel en slagvaardig te opereren. Projecten zijn er niet voor even, maar kennen continuïteit. JINC is in 2003 opgericht in Amsterdam. Inmiddels is JINC ook actief in Utrecht, Haarlem en Rotterdam.
Colofon Uitgave: JINC, augustus 2011 Fotografie: Otto Straatman en anderen Vormgeving: Dedato ontwerpers en architecten Drukwerk: PrimaveraQuint © 2011 JINC. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van de auteur(s) worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt.
Wat is een Bliksemstage
3
Hoe gebruikt u het lesmateriaal? Deel A Voorbereiding en verslag Les 1 Voor de Bliksemstage Werkblad A1 – Bliksemstagebedrijf in beeld Les 2 Na de Bliksemstage Werkblad A2 – Interview Werkblad A3 – Verslag van de Bliksemstage Deel B Beroepsoriëntatie Les 3 Beroepen Werkblad B1 – Beroepen Les 4 Beroepskeuzetest Werkblad B2 – Beroepskeuzetest Werkblad B3 – Welk type ben jij? Les 5 Een sector verkennen Werkblad B4 – Een sector verkennen
5
Deel C Sociale vaardigheden op de werkvloer Les 6 Eerste indruk, lichaamstaal en taalgebruik Werkblad C – Eerste indruk, lichaamstaal en taalgebruik
6 7 9 10 11
12 13 17 18 19 21 22
28 30
Wat is een Bliksemstage Bliksemstages zijn bedrijfsbezoeken van een dagdeel waarbij leerlingen uit het basisonder wijs en de eerste twee leerjaren van het vmbo een kijkje mogen nemen achter de schermen van een bedrijf. De leerlingen krijgen op deze manier een idee welke beroepen en bedrij ven er zijn, wat er in die bedrijven gebeurt en welke vaardigheden je nodig hebt voor verschillende beroepen.
verantwoordelijk. Tijdens het bezoek zijn de leerlingen verzekerd via de school. Het pro gramma bij het bedrijf duurt ongeveer 2,5 uur en bestaat meestal uit drie onderdelen: – een kennismaking met een korte presentatie over het bedrijf – een rondleiding – een praktisch deel waarin de leerlingen meehelpen in het bedrijf
De Bliksemstages spelen een stimulerende rol bij de beroepskeuze en helpen de leerlingen bij het kiezen voor een sector.
Het programma is bij ieder bedrijf verschil lend. Wel proberen alle bedrijven het pro gramma zo actief mogelijk te maken. Het uitgangspunt is dat de leerlingen op een actieve manier een beeld krijgen van wat het werk bij het bedrijf inhoudt.
Voorbeelden van bedrijven die meedoen met de Bliksemstages zijn: een uitzendbureau, een theater, een reclamebureau, een supermarkt, een bibliotheek, een drukkerij, een bank, een bakker, een kinderdagverblijf, een krant en een bouwbedrijf. Hoe ziet een Bliksemstage eruit? Een Bliksemstage bestaat uit drie onderdelen:
Bij het zoeken naar Bliksemstagebedrijven voor vmbo-leerlingen houdt JINC rekening met het opleidingsniveau van de leerlingen. De focus van de Bliksemstage ligt met name op de mbo-beroepen binnen de bedrijven die bezocht worden.
1 De voorbereiding Het lesmateriaal dat u nu in handen heeft, is bedoeld om de Bliksemstage voor te bereiden en te evalueren. Een deel van de lessen is ver plicht en dient behandeld te worden voor elke Bliksemstage (deel A). Het gebruik van de rest van het lesmateriaal (deel B en C) is optioneel en afhankelijk van wat de leerlingen al gedaan hebben aan beroepsoriëntatie en sociale vaardigheidstraining.
3 De evaluatie Om de kwaliteit van de Bliksemstages in de gaten te houden, vullen de docenten en/of begeleiders na afloop van een Bliksemstage een evaluatieformulier in. De leerlingen schrijven een verslag over hun bezoek. Deze verslagen worden opgestuurd naar JINC. JINC stuurt de verslagen door naar de bedrijven. Het schrijven en opsturen van de verslagen is een verplicht onderdeel van het project.
2 Het bedrijfsbezoek De leerlingen gaan in groepjes van ongeveer acht naar een bedrijf. Ze worden daarbij bege leid door één of twee volwassenen. Voor de begeleiding en de groepsindeling is de school
Lesmateriaal vmbo JINC 3 2
“Tijdens de Bliksemstage bij Hotel Krasnapolsky kregen we allerlei beroepen te zien: van receptioniste tot housekeeper. In de keuken mochten we zelfs een taart bakken!” Moussa, leerling Calandlyceum
4 JINC Lesmateriaal vmbo
Hoe gebruikt u het lesmateriaal? Het lesmateriaal bestaat uit drie delen. Bij elke les horen één of meer werkbladen. Deel A Deel A behandelt de voorbereiding en de afsluiting van de Bliksemstage. Deze onderde len zijn verplicht voor alle leerlingen. Voor de Bliksemstage De leerlingen onderzoeken het bedrijf waar ze naar toe gaan en formuleren vragen die ze wil len stellen. Ook is er aandacht voor omgangs vormen en gedrag tijdens het bezoek. Na de Bliksemstage Na afloop van de Bliksemstage vertellen de leerlingen aan elkaar over hun ervaringen en schrijven ze een verslag aan het bedrijf waar ze zijn geweest. Deel B Deel B bestaat uit een aantal lessen over beroepsoriëntatie. U kunt zelf kiezen welke onderdelen u wilt behandelen. Dit is afhanke lijk van de school en de afdeling waar u werkt en wat de leerlingen al gedaan hebben op het gebied van beroepsoriëntatie. Deel B bestaat uit de volgende onderdelen: Beroepen Deze les is een algemene beroepsoriëntatie. Welke beroepen zijn er zoal? Welk werk lijkt de leerlingen leuk? Wat houdt het werk in? Welke beroepen worden er in de omgeving van de leerlingen uitgeoefend? De les is geschikt voor het 1e leerjaar van het vmbo en/of voor groe pen die voor het eerst op Bliksemstage gaan. Beroepskeuzetest In deze les maken de leerlingen een beroeps keuzetest om te ontdekken welk soort werk goed bij hen past: is dat praktisch werk, on
derzoekswerk, creatief, sociaal, ondernemend of administratief werk? De les sluit goed aan bij de vorige les, maar kan ook apart worden gegeven. Een sector verkennen Deze les gaat over de verschillende sectoren binnen het vmbo. De leerlingen verkennen een sector naar keuze. Aan de hand van een interview met iemand die in deze sector werkzaam is, zien de leerlingen welke be roepsmogelijkheden er in die sector zijn, wat het werk inhoudt en welke vaardigheden en eigenschappen je ervoor nodig hebt. Tijdens de Bliksemstage bezoeken de leerlingen een bedrijf in dezelfde sector. Deze les is bedoeld voor leerlingen in het 2e leerjaar die een sec tor moeten kiezen. Deel C Dit onderdeel bestaat uit een aantal op drachten over sociale vaardigheden op de werkvloer. Bij de les hoort een werkblad en er zijn enkele opdrachten die de leerlingen in groepjes in de klas kunnen doen. Eerste indruk De leerlingen leren dat hun fysieke verschij ning op de werkvloer bepalend is voor de eerste indruk. Lichaamstaal In deze les leren de leerlingen dat lichaams taal soms nog belangrijker is dan gesproken woorden. Formeel taalgebruik De leerlingen worden zich bewust van het feit dat de taal die je gebruikt afhankelijk is van de persoon met wie je het gesprek voert. Tegen een vriend zeg je dingen op een andere manier dan tegen je leraar of baas.
Lesmateriaal vmbo JINC 5 4
Voorbereiding en verslag
A Les 1 Voor de Bliksemstage Doel De leerlingen bereiden zich voor op het bedrijfsbezoek, dat wil zeggen: - De leerlingen zoeken informatie over het bedrijf waar ze naartoe gaan. - De leerlingen formuleren vragen die ze tijdens het bezoek willen stellen. Materiaal - Werkblad A1 – Bliksem stagebedrijf in beeld - Computers met internetverbinding Tijd Ongeveer 1 uur Voorbereiding Lees de handleiding door, zodat u zelf goed weet wat het project Bliksemstage inhoudt.
Introductie Vertel de leerlingen dat ze binnenkort op Bliksemstage gaan. Dat betekent dat ze op bezoek gaan bij een bedrijf om te zien en te ervaren wat voor werk ze daar doen en of dat misschien iets voor hen is. In deze les bereiden de leerlingen het bezoek voor. Naar welke bedrijven gaan de leerlingen? Wat zijn dat voor bedrijven? Wat willen ze weten? Hoe komen ze er? Besteed ook aandacht aan gewenst gedrag. De leerlingen zijn te gast bij het bedrijf, dus: – wees beleefd – wees rustig: er wordt gewerkt bij het bedrijf, veroorzaak zo weinig mogelijk overlast! Deel C gaat dieper in op het onderwerp sociale vaardigheden. Opdracht: Breng het Bliksemstagebedrijf in beeld De leerlingen brengen het bedrijf waar ze naar toe gaan in beeld aan de hand van de vragen op Werkblad A1. Ze kijken hierbij op de website van het bedrijf. U kunt deze opdracht ook thuis laten doen. Bespreek de antwoorden met de leer lingen. Welke vragen hebben ze bedacht? Weten ze hoe ze er moeten komen?
Zorg dat de leerlingen al ingedeeld zijn in groepjes en dat ze weten naar welk bedrijf ze gaan.
6 JINC Lesmateriaal vmbo
Werkblad A1 Bliksemstagebedrijf in beeld A Binnenkort ga je op Bliksemstage. Je gaat naar een bedrijf om te zien wat ze daar doen. Je helpt er een handje mee. Zo krijg je een idee wat het werk inhoudt en of het misschien iets voor jou is. Bereid het bezoek goed voor! Beantwoord de vragen hieronder. Je kunt op internet naar informatie zoeken over het bedrijf. De meeste bedrijven hebben een eigen website. Naar welk bedrijf of naar welke instelling ga je?
Wat is het adres van de website?
Wat is het adres van het bedrijf?
Welke producten of diensten maakt of levert het bedrijf?
Bij welke sector hoort dit bedrijf?
Welke informatie kun je nog meer over het bedrijf vinden? (Bijvoorbeeld: Hoeveel mensen werken er? Heeft het bedrijf meer vestigingen? Is het een internationaal bedrijf?)
Welke beroepen zijn er binnen het bedrijf?
Wat verwacht je te zien of te doen?
Lijken de werkzaamheden binnen het bedrijf je leuk om te doen? Waarom wel/niet?
Lesmateriaal vmbo JINC 7 6
A
Hoe kom je er? Als je wilt weten hoe je met het openbaar vervoer bij het bedrijf komt, kun je kijken op www.9292ov.nl. Tik het adres van de school en van het bedrijf in en klik aan hoe laat je bij het bedrijf moet zijn. Maak een uitdraai van de routebeschrijving. Hoe laat moet je bij het bedrijf zijn?
Hoe laat moet je dan vertrekken?
Met welk vervoermiddel ga je? Tram/bus/metro/anders, namelijk
Wat wil je weten? Bedenk vijf vragen die je wilt stellen tijdens het bezoek. Vergeet de vragen niet mee te nemen naar de Bliksemstage! Vraag 1
Vraag 2
Vraag 3
Vraag 4
Vraag 5
8 JINC Lesmateriaal vmbo
AA Les 2 Na de Bliksemstage Doel De leerlingen wisselen erva ringen uit en schrijven een verslag voor een bedrijf.
Introductie In deze les vertellen de leerlingen elkaar over hun ervaringen. Daarnaast schrij ven ze een verslag over het bedrijfsbezoek. Dit verslag is bestemd voor het bedrijf en een verplicht onderdeel van de Bliksemstage.
Materiaal Werkblad A2 – Interview Werkblad A3 - Verslag van de Bliksemstage
Opdracht 1: Vertel over je ervaringen Laat de leerlingen elkaar in tweetallen interviewen over hun ervaringen. Ge bruik hiervoor Werkblad A2 (Interview).
Tijd 1,5 uur Voorbereiding geen
Opdracht 2: Schrijf een verslag De leerlingen schrijven een verslag over hun ervaringen tijdens het bedrijfsbe zoek. Dit doen ze aan de hand van Werkblad 3 (Verslag van de Bliksemstage). Het verslag is bestemd voor het bedrijf waar ze zijn geweest. In het verslag komen de volgende onderwerpen aan de orde: – Wat heb je gezien en gedaan? – Wat vond je leuk? – Wat heb je geleerd? – Ben je anders over het werk gaan denken? – Zou je later zelf bij het bedrijf willen werken? Waarom wel/niet? – Heb je tips om het bezoek nog beter te maken? − Welke beroepen zag je en wat deden de mensen? Verzamel de verslagen en stuur ze op naar JINC. Wij sturen de verslagen door naar de betreffende bedrijven. De bedrijven stellen de verslagen erg op prijs. Zij willen graag weten hoe de leerlingen het bezoek ervaren hebben.
Tip Sommige scholen laten de leerlingen in plaats van een verslag een bedankbrief schrijven die beoordeeld wordt tijdens de les Nederlands. Leerlingen worden dan geprikkeld de opdracht serieus te nemen, waardoor de inhoud van de brief wordt verbeterd en het leereffect wordt vergroot.
Lesmateriaal vmbo JINC 9 8
Werkblad A2 Interview A
1 Het interview Houd een interview met een klasgenoot over zijn of haar ervaringen tijdens de Bliksemstage. Kies een klasgenoot die naar een ander bedrijf is geweest dan jij. Stel de volgende vragen: 1 Naar welk bedrijf ben je geweest?
2 Wat heb je gezien en gedaan?
3 Welke beroepen heb je gezien?
4 Was het zoals je had verwacht, of ben je nu anders over het werk gaan denken?
5 Wat vond je het leukst aan de Bliksemstage?
6 Wat moet je goed kunnen om dit werk te kunnen doen?
7 Lijkt het je leuk werk? Waarom wel/niet?
Wissel daarna van rol.
10 JINC Lesmateriaal vmbo
Werkblad A3 Verslag van de Bliksemstage Naam
A
School
Klas
Bij welk bedrijf ben je geweest?
Datum
Schrijf hieronder een verslag over de Bliksemstage. Wat heb je daar gezien en gedaan? Welke beroepen ben je tegen gekomen? Wat vond je leuk en wat vond je minder leuk? Zou je later zelf bij dit bedrijf willen werken?
Lesmateriaal vmbo JINC 11 10
Beroepsoriëntatie
Les 3 Beroepen Opdracht 1: Beroepenquiz Doe de quiz met de leerlingen. De leerlingen strepen op het werkblad aan of de beweringen waar of niet waar zijn. Wie heeft de meeste antwoorden goed?
AB
Doel – De leerlingen krijgen inzicht in welke soorten beroepen er zijn en wat die beroepen inhouden. – De leerlingen ontdekken wat voor werk mensen in hun omgeving doen. – De leerlingen krijgen inzicht in hun eigen interes ses. Materiaal Werkblad B1: Beroepen Tijd Ongeveer 1 uur Voorbereiding Geen
1 Als je veel geld wilt verdienen, kun je beter loodgieter worden dan administratief werk doen. Waar: het startsalaris van iemand met een technisch beroep is zelfs hoger dan dat van iemand met een hbo of universitaire opleiding (bron: Volkskrant, 25 april 2008). 2 Als je veel vakantie wilt, moet je in de horeca gaan werken. Niet waar: in de horeca werk je vaak juist als andere mensen vakantie hebben en je maakt vaak lange dagen. 3 Als je ’s ochtends moeilijk uit je bed kunt komen, kun je maar beter niet in de bouw gaan werken. Waar: bouwvakkers beginnen vroeg met hun werk (en zijn ook vroeg weer klaar). 4 Als je je eigen zaak hebt, kun je vrij nemen wanneer je maar wilt. Niet waar, waarschijnlijk maak je meer uren dan wanneer je in loondienst bent. 5 Als je een beetje lui bent, kun je het beste kapster worden. Niet waar, kapsters staan de hele dag, het is een fysiek zwaar beroep. 6 Als je snel vindt dat mensen zeuren, moet je niet in een kledingzaak gaan werken. Waar, een verkoper moet klantvriendelijk zijn en aardig blijven tegen zeurende klanten. 7 Als je eigenwijs bent, kun je maar beter je eigen bedrijf beginnen. Waar, waarschijnlijk moet je hard werken, maar je bent wél je eigen baas. Opdracht 2: Beroepen in je omgeving Zie Werkblad B1, opdracht 2. De leerlingen kiezen vier mensen uit hun omge ving en geven een korte omschrijving van het beroep dat zij uitvoeren. Als ze niet weten wat het beroep is, kunnen ze dat opzoeken op internet (bijvoor beeld op www.beroepenkrant.nl of www.werk.nl) of vragen aan de betreffende persoon. Opdracht 3: Beroepen in beeld De leerlingen bekijken de foto’s bij opdracht 3 op Werkblad B1 en schrijven de naam van het beroep eronder. Ze schrijven er ook bij in welke sector het beroep thuishoort. Ze kiezen een beroep uit dat hen leuk lijkt en beantwoorden indivi dueel of in tweetallen de vragen op het werkblad. Bespreek de antwoorden.
12 JINC Lesmateriaal vmbo 13
Werkblad B1 Beroepen 1 Quiz: Test je kennis over beroepen Wat weet jij al over beroepen? Test hier je kennis!
A B
Waar of niet waar? Als je veel geld wilt verdienen, kun je beter loodgieter worden dan administratief werk doen.
waar/niet waar
Als je veel vakantie wilt, moet je in de horeca gaan werken.
waar/niet waar
Als je ’s ochtends moeilijk uit je bed kunt komen, kun je maar beter niet in de bouw gaan werken.
waar/niet waar
Als je je eigen zaak hebt, kun je vrij nemen wanneer je maar wilt.
waar/niet waar
Als je een beetje lui bent, kun je het beste kapster worden.
waar/niet waar
Als je snel vindt dat mensen zeuren, moet je niet in een kledingzaak gaan werken.
waar/niet waar
Als je eigenwijs bent, kun je maar beter je eigen bedrijf beginnen.
waar/niet waar
2 Wie doet wat in jouw omgeving? Welke beroepen hebben de mensen in je omgeving? Breng de beroepen in kaart. Kies vier mensen uit je omgeving met een verschillend beroep. Bijvoorbeeld je vader, je moeder, je buurman, je zus of je tante. Schrijf de namen in de vakken hieronder en op de volgende pagina. Welk beroep hebben ze? Schrijf dat eronder. Wat houdt dat werk in? Geef van elk beroep een korte beschrijving.
Tip Je kunt aan de persoon vragen wat zijn of haar werk inhoudt, maar je kunt ook op internet zoeken naar informatie over het beroep.
Naam: Beroep: Wat houdt dat in:
Kijk bijvoorbeeld op: www.beroepenkrant.nl of www.werk.nl.
Wat moet je goed kunn
te oefenen: en om zo’n beroep uit
Lesmateriaal vmbo JINC 13 12
Naam: Beroep: Wat houdt dat in:
AB Wat moet je goed kunn
en om zo’n beroep uit
te oefenen:
Naam: Beroep: Wat houdt dat in:
Wat moet je goed kunn
Naam: Beroep: Wat houdt dat in:
Wat moet je goed kunn
en om zo’n beroep uit
14 JINC Lesmateriaal vmbo
te oefenen:
en om zo’n beroep uit
te oefenen:
3 Beroepen in beeld Hieronder zie je negen foto’s van verschillende beroepen. Welke beroepen zie je op de foto’s? Schrijf die eronder. Bij welke sector hoort het beroep denk je? Schrijf dat er ook onder. Kies uit: – economie – techniek – zorg en welzijn – landbouw
A B
Beroep
Beroep
Beroep
Sector
Sector
Sector
Beroep
Beroep
Beroep
Sector
Sector
Sector
Beroep
Beroep
Beroep
Sector
Sector
Sector
Lesmateriaal vmbo JINC 15 14
Welk beroep lijkt jou het leukst? Waarom?
AB Wat moet je doen bij dat beroep?
Zet een streep door de dingen die je niet moet doen. Je moet er veel bij zitten/bewegen Je werkt alleen/samen met anderen Je werkt op één plaats/op verschillende plaatsen/achter een bureau Je moet er veel bij nadenken/met je lichaam werken Je moet er veel/weinig voor leren Je werkt binnen/buiten Je bent wel/niet je eigen baas Je helpt er wel/geen andere mensen mee Je werkt wel/niet met gereedschappen of machines Je draagt wel/geen speciale kleren Het is wel/geen precies werk Het is wel/geen creatief werk Het is rustig/gevaarlijk werk Het werk is afwisselend/iedere dag hetzelfde Je verdient er veel/normaal/weinig geld mee Kijk nog eens naar de foto’s. Welk beroep past goed bij jou, denk je? Waarom?
Welk beroep past niet goed bij je, denk je? Waarom niet?
16 JINC Lesmateriaal vmbo
B
Les 4 Beroepskeuzetest Over de test De test is niet genormeerd, maar is vooral bedoeld als stimulans om de leer lingen na te laten denken over hun interesses. Er wordt gebruik gemaakt van een zestal types: is de leerling een realistisch iemand, een sociaal iemand, een artistiek/creatief iemand, een onderzoekend iemand, een ondernemend iemand of een conventioneel iemand. Deze typeringen zijn gebaseerd op het Beroepskeuze Zelf Onderzoek (BZO) dat in beroepskeuzetrajecten voor jongeren en volwassenen gebruikt wordt. De leerlingen geven aan of ze zich in een van deze typeringen herkennen. Als ze zich in geen enkel type herkennen, mogen ze hun eigen typering schrijven. Het is dus niet zo belangrijk of de test ‘klopt’, de test dient vooral als uitgangspunt voor het onderzoek naar de eigen interesses. Lesinhoud De leerlingen vullen de test op Werkblad B2 individueel in. Als alle vragen be antwoord zijn, tellen de leerlingen hoe vaak ze dezelfde letter gekozen hebben. Deel daarna Werkblad B3 uit met de beschrijvingen van de zes verschillende types. Elke letter die de leerlingen aangekruist hebben, correspondeert met een bepaald type. Bij elk type wordt een lijst met werkzaamheden/beroepen gegeven. De leerlingen beantwoorden de vragen onder aan het werkblad. Bespreek de uitslag van de test. Welk type is eruit gekomen? Herkennen de leerlingen zich in dat type? Zo niet, herkennen ze zich in een ander type? Zijn er ook leerlingen die zelf een typering geschreven hebben?
Lesmateriaal vmbo JINC 17 16
Doel De leerlingen ontdekken wat hun eigen interesses zijn en krijgen een idee wat voor soort werk bij hen past. Materiaal Werkblad B2: Beroepskeuzetest Werkblad B3: Welk type ben jij? Tijd Ongeveer 30 minuten (u kunt de test ook aan sluitend aan de vorige opdrachten laten maken) Voorbereiding Geen
Werkblad B2 Beroepskeuzetest Welk type ben jij? Ben je nieuwsgierig of creatief? Ben je sociaal of ondernemend? Of misschien heel praktisch of juist precies? Wat voor soort werk past goed bij jou? Doe de test en je weet het.
AB
Zo werkt het: Hieronder staan twaalf vragen. Kies steeds het antwoord dat het best bij je past. Zet een rondje om de letter voor het antwoord. Je moet steeds één antwoord kiezen, ook als je alle drie de antwoorden leuk vindt of juist niet. 1 In mijn vrije tijd: 7 In de vakantie wil ik: D doe ik veel aan sport. H een kamp voor gehandicapte P game ik op mijn pc. kinderen begeleiden. N lees ik een boek. O bergbeklimmen. K een theaterworkshop volgen. 2 Als er een schoolfeest is op school, dan O bemoei ik me het liefst overal mee. 8 Ik wil graag: D ga ik rond met de hapjes. K anders zijn dan anderen. K regel ik de muziek. N weten hoe iets in elkaar zit. H dat andere mensen mij aardig vinden. 3 Als bijbaantje wil ik het liefst: D vakken vullen in de supermarkt. 9 Ik wil werk waarbij ik: H oppassen op de kinderen van de buren. H veel moet luisteren. O mensen vragen stellen over allerlei dingen O veel moet praten. voor een bureau dat marktonderzoek doet. N veel moet nadenken. 4 N P K
Later wil ik: verpleegkundige worden. bij de politie werken. fotograaf worden.
10 Ik wil graag: D met mijn handen werken. P op een kantoor werken. N verder studeren.
5 O N K
Het lijkt me leuk om: mijn eigen bedrijf te hebben. computerprogramma’s te ontwerpen. op het podium te staan.
11 Het lijkt me leuk om: D aan auto’s te sleutelen. P bij een bank te werken. K beroemd te worden.
6 O H P
Ik vind het belangrijk om: veel geld te verdienen. andere mensen te helpen. mij aan regels en afspraken te houden.
12 Ik wil het liefst werken met: H mensen. D dieren. P computers.
Hoe vaak heb je de letter D gekozen? Hoe vaak heb je de letter N gekozen? Hoe vaak heb je de letter K gekozen? Hoe vaak heb je de letter H gekozen? Hoe vaak heb je de letter O gekozen? Hoe vaak heb je de letter P gekozen?
keer keer keer keer keer keer
Welke letter heb je het meest gekozen? De letter Welke letter(s) heb je ook vaak gekozen? De letter(s) Op de volgende bladzijden staat bij elke letter een beschrijving. Lees de beschrijvingen die bij de letters horen die je het meest hebt gekozen.
18 JINC Lesmateriaal vmbo
Werkblad B3 Welke type ben jij? Hieronder staat bij elke letter een verhaaltje. Lees de verhaaltjes die bij de letters horen die je het meest hebt gekozen.
DDD
NNN
KKK
DeDe De doener doener doener
DeDe De nieuwsgierige nieuwsgierige nieuwsgierige
DeDe De kunstenaar kunstenaar kunstenaar
Als je vaak de letter D hebt gekozen, ben je waarschijn lijk een doener. Je zit niet graag stil, je bent altijd bezig met bijvoorbeeld sporten, in de tuin werken, de hond uitlaten of knutselen. Je bent praktisch ingesteld en je bent handig. Je wilt graag resultaat zien van je werk en je vindt het prettig om licha DeDe De ondernemer ondernemer ondernemer melijk actief te zijn. Lezen en studeren vind je niet zo leuk.
Als je vaak de letter N hebt gekozen, ben je waarschijn lijk een nieuwsgierige. Je denkt veel na over de dingen om je heen. Je onderzoekt graag dingen en bent altijd benieuwd naar het hoe en waarom van dingen die je ziet. Je vindt dat je de dingen van alle kanten moet bekijken. ‘Je moet niet DeDe De precieze precieze precieze zomaar iets roepen als je het niet goed hebt onderzocht’, vind je. Je bent nieuwsgierig, je leest veel en je kunt goed leren. Voor de beroepen die hier goed bij passen, moet je vaak na de middelbare school verder studeren.
Als je vaak de letter K hebt gekozen, ben je waarschijn lijk een kunstenaar. Je bent creatief en je houdt ervan mooie dingen te maken. Wat je maakt hoeven anderen niet mooi te vinden, als je het zelf maar mooi vindt. Mensen vinden soms dat je een aparte smaak hebt. Je hebt een rijke fantasie. Misschien speel je toneel, schrijf je verhalen of maak je je eigen kleren. Of houd je je bezig met muziek en dans. Iets namaken doe je niet, daar houd je niet van. Je wilt het echt zelf maken, je wilt iets tot leven laten komen.
OOO
Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen zijn: – hovenier – bloemist – dierverzorger – medewerker groen voorziening – fruitkweker – productiemedewerker – elektricien – houtbewerker – schilder – installatiemonteur – meubelmaker – bouwkundig tekenaar – automonteur – brandweerman – vrachtwagenchauffeur – grafisch ontwerper – schoenmaker – schipper – kok – banketbakker – postbode – huisvrouw of huisman – sportleraar – woningstoffeerder – werk in een kledingatelier
PPP
Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen zijn: – in een laboratorium werken – ontwerper van computer programma’s – huisarts – oogarts – chirurg – apotheker – psycholoog – pedagoog – wiskundige – onderzoeker – vertaler – weervoorspeller – journalist – advocaat – rechter – redacteur
Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen zijn: – schrijver – acteur – fotograaf – modeontwerper – muzikant – cabaretier – tuinarchitect – pottenbakker – edelsmid – striptekenaar – schilder – binnenhuisarchitect – kok – meubelmaker
Lesmateriaal vmbo JINC 19 18
HHH
A B
DeDe De helper helper helper
Dedoener doener De
H
nstenaar
AB
O O
De helper
Deondernemer ondernemer De
Als je vaak de letter H hebt gekozen ben je waarschijn lijk een helper. Je bent een sociaal mens. Je werkt graag met anderen en je maakt het hen graag naar de zin. Je hebt een hekel aan ruzie, je wilt graag dat anderen je aardig vinden. Misschien heb je er moeite mee om nee te zeggen als mensen je iets vragen. Je kunt goed luisteren. Vrienden komen gemakkelijk naar je toe als zij problemen hebben. Je bent praktisch ingesteld, je discussieert graag en je neemt deel aan allerlei activiteiten.
Als je vaak de letter O hebt gekozen, ben je waarschijn lijk een ondernemer. Je houdt van uitdagingen, van spanning en avontuur. Je houdt er niet van als alles al vastligt, je wilt zelf bepalen welke kant het op moet. ‘Geef mij de leiding maar’, zeg je. Je zit boordevol ideeën en regelt het zo dat anderen je ideeën uitvoeren. Je vindt vaak dat je gelijk hebt en je houdt dan ook niet gemakkelijk rekening met anderen. Je wilt het later graag ver brengen en je gaat ervan uit dat je leven een succes wordt.
Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen zijn: – verpleegkundige – kraamverzorger – leidster kinderdagverblijf – juf of meester – bejaardenverzorger – speltherapeut – activiteitenbegeleider – buurthuiswerker – maatschappelijk werker – ober – baliemedewerker – receptionist
Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen, zijn: – politicus – verkoper – reisleider – vertegenwoordiger – eigen zaak – directeur van een bedrijf – op een reclamebureau – persvoorlichter – marktkoopman
Denieuwsgierige nieuwsgierige De
PP
Deprecieze precieze De Als je vaak de letter P hebt gekozen, ben je waarschijn lijk een precieze. Je wilt graag weten waar je aan toe bent. Je bent precies en se rieus, je houdt niet van rom mel. Je houdt je goed aan afspraken en regels. Je past je gemakkelijk aan anderen aan en je vindt het prettig als de zaakjes goed geregeld zijn. Dat geeft duidelijk heid en zekerheid. ‘Je moet zo weinig mogelijk aan het toeval overlaten’, vind je. Voorbeelden van beroepen die hier goed bij passen zijn: – politieagent – douanebeambte – secretaresse – boekhouder – bankemployé – gemeenteambtenaar – bibliothecaris – suppoost in een museum – administratief mede werker – magazijnmedewerker – parkeerwachter – conducteur – caissière – telefonist – computerprogrammeur
Herken je jezelf in de beschrijving bij de letter die je het meest hebt gekozen? Ja/nee Zo nee, herken je jezelf in een andere beschrijving? Ik herken mezelf het best in beschrijving
Herken je jezelf in geen enkele beschrijving? Schrijf er dan zelf één. Je kunt ook uit de beschrijvingen de zinnen overnemen waarvan je vindt dat ze bij je passen.
20 JINC Lesmateriaal vmbo 21
Dekunstenaar kunstenaar De
Les 5 Een sector verkennen Introductie Bespreek de vier sectoren op het vmbo: economie, zorg en welzijn, landbouw en techniek. Schrijf de namen op het bord. Hebben de leerlingen al een idee welke sector hen leuk lijkt? Welke sectoren zijn er op school? Iedere sector is weer verdeeld in verschillende afdelingen. Schrijf (een aantal voorbeelden van) de afdelingen achter de sectoren op het bord. De afdelingen zijn: Doel Deze les helpt de leerlingen bij het maken van een sector keuze. – Ze weten welke sectoren en afdelingen er zijn op het vmbo. – Ze kunnen voorbeelden geven van beroepen die bij een sector passen. – Ze krijgen inzicht in wat het werk in een bepaalde sector inhoudt en welke opleiding(en), vaardig heden en eigenschappen je daarbij nodig hebt. Materiaal Werkblad B4 – Een sector verkennen Tijd Ongeveer 1 uur Voorbereiding Stel u op de hoogte van de sectoren en afdelingen op uw school. Voor meer infor matie over de verschillende sectoren in het vmbo kunt u kijken op: www.vmbo.kennisnet.nl www.digischool.nl
Economie – Administratie – Handel en verkoop – Consumptief – Mode en commercie Zorg en welzijn – Verzorging – Uiterlijke verzorging Landbouw – Tuinbouw/bosbouw – Landbouw/veehouderij – Levensmiddelentechnologie Techniek – Bouwtechniek – Elektrotechniek – Grafische techniek – Installatietechniek – Metaaltechniek – Scheepvaart – Transport en logistiek – Voertuigentechniek Welke afdelingen zijn er op school? Opdracht 1: Welke beroepen horen bij welke sector? De leerlingen maken opdracht 1 van Werkblad B4 zelfstandig. Bespreek de antwoorden. Opdracht 2: Een dag uit het leven van … De leerlingen lezen het interview bij opdracht 2 van Werkblad B4 met iemand die een beroep uitoefent in de sector die de leerling het leukst lijkt. Uit iedere sector vertelt iemand over zijn of haar beroep: Hoe ziet een werkdag eruit? Wat is er leuk aan het werk? Welke opleiding heb je nodig? Welke loopbaanmoge lijkheden zijn er? Etc. De mensen die geïnterviewd zijn, hebben een vmbo achtergrond en zijn werk zaam bij een bedrijf dat meedoet aan de Bliksemstages. De leerlingen beantwoorden de vragen op het werkblad. Ze kunnen dit individueel doen of samen met een leerling die hetzelfde beroep heeft gekozen. Bespreek de antwoorden.
Lesmateriaal vmbo JINC 21 20
A B
Werkblad B4 Een sector verkennen 1 Welke beroepen horen bij welke sector?
AB
Vul de tabel in. Welke vier sectoren zijn er op het vmbo? Schrijf achter elke sector welke beroepen daarbij horen. Kies uit: – Grafisch ontwerper – Tandartsassistent – Kok – Secretaresse – Automonteur – Dierverzorger – Kapper – Bloemist Bedenk bij elke sector ook zelf nog twee beroepen. Sector
Beroepen 1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3 4 Elke sector heeft weer verschillende afdelingen. Welke afdelingen zijn er op jouw school?
22 JINC Lesmateriaal vmbo 23
Welke sector lijkt jou leuk?
Welke afdelingen heeft die sector?
A B Welke afdeling lijkt jou leuk?
2 Een dag uit het leven van … Hieronder staan vier interviews met mensen die een beroep uitoefenen in een sector. Kies het beroep dat jou het leukst lijkt. Lees dit interview en beantwoord de vragen. – Mirjam, grafisch ontwerpster bij Dedato – Danny, zelfstandig hovenier bij Hoek Hoveniers – Lorenzo, schadebehandelaar bij de Europeesche Verzekeringen – Malembey, leidster plus bij Hestia Kinderopvang
Mirjam (31 jaar) grafisch vormgeefster bij Dedato “Toen ik nog op de mavo (vmbo-t) zat wist ik eigenlijk niet zo goed wat voor vervolgop leiding ik wilde doen. Een familielid van mij werkte in de grafische sector en nam mij mee naar de open dag van de grafische school. Ik was direct enthousiast en heb toelatingsexa men gedaan voor deze opleiding. Gelukkig werd ik aangenomen! Na de grafische school heb ik verder gestudeerd aan de kunstacade mie. Als grafisch ontwerper bedenk ik logo’s, briefpapier en folders voor bedrijven en zorg ik dat tijdschriften er mooi uit zien. Vooral zelf logo’s bedenken en tijdschriften opmaken vind ik leuk om te doen. Sommige klussen vind ik wat saaier zoals bijvoorbeeld het controleren van mijn werk op fouten. Voor mijn werk zit ik veel op kantoor achter de computer maar ik moet ook wel eens bij een klant langs.
Het leukste van mijn baan vind ik om goed naar een klant te luisteren en precies pro beren te maken wat hij wil. Het is minder leuk als een klant het helemaal niet mooi vindt wat je gemaakt hebt. Je moet dan je eigen idee aanpassen, want de klant is koning! Ik vind mijn baan zo leuk dat ik denk dat ik dit werk over een aantal jaar nog steeds doe. Ik ben erg blij dat ik het doorzettingsvermogen had om zo lang door te studeren. Mijn erva ring is dat hoe langer je studeert hoe leuker het wordt. Om grafisch ontwerper te zijn moet je creatief durven zijn. Je moet iets kunnen ontwerpen wat iemand anders nog niet heeft bedacht. Het is ook belangrijk dat je zorgvuldig bent want je moet foutloos werk afleveren aan de klant. Verder moet je eigenwijs zijn en door zettingsvermogen hebben. Als ik dat niet had gehad was ik nooit zover gekomen.”
Lesmateriaal vmbo JINC 23 22
“Danny (25 jaar) zelfstandig hovenier bij Hoek Hoveniers “Toen ik van de basisschool kwam had ik geen idee wat ik later wilde worden. Omdat ik wel wist dat ik het niet leuk vind om binnen te zitten en graag met mijn handen werk ben ik naar het Floris college (nu Wellantcol lege Sloten) gegaan. Dit is een groenschool waar je van het begin af aan al veel praktisch bezig bent. Toen ik nog op school zat ben ik vakantiewerk gaan doen bij Hoek Hoveniers. Hierdoor kwam ik erachter dat het beroep hovenier goed bij mij past. Mijn werkdag begint om kwart over 6. Ik ga dan eerst naar de zaak. Na een kop koffie laad ik de spullen in die we die dag nodig heb ben. Vervolgens rijden we naar de klus. Dit kan bij een particulier zijn of een bedrijf. We werken de hele dag in de tuin van de klant. Bij sommige klanten moeten we een bestaande tuin onderhouden en zorgen we bijvoorbeeld dat de planten gesnoeid worden en er geen onkruid groeit. Voor anderen leggen we een nieuwe tuin aan. Om 4 uur stoppen we met het werk. We bren gen onze gereedschappen terug naar de zaak en dan zit mijn werkdag erop. We maken dus
24 JINC Lesmateriaal vmbo 25
lange dagen. De extra uren die we per dag werken mogen we allemaal opsparen als vakantie-uren. Een voordeel van mijn werk is dus dat ik veel vakantiedagen heb en dat we ook vrij kunnen nemen als het erg slecht weer is. Het allerleukste van mijn baan vind ik de vrijheid die ik heb. Ik ben lekker buiten, op pad en ik heb geen baas die de hele dag op mijn vingers kijkt. Vooral de zelfstandigheid in mijn werk spreekt mij aan. De lange dagen die ik maak vind ik minder leuk maar de extra vakantie-uren die ik hierdoor opspaar maken dat wel weer goed. Een goede hovenier moet sterk zijn en moet het leuk vinden om buiten te werken en prak tisch werk te doen. Ook moet je goed met mensen kunnen omgaan omdat elke klant waar je voor werkt weer anders is. Voorlopig blijf ik hovenier. In mijn werk zijn genoeg doorgroei mogelijkheden. Ik ben al doorgegroeid van assistent hovenier naar zelf standig hovenier en ik zou verder kunnen gaan voor voorman. Hoe meer ervaring je hebt hoe meer verantwoordelijkheden je krijgt.”
A B
Lorenzo (25 jaar) schadebehandelaar bij de Europeesche Verzekeringen “Na het vmbo ben ik begonnen aan een mboopleiding richting techniek. Al snel kwam ik erachter dat ik de verkeerde keuze had gemaakt en dat techniek niet bij mij past. Ik ben toen overgestapt naar een mbo-opleiding richting administratie. Na mijn opleiding begon ik als vakantiekracht bij Europeesche Verzekeringen. Ik had eerst een baan als administratieve kracht. Ik heb de afgelopen jaren erg veel geleerd en in mijn werk ging het goed. Nu heb ik binnen hetzelfde bedrijf een baan gekregen met meer verantwoordelijk heden. Ik doe zelfs een opleiding op kosten van het bedrijf. Mijn werkdag begint ’s ochtends tussen half 8 en half 10. Ik mag zelf weten hoe laat ik begin, als ik maar 8 uur per dag werk. Als ik wil kan ik uitslapen en begin ik wat later. Als ik graag eerder vrij wil zijn begin ik juist vroeg. Die vrij heid vind ik een groot voordeel van mijn werk. Ik werk op de schade afdeling van de reisver zekeringen. Mensen kunnen bij ons een verzekering afsluiten voor de spullen die ze meenemen op vakantie. Als er iets kapot gaat op vakantie of er wordt iets gestolen dan betaalt de verzekering de kosten, behalve als het je eigen schuld is. Ik bepaal of mensen hun geld terugkrijgen of niet. Ik vind het leuk om de verschillende verhalen van de mensen te lezen.
Ik heb veel geleerd bij de Europeesche. Toen ik begon voelde ik me best onzeker. Het kantoor is een heel andere wereld dan waar ik vandaan kom. Nu voel ik me hier helemaal thuis. Dit komt omdat ik leuke collega’s heb en een baan heb met veel verantwoordelijk heid. Ik kan eigenlijk bijna geen minder leuke kanten van mijn baan bedenken. Het enige wat ik niet leuk vind is overwerken. Dit is soms nodig op drukke dagen. Ik denk dat ik over vijf jaar nog steeds bij de Europeesche Verzekeringen werk, daarvoor vind ik mijn werk leuk genoeg. De opleiding die ik nu volg vergroot mijn kans om verder door te groeien. In mijn werk is het belangrijk om goed te kunnen communiceren en mensenkennis te hebben. Ik heb veel klanten aan de telefoon en soms moet ik moeilijke gesprekken voeren, bijvoorbeeld als ik een klant moet vertellen dat hij zijn geld niet terugkrijgt. Verder moet je logisch kunnen nadenken en tegen stress kunnen. Soms moet ik beslissingen nemen over grote geldbedragen. Het is dus ook heel belangrijk dat ik precies ben. Een komma is zo verkeerd gezet!”
Lesmateriaal vmbo JINC 25 24
Malembey (26 jaar) leidster plus bij Hestia Kinderopvang “Ik wist al op mijn negende dat ik later met kinderen wilde werken. Na het vmbo heb ik SPW niveau 3 gedaan. Tijdens mijn opleiding heb ik op verschillende plekken stage gelopen. In een bejaardentehuis, een opvang voor gehandicapten en een kinderdagverblijf. Vooral het werken met kinderen en gehandicapten was echt iets voor mij. Na mijn opleiding vroeg de directrice van Hestia of ik bij Hestia Kinderopvang wilde werken als invalkracht. Nu werk ik hier vast en ik vind het nog steeds erg leuk.
ook helpen met het bedenken van activiteiten die we met de kinderen gaan doen. Het minst leuk van mijn werk is het afscheid. Kinderen vertrekken weer als ze vier jaar zijn en dat vind ik soms echt moeilijk.
Wij hebben drie verschillende soorten diensten. Vroege dienst, tussendienst en late dienst. Ik vind het fijn dat mijn werkdag altijd op een andere tijd begint. Dat zorgt ervoor dat het niet saai wordt.
Om een goede leidster te zijn moet je spon taan zijn en een goed humeur hebben. Verder moet je tegen stress kunnen, want er gebeu ren soms onverwachte dingen waar je goed op moet kunnen reageren. Het is ook erg handig als je creatief bent. Je moet namelijk elke dag weer nieuwe activiteiten bedenken om met de kinderen te gaan doen. Omdat je veel contact hebt met de ouders van de kin deren moet je goed kunnen communiceren. Ook lichamelijk is het zwaar werk. Je moet de hele dag baby’s en peuters optillen en dat is zwaarder dan je denkt!”
Het leukste van mijn werk vind ik het contact met de kinderen. Bij Hestia gaan we intensief met de kinderen om. We kijken heel goed naar elk individueel kind en proberen ze zo veel mogelijk te leren. Ze komen meestal bij ons als baby van drie maanden en je ziet ze op groeien totdat ze vier zijn en naar school gaan. Je krijgt hierdoor echt een band met de kin deren. Omdat ik al wat langer in de kinderop vang werk heb ik al veel ervaring. Ik mag dus
26 JINC Lesmateriaal vmbo 27
In de kinderopvang zijn goede doorgroei mogelijkheden. Toen ik begon was ik leidster en nu ben ik leidster plus. Dit betekent dat ik ook roosters maak en invallers regel als er leidsters ziek zijn. Verder heb ik contact met de ouders en help ik mijn leidinggevende.
Beantwoord de vragen Interview met:
A B
Beroep:
Geef een paar voorbeelden van werkzaamheden. (Dus: wat moet je doen bij dit beroep?)
Wat lijkt jou leuk aan het werk?
Wat lijkt jou minder leuk?
Welke opleiding heb je nodig voor dit beroep?
Welke vaardigheden of eigenschappen heb je nodig bij dit beroep? (Dus: wat moet je kunnen om dit werk te doen?)
Past het beroep bij je, denk je?
Waarom wel/niet?
Andere beroepen in deze sector of afdeling zijn:
Lesmateriaal vmbo JINC 27 26
Sociale vaardigheden op de werkvloer
C Les 6 Eerste indruk, lichaamstaal en taalgebruik Doel – De leerlingen leren dat je je op de werkvloer anders gedraagt dan met vrienden. − De leerlingen leren dat hun fysieke verschijning op de werkvloer bepalend is voor de eerste indruk. − De leerlingen leren dat je (ook) communiceert met lichaamstaal. − De leerlingen leren dat de taal die je gebruikt afhankelijk is van de persoon met wie je het gesprek voert. Materiaal Werkblad C: Eerste indruk, lichaamstaal en taalgebruik Tijd Ongeveer 1 uur Voorbereiding Maak kaartjes en schrijf daarop een emotie, bijvoorbeeld: − Vrolijk − Verlegen − Bang − Boos − Verveeld − Geïnteresseerd − Relaxed − …
Introductie Gedraag je je op school hetzelfde als thuis of met vrienden? En hoe gedraag je je in een bedrijf? Gelden daar dezelfde ‘gedragsregels’ als thuis, op school of op straat? Bespreek met de leerlingen wat de overeenkomsten en verschillen zijn. Benoem in ieder geval uiterlijk en taalgebruik. Eerste indruk Op de werkvloer speelt de eerste indruk een belangrijke rol bij een kennis making. Vertel dat de eerste indruk afhankelijk is van het uiterlijk van een persoon, maar ook van de kleding die iemand draagt. Welke indruk maakt iemand die strak in pak gekleed is? En iemand in een spijkerbroek met gympen? Daarnaast is het gedrag van een persoon van belang. Welke houding neemt hij aan? Wat zegt hij? Hoe kijkt hij? Opdracht Laat de leerlingen Opdracht 1 (Eerste indruk) op Werkblad C maken. Vertel dat werkgevers vaak eisen stellen aan het uiterlijk en de kleding van werknemers en stagiaires. Ze hebben vaak duidelijke voorschriften over wat je wel en niet mag dragen. Bij Albert Heijn bijvoorbeeld hebben de meeste mensen bedrijfskleding aan. Kennen de leerlingen nog meer plekken waar bedrijfskleding wordt gedragen? Soms hebben bedrijven geen uitgesproken kledingvoorschriften, maar dan wordt toch niet alles geaccepteerd ten aanzien van uiterlijk en kleding. Welke (onuitgesproken) kledingregels gelden er op de meeste werkplekken. Denk bijvoorbeeld aan petten en jassen? Welke kleding vinden de leerlingen geschikt voor stage of werk? Welke niet? Concludeer dat mensen indrukken van elkaar opdoen (dingen van elkaar vinden) op grond van uiterlijk, terwijl ze soms nog niets van de ander weten. Eerste indrukken tellen, bijvoorbeeld in een sollicitatiegesprek. Het is daarom van belang om van te voren over je kleding en uiterlijk na te denken. Opdracht Laat de leerlingen Opdracht 2 (Kleding op de werkvloer) op Werkblad C maken.
28 JINC Lesmateriaal vmbo 29
C
Lichaamstaal Lichaamstaal is soms nog belangrijker dan gesproken woorden. Iemand zegt bijvoorbeeld: “Ja, ik luister”, maar zit ondertussen de andere kant op te kijken. Wat geloof je dan? De woorden die hij uitspreekt of de boodschap die hij over brengt met zijn lichaam? Opdracht Laat een leerling naar voren komen, geef hem/haar een kaartje waarop een houding of emotie staat beschreven. Vraag de leerling deze houding of emotie te spelen zonder te praten. De andere leerlingen raden welke houding of emo tie hun klasgenoot speelt. Waaraan zien ze dat? Opdracht Belangrijk is ook de manier waarop je dingen zegt. Je kunt bijvoorbeeld hard of zacht praten, binnensmonds praten of op dezelfde toon (ook wel monotoon genoemd). Laat de leerlingen in tweetallen op zoveel mogelijk manieren het zinnetje “ik ga hier weg” zeggen, bijvoorbeeld op een boze, vriendelijke, opge wekte of verdrietige manier. Formeel taalgebruik Vertel de leerlingen dat praten met een vriend of zus erg verschilt van een gesprek dat je hebt met de directeur van de school of de baas/werkgever van het bedrijf waar je stage loopt of werkt. Opdracht Laat de leerlingen Opdracht 3 (Taalgebruik) op Werkblad C maken. Afsluiting Binnenkort gaan de leerlingen op Bliksemstage. Dat bekent dat de leerlingen in kleine groepjes bij een bedrijf gaan kijken wat voor werk de mensen daar doen. Ook bij deze bedrijven zijn sociale vaardigheden van belang. Hoe kunnen de leerlingen een goede indruk maken (kleding, taalgebruik)? En waarom is dat belangrijk?
Lesmateriaal vmbo JINC 29 28
Werkblad C Eerste indruk, lichaamstaal en taalgebruik AC
Wanneer je iemand voor het eerst ziet, maakt hij/zij bij jou ‘een eerste indruk’. De eerste indruk speelt een grote rol bij het beeld dat je van een persoon vormt. Jij vormt je mening over die persoon dus op basis van wat je ziet. Opdracht 1: Eerste indruk Geef je mening over de mensen die je hieronder ziet. Wat voor werk doen ze, denk je? Zijn ze arm of rijk, succesvol of niet, aardig of onaardig? Waaraan zie je dat?
30 JINC Lesmateriaal vmbo 31
Opdracht 2: Kleding op de werkvloer Welke kleding vind jij geschikt voor stage of werk? Welke kleding vind je niet geschikt? Noteer dat hieronder. Geschikt
C
Niet geschikt
Opdracht 3: Taalgebruik Een gesprek met een vriend of een zus verschilt erg van een gesprek dat je hebt met de baas van het bedrijf waar je stage loopt of werkt. De gesprekken verschillen op twee punten: de gespreksonderwerpen zijn anders en de vorm van de gesprekken ook. Hieronder staan uitdrukkingen. Welke gebruik je als je praat met een vriend(in)? En welke als je praat met je baas? Vul in: Vriend
Goedendag
Baas
Alstublieft Alles goed?
Doei Tot ziens
Mijn excuses Mazzel
Hoe gaat het met jou?
Heb je effe?
Komt het gelegen? Sorry
Hoi
Lesmateriaal vmbo JINC 31 30
JINC Amsterdam
JINC Haarlem
JINC Utrecht
JINC Rotterdam
Derkinderenstraat 106
p/a Derkinderenstraat 106
Westerdijk 74
Dordtselaan 45-47
1061 VX Amsterdam
1061 VX Amsterdam
3513 EW Utrecht
3073 GD Rotterdam
T 020 506 37 80
T 020 506 37 80
T 030 752 36 50
T 06 249 600 34
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
www.jinc.nl
JINC.BS.3.1c.3