Foto: Google Earth Bron: Google Streetview
Binnendamseweg 26C, gemeente Giessenlanden Ruimtelijke onderbouwing Scholten Ruimtelijk Advies
Project: Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C Projectnummer: VM-RO-2011-401 Uitvoering door: drs. R.A.G.H. Scholten Datum: 19 december 2011
Tabakshof 27, 6851 RA Huissen 026 – 37 95 870 |
[email protected]
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 1
Opdrachtgever: Blokland Bouwpartners
Inleiding
Leeswijzer In deze ruimtelijke onderbouwing wordt allereerst een beschrijving gegeven van het project en het projectgebied. Daarna wordt de geldende planologische situatie beschreven. Vervolgens wordt het relevante beleid (rijk, provincie, gemeente) beschreven. In het daarop volgende hoofdstuk wordt het project getoetst aan de milieuwetgeving. Tenslotte worden de ruimtelijke effecten en de uitvoerbaarheid beschreven.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 2
Aanleiding Voor het agrarisch perceel Binnendamseweg 26C te Giessenburg is een plan ingediend voor de herbouw van een (oorspronkelijk bij de rijhal Van Leeuwen behorende) paardenstal. De huidige eigenaar van de stal wenst deze onlangs gesloopte stal te herbouwen tot een voor de stalling van oldtimers geschikt gebouw. Tevens wenst de eigenaar de stal te gebruiken voor opslag zoals dat in een schuur/garage normaliter plaatsvindt. Bij de herbouw van de stal zullen de minder aantrekkelijke delen en elementen van het oorspronkelijke gebouw worden vervangen door meer aansprekende delen en elementen, waaronder een grote rieten kap. Het initiatief past niet binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan “Landelijk Gebied”, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 mei 1998 en goedgekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland d.d. 5 januari 1999. Voor het realiseren van het initiatief is een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.1 onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) nodig. Het is niet mogelijk het initiatief via een van de wijzigings- of vrijstellings- cq afwijkingsbevoegdheden die in het genoemde bestemmingsplan zijn opgenomen planologisch in te passen. Ook valt het initiatief niet onder de zogenaamde ‘kruimelgevallen’ van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Op grond van artikel 2.12 eerste lid onder a 3o dient een goede ruimtelijke onderbouwing opgesteld te worden. Het college van burgemeester en wethouders heeft besloten in principe medewerking te verlenen aan realisering van de stallingruimte.
Doelstelling Het doel van deze notitie is als volgt geformuleerd: beschrijving van het initiatief; beschrijving van het gebied waarop de activiteit betrekking heeft; aangeven in hoeverre het initiatief in strijd is met het geldende planologische regime en beleid; beschrijving van alle planologische relevante aspecten van het initiatief; afweging van alle relevante aspecten ten opzichte van het te realiseren initiatief.
Beschrijving van het project en het projectgebied
Voor het initiatief is eerder een projectbesluit genomen (Stallingruimte Binnendamseweg 28, NL.IMRO.0689.PB8006-vast, zaaknummer 10-03561058, 16 juni 2011). Aangezien bij de uitvoering van de werkzaamheden die met dit projectbesluit en bijbehorende bouw- en sloopvergunning zijn vergund meer is gesloopt dan waarvoor vergunning was verleend, kan van het destijds genomen projectbesluit geen gebruik meer worden gemaakt. Het projectgebied Het initiatief maakt deel uit van het perceel Binnendamseweg 26C te Giessenburg. De locatie ligt direct aan de noordzijde van de Binnendamseweg op een afstand van circa 2.400 m ten zuidwesten van de kern Giessenburg, circa 850 m ten zuidwesten van Giessen-Oudekerk en ruim 600 m ten noordoosten van het bedrijventerrein van Hardinxveld-Giessendam. De (fundering van de) te herbouwen stal ligt aan de oostzijde van de nabij het erf aanwezige boerderij annex woonhuis Binnendamseweg 28. Achter de boerderij staat een recent gerealiseerde en hedendaags vormgegeven stal. De locatie aan de Binnendamseweg ligt aan de noordzijde van de weg en maakt deel uit van het noordelijke bebouwingslint van De Giessen. Aan de oost- en westzijde liggen twee bebouwde percelen. De locatie wordt aan de zuidzijde begrensd door de openbare weg (Binnendamseweg). Aan
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 3
Het project Deze ruimtelijke onderbouwing voorziet in onderbouwing van de planologische regeling om op de locatie Binnendamseweg 26C te Giessenburg, binnen de bestemming ‘Agrarische Doeleinden (A)’ de herbouw van een schuur op de bestaande fundering mogelijk te maken en deze schuur, met aangrenzend erf, te gebruiken voor stalling van auto’s. Het betreft een initiatief van de eigenaar van deze locatie en bestaat uit de herbouw en het gebruik van een van oorsprong aanwezige schuur. De oppervlakte van de her te bouwen schuur bedraagt circa 200 m2.
de noordzijde, achter het achtererf ligt het polderlandschap. De ligging van het projectgebied is weergegeven in figuur 1.1.
Geldende planologische situatie Voor het betreffende perceel geldt het bestemmingsplan “Landelijk Gebied”. Het perceel heeft hierin de bestemming “Agrarisch (A)”. Deze gronden zijn bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven en voor kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling. Hieronder staat een uitsnede van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan.
Om het bouwwerk en het gebruik daarvan daadwerkelijk te kunnen realiseren zal er een buitenplanse afwijking moeten worden verleend van het bestemmingsplan. Deze afwijking ex. artikel 2.1, lid 1, sub c, juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3° van de Wabo dient er toe op de locatie de herbouw van een voormalige schuur mogelijk te maken en deze te kunnen gebruiken voor de stalling van auto’s en opslag. Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 4
De afwijking ten opzichte van het geldende bestemmingsplan betreft het mogelijk maken van herbouwen van een voormalige schuur voor het gebruik voor de stalling van auto’s en opslag in strijd met de (agrarische) bestemming. Deze locatie is globaal weergegeven (rode ovaal) in de uitsnede van de bestemmingsplankaart.
Beleidskader Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Hierin worden de specifieke voor dit projectgebied geldende uitgangspunten weergegeven. Rijksbeleid
De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende: efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen; herstructurering van verouderde bedrijventerreinen; gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen; veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting. Het Groene Hart is aangewezen als Nationaal landschap. Het Groene Hart bestaat uit drie met elkaar samenhangende delen: het Hollands-Utrechts veenweidegebied, de 'waarden' en de plassen, met elk hun eigen kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten van de 'waarden' (Alblasserwaard, Krimpenerwaard, Lopikerwaard) zijn het verkavelingspatroon, het groene karakter door beplante dijken en kades en de grote mate van openheid. Binnen Nationale landschappen zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, mits de kernkwaliteiten van het landschap worden behouden of worden versterkt ('ja, mits'-regime). Binnen Nationale landschappen is ruimte voor ten
AMvB Ruimte (29 mei 2009) Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, Nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke plannen aan moeten voldoen. Provinciaal en regionaal beleid Provinciale Structuurvisie In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. De kern van 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 5
Nota Ruimte In deze Nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid.
hoogste de eigen bevolkingsgroei (migratiesaldo-nul) en ruimte voor de aanwezige regionale en lokale bedrijvigheid. Provincies en gemeenten maken afspraken over aard en omvang van locaties. Grootschalige verstedelijking, bedrijventerreinen, glastuinbouwlocaties en infrastructuur zijn in beginsel niet toegestaan.
Verordening Ruimte De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. In de Verordening Ruimte zijn voor dit initiatief geen relevante artikelen opgenomen. Regionale structuurvisie Alblasserwaard-Vijfheerenlanden (2004) De regionale structuurvisie van de gemeenten in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden geeft een visie op de toekomstige ontwikkeling van de regio. De centrale visie uit de nota is de vorming van een vitale regio, gericht op het duurzaam vernieuwen van zowel het landelijk als het stedelijk gebied, tezamen met het versterken van het overwegende open, rustige en authentieke karakter van de regio, waardoor bewoners, bedrijven en bezoekers zich thuis blijven voelen en zich verder kunnen ontplooien. Regionale beleidslijnen voor leefbaarheid zijn: bevordering van de leefbaarheid in de kernen, ondersteund door een sociaaleconomisch en ruimtelijk beleid; stimulering van maatschappelijke activiteiten en het bieden van voldoende accommodaties, waardoor bewoners zich kunnen ontplooien in sociaaleconomisch en sociaal-cultureel opzicht.
Gemeentelijk beleid Structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon (2008) In de op 18 december 2008 vastgestelde structuurvisie Giessenlanden Buitengewoon worden de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende 15 jaar aangegeven. De gemeente wil in een vroegtijdig stadium een streefbeeld voor het grondgebied bepalen, zodat de gemeente weet wat zij zelf wil en tegelijk adequaat kan reageren op externe ontwikkelingen die op de gemeente afkomen. In een later stadium worden de bestemmingsplannen op de structuurvisie afgestemd. In de structuurvisie is voor de ontwikkeling in het projectgebied geen relevante visie opgenomen. Conclusie De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het vigerend bestemmingsplan maar wel met het rijks-, provinciaal en overig gemeentelijk beleid.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 6
en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De 'Visie op Zuid-Holland' is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk: 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk; 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; 5. stad en land verbonden.
Ruimtelijke analyse Beschrijving omgeving Het projectgebied maakt deel uit van het cultuurhistorisch waardevolle bebouwingslint aan de noordzijde van de Binnendamseweg te Giessenburg. De locatie ligt op circa 225 m ten noorden van de spoorlijn tussen Dordrecht en Gorinchem, 250 m ten zuiden van de Betuwelijn en 850 m ten noorden van de A15. De Tiendwegse Molen bevindt zich op meer dan 1.500 m ten noordwesten van het projectgebied.
In het binnendijks gelegen gebied wordt het bebouwingslint van de Binnendamseweg sterk bepaald door het nabijgelegen water De Giessen met de smalle tot circa 30 m brede strook bebouwde oevergronden. Op deze oevergronden bevinden zich vooral burgerwoningen. Een groot deel van de woningen bestaat uit evenwijdig aan de weg gebouwde woningen. De woningen zijn vaak voorzien van een langskap of van een daarvan afgeleide kapvorm. Via de tuinen is veelal doorzicht naar de rivier mogelijk. Het aan de noordzijde van de Binnendamseweg gelegen bebouwingslint bestaat vooral uit (van oorsprong agrarische) boerderijen. Dit bebouwingslint is veel dichter bebouwd. Op de deels nog agrarische erven komen vaak meerdere soms ook grote gebouwen voor, namelijk de oude oorspronkelijke boerderij met woning, grote stallen, schuren en bijgebouwen. Een groot deel van de gebouwen staat onder zadeldaken en evenwijdig aan de polderverkaveling. Doordat de weg onder een hoek de verkaveling doorsnijdt staan veel boerderijen onder een zekere hoek ten opzichte van de weg. Hier en daar bevinden zich ook burgerwoningen tussen de agrarische per-
Beschrijving projectgebied Op de locatie Binnendamseweg 28 cq Binnendamsweg 26C staan een boerderij (bestaande uit één bouwmassa met een woonhuis en een stal onder één gezamenlijk zadeldak), een recent gebouwde grote stal van circa 65 x 22 m. Tot zeer recent stond er op het terrein een oude schuur van ruim 15 x 13 m. In het najaar van 2011 is deze schuur tot op de fundering gesloopt. De fundering van deze schuur is nog aanwezig. Het ruimtelijk beeld vanaf de openbare weg werd tot de sloop vooral bepaald door de oude boerderij, de oude schuur en de tuinachtige opzet met hagen aan de straatzijde. De recent gebouwde grote stal ligt verborgen achter de grote woonboerderij. De in de jaren 20 van de vorige eeuw gebouwde woonboerderij bestaat uit metselwerk onder een antracietachtig pannendak en is voorzien van traditioneel schilderwerk en raamvensters met roeden. De goot- en nokhoogten bedragen circa 3,5 respectievelijk circa 9 m. De te herbouwen schuur bestond uit metselwerk onder grijsgroene golfplaten en had een iets lagere goot- en nokhoogte. In de ruimtelijke onderbouwing bij het bouwplan van de recent gebouwde grote stal staat vermeld dat de twee meest beeldbepalende gebouwen de woonboerderij en de direct hiernaast gelegen historische schuur zijn. Deze zouden behouden blijven. Dit zal leiden tot een hogere beeldkwaliteit van het bebouwingslint. De historische schuur waarnaar die ruimtelijke onderbouwing verwijst, betreft het met dit initiatief te herbouwen bouwwerk.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 7
De Binnendamseweg ligt aan de noordzijde van De Giessen; aan de zuidzijde ligt de Achterdijk. Bij de Binnendamseweg bevindt zich zowel bebouwing aan de naar De Giessen toegekeerde binnenzijde als aan de buitenzijde van de weg.
celen. Er is sprake van een sterk wisselende afstand van de bebouwing ten opzichte van de weg. Doorzichten vanaf de openbare weg naar het achter de lintbebouwing gelegen polderlandschap zijn beperkt. Vanaf de weg gezien is er meestal sprake van dwarskappen, soms voorzien van krukhuisachtige aanbouwen. Het merendeel van de bebouwing bestaat uit één bouwlaag onder hoge kap. Veel woonboerderijen bevatten onder de kap nog een verdiepingslaag. Soms is sprake van een zeer lage goothoogte van minder dan 3 m en een bouwhoogte van meer dan 8 m.
Het pand zal qua uiterlijke verschijningsvorm identiek zijn aan het bouwwerk waarvoor op 16 juni 2011 bouwvergunning is verleend. Dit betekent dat enkele aanpassingen ten opzichte van de oorspronkelijke schuur worden doorgevoerd. Zo wordt de schuur inwendig herbouwd tot een begane grondlaag en een verdiepingslaag. De oorspronkelijk uit golfplaten bestaande kap wordt bij de herbouw vervangen door een rieten kap met nokvorsten en een drietal kleine dakvensters. Deze kap krijgt een lage goothoogte van circa 1,5 m bij zowel de oost- als de westgevel. In de westgevel zal de plaats van de oorspronkelijke baanderdeuren worden gehandhaafd. Hier zal de goothoogte oplopen tot circa 3,5 m. In de voorgevel wordt een dubbele openslaande rijdeur aangebracht. Ook de daklijn van de voorgevel aan de westkant wordt aangepast. Verder worden ten opzichte van het oorspronkelijke bouwwerk enkele raam- en deuropeningen vervangen of verplaatst. De achtergevel zal voor een deel uit metselwerk (ter plaatse van de begane grondlaag) en voor een deel uit een zwarthouten betimmering (Zweeds rabatwerk). De topgevel wordt conform de huidige situatie vormgegeven in de vorm van een wolfseind.
Conclusie Bij de herbouw van de voormalige paardenstal worden enkele karakteristieke geveldelen en elementen terug gebracht en worden andere minder aansprekende delen (waaronder de golfplaten kap) vervangen door meer bij de ruimtelijke context van het historisch bebouwingslint aansluitende delen en elementen. Hierdoor doet de verbouwing ook meer recht aan het positieve ruimtelijk beeld van de op het erf aanwezige oorspronkelijke boerderij en aan het ruimtelijk beeld van de oude boerderij op het belendende perceel aan de oostzijde.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 8
Bouwplan Op 16 juni 2011 is vergunning verleend voor de verbouw van de oude schuur, die voorheen diende als paardenstal bij rijhal Van Leeuwen. De schuur met ondergrond waren op toen verkocht. De nieuwe eigenaar wenste de schuur te vernieuwen en geschikt te maken voor de stalling van oldtimers en opslag. Bij de verbouw van de oude schuur was het de bedoeling om delen van het gebouw te behouden, maar de noord- en oost- en westgevel zouden volledig vervangen worden. Bij de sloop van de kap en de betreffende gevels, is geconstateerd dat het overige deel van het gebouw (met uitzondering van de fundering) in te slechte staat was om behouden te blijven. Het pand is daarop tot aan de fundering gesloopt.
Hoofdstuk 4 Sectorale aspecten
4.2 Water Waterbeheer en watertoets De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld. Europees: Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal: Nationaal Waterplan (NW) Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
Waterschapsbeleid Het Waterbeheerplan 2010-2015 (2009) heeft een integraal en strategisch karakter. De koers voor de komende zes jaren wordt hierin vastgelegd. In de planperiode staan de volgende aspecten centraal: het bieden van veiligheid tegen overstromingen; het realiseren van de kwantitatieve wateropgave (NBW1); het realiseren van de waterkwaliteits- en ecologische doelstellingen (KRW2); het samen met de gemeenten realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren; het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 borduurt voort op de verschillende beleidsplannen die in de afgelopen jaren zijn vastgesteld. Er is dus geen sprake van een breuk in het waterbeleid maar wel van een verdere intensivering. Het is het eerste volledig integrale waterbeheerplan van het waterschap. Alle beleidsaspecten van waterkeringen, watersysteem en afvalwaterketen zijn in dit plan verwoord. Ook zijn voor het eerst de nationale, de provinciale en waterschapsplannen tegelijkertijd opgesteld. Omdat deze verschillende plannen elkaar beïnvloeden is er veel geïnvesteerd in een goede afstemming tussen de verschillende overheden. Huidige situatie Het projectgebied is gelegen aan de Binnendamseweg 26C en bestaat uit bebouwing en verharding. De Binnendamseweg wordt aangemerkt als boezemwaterkering (=regionale waterkering). De ontwikkelingen en werkzaamheden vinden gedeeltelijk plaats binnen de keur- en beschermingszo-
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 9
4.1 Inleiding Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf. Deze onderzoek zijn identiek aan de onderzoeken bij het eerder genomen projectbesluit.
Waterwet Provinciaal: Provinciaal Waterplan Provinciale Structuurvisie Verordening Ruimte
ne van deze waterkering. De weg is in beheer en onderhoud bij het waterschap. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei op veen. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,25 m en de 0,40 m beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,80 m en de 1,20 m beneden maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa NAP –0,40 m. Binnen het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Conclusie De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Normstelling en beleid In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke besluiten rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze afstemming beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Onderzoek Dit afwijkingsbesluit maakt de realisatie van een gebouw voor de stalling van oldtimers mogelijk. Een dergelijke functie is op grond van bovengenoemde VNG-publicatie te beschouwen als een milieuhinderlijke functie uit categorie 2, met een bijbehorende richtafstand van 30 m ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk. De omgeving van het projectgebied bestaat naast woningen ook uit een aantal (agrarische) bedrijven. Hier is dus sprake van enige functiemenging. In een dergelijk gebied zijn milieuhinderlijke functies uit categorie 2 in de directe omgeving van woningen toelaatbaar. Ter plaatse van bestaande woningen zal daarom geen sprake zijn van onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van de realisatie van dit project. Conclusie Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect milieuhinder en omliggende functies de realisatie van dit project niet in de weg staat.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 10
Toekomstige situatie Het afwijkingsbesluit maakt de herbouw van een tot op de fundering gesloopte schuur en een functiewijziging mogelijk. De herbouw van de schuur zal geen toename van het verhard oppervlak tot gevolg hebben (oppervlakte blijft circa 200 m2). In het plangebied is de bestaande bebouwing aangeloten op een drukriool. Dit drukriool niet is berekend op afvoer van hemelwater. Het beleid van het waterschap is er dan ook op gericht om bij nieuwbouw het afstromende hemelwater van schone oppervlakken zoveel mogelijk af te koppelen op het oppervlaktewater. Op deze manier kan worden voorkomen dat schoon hemelwater onnodig wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Langs een deel van de oostzijde van het perceel en langs de gehele westzijde van het perceel liggen B-watergangen waarop afgekoppeld kan worden. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Milieuhinder en omliggende functies
Externe veiligheid Normstelling en beleid Bij ruimtelijke besluiten dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk: bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.
Voor ruimtelijke besluiten in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd waren de volgende circulaires van toepassing: de circulaire Zonering langs hogedrukaardgastransportleidingen (1984); de circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2en K3-categorie (1991). Op grond van de circulaires golden voor nieuw te bouwen objecten toetsings- en bebouwingsafstanden. Momenteel (eind 2011) is echter een nieuwe AMvB voor buisleidingen in voorbereiding (Staatsblad 2010, nr 686). Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een af-
Onderzoek Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het projectgebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Ook worden hier geen gevaarlijke stoffen over de weg, of over het water vervoerd. Over het spoor dat ongeveer 250 m ten noorden van het projectgebied ligt, worden wel gevaarlijke stoffen vervoerd. De circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen –het toetsingskader voor vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor- vermeldt dat op een afstand van 200 m van de vervoersas in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Over het spoor ten zuiden van het projectgebied worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Ook dit spoor ligt overigens op meer dan 200 m van het projectgebied. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor vormt, gezien het bovenstaande, geen belemmering voor de realisatie van dit project. Ongeveer 190 m ten zuiden van het projectgebied ligt de hogedruk aardgastransportleiding W-528 (druk 40 bar, uitwendige diameter 12 inch). De PR 10-6-risicocontour van deze leiding bedraagt 0 m. Het invloedsgebied van het GR bedraagt 120 m. Het projectgebied ligt dus zowel buiten de PR 10-6-risicocontour als buiten het invloedsgebied van het GR. Ook het vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen vormt dus geen belemmering voor de realisatie van het project. Conclusie Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor de realisatie van dit project.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 11
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
stand voor het plaatsgebonden risico en een afstand voor het invloedsgebied van het groepsrisico. Het Ministerie van VROM adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. In deze ruimtelijke onderbouwing is daarom van deze nieuwe normstelling uitgegaan.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke besluiten, uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens, tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Onderzoek Dit project maakt de herbouw van een paardenstal in een stallingruimte mogelijk. Uit de ´niet in betekenende mate tool´ van het ministerie van infrastructuur en milieu blijkt dat een project pas in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen als het een verkeersaantrekkende werking van 650 motorvoertuigen per etmaal of meer heeft. Van een dergelijke verkeersaantrekkende werking is geen sprake. Realisatie van dit project draagt dus niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen, waardoor formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wm achterwege kan blijven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. Dit is gedaan aan de hand van de Saneringstool 3.1 (www.saneringstool.nl) die hoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Binnendamseweg in 2011 ruim onder de grenswaarden uit de Wm liggen.
Conclusie De realisatie van dit project draagt niet in betekenende mate bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Ook is ter plaatse van het projectgebied wat betreft luchtkwaliteit sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de realisatie van dit project. Bodem In verband met de uitvoerbaarheid van een afwijkingsbesluit dient rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid ter plaatse. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Voorliggend project voorziet alleen in herbouw van een bestaande paardenstal op een bestaande, reeds aanwezige, fundering. Bij de werkzaamheden die hiervoor uitgevoerd dienen te worden, blijft de bodem ongemoeid. Ook na de realisatie van dit project zal er geen contact tussen de gebruikers van de beoogde stallingruimte en de bodem zijn. Tevens zullen er, gezien het historische gebruik als paardenstal, geen (ernstige) bodemverontreinigingen in het projectgebied aanwezig zijn. Daarom wordt geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering oplevert voor de realisatie van het project. 4.7 Kabels en leidingen Binnen het projectgebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook liggen er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de directe omgeving van het projectgebied. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de realisatie van dit project.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 12
Beleid en normstelling Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (Wm). In de Wm zijn grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Ter plaatse van het projectgebied is dan ook sprake van een goed woonen leefklimaat.
4.8 Ecologie Samenvatting Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1. Het onderzoek is gedaan met het oog op een te nemen projectbesluit. Om deze samenvatting te kunnen
Huidige situatie Het projectgebied bestaat uit bebouwing en verharding . Beoogde ontwikkelingen In het projectgebied vindt herbouw en een functiewijziging van de (voormalige) agrarische bebouwing plaats. Hiervoor moeten verbouwingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming
Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het projectgebied en worden niet beïnvloed door de kleinschalige ingreep. De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg. Soortenbescherming
Het projectbesluit is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). In het projectgebied gaat het mogelijk om de gierzwaluw en huismus. Nader onderzoek dient dit uit te wijzen. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn 1. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het
1
Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - Bescherming van flora en fauna (b);- Veiligheid van het luchtverkeer (c);- Volksgezondheid of openbare veiligheid (d).
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 13
linken aan het bureauonderzoek zijn daarin dezelfde termen gebruikt. Waar bijvoorbeeld in deze paragraaf wordt gesproken over ‘verbouw’ moet ‘herbouw’ gelezen worden. En waar bijvoorbeeld ‘projectbesluit’ staat, moet ‘afwijkingsbesluit’ gelezen worden.
het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
broedseizoen beschermd. Voor deze soorten 2 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
Het afwijkingsbesluit betreft de herbouw van een schuur op de bestaande fundering en een gebruik van de schuur in afwijking van de bestemming, namelijk opslag en de stalling van auto’s. Hierbij wordt de grond niet cq ruim minder dan 100 m2 geroerd. Aanvullend archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.
4.9 Archeologie Doelstelling van het verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. 2
Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats is gegaan, zich elders te vestigen.
Uitsnede archeologische verwachtingen- en beleidskaart
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 14
Daarnaast is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het projectbesluit niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Giessenlanden (Beleidsnota Archeologie van de samenwerkende gemeenten van de Alblasserwaard – Vijfheerenlanden, november 2009, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 maart 2011) laat zien dat het projectgebied is gesitueerd in een gebied met middelmatige verwachting voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd. Op basis van deze kaart en het daaraan gekoppelde beleid dient archeologisch onderzoek plaats te vinden al er een verstoring plaats vindt van meer dan 100 m 2 èn deze verstoring plaatsvindt op een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld.
Eindconclusie Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen (met uitzondering van het ecologisch veldonderzoek) verwacht voor de realisatie van de stallingruimte ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 15
Legenda
Uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid De kosten van het project komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de gemeente Giessenlanden en de initiatiefnemer is tevens een anterieure overeenkomst afgesloten omtrent het uitkeren van eventuele planschadevergoedingen.
Wettelijk vooroverleg eerder genomen projectbesluit Het voorontwerpprojectbesluit 'Stallingruimte Binnendamseweg 28' (op basis waarvan de vergunning van 16 juni 2011 is verleend) is in het kader van het vooroverleg aan de wettelijke overlegpartners toegezonden. Van onderstaande instanties is een reactie ontvangen. De ontvangen vooroverlegreacties zijn hieronder samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie: 1. Provincie Zuid-Holland; 2. VROM-inspectie; 3. Waterschap Rivierenland.
De overlegreactie wordt ter kennisname aangenomen. Volgnummer : 2 Naam/adres : VROM-inspectie, postbus 16191, 2500 BD Den Haag Datum : 14 maart 2011 Samenvatting reactie
In de overlegreactie wordt aangegeven dat het projectbesluit de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB. Reactie gemeente
De overlegreactie wordt ter kennisname aangenomen.
Volgnummer : 3 Naam/adres : Waterschap Rivierenland, postbus 599, 4000 AN Tiel Datum : 16 maart 2011 Samenvatting reactie
Volgnummer : 1 Naam/adres : Provincie Zuid-Holland, postbus 90602, 2509 LP Den Haag Datum : 21 februari 2011 Samenvatting reactie
In de vooroverlegreactie wordt opgemerkt dat het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het projectbesluit is conform dit beleid.
Op het voorontwerpprojectbesluit heeft het waterschap de volgende opmerkingen: 1. Paragraaf 4.2 Water, huidige situatie. Graag hierbij de volgende tekst aanvullen: 'De Binnendamseweg wordt aangemerkt als boezemwaterkering (=regionale waterkering). De ontwikkelingen en werkzaamheden vinden gedeeltelijk plaats binnen de keur- en beschermingszone van deze waterkering. De weg is in beheer en onderhoud bij het waterschap'. 2. Paragraaf 4.2 Water, toekomstige situatie. Hierin staat vermeld dat afstromend hemelwater via de riolering zal worden afgevoerd. In dit gebied is de bestaande bebouwing aangesloten op een drukriool. Al-
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 16
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Reactie gemeente
leen het afvalwater kan worden aangesloten op het bestaande drukriool, omdat dit drukriool niet is berekend op afvoer van hemelwater. Het beleid van het waterschap is erop gericht om bij nieuwbouw het afstromende hemelwater van schone oppervlakken zo veel mogelijk af te koppelen op het oppervlaktewater. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater onnodig wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Langs een deel van de oostzijde van het perceel en langs de gehele westzijde van het perceel liggen Bwatergangen waarop afgekoppeld kan worden. De in de overlegreactie genoemde aanvullingen over het projectbesluit zijn verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing bij het afwijkingsbesluit.
Wettelijk vooroverleg afwijkingsbesluit Over het afwijkingsbesluit (met de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing) zal uiteraard wederom bestuurlijk vooroverleg zijn. De resultaten daarvan worden na afronding van het vooroverleg in deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 17
Reactie gemeente
Bijlagen
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 18
Bijlage 1 Ecologisch onderzoek In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Beoogde ontwikkelingen In het projectgebied vindt een functiewijziging van de agrarische bebouwing plaats. Hiervoor moeten verbouwingswerkzaamheden worden uitgevoerd. Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 19
Huidige situatie Het projectgebied bestaat uit bebouwing en verharding.
Normstelling
gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel
Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. door de minister van het voormalig Ministerie van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; b. door de minister van het voormalig Ministerie van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten; c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten. De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 20
1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit plan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Onderzoek Gebiedsbescherming Het projectgebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het projectgebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het projectgebied en worden niet beïnvloed door de kleinschalige ingreep. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.
De bebouwing is mogelijk geschikt voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels. Mogelijk maakt ook de huisspitsmuis gebruik van het projectgebied. Het projectgebied is ongeschikt als biotoop voor overige beschermde soorten, zoals planten, vissen, amfibieën, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). De genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het projectgebied voldoet hier niet aan. In onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
vrijstellingsregeling Ffw tabel 1
huisspitsmuis
ontheffingsregeling Ffw tabel 2
geen
tabel 3 bijlage 1 AMvB geen
bijlage IV HR vogels cat. 1 t/m 4
alle vleermuizen gierzwaluw en huismus
Toetsing en conclusie Soortenbescherming Het projectbesluit is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Hiervoor is geen standaardperiode, het gaat erom of er een broedgeval is. Verstoring van broedende vogels is verboden. Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 21
Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het projectgebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997; www.ravon.nl; FLORON, 2002 en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.
Tabel B.1: Beschermde soorten binnen het projectgebied en het beschermingsregime
3
Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dit zijn: - Bescherming van flora en fauna (b); - Veiligheid van het luchtverkeer (c); - Volksgezondheid of openbare veiligheid (d). 4 Een deel van deze soorten zijn ondergebracht in categorie 5 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Hoewel het onderbrengen van deze soorten op deze lijst anders doet vermoeden is de vaste rust- en verblijfplaats van deze vogels niet jaarrond beschermd. Dit betreffen namelijk vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor gebroed hebben of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats is gegaan, zich elders te vestigen.
Ffw de uitvoering van het projectbesluit niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
Vergunningmakelaar.nl | Ruimtelijke onderbouwing Binnendamseweg 26C | pagina 22
van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). In het plangebied gaat het mogelijk om de gierzwaluw en huismus. Nader onderzoek dient dit uit te wijzen. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn33. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten4 is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd. Daarnaast is nader onderzoek naar vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR) noodzakelijk. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de