Bijlagen. Vel 107. V. Wijziging
N°. V.)
425 der Titels XI—XVII
van Boek II van het Burgerlijk
Wetboek.
(Ontwerpen van wet betrekkelijk Titel XI en XII.)
in eene der beide opgaande liniën, behalve den vader of de moeder (van welk geval bij het volgende artikel wordt gehandeld), komt de nalatenschap," enz.
„Door zoodanige erfstelling of legaat mag de erflater zijne erfgenamen, aan welke een wettelijk erfdeel toekomt, niet benadeelen". Art. 6.
Art. 12. Artikel 941 zal worden vervangen door het volgende artikel: „De langstlevende vader of moeder erft alleen de geheele nalatenschap van zijn kind, hetwelk, zonder afkomelingen en zonder broeders of zusters na te laten, overleden is."
Na art. 966 zullen de volgende vier nieuwe artikelen worden gevoegd: „Art. a. „De bepaling, waarbij de nalatenschap of het legaat of wel een gedeelte van dezelve onvervreemdbaar is verklaard, wordt voor niet geschreven gehouden.
Art. 13. „Art. b. Het slot van art. 951 zal luiden als volgt: „kan dat kind geene verdere aanspraak hoegenaamd op de nalatenschap van deszelfs vader of moeder maken."
„Indien de bewoordingen eener uiterste wilsbeschikking duidelijk zijn, mag men daarvan door uitlegging niet afwijken. „Art. c.
Lasten en bevelen, enz.
3 . ONTWERP VAN W E T , n°. 12 betrekkelijk
Titel
XII.
W I J WILLEM ENZ. Alzoo Wij in overweging genomen hebben de doelmatigheid om de reeds aangenomen Wetboeken, mitsgaders de wet op de organisatie der regterlijke magt en het beleid der justitie, te herzien en in overeenstemming te brengen met de belangen der oude Nederlandsche provinciën; Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, dat in den Twaalfden Titel van het Tweede Boek des Burgerlijken Wetboeks zullen worden gemaakt de navolgende veranderingen: Art. 1. Art. 957 zal luiden als volgt: „Een testament of uiterste wil is eene a k t e , waarbij iemand eenige beschikking maakt tegen den tijd wanneer hij niet meer in leven zal zijn, en welke akte door hem kan worden herroepen."
„Indien daarentegen de bewoordingen eener uiterste wilsbeschikking voor onderscheidene opvattingen vatbaar zijn, moet men veeleer nagaan, welke de bedoeling des erflaters geweest zij, dan zich, tegen die bedoeling, aan den letterlijken zin der woorden houden. „Art. d. „In zoodanig geval moeten ook de bewoordingen worden opgevat in den zin, die met den aard der beschikking en derzelver onderwerp het meest overeenkomt, en bij voorkeur in dier voege dat de beschikking eenige uitwerking of gevolg hebbe." Art. 7. De aanhef van art. 973 zal luiden als volgt: „Indien de erflater en de erfgenaam of legataris, of indien de erfgenaam of legataris en degene, die bij eene geoorloofde erfstelling over de hand in plaats van laatstgemelde zoude zijn opgetreden, door hetzelfde toeval" enz. Art. 8. Het tweede lid van art. 974 zal wegvallen.
Art. 2. Artt. 959 en 963 zullen wegvallen.
Art. 9. In den aanhef van art. 976 zal het woord: personen worden veranderd in dat van: minderjarigen.
Art. 3. Art. 10. Art. 962 zal luiden als volgt: Na art. 977 zal een nieuw artikel worden geplaatst, luidende aldus : „Do erfstellingen over de hand of fideieommisssaire beschikkingen zijn verboden. „Dienvolgens i s , zelfs ten aanzien van den benoemden erfgenaam of legataris, nietig en van onwaarde elke beschikking, waarbij dezelve belast wordt de erfenis of het legaat te bewaren en aan een derde, voor het geheel of voor een gedeelte, uit te keeren."
„Hij, die ter zake van verkwisting is onder curatele gesteld, behoudt de bevoegdheid, om bij uitersten wil over zijne nalatenschap te beschikken".
Art. 4.
Art. 1 1 .
Art. 964 zal luiden als volgt: „Van de bij het vorige artikel verboden erfstellingen over de hand zijn uitgezonderd die, welke bij de zevende en achtste afdeelingeu van dezen Titel zijn toegelaten." Art. 5. Op voorzeid art. 964 zal volgen een nieuw artikel, luidende aldus:
.Art „De bepaling, waarbij een derde of, bij diens vooroverlijden, alle deszelfs wettige kinderen, reeds geboren of die nog zullen worden geboren, zijn geroepen tot het geheel of tot een gedeelte van hetgeen de erfgenaam of legataris, bij zijn overlijden, van de erfenis of van het legaat onvervreemd of onverteerd zal overlaten, ia geene verboden erfstelling over de hand.
HANDELINGEN DER STATEN-GENERAAL. ZITTING 1 8 3 2 — 1 8 3 3 .
«Art
Ten slotte van het eerste lid van art. 979 zullen de navolgende woorden gevoegd worden: met inachtneming van den regel, bij art. 3 van dit Wetboek vastgesteld. Art. 12. De aanhef van art. 980 zal luiden als volgt: „Makingen bij uiterste wilsbeschikking ten behoeve van openbare instellingen, godsdienstige gestichten, kerken of armeninrigtingen hebben geen gevolg" enz. Art. 13. Het slot van art. 981 zal luiden als volgt: „Waarop de wettigheid van dit huwelijk te dier oorzake nog in regten kan worden betwist".
420
CM', v o Y. Wijziging der Titels XI—XVII
van Boek II van het Burgerlijk Wetboek.
(Ontwerp van wet betrekkelijk Titel XII.)
Art. 14. Na art. 982 zal een nieuw artikel worden geplaatst, luidende als volgt: „Echtgenooten kunnen niet verder beschikken dan over het aandeel, dat ieder hunner in de gemeenschap heeft. Indien op deze wijze eenig goed uit de gemeenschap is gemaakt, kan de legataris hetzelve niet in natura vorderen, indien dat goed niet aan de erfgenamen van den erflater is aanbedeeld. In dat geval wordt de legataris schadeloos gesteld uit het aandeel in de gemeenschap, aan de erfgenamen van den erflater aangekomen, en uit de goederen, aan die erfgenamen persoonlijk toebehoorende. Art. 15. Het slot van het tweede lid van art. 983 zal luiden als volgt: „De slotrekening der voogdij is afgelegd en gesloten geworden".
gedagteekend en onderteekend stuk kunnen, zonder verdere formaliteiten, beschikkingen na doode worden gemaakt, doch alleenen bij uitsluiting : ter aanstelling van executeuren; ter bestelling van begrafenis; tot het maken van legaten van kleederen, van lijfstoebehooren, van bepaalde lijfssieraden en van bijzondere meubelen, en eindelijk van, naar den stand der personen en de gelegenheid der nalatenschap, geringe legaten aan bedienden en behoeftige personen. „Art. e. „Indien zoodanig stuk, als waarvan in het vorige artikel is gesproken, na het overlijden van den erflater gevonden wordt, moet hetzelve worden aangeboden aan den regter van het kanton, alwaar de erfenis is opengevallen; deze zal, indien het stuk verzegeld is, hetzelve openen en, in allen gevalle, een proces-verbaal van de aanbieding opmaken, alsmede van den staat, waarin hetzelve zich bevindt; hij zal eindelijk den uitersten wil aan eenen notaris ter hand stellen, ten einde denzelven onder zijne minuten te bewaren.
Art. 16.
„Art. f.
In art. 984 zullen de woorden: welke bij hen inwonen, worden vervangen door: welke met hen te zanten wonen.
„Een olographische uiterste wil, welke gesloten aan den notaris is ter hand gesteld, zal, na den dood des erflaters, aan den kantonregter worden aangeboden, die zal handelen, zooals bij art. 1017 ten aanzien van beslotene uiterste willen is voorgeschreven."
Art. 17. De aanhef van art. 987 zal luiden als volgt: „Indien ouders wettige en ook natuurlijke, doch wettiglijk erkende, kinderen nalaten, zullen deze laatste uit de uiterste wilsbeschikkingen" enz.
Art. 20. Art. 1014 zal luiden als volgt:
„De notaris moet den wil des erflaters, zooals die zakelijk aan hem door den erflater is opgegeven, in duidelijke bewoordingen Art. 18. schrijven of doen schrijven. „Indien de opgave buiten de tegenwoordigheid der getuigen is In art. 991 zullen de woorden: hij die eenen uitersten wil heef't gedaan en het opstel door den notaris is gereed gemaakt, moet rerdonkerd, worden gelezen als volgt: ,/MJ die den uitersten wil de erflater, alvorens de voorlezing daarvan geschiede, zijnen wil des erflaters heeft verdonkerd" enz. nader zakelijk, in tegenwoordigheid der getuigen, opgeven. „Daarna zal de uiterste wil door den notaris, in tegenwoordigheid Art. 19. der getuigen, worden voorgelezen, en na die voorlezing zal aan den erflater worden afgevraagd, of zulks zijnen uitersten wil bevat. Artt. 1011 en 1012 zullen worden vervangen door de volgende „Indien de uiterste wil in tegenwoordigheid der getuigen is artikelen: opgegeven en terstond is in geschrift gebragt, zal gelijke voor„Art. a. lezing en afvraging in tegenwoordigheid der getuigen geschieden. „Van de nakoming van alle deze formaliteiten moet uitdrukkelijk „Een olographische uiterste wil moet met de hand des erflaters worden melding gemaakt in de akte van uitersten wil. geheel geschreven en geteekend zijn. „Dezelve akte moet door den erflater, den notaris en de getuigen „Dezelve moet door den erflater bij eenen notaris in bewaring worden onderteekend, nadat eerstgemelde den uitersten wil zal worden gesteld. hebben nagelezen en bevonden, dat het geschrevene met het door „De notaris, bijgestaan door twee getuigen, zal daarvan onmid- den notaris voorgelezene overeenstemt, of wel nadat het stuk door dellijk eene akte van bewaargeving opmaken, hetzij aan den voet een der getuigen, daartoe door den erflater verzocht, in tegenvan den uitersten wil, indien dezelve open aan hem is ter hand woordigheid van den notaris en den anderen getuige, zal zijn gesteld, hetzij afzonderlijk, indien het stuk verzegeld aan hem voorgelezen. niogt zijn aangeboden; in welk laatste geval de erflater, in „Ook van do nakoming dezer formaliteiten moet in de akte tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, op den omslag worden melding gemaakt. moet aanteekenen, dat hetzelve zijnen uitersten wil bevat. „Indien de erflater verklaart, dat hij niet kan onderteek enen, „In geval de erflater door eenige verhindering, die na de onder- of indien hij daarin verhinderd wordt, moet ook die verklaring teekening van den uitersten wil of van den omslag is opgekomen, en de oorzaak der verhindering in de akte worden vermeld." de akte van bewaargeving niet kan teekenen, moet de notaris daarvan, even als van de oorzaak des beletsels, melding maken. Art. 21. „Art. b. „Zoodanige olographische uiterste wil, overeenkomstig het voorgaande artikel door den notaris zijnde in bewaring genomen, heeft dezelfde kracht als een bij openbare akte gemaakte uiterste wil en wordt gerekend gemaakt te zijn op den dag der akte van bewaargeving, zonder aanzien der dagteekening, welke zich in den uitersten wil zelven mogt bevinden. „Art. c. „De erflater kan ten allen tijde zijn olographisch testament terugvorderen, mits hij, ter verantwoording van den notaris, van de teruggave bij eene authentieke akte doe blijken. „Door de teruggave wordt het olographisch testament als herroepen beschouwd. „Art. d.
Ten slotte van art. 1019 zal de volgende zinsnede worden gevoegd : „Noch eindelijk de zoodanigen, die tot eene lijf- of onteerende straf of ter zake van diefstal of opligting zijn veroordeeld." Art. 22. Bij art. 1020 zal een tweede lid worden gevoegd, luidende aldus: „Hij is echter bevoegd, om bij een onderhandsch stuk te beschikken, op den voet en de wijze als hierboven bij K d (voorkomende in art. 19 van deze wet) is omschreven." Art. 23. De aanhef van art. 1025 zal luiden als volgt:
„Deze uiterste willen zullen geen gevolg hebben, indien do „Bij een enkel onderhandsch, door den erflater geheel geschreven, j erflater", enz.
(s: v.)
427 V. Wijziging der Titels XI—XVII
van Boek II van het Burgerlijk Wetboek.
(Ontwerp van wet betrekkelijk Titel XII.)
Art. 24.
zijn bestaanbaar, hetzij de erflater zoodanige zaken hebbe nagelaten of niet."
Na art. 1025 zullen de volgende twee artikelen worden geplaatst: Art. 32. „Art. a. „In de gevallen, bij artt. 1021, 1022 en 1023 voorzien, kunnen de daarbij vermelde personen beschikken bij een onderhandseh stuk, mits hetzelve geheel door de kennelijke hand des erflaters zij geschreven, gedagteekend en onderteekend. „Art. b. „Zoodanige uiterste wil zal krachteloos zijn, indien de erflater is overleden drie maanden nadat de oorzaak, in de voorzeide drie artikelen vermeld, heeft opgehouden, ten ware dat stuk bij een notaris mogt zijn in bewaring gegeven, op de wijze als bij art. a (in art. 19 dezer wet vermeld) is voorgeschreven." Art. 25. Art. 1029 zal luiden als volgt: „Indien er geschil ontstaat, wie erfgenaam en alzoo tot het bezit bevoegd is, kan de regter bevelen, dat de goederen onder geregtelijke bewaring zullen worden gesteld." Art. 26. De aanhef van art. 1031 zal luiden: „Alle zuivere en onvoorwaardelijke legaten geven," enz. Art. 27. De aanhef van het tweede lid van art. 1032 zal worden gelezen als volgt: „Hij heeft regt op de vruchten of interessen, van den dag af van het overlijden van den erflater, indien de eisch tot afgifte binnen het jaar is gedaan of indien die afgifte binnen hetzelfde tijdvak vrijwillig heeft plaats gehad. Indien die eisch later," enz. Art. 28. Art. 1033 n°. 2 zal luiden als volgt: „Wanneer eene lijfrente of een jaar-, maand- of weekgeld onder den titel van levensonderhoud is gelegateerd."
Na art. 1040 zal een nieuw artikel worden geplaatst, luidende aldus:
„Art. . . . „Indien blootelijk de vruchten of inkomsten zijn gelegateerd, zonder dat de erflater het woord: vruchtgebruik of gebruik hebbe gebezigd, blijft het goed onder het beheer van den erfgenaam, die verpligt is de vruchten en inkomsten aan den legataris uitte keeren." Art. 33. De zevende afdeeling zal, met intrekking van art. 1043 tot en met art. 1076, luiden als volgt: , Van de geoorloofde erfstellingen over de hand, ten behoeve van kleinkinderen en afstammelingen van broeders en zusters. „Art. a. „De goederen, waarover ouders het regt van beschikking hebben, kunnen door hen bij uitersten wil, geheel of gedeeltelijk, worden gegeven aan een of meer hunner kinderen, met last om die goederen uit te keeren, zoowel aan de kinderen van de erfgenamen of legatarissen, die reeds geboren zijn, als aan die, welke nog geboren zullen worden. „In geval van vooroverlijden van een kind, zal dezelfde beschikking kunnen worden gemaakt ten voordeele vaneen of meer kleinkinderen, met last om de goederen aan hunne kinderen, welke reeds geboren zijn en nog geboren zullen worden, uit te keeren. „Art. 0. „In geval van kinderloos overlijden, zal de uiterste wilsbeschikking bestaanbaar zijn, welke de overledene gemaakt heeft ten voordeele van een of meer zijner broeders of zusters voor het geheel of een gedeelte der goederen, die bij de wet niet buiten beschikking gehouden zijn, onder den last om de goederen uit te keeren, zoowel aan de kinderen van zijne voorzeide broeders en zusters, welke reeds geboren zijn, als aan die, welke nog geboren zullen worden. „Dezelfde beschikking kan worden gemaakt ten voordeele van een of meer kinderen van vooroverleden broeders of zusters, onder den last om de goederen uit te keeren, zoowel aan derzelverkinderen , die reeds geboren zijn, als aan die, welke nog geboren zullen worden.
Art. 29. „Art. c. Het eerste lid van art. 1037 zal luiden als volgt: „Hetgeen echter de erflater, na het legateren van eenig onroerend goed, ter vergrooting van hetzelve aangekocht of verkregen heeft, is, al ware het ook daaraan grenzende, niet in het legaat begrepen, tenzij de erflater anders had bevolen." Art. 30. De aanhef van art. 1039 zal luiden: „Wanneer de erflater bepaaldelijk het goed," enz.
„Indien de bezwaarde erfgenaam sterft, met achterlating van kinderen in den eersten graad en afkomelingen van een vooroverleden kind, zullen deze laatste, bij plaatsvervulling, het aandeel van het vooroverleden kind genieten. „Hetzelfde zal plaats hebben, indien, alle de kinderen in den eersten graad vooroverleden zijnde, degene, die met de overgave belast is, niet dan kleinkinderen nalaat. „Art. d.
Na art. 1039 zullen twee nieuwe artikelen worden geplaatst, luidende aldus:
„De beschikkingen, bij artt. a en b toegelaten, zullen niet anders gelden dan voor zooverre de erfstelling over de hand slechts zal zijn gemaakt voor cénen graad en ten voordeele van alle de kinderen van den bezwaarden persoon, die reeds geboren zijn of nog geboren zullen worden, zonder uitzondering of voorrang van ouderdom of kunne.
„Art. a.
„Art. e.
„De bepaling van het vorige artikel belet echter niet, dat aan den erfgenaam of legataris, als voorwaarde, de verpligting kan worden opgelegd, om aan derden zekere uitkeeringen uit zijne eigene goederen te doen of schulden kwijt te schelden.
„De regten van de bij erfstelling over de hand geroepene erfgenamen nemen aanvang op het tijdstip, dat het genot van den bezwaarde ophoudt. „De vrijwillige afstand van het genot, ten voordeele van de verwachters gedaan, zal geen nadeel kunnen toebrengen aan de schuldeischers van den bezwaarden persoon, wiens schuldvorderingen ouder dan deze afstand zijn, noch aan de kinderen, die na dien afstand mogten geboren worden.
Art. 31.
„Art. b. „Legaten van onbepaalde zaken, doch van een zeker geslacht,
V, Wijziging der Titels XI—XVII
van Boek II van het Burgerlijk Wetboek.
(Ontwerp van wet betrekkelijk Titel XII.)
«Art. f. „Hij, die de volgens de voorgaande artikelen geoorloofde beschikkingen maakt, mag bij uitersten wil of bij eene latere nofcariële akte het goed zelf gedurende den tijd van het bezwaar onder het beheer steller: van een of meer bewindvoerders. „In dat geval zijn de bepalingen van art. 871, van het eerste en tweede lid van art. 872 en van art. 873 op de bewindvoerders toepasselijk. Zij mogen loon voor hunne moeite in rekening brengen, in de gevallen en op de wijze als ten aanzien der uitvoerders van uiterste willen bij den volgenden titel is bepaald.
noodzakelijkheid of van blijkbaar voordeel, zoowel van den verwachter als van de bezwaarde erfgenamen, en tegen zekerheid van wederbelegging onder het fldeïcommissair verband, indien de bezwaarde het goed zelf beheert. „Indien de goederen onder bewind zijn gesteld, zijn de bewindvoerders verpligt de opbrengst te beleggen op den voet als ten aanzien van voogden is voorgeschreven. „Art. o.
„Bij overlijden of bij gebreke van den gestelden bewindvoerder, benoemt de regtbank, op verzoek van de bezwaarden of van andere belanghebbenden of ook op vordering van het openbaar ministerie, een anderen in de plaats van den ontbrekenden.
„De erfstellingen over de hand, welke bij deze afdeeling zijn geoorloofd, kunnen zelfs door geene minderjarigen aan derden worden tegengeworpen, indien zij niet zijn openbaar gemaakt, te weten: wat de onroerende goederen betreft, door overschrijving in de daartoe bestemde registers, en voor zooveel gehypothekeerde schuldvorderingen aangaat, door eene inschrijving op de goederen, welke voor die schuldvorderingen verbonden zijn, of door eene te doene vermelding ter zijde der reeds bestaande inschrijvingen.
„Art. h.
„Art. p.
„Na het overlijden van dengene, die, onder den last van uitkeering, over de goederen beschikt heeft, zal op verzoek van den gestelden bewindvoerder, van den belanghebbende of van het openbaar ministerie eene boedelbeschrijving worden gemaakt van alle de goederen, die de nalatenschap uitmaken. „Indien het gemaakte slechts in een legaat bestaat, zal er eene bijzondere lijst worden gemaakt van alle de daaronder begrepen voorwerpen. „De boedelbeschrijving of lijst zal de begrooting der roerende goederen bevatten.
„De wettelijke of bij uitersten wil geroepen erfgenamen van dengene, die de erfstelling over de hand heeft gemaakt, zullen, in geen geval, aan de verwachters het gebrek van overschrijving, inschrijving of vermelding, bij het vorige artikel bevolen , kunnen tegenwerpen.
„Art. g.
„Art. i. „De boedelbeschrijving of lijst zal gemaakt worden in tegenwoordigheid van den benoemden bewindvoerder of andere belanghebbenden , of deze behoorlijk zijnde opgeroepen. „Indien deze bij de boedelbeschrijving tegenwoordig zijn, kan dezelve onder de hand geschieden; in welk geval dat stuk, binnen den tijd van veertien dagen na het voleindigen van de boedelbeschrijving, ter griffie van de arrondissements-regtbank moet worden overgebragt. „De kosten, daarop vallende, komen ten laste der goederen, in de beschikking over de hand begrepen.
„Art. q. „De bewindvoerders zijn verpligt voor de overschrijving, inschrijving of vermelding, bij art. o bevolen, te waken, op straffe van vergoeding van kosten, schade en interessen. „Alle belanghebbenden hebben het regt te vorderen, dat aan de gezegde voorschriften worde voldaan." Art. 34. Na de voorzeide zevende afdeeling zal volgen eene nieuwe achtste afdeeling, luidende aldus: „ Van de erfstellingen over de hand in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd en onverteerd zal nalaten. „Art. a.
„Art. k.
„In geval van erfstelling of van legaat, op den voet als bij het nieuwe artikel (in art. 5 dezer wet vervat) is vermeld, is de „Indien de erflater geen bewindvoerder heeft benoemd, worden bezwaarde erfgenaam of legataris bevoegd, om het aan hem gede goederen door den bezwaarden erfgenaam beheerd en is deze maakte te vervreemden en te verteeren en zelfs bij de schenking verpligt zekerheid te stellen voor de bewaring, het behoorlijk , onder de levenden daarover te beschikken, tenzij dit laatste door gebruik en de wederoplevering der goederen, ten ware de erf- ! den erflater, voor het geheel of ten deele, mogt zijn verboden. later hem uitdrukkelijk van alle verpligting tot het stellen van zekerheid hadde vrijgesteld. „Art. I.
„De verpligting tot het maken eener boedelbeschrijving of lijst na het overlijden van den erflater en tot het overbrengen van die „De bezwaarde erfgenaam, die, in het geval van het vorige stukken ter griffie van de arrondissements-regtbank, bij artt. h en i artikel, geene zekerheid kan stellen, moet gedoogen, dat de (vermeld in art. 33 dezer wet) voorgeschreven, is ook toepasselijk goederen, op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar op den bezwaarden erfgenaam of legataris, van welken bij deze ministerie, indien er minderjarigen of toezigt behoevenden aanwezig j afdeeling wordt gehandeld, doch hij is niet gehouden om eenige zijn, worden gesteld onder het beheer van eenen bewindvoerder, zekerheid te stellen. door de regtbank te benoemen, ten wiens aanzien zullen gelden alle de regten en verpligtingen, ten opzigte van voogden over j „Art. c. minderjarigen vastgesteld. De slotbepaling van art. i hierboven is „Na het overlijden van den bezwaarden erfgenaam of legataris, ook op deze bewindvoerders toepasselijk. treedt de verwachter dadelijk in het bezit van hetgeen van de erfenis of van het legaat in natura mogt zijn overgebleven. „Art. m. „Ten aanzien van do gereede penningen of van de opbrengst „De bezwaarde erfgenaam, die zelf het beheer heeft, moet het der vervreemde voorwerpen kan uit aanteekeningen van den bebezwaarde goed als een goed huisvader gebruiken en staat daar- zwaarden erfgenaam of legataris, uit huisselijke papieren of door omtrent, alsmede ten aanzien van het dragen van kosten en lasten alle andere bewijsmiddelen worden opgemaakt, of en in hoeverre er iets van de erfenis of van het legaat is overgebleven." en het doen van reparatiën, gelijk met eenen vruchtgebruiker. „Art. n. „De ringen, van de en van „Dat
onroerende goederen, alsmede de renten en schuldvordemogen niet worden vervreemd of bezwaard dan op verlof arrondissements-regtbank, na verhoor van den verwachter het openbaar ministerie. verlof kan alleen verleend worden in geval van volstrekte
Art. 35. Art. 1077 zal luiden als volgt: „Een uiterste wil kan, noch in zijn geheel, noch ten deele, herroepen worden dan bij eene latere uiterste wilsbeschikking of bij eene bijzondere notariële akte, waarbij de erflater de geheele of gedeeltelijke intrekking van zijnen vroegeren uitersten wil te
Bijlagen. Vel 108.
429
V. Wijziging
der Titels XI—XVII
van Boek II
van het Burgerlijk
Wetboek.
(Ontwerpen van wet betrekkelijk de Titels XII en XIII.)
kennen geeft, onverminderd de bepaling van art. c, in art. 19 dezer wet vermeld".
„Het bezit zal van regtswege niet langer duren dan één j a a r , te rekenen van den dag, waarop de uitvoerders zich in het bezit hebben kunnen stellen."
Art. 36. Art. 4. Art. 1078 zal luiden als volgt: Art. 1093 zal worden gelezen als volgt: „Indien een latere uiterste wil, welke de uitdrukkelijke herroeping van den vorigen bevat, niet is voorzien van de formaliteiten, welke tot de deugdelijkheid van een uitersten wil worden vereischt, maar wel van die, welke gevorderd worden tot de deugdelijkheid van eene notariële akte, zullen de vroegere beschikkingen, welke in de latere akte mogten zijn herhaald, niet als herroepen worden beschouwd."
„Indien alle de erfgenamen het daaromtrent eens zijn, kunnen zij het bezit doen ophouden, mits de uitvoerders der uiterste wilsbeschikking in staat stellende tot de betaling of afgifte der zuivere en onvoorwaardelijke legaten, tenzij de erfgenamen van de reeds gedane voldoening dier legaten doen blijken". Art. 5.
Art. 37. Art. 1094 zal door de navolgende artikelen worden vervangen: Art. 1081 zal luiden als volgt: „Art. o. „Alle vervreemding, zelfs bij verkoop met vermogen van wederinkoop of bij verruiling, welke de erflater van het gelegateerde goed geheel of gedeeltelijk doet, zal de herroeping van het legaat, ten aanzien van al wat vervreemd of verruild is, met zich brengen, ten ware het vervreemde goed in des erflaters boedel mogt zijn teruggekeerd." Art. 38. Het eerste lid van art. 1089 zal luiden als volgt: „De vervallenverklaring van uiterste wilsbeschikkingen k a n , na den dood des erflaters, worden gevraagd ter zake van het niet ten uitvoer brengen der voorwaarden." En zal voorts in het tweede lid van dat artikel het woord: herroeping worden vervangen door: vervallenverklaring.
„De uitvoerders eener uiterste wilsbeschikking moeten de nalatenschap doen verzegelen, indien er minderjarigen of onder curatele gestelde erfgenamen zijn of zoodanige, welke noch in persoon, noch bij gemagtigden tegenwoordig zijn. „Art. b. „Zij moeten eene boedelbeschrijving doen opmaken van de goederen der nalatenschap, in tegenwoordigheid of na gedane oproeping der erfgenamen, welke zich binnen het Koningrijk bevinden. „Art. c. „Zij dragen zorg, dat des overledenen uiterste wil worde ten uitvoer gelegd, en zij kunnen, in geval van geschil, in regten optreden, om de geldigheid van den uitersten wil staande te houden.
Lasten en bevelen, enz. „Art. cl. 2 . ONTWERP VAN W E T n°. 13, betrekkelijk
Titel
XIII.
„Indien de vereischte penningen niet voorhanden zijn tot het uitkeeren der legaten, hebben de uitvoerders de bevoegdheid om W I J W I L L E M , ENZ. de roerende goederen des boedels e n , des noods, ook een of meer der vaste goederen, doch de laatstgemelde niet anders dan met Alzoo Wij in overweging genomen hebben de doelmatigheid, toestemming der erfgenamen of, bij gebreke daarvan, met verlof om de reeds aangenomen Wetboeken, mitsgaders de wet op de van de arrondissements-regtbank, in het openbaar en volgens de organisatie der regterlijke magt en het beleid der justitie, te her- gebruiken der plaats te doen verkoopen; alles ten ware de erfzien en in overeenstemming te brengen met de belangen der oude ' genamen mogten goedvinden om het noodige voorschot van penNederlandsche provinciën; ningen te doen. Zoo is het, dat W i j , den Raad van State gehoord en met gemeen „Die verkoop zal ook onder de hand kunnen geschieden, indien overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, alle de erfgenamen het daaromtrent zijn eens geworden, behoudens gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, dat in den Dertienden de bepalingen ten opzigte van minderjarigen en onder curatele geTitel van het Tweede Boek des Burgerlijken Wetboeks zullen stelde personen. worden gemaakt de navolgende veranderingen: „Art. e. Art. 1. „De uitvoerders, die het bezit van de nalatenschap hebben, zijn Het opschrift van dezen titel zal luiden: bevoegd om, zelfs in regten, de schulden in te vorderen, welke gedurende dat bezit vervallen en opeischbaar zijn. „ Van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en van bewindvoerders." „Art. f. Art. 2. Art. 1090 zal luiden als volgt: „Een erflater mag, hetzij bij uitersten wil, hetzij bij zoodanige onderhandsche akte als bij art. 1 9 , litt. d, van den Twaalfden Titel vermeld i s , hetzij bij eene bijzondere notariële a k t e , een of meer uitvoerders van zijne uiterste wilsbeschikkingen aanstellen. „Hij kan ook verscheiden personen benoemen, ten einde bij ontstentenis elkander als uitvoerders op te volgen." Art. 3. Art. 1092 zal luiden als volgt: „Aan de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen kan door den erflater de bezitneming van alle de goederen der nalatenschap of van een bepaald gedeelte daarvan worden gegeven. „In het eerste geval strekt zich die bezitneming uit zoowel tot de onroerende als tot de roerende zaken.
HANDELINGEN DER STATEN-GENERAAL. ZITTING 1 8 3 2 — 1 8 3 6 .
„Zij hebben geene bevoegdheid om de goederen der nalatenschap te verkoopen, ten einde dezelve in staat van scheiding en deeling te brengen, maar zijn verpligt, om, bij het eindigen van hun beheer, aan de belanghebbenden rekening en verantwoording te doen, met uitkeering van alle de goederen en effecten des boedels , benevens het slot der rekening, ten einde tusschen de erfgenamen gescheiden en gedeeld te worden. In het maken der scheiding moeten zij de erfgenamen behulpzaam zijn, indien deze zulks vorderen." Art. 6. Art. 1098 zal te dezer plaatse wegvallen. Art. 7. Art. 1100 zal luiden als volgt: „Onverminderd het reeds bepaalde voor het geval van vruclilgebruik, van erfstellingen over de hand en van minderjarigen en