Bijlagen.
[ 1 6 . 3.]
Tweede Kamer, n
Bepalingen tot waarborging vnn de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon. houden, misschien weken achtereen, ten gevolge van vroeger genoten krediet De wetsvoordrnclit bedoelt dan ook inderdaad slechts de misbruiken, waarop zij het oog heeft, zooveel mogelijk te keeren, althans die tot de kleinst mogelijke afmatingen terug te brengen. (ÏO.
3.)
MEMURIE VAN BEANTWOORDING.
Uit § 1 der algemeene beschouwingen, waartoe het afdeeliugsonderzoek van nevenvermeld wetsontwerp aanleiding heeft gegeven, blijkt van een ernstigen twijfel bij verscheidene leden of hetgeen der Kamer bekend is van de uitkomsten van het administratief onderzoek, ingesteld omtrent het bestaan en den omvang van misbruiken ten opzichte van de uitbetaling van werkloon, wel het noodige licht geeft om de zaak behoorlijk te beoordeelen. De ondergeteekende heeft getracht van die uitkomsten een zoo volledig mogelijk overzicht te geven in de Memorie van Toelichting tot het ontwerp van wet. Dat hij bij het trekken van conclusien uit het gehouden onderzoek het gevaar , hetwelk ingrijpende maatregelen voor de belangen der industrie en voor die der arbeiders met zich kunnen brengen, niet te licht heeft geteld. volgt reeds uit de qakenuing, dat wat in sommige gevallen een misbruik is, in andere gevallen en onder andere omstandighe len een voordeel voor den arbeider is of zijn kan, en uit de op dat verschillend karakter gegronde uitzonderingen en vrijstellingen en voorbehouden, die het ontwerp mankt. Intusschen bestaat geen bezwaar om de leden der Kamer zelf in de gelegenheid te stellen de docr de Regeering ontvangen rapporten te bestudeeren. Die stukken worden tot dat doel ter inzage van de leden op de griffie der Kamer nelergelegd. Dat men hier niet te doen heeft met eene zaak van philanthropie behoeft wel geen betoog; de strekking van de voorgestelde wettelijke maatregelen is dan ook niet om de werkgevers tot humane behandeling van hunne werklieden te dwingen. Het geldt hi-r de verzekering van rechten, allereerst van het recht op het loon van den werkman, en van het recht op die mate van onafhankelijkheid, als met zijne plaats in de maatschappelijke samenleving bestaanbaar is. Dat niet alle verkeerdheden ten opzichte van de uitbetaling van werkloon door wettelijke bepalingen kunnen worden gekeerd, wordt volmondig toegegeven; het ontwerp gaat dan ook in dezen niet verder dan 's wetgevers baad reiken kan , onder erkenning, dat sommige misbruiken buiten zijn bereik liggen. De behoefte aan kre het wordt ook in de Memorie van Toelichting in het licht gesteld, en de wetsvoordracht bedoelt geenszins het krediet voor den arbeider moeilijk of onmogelijk te maken, waar zijne belangen het genot van krediet eischen. Doch het is niet te loochenen dat krediet veelal wordt verleend meer ten voordeele van hem, die het geeft, dan van dengene, die het geniet, en dat deze laatste er ook onder die omstandigheden gebruik van maakt, geschiedt vaak enkel uit gemakzucht en sleur, uit een onvoldoend besef van hetgeen in zijn waarachtig belang is. Dan treden vooral de nadeelen vau het krediet op den voorgrond, en daartegen den werkman te waarborgen tegenover (Ie baatzuchtige drijfveeren van sommige werkgevers , wordt onder meer door het ontwerp beoogd. Artikel 6, (nieuw 8), 4°. laat volle vrijheid tot het geven en nemen van krediet, maar ontneemt daaraan eeue gevaarlijke zijde door den schuldenaar te vrijwaren tegen afzetterijen van den kant des schuldeischers, terwijl de slotalinea van dat artikel waakt tegen de mogelijkheid, dat eenen werkman •op een gegeven oogenblik zijn volle loon zou worden ontHandelingen der Staten-Gencraal.
Rijlngen. 1S89-1S90
De reden, waarom het wetsontwerp niet mede van het Depbrtement vau Waterstaat, Handel en Nijverheid is uitgegaan , wordt zeer juist weergegeven in het Voorloopig Verslag. Indien bij elke regeling welke eenigen invloed op den handtl of de nijverheid zal uitoefenen, dat Departement moest betrokken worden, zou aan tal van wetten , waarbij' thans daaraan niet wurdt gedacht, de medewerking van het hoofd daarvan uiet mogen ontbreken. § 2. Aangaande het verband tusschen deze wetsvoordracht en het Burgerlijk Wetboek zij opgemerkt, dat de eerste nevens de artt. 1637—1639 van dat wetboek gelden zal voor de niet-inwonende werklieden. Die artikelen kunnen naast ds voorgestelde bepalingen zeer goed gehandhaafd blijven; de laatste brengen daarin geen wijziging noch doen daarmede strijd ontstaan. Eene algemeene regeling van het arbeidscontract door meer uitvoerige voorschriften dan het Burgerlijk Wetboek thans dienaangaande inhoudt en wijziging en aanvulling van sommige, dier artikelen mogen wenschelijk zijn, die wenschelijkheid wordt niet vergroot door dit ontwerp. Dit laatste vermij It de onzeker geoordeelde uitdrukking »dieust- en werkboden ," maar spreekt van * werklieden" in de beteekenis, die de spreektaal aan dat woord hecht. De uitbetaling vnn welk loon hier geregeld wordt is derhalve duidelijk en wordt in het gewijzigd ontwerp van wet nog nader bepaal 1 door invo-ging van eene gewenschte omschrijving van »loon" in den zin der wet. Dat artikel 1638 Burgerlijk Wetboek met de-: geest der voorgestelde bepalingen niet zou zijn overeen te brengen, kan niet worden toegegeven. Het ontwerp stelt geen nieuwe repelen ten aanzien van de in dat artikel behandelde punten. Waar de vraag, of de bepalingen der wetsvoordracht zijn nageleefd, mocht afhaukelijk zijn van de antwoorden, te g-even omtrent eenige der in artikel 1638 bedoelde punten, kunnen desgevorderd die antwoorden op de daar voorgeschreven wijie worden uitgelokt. Waarom dni mi idel juist voor het loon van eigenlijke werklieden zou moeten worden ter zijde gesteld, is niet duidelijk. Dat men het beginsel van artikel 1638 in zijn geheel afkeurt, kan geen reden zijn om het slechts voor eene zekere categorie batten toepassing te verklaren , en tot e j ne eenvoudige schrapping van het artikel — over de wenschelijkhci! waarvan de ondergeteekende zich thans niet zal uitlaten — geeft in elk geval het aanhangige wetsontwerp goe-> aanleiding. Tegen overbrenging van de boofdbepalingen van het ontwerp naar het Burgerlijk Wetboek bestaan ook bij den ondergeteekende ernstige bedenkingen. De vorm van uitbetaling van het loon en een verbod om die uitbetaling in zekere localiteiten te doen plaats bobben, belmoren daarin niet te huis, e:i de andere voorstellen kunnen kwalijk in dat wetboek worden omschreven zonder eene gelieele omwerking van tal van bestaande artikel m. Daarenboven acht de ondergeteekende, gelijk hieronder blijken zal, eenige strafbepalingen onmisbaar, die dan toch in eene afzonderlijke wet zouden moeten worden opgenomen. § 3. De ondergeteekende is dankbaar voor de verdediging , die de beginselen vau het ontwerp blijkens het Voorloopig Verslag hebben gevonden, waar die door sommige leden werden afgekeurd Daaraan w.nseht hij nog het volg-iide toe te voegen. Eene verwijzing van de werklieden naar het middel van onderlinge vereeniging zou hun weinig baten. Dat middel wordt waarlijk in onzen tijl Biet ongebruikt gelaten, en toch blijven misbruiken , als waarcp het wetsontwerp het oog heeft, voortbestaan. Allerlei omstandigheden , allerserst de behoefte aan werk en aan levensonderhoud , komen de krachten ook van vereenigde werklieden verzwakken. Van de onbelemmerde werking der maatschappelijke krachten alleen is in dezen niet veel heil te wachten; de ondervinding leert, dat de
[IG. 3éJ
ia
Bepalingen tot waarborging van de vrije beschikking door werklieden over b u n verdiend loon. bedoelde misbruiken toch telkens weer t:rugkeereu. Daarenboven is bet niet zoozeer de vraag of ook de belanghebbenden zelf niet iets kunnen doen tot verbetering, maar of de wetgever daartoe iets vermag. Indien deze daartoe in staat i s , zal zijn optreden in elk geval meer oogenblikkelijk n u t stichten en spoediger en gemakkelijker tot bet g e wenschte doel leiden , en dan gaat het niet aan de verkeerdheden te laten bestaan in da hoop van een onzeker handelen met g o e i gevolg van de belanghebbenden zelf in eene misschien nog verwijderde toekomst Moest de wetgever zich onthouden zoo lang er uitzicht bestaat, dat de verkeerlieden , waarover geklaagd wordt, doqr den natuurlijken loep der dingen vanzelf gaandeweg zullen verdwiji.en , — zijne taak zou tot zeer bescheiden afmetingen zijn teruggebracht en zijne tusschenkomst in zoo velerlei zou niet gerechtvaardigd mogen heeten. Of de misbruiken van winkeldwang en andere soortgelijke reeds veel zouden zijn verminderd kan de ondergeteekende moeilijk beoordeelen, omdat hem de gegevens ontbreken om vroegere toestanden behoorlijk te kunnen overzien. W e l weet hij echter, dat ook thans nog dergelijke misbruiken veelvuldig en in verschillende deelen van het land worden aangetroffen. Waarom zou men die niet trachten te keeren? De opmerking, dat de belangen der werklieden in vele gevallen worden bevorderd door de zoogenaamde gedwongen winkelnering moge waar zijn, hoewel liet bestaan van d w a n g dienaangaande twijfel doet rij /.en, zij kan niet worden aangevoerd tegen dit o n t w e r p , d a t onder zekere voorzorgen, dat werkelijk die belangen gebaat worden, vrijheid laat tot het knopen door werklieden liij hunnen patroon of baas; art. 7 van het oorspronkelijk ontwerp nield evenmin als art. 9 van het gewijzigde zulks doet, een verbod in vr.n zoodanigen koop, alleen een verbol om den werkman daartoe bij overeenkomst te verplichte:;. Eveneens liet art. 3 van dat ontwerp uitzonderingen toe on de voorschriften va;; de artt. 1 en 2 , terwijl iu de gewijzigde wetsvoonlracht art 5 insgelijks afwijking toestaat van de voorop gestelde regelen , voor zoover die na de wijziging in art. 1 (on i) door art. 2 (nieuw) gebracht, n o g noodig kan zijn. Waar zooveel wordt verwacht van de onderlinge vereeniging van werklieden, m a g het b e vreemdend worden genoemd , dat men vreest voor afzetterijen van gewone winkelier* nadat dit ontwerp wet zal zijn geworden ; indien de werklieden niet gediend willen ziju va:i den winkel van huuin-n w e r k g e v e r , staat h u n immers da weg tot coöperatie open? Indien het waar mocht zijn , dat in de Steden de gedwongen winkelnering i.iet wordt gevonden — wat intusschen in strijd is met de ontvangeu inlichtingen, — dan zal men in die plaatsen ook geen last van de voorgestelde bepalingen ondervinden. Dat ook in groote in iustrieöu die dwang voorkomt, blijkt eveneens uit de ingewonnen rapporten. Wanr men net beriep op vreemde wetgevingen verwerpt met aanhaling van het getuigenis van CHAULES BRADL\U'iH in the A'alioiial Rtfformer van 17 Februari 1889, moge l.ier et::.e plaats vinden een uittreksel uit het in 1887 uitgebracht rapport van
ALEX.YNDER REDGEAVE,
Esq. C. ii. hoofdinspecteur van fabrieken in Groot-Britanuië en Ierland, waarin hij juist uitbreiding van de toen bestaande- Truck Act van 1831 voorstelt, en welk rapport mede aan de Truck Amendment Act van 1887 den stool heeft gegeven. Die autoriteit laat zich daar aldus u i t : • Notwithstanding its defects. the Act has be^n of alinost iuesiimable benefit. »It certainly dealt a death-blow to many of the iniquities wbich did exist, and although some lingered on, they also disappeare.1 after t h e inquiry b y the commissioners appointed to report upon the operation of the Truck A c t , whose report was publishel in 1871, and it is only in some isolated places that deductions have been made froin wages beyond those authorized b y the term3 of the Act itself. »The first effect of the Act was to p u t an end to the openly couipulsory dealing by the workpeople at the employers store. The second effect was and ia to secure t h e employer from the chances of bad debts for a n y of t h e matters na:: ed in the Act for which deductions may be made from wages" (1). (1) The Coal Mines Begulation Act. 1887. and the Truck Acts, 1831 and 1887, by MASKEI.L W. PEACE , London 1888, p. 332.
Dat intusschen in Groot-Britannie, vooral ten aanzien van mijnwerkers, het loon nog niet altijd ten volle in geld wordt uitbetaald , en dat nog eigenaren van groote fabrieken aldaar hunne werklieden dwingen waren te koopeu in do.ir die eigenaren gedreven winkels, moet worden erkend. Volgens inlichting van eenen zeer bevoegden ambtenaar aan het Home Office is zulks echter niet het gevolg van het onvermogen der wet om die misbruiken uit t e roeien, maar van het streven der Engelsche wetgeving om gaandeweg verbetering te breugeu zonder te veel overhaasting en met verschooning zoo mogelijk van ree Is lang gevestigde belangen aan de zijde van de werkgevers. In Duitscliland, waar het truck-stelsel nooit zulk een omvang had als in Engeland, heeft het aanleiding gegeven tot de | | 115—119 der herziene Geworbe-ordnung van 1883. Op grond daarvan zijn eenige veroordeelingeu uitgesproken , en thans hebben die misbruiken. blijkens mededeeling van de meest bevoegde autoriteit in deze, daar te lande zoo goed als geheel opgehouden te bestaan. Dit laatste wordt ook bevestigd door de berichten der fabrieks-inspecteurs, waaruit de goede werking der wettelijke voorschriften mag worden afgeleid. Zoo verklaren zij in hunne ambtelijke rapporten , dat zelfs in industrieën waarin vroeger overtredingen van § 115 der Gewerbeordnung veelvuldig voorkwamen , deze bijna geheel hebben opgehouden. In de verslagen over de jaren 1887 en 1888 maken zij melding van respectievelijk drie en vijf gevallen , zoo lat in den tijd van vier jaren na de invoering van de wettelijke voorschriften reeds eene zoo belangrijke verbetering is waar te nemen. Alleen in de huisindustrie schijnt de ontdekking van overtredingen bezwaren op te leveren. De bezwaren, iu het Voorloopig Verslag aangevoerd tegen de iu het ontwerp vervatte straf bepalingen , verliezen al dadelijk veel van hun gewicht door de erkenning, dat in zeer exceptioneele gevallen de nakoming van burgerlijke overeenkomsten door strafbepalingen mag. worien verzekerd. Naast die erkenning had het bewijs moeten gelever 1 worden , dat hier zoodanig zeer exceptioneel geval niet aanwe/.ig ia ; zoolang dit ontbreekt missen de bezwaren den grond, dien zij, die ze aanvoeren, zelf daarvoor verlangen. De voornaamste bedenking schijnt intusschen niet gericht tegen het verzekeren do :r strafbepalingen van de nakoming van overeenkomsten , maar integendeel tegen het strafbaar stellen van het aangaan van zekere overeenkomsten. Tot steun van die beleoking wordt in het Voorloopig Verslag beweerd, dat de toestemming van een werkman tot een contract als het ontwerp wil verbieden, volkomen vrij is en alle.-n gegeven wordt omdat het contract in de bestaande omstandigheden , ondanks de nadeelige voorwaarden , voor hem voordeelig is. Worden hier niet verward de overeenkomst van huur van diensten en die , waarbij winkeldwang wordt opgelegd? De eerste moge uit vrijen wil worden aangegaan ondanks de minder voordeelige voorwaarden dan in a;:dere omstandigheden zouden kunnen bedongen «orden , de tweede wordt zeker niet met vrije toestemming van den werkman gesloten en is op zich zelve dezen ook niet voordeelig ; de ondervinding leert d i t , daar dergelijke overeenkomsten altijd worden voorgesteld door den werkgever , doch de werkman daarin alleen berust omdat hij anders geen werk kan liekomt-n of behouden. Noemt men nu die tweede overeenkomst eene voorwaarde van de eerste, eene nadeelige voorwaarde ondanks welke de eerste als gevolg van den drang der omstandigheden wordt aangegaan , dan bedenke men toch , dat die omstandigheden hier van geheel bijzonderen aard zijn. Zij zijn niet in het leven geroepen door den natuurlijken loop der dingen, maar worden beheerscht door den wil van eene zeer beperkte klasse van personen , soms door enkele werkgevers, gebonden als de werkman veelal is door plaats en tijd en vak om juist aan die werkgevers zijne diensten te verhuren. Reeds daarom gaat de vergelijking met dengenen, die uit geldnood iets verkoopt, niet o p , omdat deze zelden afhankelijk is van één enkelen gegadigde, maar bovendien vergete men n i e t , dat het misbruik door sommigen van zijn benardco toestand g e m a a k t , van zeer tijdelijken en voorbijgaande:! aard i s , terwijl de misbruiken van winkeldwang voortduren en zóó diep geworteld zijn, dat een vreemde wetgever de daaraan verbonden belangen van werkgevers zelfs met verschooning meent te moeten behandelen. Het geheele betoog over de beweerde vrijheid van den
[16. 3.] Bepalingen tot waarborging van de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon. werkman is trouwens geen bestrijding van de strafbepalingen van het ontwerp, maar raakt liet beginsel, waarvan de Regeering bij de samenstelling van het ontwerp uitging, het beginsel, dat de onvrije zwakkere moet beschermd worden tegen den sterkere, die van die onvrijheid misbruik maakt. Toch wilden de leden , die dat betoog leverden , wel toegeven , dat tegen onbillijke arbeidscontracten maatregelen kunnen genomen worden , doch-ZÜ wenschten die beperkt te zien tot de civielrechtelijke n a k v e r k l a r i n g van zoodanige verbintenissen , daar door strnTbedreiging de natuurlijke grenzen tusschen civiel- en strafrecht uit liet oog 100000 worden verloren. Welke die natuurlijke grenzen zijn wordt niet gezegd en het komt den ondergeteekende ook zeer moeilijk voor die met juistl eid af te bakenen. Dat elke strafbaarstelling van het aangaan van eene overeenkomst die grenzen zou overschrijden kan hij echter bezwaarlijk aannemen , waar de llritsche wetgeving sedert 1831 , en de Belgische sedert 18S7 eveneens het aangaan van overeenkomsten als de bij het ontwerp bedoelde strafbaar stellen ; en waar ons eigen Wetboek van Strafrecht enkele voorbeelden bevat van strafbedreiging tegen bet aangaan van overeenkomsten. Zou wordt volgens art. 205 gestraft hij die, zonder toestemming des Koning*, iemand voor vreemden kriigsdienst aanwerft; dat aanwerven omvat natuurlijk het sluiten van b e i dienstcontract, I ijv.dooreen buitenlandeen officier en vindt in zoodanig contract zijne hoogste uiting. Art. 377 stelt straf op het drijven door zekeren ambtenaar van han lel in edele metalen; en wat il het aangaan van hai.delsovereenkomsten anders dan handeldrijven ? Volgens art. 394 bis wordt gestraft de roeder, boekhouder of schipper die een schepeling in dienst neemt, wetende dat er nog geen maand is verstreken sedert deze zich aan eene vroegere verbintenis door desertie heeft onttrokken; daar in dienst nemen bijv. door den reeder of boekhouder niet wel iets anders kan beteekeneti dan het aangaan van let contract, wordtook hier tegen het sluiten van zekere overeenkomst straf bedreigd. Aan de bepalingen van de/e en an iere artikelen van bet Strafwetboek mogen andere redenen ten grondslag liggen dan aan het verbod onder poeuale sanctie van de overeenkomsten, in l e t ontwerp bedoeld, en voor de strafbaarheid van sommige in het Strafwetboek bedoelde overeenkomsten moge gemis van zekere toestemming, eene gewoonte of zekere wetenschap gevorderd worden, het beginsel is uit een strafrechtelijk oogpunt hetzelfde. Dat het aantal strafbare feiten door dit ontwerp zou vermeerderen kan toch geen ernstig bezwaar zijn; het kan tegen elk voorstel van nieuwe strafbepalingen worden ingebracht. En zelfs al moest het ontwerp leiden tot strafbepalingen tegen het niet-nnkomen van contractueele verplichtingen door de werklieden , dan nog mag dit vooruitzicht niet terughouden van het maken ('er nu voorgestelde strafbepalingen indien die andere noodzakelijk blijken, waarom zouden zij dan Dief, worden in het leven geroepen? Juist tegen contractbreuk door werklieden wordt de civiele actie tot schadevergoeding, den werkgever toekomende, in het Voorloopig Verslag zelf nutteloos genoemd, en de erkenning daarvan en van de onmisbaarheid , indien men eenmaal den voorgestelden weg inslaat, van straf bepalingen ook tegen de bedoelde handelingen van werklieden, is een>' verdediging van de overig.-.-s gewraakte strafbepalingen van het ontwerp. Ook hier zou enkele nietigverklaring van de verbodene overeenkomsten den werkman niet baten. Vooreerst is daarvoor v.dgeii3 het burgerlijk recht eene uitspraak van den rechter noodig, die de behoeftige arbeider niet zoo gemakkeli k kan uitlokken en waartoe hij ook niet hebt zal overgaan op grond van dezelfde vrees, die hem indertijd in het contract deed toe-temmen, En zoolang de nietigheid r.iet is uitgesproken zal de werkman zich ook wel aan de overeenkomst moeten houden wil hij zich niet oen dienst zien opgezegd. Voor hem maakt het bij gebreke van poenale sanctie feitelijk geen varschil of al dan niet eene rechtsgeldige overeenkomst bestaat; hij zal toch aan het verlangen van den patroon met betrekking tot de keuze van zijn winkel moeten gehoorzamen. Ook tegen contractbreuk, i:> zoover het loon in anderen vórni dan de overeengekomene wordt betaald , en tegen het vaststellen van het loon in bij de wet niet geoorloofde goederen, schijnen strafbepalingen onmisbaar. De betaling op eene wijze, met het ontwerp in strijd, als ongedaan te beschouwen
zou in de praktijk op onoverkomelijke bezwaren afstuiten. Een verzoek om andermaal het loon , maar nu in geld. te ontvangen, z m iu den regel worden afgewezen, zoodat ook dan de werkman den voor hem zoo bedenkelijken weg van recht8t> zou moeten inslaan , terwijl hij zich tevens, misschien reeds vóór hij daartoe overging, zou blootstellen aan het verlies van zijne dienstbetrekking. Aan den anderen k a n t zou de nietigverklaring van betaling op ongeoorloofde wijze een middel worden in de band van den arbeider, o m , na aanvankelijk in die betaling te hebben berust, haar m i s schien te hebben goedgekeurd en dus den werkgever in den waan te hebben gebraobt dat met onderling goedvinden werd gehandeld, later den patroon aan te spreken tot betaling in geld; daardoor zou de deur worden opengezet tot grove misbruiken, tot oneerlijke praktijken, waarvan de werkgever, die wel is waar in strijd met de w e t , maar toch geheel te goeder trouw zou hebben gehandeld , liet slachtoffer zou worden. Daarenboven zal het bewijs dat in strijd met de wet is betaald, voor den werkman na verloop van eenigen tijd meestal even moeilijk, zoo niet onmogelijk zijn, als voor den werkgever het bewijs van het tegendeel. Ten slotte zou toch het woord des meesters overeenkomstig art. 1638 Burgerlijk Wetboek beslissen in hoever tiet loon betaald is; als hij beweert te hebben betaald, wat hij verschuldigd was, d. i. het loon, bij de wet voorgeschreven, heeft de arbeider niets meer te vorderen en is de beweerde nietigheid der gedane betaling gedekt. Dat de voorgestelde Strafbepalingen den werkman niet zullen baten kan de ondergeteekende ni-c toegeven. Daargelaten dat het tegendeel in andere landen is g e bleken, deelt hij ook niet de bezwaren in het Voorloopig Verslag aangevoerd op grond van eene toetsing van de bepalingen aan de praktijk. De aangifte van rk n benadeel Ie zal geenszins noodig zijn tot bet instellen van eene strafvervolging; ia den regel zal de Uitbetaling in waren uiterlijk waarneembaar zijn. Volgens het oorspronkelijke ontwerp zou dan de politie slechts te vragen hebben n a a r de in art. 3 , eerste lid, van dat ontwerp bedoelde sclniftelijke overeenkomst, waarvan ook de werkgever een exemplaar bezit om bij gebreke daarvan de overtreding te kunt.en constateeren. Volgens het gewij/.igde ontwerp zal alleen geoorloofd zijn de uitbetaling in wnren als in art. 2 b e doeld, en de werkman kan zich vooraf zekeriiei I \ e r schaffen omtrent den aard en de hoeveelhei 1 dier waren. Het bestaan van eene overeen kost ala bij art. 7 oud f nieuw 9) verboden is, kan evei.eens buiten den verbonden werkman om voldoende blijken voor het instellen van eene strafv ervolging; derden zullen zeer dikwijls met het bestaan van zoodanige evereenkomsten bekend kunnen zijn. Daarenboven zal reeas de strafbedreiging leiden tot vermindering van het k w a a l , dat het ontwerp wil tegengaan, daar de werkgever gevaar loopt door den eersten d?n besten arbeider, die zijn dienst verlaat, te worden aangeklaagd wegens wetsovert-eding. b a t de werkman niet geholpen is door het straffen van den patroon is een argument dat zich tegen tal van strafbepalingen keert en derhalve te veel bewijst. Doch al heeft de aangever of de benadeelde werkman zelf geen oogenblikkelijk voordeel bij de veroorrieeling , deze zal toch niet nalaten haren invloed ten goede te oefenen voor het vervolg , zoowel ten bate van dien werkman als van anderen. Vermindering van het arbeidsloon ten gevolge van het ophouden van de zoogenaamde gedwougen winkelnering kan misschien hier of daar tijdelijk voorkomen, maar als dezo strekt tot schadeloosstelling van den werkgever voor het gemis van vroeger uit de bedoelde bedingen genoten voordeel, wordt den arbeider aan den anderen kant vergoed wat hij aan loon ontberen moet, omdat deze dan voortaan, door vrij te zijn in de keuze van een winkel, in den vorm van lagere prijzen het voordeel zal genieten, dat vroeger aan den patroou ten deel viel. Waren de prijzen in den winkel van den werkgever niet betrekkelijk honger dan elders, dan zal ook, blijkens de ondervinding, geen dwang zijn noodig geweest om de werklieden zijn winkel te doen kiezen, en dan is er geen reden, waarom zij ook na de totstandkoming van de voorgestelde wet daar niet zouden blijven koopen. Waar de ondergeteekende op grond van het voorafgaande de bestreden strafbepalingen n u t t i g , ja zelfs onmisbaar a c h t , laat hij zich daarvan niet afschrikken door de met nadruk geuite bewering, dat zij in strijd zouden
|«0. 3-| Bepalingen tot waarborging van de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon. zijn met de gezonde begrippen van strafrecht. Al hadden tot dusver die begrippen zich verzet tegen strafbepalingen als de door hem gcwenschte — wat hij blijkens het geleverde betoog niet aanneemt — dan nog zou hij niet aarzelen deze thans voor de onderwerpelijke materie voor te stellen, omdat hem alle andere middelen ten eenen male ontoereikend en onpractisch voorkomen. Hij heeft altijd gemeend, dat het recht niet steunt op een samenstel van dooie, onveranderlijke begrippon, maar dat het leeft met, voor en door de maatschappij en zich met haar wijzigt en ontwikkelt. Waar nieuwe , verkeerde en onrecht brengende toestanden ontstaan of bestaande moeten worden opgeheven omdat zij in strijd zijn geraakt met liet rechtsbegrip des volks, moet het recht een zij het ook nieuw middel aan de hand doen om die. te doen verdwijnen. Wat onder andere omstandigheden in vroegere j>iren of eeuwen voor gezonde ncbubegrippen gold, kan, in het licht van onzen tijd bezien, ongetwijfeld verkeerd blijken. Het is eene oude waarheid, dat het, positieve recht zich moet regelen naar de eischen des tijds en der tegenwoordige samenleving, niet deze zicli moet blijven behelpen met eene wetgeving, die alleen past in het keurslijf, haar in vervlogen dagen aangelegd. § 4. De hier medegedeelde beschouwingen hebben gelei i t >t ee .e wijziging van do oorspronkelijke artikelen 1, 2 en '.i, waarover Lij de bespreking van de afzonderlijke artikelen nader zal worden gehandeld. Teu aanzien van de korting op het loon en de beperking van liet krediet zij opgemerkt, dat de werkman aan krediet te min Ier behoefte heeft naarmate de uitbetaliug van zijn loon meer geregeld en zonder belangrijke korting plaats heeft. lntusschen liet art. 6 , 4°., van het oorspronkelijk ontwerp de mogelijkheid van krediet onaangetast, mits slcdits do werkman gevrijwaard zij tegen de nadeelen, die het genot, van krediet hem thans maar al te veel berokkent; art. y . 4°.. vao het gewij/.igde ontwerp doet betzelfde. Cessie van eene vordering op het loon of machtiging op een derde om liet loon te ontvangen noemt de ondergeteekende geene ontduiking van de voorgestelde bepalingen. Deze immers zijn in de eerste plaats gericht tegen den werkgever, zoodat cessie op derden niet behoeft verboden te worden ; eveneens kan beslag onder den werkgever geoorloofd blijven. A.ileeu de werkgever zelf msg niet meer korten dan art. 8 (oud (i) toestaat Het is hier te doen om eene regeling alleen van de verhouding tusschen -werklieden en patroons, niet van die tusschen de eersten en derden ; enkel a-in misbruiken van de zijde van werkgevers dankt deze wetsvoordracht haar ontstaan. Dat art. 7 van het oorspronkelijk ontwerp (nieuw 9) niet alle misoruiken , niet den geheeleu winkeldwang kau keeren, geeft de ondergeteekende volkomen toe. Waar zijns inziens echter geheel afdoende middelen ontbreken, waar de zijdelingsche dwang niet kau worden voorkomen door wettelijke voorschriften, moet de wetgever zich vergenoegen met hetgeen iu zijn bereik ligt. Dat een kwaad niet in zijn gansenen omvang kan worden onderdrukt is toch geen reden om het den vrijen teugel te laten. Het overlaten van de regeling aan provinciale en gemeentebesturen zou niet verder tot het doel leiden ; integendeel schijnt deze uiterst moeilijke oecouomische aangelegenheid minder geschikt voor eene regeling door die besturen; zij zou ook voor verschillende, soms aangrenzende gemeenten, zeer uiteenloopeude voorschriften ten gevolge hebben, waarmede de arbeidersklasse niet zou worden geholpen en waardoor de nijverheid zou worden bemoeilijkt in hare onderlinge concurrentie en derhalve, benadeeld. Art. 1 (nieuw 1 en 2). Niet alle bedenkingen, hier aangevoerd tegen de verre strekking van het ontwerp, kan de ondergetekende beamen. Het niet toepasselijk t» maken op alle aannemingen van werk zou tot ernstige ontduiking kunnen leiden. Men had dan slechts het verrichten van zekeren arbeid ondershands aan te besteden om zich de verplichtingen, welke de wet oplegt, van den hals te schuiven. Er behoort onderscheid te worden gemaakt tusschen aanneming van werk door den werkman zelven, dus het zich belasten met zoogenaamd stukwerk, en het aannemen van werk dooreen eigenlijken aannemer van beroep,
die het door zijne werklieden doet ten uitvoer brengen. De eerste soort moet zooveel mogelijk binnen het bereik der wet blijven: voor zoover dit niet wel doenlijk is , met name waar botsing met regelen van het Burgerlijk Wetboek te vreezen zou zijn , wordt hierin voordien door eene bijzondere bepalii g betreffende stukwerk in het ontwerp op te nemen (zie art. 5 , nieuw, eerste lid). De in het Voorloopig Verslag aangegeven redactie voor een nieuw art. 1 , bevattende eene omschrijving van loon in den zin der wet, zondert trouwens de vergoeding bij zoodanige aanneming ook niet uit. Ten aanzien van de betaling van eigenlijke aannemers, in de tweede plaats bedoeld, erkent de ondergeteekende evenwel, dat de wet, zooals zij aanvankelijk was voorgesteld , moeilijkheden zou kunnen opleveren. Daarvoor zal zij dan ook in het geheel niet gelden , doordien voldaan is aan den wensch om eene omschrijving van het door deze wet bedoelde loon te doen voorafgaan, en wel in de beperkte beteekenis, daaraan in het Voorlo.pig Verslag gegeven. Hoewel aan de bezwaren, ook met het oog op stukwerk in l.et Voorloopig Verslag in het midden gebracht, de nieuwe redactie van het ontwerp te gemoet komt, zij toch nog het volgende opgemerkt om aan te toonen , dat niet al die bezwaren overwegend zijn. Het omspitten van eene oppervlakte grond wordt in den regel betaald met eene zekere som per are of roede, en waarom zou men nu na eene week niet het reeds bewerkte gedeelte kunnen opmeten? En is het werk en bloc aanbesteed , dan behoeft men slechts de. grootte, van het stuk lan I te kennen om door opmeting te kunnen berekenen op welk deel van het loon de werkman wekelijks aanspraak heeft. Indien het werkelijk ondoenlijk mocht zijn aan het eind; van elke w< ek nauwkeurig na te gaan , welk gedeelte van het werk geschied is, zooals bij het vellen van een perceel hoornen van verschillen ie zwaarte het geval is, dan behoeft de werkgever ook niet te vreezen voor strafvervolging, mits hij maar hebbe uitbetaald wat den werkman geacht kan worden toe te komen. In de veenderijen betaalt men per roede, doch op deze wijze, dat het loon eerst verschuldigd is als eene roede geheel is afgewerkt, dat is als de daaruit gestoken turf de laatste bewerking, in de aanbesteding begrepen, heeft ondergaan. Bij het uitgraven van een veenput kan het loon zeer goei verschillend worden vastgesteld voor eiken decimeter diept;;. Vooraf behoeft niet vast te staan of liet wekelijksch loon al dan niet vijftien gulden zal bedragen; eerst bij bet einde der week is die vraag van belang, en dan kan het antwoonl toch worden gegeven door berekening van het evenredig deel dat is afgewerkt Het oorspronkelijke art 1 (nieuw art. 2) is thans gewijzigd in dien zin, dat het verschillende vormen van loonsbepaling geoorloofd verklaart. Reeds bij de samenstelling van het ontwerp heeft het een punt van overweging uitgemaakt dien weg te vo-gen , doch uit vrees voor onvolledigheid werd daarvan afgezien. Thans is intusschen naar zoo groot mogelijke volle ligheid gestreefd in het opnoemen vau die gebruikelijke vormen van loon , welke in het, algemeen in liet belang van den werkman zijn te achten Daaronder zijn niet genoemd geneesmiddelen en geneeskundige hulp , omdat in het genot daarvan kan worden voorzien op andere wijze, door deelneming in een ziekenfonds, hetzij dit van den werkgever (zie art 7 nieuw), hetzij dit van derden uitgaat. Het komt den ondergeteekende voor, dat dergelijke deelneming zou verminderen indien de werkgever geneesmiddelen en geneeskundige hulp als loon mocht toerekenen , en dat de arbeider door zoodanige loousbepaling minder gebaat zou zijn. Immers bij langdurige of ernstige ziekten zou niets den werkgever beletten den zieken arbeider te ontslaan, en dan zou deze behalve zijne verdiensten , ook nog de noodige medicijnon en hulp missen. Betaling in brandstoffen zal den werkman in den regel alleen voordeel geven indien zij zijn voortbrengselen van het bedrijf of materialen daarin gebruikt, bijv. turf in eene steenfabriek. Werktuigen of gereedschappen behoeven niet als loon te worden verstrekt; de patroon kan die óf ten gebruike geven, óf door den arbeider doen koopen waar hij zelf verkiest (art. 9, tweede lid, nieuw). .
Bijlagen.
[16.
3.J
Tweede Kamer. 15
Bepalingen lot waarborging van de vrije beschikking' door werklieden over hun verdiend loon. Het verstrekte voedsel moet bestemd zijn om ter plaatse Do in vreemd-s in ;nt gedane betaling nietig te verklaren te worden gebruikt, welke voorwaarde noodig is om de en geen straf op zoodanige betaling te stellen, meent de vrijgevigheid des wetgever* niet te doen luiden tot de uit- ondergeteekende te moeten ontraden op dezelfde gronden, betaling in allerlei niet toebereide en ter medeneming be- boven aangevoerd tegen het denkbeeld om in het algemeen stemde levensmiddelen, aan welk misbruik hij juist uen de strafbepalingen uit dit ontwerp te doen vervallen. einde wil trachten te maken , behoudens bet sub e oepa.lde. uit het daar medegedeelde zal, naar ile ondergeteekende Deze laatste wijze van betaling moet t;>ch, mits binnen vertrouwt, duidelijk zijn geworden, hoe nietigverklaring zeker.) graaien, la het voordeel van den loontrekkende van eene met de wet strijdige betaling tot afdreiging kan worden gereken I, in tegenstelling met levensmiddelen of j leiden. Dat hij, dia een strafbaar feit beeft gepleegd, kau andere waren, die de werkgever niet zelf voortbrengt of ) worden bedreigd met aangifte, zoo hij niet eene zekere in zijn bedrijf gebruikt, maar erenals ieder ander koopen som gelds betaalt, geldt niet enkel van de bier hu loeide moet. Evenwel muet vaststaan hoeveel van die voortbreng- strafbare handelingen, maar van alle zonder onderscheid , selen den werkin-in toekomt., waarom hier van »eeue zekere en bewijst derhalve te veel. hoeveelheid" gesproken wordt, waaronder zoowel een evenDe rolactie is volgens bet voorstel van het Voorloopig redig deel als eene uitdrukkelijk genoemde maat of getal Verslag gewijzigd. is te verstaan. Ook bij het sub d bepaalde moet worden Ken nieuw twee Ie lil is aan het nieuwe art. 3 toegegewaakt dat de belanghebbende wete welke woning enz. voegd , ten einde de betaling van het anders dan in
k indien het aangaan van eene schrifOmgekeerd brengen Nederlandscbe landbouwers, in de nabij- telijke, overeenkomst moeilijkheid zou ondervinden uitheid der grens wonende , hunne producten en hun vee veelal hoofde dat partijen of ee.e van naar nut kunnen schrijven, in het vreemde land ter markt en brengen dientengevolge hoewel zulks niet een overwegen 1 beletsel kan zijn om vreemd geld mede naar buis. schriftelijke contracten te sluiten; de haudreekening kan Aan deze gebruiken kan door weltelijke bepalingen uit immers door een gewaarmerkt merkteekeu worden verden aard der znak zeer moeilijk een einde worden gemaakt, vangen. Wie niet lezen kau zal toch in elk geval door en indien pogingen daartoe mochten gelukken, dan zou anderen van de lijst kunnen kennis nemen. Dat afwijking van de overeenkomst, volgens welke in daardoor groot nadeel worden toegebracht aan eene gebeele reeks van Nederlandscbe grensbewo: ers. Immers dan zouden waren zal worden betaald (thans volgens het, gewilligd de handelsbetrekkingen met naburige, vreem Ie gemeenten ontwerp ook van de verklaring, bedoel 1 bij artikel 2), in zooal niet ophouden dan toch zeer sterk verminderen, dier voege, dat toch het loon in geil wordt uitgekeerd, waardoor aan die duizenden landgenoot» een goei deel strafbaar zal zijn, acht de ondergeteekende niet verkeerd. De werkman behoort te ontvangen datgene waarop hij van hun middel van bestaan zou worden ontnomen. Ook vinden tal van werklieden uit beide Bijkan arbeil gerekend heeft; de vervanging van de toege^egle waren in de grensgemeenten van het andereland, en zoo worden door geld kau soms in zijn nadeel zijn, bijv. als de prijzen bijv. Duitsehers betaald in hun eigen munt, natuurlijk van die overeengekomen waren inmiddels gestegen zijn. zeer te hunnen gerieve. Hoewel het aangaan van eene schriftelijke overeenkomst Deze overwegingen hebben den ondergeteekende er toe in het gewijzigd ontwerp niet meer verplichtend is en geleid in dit ontwerp rekening te houden ook met den boven werkgevers met een uitgebreid en afwisselend personeel dus geschetsten toestand en voor te stellen vaststellingen uit- den last daarvan niet meer zullen ondervinden, schijnt toch betaling van loon in grensgemeenten ook in het daar in nog een derde middel tot afwijking van den regel vau wekeomloop zijnde vreemde betaalmiddel te veroorloven, voor lijkscbe betaling noodig Er zijn personen , wier loon bezoover het in betaling geven daarvan , wat pasmunt betreft, antwoordt aan de omschrijving vau art. 1 en voor wie het geoorloofd is krachtens art. 8 der wet van 28 Maart 1877 eerste lid van art. 5 (nieuw) niet geschreven is, omdat zij (Staatsblad n°. 43), welk artikel naar gelang van de be- niet naar het stuk of de maat worde:; betaald, terwijl toch betaling van hun loon elke week niet wel mogelijk hoeften kan worden toegepast. Handelingen der Staten-Generaal.
Bijlagen. 1889-1890
46
\1Q*
3|
Bepalingen tot waarborging, van de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon. is; men denke bij voorbeeld aan een tuinman op eeue handhaven om de in het Voorloopig Verslag daarvoor buitenplaats waarvan de eigenaar des winters elders woont. aangevoerde redenen, doch met inachtneming van den Daarom is het laatste lid van dit artikel, eenigszins ge- wenk omtrent het ophangen van het reglement in de wijzigd , behouden. fabriek of werkplaats. Door de gunstige bepaling van het Door de invoeging van de woorden » indien het naar laatste lid op verhaal van boeten toe te passen , zouden tijdruimte is vastgesteld" vervalt het bezwaar dat de deze grootendeels het karakter van straf verliezen. Minister eene overeenkomst, als in het eerste lid van dit De schrapping sub 4°. van de woorden : » of bij anderen" artikel is toegestaan , krachteloos zou kunnen maken. zou de ondergeteekende verkeerd achten, daar zij den De Minister kan bij voorbeeld den Commissaris des Konings werkman al te zeer zou bemoeilijken in het verkrijgen van of den burgemeester machtigen om namens hem te handelen. krediet en hij dus nog meer afhankelijk zou worden van De bevoegdheid des Ministers is niet zoo vreemd als men den werkgever. Met compensatie van schuld, waarover de meent; het geldt hier geen afwijking van burgerlijk recht, artt. 1461 en 1462 Burgerlijk Wetboek handelen, heeft maar alleen van een in eene strafwet gestelden regel. Eene de hierbedoelde korting niets te maken. Het artikel beandere macht kan trouwens moeilijk worden aangewezen. stendigt slechts een reeds lang bestaand gebruik, doch De laatste woorden van het artikel zijn blijkens het stelt als voorwaarde eene uitdrukkelijke schriftelijke schuldVoorloopig Verslag zeer juist begrepen ; thans echter doelen bekentenis , terwijl thans vaak genoeg op het loon wordt zij natuurlijk alleen op de verplichting om het loon elke gekort ten behoeve van derden , zonder dat de schuld volmaand uit te betalen in evenredigheid aan het voor een komen vaststaat. Uitbetaling buiten weten van den schuldenaar zal niet licht voorkomen; deze weet als hij de dag of eene welk vastgestelde bedrag. gevorderde verklaring afgeeft, dat hem korting boven het Ten einde evenwel niet voor elke schuld Art. 4 {nieuw 0). Het hier geopperde bezwaar is onder- hoofd hangt. toe te staan, maar alleen voor de zoodanige, vangen door de bijvoeging, dat onder andere winkelnering korting thans in den regel geen schuldbekentenissen niet wordt verstaan het bedrijf van kofriehuishouder. Tegen- waarvoor worden geteekend , is zij in het gewijzigd ontwerp beperkt over bet gevaar, dat daar pressie op ilen werkman zal tot schulden betreffende de gewone en dagelijksche uitworden uitgeoefend om vertering te maken , staan toch gaven der huishouding. Indien eene schuldbekenontegenzeggelijk groote voordeden , dezelfde die ook het tenis wordt afgegeven geschiedtdaarvoor dit met het klaarblijkelijk bevorderen van de oprichting van loodsen als het Voorloopig doel om korting mogelijk te maken , en juist daarvoor heeft Verslag op het oog heeft, wenscbelijk maken. de werkman allereerst behoefte aan krediet. Naar aanleiding van de gemaakte opmerking is bet laatste De bedenkingen tegen het laatste lid van dit artikel lid gewijzigd. gerezen , vonden reeds voldoende wederlegging in het VoorVerslag zelf. De eerstvermelde opvatting van de Art. 5 (nieuw 7). Hier is aan bijna alle bedenkingen loopig bepaling is de juiste, zooals reeds volgt uit de woorden gevolg gegeven ; alleen de strafbaarstelling is behouden op grond van bet bij de algemeene beschouwingen aange- »bij elke uitbetaling". Aan de bezwaren tegen dit artikel bij art. 1 (oud) vermeld voerde en ook met het oog op hetgeen in het Voorloopig Verslag vóór de strafbepaling op overtreding van dit artikel met betrekking tot het loon voor stukwerk, is bij art.5 van het gewijzigd ontwerp voldoende tegemoetgekomen. werd medegedeeld. Het verschuldigde loon", waarvan het laatste lid Eene overgangsbepaling schijnt overbodig. De bestaande van >alsdan art. 8 (nieuw) spreekt, is het loon, dat zou moeten wederzijdsche verplichtingen en rechten blijven onverlet. worden indien geen korting ware toegelaten , Weigert een werkman verder bij te dragen vóór eene derhalve uitbetaald bet bedrag, dat na aftrek van het in art. 5 , schriftelijke overeenkomst is aangegaan , dan zullen de lid , nieuw , bedoelde evenredig deel, hetwelk wordt gevolgen daarvan ten aanzien van reeds bestaande fondsen eerste door dit artikel niet wor len veranderd. Het is intusschen ingehouden , overblijft. wenschelijk dat ook de thans bestaande mondelinge overeenkomsten door schriftelijke worden vervangen , ook in Art. 7 (nieuw 9), Opnieuw heeft de ondergeteekende het belang van den werkgever. ernstig overwogen of eene strafbepaling als in het Voorloopig Verslag wordt voorgesteld doel zou kunnen treffen. Hij Art. 6 (nieuw 8). Dit artikel maakt geeti inbreuk op de blijft evenwel bij zijne aanvankelijke overtuiging , dat er bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvor- tal van zijwegen zijn, die den werkgever buiten het bereik dering omtrent beslag onder derden , noch verbiedt cessie van zoodanige strafbepaling kunnen brengen en hem toch van de schuldvordering op het bon. Korting is slechts de daarheen leiden waar hij wezen wil; de arbeider zal toch feitelijke inhouding van een deel van het loon door of van- kunnen worden geplaatst voor do keuze om óf zijne benoo ligdheden in een bepaalden winkel te koopen óf zich wege den werkgever. Bepalingen omtrent beslag en cessie bahooren niet in uit den dienst te zien ontslagen. Een artikel nu, dat zoo deze wet tehuis; ook in België maken die den inhoud veelvuldig zou kunnen worden ontdoken en derhalve in strikten zin niet zou worden overtreden en toch geen vereener afzonderlijke wet uit. Het doel van het ontwerp is de bevordering van de on- betering zou brengen in bestaande toestanden, wenschtde afhankelijkheid der werklieden van hunne patroons en het ondergeteekende niet in het leven te helpen roepen ; het weren van misbruiken, welke door de laatsten plegen aanzien en de uitwerking van de wet zouden er door verminderen. gemaakt te worden. Om dezelfde reden schijnt uitbreiding van het artikel tot Daarom is het niet de geschikte plaats om volmachten tot het ontvangen van het loon op winkeliers te verbieden , overeenkomsten tusschen r werklieden en winkeliers aangegaan ten gevolg" van dw ang van de zijde des werkgevers, ook al bestond aan zoodanig verbod behoefte. niet wenschelijk. Zij zou ook weinig baten , want de werkOnder 1°. is ingevoegd »of bezittingen". gever behoeft geen uitwendig waarneembaren dwang te bezigen om zijne werklieden tot zoodanige overeenkomsten Korting wegens schade aan de onderneming toegebracht, te bewegen; ook zonder dien kan hij zeer goed te verstaan behoeft niet afzonderlijk te worden vermeld , daar de onder- geven , dat dergelijke overeenkomst de voorwaarde is voor neming zelve, evenals de materialen , toch het eigendom het in dienst houden van een arbeider. of de bezitting van den wetgever is Liet men mondelinge overeenkomsten toe, dan zou het De slotwoorden van dit nommer strekken om te voor- artikel alle waarde verliezen. komen , dat de werkgever geheel zijn eigen rechter zou Tot verdediging van de strafbepaling zij herinnerd aan worden ; zijn partijen het niet eens over de schuld van hetgeen in het algemeen omtrent strafbedreiging in dit een harer, dan volgt men den gewonen gang in rechten ontwerp door den ondergeteekende in deze Memorie is geom schadevergoeding te erlangen. Indien bij rechterlijke antwoord. Niet elke regeling omtrent de besteding van het of arbitrale uitspraak is beslist, dat de schade aan de loon wordt door deze bepaling verboden. schuld van den werkman is te wijten, dan heeft de korting niet plaats krachtens dit artikel maar gelden de gewone regelen van burgerlijk recht. Art. 7 nieuw (oud 5) laat uitdrukkelijk toe een deel van. Korting voor boeten meent de ondergeteekende te moeten het loon te besteden aan bijdragen voor zieken-, begrafenis-,
[16. 4.] Bepalingen tot waarborging van de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon. pensioenfondsen enz. Ook spaarbanken kunnen onder de daar bedoelde fondsen worden be jrepen. Art 8 {nieuw 10). Wat de maxima der bedreigde straffen betreft, deze «cht de ondergeteekende eer te laag dan te hoog. Inderdaad is eene geldboete van f 200 niet te hoog, wanneer zij wordt opgelegd aan iemand, die misschien geruimen tijd tegen de wet heeft gezondigd, en dat bij herhaling ook hechtenis facultatief wordt gesteld is wel noodig om hen te kunnen straffen, die zich blijkbaar door eene geldboete niet laten afschrikken. Men kan, volgens den ondergeteekende, gerust aan den rechter overlaten hoe hoog de boete moet worden gesteld binnei; de grenzen der wet, en eveneens of hij in de door de wet genoemde gevallen hechtenis behoort op te leggen. De Britsche wet noemt wel is waar voor de eerste overtreding een maximum van 10 p. st., doch geeft geen vrijhei 1 beneden 5 p. st. te dalen, terwijl zij voor het geval van herhaling eene boete van 10 tot 20 p. st., voor het geval_van tweede herhaling, ongeacht na verloop van welken tijd, een maximum van 100 p. st. bedreigt. De Belgische wet noemt een maximum van 2000 franken. De regeling der recidive in dit artikel, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tusschen de verschillende overtredingen , is niet zonder voorbeeld. Art. 18 van de drankwet volgt hetzelfde stelsel. Vooral ook voor de overtredingen van een der bepalingen, die dit ontwerp voorstelt, is die regeling aan te bevelen; de verschillende overtredingen hangen zeer nauw samen , en dikwijls heeft de overtreding van het ééne artikel geheel hetzelfde doel als die van een ander, bijv. de uitbetaling in verboden waren en het aangaan van eene overeenkomst, als art. 9 (nieuw) verbiedt. Overigens is het artikel gewijzigd overeenkomstig de gemaakte opmerkingen en naar aanleiding van de veranderingen , in andere artikelen gebracht; dit laatste is ook het geval met art. 10 (nieuw 12). Art. 11 {nieuw 13) Tegen de weglating van het woord >vasten" bestaat geen bezwaar. Art. 12 {nieuw 14). Als tijdstip van in werking treden wordt nu voorgesteld 1 Januari 1891. De Minister van Justitie, RUYS VAN BEERENBROEK.
(ie.
4) GEWIJZIGD ONTWERP VAN WET.
Artikel 2. Het loon wordt op geene andere wijze vastgesteld d a n : a. in Nederlandsche munt of, in gemeenten aan de Rijksgrens gelegen, in de munt van het aangrenzende vreemde Rijk; b. in voedsel, te nuttigen ter plaatse waar het verstrekt wordt; e. in eeno zekere hoeveelheid der voortbrengselen, behalve sterke drank . van het bedrijf waarin het verdiend wordt, of der materialen in dat bedrijf gebruikt; d. in het gebruik van eene aangewezen woning , schuu of bergplaats, van eene zekere uitgestrektheid grond o van weide of stalling voor een zeker aantal taar de soor aangeduide dieren ; of e. in bepaalde werkzaamheden door of voor rekening van den werkgever verricht. Bij vaststelling van het loon, op de wijze, bedoeld sub c, d of e, is de werkgever verplicht dienaangaande eene schriftelijke, door hem onderteekende verklaring aan den loontrekkende af te geven indien dit door dezen gevraagd wordt. Artikel 3. De uitbetaling van het in art. 2 sub a bedoelde loon of gedeelte van het. loon geschiedt uitsluitend in vettig betaalmiddel of bankbiljetten der Nederlandsche Bank of in gemeenten aan de Rijksgrens gelegen, in wettig betaalmiddel van het aangrenzende vreemde Rijk, voor wat pasmuDt betreft voor zoover het in betaling geven daarvan krachtens art. 8 der wet van 28 Maart 1877 (Slaahblad n°. 43) geoorloofd is. De uitbetaling van het in art. 2 sub I , c, d of e bedoelde loon of gedeelte van het loon geschiedt uitsluitend, indien eene verklaring , als bij art 2 bedoeld , is afgegeven, overeenkomstig den inhoud daarvan, of, bij gebreke van zoodanige verklaring, in hetgeen bij oveieenkomst isbapaald. Artikel 41. De uitbetaling van het in art. 2 sub a bedoelde loon of gedeelte van het loon geschi3.lt, nis dit per week berekend minder dan vijftien gulden bedraagt, ten minste eenmaal 's weeks tot, een bedrag, geëvenredigd, indien het loon naar tijdruimte is vastgesteld , aan de voor die tijdruimte overeengekomen som, indien het naar het stuk of naarde maat is vastgesteld, aan hetgeen is afgewerkt. De uitbetaling van het in art. 2 sub c bedoelde loon of gedeelte van het loon geschiedt op zoodanige tijdstippen als partijen zijn overeenkomen en welke, indien eene verklaring als bij art. 2 bedoeld, wordt afgegeven, daarin worden vermeld. Artikel .».
W I J WILLEM III, ENZ. Allen, die deze zullen zien of liooren lezen, saluut! doen te weten: Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat het wenschelijk is eenige bepalingen vast te stellen tot waarborging van de vrije beschikking door werklieden over hun verdiend loon ; Zoo is het, dat W i j , den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed evonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan ij deze:
f
Artikel 1. Onder loon verstaat deze wet de vergoeding voor het verrichten van lichamelijken arbeid door werklieden, ambachtslieden , handwerkslieden, daglooners en alle anderen, die tegen betaling hunne diensten tot zoodanigen arbeid verbinden.
i
Van do voorschriften van art. 4, eerste lid , kan ten aanzien van naar het stuk of naar de maat vastgesteld loon worden afgeweken , hetzij bij schriftelijke en in dubbel op te maken overeenkomst, waarvan iedere partij één exemplaar tot zich neemt, betzij door middel van eene steeds zichtbaar in de werkplaats opgehangen lijst, mits in die overeenkomst en op die lijst worden vermeld, bij afwijking van het voorschrift omtrent wekelijksche uitbetaling, de tijpstippen, waarop de uitbetaling telkens zal plaats hebben, en bij afwijking van het voorschrift omtrent het bedrag, het evenredig deel van het loon , dat telkens tot den eerstvolgenden betalingsdng kan worden ingehouden. Door of vanwege Onzen Minister van Justitie kan schriftelijke vergunning worden verleend om het in art. 2 sub a bedoelde loon of gedeelte van loon , indien het naar tijdruimte is vastgesteld , ten minste eenmaal in de nuiand uit te betalen, overigens met inachtneming van het bij het eerste lid van art. 4 bepaalde. Artikel 8. Het is verboden het loon uit te betalen in localiteiten ,