Bijlage A: Sjabloon herstelplan per 31 december 2008 Naam pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Holland Casino Nummer fonds: 60196 Dekkingsgraad per 31-12-2008: 88,2% Status financiële positie (reservetekort, dekkingstekort): dekkingstekort Kwalitatieve beschrijving van oorzaken tekortsituatie: De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is zeer gediversifieerd. Door te spreiden tracht het pensioenfonds om, onder andere, negatieve rendementen te compenseren met positieve rendementen van andere beleggingscategorieën met een lage onderlinge correlatie. Het fonds hanteert een strategische beleggingsmix met een relatief hoog percentage belegd in zakelijke waarden (60%). In voorgaande jaren heeft het hierdoor relatief hoge rendementen behaald, die er voor hebben gezorgd dat de dekkingsgraad vanuit een reservetekort eind 2003 in enkele jaren fors is gestegen (tot 160,8% eind 2007). De ontwikkeling van de financiële markten in 2008 heeft echter tot een fors negatief rendement van 20,6% op de beleggingen geleid. Een tweede voor het fonds negatieve ontwikkeling betrof de rente. In de loop van 2008 is dit risico beperkt afgedekt via een aantal renteswaps. Einde 2008 is 26% van het renterisico afgedekt. Door de daling van de RTS van gemiddeld 4,86% eind 2007 naar 3,43% eind 2008 zijn de verplichtingen sterker gestegen dan de beleggingen. Uiteindelijk daalde de dekkingsgraad van 160,8% eind 2007 tot 88,2% eind 2008.
Kwantitatieve typering oorzaken tekortsituatie DG(oorzaken voor mutaties van de dekkingsgraad) jaar
2008
DG primo % 160,8
jaar 2008
Premie
Uitkering
M1 %-punt 0,3
M2 %-punt 0,5
Feitelijke premie % 23,2
Indexering M3 %-punt -1,6
Rentetermijnstructuur M4 %-punt -43,9
Realisaties van parameters Indexatie actieven % 1,63
2
Overrendement M5 %-punt -38,8
Indexatie inactieven % 1,63
Overig
DG ultimo
M6 %-punt 10,9
Beleggings rendement % -20,6
% 88,2
Hoe ziet uw beleid tijdens de herstelperiode eruit? Premiebeleid
Er wordt de maximum premie gevraagd ad 24% van de pensioengrondslagsom Indexatiebeleid
De verlening van toeslagen is afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Het beleid hiertoe is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het pensioenfonds. Zolang het pensioenfonds zich in de situatie van een dekkingstekort bevindt, wordt geen toeslag verleend aan zowel de actieven, de inactieven als de gepensioneerden. Beleggingsbeleid
Het bestuur heeft vorig jaar besloten om, gezien de onzekere omstandigheden in de economie in het algemeen en op de financiële markten in het bijzonder, het herbalanceren van de beleggingsportefeuille op te schorten. Deze beslissing is vooralsnog ongewijzigd van kracht. Het bestuur heeft de beleggingscommissie opdracht gegeven om de situatie hieromtrent nauwgezet te volgen. Op advies van de beleggingscommissie zal het bestuur gedurende de herstelperiode wellicht besluiten te herbalanceren richting de strategische beleggingsmix zoals opgenomen in de ABTN. Daarnaast zal met binnenkomende nieuwe gelden richting de strategische mix gestuurd worden. De uitbreiding van de mate van renteafdekking is vorig jaar eveneens opgeschort in verband met het feit dat de rente zeer snel was gedaald. Om het opwaartse potentieel van het fonds niet al te zeer te beperken en het fonds niet overmatig gevoelig te maken voor inflatieontwikkelingen is door het bestuur besloten om de beleggingscommissie opdracht te geven om ook de ontwikkelingen hieromtrent nauwgezet te volgen. Het bestuur is voornemens om bij een hogere rente de mate van renteafdekking verder uit te breiden. Gezien het lage renteniveau heeft het bestuur vanaf het vierde kwartaal 2008 dit voornemen gerealiseerd door middel van het afsluiten van swaptions. Verder zijn er geen wijzigingen in het beleggingsbeleid voorzien. Overige maatregelen
geen
Bijzonderheden m.b.t. de criteria voor het kortetermijnherstelplan (Besluit FTK art. 17, lid d)
geen
Toelichting van het bestuur op het herstelplan De hersteltermijn voor opheffing van het dekkingstekort bedraagt met inachtneming van de brief van Minster Donner van 20 februari 2009 en de Ministeriële Regeling van 4 maart 2009 vijf jaar, en de hersteltermijn voor opheffing van het reservetekort bedraagt uiterlijk 15 jaar.
3
De dekkingsgraad van het pensioenfonds is als gevolg van een daling van de marktrente en de beleggingen sterk gedaald. Het premie- en indexatiebeleid van het pensioenfonds bieden voldoende herstelkracht. Uit het in bijlage D opgenomen dekkingsgraadsjabloon blijkt dat de opheffing van het dekkingstekort in een periode van vijf jaar wordt gehaald. Indien het bestuur heeft vastgesteld dat op 31 december van enig jaar de feitelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad evenwel afwijkt van de daarin veronderstelde ontwikkelingen, zodanig dat naar verwachting niet aan het einde van de looptijd zal worden voldaan aan het minimaal vereist eigen vermogen, worden de volgende maatregelen genomen. 1. Het pensioenfonds zal de werkgever verzoeken in overleg te treden met de CAOpartners om tot een verhoging van de pensioenpremie te komen, boven het maximum van 24%. Deze aanvullende premie betekent alsdan een afwijking van de afspraken in de uitvoeringsovereenkomst. In de recente gesprekken met de bonden heeft de werkgever de problematiek van het Pensioenfonds toegelicht en aangekondigd dat er wellicht noodmaatregelen noodzakelijk zijn om het fonds gezonder te krijgen. Daarbij is aangegeven dat één van de oplossingen zou kunnen zijn dat de werknemers en werkgever tot verhoging van de premiebijdrage moeten besluiten. Omdat de nadruk bij de CAOonderhandelingen in deze fase vooralsnog op te nemen maatregelen bij de aangesloten onderneming ligt, is het pensioenonderwerp verder nog niet nader besproken. 2. Indien de werkgever en de CAO-partners niet bereid zijn tot het betalen van extra premie om aan te sluiten bij de ontwikkelingen van de dekkingsgraad, dan gaat het pensioenfonds over tot korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten, conform het bepaalde in het pensioenreglement, de statuten en de uitvoeringsovereenkomst van het pensioenfonds. Voor het nemen van dit besluit zal het bestuur de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afwegen. Hierbij wordt zo mogelijk tevens rekening gehouden met het eventueel hierover bereikte akkoord met de CAO-partijen. De invulling van deze maatregelen zal afhankelijk zijn van de dan actuele financiële situatie, de economische vooruitzichten en de dan geldende wet- en regelgeving en parameters. Een nadere toelichting bij het herstelplan treft u aan in het begeleidend schrijven.
4
Ondertekening door het bestuur: Hoofddorp, 15 mei 2009 Voorzitter:
-----------------Q.G. Ligtenstein
Secretaris:
------------------H.A.L. Kleij
5
Bijlage B: Sjabloon vermogensoverzicht per 31 december 2008 Invullen conform de aanwijzingen bij jaarstaat J301 (Enkelvoudige balans) Activa Passiva Immateriële activa Deelnemingen Beleggingen voor risico fonds
> Vastgoedbeleggingen Directe beleggingen in vastgoed Indirecte beleggingen in vastgoed > Aandelen > Vastrentende waarden > Overig
Eigen vermogen
> Gespecificeerde reserves > Overig eigen vermogen
Achtergestelde leningen
42.054
Technische voorzieningen
163.679 283.402 19.627
> Technische voorzieningen voor risico fonds > Technische voorzieningen afgedekt door garantiecontract > Technische voorzieningen voor risico deelnemers
Beleggingen voor risico deelnemers
Overig
> Vorderingen verzekeringsmaatschappijen > Overige vorderingen > Overlopende activa > Liquide middelen (niet beschikbaar voor belegging) > Overige activa
Totaal activa
560.506 737
Andere voorzieningen
> Vastgoedbeleggingen Directe beleggingen in vastgoed Indirecte beleggingen in vastgoed > Aandelen > Vastrentende waarden > Overig
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
11.033 -66.296
Overige passiva
3.979
509.959 Totaal passiva
509.959
737 88 0 1 371
6
Bijlage C: Sjabloon risico-exposure per 31 december 2008 Invullen conform de aanwijzingen bij jaarstaat J502 (in bedragen)
S1 Renterisico
Delta solvabiliteit € 84.055
S2 Zakelijke waarden risico
€ 48.878
S3 Valutarisico
€ 16.999
S4 Grondstoffenrisico
€ 1.387
S5 Kredietrisico
€ 12.617
S6 Verzekeringstechnisch risico
€ 26.500
Toelichting bij berekening risico-exposure
Opgesteld op basis van de feitelijke portefeuilleverdeling per eind 2008. De beleggingen in converging markets en life settlements zijn bij credits ondergebracht. De converteerbare obligaties zijn op basis van de delta verdeeld over aandelen en bedrijfsobligaties. Bovenstaande S-jes zijn berekend op basis van het aanwezig vermogen.
7
Bijlage D: Dekkingsgraadsjabloon per 01-01-2009 Onderbouwing uitgangspunten: rentetermijnstructuur, afleiding meetkundig portefeuillerendement: 1. Voor de inschatting van de toekomstige economische ontwikkeling en gemiddelde rendementen is rekening gehouden met de geformuleerde uitgangspunten in de Regeling parameters pensioenfondsen. Het gehanteerde portefeuillerendement van 6,2% betreft het meetkundig gemiddelde van de economische simulaties zoals gehanteerd in de continuïteitsanalyse, en is daarmee gebaseerd op de economische veronderstellingen in deze analyse. Voor de vastrentende waarden portefeuille is uitgegaan van de strategische samenstelling zoals weergegeven op pagina 7 van de continuïteitsanalyse en de rendementsveronderstellingen zoals weergegeven op pagina 4. Dit betekent dat voor de staatsleningen van een lager rendement dan 4,5% is uitgegaan en voor de kredietcategorieën van een hoger rendement (en hoger risico). Dit leidt tot een rekenkundig gemiddelde voor het verwacht rendement op vastrentende waarden van 5,1%. Bij de vaststelling van rendementen voor beleggingscategorieën hecht het bestuur grote waarde aan het realiteitsgehalte van de vast te stellen economische parameters. Concreet betekent dit dat de rendementen die voor de analyses zijn gehanteerd in grote mate overeenstemming vertonen met de prijzen die op de markt tot stand komen. Voor de vaststelling van lange termijn verwachte rendementen, risico’s en correlaties is beoordeeld in hoeverre de huidige marktomstandigheden representatief zijn en/of impact hebben op de toekomstige parameters. Enige mate van subjectiviteit bij de bepaling van toekomstige rendementen is derhalve onontkoombaar. Voor wat betreft de bepaling van risico’s en correlaties spelen naast de huidige marktomstandigheden tevens de combinatie van economische theorie en historische verbanden een belangrijke rol. Beleggen in bedrijfsobligaties (credits) levert ten opzichte van staatsobligaties een additioneel rendement om te compenseren voor het risico op faillissement. Het rendement op (euro) staatsobligaties wordt direct afgeleid van de actuele rentetermijnstructuren (van Europese landen) en de ingeprijsde toekomstige forwardcurves. Het rendement (van ongeveer 4%) dat resulteert voldoet ruim aan de uiterste waarden die zijn geformuleerd in de Regeling Parameters Pensioenfondsen. Om te komen tot een verwacht rendement op credits is rekening gehouden met een kredietopslag behorende bij de kredietwaardigheid van de credits. Voor investment grade credits is een AA-rating als uitgangspunt gekozen. Als gevolg van recente marktontwikkelingen gelooft het bestuur dat een substantiële illiquiditeits- en kredietrisicopremie onderdeel uitmaken van het totale rendement op credits. Op termijn verwachten wij dat de illiquiditeitspremie lager zal worden en dat door daadwerkelijke faillissementen de kredietrisicopremie de komende jaren afneemt. Daarbij verwachten wij dat een toename van de faillissementen leidt tot een verlaging van de rendementen van 100 - 150 basispunten per jaar. Op basis van
26 maart 2009 20090042/PB/JvdB Hersteplan (herziene versie 15 mei 2009)
actuele creditspreads (350 - 400 basispunten) resulteert dit (per eind 2008) in een rendement van ongeveer 6,5% bij een gelijkblijvende creditspread. Voor de lange termijn verwachtingen houden wij rekening met een reductie van de creditspreads naar 200 - 250 basispunten over de komende 5 jaar. Op lange termijn gaan wij tevens uit van een reductie van het rendement als gevolg van faillissementen ter grootte van 50 basispunten. Wij geloven niet dat het inkomen van de creditspread direct zal leiden tot een additioneel rendement, maar dat in ieder geval een deel van het extra rendement teniet gedaan zal worden door een toename van de faillissementen. Hiermee is rekening gehouden in het lange termijn verwacht rendement op investment grade credits dat ongeveer 6% bedraagt. Bovenstaande gaat logischerwijs gepaard met een verhoogde volatiliteit (de standaard deviatie bedraagt gemiddeld op lange termijn ruim 8%; de eerste jaren is dit percentage ongeveer 10%). Deze volatiliteit ligt ruimschoots boven dat van staatsobligaties en de volatiliteit die historisch is waargenomen. Obligaties met een creditrating van BB tot B zijn als high yield beschouwd. Fundamenteel verwachten wij een gemiddeld rendement tussen het rendement op investment grade obligaties en aandelen. In lijn met de vaststelling van het verwacht rendement op investment grade obligaties verwachten wij dat de creditspreads over de komende 5 jaar reduceren en resulteren in een spread van ongeveer 250 basispunten boven staatsobligaties (de actuele spread is per eind 2008 ongeveer 1500 basispunten). Ook voor high yield geloven we niet dat het inkomen van de spread volledig ten gunste komt van het rendement. Ook in dit geval wordt een substantieel deel van het extra rendement teniet gedaan door de toename van faillissementen. Op basis van bovenstaande verwachten wij een rendement van ongeveer 7%, waarbij wij ons ervan bewust zijn dat het rendement in grote mate afhankelijk is van de aanname omtrent de verwachte faillissementen en mogelijkheden tot gedeeltelijke terugvordering (recovery rates). Een deel van deze onzekerheid komt ook tot uiting in de verwachting omtrent de volatiliteit (de standaard deviatie bedraagt ongeveer 16%). Op basis van de hoge kans op faillissement weerspiegelt de volatiliteit het ‘aandelenkarakter’ van deze beleggingscategorie. Het universum van emerging markets debt bevindt zich deels in het investment grade en deels in het high yield segment. Op basis hiervan verwachten wij een lagere kans op faillissement voor emerging markets debt dan voor high yield. Daar komt bij dat de belangrijkste landen uit dit universum (Brazilië, Mexico en Rusland) steeds meer in de richting van meer ontwikkelde landen bewegen. De spreads die op dit moment in de markt waargenomen worden zijn ook substantieel lager dan de high yield spreads en liggen ongeveer op het historisch gemiddelde. Op basis hiervan verwachten wij daarom niet dat ook voor deze beleggingscategorie de creditspread de komende jaren reduceert. Voor emerging markets debt verwachten wij een rendement van ongeveer 6% wat de lagere creditspread ten opzichte van high yield reflecteert. Onze aanname betreffende de standaard deviatie is 15% en ligt daarmee rond het historisch gemiddelde. Ondanks de lagere kans op faillissement ten opzichte van high yield is het concentratierisico beduidend groter. Indien één van de bovengenoemde landen economische tegenwind ondervinden, zal dit een substantiële impact hebben op het
9
26 maart 2009 20090042/PB/JvdB Hersteplan (herziene versie 15 mei 2009)
totaal rendement van deze beleggingscategorie. De relatief hoog veronderstelde volatiliteit geeft het risicokarakter van emerging markets debt naar onze mening dan ook het beste weer. 2. De verplichtingen worden per 31 december 2008 berekend op basis van de rentetermijnstructuur per 31 december 2008. Voor de eerste vier jaar in de analyse wordt de forward curve gebruikt die gebaseerd is op de (swap)rentermijnstructuur van DNB ultimo december 2008. Voor looptijden langer dan vier jaar, is de 4-jaars forward curve gehanteerd (wordt de forward curve ‘bevroren’). Met de 4-jaars forward curve wordt de spotcurve over 4 jaar bedoeld. In de analyse verandert de rentetermijnstructuur derhalve in de eerste vier jaar. Voor looptijden langer dan vier jaar blijft de termijnstructuur constant.
Toelichting op resultaten: Het dekkingsgraadsjabloon is volledig deterministisch. De rendementen zijn gebaseerd op de meetkundige gemiddelden (over 15 jaar) uit de continuïteitsanalyse, waardoor volledig rekening is gehouden met de onderlinge correlaties tussen de beleggingcategorieën binnen de beleggingsportefeuille. De uitkeringen (M2) hebben vanaf 2014 een positief effect op de dekkingsgraad. In de Indexatiemutatie (M3) zijn zowel actieven als inactieven weergegeven. De verplichtingen worden gebaseerd op de toekomstige forwardcurves en vanaf jaar 4 bevroren (M4). De rendementsmutatie (M5) is het saldo van het beleggingsrendement en de voor de oprenting van de technische voorziening benodigde marktrente.
10
∆ %
&' (
! ∆%− # # ## " " "# " #
"
"# "$ " " " !" !" !" !" !" $ !" !" # !" # ! "
∆%− !" !" "" "" "" " " " " " " " " "$ "
∆%− "" "" "" "" "" "" !" !" !" !" !" !" # ! ! !
∆%− "" "" "" "" " " "
∆%− "
$
# " "
∆%− " "" "" "" "" "" "" !" !" !" !" !" !" !" !"
# # ## " " "# " #
"
( )
" " " " " " " " " " " " " " "
( )
"" "" "" "" "" "" " " " " " "$ " "# "
"" "" "" "" "" "" " " " " " "$ " "# "
* &
+(