Bijladen.
[268e
1—2.]
Tweede Kamer. ,
Verslag betreffend* de munt werkzaamheden over het jaar 1911. de oude Munt werd gevoerd, was in den l""|' der tijden door (2«S.
seer langdurige ervaringen, in alle onderdeelen tot zijn tegen* woordigen toestand ontwikkeld. Een overgangsperiode zal ook na de aangebrachte wijzigingen, die natuurlijk niet. zonder bedoeling waren vooropgezet, moeten worden doorloopen, voordal ook nu weder eene even volledige technische kennis van alle
1.) GELEIDENDE BRIEF.
Aan tien Heer Voorzitter van de Tweede d»r Staten-Generaal.
détails, die toch ook nu langs empirischen weg moeten worden nagespoord, is verkregen. Het zal daarbij blijken dat eene in zekeren zin wenscln lijke verbetering in de practijk blijkt gepaaid
Kamer
te gaan met nieuwe bezwaren, die slechts weder na verandering van den opzet kunnen worden overwonnen. Nu zijn technische
'SGHAVKNIIAUR, don
20 Mei
1912.
Ingevolge machtiging van de Koningin en naar aanleiding van artikel 9 der wet van 28 Mei 1901 (Staatsblad n°. 180), zooals die is gewijzigd bij de wet van 1 Juli 1909 (Staatsblad n°. 258), heb ik de eer U H.G. hiorby aan te bieden het krachtens voormeld wetsartikel door den Muntmeester opgemaakte Verslag met de daarbij behoorende bijlagen, betreffende de m u n t werkzaamheden over het jaar 1911 '). De Minister van Financien, Namens den Minister, De Secretaria-Oeneraal, D. D. BOEK,
I.S.-G.
(268.
2.) VERSLAG VAN DEX MUNTMEESTER UTRECHT,
Maart 1912.
In het Muntverslag over 1910 werd reeds aangegeven, waarom het wenschelijk was de aanmuntingswerkzaamheden bij het beëindigen van dat jaar niet meer in de oude Munt voort to zetten, maar toen reeds aanstonds te beginnen met de overbrenging naar het nieuwe Muntgebou'v van die deelen van het bedrijf, voor welke de nieuwe localiteit gereed gekomen was, Nadat met de overbrenging van de herstelwerkplaats de verhuizing een aanvang genomen had, zijn achtereenvolgens de verschillende werkplaatsen van de muntfabricage aan de beurt gekomen; daarop is gevolgd de stempel- en medaillefabriek en de poststempelvervaardiging; nadat toen de afdeeling administratie met bijbehooren was getransporteerd is eindelijk de rij gesloten met de laboratoria der afdeeling controle en met de overbrenging van den aanwezigen voorraad oude en nieuwe specie. Telkens is alzoo bij gedeelten in spoedig op elkander volgende termijnen het geheele bedrijf in zijne nieuwe omgeving in gang gezet; bij overbrenging van de laatste afdeeling was echter het voorgebouw en de localiteit voor administratie, boekhouding en wat meer daarbij behoort nog niet voltooid, zoodat tot aan den zomer hiervoor ruimte moest worden gevonden in lokalen, die tijdelijk aan hunne eigen bestemming zijn onttrokken. In den loop van de maand Maart kon achtereenvolgens met de verschillende onderdeelen van de muntwerkzaamheden een begin worden gemaakt. Wat van de machinale inrichting vernieuwd was, in hoofdzaak een deel der smelthuis-installatie, de walsmachines, bijna alle drijfwerken, de gloeiovens, was intusschen geïnstalleerd; aansluiting aan het electrisch net der gemeente Utrecht was verkregen en kon althans over krachtstroom worden beschikt. Het spreekt wel vanzelf dat, waar de voorwaarden, waaronder in de nieuwe omgeving gewerkt zou worden, in menig opzicht anders zijn geworden, de werkwijzen zich eerst aan die nieuwe omgeving zullen moeten aanpassen. Het bedrijf, zooals het in ') De bijlagen van het verslag zijn ter griffie nedergelegd ter inzage van de leden. Handelingen der Staten-Geuernal. Bijlagen. 1911—191Q,
proefnemingen op groote schaal op zich zelve dikwijls reeds uiterst lastig, omdat elke geringe verandering in een gecompliceerd bedrijf haar invloed, soms op onnaspeurlijke wijze, doet gelden in meerdere volgende stadia. De moeilijkheden hoopen zich bovendien zeer belangrijk op, wanneer men niet eenigszins de vrije hand geeft in den tijdsduur, die aan het uitwerken van de beste methodes kan worden besteed. Ten aanzien van dit laatste punt waren de omstandigheden niet zeer gunstig en blijft dit in toenemende mate ook nu nog het geval. Liet het zich toch eerst aanzien, dat de omvang van de werkzaamheden in 1911 betrekkelijk gering zoude zijn, daarin is sedert verandering gekomen, eensdeels omdat het eigenlijke werkjaar door de verhuizing met haar nasleep, belangrijk werd ingekort, en bovendien is het programma intusschen weder uitgebreid. Aan verschuiving viel niet te denken; integendeel werd al spoedig duidelijk, dat in het nu aangevangen jaar zoodanige eischen aan de muntkracht zouden worden gesteld als nooit te voren zich hadden voorgedaan. Twee nieuwe smeltovens, als kipbare ovens gebouwd en voor geforceerd stoken met samengeperste lucht ingericht, bleken, voor zilversmelten gebezigd, het bezwaar op te leveren, dat de lediging met behulp van eene tusschenkroes op het metaalalliage nadeeligen invloed had, vermoedelijk aan te sterke temperatuurswisselingen toe te schrijven. Door echter de van ouds gebruikelijke methode, gieten met den lepel, weder toe te passen, kon dit euvel worden verholpen. In verband echter met de betrekkelijk niet groote capaciteit dezer ovens en de zeer groote aanvragen voor Nederlandsch-Indiö in 1912 was het wenschelijker, vooral om niet tot overmatigen werkduur in deze afdeeling te behoeven over te gaan, een paar gemetselde ovens van 500 K.G. inhoud bij te plaatsen, die alleen voor lepelgieting zijn te gebruiken. De bestaande kleinere ovens blijven nu vooral voor pasmunt beschikbaar, zoodra tot aanmuntingen van minder grooten omvang wordt overgegaan, verder als aanvulling bij zeer uitgebreide muntslagen, als reserve en ten behoeve van het smelten van brons en muntnikkel. In navolging van andere gietinrichtingen zoude het smelten van goud in kleine gasovens geschieden, eveneens door samengeperste lucht aangeblazen; voor klein bedrijf zijn hieraan, ook ten onzent, zekere voordeelen verbonden, die echter bij verwerking van grootere materiaal-hoeveelheden niet opwegen tegen de nadeelen, die zich in den vorm van sterke metaalvervluchtiging en kostbaarder brandstofverbruik openbaarden. Toen deze reeds spoedig aan het licht kwamen en alles er op wees, dat binnenkort aanmaak van groote hoeveelheden gouden specie voor de deur zou staan, is niet lang geaaizeld, maar zijn een drietal kleine cokesovens, speciaal voor dezen tak van arbeid, bijgeplaatst, zoodanig dat met geringe moeite en kosten nog een tweetal daaraan is toe te voegen. In het afgeloopen jaar is aldus niet alleen de nieuwe inrichting van het smelthuis op de proef gesteld: ook de aanbrenging van hetgeen nog tot verbetering noodig bleek, was op het einde daarvan voltooid. De nieuwe walsmachines, waarvan de pletzaal werd voorzien, zouden noodzakelijk een geheele wijziging in dit ook zeer gevoelige onderdeel van het bedrijf veroorzaken, doordat, ter wille eener meerdere productie per machine, aanmerkelijk grootere walssnelheid was voorop gezet. Dat daarmede gepaard zou gaan eene grootere gelijkmatigheid in het geplette materiaal dan vroeger werd bereikt, werd wel is waar mogelijk geacht, maar niet aanstonds verkregen.. Een gehoopt buiten werking stellen van de trekbank kan dientengevolge, althans zeker zoolang de gewichtsremedies op onze zilveren munt zoo bijzonder laag blijven, niet tot uitvoering komen. Duidelijk kwam het verschijnsel aan het.licht, dat stijging der walssnelheid by het zelfde materiaal toenemende verbreeding daarvan ten gevolge heeft; het komt mij voor, dat deze omstandigheid op •ene betere egaliseering van de metaalreepen in ongunstigen
[26*
2-]
Verslag betreffende de munt wei'ksaalnbeden over liet jaar 1911. zin moet werken. Een doorgevoerde ratloneele ontwikkeling \.in den waisarbeid en het daarmede ten nauwste iamenhangende ultponsen der ruwe muntplaten moet gedeeltelijk wachten op eene beslissing op voorstellen betreffende onze
gewichtsremedies, intusschen is in deze afdeeling eene belangrijk
gestegen productie, gerekend naar gelijk gebleven personeele hulp, mogelijk geworden. Er moet ook verder geleidelijk .ervaring worden verkregen omtrent de werking der nieuw gebouwde gloeiovens. De ovens, die in het oude gebouw tot het laatst toe nog met turf als brandstof werden gestookt, zyn nu vervangen door ovens van nieuwere constructie (Halbgasfeuerung) waarbij, in tegenstelling met vroeger, in gesloten moffels wordt gegloeid. Gelijk elke andere wijziging, brengt ook deze verschillende nieuwe gevolgen met zich mede; de atmosfeer toch waarin zoowel pietmateriaal als muntplaten worden verhit, heeft grooten invloed op de veranderingen aan het oppervlak daarvan, en hiermede hangt weder het gehalte der latere muntstukken ten nauwste samen. Hoewel zuinigheidshalve beproefd was of het mogelijk zou blijken met een drietal gloeiovens het overige bedrijf snel genoeg te kunnen bijhouden, bleek dit, vooral in verband met de zware eischen, die voorloopig aan het muntwerk zullen worden gesteld, ten hoogste ongewenscht. Aan het einde van het jaar is nog een vierde oven bijgeplaatst; ook bij herstelwerkzaamheden, die gedurende langen tijd een der ovens buiten het werk kunnen houden, is deze uitbreiding van veel nut. De wijzigingen in het blanchiment aangebracht (blancheeren in steenen vaten in plaats van het gebruikelijke koperen spitsvat, centrifugeeren van de natte muntplaten) voldoen geheel. Ook blijkt de regeling, gemaakt voor het opvangen van de groote massa's blancheer- en spoelvocht, welke in den kelder in ruime met lood bekleede vaten kunnen bezinken, goed te voldoen. Van de weegzaal is de productie aanzienlijk vermeerderd, zonder aanschaffing van nieuwe machines, door het vergrooten van het aantal toeren der automatische weegmachines, hetwelk kon geschieden door de vervanging van het sorteeren in vijf groepen, door eene splitsing der muntplaten naar het gewicht in drie groepen. Het bleek mogelijk de groepen der te zware platen ook nu, door eene nabewerking met puimsteen in draaiende tonnen, op voldoende wijze terug te brengen tot de categorie der platen met - juist gewicht. Op den ingeslagen weg zal worden doorgegaan totdat voor alle onderdeden van het muntbedrijf de voor de nieuwe omstandigheden meest gunstige werkwijzen zijn gevonden. Daarmede zal uit den aard der zaak eenige tijd gemoeid zijn. Wat de oude Munt betreft, deze is onder beheer van de administratie der domeinen overgebracht, tegen eene geschatte waarde van f 132600 voor terrein en opstal. Voor gelijke som zal een en ander aan het Departement van Waterstaat worden overgedragen. Hetgeen van den ouden inventaris was achtergelaten is ten overstaan van den ontvanger der registratie en domeinen in publieken verkoop gebracht; de opbrengst beliep f 10537,90. Het was voor 's Rijks Munt een bijzonder voorrecht, dat het Hare Majesteit de Koningin wel heeft willen behagen op 23 Juni aan de nieuwe inrichting een bezoek te willen brengen en, na eene bezichtiging van de belangrijkste werkplaatsen, H. D. machtiging en medewerking wel heeft willen verleenen tot het slaan van het eerste tienguldenstuk met den nieuwen beeldenaar. welke muntslag tevens als symbool kan dienen voor de wending in gunstigen zin, welke, naar rechtmatig mag worden aangenomen, de toestand van het Nederlandsche en Indische muntwezen heeft genomen.
A. Muntwerkzaamheden. De aanmuntingen in het afgeloopen jaar betroffen de navol* gende muntsoorten en bedragen : a. f2 000 000 aan guldens (Koninklijk besluit van 2 Mei 1911 n°. 58); b. 400 000 aan 25-centstukken (Koninklijk besluit van 24 October 1911 n°. 48); c. 400 000 aan 10-centstukken (Koninklijk besluit van 24 Mei 1911 n°. 49); d. 25 000 aan V2 -cer rtstukken (Koninklijk besluit van 16 Mei 1911 n°. 48); e. 1000 000 %-guldens N. I. (Koninklijk besluit van 6 September 1911 n°. 56);
f.
1000000 aan
>/ ]0 -guldeiis N. 1. (Koninklijk besluit v;in
(i September 1911 n". 66); alsmede eene hoeveelheid van 774544 10-guldenstukken, geslagen voor rekening van den handel. De sub e en /' vermelde specie is geslagen voor NederlandsehIndië. die onder a, b,cend genoemd voor Nederlandsche rekening. Het totaal aantal stukken (27 374544) staat slechts weinig achter hy dat van het vorige jaar; de omstandigheden echter, dat nu slechts omstreeks 9 maanden voor de muntwerkzaamheden beschikbaar waren en dat verder het bedrijf moest aangepast worden aan velerlei nieuwe toestanden, hebben gemaakt, dat er veel inspanning is noodig geweest, om tijdig alle opdrachten tot uitvoering te brengen. Daarbij kwam nog, dat in het begin van het jaar aanvragen voor het aanmunten van 10-guldenstukken inkwamen, die met het oog op de behoeften, in het bijzonder van de Indische circulatie, een eenigszins dringend karakter hadden. Bovendien bleek al spoedig, dat aanvulling van den zilveren pasmuntvoorraad zoowel in Indië als hier te lande zoozeer noodzakelijk was, dat de regeling der werkzaamheden ten slotte een gansch andere is geworden, dan het voornemen was geweest, en dat bovendien losse werkkrachten moesten worden in dienst genomen ter tegemoetkoming aan den meerderen arbeid. Het aantal dier losse werklieden in de muntfabricage was ten hoogste 28. Bij de goudaanmuntingen is van veel nut gebleken een nieuwe maatregel, waarop reeds in het vorige Muntverslag (bladz. 9, noot) de aandacht werd gevestigd, welke het mogelijk maakt om in veel korteren tijd dan te voren met de inzenders van goud, ter vermunting bestemd, tot overeenstemming te komen over het gehalte, waarop zoodanig goud door 's Rijks Munt zal worden aangenomen. Tenzij daartegen bij inzenders overwegend bezwaar mocht bestaan, kan overname van goud nu geschieden tegen het gemiddeld gehalte van de ter vermunting bestemde goudbaren. Voor de inzenders brengt deze wijziging slechts eene verlaging jnede van het door hen te betalen essaailoon. (Koninklijk besluit van 7 Juli 1911, Staatsblad n°. 202.) Tweemaal heeft eene aaniiiunting van 10-guldenstukken in 1911 plaats gehad, beide malen voor rekening van de Javasche Bank. Ter verwerking zijn hiervoor afgegeven 3379.98503 en 1304,46424 K.G. fijn goud, waarvan, behoudens een klein overschot, 558859 en 215685 10-guldenstukken zijn afgeleverd. Aan muntloon (en eenig essaailoon) is hiervoor ontvangen f 19051,66 en f 7S59,01r>. De zilveren specie is wederom, overeenkomstig het nog geldende wetsvoorschrift, van ingetrokken zilveren pasmunt, en overigens van aan de circulatie ontnomen rijksdaalders vervaardigd. Bijlage 1 vermeldt enkele bijzonderheden aangaande de verdeeling dezer werkzaamheden over het jaar. De voor Indië aangemunte bedragen zijn direct van hier naar Indië verscheept. Het gewichts- en gehalteonderzoek der nieuw vervaardigde specie geeft niet tot bijzondere opmerkingen aanleiding. Wegens gehalte had geen afkeuring plaats; éénmaal is eene opbrengst 10-guldenstukken en driemaal eene opbrengst guldens ter afzondering van buiten de gewichtsruimte aanwezige stukken, opnieuw stuk voor stuk gewogen, waarbij respectievelijk 1, 84, 51 en 80 stukken buiten de ruimte werden bevonden. Men kan ongetwijfeld zoodanige maatregelen nemen, dat het overwegen van munten, gelijk zoo juist bedoeld, niet meer noodig zal zijn, afgezien van plompe vergissingen in de weegzaal. Ondergeteekende geeft er echter de voorkeur aan sommige maatregelen, die in het afgeloopen jaar zijn ingevoerd om de productie der automatische weegmachines te vergrooten, te behouden, al wordt hierdoor de kans vergroot, dat enkele muntstukken (het betreft hier de zilveren munt) in sommige partijen een weinig buiten de ruimte zullen vallen, waardoor van die. partijen dan de stukweging zal moeten worden herhaald. Nu echter de snelheid der weegmachines belangrijk is opgevoerd, staat tegenover het bedoelde niet ernstige nadeel het voordeel, dat ook bij een belangqjk grootere productie dan tot nu toe bereikt kon worden, aanschaffing van nieuwe kostbare weegmachines kan achterwege blijven. De gewichten der afzonderlijke opbrengsten schommelen min of meer om het normale gewichtscijfer; de uitersten zijn, te zamen met de afw\jking in het gewicht der geheele partij van elke muntsoort, opgenomen in deze tabel:
2.]
[«08.
Verslag hetreifemle de munt werkzaamheden over liet jaar 1911.
Normaal gewicht eener opbrengsten. opbrengst Aantal
MUNTSOORT.
K.G. 10-guldenstukken
56
67,20
+ 0,071"
10-guldenstukken II
23
67,20
+ 0,0345
Guldens
. . . .
40
500,—
+ 0,104
25-centstukken . .
16
357,50
+ 0,603
10-centstukken.
. ,
40
140 —
+ 0,305
i/ 2 -centstukken.
. ,
25
250,—
— 0,783
i/4-guldens N.-I.
.
40
318,—
+ 0,550
100
125,—
+ 0,468
Fijn gewicht.
10-guldenstukken I Idem II Guldens . . . . 25-ceritstukken . . 10-centstukken . . V 10 -guldens N.-I.
3 381,1682+ 1 304,532«» 18 900,906» 3 658,6025 3 589,974 3 9 168,303 5 9 016,6862
Ontvangsten in 1911 . . . Totaal . . Afgeleverd in 1911. . . . Fabrieksverlies Saldo op uit. December 1911 Totaal . .
0,52 0,82 0,07 0,6 1,5 0,6
+ 1+ 1,-
2 2 3 6 10 10 6 10
Volgens
waarde.
waarde.
de wet.
10-guldenstukken
22,60
22,40
22,5
Guldens
28,20
28,00
28,0
25-centstukken
19,10
18,95
19,0
10-centstukken
15,10
14,85
15,0
i/f-centstukken
14,10
13,90
14,0
I 1/4-guMens N.-I.
19,10
18,90
19,0
i/]0-gulden8 N.-I.
15,05
14.85
15,0
— 2,1975
:1
5,974 4,903 5 16,6862
Goud.
Saldo van 1910
duizendsten.
Kleinste
Minder.
1,188»» 0.069" 0,906»
+ + + + + +
«tuk in
Grootste MUNTSOORT.
Afwijking van normaal fijn gewicht. Meer.
kingen in diiizendsten.
Remedie per
Geregeld werd van een aantal muntstukken de middellijn bepaald; de uitkomsten waren als volgt: (in m.M.).
Na afloop van eiken muntslag wordt hiervan het gemiddelde gehalte (bij goud en zilver) bepaald door onderzoek van een aantal stukken, gelijk aan l/2000ste deel van het geslagen aantal (de z.n. muntbus). De uitkomsten waren de volgende: 10-guldenstukken I . . . 899.84 diiizendsten; Idem II . . . 899,76 „ Guldens 944.98 25-centstukken 639.20 10-centstukken 640,06 V4-guldens N.-I 719,03 „ Vjo-guldens N.-I 719,94 Door vermenigvuldiging van elk dezer getallen met het zeer nauwkeurig bepaalde gewicht van elke muntsoort, verkrijgt men de hoeveelheden fijn metaal, daarin vervat (in K.G.).
MUNTSOORT
gewichtaafwij-
afwijking. K.G.
I
Vio-guldens N.-I. . ,
Totale
Grootste
Een overzicht over de ontvangst en aflevering van munt- en medaillemetaal, benevens de bij de verwerking geleden verliezen, geeft de volgende tabel (in K.G.):
Zilver.
Koper.
Muntnikkel.
Muntbrons.
Medaillebrons.
Nieuw zilver.
144,957
5,534
5,534
8,6021S
13 233,725» ;
7 152.247»8
640,548
8 510,367
4 745,56707
55 811,254* i
13 203,396"
439.392
11358.709
4 754,1691»
69 044,979» i
20 355,644+1
1 079,940
14 869,076
144,957
4 691,931»^
44 422,84P j
12 939,595 M
10 526,392
9,519
6,0675'
61,495» j
378,641"
0.050
8,541
0.744
0,044
56,16970
24 560,643° i
7 037,40730
1 079,890
4 334,143
134,694 1
5,490
20 355,644*1
1 079,940
14 869,076
144,957
5,534
4 754,1691»
69 044,979*
[26*.
2.]
Verslag betreffende de muntwerksaamheden over liet jaar 1911. De specie, onder de ontvangen materialen opgenomen, la alleen de ongangbare, ter versmelting bestemde specie. it. Stempel** medaille* «MI grareenrerluMmheden. in aansluiting aan hetgeen ten vorlgen Jare over vernieuwing van het steinpelniiiteriaal is opgemerkt, kan winden medegedeeld, dat nu ook de stompels voor het 10-guldenstuk met den nieuwen heeldenaar z^jn in gereedheid gebracht. Proefnemlngen zijn gedaan o.a. met de vervaardiging van vierkante nikkelen stuivers; enkele ontwerpen gemaakt, ter voorloopige vaststelling der omschrijving van het uiterlijk van een gouden 5-guldenstuk, ten behoeve van het spoedig in te dienen wetsontwerp dienaangaande. Aan gewone dienststempels zijn verbruikt 3191 stuks. Op verschillende tijden had biftage van buiten dienst gestelde stempels (zoowel munc- als ijk-, waarborg en andere stempels) te zamen 8891 stuks, plaats. Door den Rijks-stempelsnüder WIENECKE was reeds tijdens de voorbereiding, van den bouw van een nieuw Muntgebouw een ontwerp voor een te beeldhouwen allegorische voorstelling, ter vulling van den tympan in den voorgevel vervaardigd, voorstellende „het geld" In zijn zegenrijken en verderfelijken invloed. Toen de uitvoering van dit werk zeh'e niet tot stand kwam, is het ontwerp omgewerkt tot een model voor een medaillestempel, waarvan afslagen in den handel verkrygbaar zijn. Voor de laatste verkrijgbaarstelling wordt nu bij wijze van proef, toepassing gemaakt van het voorschrift (Kon. Besluit van 23 September 1909, Staatsblad n". 320) waarbij de verkoop van medailles, geslagen aan 's Rijks Munt op van Rijkswege beschikbaar gestelde stempels, tegen een zekere provisie aan derden kan worden opgedragen.
en.
-~ > a s;
9 C O
en.
nn.
e *s
1
H O
o M
Waarborgeterapel*
f 2 500,80
I.Ikstr mpels voor Nederland , „ Oost- en West-Indië Zegelstempels Stempels enz. voor de Posterijen en Telegrafie.
.
1 210,25 685,50 629,50 13 442,90
Idem voor Oost- en West-Indië Diverse stempels (cachetten) toetsnaalden enz. . .
4 904,35 8 176,25
De vervanging van handgraveerwerk door machinalen arbeid, waarvan in een vorig verslag melding werd gemaakt, is voortgezet en is het materiaal nog met een nieuwe, in eigen beheer vervaardigde, graveerbank uitgebreid. Bijna alle stempels voor de Posteryen, alsmede verschillende andere soorten, worden thans langs mechanischen weg in staal gesmeden. De vervanging van gietijzer door staal, welke nu mogelijk is geworden, zal ook nog blijken ten goede te komen aan den levensduur van die stempels. Eenige wijziging is gebracht in de tarieven, waarnaar de kosten van de vervaardiging van diverse soorten stempels voor Departementen van Algemeen Bestuur worden berekend. Onder intrekking van de Koninklijke besluiten van 14 Augustus 1902 n°. 25, van 21 December 1903 n°. 19, en van 10 December 1904 n°. 43, zijn nieuwe tarieven vastgesteld:
b. voor de vervaardiging van waarborg", zegel- en ijkstempels bij Koninklijk besluit van 25 November 1911 n°. 41.
n
Hare Majesteit de Koningin . .
102
Het Departement van: Binnenlandsche Zaken . . . . Koloniën Landbouw, Nijverheid en Handel Marine Oorlog Diversen •. . . .
35 120 3 54 2975 6350 4 2 60 352 500 20 300 35 33 11 122
2 — 20
170 3610 7303
100
Vormende een totaal van
Verder zyn aan metalen stempels afgeleverd voor de navolgende bedragen :
a. voor het ontwerpen en vervaardigen van medaillestempels en het slaan van medailles voor rekening van het Rijk, by Koninklijk besluit van 9 October 1911 n°. 55;
Aan medailles zelve werden afgeleverd:
Ten behoeve van:
De geldelijke opbrengst (met Inbegrip van edel metaal) was f 28 644, 88».
C.
78
—
De metaalcireiilatie. Intrekkingen.
Tweemaal zijn in 1911 de door betaalmeesters en de Nederlandsche Bank teruggehouden sterk gesleten of beschadigde munten naar 's Rijks Munt overgebracht. In begin Maart en in Juli werden aldus ingetrokken resp. f514155,53en f149546,41 5 , welke bedragen te zamen met langs andere wegen ingewisseld ongangbaar geld en met nog gangbare rijksdaalders, voor vermunting bestemd, een som van f 5 264 943,325 l) uitmaken, waarmede de binnenlandsche circulatie is verminderd. i) Waaronder f 2S.!»25 aan door brand l>eschadigde specie.
Ten vervolge op voorafgaande opgaven wordt ook nu weder deze hoeveelheid, naar soorten gesplitst, opgegeven, Ingetrokken in Nederland (waarde in guldens):
©
voor 1901 1902 190*n 1907 1908 1909 1910 1911 Totaal
—
Si
e cu
-=>
M
3 til
b/j
B c o
O
CU
-^ 53
a
o
Ó
=
"
T.
=
4J
* J
B
(M
a
•cent
's te
r.
03
10 AI
a
o
eer
cc
CU
u. 3 d
i—i
ir.
a M
U. 3 til
16 862 632,50
63 200
22 805.53
2 301 360,50
972 324,20
s 4790
12 727 298,03
32 607
8 931.—
653 395,18
316 486,40
120 130 140 250 4^0
8 588 022,50 8112 080,—
7 105 8 519 4 710 657,50 9 451 5 014 990,— 22 090 4 624 190,— 21681
2 428,— 4 533,— 4 376,— 9 769,— 50 114.50
127 545,50 166 274,75 145 655,25 176 874,75 244 056,25
79 786,40 — ; 1390,425 782,85 127 241,30 0.80 808,70 1017,53 161 541,70 3,85 949,95 1274,67 254 778,60 6,20 1364,125 1749,62 320 361,60 16,65 762,— | 3027,53
5910
60 603 870,53 164 635
102 957,—
3 815 162,18
f 60 871480,53
-*-> c CU
Totaal.
3~
r.
20 222 322,70 —
829,60
786,45
2 232 520.20 27,50 6104,80 8638,56
f 6 047 682,38
oe.
4 5^
f
14 794,58
4,61 2,24 2,445 14,90 7,065 19,87 51,13
13 745 138,27 8 771 182,915 8 420 607.".2' 5 034 064,82 5 481 879,36 5 264 709,40 66 939 S94.99
Bijlagen.
[26*.
2.]
Tweede Kamer.
Verslag betreffend* de munt wei kzaamlieden over het jaar 1911. 25-centatukken 6,83
i ludie. vermunt. Het gewichtsverlies der ingetrokken, gesleten zilveren pasOont-Jndië. Ingetrokken en naar 's Rijks Munt verzonden munt bedroeg gemiddeld (vergelijk voor vroegere opgaven werd eene party, groot f760680,80. Muntverslag 1902, bladz. 55 en 59): Met inbegrip van deze zending hebben de Indische muntintrekkingen het volgende verloop gehad: Ingetrokken in Oost-Indie (aantal stukken): Jaar.
ryksdaalders.
guldens.
halve guldens.
Vi-guldens Vio-guldens 2'/2-centst. N. I. N. I. N. I.
1-centst. N. I.
l/.-centst \\'. I.
Totale waarde.
vóór 1902 . . .
110000
75 000
60 000
10 000
550 000
1902—1907 . .
167 800
141000
255 000
693 910
3 037 000
—
—
1907 . .
28 800
32 500
83 000
212 983
679 932
—
—
1908 . .
38 600
29 500
89 000
272 000
783 000
—
—
1909 . .
64 200
43 500
168 000
558 000
1 069 000
400
16000
1910 . .
45 000
172 500
298 001
895 004
1504 049
19
94 696
3285
809 120,26
1911 . .
23 200
164 000
283 000
970 000
1 543 403
—
28 000
2000
760 630,30
477 600
658 000
1 236 001
3 611897
9 116 384
419
138 696
5285
Totaal
f
437 500,— 1 165 177,50
—
267 238,95
811800,—
—
534 570,—
f
4 286 037,01
Van de ingetrokken zilveren pasmunt bedroeg het gemiddeld gewichtsverlies:
135 rijksdaalders, 662 guldens, 8681 halve guldens. 431(50 25-centstukken en 18 700 10-centstukken.
1/4-guldens N. I. 8,29 pet. ( 8,34 pet. in 1910): 12,47 (12,9 1910): 10
Muntdepot.
WeM-lndië. In drie partijen werd van daar de ingetrokken specie toegezonden, ter waarde van f 18 000, bestaande uit
Op 81 December 1910 was hierin onder mijne berusting aan gangbare specie eene hoeveelheid van f 321 017,50. De wijzigingen in het afgeloopen jaar waren de volgende:
Op 81 December 1910 aanwezig.
10-guldenstukken guldens . . . 25-centstukken . 10-centstukken . V4-guldens N. I. Vio-guldens N. I. 5-centstukken . 21/»-centstukken 1-centstukken . i/o-centstukken .
met 7 745 440,— 2 000 000. 400 000, 400 000, 1000 000, 740 000, 18000, 8 250,
9 500.24 500.-
168 925,— 18 200,— 98 240 — 6 652,50 321017,50
Verminderd met
Vermeerderd
f
25 000,— f 12 331690,-
7 745 440,— 2 000 000,— 245 500,— 424 500,— 1000 000,— 700 000,— 42 850,— 21 150,— 44 300 — 17 202,50
Op 1 Januari 1912 aanwezig.
f
164 000,—
40 000,139 075,300,53 940,14 450,-
f 12240942,50
411 765,—
Orerige snecieroorraad.
Samenstelling der Nederlandsohe metaal-cireiilatie.
De voorradige en niet meer voorden omloop bestemde specie beliep op 31 December 1910 een bedrag van f 506 300,08. Door intrekking zijn daarbij gevoegd de bovengenoemde bedragen van f6964948,82*, f 760 630.30 en f 1 8 000. Aangezien ter versmelting is gebezigd . . f 5668086,68*, bleef op 31 December 1911 nog aanwezig . . 886 778,02 waarbij gevoegd de gangbare specie (muntdepot) ad 411765,—
Op grond van de in vorige Verslagen besproken gegevens, waren de in ons land aanwezige specievoorraden op 1 Januari 1911 geraamd als volgt:
geeft totaal f 1 298 543,02 Handelingen der Staten-Goneraal. Bijlagen. 1911—1912.
rijksdaalders.
. 1• 45 700 000
5-centstukken
. f
1
690 000
. . .
24 900 000
2 /f-centstukken
1 053 000
halve guldens .
1740 000
l-centstukken .
2 068 000
25-centstukken .
5 134 000
Vj-centstukken.
316 000
10-centstukken .
5 601 000
guldens
2.]
[«68.
Verslag betreffende de muntwerkzaamheden over het jaar 1911. BebalT6 de nieuwe specie, die van 's Rijks Munt naar Jndie werd verscheept, en de onganglmre, die werd ingetrokken (zie
Totaal: grof zilver, f6] 100000, zilveren pasmunt, f10071000, nikkel en brons, f 4148000. In de kassen der Nederlandsche Bank kwamen hiervan <>p 1 Januari 1912 voor:
boven) zijn in 1911 nog afgegeven voor of verzonden: naar
Oost-Indie f 8 250 000 aan rijksdaalders en naar West-Indie. kleine partijen van verschillende muntsoorten. Aan nieuwe specie werd ingebracht f 2 000000 aan guldens, f 400000 aan 25-centstukken, f400 000 aan 10-centstukken en f 25 (XX) aan '/ 2 -centstukken. Over andere kleinere verzendingen of bijvoegingen bestaat niet voldoende zekerheid. ESene raming van den voorraad op 1 Januari 1912 zal kunnen zijn:
Justitie l)
' 2 Nederlandsche Bank
75
Particulieren
3
2 Totaal
—
f
9713,15 59975,— 2690,— 714,70
Valsehe munt. Van ter beoordeeling toegezonden verdachte munten bleken 271 stukken valsch te zijn, als volgt te rangschikken:
-
i 1 : 13
—
1 62
3
— ! —
—
co C
6
2 "3 bc m
28
30
9
17
1
1 o*
1 1
9
2
2
1
5
76 34
—
—
—
158
—
—
—
3
1
—
38
48
2
11
3
5
271
81
54
10
436
— 62
—
co 3
Totaal.
Uit onedel metaal j*egotei
5-centst.
Guldens zilverhoudend
10-centst.
gegoten 1
—
5-centstukken . 2V2-centetukken 1-centstukken . Va-centstukken .
25-centst.
door:
geslagen
Ingezonden
8 558 (XX) 2998000 47695 63925 103 100
Bovendien 10-guldenstukken f 20 248540.
690000 1052000 2065000 341000
21/2-gul(len.s zilverhoudend
f
Guldens
f
V2-guldens zilver houdend gegoten.
6-centstukken . 2V2-<'entstukken 1-centstukken . Vï-centstukken .
gegoten
f 32800000 26600000 1690000 5 290000 5 081000
geslagen
rijksdaalders . guldens . . . halve guldens . 25-centstukken 10-centstukken
rijksdaalders . guldens . . . '/a-guldens . . 25-centstukken 10-centstukken
. . . .
83
19
Verder nog bij de justitie berustend x ). . . .
1
—
—
146
140
4
400
—
—
139
27
2
48 1
ï9
323
215
8
Nog door de Nederlandsche Bank afgezonderd
Totaal
. . . .
62
— 92
— 57
— 15
568 1275
') Inclusief burgemeesters.
Als valsch en van onedel metaal gegoten (het eenige fabricaat in ons land tot dusverre) zijn in de laatste jaren de volgende aantallen bekend geworden: 1900 178. 1901 272. 1902 514. 1903 273. 1904 516. 1905 027. 1906 . . • 587. 1907 1079. 1908 1455. 1909 947. 1910 447. 1911 710. Bijgevoegd zijn de stukken derzelfde soort, die door de Nederlandsche Bank zijn vernietigd; van af 1904 tevens de stukken door sommige officieren van justitie achtergehouden. In 1910 zijn wegens muntniisdrijf hier te lande veroordeeld 14 personen, 6 wegens vervaardiging^en 8 wegens uitgifte van valsehe munt.
Valsehe munt uit Nederlandseh-lndie\ Een deel der uit Indië aangehouden valsehe munt wordt na?r hier gezonden. In 1911 werden ontvangen 228 rijksdaalders, 383 guldens, 784 ^ g u l d e n s , 475 V4-guldens N.-I. en 253-V10guldens N.-I. Hierbij kwamen als steeds eenige echte doch ongang bare stukken voor, welke te zamen met het zilverhoudende valsehe geld werden versmolten en te gelde gemaakt; de waarde if 86,96) is voor rekening van het Departement van Koloniën gestort. D.
Onderwerpen van versehlllenden aard.
Gebouwen en werktuigen. Het meerendeel der werklokalen beantwoordt aan de gestelde verwachtingen ; hier en daar zullen echter nog wel eenige veranderingen zijn aan te brengen. In den zomer werd veel last ondervonden van te groote hitte in het smelt- en gloeihuis; gedeeltelijk kon hieraan worden te gemoet gekomen door meerdere ventilatie. Voor het smelthuis werd verbetering bereikt doordat ten behoeve van de bijplaatsing van twee vaste smeltovens, waarvan reeds sprake was, eene aangrenzende bergplaats moest worden bijgetrokken, waardoor, omdat deze aan de binnenplaats was gelegen, de mogelijkheid is verkregen, zoo noodig, voor zeer ruime toetreding van buitenlucht.
L268. 2.] Verslag betreffende de niuntwerkzaiiuiheden over het jaar 1911. Onder de breede gang, die aan vier zijden door liet, gebouw loopt, is eene tunnel opengehouden ter berging van alle hoofd leidingen (gas, water-aanvoer on -afvoer, zoowel van de waterleiding-inaatschappij al.s van de eigen watervoorziening, elei tris< ihe Rterk- en zwakstroom, centrale verwarming). Omdat deze tunnel normaal hoven grondwaterpeil ligt is van waterdichte bemetseling afgezien. Dit neemt niet weg dat vochtigheid veel moeite en ongerief heeft veroorzaakt, in het bijzonder op het eleetrische leidingnet; maar na wegneming van sommige oorzaken en verbetering van datgene, dat te veel had geleden, zullen, naar zich nu laat aanzien, de grootste bezwaren ten deze wel zijn overwonnen. Tot de laatst opgeleverde lokalen hebben gehoord het expositielokaal en de bibliotheek. In het eerste is in een aantal vitrines een groot deel van de verzameling vaderlandsche en Indische munten, van de vroegste tijden tot heden in ons land vervaardigd, uitgestald, welke verzameling tot nu toe aan het oog was onttrokken. Ook andere bezienswaardigheden van historischen aard J) zijn in dit vertrek tentoongesteld. Een begin is gemaakt met het aanleggen van een verzameling olie verf- portretten van hen, die in het oude muntwezen een leidende rol hebben gespeeld. Het wordt door mij zeer op prijs gesteld ook hier te kunnen vermelden, dat reeds zoodanige portretten van den oudmtintmeester Y. D. C. SUERMONDT (muntmeester van 1815—1838) en van Dr. A. VROLIK, eerst essaieur-generaal onder het College van raden en generaalmeesteren, sedert 1851 voorzitter van het toen ingestelde Muntcollege, door nabestaande familieleden aan het Rijk ter plaatsing in 's Rijks Munt zijn ten geschenke ontvangen. Toezegging van nog enkele dergelijke giften is mij ook verder gedaan. Toen het vaststond dat de oude Munt zou worden gesloopt, heb ik gemeend dat het wenschelijk was de herinnering aan dit gebouw, waarin sedert 1647 de Utrechtsche Munt was gevestigd geweest, te bewaren door van het inwendige op meerdere plaatsen afbeeldingen te doen vervaardigen. Het was mij eene bijzondere voldoening, toen de uitvoering werd mogelijk gemaakt van den wensch, dien ik had gekoesterd, dat deze afbeeldingen in het groot gereproduceerd, eene plaats in het nieuwe gebouw konden verkrijgen. Als olieverfschilderingen van de hand van den kunstschilder I. WIERSMA versieren zij nu op m. i. zeer gelukkige wyze de wanden van de bibliotheekzaal. Omtrent verschillende bijzonderheden van de machinale inrichting, voor zoover deze is vernieuwd geworden, zijn hiervoren reeds mededeelingen opgenomen. Daaraan kan nog het volgende worden toegevoegd. In de muntzaal is eene muntpers van de firma GREENWOOD & BATLEY bijgeplaatst; verschillende persen i) Een oude munt«chroef, de machine, waarop tot aan het hegin der lilde eeuw m u n t geslagen werd, kon nog, door welwillende l>emiddeling v a n het Departement v a n Koloniën, uit Nederlandsch-Indië worden verkregen. Zj) heeft in de middenveatibulc eene plaats gekregen. In on» land zelf bleken al de oude muntschroeven geheel tcz(jn verdwenen.
zyn reeds zeer omi en wanneer langzamerhand vernieuwing moet geschieden, is het gewenscht te voren, door eigen ervaring, de eenigszins verschillende typen te hebben leeren kennen en op de proef gesteld. De groote slijpbank is reeds gedeeltelijk en wordt ook verder nog geschikt gemaakt voor het zelf slijpen van de walsen der nieuwe walsmachines, zooveel grooter dan de tot dusverre gebezigde; met een kleine gereedschap-slijpmachine en een nieuwe zandblaasmachine is verder de inventaris vermeerderd. Van in Indië ten verkoop bestemde machines der opiumregie, waarvan vele in goeden staat waren, z\jn een 6-tal ponswerktuigen overgenomen, toen de gelegenheid hiertoe werd aangeboden, welke zoowel nu voor het afzonderlijk uitponsen van gouden muntnlaten als later eventueel voor het aanbrengen der centrale opening in de nikkelen stuiverplaten voor Ned. Indie goede diensten kunnen bewijzen. Waurborgzaken. Voorlichting betreffende de echtheid van afslagen van waarborgstempels op in den handel gebrachte voorwerpen werd slechts éénmaal gevraagd. In drie gevallen werd uitspraak gedaan in zake een essaaigeschil tusschen een fabrikant van gouden en zilveren werken en de administratie van den waarborg. Telkens bleek de beslissing der administratie juist te zyn geweest. Aflevering van „scheimiddelen" aan kantoren van waarborg had tot een bedrag van f 187,12 plaats. Door dezelfde kantoren werd eene hoeveelheid van 21,118 K.G. chloorzilver, afkomstig van de verrichte gehalteproeven, ingezonden. 5 Het daaruit verkregen zilver is tot eene waarde van f 611,02 verrekend. -. Es8aieur8-examen. Drie candidaten namen aan dit in Juli gehouden examen deel. Het diploma kon worden uitgereikt aan de heeren P. A. H. SCHEP en J. J. BORGERHOFF MULDER. Een verslag over het examen is opgenomen als bijvoegsel bn de Staatscourant van 16 Augustus 1911, n°. 191. Personalia enz. In verband met de voltooiing van het nieuwe Muntgebouw werd aan JHR. F. FEITH, W. i., die met het oog op de voorbereiding tot dien bouw en op de gedeeltelijke vernieuwing van de installatie tot tijdelyk ingenieur was aangesteld, bij Koninklijk besluit van 15 April 1911 n°. 5 met ingang van 1 Mei j.1., als zoodanig eervol ontslag verleend. De ziekte-coëfheient van het vaste werkliedenpersoneel, d. w. z. de verhouding van het aantal ziektedagen tot het product van werkdagen maal aantal werklieden, was in 1911: 0.049. 's Rijks Muntmeester, HOITSEMA.