Het Wadvissersgilde T.a.v. de heer T. de Groot Gemeenelandseweg 50 1777 NN HIPPOLYTUSHOEF
Leeuwarden, 20 juli 2006 Verzonden, Ons kenmerk Afdeling Telefoon Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
646067 Landelijk Gebied 058 - 2925042 / G. van der Burg
Onderwerp: Vergunning Natuurbeschermingswet Geachte heer De Groot, A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
De vergunningaanvraag
Op 8 februari 2006 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een vergunning, zoals bedoeld in artikel 19d, lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het organiseren van wadexcursies, wadlopen, demonstratievisserij en Japanse Oesters plukken op de Waddenzee en het organiseren van excursies naar het vogeleiland De Kreupel in het IJsselmeer. Bij brief van 14 februari 2006 (kenmerk 630034) hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. De vergunning wordt gevraagd voor activiteiten op het zuidwestelijke deel van de Waddenzee (Breehorn en Lutjeswaard, ter hoogte van het voormalige eiland Wieringen) en op en rond het vogeleiland De Kreupel in het IJsselmeer (noordelijk van Andijk). De activiteiten hebben betrekking op de Natura 2000-gebieden ‘Waddenzee’ en ‘IJsselmeer’. A2
Beschrijving van de aangevraagde activiteiten / eerder verleende vergunningen
Het Wadvissersgilde is een samenwerkingsverband bestaande uit vier ervaren oudvissermannen, bestaande uit de heren J. Poortman, J. Rotgans (V.O.F.), J. Heijligenberg (V.O.F.) en De Groot (V.O.F.). Onder de naam Wadvissersgilde worden wadexcursies georganiseerd met een vast basisprogramma, alsook excursies in het IJsselmeer naar het vogeleiland ‘De Kreupel’. Daarnaast organiseert elke ‘gildebroeder’ afzonderlijk, als individuele
ondernemer, visserijtochten en diverse educatieve excursies op het wad. Alle excursies en activiteiten zijn er op gericht om mensen kennis te laten maken met de Waddenzee en haar natuurwaarden. In de aanvraag wordt een vergunning gevraagd voor een vijftal activiteiten: 1. Wadexcursies 2. Demonstratievisserij 3. Japanse Oesters plukken 4. Wadlooptochten 5. Excursies ‘De Kreupel’ in samenwerking met Staatsbosbeheer Wadexcursies In de beschrijving wordt dit onderdeel ‘een groene tocht’ genoemd. Hierbij wordt geprobeerd zoveel mogelijk van de natuur te laten zien en wordt niets gedood. In het geval van de heer T. de Groot wordt deze tocht uitgevoerd met de boot WR 117, genoemd de “JOMAR”. De zogenoemde groene tocht bestaat uit de volgende onderdelen: •
nemen van watermonsters: Bij elke boei in de vaargeul is er gelegenheid om een watermonster te nemen, waarbij temperatuur en het pH- en zoutgehalte bepaald kunnen worden;
•
avontuurlijke zwerftocht: Bij de avontuurlijke zwerftocht over de wadplaat wordt op beperkte schaal het bodemleven bestudeerd met onder andere een duwnet, beugel, riek of schop. Per keer zal daarbij niet meer dan enkele kilo’s biomassa worden bemonsterd, wat vervolgens op de locatie achterblijft. Het gaat daarbij om de soorten die voorkomen op het wad in de bovenste lagen van de wadbodem, zoals Garnaal, Strandkrab, Mossel, Kokkel, Nonnetje, Alikruik etc. Van elke soort zullen slechts enkele exemplaren worden meegenomen voor nadere bestudering in een aquarium aan boord van het excursievaartuig. De zwerftochten worden gehouden op de zandplaten welke deel uitmaken van de Breehorn en Lutjeswaard. Deze platen zijn blauw gearceerd weergegeven in bijlage 1 behorende bij onderhavige vergunning.
•
gebruik set plexiglas boorbuizen: De plexiglas boorbuizen die worden gebruikt als handgereedschap om het bodemprofiel van de wadbodem te bestuderen en kleinere macrofauna te bemonsteren hebben een diameter van 1 tot 10 cm en worden tot een diepte van 20 cm in de bodem gestoken. Per excursie zullen ca. 50 boringen worden uitgevoerd. Het bodemmateriaal wordt achtergelaten. Van elke soort zullen slechts enkele exemplaren worden meegenomen voor nadere bestudering in een aquarium aan boord van het excursievaartuig. De boringen vormen ook onderdeel van de zwerftocht, welke wordt gehouden binnen het gebied dat in bijlage 1 is aangegeven;
•
gebruik ‘waddetector’: De te gebruiken ‘waddetector’ is een stok met een spijker aan het einde. Door deze door de wadbodem te trekken, hoort men aan het ‘tikken’ de aanwezigheid van een schelpdierbank (kokkelbank). Dit heeft volgens het Wadvissersgilde nauwelijks invloed op de wadbodem;
•
gebruik planktonnet:
-2-
Het planktonnet is een trechtervormig net van 50 cm lang, met een opening van ca 30 cm in doorsnede, eindigend in een aluminium opvangbuisje met een diameter van ca. 3 cm. Het net heeft gaas van 50 micron mess. Het net wordt enkele keren door het water gehaald, waarna de inhoud van het opvangbuisje in een jampotje en onder een microscoop wordt bekeken; •
vissen met een spieringkuil: Door middel van een trekje met een pelagische spieringkuil wordt tijdens de vaartocht maximaal 10 kg biomassa opgevist, waarin ook garnalen kunnen voorkomen. Na uitsortering op een watertafel wordt de vangst weer teruggezet. Van elke soort zullen slechts enkele exemplaren worden meegenomen voor nadere bestudering in een aquarium aan boord van het excursievaartuig. De locaties waar de spieringkuil wordt uitgezet is in bijlage 1 aangegeven binnen de kaders ‘vaarroute’;
•
zeehonden kijken Wanneer tijdens de excursie de mogelijkheid zich voordoet zal er getracht worden zeehonden te kijken. Met name in het noordoostelijke gedeelte van het Amsteldiep liggen regelmatig zeehonden. In de aanvraag wordt vermeld dat tijdens het kijken voldoende afstand in acht genomen wordt zodat de zeehonden niet verstoord worden. Gebieden die gesloten zijn worden niet betreden c.q. bevaren. Ook worden plekken waar veel vogels zitten, met name hoogwatervluchtplaatsen, vermeden.
De zogenaamde ‘planktoncatcher’ zal niet in het veld gebruikt worden. Het gaat hierbij om een glazen vat van 2 liter waar een lichtbundel op beschenen wordt zodat alle roeipootkreeftjes die in de 2 liter zeewater aanwezig zijn naar de lichtbundel zwemmen. Het leert iets over het gedrag van plankton en laat zien hoeveel plankton er in het water aanwezig is. Het water wordt met een emmer uit zee geputst. Het Wadvissersgilde benadrukt in haar aanvraag dat het gaat om kleinschalig gebruik van natuurstudiehulpmiddelen als onderdeel van de excursies. Ten aanzien van de intensiteit van de bemonsteringen van de wadplaat stelt het Wadvissersgilde dat in ogenschouw genomen moet worden dat het excursieprogramma voorziet dat de mensen maximaal 45 minuten op een wadplaat vertoeven. Daarbij is weinig tijd om op grote schaal bemonsteringen uit te voeren, temeer omdat de meeste excursieleden primair zullen willen genieten van de belevenis en hooguit 10 minuten zullen besteden aan bemonsteringswerk. Alle vier gildeleden hebben de beschikking over een vergunning in het kader van de Visserijwet om met een sleepnet te vissen. Er zal niet specifiek op garnalen of schelpdieren worden gevist. Daar waar het in het basisontwerp sprake is van garnalenduwnet of schelpdierbeugel gaat het om de excursieleden middelen te geven om de biologische rijkdom van het wad te ondervinden. Het duwnet en de beugel zijn handgereedschappen vergelijkbaar met ‘strandspeelgoed’. Er is geen sprake van gebruik van een garnalennet of kokkelbeugel op professionele schaal. Het Wadvissersgilde spreekt dan ook van bemonstering met handgereedschap voor natuurstudie en niet van bevissing. Demonstratievisserij De onderdelen demonstratievisserij, Japanse Oesters plukken en Wadlooptochten staan los van het samenwerkingsverband ‘Gildebroeders’. Het ophalen/lichten van de vistuigen gebeurt veelal lopend vanaf het schip. De excursiegroep blijft hierbij echter binnen een straal van 500 meter vanaf het drooggevallen c.q. geankerde schip. De vangst, ten behoeve van
-3-
educatie, wordt aan boord nader bestudeerd. Een deel van de vangst wordt aan boord gerookt c.q. klaar gemaakt en uitgedeeld aan de excursieleden. De volgende visserijmethoden worden gedemonstreerd: •
vissen met een licht sleepnet: De vangst die verkregen wordt vindt door middel van een trek met een licht sleepnet plaats (kabelnet met borden). Hierbij wordt de vangst uitgestort, bekeken en wordt een deel van de gevangen vis op diervriendelijke wijze geslacht. Tijdens deze handelingen wordt niet met vis geknoeid;
•
een fuik leggen: Hierbij worden staande netten welke zich bevinden op de randen van de droogvallende platen, deel uitmakende van de Breehorn, Balgzand, de Middelplaat en Lutjeswaard, zoals in bijlage 1 is aangegeven, opgehaald. Hierbij wordt eveneens een deel van de gevangen vis meegenomen aan boord voor consumptie ter plaatse.
Napoleondam, Japanse Oesters plukken Bij deze activiteit worden tijdens laagwater nabij de Napoleondam door de excursieleden zelf, met de hand, Japanse Oesters geraapt. Hierbij wordt tevens een aantal Kokkels en Mossels geraapt. Deze worden meegenomen aan boord waar de zelf gezochte schelpdieren worden geconsumeerd (eigen gebruik). Het gaat hierbij om een demonstratie van wat het wad te bieden heeft en gebeurt zeer kleinschalig. Wadlooptochten Alle vier gildeleden hebben de beschikking over een ontheffing in het kader van de (inter) provinciale Wadloopverordening 1996. Voor de uitvoering van de wadlooptochten met deelnemers zijn twee gebieden aangewezen. Deze gebieden zijn opgenomen in bijlage 1 (groen gearceerd). De wadlooptochten kunnen gestart worden vanaf twee punten op de vaste wal: camping Stroe of oostelijk van de kleiput Vatrop, beide gelegen op het voormalige eiland Wieringen. Vanaf de vaste wal wordt naar de Wierbalg gelopen, vanwaar wordt teruggevaren naar Den Oever of wordt teruggelopen naar de startplaats. De deelactiviteiten demonstratievisserij, Japanse Oesters plukken en wadlooptochten kunnen zowel afzonderlijk van elkaar als ook als combinatie-excursie worden gegeven. Ook kan het een en ander gecombineerd worden met de waddenexcursies van het Wadvissersgilde. Deze invulling is afhankelijk van de wensen van de excursieleden, de weersomstandigheden, het getij en de periode van het jaar. Uit een telefonisch onderhoud met de heer J. Rotgans is gebleken dat het niet mogelijk is aan te geven hoe vaak een excursie wordt gehouden, uit welke deelactiviteiten de excursie bestaat en met hoeveel mensen wordt gevaren/gelopen. In de aanvraag stelt de heer de Groot dat er tussen de 150 en 200 keer per jaar wordt uitgevaren. De maximale groepsgrootte is ca. 50 personen. Echter worden niet bij elke boottocht de platen betreden. Dit aantal zal rond de 75 keer zijn. Excursies ‘De Kreupel’ in samenwerking met Staatsbosbeheer In samenwerking met de beheerder/eigenaar Staatsbosbeheer verzorgt het Wadvissersgilde excursies naar het vogeleiland ‘De Kreupel’. Tijdens de tochten zal Staatsbosbeheer de excursie bijstaan door middel van een externe vogelgids. Later willen de Gildebroeders die taak overnemen. De excursies vinden het gehele jaar plaats. Het maximaal aantal excursies bedraagt 18 per jaar. Per excursie gaan er maximaal 50 personen mee. Met betrekking tot de excursies is door de beheerder Staatsbosbeheer een overeenkomst opgesteld om de Gilde-
-4-
broeders de excursies te laten uitvoeren. Voor het betreden van De Kreupel zijn in de bij de overeenkomst behorende bijlage de volgende voorwaarden gesteld: Als leidraad voor excursies zijn gedurende het jaar verschillende momenten waarop in meerdere of mindere mate betreding mogelijk is. Dit is één van de uitgangspunten voor de excursies, uitgevoerd door het Wadvissersgilde. 15 maart – 15 juli (broedseizoen) 2 excursies. Aanleggen in de werkhaven is alleen mogelijk bij zonnig weer en weinig wind (< Bft 5 windkracht). Maximaal een half uur aan wal blijven, geen wandelmogelijkheden, uitsluitend op de verharding van het aanleghaventje. Dit omdat door het broeden van Visdief, Kokmeeuw en Bontbekplevier op het eiland vertrapping zou ontstaan. Bij slecht weer (regen, wind > Bft 5) koelen de eieren te snel af bij het opvliegen van vogels, aanleggen is dan niet mogelijk. Ook niet binnen de betonning varen. 16 juli – 1 september Zwarte Sterns vliegen in, pleisteren, foerageren en slapen (ca. 20.000 exemplaren in 2004). Zwarte Stern excursies: Vanaf 19.00 uur, uitsluitend buitengaats, buiten betonning blijven en niet aanleggen, dit geldt voor de hele winterperiode. Overdag van 10.00 tot 19.00 uur. 1 keer per twee weken mogelijk om bij de werkkeet aan te leggen en een rondje te wandelen over het eiland. Maximaal anderhalf uur binnengaats zijn, inclusief vaartijd binnengaats. 2 september -15 maart Overdag 10.00 uur tot 19.00 uur. 1 keer per twee weken mogelijk om bij de werkkeet aan te leggen en een rondje te wandelen over het eiland. Maximaal anderhalf uur binnengaats zijn, De gewenste looptijd van de vergunning is een zo lang mogelijke. Dit is het meest efficiënt in het licht van de herhaalde aanvraag van verlenging van de vergunning in de voorgaande jaren. In het verleden zijn diverse vergunningen afgegeven op grond van de Natuurbeschermingswet 1967. Zo is op 9 maart 2001 een vergunning verleend (kenmerk 010858/RD/SM) voor het houden van natuureducatieve wadexcursies met groepen mensen en voor het vissen met een licht sleepnet. Bij besluit van 5 juni 2002, kenmerk 02/4063RD/AdN, en van 7 december 2004, kenmerk DRZ/04/6948/TB/SM, is deze vergunning verlengd. Daarnaast is op 17 december 2003 (kenmerk 03/3509/AdN/SM) een vergunning verleend op grond van de Natuurbeschermingswet 1967 voor de visserij met vaste vistuigen in de Waddenzee. Daarbij is er sprake van verlening van een ontheffing (22 maart 2005) voor drie jaar op grond van de provinciale Wadloopverordening 1996. A3
Aanvullende gegevens
Aanvullende gegevens zijn niet gevraagd.
-5-
A4
Procedure
Bevoegdheid Wij zijn op basis van artikel 2, lid 1 in samenhang met artikel 19d, lid 1 en 3 het bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van de aanvragen ter verkrijging van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Natuurbeschermingswet 1998, omdat de hier aan de orde zijnde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels zijn gelegen in de provincie Fryslân. Bovendien is de aangevraagde handeling niet als zodanig aangewezen in de artikelen 2 en 3 van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998, waarvoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegde bestuursorgaan is. Omdat deze vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op delen van het gebied, gelegen binnen de provincie Noord-Holland, zullen wij overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 5 van de Natuurbeschermingswet, niet eerder beslissen op de aanvraag dan in overeenstemming met de Gedeputeerde Staten van Noord-Holland. Zienswijzemogelijkheid De procedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarvoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 44, lid 3 van de Natuurbeschermingswet 1998, dienen de van toepassing zijnde gemeenten in de gelegenheid gesteld te worden om bij de tot verlening van de vergunning bevoegd gezag hun zienswijze kenbaar te maken. In onderhavig geval zijn de gemeenten Den Helder en Wieringen in de gelegenheid gesteld. Op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn Landschap Noord-Holland Rijkswaterstaat waterdistrict Waddenzee, Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer Noord-Holland, Waddenvereniging en Stichting verantwoord beheer IJsselmeergebied gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze op de ingediende aanvraag. Van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen hebben alleen de Waddenvereniging en Rijkswaterstaat waterdistrict Waddenzee gebruikt gemaakt. De zienswijzen zijn binnen de gestelde termijn ontvangen. Onder het aandachtspunt B3 wordt nader ingegaan op de inhoud van de ingediende zienswijzen en de reactie van ons hierop. Verlengen beslistermijn Wij hebben bij brief van 1 mei 2006 (kenmerk 640314) besloten om de beslistermijn op de aanvraag te verlengen met maximaal 13 weken (artikel 42, tweede lid Natuurbeschermingswet). Dit besluit is eveneens kenbaar gemaakt aan de aanvrager en aan burgemeester en wethouders van de gemeenten Den Helder en Wieringen. Daarnaast zijn overige belanghebbenden op de hoogte gesteld van de verlenging. Coördinatie met andere wetgeving Voor de aangevraagde handeling is naast deze Natuurbeschermingswetvergunning in ieder geval ook de volgende toestemming(en)/vergunning(en) nodig: -
privaatrechtelijke toestemming van eigenaren (SBB en de Staat der Nederlanden); vergunning op grond van de Visserijwet; vergunning/ontheffing op grond van de Provinciale Wadloopverordening. -6-
B
OVERWEGINGEN
B1
Wettelijk kader
Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 10, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de minister van LNV bij besluit een natuurmonument kan aanwijzen als beschermd natuurmonument. Artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de minister van LNV gebieden aanwijst ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Lid 3 van dit artikel stelt dat de instandhoudingsdoelstelling van deze gebieden mede betrekking kan hebben op doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn. Als toetsingskader voor de vergunningverlening gelden de aanwijzingsbesluiten voor de beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten, de aanwijzingsbesluiten voor de Vogelrichtlijngebieden en de aanmelding in het kader van de Habitatrichtlijn. Een besluit houdende de aanwijzing van een natuurmonument als beschermd natuurmonument vervalt, volgens artikel 15a, lid 2, van de Nb-wet 1998 met ingang van het tijdstip waarop doch slechts voorzover dat beschermd natuurmonument deel uitmaakt van een Vogelen/of Habitatrichtlijngebied. Daarbij heeft, volgens artikel 15a, lid 3, van de Nb-wet 1998, de instandhoudingsdoelstelling van het Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen aanwijzingsbesluit. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19d tot en met 19ka van de Natuurbeschermingswet 1998 vormt het toetsingskader voor de beoordeling van uw aanvraag. Op grond van artikel 19d, lid 1 is het verboden om zonder vergunning of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen projecten te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats in soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval, projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Op grond van artikel 19e moet bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, rekening worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben op de instandhoudingsdoelstelling van het betrokken gebied. Als er sprake is van een vastgesteld beheersplan moet ook daarmee rekening worden gehouden. Artikel 19f bepaalt dat voor nieuwe projecten of andere handelingen die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het gebied, maar wel significante gevolgen kunnen hebben voor zo’n gebied, door de initiatiefnemer een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied moet worden gemaakt.
-7-
Conform artikel 19g, lid 1, kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zonder enige twijfel kan concluderen dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden. Op grond van artikel 20 kan het bevoegd gezag de toegang tot een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10, lid 1, een aangewezen gebied als bedoeld in artikel 10a, lid 1 of een gebied waarvan de aanwijzing als zodanig in overweging is genomen als bedoeld in artikel 12 of delen van bedoelde gebieden, voorzover dit noodzakelijk is, voor de bescherming van natuurwaarden, beperken. Indien het bevoegd gezag gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid is het verboden om het betreffende gebied te betreden. Dit verbod geldt niet voor de eigenaar en de gebruiker als bedoeld gebruiksrecht zich daarover uitstrekt. Overgangssituatie De Habitatrichtlijngebieden zijn nog niet conform artikel 10a aangewezen dan wel conform artikel 12, lid 3 voorlopig aangewezen. Op 8 december 2004 heeft de Europese Commissie de door Nederland aangemelde Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst geplaatst. Nu de Natuurbeschermingswet 1998 ter implementatie dient van de Habitatrichtlijn, maar de gebieden nog niet formeel (al dan niet voorlopig) zijn aangewezen, passen wij volgens Europese jurisprudentie richtlijnconforme interpretatie toe. Dit betekent dat bij de vergunningprocedure toetsing aan de Habitatrichtlijn reeds plaatsvindt in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Overigens zullen naar verwachting de Habitatgebieden in 2006 of 2007 worden aangewezen. B2
Beleid in relatie tot vergunningverlening Natuurbeschermingswet 1998
De verschillende activiteiten die ondernomen worden door de Gildebroeders c.q. ondernemer hebben een educatief en recreatief karakter. Anderzijds kunnen de activiteiten worden gekarakteriseerd als commercieel, waarbij het vissen tijdens de excursies niet gezien wordt als economische activiteit, maar ter educatie. PKB-Waddenzee In de PKB-Waddenzee (1994) wordt de volgende hoofddoelstelling aangegeven met betrekking tot de Waddenzee: een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied. De PKB-Waddenzee vermeld onder andere dat het beleid gericht is op het duurzaam beschermen en een natuurlijk mogelijke ontwikkeling van: - de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels; - de werp-, rust – en zooggebieden van zeezoogdieren, met name zeehonden; - de kinderkamerfunctie voor Noordzeevis; - de belevingswaarde van natuur en landschap. Binnen de randvoorwaarden van een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied zijn menselijke activiteiten met een economische en/of recreatieve betekenis mogelijk. Het beleid met betrekking tot recreatie op de Waddenzee blijft gericht op stabilisering van de omvang. Voor vormen van recreatie die specifiek zijn gebonden aan de beleving van de Waddenzee wordt gestreefd naar een regulering in overeenstemming met de hoofddoelstelling. In de PKB-Waddenzee zijn de locaties waar de beoogde activiteiten zullen plaatsvinden gezoneerd als zone ‘recreatief medegebruik’ en zone ‘beperkt recreatief medegebruik’. Beheersplan Waddenzee (1996-2001) -8-
Het beheersplan Waddenzee, welke middels het besluit van het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied (RCW) is verlengd, staat weergegeven dat het beheer gericht is op, naast het bieden van een verscheidenheid aan mogelijkheden voor de typische “Wad- en Waddenzeegebonden vormen van recreatie”, op stabilisatie van de recreatieve druk (aard, omvang, plaats en tijd). Met betrekking tot het wadlopen wordt in het beheersplan vermeld dat dit gereguleerd wordt in de voor de provincies Fryslân, Groningen en Noord-Holland gelijkluidende provinciale Wadloopverordening 1996. De verordening is van kracht in alle Waddenprovincies en voorkomt dat de druk op het wad verder toeneemt door het stellen van quoteringsafspraken. Interprovinciaal Beleidsplan Waddenzeegebied (IBW) In het IBW is eveneens de hoofdzonering weergegeven met betrekking tot de recreatie. In de onderhavige aanvraag vinden de beoogde activiteiten plaats in de zones ‘recreatief medegebruik’ en ‘beperkt recreatief medegebruik’. In de zone recreatief medegebruik behoren de gebieden waarin de recreatieve activiteit plaatsvindt in geen bedreiging te vormen voor de natuurwaarden. Deze gebieden zijn in de onderhavige aanvraag gelegen langs de kust (natuureducatieve excursiegebieden). In de zone beperkt recreatief medegebruik wordt een terughoudend beleid gevoerd met betrekking tot de openluchtrecreatie. De recreatieve ontwikkeling mag in deze gebieden niet ten koste gaan van de natuurwaarden. Het gaat dan vooral om de gebieden die bij laagwater droog komen te staan en waar in deze periode vogels foerageren. Deze gebieden zijn echter wel toegankelijk met inachtneming van een aantal gedragsregels. B3
Inhoudelijke beoordeling
Beschrijving Natura 2000-gebied Waddenzee Het Natura 2000 gebied Waddenzee omvat alle buitendijkse delen, inclusief de grotere kweldereenheden langs de vastelandskust en op de eilanden. De begrenzing loopt zeewaarts tot in het zeegat tussen de eilanden. Ook grotere delen van de Eems-Dollard, één van de twee natuurlijke estuaria in ons land, liggen binnen het gebied. De Waddenzee is een zeer belangrijk natuurgebied vanwege de grote aantallen foeragerende trekvogels, het belang als opgroeigebied voor vissoorten uit de Noordzee, broed- en leefgebied van een aantal vogelsoorten en als leefgebied van grote populaties zeehonden. Het gebied heeft een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie waar natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats. Het gebied is van zeer groot belang als broedgebied voor kustgebonden vogels als eenden, meeuwen, sterns en steltlopers. Daarnaast leveren enkele kweldergebieden met al dan niet aangrenzende jonge duinen een belangrijke bijdrage aan de broedpopulatie van soorten van grijze duinen en duinmoerassen. Voor de twee zeehondensoorten in Nederland is het gebied essentieel als rustgebied en om hun jongen te werpen en te zogen. Aanwijzingsbesluiten beschermde en staatsnatuurmonumenten en Vogelrichtlijngebieden en aanmelding Habitatrichtlijngebieden Algehele instandhoudingsdoelstelling Waddenzee In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2004 met het nummer 200000690/1-A en 200101670/1-A heeft de Afdeling als volgt -9-
geoordeeld. Als algehele instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee gelden de volgende waarden: 'het beleid is gericht op een duurzame bescherming en een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van onder meer waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen, van de kwaliteit van het water, bodem en lucht, alsmede van de (bodem)fauna en de (bodem)flora, onder meer omvattende de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels. Dit samenstel van aspecten wordt door de rechter aangemerkt als zijnde de instandhoudingsdoelstellingen voor de Waddenzee. Beschermde en staatsnatuurmonumenten Bij besluit van 18 mei 1981 is het gebied “Waddenzee I” door de staatssecretaris van CRM aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 17 november 1993 is het gebied “Waddenzee II” door de staatssecretaris van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. De verschillende gedeelten van het Waddenzeegebied vormen, nader te onderscheiden in kwelders, slikken, platen en wateren, uit een oogpunt van natuurschoon en in natuurwetenschappelijk opzicht één samenhangend geheel. Het landschap kenmerkt zich door zijn vrijwel ongeschonden en open karakter. Het gehele Waddenzeegebied en derhalve ook die onderdelen daarvan die zijn aangewezen vervullen in ecologisch opzicht vele functies. Daarom is het Waddenzeegebied van grote nationale en internationale betekenis. Naast de functies die het vervult voor broedvogels, voedselzoekende vogels en voor overtijende en ruiende vogels, is het Waddenzeegebied belangrijk voor de aanwezige zeehonden. De zeehonden zijn in principe het gehele jaar aanwezig. Alleen bij ijsgang verdwijnen ze uit het gebied, om vervolgens na het invallen van de dooi weer terug te keren. De waarde van het gebied wordt bepaald door het feit, dat de natuurlijke elementen nog in hoge mate vrij spel hebben. De ritmiek van de getijdenbeweging, de daarmee afwisselend droogvallende en onderlopende platen en de aanwezigheid van honderdduizenden vogels drukken hun stempel op dit grensgebied van water en land. In samenhang en tengevolge van de verscheidenheid in deze milieuomstandigheden heeft zich een aantal typen levensgemeenschappen ontwikkeld. Namelijk in grote delen van het gebied komen zeer zeldzame plantengemeenschappen voor en zorgen onbegroeide slikgebieden voor de aanwezigheid van grote aantallen kleinere organismen, die de basis vormen voor het overige leven in het gebied. Hierdoor is een rijke en gevarieerde samenstelling in vogelsoorten en minder algemene vegetatietypen mogelijk. Kort samengevat zijn de typerende kenmerken voor het Waddenzeegebied naast het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis, de biologische waarden, de aan de vorming van het gebied ten grondslag liggende hydrologische en sedimentologische processen, de geomorfologische en bodemkundige structuur, het brakke karakter van het water, het onderhevig zijn aan getijdewerking en de in het algemeen voor de avifauna noodzakelijke rust. Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 8 november 1991 is de Waddenzee door de staatssecretaris van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, lid 1, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103). Voor ongeveer 50 soorten eenden, steltlopers, meeuwen en sterns is de Waddenzee van vitaal belang, omdat hun hele populatie, of althans een aanzienlijk deel daarvan, gedurende een deel van het jaar afhankelijk is van het voedsel uit de Waddenzee. Op weg naar hun overwinteringsgebieden langs de Europese en Afrikaanse kusten is de Waddenzee het - 10 -
grootste en voedselrijkste tussenstation. Daardoor is de gehele Waddenzee gedurende de voorjaars- en najaarstrek het vogelrijkst. De permanent in de Waddenzee onder water staande gebieden, de geulen en watervlakten, hebben een belangrijke functie als overwinteringsgebieden voor onder andere de Eidereend, Toppereend, Middelste Zaagbek en Brilduiker. De geulranden en de watervlaktes zijn verder een belangrijk voedselgebied voor vogels die vanuit de lucht zoekend en duikend hun voedsel bemachtigen zoals meeuwen, sterns en aalscholvers. Daarvan zijn de verschillende sternsoorten (Grote Stern, Visdief, Noordse Stern en Dwergstern, en gedurende de trektijd ook de Zwarte Stern) aanwezig van voorjaar tot herfst, terwijl de Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw en Aalscholver het hele jaar te zien zijn. De wadplaten zijn door hun hoge biomassa aan bodemfauna van groot belang als voedselgebied voor vogelsoorten, zoals Bergeend, Eidereend, Scholekster, Kanoetstrandloper, Bonte Strandloper, Rosse grutto, Wulp, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilverplevier, Tureluur, Zwarte Ruiter, Groenpootruiter en Bontbekplevier. De kwelders zowel langs de eilanden als langs het vasteland vormen een waardevol biotoop voor vogels. De zouttolerante vegetaties vormen immers een belangrijke voedselbron voor de plantenetende soorten, zoals de Rotgans, Brandgans en verschillende eendensoorten. Verder zijn de kwelders van groot belang als broedgebied voor bijvoorbeeld grote aantallen Tureluurs, Kluten, Scholeksters, Kokmeeuwen en Visdieven. De kwelders van Terschelling en Texel zijn onder meer waardevol als broedgebied voor de Lepelaar. Kwalificerende soorten o.b.v. Vogelrichtlijngebied Waddenzee Aalscholver Groenpootruiter Middelste Zaagbek Bergeend Grote Stern Noordse Stern Bontbekplevier Kanoetstrandloper Rotgans Bonte Strandloper Kleine Mantelmeeuw Rosse Grutto Brandgans Kluut Scholekster Brilduiker Kokmeeuw Stormmeeuw Dwergstern Lepelaar Toppereend Eidereend
Tureluur Visdief Wulp Zilvermeeuw Zilverplevier Zwarte Ruiter Zwarte Stern
Habitatrichtlijngebied Verder is de Waddenzee bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. Het Habitatrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich vanwege het voorkomen van de in de onderstaande tabel opgesomde habitattypen en habitatsoorten.
Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320
Omschrijving Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken Estuaria Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal en ander zoutminnende planten Schorren en slijkgrasvegetatie
- 11 -
H1330 H2110 H2120 H2130 Habitatsoort H1095 H1099 H1103
Atlantische schorren met kweldervegetatie Embryonale wandelende duinen Wandelende duinen op de strandwal met Helm (zgn. ‘witte duinen’) Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (zgn. ‘grijze duinen’) Omschrijving Zeeprik Rivierprik Fint
Habitatsoort H1364 H1365
Omschrijving Grijze Zeehond Gewone Zeehond
Beschrijving Natura 2000-gebied IJsselmeer Het IJsselmeer in zijn huidige vorm is ontstaan door afsluiting van de voormalige Zuiderzee, de aanleg van de Afsluitdijk, de aanleg van de IJsselmeerpolders en tenslotte de aanleg van de Houtribdijk. Na de aanleg van de Afsluitdijk is het water binnen enkele maanden verzoet, en sindsdien ontbreekt een brakke overgangszone naar de zee. De faunagemeenschappen zijn vervangen door een zoetwater gemeenschap met twee in de voedselketen cruciale sleutelsoorten, de driehoeksmossel en de spiering. Het grootste deel van het water wordt aangevoerd door de IJssel. Het mondingsgebied is meer dynamisch met geulen tot 9 meter diep en grotendeels zandig sediment en het doorzicht wordt voor een groot deel bepaald door algen en is in het algemeen relatief hoog. Het gebied is van belang voor verschillende soorten broedvogels. De vogels broeden verspreid langs de kusten op natuurontwikkelingslocaties en buitendijkse gebieden langs de Friese en Noord-Hollandse kust als de Makkumerwaarden en De Ven bij Enkhuizen. De Makkumerwaarden zijn ook van betekenis als broedgebied van broedvogels van moerassig grasland. Het IJsselmeer is van grote nationale en internationale betekenis voor watervogels, met name voor vis- en bodemfauna-etende soorten (die o.a. foerageren op driehoeksmosselen). Het IJsselmeer is van grote betekenis als slaapplaats voor grasetende watervogels die in de omgeving foerageren. Langs de Friese kust ligt een concentratie waarden voor planteneters, terwijl dit gebied ook van belang is als slaapplaats voor vogels die binnendijks foerageren. Aanwijzingsbesluiten beschermde en staatsnatuurmonumenten en Vogelrichtlijngebied Beschermd en staatsnatuurmonument Bij besluit van 3 juni 1980 is het gebied ‘De Ven’ bij Enkhuizen door de staatssecretaris van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 24 maart 2000 is het IJsselmeer door de staatssecretaris van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, eerste en tweede lid, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103). In dit besluit heeft ook de aanwijzing van het IJsselmeer plaatsgevonden voor opname in de lijst van watergebieden van internationale betekenis als bedoeld in artikel 2 van de op 2 februari 1971 te Ramsar, Iran, tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats van watervogels (Trb. 1975, 84 en Trb. 1980, 90).
- 12 -
Het Vogelrichtlijngebied ‘IJsselmeer (inclusief de Friese IJsselmeerkust)’ kwalificeert zich als Speciale Beschermingszone onder de Vogelrichtlijn vanwege het voorkomen van drempeloverschrijdende aantallen van Fuut, Aalscholver, Lepelaar, Kleine Zwaan, Kleine Rietgans, Kolgans, Grauwe Gans, Brandgans, Smient, Krakeend, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Toppereend, Nonnetje, Grote Zaagbek, Grutto, Wulp, Zwarte Stern en de Visdief, die het gebied benutten als broedgebied, overwinteringsgebied, ruigebied en/of rustplaats. Het gebied kan hierdoor worden aangemerkt als watergebied van internationale betekenis zoals bedoeld in de Wetlands-Conventie (criterium 6). Het gebied kwalificeert zich ook omdat het tot één van de vijf belangrijkste gebieden voor Porseleinhoen en Visdief (broedvogels), Nonnetje, Kemphaan, Reuzenstern en Zwarte Stern (niet-broedvogels) in Nederland behoort. Het IJsselmeer wordt verder aangemeld als watergebied van internationale betekenis onder de WetlandsConventie vanwege het geregeld voorkomen van minstens 20.000 watervogels (criterium 5). Soorten van bijlage I en trekkende watervogelsoorten waarvoor het gebied aan de 1%drempel voldoet, zijn de Fuut, Aalscholver, Lepelaar, Kleine Zwaan, Kleine Rietgans, Kolgans, Grauwe Gans, Brandgans, Smient, Krakeend, Slobeend, Tafeleend, Kuifeend, Toppereend, Nonnetje, Grote Zaagbek, Grutto, Wulp, Visdief en Zwarte Stern. Andere soorten van bijlage I waarvoor het gebied van betekenis is, zijn de Roerdomp, Bruine Kiekendief, Kemphaan (broedvogels), Kleine Zilverreiger, Slechtvalk en de Kluut (nietbroedvogels). Andere trekkende vogelsoorten waarvoor het gebied van betekenis is als broedgebied, overwinteringsgebied, ruigebied en/of rustplaats zijn de Aalscholver, Bergeend, Wintertaling, Wilde Eend, Pijlstaart, Brilduiker, Meerkoet, Scholekster en de Dwergmeeuw. De oeverlanden zijn verder van belang als broedgebied voor Bontbekplevier, Snor en Rietzanger (trekvogels opgenomen in de nationale lijst van met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende soorten). Kwalificerende soorten o.b.v. Vogelrichtlijngebied IJsselmeer Lepelaar Kleine Zwaan Brandgans Zwarte Stern Visdief Porseleinhoen Reuzenstern Fuut Aalscholver Kolgans Grauwe Gans Smient Slobeend Tafeleend Kuifeend Grote Zaagbek Grutto Wulp
Nonnetje Kemphaan Kleine Rietgans Krakeend Toppereend
Conclusie oriëntatiefase Natura 2000-gebied IJsselmeer Het vogeleiland ‘De Kreupel’ ligt in het IJsselmeer, zo’n 4 kilometer ten noorden van Andijk. Het valt hierdoor binnen de begrenzing van het Vogelrichtlijngebied IJsselmeer. Het betreft een gesloten gebied dat niet betreden mag worden zonder privaatrechtelijke toestemming van Staatsbosbeheer. Op ‘De Kreupel’ broeden, sinds de aanleg ervan in 2004, diverse grondbroeders zoals de Visdief, Dwergstern en meeuwen. Daarnaast is het gebied in het najaar zeer belangrijk als slaapplaats voor duizenden Zwarte Sterns. De Kreupel dient eveneens als luwtegebied voor wintergasten die vooral op driehoeksmosselen foerageren, bijvoorbeeld voor duikeenden zoals de Kuifeend en Tafeleend. Gezien de overeenkomst (en de daarbij behorende bijlage) tussen Staatsbosbeheer en het Wadvissersgilde, wordt door het stellen van voorwaarden verstoring van de aanwezige vogels zoveel mogelijk voorkomen. Wij zijn daarom van mening dat wanneer de excursie worden uitgevoerd, volgens de voorwaarden die Staatsbosbeheer heeft afgesproken met het Wadvissersgilde, er geen significant negatief effect zal ontstaan. Omdat ‘De Kreupel’ een gesloten gebied is en er als gevolg
- 13 -
van de excursies wel enig negatief effect zou kunnen optreden dient de activiteit als vergunningplichtig te worden beschouwd. Natura 2000-gebied Waddenzee Voor zover in de aanvraag vermeld is en uit telefonisch gesprek met de heer J. Rotgans naar voren is gekomen wordt er op de volgende manieren gevist c.q. fauna verzameld; -
bodemleven wad, d.m.v. duwnet, kokkelbeugel, riek of schop; bodemleven wad, d.m.v. set plexiglas boorbuizen; plankton, d.m.v. planktonnet; spiering en dergelijke, d.m.v. pelagische spieringkuil diverse vissen, d.m.v. licht sleepnet diverse vissen, d.m.v. staande netten Japanse Oesters, Kokkels en Mossels, d.m.v. het plukken met de hand
Daarnaast kunnen door de volgende activiteiten de natuurwaarden in de Waddenzee mogelijk verstoord worden: aantonen kokkelbanken, d.m.v. ‘waddetector’ spotten van zeehonden wadlopen De in de aanvraag beoogde activiteiten zijnde te houden wadexcursies, waarbij verschillende deelactiviteiten worden uitgevoerd, hebben zowel een commercieel doel alsook educatieve en recreatieve doelen. Tijdens een aantal van deze activiteiten kan lokaal schade worden toegebracht aan flora en fauna door enige bodemberoering en het wegvangen van dieren. Voor wat betreft het vissen met de pelagische spieringkuil, het lichte sleepnet en de staande netten is er geen sprake van normale “professionele” visserij. De visserij heeft een educatief karakter. Getracht wordt een bijdrage te leveren aan de kennis van de aanwezige natuurwaarden en de bescherming ervan in de Waddenzee. De gevangen vis wordt deels teruggezet en deels aan boord geconsumeerd. Ook kan er verstoring optreden van groepen vogels en zeehonden op de ecologisch kwetsbare platen. Dit gebeurt met name bij het verlaten van het schip bij de diverse activiteiten als het onderzoeken van het bodemleven, het ledigen van de netten, het verzamelen van Japanse Oesters en het wadlopen. Gelet op de aangevraagde activiteit in relatie tot de natuurwaarden die voor het gebied Waddenzee gelden, is de verwachting dat er negatieve effecten zullen optreden. In het licht van de beperkte omvang van de activiteiten valt echter niet te verwachten die significant zullen zijn. Wij stellen daarmee vast dat uw voorgenomen activiteit in potentie de natuurlijke kenmerken van de Waddenzee zou kunnen aantasten. Daarom zijn wij van mening dat uw voorgenomen activiteit als vergunningplichtig onder de Natuurbeschermingswet 1998 moet worden aangemerkt. Nu op basis van de voortoets geconcludeerd kan worden dat de door u aangevraagde activiteit negatieve effecten teweeg kan brengen op het IJsselmeer en de Waddenzee, die niet significant zullen zijn, kunnen wij volstaan met het toepassen van een verslechterings- en verstoringstoets op basis waarvan wij kunnen beoordelen of al dan niet de door u gevraagde vergunning kan worden verleend.
- 14 -
Bij de verslechterings- en verstoringstoets dienen wij na te gaan of het door u aangevraagde project een kans met zich meebrengt op verslechtering van de natuurlijke habitats of de habitats in soorten, dan wel dat ze een verstorend effect hebben op soorten. De verslechterings- en verstoringstoets wordt toegepast in die situaties waarbij de verwachting is dat er negatieve effecten zullen optreden op het gebied, die niet significant zijn. Beoordeling aanvraag Bij de beoordeling van de aanvraag zullen wij de navolgende aspecten moeten betrekken en/of ermee rekening houden: Verslechterings- en verstoringstoets Bij de beoordeling hebben we de kwalificerende habitattypen en –soorten alsmede de kwalificerende vogelsoorten opgenomen in een tabel. Per aanwijzingsgroep is vervolgens beschreven of de aangevraagde activiteit al dan niet een negatief effect heeft op de natuurlijke waarden van de genoemde habitattypen en –soorten en vogelsoorten. Natura 2000-gebied ‘IJsselmeer’ Vogels In de overeenkomst met Staatsbosbeheer is met betrekking tot het bezoeken van ‘De Kreupel’ een aantal voorwaarden gesteld. Per jaar mogen maximaal 18 excursies naar ‘De Kreupel’ worden georganiseerd. In het broedseizoen (15 maart -15 juli) wordt slechts twee keer een excursie toegestaan waarbij er niet gewandeld mag worden op het eiland en bij slecht weer er zelfs niet binnen de betonning mag worden gevaren. Tijdens de nazomerrui en het opvetten van de Zwarte Sterns in de periode juli tot september dient het eiland als een slaapplaats voor duizenden vogels. Hiermee wordt rekening gehouden door in deze periode na 19.00 uur geen excursie toe te laten binnen het betonde gedeelte (gesloten gebied). Vóór 19.00 uur in deze periode en ook in de periode van 2 september tot 15 maart is het slechts 1 maal per 2 weken toegestaan om anderhalf uur binnengaats te zijn. Onder de gestelde voorwaarden zal er als gevolg van de excursies mogelijk (alleen bij betreding van het eiland) verstoring optreden, maar een zeer geringe. Wij zijn dan ook van mening dat van de excursies geen danwel een aanvaardbare verstoring uitgaat ten aanzien van de aanwezige vogelwaarden van het Vogelrichtlijngebied IJsselmeer. Voorwaarde hierbij is wel dat er gehandeld dient te worden volgens de overeenkomst tussen Staatsbosbeheer en het Wadvissersgilde. Natura 2000-gebied ‘Waddenzee’ Habitattypen In onderstaande tabel zijn de kwalificerende habitattypen opgesomd voor het Habitatrichtlijngebied Waddenzee.
- 15 -
Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320 H1330 H2110 H2120 H2130
Omschrijving Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken Estuaria Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal en ander zoutminnende planten Schorren en slijkgrasvegetatie Atlantische schorren met kweldervegetatie Embryonale wandelende duinen Wandelende duinen op de strandwal met Helm (zgn. ‘witte duinen’) Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (zgn. ‘grijze duinen’)
Effect: De activiteiten waarvoor vergunning wordt gevraagd beperken zich binnen het Natura 2000-gebied tot de wadplaten in het zuidwestelijke deel van de Waddenzee (zie bijlage 1). Het betreft de onderstaande habitattypen. De overige habitattypen worden niet bezocht of bevinden zich niet in het betreffende gedeelte van de Waddenzee. H1110 Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken H1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten H1310 Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal en andere zoutminnende planten Door betreding kan er mogelijk verslechtering optreden van deze genoemde habitattypen. Met name bij het lopen op het wad waarbij gezocht wordt naar bodemdieren of bij wadloopexcursies wordt het wad betreden. Bij de wad-loopexcursies vanaf de vaste wal naar de Wierbalg wordt mogelijk voor een deel habitattype H1310 betreden. Omdat de leden van de excursiegroep vrijwel allemaal dezelfde route lopen (uitwaaieren is verboden) wordt slechts een zeer kleine oppervlakte van het mogelijk aanwezige habitattype betreden. Deze plaatselijke betreding zal gezien de dynamische eigenschappen van dit habitattype geen onaanvaardbare verslechtering opleveren. Met betrekking tot de activiteiten en betreding van de droogvallende zandplaten (habitattype H1140) zal er eveneens geen onaanvaardbare verslechtering optreden. Dit omdat de platen eveneens zeer dynamisch zijn en hier geen bijzondere flora aanwezig is. Door het nemen van monsters met de diverse eerder omschreven onderzoeksmiddelen kunnen de bodemdieren die zich hierin bevinden mogelijk sterven. Het aantal te nemen en te steken monsters is echter zeer beperkt. Daarom zullen slechts weinig dieren en/of organismen, welke zich in deze monsters bevinden, ter bestudering worden meegenomen naar het excursieschip. Dit zijn dieren die zeer algemeen, en in grote aantallen voorkomen in de Waddenzee. Na de bemonstering worden geen onderzoeksmaterialen in het gebied achtergelaten. De bemonstering op het droogvallende wad zal daarom naar onze mening geen onaanvaardbare verslechtering en/of verstoring opleveren met betrekking tot het bodemleven en de platen van de Breehorn en Lutjeswaard. Het habitattype ‘permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken’ (H1110) zal tijdens de activiteiten op geen enkele wijze worden geschaad. Het gaat hierbij om die delen van de Waddenzee die permanent onder water staan, waaronder de vaarroutes en de diepere delen van het wad.
- 16 -
habitatsoorten In onderstaande tabel zijn de kwalificerende habitatsoorten opgesomd voor het Habitatrichtlijngebied Waddenzee. Habitatsoort H1095 H1099 H1103
Omschrijving Zeeprik Rivierprik Fint
Habitatsoort H1364 H1365
Omschrijving Grijze Zeehond Gewone Zeehond
Effect: Als gevolg van de diverse visserijmethoden worden diverse vissoorten gevangen. De genoemde vissoorten (Zeeprik, Rivierprik en Fint), welke zijn aangewezen als habitatsoort, zijn echter op dusdanig kleine schaal aanwezig dat deze vrijwel niet gevangen worden. Het effect van de te demonstreren visserij op deze soorten is daarom ook verwaarloosbaar klein. Wanneer deze beschermde vissen toch worden gevangen dient gehandeld te worden volgens de in deze vergunning gestelde voorwaarden. In het noordoostelijke gedeelte van het Amsteldiep liggen regelmatig zeehonden. Als gevolg van het betreden van de diverse platen en het kijken naar zeehonden op het wad zal, daar waar de zeehonden te dicht worden benaderd, verstoring te weeg gebracht kunnen worden ten aanzien van de rustplaatsen van deze soorten. Mitigatie: Tijdens de excursie worden gesloten gebieden gemeden. Verder worden in onderhavige vergunning voorwaarden opgenomen die er zorg voor dragen dat voldoende afstand wordt gehouden tot zeehondenligplaatsen. Hierdoor wordt verstoring voorkomen. Verder dienen de voorwaarden van de Erecode ‘Wad ik heb je lief’ voor Wadliefhebbers en de provinciale Wadloopverordening 1996 te worden nageleefd. Dit betekent onder andere dat een groep mensen binnen 500 meter van het drooggevallen en/of voor anker liggend schip moet blijven indien de groepsgrootte uit acht of meer personen bestaat. Vogels In onderstaande tabel zijn de kwalificerende vogelsoorten opgesomd voor het Vogelrichtlijngebied Waddenzee. Aalscholver Bergeend Bontbekplevier Bonte Strandloper Brandgans Brilduiker Dwergstern Eidereend
Groenpootruiter Grote Stern Kanoetstrandloper Kleine Mantelmeeuw Kluut Kokmeeuw Lepelaar
Middelste Zaagbek Noordse Stern Rotgans Rosse Grutto Scholekster Stormmeeuw Toppereend
Tureluur Visdief Wulp Zilvermeeuw Zilverplevier Zwarte Ruiter Zwarte Stern
Effect: Bij diverse activiteiten die uitgevoerd worden door de leden van de Gildebroeders ofwel de V.O.F. T. de Groot kan er verstoring optreden aan rustende en foeragerende vogels. Het gaat hierbij alleen om activiteiten waarbij het schip wordt verlaten zoals het onderzoeken van het bodemleven, het ledigen van de netten, het verzamelen van Japanse Oesters en het wadlopen. Gezien het Zoneringsbeleid openluchtrecreatie, weergegeven in de PKB-Waddenzee, het Beheersplan Waddenzee en het IBW, liggen de gebieden waar de platen worden betreden in de zone “Beperkt recreatief medegebruik”. Het gaat met name om de gebieden die bij laagwater droog komen te staan en waar vogels in deze periode foerage-
- 17 -
ren. Deze gebieden zijn echter bij inachtneming van een aantal gedragsregels wel toegankelijk. Omdat er per Gildebroeder ca. 75 maal ‘de plaat op’ gegaan wordt met groepen mensen (variërend in aantal), vindt er een verstorend effect plaats op mogelijk rustende en/of foeragerende vogels. Uit ervaring van de voorgaande jaren is gebleken dat de excursies van de Gildebroeders, met inachtneming van de aanwezige natuurwaarden ter plaatse, netjes en rustig verlopen. Daarnaast foerageren op de zandige platen, waar mensen van boord worden gelaten, geen grote aantallen vogels. Dit komt doordat vogels op slikkige platen gemakkelijker meer voedsel kunnen verzamelen dan op de zandplaten. Mitigatie: Doordat er tijdens het van boord gaan activiteiten plaats vinden zal de kans op uitwaaieren gering zijn. Tevens gelden de voorwaarden die gesteld zijn in de Erecode voor Wadliefhebbers en worden er in deze vergunning met betrekking tot groepen vogels en het uitwaaieren van mensen voorwaarden gesteld. Reactie zienswijzen Waddenvereniging De Waddenvereniging is van mening dat de educatieve wadexcursies een interessante toevoeging zijn aan de mogelijkheden tot het verantwoord bezoeken van het wad. Echter op grond van de overgelegde gegevens kan de Waddenvereniging niet beoordelen of de activiteiten in de mate dat ze worden voorgesteld (vier vergunningaanvragen voor 100 tochten met ieder maximaal 50 personen) niet leiden tot (significante) verstoringen en effecten. Daarnaast kan de Waddenvereniging geen oordeel geven over de mogelijke cumulatieve effecten in relatie tot andere projecten of handelingen. Verzocht wordt deze, zonodig doormiddel van onderzoek, in kaart te brengen alvorens een vergunning wordt verleend. In ieder geval wordt door de Waddenvereniging verzocht om voorwaarden te verbinden aan de vergunning zodat rustende zeehonden en vogelconcentraties niet verstoord worden. Tevens dienen de groepen bijeen te blijven en de afstand tot het schip beperkt te blijven. In de aanvraag en onze beslissing daarop blijkt naar onze mening voldoende in welke mate de activiteiten leiden tot mogelijk (significante) verstoringen en/of verslechtering. Verder zijn bij ons geen vergunningen aangevraagd voor soortgelijke activiteiten en is ons niet bekend dat deze worden uitgevoerd. Dit soort excursieactiviteiten in het zuidwestelijke deel van de Waddenzee worden alleen uitgevoerd door de leden van de Gildebroeders. In de vergunning worden tevens voorwaarden gesteld om de verstoring met betrekking tot zeehonden en vogelconcentraties te voorkomen. Een onderdeel hiervan is de Erecode voor Wadliefhebbers, waaraan elke wadbezoeker zich moet houden. Hierin is onder andere gesteld dat grote groepen (> 7 personen) zich niet verder dan 500 meter van het drooggevallen en/of voor anker liggend schip mogen bevinden. Een dergelijke afstandsbepaling is opgenomen in de provinciale Wadloopverordening 1996. Rijkswaterstaat waterdistrict Waddenzee Rijkswaterstaat geeft aan dat kweldermonitoring van groot belang is voor het in stand houden van de kwelders is en dat het in stand houden van de kwelders tevens een belangrijke taak is voor het betreffende district. Rijkswaterstaat heeft zodoende geen bezwaar tegen het verlenen van bovenvermelde vergunning. De gemeenten Wieringen en Den Helder, die grenzen aan het Natura 2000-gebied Waddenzee, Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer Noord-Holland en Landschap NoordHolland hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een ziens- 18 -
wijze ten aanzien van de voorgenomen activiteiten van de Gildebroeders en de heer T. de Groot (V.O.F.). Conclusie van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag Wij zijn van mening dat uit de verslechterings- en verstoringstoets voldoende zekerheid is verkregen dat vanwege de aangevraagde activiteiten er geen onaanvaardbare verslechtering of verstoring optreedt van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en van de aanwezige beschermde soorten in de Waddenzee. Voor zover er wel negatieve effecten kunnen optreden, worden zodanige voorwaarden en beperkingen aan deze vergunning verbonden, dat de grootst mogelijke bescherming wordt geboden. Vistuigen Het gebruik van de diverse vistuigen is op grond van de Natuurbeschermingswet niet bezwaarlijk, aangezien er door het gebruik van de vistuigen geen onaanvaardbare verslechtering of verstoring optreedt. Dit wil echter niet zeggen dat het vissen met de aangegeven vistuigen hiermee zondermeer is toegestaan. Naast een vergunning op grond van de Nb-wet 1998 dient nml. eveneens een vergunning op grond van de Visserijwet overlegd te kunnen worden voor het betreffende vistuig. Omdat de spieringkuil ook geschikt is om garnalen mee te vangen is hiervoor bovendien een specifieke garnalenvergunning benodigd. C
BESLUIT
Overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden en gelet op de in dit besluit genoemde overwegingen, de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998, de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Mandaatbesluit, hebben wij besloten om de gevraagde vergunning onder de navolgende voorwaarden te verlenen: Algemeen 1. De vergunning wordt op naam gesteld van de heer T. de Groot (V.O.F.), lid van het Wadvissersgilde en gebruik makend van het schip WR 117. De vergunning kan alleen gebruikt worden door de heer T. de Groot of een in opdracht van de heer Rotgans handelende gids. De heer T. de Groot (V.O.F.) blijft, in geval van gebruikmaking van gidsen, verantwoordelijk voor een juiste naleving van deze vergunning. 2. De verantwoordelijke vergunninggebruiker in het veld dient bij de activiteiten een kopie van het besluit bij zich te dragen en deze op eerste verzoek te tonen aan de daartoe bevoegde ambtenaren. Voorwaarden welke betrekking hebben op het gebruik van de vergunning 1. De vergunninggebruiker dient er zorg voor te dragen dat de deelnemers als groep bij elkaar blijven en niet uitzwermen. Het is niet toegestaan dieren te verontrusten. Indien vogelconcentraties of rustende zeehonden aanwezig zijn, dient een zodanige route te worden gekozen dat vogels en/of zeehonden niet worden verstoord. 2. De heer J. Rotgans (V.O.F.) is er verantwoordelijk voor dat de voorwaarden en gedragsregels ter voorkoming van schade aan de natuur worden nagekomen. Met name gaat het hierbij om de volgende voorwaarden/voorschriften: - geluidsapparatuur anders dan ten behoeve van communicatiedoeleinden de veiligheid betreffende is niet toegestaan; - het is niet toegestaan huisdieren los te laten lopen op het - 19 -
-
-
wad; het is niet toegestaan fauna opzettelijk te verstoren of te verontrusten, evenals het uitsteken, plukken, afsnijden of vervoeren van planten, bloemen of takken; Ten aanzien van rustende zeehonden geldt voor bezichtigingen vanaf het schip dat deze niet verstoord mogen worden. Dit betekent dat door de vergunninggebruiker voorkomen moet worden dat: de zeehonden vluchten naar of in het water; de mogelijke vluchtroute van de zeehonden naar open water geblokkeerd wordt of dreigt te worden; de opvarenden van het excursieschip lawaai maken (luid praten, schreeuwen, muziek en/of gsm) en veel en/of plotseling bewegen (rennen, armbewegingen etc.). voor het overige (anders dan ‘bezichtigingen vanaf een schip’) dient een afstand van 1500 meter tot rustende zeehonden te worden gehanteerd; verstoring van groepen vogels dient vermeden te worden; het is niet toegestaan afval in het gebied achter te laten. Broedkolonies dienen te worden gemeden en van solitair broedende vogels mogen geen nesten worden verstoord of vertrapt of eieren worden meegenomen. Het algemeen uitgangspunt voor wadlopen luidt: gedurende het broedseizoen wordt verstoring in de kwelder beperkt door: waar mogelijk gebruik te maken van de werkpaden van Rijkswaterstaat; de begroeide kwelder alleen doorkruisen via een lijn loodrecht op de dijk om zo snel mogelijk het gebied door te komen; broedkolonies dienen te worden gemeden en van solitair broedende vogels mogen nesten worden verstoord of vertrapt of eieren worden meegenomen.
3. Wanneer tijdens de visactiviteiten beschermde soorten van de Rivierprik, Zeeprik of Fint worden gevangen dienen deze direct te worden teruggezet. Het is niet toegestaan vissen van deze soorten ter bestudering mee te nemen aan boord. 4. Het is de vergunninggebruiker en de groepsdeelnemers niet toegestaan om gesloten gebieden te bevaren, te bevissen en te betreden (raadpleeg hiervoor de meest recente kaarten van de Hydrografische Dienst). Een uitzondering hierop vormt het eiland De Kreupel in het IJsselmeer. Hierbij is het gestelde in de overeenkomst tussen Staatsbosbeheer en het Wadvissersgilde van toepassing. 5. Excursies met groepen mensen groter dan 7 personen buiten de natuureducatieve excursiegebieden blijven beperkt tot een afstand van 500 meter vanaf het drooggevallen of geankerde schip. 6. De te gebruiken onderzoeksmaterialen mogen alleen gebruikt worden voor educatieve en recreatieve doeleinden. Indien blijkt dat deze onderzoeksmaterialen toch op professionele schaal gebruikt kunnen worden dan is er eveneens een vergunning op grond van de Visserijwet benodigd. 7. Het niet nader te gebruiken bemonsteringsmateriaal dient zo spoedig mogelijk weer in zee te worden teruggezet. Ook het bemonsteringsmateriaal dat tijdelijk ter bestudering in aquaria worden ondergebracht, dient z.s.m. na bestudering in zee te worden teruggezet.
- 20 -
8. Deze vergunning is geldig voor het 75 maal betreden van de natuureducatieve excursiegebieden met een maximaal aantal van 50 personen per excursiegroep. Wanneer blijkt dat de excursies schade veroorzaken aan de natuurwaarden het Natura 2000gebied zullen na onderling overleg de aantallen gereguleerd worden. 9. Jaarlijks dient vóór 1 januari een verslag te worden gezonden naar het bevoegd gezag waarin vermeld staat welke activiteiten gehouden zijn in het afgelopen jaar. Aantallen excursies en het aantal deelnemers per activiteit c.q. excursie dienen te worden vermeld. Dit verslag kan verzonden worden aan mevr. I. Gjaltema: 058-2925076 of i.gjaltema@fryslân.nl. 10. De vergunning is geldig tot 1 januari 2010. Wanneer op enig moment blijkt dat de in deze vergunning toegestane activiteiten onaanvaardbare schade veroorzaken aan de natuurwaarden van de betreffende Natura 2000gebieden Waddenzee en/of IJsselmeer kan de vergunning voor één of meerdere onderdelen worden ingetrokken. Het niet naleven van deze voorschriften en beperkingen kan, naast eventuele strafvervolging, intrekking van de ontheffing tot gevolg hebben. Het conceptbesluit is ter instemming voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van NoordHolland. Bij schrijven van 4 juli 2006 met kenmerknummer 2006-35104 hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op grond van artikel 2, vijfde lid, ingestemd met onderhavig besluit. Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten Den Helder en Wieringen alsmede Landschap NoordHolland Rijkswaterstaat waterdistrict Waddenzee, Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer Noord-Holland, Waddenvereniging en Stichting verantwoord beheer IJsselmeergebied, het ministerie van LNV, directie Regionale Zaken vestiging Noord en m.s. Phoca. Hoogachtend, namens het College van Gedeputeerde Staten,
Mevrouw W. Hulshoff, Afdelingshoofd Landelijk Gebied. D
Bezwaar
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij gedeputeerde staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar.
- 21 -
E
Kennisgeving
Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998 door ons kennis worden gegeven middels publicatie in het Noordhollands Dagblad.
Leeuwarden Verzonden, Ons kenmerk Afdeling Telefoon Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
Landelijk Gebied 058 - 2925076 / I. Gjaltema
Onderwerp:
- 22 -