Comité Visserijdagen T.a.v.: dhr. P. Kwast Postbus 132 8860 AC HARLINGEN
Leeuwarden, 14 april 2006 Verzonden, Ons kenmerk Afdeling Telefoon Uw kenmerk Bijlage(n)
: : : : :
637552 Landelijk Gebied 058 - 2925042 / G. van der Burg
Onderwerp: Vergunning Natuurbeschermingswet Geachte heer Kwast, A
WEERGAVE VAN DE FEITEN
A1
De vergunningaanvraag
Op 6 januari 2006 hebben wij uw aanvraag ontvangen om een vergunning, zoals bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Natuurbeschermingswet 1998 voor het afsteken van siervuurwerk op zaterdag 26 augustus 2006 te Harlingen. Bij de brief van 10 januari 2006 hebben wij de ontvangst van uw aanvraag bevestigd. De vergunning wordt gevraagd voor het afsteken van siervuurwerk op 26 augustus 2006 van ca. 21.30 uur tot 21.45 uur op de Zuiderpier te Harlingen. De gevraagde activiteit vindt plaats op de Zuiderpier in de haven van Harlingen binnen de gemeente Harlingen in de provincie Fryslân. De eerdergenoemde handeling in de haven van Harlingen heeft betrekking op het Natura 2000-gebied Waddenzee. A2
Beschrijving van de aangevraagde activiteiten/ eerder verleende vergunningen
U vraagt een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna Nb-wet 1998) te verlenen. De aanvraag heeft betrekking op het afsteken van siervuurwerk in het
kader van de afsluiting van de jaarlijkse visserijdagen, die dit jaar voor de 47e keer worden gehouden. In uw brief van 2 januari 2006 geeft u aan dat het siervuurwerk wordt afgestoken op de Zuiderpier te Harlingen, welke geheel wordt afgesloten voor publiek. Het publiek bevindt zich op een afstand van ca. 175 meter. Het vuurwerk wordt afgestoken door het gecertificeerde bedrijf Dream Fireworks, Prins Hendrikstraat 5, 4241 AS te Arkel. Voorheen is door het ministerie van LNV op basis van de Nb-wet 1967 jaarlijks een ontheffing verleend voor het afsteken van siervuurwerk op de Zuiderpier van Harlingen. Deze ontheffing werd verleend onder een aantal voorwaarden. A4
Procedure
Bevoegdheid Wij zijn op basis van artikel 2, lid 1 in samenhang met artikel 19d, lid 1 en lid 3 het bevoegd gezag ten aanzien van de beoordeling van aanvragen ter verkrijging van een vergunning op basis van artikel 19d, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998, omdat de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden geheel of grotendeels zijn gelegen in de provincie Fryslân. Bovendien is het aangevraagde project niet als zodanig aangewezen in de artikelen 2 en 3 van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998, waarvoor de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het bevoegde bestuursorgaan is. Zienswijzemogelijkheid De procedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Natuurbeschermingswet 1998 en de daarvoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 44, lid 3, van de Natuurbeschermingswet 1998, dienen de van toepassing zijnde gemeenten in de gelegenheid gesteld te worden om bij de tot verlening van de vergunning bevoegd gezag hun zienswijze kenbaar te maken. Daarnaast zijn op grond van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht de Waddenvereniging en Vogelbescherming Nederland gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een zienswijze op de ingediende aanvraag. Van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen gebruik gemaakt. De zienswijze is binnen de gestelde termijn ontvangen. Onder het aandachtspunt B3 wordt nader ingegaan op de inhoud van de ingediende zienswijze(n) en de reactie van ons hierop. Vogelbescherming Nederland en de Waddenvereniging hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze. Verlengen beslistermijn Wij hebben besloten om de beslistermijn op de aanvraag te verlengen met 13 weken (artikel 42, tweede lid Natuurbeschermingswet). Dit besluit is middels de brief van 3 april 2006, kenmerk 635532, kenbaar gemaakt aan de aanvrager en aan burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen waarin de handeling, waarvoor de vergunning wordt verlangd, zal geschieden.
-2-
Coördinatie met andere wetgeving Voor de aangevraagde handeling is naast deze Natuurbeschermingswetvergunning ook nog een ontheffing nodig op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Harlingen. B
OVERWEGINGEN
B1
Wettelijk kader
Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 10, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de minister van LNV bij besluit een natuurmonument kan aanwijzen als beschermd natuurmonument. Artikel 10a, lid 1, van de Nb-wet 1998 bepaalt dat de minister van LNV gebieden aanwijst ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Lid 3 van dit artikel stelt dat de instandhoudingsdoelstelling van deze gebieden mede betrekking kan hebben op doelstellingen ten aanzien van het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn. Als toetsingskader voor de vergunningverlening gelden de aanwijzingsbesluiten voor de beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten, de aanwijzingsbesluiten voor de Vogelrichtlijngebieden en de aanmelding in het kader van de Habitatrichtlijn. Een besluit houdende de aanwijzing van een natuurmonument als beschermd natuurmonument vervalt, volgens artikel 15a, lid 2, van de Nb-wet 1998 met ingang van het tijdstip waarop doch slechts voorzover dat beschermd natuurmonument deel uitmaakt van een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied. Daarbij heeft, volgens artikel 15a, lid 3, van de Nbwet 1998, de instandhoudingsdoelstelling van het Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied, mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, zoals bepaald in het vervallen aanwijzingsbesluit. Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 19d tot en met 19ka van de Natuurbeschermingswet 1998 vormt het toetsingskader voor de beoordeling van uw aanvraag. Op grond van artikel 19d, lid 1, is het verboden om zonder vergunning of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen projecten te realiseren of te verrichten, die gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats in soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval, projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Op grond van artikel 19e moet bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, rekening worden gehouden met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben op de instandhoudingsdoelstelling van het betrokken gebied. Als er sprake is van een vastgesteld beheersplan moet ook daarmee rekening worden gehouden.
-3-
Artikel 19f bepaalt dat voor nieuwe projecten of andere handelingen die niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van het gebied, maar wel significante gevolgen kunnen hebben voor zo’n gebied, door de initiatiefnemer een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied moet worden gemaakt. Conform artikel 19g, lid 1, kan een vergunning slechts worden verleend indien het bevoegd gezag uit de passende beoordeling zonder enige twijfel kan concluderen dat de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied c.q. desbetreffende gebieden niet aangetast zullen worden. Overgangssituatie De Waddenzee is bij de Europese Commissie (voorts) aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. De Habitatrichtlijngebieden zijn nog niet conform artikel 10a aangewezen dan wel conform artikel 12, lid 3 voorlopig aangewezen. Op 8 december 2004 heeft de Europese Commissie de door Nederland aangemelde Habitatrichtlijngebieden op de communautaire lijst geplaatst. Nu de Natuurbeschermingswet 1998 ter implementatie dient van de Habitatrichtlijn, maar de gebieden nog niet formeel (al dan niet voorlopig) zijn aangewezen, passen wij volgens Europese jurisprudentie richtlijnconforme interpretatie toe. Naar verwachting zullen de Habitatgebieden in 2006 of 2007 worden aangewezen. B2
Beleid in relatie tot vergunningverlening Natuurbeschermingswet 1998
PKB Waddenzee In de PKB Waddenzee wordt de volgende hoofddoelstelling aangegeven ten aanzien van de Waddenzee: een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied. De PKB-Waddenzee vermeld onder andere dat het beleid gericht is op het duurzaam beschermen en een natuurlijk mogelijke ontwikkeling van: - de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels; - de werp-, rust – en zooggebieden van zeezoogdieren, met name zeehonden Beheersplan Waddenzee 1996 – 2001 In het beheersplan Waddenzee 1996 – 2001, welke middels het besluit van het Regionaal Coördinatiecollege Waddengebied (RCW) is verlengd, wordt ten aanzien van de hoofddoelstelling verwezen naar de PKB Waddenzee. Ten aanzien van stilteregels wordt verwezen naar de Provinciale Milieuverordening (PMV). In de PMV zijn enkele zones binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied Waddenzee aangewezen waar de regels voor geluidshinder niet van toepassing zijn. De haven van Harlingen ligt in een dergelijke zone waarbinnen de regels voor geluidshinder niet van toepassing zijn. Interprovinciaal beleidsplan Waddenzeegebied (IBW) Het kernpunt van het beleid in het Interprovinciaal beleidsplan Waddenzeegebied is een natuurlijke ontwikkeling, waarbij de menselijke invloed zo gering mogelijk is.
-4-
B3
Inhoudelijke beoordeling
Beschrijving Natura 2000-gebied Het Natura 2000 gebied omvat alle buitendijkse delen, inclusief de grotere kweldereenheden langs de vastelandskust en op de eilanden. De begrenzing loopt zeewaarts tot in het zeegat tussen de eilanden. Ook grotere delen van de Eems-Dollard, één van de twee natuurlijke estuaria in ons land, liggen binnen het gebied. De Waddenzee is een zeer belangrijk natuurgebied vanwege de grote aantallen foeragerende trekvogels, het belang als opgroeigebied voor vissoorten uit de Noordzee, broed- en leefgebied van een aantal vogelsoorten en als leefgebied van grote populaties zeehonden. Het gebied heeft een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie waar natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats. Het gebied is van zeer groot belang als broedgebied voor kustgebonden vogels als eenden, meeuwen, sterns en steltlopers. Daarnaast leveren enkele kweldergebieden met al dan niet aangrenzende jonge duinen een belangrijke bijdrage aan de broedpopulatie van soorten van grijze duinen en duinmoerassen. Voor de twee zeehondensoorten in Nederland is het gebied essentieel als rustgebied en om hun jongen te werpen en te zogen. Aanwijzingsbesluiten beschermde – en staatsnatuurmonumenten en Vogelrichtlijngebieden en aanmelding Habitatrichtlijngebieden Algehele instandhoudingsdoelstelling Waddenzee In een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 december 2004 met het nummer 200000690/1-A en 200101670/1-A heeft de Afdeling als volgt geoordeeld. Als algehele instandhoudingsdoelstelling van de Waddenzee gelden de volgende waarden: 'het beleid is gericht op een duurzame bescherming en een zo natuurlijk mogelijke ontwikkeling van onder meer waterbewegingen en de hiermee gepaard gaande geomorfologische en bodemkundige processen, van de kwaliteit van het water, bodem en lucht, alsmede van de (bodem)fauna en de (bodem)flora, onder meer omvattende de foerageer-, broed- en rustgebieden van vogels. Dit samenstel van aspecten wordt door de rechter aangemerkt als zijnde de instandhoudingsdoelstellingen voor de Waddenzee. Beschermde - en staatsnatuurmonumenten Bij besluit van 18 mei 1981 is het gebied “Waddenzee I” door de staatssecretaris van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk aangewezen als staatsnatuurmonument. Bij besluit van 17 november 1993 is het gebied “Waddenzee II” door de staatssecretaris van LNV aangewezen als staatsnatuurmonument. De verschillende gedeelten van het Waddenzeegebied vormen, nader te onderscheiden in kwelders, slikken, platen en wateren, uit een oogpunt van natuurschoon en in natuurwetenschappelijk opzicht één samenhangend geheel. Het landschap kenmerkt zich door zijn vrijwel ongeschonden en open karakter. Het gehele Waddenzeegebied en derhalve ook die onderdelen daarvan die zijn aangewezen vervullen in ecologisch opzicht vele functies. Daarom is het Waddenzeegebied van grote nationale en internationale betekenis. Naast de functies die het vervult voor broedvogels, voedselzoekende vogels en voor overtijende en ruiende vogels, is het Waddenzeegebied belangrijk voor de aanwezige
-5-
zeehonden. De zeehonden zijn in principe het gehele jaar aanwezig. Alleen bij ijsgang verdwijnen ze uit het gebied, om vervolgens na het invallen van de dooi weer terug te keren. De waarde van het gebied wordt bepaald door het feit, dat de natuurlijke elementen nog in hoge mate vrij spel hebben. De ritmiek van de getijdenbeweging, de daarmee afwisselend droogvallende en onderlopende platen en de aanwezigheid van honderdduizenden vogels drukken hun stempel op dit grensgebied van water en land. In samenhang en tengevolge van de verscheidenheid in deze milieuomstandigheden heeft zich een aantal typen levensgemeenschappen ontwikkeld. Namelijk in grote delen van het gebied komen zeer zeldzame plantengemeenschappen voor en zorgen onbegroeide slikgebieden voor de aanwezigheid van grote aantallen kleinere organismen, die de basis vormen voor het overige leven in het gebied. Hierdoor is een rijke en gevarieerde samenstelling in vogelsoorten en minder algemene vegetatietypen mogelijk. Kort samengevat zijn de typerende kenmerken voor het Waddenzeegebied naast het natuurschoon en de natuurwetenschappelijke betekenis, de biologische waarden, de aan de vorming van het gebied ten grondslag liggende hydrologische en sedimentologische processen, de geoformologische en bodemkundige structuur, het brakke karakter van het water, het onderhevig zijn aan getijdewerking en de in het algemeen voor de avifauna noodzakelijke rust. Vogelrichtlijngebied Bij besluit van 8 november 1991 is de Waddenzee door de staatssecretaris van LNV aangewezen als speciale beschermingszone in de zin van artikel 4, lid 1, van de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PbEG L103). Voor ongeveer 50 soorten eenden, steltlopers, meeuwen en sterns is de Waddenzee van vitaal belang, omdat hun hele populatie, of althans een aanzienlijk deel daarvan, gedurende een deel van het jaar afhankelijk is van het voedsel uit de Waddenzee. Op weg naar hun overwinteringsgebieden langs de Europese en Afrikaanse kusten is de Waddenzee het grootste en voedselrijkste tussenstation. Daardoor is de gehele Waddenzee gedurende de voorjaars- en najaarstrek het vogelrijkst. De permanent in de Waddenzee onder water staande gebieden, de geulen en watervlakten, hebben een belangrijke functie als overwinteringsgebieden voor onder andere de Eidereend, Toppereend, Middelste Zaagbek en Brilduiker. De geulranden en de watervlaktes zijn verder een belangrijk voedselgebied voor vogels die vanuit de lucht zoekend en duikend hun voedsel bemachtigen zoals meeuwen, sterns en aalscholvers. Daarvan zijn de verschillende sternsoorten (Grote Stern, Visdief, Noordse Stern en Dwergstern, en gedurende de trektijd ook de Zwarte Stern) aanwezig van voorjaar tot herfst, terwijl de Kokmeeuw, Stormmeeuw, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw en Aalscholver het hele jaar te zien zijn. De wadplanten zijn door hun hoge biomassa aan bodemfauna van groot belang als voedselgebied voor vogelsoorten, zoals Bergeend, Eidereend, Scholekster, Kanoetstrandloper, Bonte Strandloper, Rosse grutto, Wulp, Zilvermeeuw, Kleine Mantelmeeuw, Zilverplevier, Tureluur, Zwarte Ruiter, Groenpootruiter en Bontbekplevier. De kwelders zowel langs de eilanden als langs het vasteland vormen een waardevol biotoop voor vogels. De zouttolerante vegetaties vormen immers een belangrijke voedselbron voor de plantenetende soorten, zoals de Rotgans, Brandgans en verschillende eendensoorten. Verder zijn de kwelders van groot belang als broedgebied voor bijvoorbeeld grote aantallen
-6-
Tureluurs, Kluten, Scholeksters, Kokmeeuwen en Visdieven. De kwelders van Terschelling en Texel zijn onder meer waardevol als broedgebied voor de Lepelaar. Habitatrichtlijngebied Verder is de Waddenzee bij de Europese Commissie aangemeld als Habitatrichtlijngebied. Op 19 mei 2003 heeft Nederland de Europese Commissie een lijst van 141 Habitatrichtlijngebieden aangeboden. Op 8 december 2004 heeft de Commissie bekend gemaakt dat zij deze lijst heeft vastgesteld. Het Habitatrichtlijngebied ‘Waddenzee’ kwalificeert zich vanwege het voorkomen van de in de onderstaande tabel opgesomde habitattypen en habitatsoorten. Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320 H1330 H2110 H2120 H2130 Habitatsoort H1095 H1099 H1103
Omschrijving Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken Estuaria Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal en ander zoutminnende planten Schorren en slijkgrasvegetatie Atlantische schorren met kweldervegetatie Embryonale wandelende duinen Wandelende duinen op de strandwal met Helm (zgn. ‘witte duinen’) Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (zgn. ‘grijze duinen’) Omschrijving Zeeprik Rivierprik Fint
Habitatsoort H1364 H1365
Omschrijving Grijze Zeehond Gewone Zeehond
Conclusie oriëntatiefase De Zuiderpier maakt onderdeel uit van de haven van Harlingen. De haven van Harlingen alsook de Zuiderpier liggen aan de rand van het Natura 2000-gebied Waddenzee. In artikel 19d, lid 1 wordt gesteld dat projecten en/of handelingen welke een negatief effect kunnen hebben op het betreffende beschermde gebied getoetst moeten worden aan de Natuurbeschermingswet 1998. Dit geldt eveneens voor projecten en/of handelingen welke buiten de begrenzing van een Natura 2000-gebied vallen. De afstand tot het Natura 2000gebied is dusdanig gering dat er mogelijk sprake zal zijn van externe werking. De effecten van het vuurwerk (licht en geluid) zullen binnen het Natura 2000-gebied plaatselijk merkbaar zijn. Echter omdat het slechts om een kortdurende demonstratie gaat van ca. 15 minuten, kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een significant effect op de Waddenzee. Wel kan verondersteld worden dat er mogelijk een negatief effect ontstaat op het gebied Waddenzee bij het afsteken van vuurwerk. Hierdoor kan worden volstaan met het toepassen van een verslechterings- en verstoringstoets op basis waarvan wij kunnen beoordelen of al dan niet de door u gevraagde vergunning kan worden verleend.
-7-
Beoordeling aanvraag Bij de beoordeling van de aanvraag zullen wij de navolgende aspecten moeten betrekken en/of ermee rekening houden: Verslechterings- en verstoringstoets Bij de beoordeling hebben we de kwalificerende habitattypen en –soorten alsmede de kwalificerende vogelsoorten opgenomen in een tabel. Per aanwijzingsgroep is vervolgens beschreven of de aangevraagde activiteit al dan niet een negatief effect heeft op de natuurlijke waarden van de genoemde habitattypen en –soorten en vogelsoorten. Habitattypen en habitatsoorten In onderstaande tabel zijn de kwalificerende habitattypen en –soorten opgesomd voor het Habitatrichtlijngebied Waddenzee. Habitattype H1110 H1130 H1140 H1310 H1320 H1330 H2110 H2120 H2130 Habitatsoort H1095 H1099 H1103
Omschrijving Permanent met zeewater van geringe diepte overstroomde zandbanken Estuaria Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten Eenjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Zeekraal en ander zoutminnende planten Schorren en slijkgrasvegetatie Atlantische schorren met kweldervegetatie Embryonale wandelende duinen Wandelende duinen op de strandwal met Helm (zgn. ‘witte duinen’) Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (zgn. ‘grijze duinen’) Omschrijving Habitatsoort Omschrijving Zeeprik H1364 Grijze Zeehond Rivierprik H1365 Gewone Zeehond Fint
Habitattypen Als gevolg van het afsteken van vuurwerk zullen er tijdelijk licht- en geluidseffecten ontstaan. Bij het afsteken wordt voorkomen dat vuurwerkresten in het water van de haven respectievelijk Waddenzee terecht komen. Gezien de effecten wordt verondersteld dat deze geen verslechtering tot gevolg hebben op één van de beschermde habitattypen welke kwalificerend zijn voor het Natura 2000-gebied Waddenzee. Habitatsoorten Omdat het afsteken van vuurwerk geen relatie heeft met het water van de Waddenzee, wordt er geen verstoring verwacht ten aanzien de hierin levende kwalificerende vissoorten. De ligplaatsen van de Gewone en Grijze Zeehond liggen op een dusdanige afstand van de haven dat verstoring als gevolg van de voorgenomen handeling vrijwel is uitgesloten. Vogels In onderstaande tabel zijn de kwalificerende vogelsoorten opgesomd voor het Vogelrichtlijngebied Waddenzee.
-8-
Aalscholver Bergeend Bontbekplevier Bonte Strandloper Brandgans Brilduiker Dwergstern Eidereend
Groenpootruiter Grote Stern Kanoetstrandloper Kleine Mantelmeeuw Kluut Kokmeeuw Lepelaar
Middelste Zaagbek Noordse Stern Rotgans Rosse Grutto Scholekster Stormmeeuw Toppereend
Tureluur Visdief Wulp Zilvermeeuw Zilverplevier Zwarte Ruiter Zwarte Stern
De dammen en dijken in en rond de haven van Harlingen worden regelmatig door vogels gebruikt als rustplaats. Uit de beoordeling blijkt echter dat de haven en de havendijken buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied Waddenzee vallen. Alleen de Pollendam, ca. 2 km ten oosten van de haven ligt binnen de begrenzing van het Natura 2000-gebied. De soorten welke voorkomen rond de haven zijn voornamelijk Aalscholvers, Eiders, meeuwen en steltlopers. Als gevolg van het afsteken van vuurwerk zullen de op dat moment aanwezige vogels verstoord worden. De vogels zullen hierbij waarschijnlijk opvliegen om elders in de omgeving een nieuwe rustplaats zoeken. Gezien de getijdetabel blijkt dat het afsteken van vuurwerk twee en een half uur voor hoogwater plaatsvindt en daarom het aantal aanwezige vogels minimaal zal zijn. Ook door de diverse activiteiten en vaarbewegingen in voorgaande dagen van het evenement zal het aantal vogels wat zich bevindt in en rond de haven gering zijn. Aangezien de activiteit kortstondig van aard is (ca. 15 minuten) en slechts één keer per jaar plaatsvindt buiten het broedseizoen zijn wij van mening dat de voorgenomen activiteit geen onaanvaardbare verstoring teweeg brengt ten aanzien van de mogelijk aanwezige kwalificerende vogelsoorten van het Vogelrichtlijngebied Waddenzee. Reactie zienswijzen Naar aanleiding van het verzoek om zienswijze te geven op de vergunningsaanvraag genoemd onder A1 hebben het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen een reactie gegeven. De reactie is binnen de termijn van 8 weken ontvangen en is hieronder weergegeven: College van burgemeester en wethouders gemeente Harlingen Het College van burgemeester en wethouders gemeente Harlingen geeft in haar zienswijze aan geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van de vergunning. Het college geeft tevens aan dat er een ontheffing nodig zal zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Harlingen. Naar verwachting zal deze ontheffing worden verleend. Vogelbescherming Nederland en de Waddenvereniging hebben geen zienswijze gegeven welke betrekking heeft op het afsteken van vuurwerk op de Zuiderpier van Harlingen. Conclusie van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag Wij zijn van mening dat uit de verslechterings- en verstoringstoets voldoende zekerheid is verkregen dat vanwege de aangevraagde activiteit geen verslechtering optreedt van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en een aanvaardbare verstoring plaatsvindt van de aanwezige beschermde soorten in het Waddengebied. Indien wel negatieve effecten kunnen
-9-
optreden worden zodanige voorwaarden en beperkingen aan deze vergunning verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden. C
BESLUIT
Overeenkomstig de aanvraag en de daarbij behorende bescheiden en gelet op de in dit besluit genoemde overwegingen, de bepalingen in de Natuurbeschermingswet 1998, de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht en het Mandaatbesluit, hebben wij besloten om de gevraagde vergunning onder de navolgende voorwaarden te verlenen: 1. De vergunning wordt op naam gesteld van het Comité Visserijdagen en is slechts geldig voor de bij het afsteken van het siervuurwerk betrokken personen die in opdracht van eerdergenoemd Comité uitvoering geven aan het afsteken van vuurwerk. 2. Ruim voor het afsteken van het siervuurwerk dienen de betrokken personen een afschrift van deze vergunning van het Comité Visserijdagen te hebben ontvangen. 3. Wijzigingen in de uitvoering van het programma dienen vroegtijdig te worden gemeld aan het bevoegd gezag. 4. Het afsteken van vuurwerk dient plaats te vinden op de locatie als aangegeven op de als bijlage bij dit besluit gevoegde kaart, welk onderdeel uitmaakt van dit besluit. 5. Voorkomen dient te worden dat tijdens de vuurwerkdemonstratie vuurwerkresten alsook schadelijke stoffen in het water van de Waddenzee terecht komen. 6. De vergunning is geldig op 26 augustus 2006. Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, Vogelbescherming Nederland, de Waddenvereniging en de minister van LNV. Hoogachtend, namens het College van Gedeputeerde Staten,
Mevr. W. Hulshoff, Afdelingshoofd Landelijk Gebied.
- 10 -
D
Bezwaar
Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij gedeputeerde staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. E
Kennisgeving
Van dit besluit zal, conform artikel 42, derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 door ons kennis worden gegeven middels publicatie in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad.
- 11 -