2012 Bezwaarschrift tegen windturbineproject Limburg Win(d)t Maatheide – Lommel
Koetshuis • Stadspark Walburgstraat 37 • B-9100 Sint-Niklaas
Vogelbescherming Vlaanderen Vzw 2 april 2012
1
Bezwaarschrift Tegen het windturbineproject Limburg Win(d)t Maatheide Vogelbescherming Vlaanderen Vzw, met zetel te 9100 Sint-Niklaas, Walburgstraat 37, tekent hierbij bezwaar aan tegen de aanvraag van de NV Limburg Win(d)t om zowel een milieuvergunning als een stedenbouwkundige vergunning te bekomen voor de bouw van drie windturbines op Maatheide/Lommel. Vogelbescherming Vlaanderen is in principe niet tegen het opwekken van energie met behulp van windturbines, integendeel, zij onderkent dat windenergie tot de meest milieuvriendelijke en duurzame alternatieven voor fossiele energiebronnen behoort. Ze heeft zich dan ook niet verzet tegen de bouw van windturbines op Kristalpark, de locatie die door de Stad Lommel werd aangewezen om tot de door haar gewenste concentratie van windturbines te komen. Wel kan er volgens Vogelbescherming Vlaanderen alleen maar sprake zijn van een duurzame energiebron als de turbines de natuur en het milieu niet schaden. In het geval van de plannen voor Maatheide is echter het tegenovergestelde het geval. De uitgekozen locatie is gelegen in een van de belangrijkste vogeltrekbanen in België en bevindt zich binnen de aan- en afvliegroutes van de tienduizenden meeuwen die op Maatheide overnachten. Het gaat hier om een van de belangrijkste meeuwenslaapplaatsen in Vlaanderen. Met 28.000 meeuwen staat ze mogelijk zelfs in de top vijf. Zowel voor het totaal aantal meeuwen als voor kokmeeuw afzonderlijk wordt de internationale norm van 20.000 individuen overschreden (Ramsar, Vogelrichtlijn). Deze slaapplaats kan dus als internationaal belangrijk worden bestempeld. Zowel voor kok- als stormmeeuw werden recent gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (IHD) vastgelegd die een behoud van het huidige verspreidingsareaal en populatieniveau (winter) van beide soorten beogen. Om de kwaliteit van het leefgebied te bevorderen, staat vermeld dat rust op de slaapplaatsen moet gewaarborgd worden. De plannen voor de bouw van windturbines die de meeuwenslaapplaats negatief kunnen beïnvloeden, zullen eerst moeten getoetst worden aan de internationale bepalingen. Vogelbescherming Vlaanderen is hoogst verbaasd dat Limburg Win(d)t deze locatie heeft uitgekozen. Het valt vanuit haar duurzaamheidsbeginselen niet te verantwoorden dat energie wordt opgewekt ten koste van vele vogels die door dit gebied trekken, er overwinteren of overnachten. Vogelbescherming Vlaanderen is ervan overtuigd dat men zich bij de keuze van deze locatie onvoldoende geïnformeerd heeft over de grote ornithologische betekenis van de zone en rekent er op dat Limburg Win(d)t naar een andere, meer geschikte locatie op zoek gaat.
Statuten Artikel 2 van de statuten van Vogelbescherming Vlaanderen bepaalt dat de vereniging tot doel heeft om in het werkingsgebied (Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; in uitzonderlijke gevallen ook daarbuiten) iedere actie of activiteit te ontplooien die bijdraagt tot verbetering van de bescherming, het behoud, het welzijn, het statuut, het leefgebied en de studie van iedere in het wild levende vogelsoort die voorkomt in het werkingsgebied, waarbij het geen rol speelt of deze soort behoort tot de Vlaamse, Europese of mondiale avifauna. Ook kan de vereniging in dezelfde zin acties of activiteiten ontplooien met betrekking tot de bescherming en het behoud van de andere wilde fauna en haar biotopen. De vereniging heeft ook tot doel de gemeenschappelijke belangen, rechten en eisen van de leden op het vlak van vogelbescherming en wat ermee samen gaat, ook in rechte te verdedigen. Artikel 3 van de statuten van Vogelbescherming Vlaanderen bepaalt dat de vereniging zonder beperking en met alle mogelijke wettelijke middelen iedere daad kan stellen en bepaalde prioriteiten nastreven ter verwezenlijking van haar doelstellingen. Daaronder worden onder andere begrepen: a. het beperken van de oorzaken van verminderen en/of uitsterven van iedere in het wild levende
2
vogel- en andere wilde diersoort en hun ondersoorten (hierna ‘wilde soorten’ genoemd); b. de strikte toepassing eisen – voor zover wettelijk toegelaten – van iedere wettelijke beschikking, van welke aard ook, met betrekking tot de bescherming en/of het behoud van wilde soorten; c. het voorstellen en/of de toepassing vorderen van gewestelijke, nationale en internationale beschikkingen die tot doel hebben wilde soorten te beschermen; e. iedere vorm van wreedheid tegenover individuen behorende tot wilde soorten voorkomen en/of aanvechten; h. alle nuttige stappen ondernemen bij de bevoegde overheden, controlebeambten, verbaliserende en gerechtelijke instanties – zowel op Vlaams, Brussels, federaal als Europees niveau – om een strikte toepassing van de wettelijke beschermingsmaatregelen van de hierboven bedoelde wilde soorten te bekomen. Artikel 7 van de statuten van Vogelbescherming Vlaanderen bepaalt dat de vereniging ook tot doel heeft om haar doelstellingen in rechte te verdedigen en te verwezenlijken. Zij kan in rechte optreden zowel naar aanleiding van plaatselijke feiten als naar aanleiding van regelgeving van welke aard ook, uitgaande van de overheid. Bij wijze van voorbeeld kan de vereniging aldus in rechte optreden tegenover regelgeving van de overheid op het vlak van vogelbescherming, jacht, bermbeheer, natuurbehoud, vogel- en habitatrichtlijngebieden, bosbeheer, vogelopvangcentra en dergelijke onderwerpen. De vereniging kan vergoeding, stopzetting, voorkoming en herstel eisen van iedere vorm van morele of materiële schade, voortvloeiend uit de schade aan voornamelijk haar vermogen en haar statutaire doelstellingen. Zij kan vergoeding eisen wegens schade toegebracht aan in het wild levende vogelsoorten en hun leefgebieden. Hetzelfde geldt ten aanzien van andere in het wild levende diersoorten. Zij kan vergoeding van schade eisen wanneer vogels of andere wilde diersoorten onterecht gevangen, bejaagd of op een andere wijze geschaad worden. De vereniging kan eveneens in rechte optreden tot vergoeding en staking van de schade, toegebracht aan de morele belangen van haar leden, voor zover deze nauw verwant zijn met de belangen van de vereniging zelf. De vereniging houdt rekening met de procedure en de bevoegdheid ten aanzien van de onderscheiden rechtbanken zoals vastgelegd in wetten en verdragen. Voormelde opsomming is niet limitatief.
Voornaamste gronden van het bezwaarschrift - de locatie waar de windturbines van Limburg Win(d)t zullen worden gebouwd, is gesitueerd in een van de belangrijkste vogeltrekroutes van België; - nieuwe zandwinningsprojecten zullen in de toekomst leiden tot nog sterkere stuwing van vogels over de beoogde windturbinelocatie; - de locatie is gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van een meeuwenslaapplaats die aan Europese beschermingsnormen voldoet (Ramsar, Vogelrichtlijn); - de locatie is gesitueerd in de nabijheid van broedgebieden van kwetsbare vogelsoorten (o.a. van boomleeuwerik, veldleeuwerik, nachtzwaluw, geelgors, blauwborst, wulp, …); - de locatie is gesitueerd op de voedselvluchtroute van overwinterende toendrarietganzen; - de locatie is gesitueerd in de onmiddellijke nabijheid van VEN- en Habitatrichtlijngebieden; - op grond van de feiten is het project MER-plichtig conform de Omzendbrief LNE 2011/1: Milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten ten gevolge van het arrest van het Hof van Justitie van 24.03.2011 (C-435/09, Europese Commissie t. België); - de locatie is niet onderzocht op de aanwezigheid en dus vliegbewegingen van vleermuizen; - in het directe verlengde van de locatie lopen hoogspanningsleidingen (van noord naar zuid) en wat zuidelijker bevinden zich hoogspanningsleidingen (van oost naar west) en windmolenpark Kristalpark, waardoor er voor trekvogels sprake is van cumulatie van risico’s; - het preadvies van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in de aanvraag van Limburg Win(d)t is onvolledig, aantoonbaar onjuist en in strijd met haar eerdere adviezen voor projecten op de betreffende locatie en elders in Lommel.
Expertise De ‘Projectgroep Levend Zand’ en de ‘Vogelwerkgroep’ van ‘Natuurpunt Noord-Limburg’ gelden ter plaatse als zeer deskundig op het gebied van vogeltrek. Beide verenigingen zijn vertegenwoordigd in de vogeltrektelpost (post 253) die al ruim vijf jaar op Maatheide actief is. Deze behoort tot de sterkst bezette telposten in West-Europa, zowel qua deskundigheid als qua telfrequentie. Zowel in voor- als najaar worden er nagenoeg dagelijks tellingen verricht. De resultaten worden ingevoerd in de database trektellen.nl waar ze ook dagelijks kunnen worden geraadpleegd.
3
Vanwege de centrale ligging van de telpost ten opzichte van de buurlanden en de sterke bezetting wordt deze door trektellers en vogeltrekonderzoekers in binnen- en buitenland als belangrijke referentie beschouwd. Alleen al in 2011 leidde dit tot 105.000 bezoeken van geïnteresseerde internetgebruikers aan de webpagina van de telpost ‘Kristallijn-Maatheide’.
Keuze locatie telpost De keuze voor Maatheide als onderzoeksgebied voor vogeltrek berust in geen geval op toeval maar is een weloverwogen keuze. Daar liggen de volgende feiten aan ten grondslag: - door zandwinning is tussen Mol en Lommel van west naar oost een kilometers brede keten van grote meren ontstaan. Veel soorten zangvogels mijden tijdens de trek grote oppervlakten water en volgen bij voorkeur groene zones en bosranden. Tussen en langs de meren stuwen zij, vaak in indrukwekkende stromen, samen; - ten westen van Lommel wordt dit effect nog eens versterkt door de neiging van de vogels om bij lage trek ook verstedelijkt gebied te mijden. Er is dus tussen de Stad en de zandwinningsmeren sprake van een heuse fuikwerking; - de aanvoer van trekvogels vindt hier plaats over een kilometerslange, dunbevolkte, groene zone die zich in noordoostelijke richting tussen Lommel en Eindhoven uitstrekt; - roofvogels en vele andere grotere vogels als ooievaars en reigers zijn voor de trek afhankelijk van opstijgende lucht, thermiek. Die stelt hen in staat om zonder veel energieverbruik grote afstanden af te leggen. De hoge zandgronden rond Lommel genereren zeer snel en veel thermiek (en zijn om die reden ook erg populair bij zweefvliegers). Vandaar dat Lommel voor vele van dergelijke vogelsoorten op de jaarlijkse trekroute ligt. Vanwege de gunstige geologische omstandigheden is dat wellicht al eeuwenlang het geval; - de grote meren op Maatheide hebben een sterke aantrekkingskracht op watervogels zoals ganzen, eenden, meeuwen en steltlopers. Deze soorten zien de plassen al vanaf grote hoogte en op grote afstand liggen en komen daarop af om te inspecteren of het terrein geschikt is als foerageer-, pleister- of overnachtingsgebied; - dit alles maakt Maatheide tot een zeer aantrekkelijk vogeltrek- en observatiegebied en automatisch uiterst ongeschikt als projectgebied voor windturbines. Uit ornithologisch oogpunt mag zelfs gesteld worden dat het veruit de minst geschikte regio in heel Lommel betreft.
Vogeltrek over Maatheide De overwegende trekrichting situeert zich van noordoost naar zuidwest in het najaar en andersom in het voorjaar. Maatheide ligt centraal binnen de trek-as Eindhoven Diest. Nog noordoostelijker wijzen waarnemingen van opvallende soorten (bv. groepen kraanvogels en ooievaars die op Maatheide en eerder of later op de dag elders werden gezien) op een connectie Nijmegen via Uden. Met name in het najaar kan de trek bijzonder intensief zijn. Zowel in 2009 als in 2010 viel de piek in de eerste week van november, met resp. 118.000 en 113.000 overtrekkende vogels. In 2011 werd de climax al in de tweede week van oktober behaald, met een weektotaal van 105.000 individuen. De drukste dag was tot nu toe 2 november 2009, met een passage van 75.000 trekvogels. De trektellers van Maatheide registreren uitsluitend de dagtrek. Ook ’s nachts kan vogeltrek echter bijzonder intensief zijn en een groot aantal soorten trekt zelfs uitsluitend tussen zonsondergang en zonsopgang. De vangsten door vogelringers en de aanwezigheid van bepaalde watervogels op de plassen in de vroege ochtend bevestigen de voor de handliggende veronderstelling dat Maatheide ook door veel nachtelijke trekkers overvlogen wordt. Vogels die water en grote open ruimten mijden Enkele voorbeelden zijn nagenoeg alle vinkachtigen en lijsters. Zij volgen bosranden en groene elementen in het landschap. De dunbevolkte ruimte tussen Bergeijk (NL) en Lommel (B) kent voor hen nauwelijks barricades. Net voorbij de landsgrens verandert dat en buigt het uitgestrekte verstedelijkte gebied van Lommel de vogelstromen in westelijke richting en doen de grote meren ze meer oostelijk vliegen. Zo ontstaat tussen Maatheide en Lommel een soort fuik, waar de trekvogels doorheen worden gestuwd. Ze stuiten in die engte al op een hoogspanningsleiding als reëel gevaar. De drie windturbines van Limburg Win(d)t zijn gepland in het verlengde daarvan. Een andere stroom zangvogels buigt ten noorden van Maatheide in westelijke richting af en volgt de route tussen de twee zandputten, of tussen de westelijke zandput en het Kanaal van Beverlo.
4
De rode pijlen geven globaal de meest intense trekstromen van zangvogels aan. De bruine lijn betreft het grote gemiddelde van de routes die de toendrarietganzen over Maatheide volgen. Met de groene lijnen is aangegeven waar we op basis van roofvogelbellen de meeste thermiek vermoeden (komt overeen met de open zandgronden, dus voor de hand liggend). De blauwe lijnen vormen de begrenzing van de plassen, de blauwe stippellijn geeft ongeveer aan waar de nieuwe put van Russendorp gaat komen. Deze nieuwe zandwinning zal het trechtereffect (de stuwing van zangvogeltrek) aanzienlijk versterken. De lichtblauwe lijn tenslotte, staat voor de hoogspanningsleidingen, die samen met het bestaande windmolenpark op Kristalpark (wat zuidelijker) tot cumulatie van gevaarlijke situaties leiden.
Voor de trektellers vertaalt de situatie zich visueel in tientallen, honderden en op topdagen duizenden of zelfs tienduizenden vogels die, eenmaal Maatheide gepasseerd, weer over een breder front uitwaaieren. Op 26 maart 2011 werden langs Maatheide 28.500 doortrekkende vinken geteld, het hoogste aantal van deze soort dat ooit in het Belgische binnenland werd vastgesteld. Vogels met een voorkeur voor open ruimten Enkele voorbeelden zijn kneus, leeuweriken, kwikstaarten en piepers, allemaal soorten die uitgestrekte open terreinen ook als broedbiotoop prefereren. Zij volgen precies de zandvlakte van Maatheide die in de loop der jaren door de zandwinningen steeds smaller is geworden. Niet minder dan 1.078 kneus op 7 oktober 2008 betrof het op twee na hoogste aantal voor België en 433 gele kwikstaarten op 26 augustus 2011 het op één na hoogste dagaantal voor het Belgische binnenland. Een speciale plaats neemt de duinpieper in, vroeger een zeer karakteristieke broedvogel van de stuifduinen in deze regio, maar inmiddels in België niet meer broedend waargenomen (categorie ‘uitgestorven’ binnen de Rode Lijst van de Vlaamse Broedvogels, versie 2004) en overal in Europa bedreigd. Op trek weet de soort Maatheide nog altijd te vinden. Het gebied geldt tijdens de trek zelfs als de belangrijkste pleisterplaats voor deze soort in ons land. Thermiekvliegers Enkele voorbeelden zijn de meeste roofvogelsoorten, reigers, kraanvogels, ooievaars, aalscholvers en meeuwen. De zandvlakte van Maatheide, maar ook de akkers van de Riebos, de landduinen van Sahara en Waaltjesbos in de onmiddellijke omgeving genereren snel en veel thermiek. Deze soorten zoeken de opstijgende lucht op en laten zich met gespreide vleugels de hoogte in liften, om vervolgens kilometers ver af te glijden. Daar komt meestal geen vleugelslag aan te pas. Daardoor zijn ze wat langer in de regio aanwezig dan vogelsoorten die actief en direct doortrekken. De trektellers zijn er elk voor- en najaar herhaaldelijk getuige van hoe tientallen vogels in
5
thermiekbellen bijeen scharen om na hoog opcirkelen in een lange baan of formatie af te glijden. Op 15 oktober 2011 werden hier voor België het hoogste aantal passerende buizerds ooit geteld: 644! De dag ervoor trokken er 78 Sperwers over, op één na het hoogste dag-aantal voor België. Waterminnende soorten Voorbeelden zijn futen, reigers, ganzen, eenden, steltlopers, meeuwen en sterns. De keten grote meren werkt zowel overdag als ’s nachts als een magneet op deze soorten. Ze zien ze al vanaf grote hoogte en op grote afstand liggen en vliegen daarop af en gaan lager vliegen om te inspecteren of het gebied geschikt is als pleister-, overnachtings- en/of foerageerplaats. Ze vallen in, vliegen geruime tijd rond om zich er al roepend van te vergewissen of er soortgenoten aanwezig zijn, of zetten de reis voort na tot de slotsom te zijn gekomen dat de voedselarme plassen en schrale oevers weinig te bieden hebben. Een jaarlijks fenomeen in het voorjaar zijn geoorde futen (tot 18 individuen bijeen) die ’s nachts invallen, de dag rustend doorbrengen en bij het aanbreken van de avond weer verder trekken. Het feit dat ze in de regio steevast voor deze plassen kiezen, is waarschijnlijk verklaarbaar door de aanwezigheid van de meeuwenslaapplaats op Maatheide. Geoorde futen zoeken in de broedtijd doorgaans het beschermende karakter van een meeuwenkolonie op en zullen ook tijdens de trek door de roepende meeuwen naar beneden worden gelokt. Zelfs zeevogels die tot in het binnenland zijn afgedwaald, worden regelmatig boven de plassen waargenomen (o.a. jan-van-gent, noordse stormvogel, middelste jager, zwarte en grote zee-eend, eider, ijseend). Tot slot is er een categorie zangvogels die zich voornamelijk aan stranden en in kwelders in kustgebieden ophoudt en tijdens de trek door het binnenland door Maatheide wordt aangetrokken. Daar kunnen ze dan op krachten komen. Zo kent Maatheide relatief veel waarnemingen van sneeuwgors, ijsgors en strandleeuwerik.
Maatheide als vogelbroedgebied Maatheide vormt een van de twee laatste bolwerken van de veldleeuwerik in Lommel. In 2007, toen de ontginningen nog niet zover gevorderd waren, werden 100-115 zangposten vastgesteld. De huidige populatie zal ca. 40 zangposten tellen. De situatie is extra zorgwekkend omdat de andere ‘stronghold’ voor deze soort (Balim Gronden) op termijn wordt omgezet in industriegrond. Voorts broeden op Maatheide van jaar tot jaar o.a. 2-3 paren wulp, enkele paren kievit, 4-8 paren kleine plevier, enkele paren waterral, 2 à 3 paren patrijs, 0-1 paar nachtzwaluw, 100-200 paren oeverzwaluw, 3-5 paren blauwborst, 2 paren sprinkhaanzanger, 5-10 paren rietgors, 10-12 paren roodborsttapuit, 10-15 paren graspieper, 5-10 paren boompieper, 3-5 paren boomleeuwerik (adoptiesoort Lommel) en 3-5 paren geelgors. In het loof- en naaldbos ten noorden van Maatheide broeden 1 paar buizerd, 1 paar torenvalk en 1 paar boomvalk. Daar zijn tevens wielewaal, zwarte specht, kleine bonte specht, bosuil, bonte vliegenvanger, grauwe vliegenvanger, zomertortel en gekraagde roodstaart als broedvogel vastgesteld. Op ’t Stort, het gebied ten oosten van de geplande windturbines, broeden o.a. nachtzwaluw, zwarte specht, gekraagde roodstaart, boomleeuwerik (adoptiesoort gemeente Lommel) en geelgors. Gelet op waarnemingen van voedselvluchten van wespendieven met honingraten mag ook deze soort tot de broedvogels van deze regio worden beschouwd. Tevens leeft op ’t Stort één van de drie Belgische populaties van de zeer zeldzame lentevuurspin en werd hier in 2011 pas een gezonde populatie gladde slangen gevonden.
Maatheide als vogelpleistergebied De zeer schrale gronden van Maatheide trekken tijdens de trek bijzondere soorten aan. Onder de paragraaf ‘trekvogels’ kwam de duinpieper al ter sprake. Een soortgelijke situatie gaat op voor de tapuit. Ook die gold vroeger als een van de karakteristieke broedvogels van het Kempense plateau bij Lommel, maar die is daar inmiddels geheel verdwenen. Als pleistersoort weet de soort het terrein echter nog altijd te waarderen; de aantallen kunnen er in voor- en najaar oplopen tot 80 individuen. Maatheide is ook één van de weinige plaatsen in België waar jaarlijks nog pleiste-
6
rende morinelplevieren worden aangetroffen. Deze zeldzame soort van het hoge noorden ziet de beschikbare biotoop echter elke seizoen slinken als gevolg van de zandwinningen. Gelet op de geologische achtergrond van Maatheide kent deze traditie waarschijnlijk al een lange historie, waaraan op korte termijn een einde lijkt te komen. Maatheide is verder het hele jaar door in gebruik als jachtgebied voor slechtvalken, buiten het broedseizoen soms zelfs door 2 of 3 individuen tegelijk. Scholeksters verzamelen zich in het voorjaar aan de plassen om er de nacht door te brengen. Tot slot vinden tijdens de nachtelijke trek regelmatig groepen eenden en futen hun toevlucht op de plassen. Zij rusten er overdag om de volgende nacht hun reis weer te hervatten.
Maatheide als passagegebied voor toendrarietganzen ‘s Winters kunnen de aantallen pleisterende toendrarietganzen in de regio oplopen tot meer dan 5.000 individuen. Ze overnachten op de Grote Zandput in Dessel en later in het seizoen op de Grote Sprietput van ‘Den Diel’ in Mol en foerageren voornamelijk op de ‘Zevenheerlijkhedenheide’ en ‘Riebos’ (ten noordwesten en ten noorden van Maatheide), maar ook op akkers ten (noord)oosten van Lommel. Vooral over het noorden van Maatheide vinden regelmatig, op geringe hoogte, voedselvluchten plaats. De hoofdroute loopt over de locatie van de drie geplande windturbines.
Maatheide als meeuwenslaapplaats Op vrijdagavond 24 februari 2012 telden negen vogelkenners de meeuwen op de bekende slaapplaats op Maatheide. Het totaal kwam op 28.132 individuen uit, waaronder 5 kleine mantelmeeuwen, 69 zilvermeeuwen en 1 zwartkopmeeuw. Dankzij de verhoudingsbepaling kon worden vastgesteld dat het overige deel uit circa 7.000 stormmeeuwen en circa 21.000 kokmeeuwen bestond. Dat komt sterk overeen met een telling in dezelfde periode in 2007. Maatheide vervult hiermee een zeer belangrijke functie voor meeuwen die in de zeer wijde omtrek (tot voorbij Geel, Turnhout en Reusel) rond Lommel overwinteren of op doortrek zijn en naast België o.a. uit Nederland, Denemarken, Scandinavië, Duitsland en Polen komen.
De drie windturbines van Limburg Win(d)t zijn binnen de oostelijke aan- en afvliegroute van de meeuwen gesitueerd. De dunne, rode pijlen op het kaartje staan voor enkele honderden vogels, de dikke pijlen voor vele duizenden. Deze intensieve vliegbewegingen vinden zowel in de vroege ochtend als ‘s avonds plaats. Meest delicaat is de locatie van de meest zuidelijke molen (zie cirkel). Precies hier verzamelen zich vaak tientallen tot honderden meeuwen lange tijd boven de dampen van het bedrijf Farmfrites. Ook roofvogels verschijnen daar opvallend vaak, wellicht gebruikmakend van de warme lucht (thermiek).
7
Vleermuizen Volgens de informatie waarover Vogelbescherming Vlaanderen momenteel beschikt, heeft in het kader van de vergunningaanvragen voor de drie windturbines van Limburg Win(d)t geen onderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen – en dus vliegbewegingen – van vleermuizen. Vleermuizen gelden als erg gevoelig voor windturbines. We beschouwen dit als een belangrijke tekortkoming, die een realistische inschatting van de effecten van de turbines op deze locatie in de weg staat.
Cumulatief effect barricades De trek van het hoge noorden naar het diepe zuiden kost vogels veel energie. Volgens een uitgekiend stofwisselingsproces zijn zij onder gunstige omstandigheden in staat om met de opgespaarde vetreserves de winterkwartieren te bereiken. Hoe langer hoe meer treffen zij op hun route elementen aan die een geslaagde missie belemmeren. Denk hierbij aan verstedelijking, jacht, afname van de rust- en foerageerplaatsen onderweg, verdroging en verwoestijning, maar ook hoogspanningsmasten en windturbineparken. Bij Maatheide worden de trekvogels door de grote plassen en het uitgestrekte, verstedelijkte gebied gedwongen om van de kortste route af te wijken, wat extra energie kost. Binnen de zone waar zodoende gestuwde trek plaatsvindt, zijn al hoogspanningsmasten (van noord naar zuid) aanwezig en iets zuidelijker treffen de vogels wederom hoogspanningsdraden aan (nu van oost naar west) en het windmolenpark Kristalpark, dat binnenkort verder met turbines zal worden uitgebreid (vergunningen zijn verstrekt). Vogelbescherming Vlaanderen is van mening dat bij de beoordeling van de aanvraag van nieuwe windturbines bij Maatheide ernstig rekening moet worden gehouden met een cumulatief effect: door economische ontwikkelingen (zandwinning) worden vogels binnen smalle zones samen gestuwd en vervolgens worden – uitgerekend dààr – levens- en rustbedreigende obstakels aangelegd. De trekvogels zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Scandinavië, Denemarken en het noorden van Duitsland; de meeuwen op de slaapplaats o.a. uit Nederland, Scandinavië, Denemarken, Duitsland en Polen. België draagt dus een internationale verantwoordelijkheid voor het belang van deze dieren.
Internationaal Ruim een half miljoen vogels in 2011 en anderhalf miljoen gedurende de vier voorbije jaren dat er intensief op Maatheide wordt geteld; het zijn aantallen die niet alleen landelijk tot de verbeelding spreken maar ook op internationaal niveau meetellen. Toch betreft het nog maar een afspiegeling van het aantal vogels dat hier in werkelijkheid overtrekt. De telpost kent met 1.250 tel-uren in 2011 dan wel de beste bezetting van alle 290 telposten in de Benelux (en neemt zelfs een positie in de Europese top 5 in), de menselijke zintuigen en het uithoudingsvermogen schieten ernstig tekort om de volledige vogeltrek in beeld te kunnen brengen. Daarvoor zouden de tellers tegelijk over haviks- en uilenogen moeten beschikken en gedurende zeven maanden van het jaar een 24/7bezetting moeten realiseren. Want vele vogelsoorten trekken ook ’s nachts en heel veel zelfs uitsluitend als het donker is! Als je in staat zou zijn om de nachtelijke vogeltrek bij daglicht gade te slaan, dan zou je versteld staan van de enorme wolken lijsters en andere zangvogels, maar ook bijvoorbeeld eenden die ons – terwijl we slapen – onopgemerkt passeren. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat die zich niet, zoals de dagtrekkers, door de omstandigheden ten westen van Lommel laten samen stuwen.
Wetenschappelijk ringwerk Om een tipje van de sluier te kunnen oplichten, hebben de erkende vogelringers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in 2010 en 2011 ’s nachts trekvogels naar beneden gelokt door geluiden af te spelen. ’s Ochtends werden ze gevangen, voor wetenschappelijk doel geringd en weer vrijgelaten. Hun resultaten bevestigen de veronderstelling. Ze vingen o.a. hoge aantallen kleine karekiet, zwartkop en tjiftjaf … allemaal uitgesproken nachttrekkers. Maar ook verschillende draaihalzen en nog grotere zeldzaamheden zoals grote karekiet, grauwe klauwier, waterrietzanger, bladkoning en sperwergrasmus. Trekvogels maken soms dankbaar gebruik van rugwind en vliegen dan zó hoog, dat ze voor het menselijk oog onzichtbaar zijn. In die gevallen nemen de radars van de Belgische en Nederlandse defensie de taken van de trektellers over. Zij brengen de massale trek in het belang van vogelonder-
8
zoek en luchtvaart prachtig in beeld. Op zo’n dagen, meestal is het dan uitgerekend fantastisch weer, staan de trektellers op Maatheide te knarsetanden, wetende dat er hoog boven hen honderden en wellicht zelfs duizenden vogels ongezien voorbijtrekken. Ze troosten zich dan met de gedachte dat de hoge trekkers wat verderop, boven Kristalpark, in elk geval geen last van de windturbines zullen ondervinden, want hun lange reis naar de winterkwartieren kent al gevaren genoeg.
Toekomst Nu de open ruimte tussen Mol en Lommel door zandwinningen bijna volledig is omgevormd tot mega-meren, worden de toekomstige zandwinningen haaks hierop in noordelijke richting aangelegd. De eerder geschetste fuikwerking wordt daardoor nog aanzienlijk versterkt, met weldra een nog veel grotere impact van de hoogspanningsmasten en windmolens tot gevolg. De zandontginning van Maatheide heeft ‘natuur’ als eindbestemming. Met het neerpoten van windturbines zal hier dus al een hypotheek worden gelegd op die toekomstige bestemming.
Juridische plicht tot uitvoering MER •
•
Omzendbrief LNE 2011/1: Milieueffectbeoordeling en vergunningverlening voor bepaalde projecten t.g.v. het arrest van het Hof van Justitie van 24.03.2011 (C-435/09, Europese Commissie t. België). Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten.
Passende beoordeling en andere natuurtoetsen De passende beoordeling (zie dossier van de aanvraag), inclusief de daarin opgenomen informatie voor het uitvoeren van de algemene en verscherpte natuurtoets, is onvolledig en ontoereikend om een betrouwbare beslissing te nemen over het project. Er ontbreekt essentiële natuurinformatie en de impactanalyse is niet correct. •
Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu: o Algemene Natuurtoets (art. 16) o Verscherpte Natuurtoets (VEN-toets) (art. 26 bis) o Passende Beoordeling (art. 36 ter)
Beslissing Raad van Bestuur Dit bezwaarschrift werd opgemaakt conform de unaniem genomen beslissing van de Raad van Bestuur van Vogelbescherming Vlaanderen die op 2 april 2012 is bijeengekomen op zijn maatschappelijke zetel te 9100 Sint-Niklaas, Walburgstraat 37, alwaar het dossier werd besproken.
• Maandag 2 april 2012 • Voor de Raad van Bestuur
Paul COECKELBERGHS Secretaris
Jan RODTS Algemeen directeur
André VERSTRAETEN Voorzitter
9 V o g e l be s c h e r m in g Vl a a n de re n v zw – W al b u r g s t r a at 3 7 – B - 9 1 0 0 S in t - N ik l a a s – T . + 3 2 (0 ) 2 9 6 2 6 8 0 – F . + 3 2 (0 ) 2 9 6 2 6 8 2 K o e p e l v an de Vl a a m s e O p v a n g ce n t r a v o o r V o g e l s e n Wil d e D ie r e n – in f o @ v o g e l b e s ch e rm in g . b e – w w w . v o g e l b e s ch e r m in g . b e