Bezwaarschrift tegen dagvaarding Cees van der Hoeven
Bezwaarschrift ex art. 262 Sv. parketnummer 993354-03
Aan de rechtbank te Amsterdam
Geeft eerbiedig te kennen Drs. Cornelis Harry van der Hoeven, wonende te Loosdrecht gemeente De Wijde Meren, woonplaats kiezende te (2596 BS) ’s-Gravenhage aan de Jan van Nassaustraat 113 op het kantoor van Mr. M. Wladimiroff, alsmede te (1081 KM) Amsterdam aan de Jachthavenweg 121 op het kantoor Mr. W.F. Hendriksen, welke advocaten als zijn raadslieden beiden met recht van vervanging, bepaaldelijk zijn gemachtigd dit bezwaarschrift te (doen) ondertekenen en te (doen) indienen; dat de officier van justitie hem op 17 september 2004 heeft gedagvaard tegen de zitting van 13 oktober terzake van de verdenkingen als vermeld in de aan dit bezwaarschrift gehechte dagvaarding; dat hij zich er niet mee kan verenigen dat hij is gedagvaard en de hierna volgende bezwaren tegen zijn dagvaarding aanvoert; dat hij graag in de gelegenheid wil worden gesteld de bezwaren tegen zijn vervolging in raadkamer toe te (doen) lichten. Formele bezwaren 1.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende bij een toetsing ter terechtzitting, de officier van justitie geheel of gedeeltelijk ontvankelijk zal verklaren, doordat Van der Hoeven is gedagvaard met veronachtzaming van de rechten van de verdediging, althans met ernstige schending van fundamentele, de grondslag van het strafproces rakende, beginselen van equality of arms.
1
2.
De verdediging heeft in april 2003 en nadien gevraagd om afschrift van de stukken van het strafrechtelijk onderzoek tegen Van der Hoeven. De officier van justitie heeft eerst in maart 2004, mei 2004, juli 2004 geselecteerde afschriften van de stukken aan de verdediging verstrekt, waarna tot en met 21 september 2004 nog aanvullende afschriften van stukken aan de verdediging zijn verstrekt.
3.
De officier van justitie heeft tot juli 2004 aan de verdediging essentiële informatie en gegevens onthouden, zodat de verdediging zich eerst nadien een zinvol beeld heeft kunnen vormen van het strafrechtelijk onderzoek.
4.
De officier van justitie heeft, ondanks verzoeken van de verdediging, geen gerechtelijk vooronderzoek gevorderd. De verdediging is volledig buiten het strafrechtelijk onderzoek gehouden en heeft geen mogelijkheid gehad gerechtvaardige onderzoeksbelangen te behartigen.
5.
De verdediging heeft in juni en augustus 2004 verzoeken tot mini-instructie aan de rechtercommissaris gericht. De officier van justitie heeft vervolgens de rechter-commissaris gesuggereerd voorafgaande aan de regiezitting aan de verzoeken van de verdediging geen gevolg te geven. De rechter-commissaris heeft tot dusver niet op de verzoeken beslist.
6.
De officier van justitie heeft Van der Hoeven in juli 2004 verzocht mee te werken aan afsluitende verhoren, welke in augustus en september 2004 plaatsvonden. Zonder het resultaat van de verhoren af te wachten, heeft de officier van justitie Van der Hoeven laten weten dat hij gedagvaard zal worden.
7.
Bij deze stand van zaken moet het er voor gehouden worden dat de officier van justitie met een vooroordeel jegens Van der Hoeven heeft gehandeld en daarbij de belangen van de verdediging bij de waarheidsvinding, althans een evenwichtige gegevensverzameling, heeft gefrustreerd met het kennelijke doel Van der Hoeven hoe dan ook op een openbare zitting te vervolgen.
Materiële bezwaren 8.
Van der Hoeven was in de tenlastegelegde periode voorzitter van de Raad van Bestuur van Koninklijke Ahold NV. De andere leden van de Raad van Bestuur waren in die periode in het bijzonder belast met uitvoerende verantwoordelijkheden met betrekking tot ondernemingen in concernverband, waaronder deelnemingen in Europa en Latijns-Amerika, respectievelijk met de financiële gang van zaken binnen het concern.
2
9.
De in de tenlasteleggingen omschreven verdenkingen hebben gemeen dat het telkens gaat om het verwijt dat de omzet van de joint ventures Jéronimo Martins Retail en ICA Ahold in Europa, alsmede Bompreço, Disco Ahold en Paiz Ahold in Latijns-Amerika op enig moment ten onrechte in de jaarcijfers zou zijn geconsolideerd met de (overige) omzet van het concern waardoor de accountants en andere derden te dier zake zouden zijn misleid.
10.
De verwijten aan Van der Hoeven houden geen rekening met de verschillen tussen NL GAAP en US GAAP en gaan er aan voorbij dat Van der Hoeven stellig van oordeel was, althans redelijkerwijs kon menen, dat consolidatie naar NL GAAP en/of US GAAP correct was, althans redelijkerwijs op basis van de D&T-richtlijnen gerechtvaardigd was.
Bezwaren tegen de verdenking ad 1 11.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat side letters inzake Bompreço, Disco
Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold, te weten telkens een control letter en een reactie daarop, vals zijn opgemaakt. 12.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat Van der Hoeven niet betrokken was bij het opmaken van de control letters en/of de reactie daarop inzake Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold, althans dat Van der Hoeven niet heeft deelgenomen, subsidiair feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van deze control letters en/of de reactie daarop.
13.
Het onderzoek heeft voorts uitgewezen dat niet is komen vast te staan dat Van der Hoeven op de hoogte was van de inhoud van de control letter en/of wist van het bestaan van de reactie daarop, op het moment dat deze brieven inzake Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold werden opgemaakt.
14.
Het onderzoek heeft, wat Bompreço betreft, voorts uitgewezen dat Van der Hoeven de reactie op de control letter pas ruime tijd ná het opmaken daarvan door anderen ook heeft ondertekend, zonder op de hoogte te zijn van de strekking van de inhoud daarvan, (mede) omdat hij de inhoud van de control letter niet kende.
15.
Het onderzoek heeft, wat Bompreço betreft, eveneens uitgewezen dat Van der Hoeven op het moment waarop hij de reactie (brief) tekende, niet wist wat er met de reactie op de control letter zou worden gedaan, dan wel dat deze reactie niet aan de accountants was of zou worden verstrekt.
3
Bezwaren tegen de verdenking ad 2 16.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen, subsidiair feitelijk leiding heeft gegeven aan het ter misleiding van anderen voorhanden hebben, afleveren en/of gebruiken van side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of
ICA Ahold. 17.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat Van der Hoeven zich er niet van bewust was dat personen bij Koninklijke Ahold mogelijk valse side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold voorhanden zouden hebben gehad en/of al dan niet in de administratie zouden hebben (laten) opnemen en/of de accountants deze side letters hadden verstrekt of onthouden.
18.
Het onderzoek heeft voorts uitgewezen dat Van der Hoeven van de inhoud van deze side letters en/of het bestaan van de reactie daarop, en de betekenis van de combinatie daarvan pas jaren nadat deze brieven waren afgeleverd aan en/of gebruikt jegens de accountants, op de hoogte althans bewust was.
19.
Het onderzoek heeft eveneens uitgewezen dat Van der Hoeven van een en ander pas op de hoogte geraakte op een moment waarop de inhoud van deze brieven niet meer van belang was voor nog op te maken financiële gegevens inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold en/of aan de accountants en/of derden te verstrekken gegevens te dier zake.
20.
Op het moment dat Van der Hoeven van de inhoud van control letter, het bestaan van de reactie daarop en de niet verstrekking daarvan aan de accountants inzake ICA Ahold op de hoogte geraakte, werden door hem resp. op zijn instigatie het Audit Comittee en de accountants onmiddellijk geïnformeerd.
21.
Op het moment dat Van der Hoeven van de inhoud van de andere control letters inzake
Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold, het bestaan van de reactie daarop en de niet verstrekking daarvan aan de accountants op de hoogte geraakte, waren de jaarcijfers van Koninklijke Ahold over 1997-2001 al vastgesteld en gepubliceerd, waren Bompreço en Disco Ahold volledig eigendom van Koninklijke Ahold en was de omzet van Paiz Ahold al gedeconsolideerd. 22.
Bij deze stand van zaken was Van der Hoeven van oordeel dat informatie aan het Audit Committee en de accountants niet nodig was, omdat bij hem geen enkele twijfel bestond dat
Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold destijds terecht geconsolideerd waren, dat de inhoud van
4
de hem bekend geworden control letter daarbij geen rol speelde en dat de hem bekend geworden reactie letter overbodig was. Hij kon in redelijkheid menen dat openbaring niet zou leiden tot een restatement van de jaarcijfers.
Bezwaren tegen de verdenking ad 3 23.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het opzettelijk publiceren van valse jaarverslagen van Koninklijke Ahold over 1997-2001.
24.
Het onderzoek heeft, zoals hiervoor is aangegeven, niet heeft uitgewezen dat Van der Hoeven beschikte over wetenschap dat de omzet van Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA
Ahold ten onrechte geconsolideerd in enig gepubliceerd jaarverslag in de periode 1997-2001 zou zijn opgenomen en/of mocht hij redelijkerwijs menen dat consolidatie naar NL GAAP gerechtvaardigd was. 25.
Het onderzoek heeft voorts niet uitgewezen dat aan de accountants gegevens met betrekking tot de joint venture Jéronimo Martins Retail zouden zijn onthouden, terwijl evenmin is komen vast te staan dat te dier zake gegevens niet in de administratie van Ahold zouden zijn opgenomen. Van der Hoeven (en met hem de Raad van Bestuur en de Audit Committee) mocht(en) in goed overleg met de accountants in redelijkheid menen dat de consolidatie van de omzet van deze joint venture te goeder trouw was.
Bezwaren tegen de verdenking ad 4 26.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het misleiden van het publiek bij de uitgifte van aandelen van Koninklijke Ahold.
27.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat op het moment waarop het prospectus werd gepubliceerd en te dier zake aan het publiek mededelingen werden gedaan, Van der Hoeven niet wist, althans zich niet bewust was van de side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz
Ahold of ICA Ahold, omdat niet is komen vast te staan dat hij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de desbetreffende control letters, het bestaan althans de strekking van de reactie daarop (althans zich de ondertekening van de reactie inzake Bompreço herinnerde) of van de niet-verstrekking van de reactie aan de accountants
5
28.
Het onderzoek heeft, zoals hiervoor is aangegeven, voorts uitgewezen dat Van der Hoeven op het moment waarop het prospectus werd gepubliceerd en te dier zake aan het publiek mededelingen werden gedaan, te goeder trouw kon menen dat de omzet van Jéronimo Martins Re-
tail geconsolideerd in de jaarcijfers van enig gepubliceerd jaarverslag was opgenomen. Bezwaren tegen de verdenking ad 5 29.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van valse letters of representation over de jaren 1997-2001
30.
Onder de gegeven omstandigheden mocht Van der Hoeven, telkens wanneer hij als laatste de letters of representation meeondertekende, in redelijkheid menen dat de consolidatie van de omzet van de desbetreffende joint ventures te goeder trouw was.
31.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat op het moment waarop de letters of representation door Van der Hoeven werden meeondertekend, hij niet wist, althans zich niet bewust was van de side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold, omdat niet is komen vast te staan dat hij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de desbetreffende control letters, het bestaan althans de strekking van de reactie daarop (althans zich de ondertekening van de reactie inzake Bompreço herinnerde) of van de niet-verstrekking van de reactie aan de accountants.
Bezwaren tegen de verdenking ad 6 32.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van valse 20-F formulieren over de jaren 1998-2002.
33.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat op het moment waarop de 20-F formulieren waren opgemaakt en door Van der Hoeven werden ondertekend, hij niet wist, althans zich niet bewust was van de side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold, omdat niet is komen vast te staan dat hij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de desbetreffende control letters, het bestaan althans de strekking van de reactie daarop (althans zich
6
de ondertekening van de reactie inzake Bompreço herinnerde) of van de niet-verstrekking van de reactie aan de accountants. 34.
Uit onderzoek is niet komen vast te staan dat Van der Hoeven wist dat het in strijd met de waarheid zou zijn in de desbetreffende 20-F formulieren te vermelden dat Koninklijke Ahold de omzet van joint ventures waarin het zeggenschap heeft, consolideert in de jaarcijfers.
35.
Onder de gegeven omstandigheden mocht Van der Hoeven, telkens wanneer hij de 20-F formulieren ondertekende, in redelijkheid menen dat de consolidatie van de omzet van de desbetreffende joint ventures te goeder trouw was.
Bezwaren tegen de verdenking ad 7 36.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het door middel van misleiding bewegen van de accountants tot afgifte van accountantsverklaringen en auditors reports over 1999-2001.
37.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat op het moment waarop de accountantsverklaringen c.q. de auditors reports werden gevraagd en verkregen, Van der Hoeven niet wist, althans zich niet bewust was van de side letters inzake Bompreço, Disco Ahold, Paiz Ahold of ICA Ahold, omdat niet is komen vast te staan dat hij op dat moment op de hoogte was van de inhoud van de desbetreffende control letters, het bestaan althans de strekking van de reactie daarop (althans zich de ondertekening van de reactie inzake Bompreço herinnerde) of van de nietverstrekking van de reactie aan de accountants.
38.
Onder de gegeven omstandigheden mocht Van der Hoeven, telkens op moment waarop de accountantsverklaringen c.q. de auditors reports werden gevraagd en verkregen, in redelijkheid menen dat de consolidatie van de omzet van de desbetreffende joint ventures te goeder trouw was.
Bezwaren tegen verdenking ad 8 39.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat het op 24 februari 2003 gedateerde supplement op de aandeelhoudersovereenkomsten inzake ICA Ahold vals is opgemaakt.
7
40.
Het onderzoek heeft niet uitgewezen dat er buiten het supplement tussen partijen andere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot het onderwerp van de nadere overeenkomst, namelijk een regeling “with respect to the influence of Ahold” in het samenwerkingsverband met ICA Ahold met het oog op de consolidatie van de omzet door Koninklijke Ahold.
41.
Gelet op de intensieve betrokkenheid van de interne en externe adviseurs en de accountants, mocht Van der Hoeven menen dat waar de nadere overeenkomst bepaalt dat er geen andere overeenkomsten of afspraken bestaan “with regard to this matter” […] “which” […] may af-
fect” de geldigheid of uitvoerbaarheid van dit supplement, deze bepaling terugslaat op de “the influence of Ahold” in het samenwerkingsverband met ICA Ahold met het oog op de consolidatie van de omzet door Koninklijke Ahold. 42.
Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, oordelende na een onderzoek ter terechtzitting, geheel of gedeeltelijk bewezen zal verklaren dat Van der Hoeven heeft deelgenomen dan wel feitelijk leiding heeft gegeven aan het opmaken van een mogelijk vals supplement op de aandeelhoudersovereenkomsten inzake ICA Ahold.
43.
Het onderzoek heeft voorts uitgewezen dat de beslissing tot intrekking van het supplement is genomen door anderen dan Van der Hoeven op een moment waarop hij niet meer actief in functie was.
Conclusie Redenen waarom wordt verzocht primair de officier van justitie in zijn vervolging van Van der Hoeven geheel of gedeeltelijk niet ontvankelijk te verklaren, subsidiair Van der Hoeven geheel of gedeeltelijk buiten vervolging te stellen, dan wel te beslissen zoals in goede justitie zal worden vermeend te behoren.
Den Haag/Amsterdam, 24 september 2004
Raadsman
8