Raadsvoorstel jaar 2004
stuknr. Raad RA04.0108
categorie/agendanr. A
11
stuknr. B. en W. 04/696
Onderwerp: Bezwaarschrift Sluyter Advocaten tegen besluit raad m.b.t. gebied Zijtak Portefeuillehouder: J. Hoogland-Foppen Dienst:
STOW
Afdeling:
BWT
Steller:
E.M. Venema ((0591)68 93 46)
Aan de gemeenteraad Voorgesteld besluit Overeenkomstig het advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften en na heroverweging van het genomen besluit dat herziening van het bestemmingsplan in voorbereiding is voor het gebied aan de Zijtak 140 te Nieuw-Amsterdam ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten (dit besluit is op 1 oktober 2003 in werking getreden), besluiten om het bezwaarschrift van Sluyter Advocaten ongegrond te verklaren en het onderhavige voorbereidingsbesluit van 25 september 2003 in stand te laten. Samenvatting Tegen een door de raad vastgesteld voorbereidingsbesluit is bezwaar aangetekend. Voorgesteld wordt om het bezwaar ongegrond te verklaren. Bijlagen: Stukken ter inzage:
-2jaar 2004 1.
stuknr. Raad RA04.0108
categorie/agendanr. A
11
stuknr. B. en W. 04/696
Aanleiding voor het voorstel
Sluyter Advocaten, namens R. en H. van der Horst wonende aan de Dommersweg 10 te Nieuw-Amsterdam, nader te noemen reclamant, dient op 12 november 2003 een bezwaarschrift in tegen het voorbereidingsbesluit tot herziening van het bestemmingsplan voor het gebied aan de Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam dit ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten. Het bezwaar is ter advisering doorgezonden aan de Commissie van advies voor de bezwaarschriften. De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben van 9 januari 2004 tot 21 januari 2004 ter inzage gelegen bij het secretariaat van deze commissie. De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2004. Genoemde commissie heeft op 23 februari 2004, door ons ontvangen op 24 februari 2004, advies uitgebracht over het door reclamanten ingediende bezwaarschrift tegen het voorbereidingsbesluit tot herziening van het bestemmingsplan voor het gebied aan de Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam dit ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten. De commissie adviseert om het ingediende bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het onderhavige voorbereidingsbesluit van 25 september 2003 in stand te laten. Verder verwijzen wij u naar de inhoud van dit advies dat voor u ter inzage ligt. 2.
Argumentatie/beoogd effect
n.v.t. 3.
Relatie met bestaand beleid/eerder genomen besluiten
n.v.t. 4.
Afstemming met externe partijen/communicatie
Het voorbereidingsbesluit van 25 september 2003 tot het herziening van het bestemmingsplan voor het gebied aan de Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten, is op 30 september 2003 gepubliceerd in de Staatscourant en het huis-aan-huisblad “De Zuid-Oosthoeker”. Bovendien is dit besluit kenbaar gemaakt via het publicatiebord aan de voorzijde van het gemeentehuis. 5.
Juridische aspecten
De op deze zaak betrekking hebbende stukken hebben van 9 januari 2004 tot 21 januari 2004 ter inzage gelegen bij het secretariaat van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften. De hoorzitting bij deze commissie heeft plaatsgevonden op 21 januari 2004. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt ingevolge artikel 7:11, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op basis van dit bezwaar een volledige heroverweging van het bestreden besluit plaats. Ontvankelijkheid De raad heeft bij besluit van 25 september 2003 verklaard dat voor het gebied aan de Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam een voorontwerp bestemmingsplan in procedure zal worden gebracht (voorbereidingsbesluit). Dit is een besluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), waartegen door belanghebbenden bezwaar en beroep kan worden ingesteld.
-3Gelet op artikel 1:2 Awb dient als belanghebbende te worden aangemerkt, degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Volgens uitspraak van de ABRS, 15 januari 2003, wordt als belanghebbende aangemerkt diegene die zicht heeft op het perceel. Cliënten van reclamant, R. en H. van der Horst, hebben zicht op het perceel waarop, ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten, het voorbereidingsbesluit van toepassing is. Het bezwaarschrift tegen het bestreden voorbereidingsbesluit van 25 september 2003, welke op 1 oktober 2003 in werking is getreden, is ingediend en ontvangen op 11 november 2003. Het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Op grond van het vorenstaande acht de Commissie van advies voor de bezwaarschriften het bezwaarschrift ontvankelijk. Advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften. De Commissie heeft geadviseerd om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Zij heeft hiertoe in haar advies van 23 februari 2004 het volgende opgemerkt: Ingevolge artikel 21, lid 1 van de WRO kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit). Ingevolge het tweede lid van artikel 21 WRO wordt bij het voorbereidingsbesluit bepaald voor welk gebied het geldt en met ingang van welke datum het in werking treedt. Het besluit heeft ingevolge dit artikel een voorbereidende werking en kan daarnaast een opschortende dan wel aanhoudende werking hebben voor bouwaanvragen. Tevens maakt een voorbereidingsbesluit het mogelijk te anticiperen op een toekomstige ontwikkeling. De mogelijkheden van bezwaar en beroep tegen een voorbereidingsbesluit heeft zich de laatste jaren als volgt ontwikkeld. Onder de WRO zoals die gold tot 3 april 2000 (wijziging WRO 1999, stb.302) stond het voorbereidingsbesluit op de negatieve lijst van de Awb, hetgeen betekende dat er geen bezwaar of beroep tegen de vaststelling of weigering van een voorbereidingsbesluit open stond. Bij de wijziging van de WRO op 3 april 2000 is de eis van het voorbereidingsbesluit voor de zelfstandige projectprocedure vervallen en hiermee ook de samenhang hiertussen. Door het wegvallen van deze samenhang ontstond behoefte aan rechtsbeschermingsmogelijkheden en is het voorbereidingsbesluit van de negatieve lijst van de Awb gehaald. Dat tegen het voorbereidingsbesluit weer bezwaar en beroep kan worden ingesteld betekent dat de jurisprudentie van vόόr 1 januari 1994 (datum inwerkingtreden Awb), de wet Arob, opnieuw relevant is geworden. Het nut van een beroepsmogelijkheid tegen een voorbereidingsbesluit dient echter als zeer betrekkelijk te worden gezien. Jurisprudentie die is gewezen onder het regime van de Wet Arob leert dat de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het al dan niet nemen van een voorbereidingsbesluit. De commissie is tot de conclusie gekomen dat de gemeenteraad een grote mate van vrijheid toekomt bij het beleid inzake planologische ontwikkelingen en ook bij het nemen van voorbereidingsbesluiten. Deze vrijheid wordt begrensd door de beginselen van behoorlijk bestuur. De commissie heeft beoordeeld of de wijze waarop het voorbereidingsbesluit tot stand is gekomen strijdig is met de formele vereisten.
-4Bij de toepassing is slechts aan de orde dat de gemeenteraad, gelet op de gevolgen die het inwerkingtreden van het voorbereidingsbesluit kan hebben, verklaart dat voor een bepaald gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid. Hierbij heeft de gemeenteraad ingevolge de bewoordingen van artikel 21 WRO en de aard van de bevoegdheid een ruime beleidsvrijheid. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen, teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 1 juncto lid 4, van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan, indien reeds bij de globale beschouwing aanstonds duidelijk is dat de voorgenomen activiteiten en het bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. De commissie is van mening dat hier in deze situatie geen sprake van is. Zij heeft geconstateerd dat de onderhavige problematiek reeds bij diverse rechterlijke instanties aan de orde is geweest, maar dat geen van deze instanties tot de conclusie is gekomen dat van een dergelijke onaanvaardbaarheid sprake is dat het onderhavige voorbereidingsbesluit niet had mogen worden genomen. Naar het oordeel van de commissie kan het bezwaar van reclamant tegen de inhoud van wijziging van het bestemmingsplan en het verlenen van vrijstelling, in dit stadium van het besluitvormingsproces, niet aan de orde komen. De aangedragen bezwaren komen aan de orde in de bezwaarprocedure die eventueel kan worden gevoerd tegen de verleende vrijstelling of tegen het nog in procedure te brengen bouwplan. De commissie is van oordeel dat de raad van de gemeente Emmen naar haar oordeel het voorbereidingsbesluit niet ten onrechte of op onjuiste gronden heeft genomen en geeft het advies om het bezwaarschrift van Sluyter Advocaten, ingediend namens R. en H. van der Horst te Nieuw-Amsterdam, ongegrond te verklaren en het voorbereidingsbesluit in stand te laten. Heroverweging Jurisprudentie leert dat de gemeenteraad een grote mate van beleidsvrijheid toekomt bij het al dan niet nemen van een voorbereidingsbesluit. Deze vrijheid wordt begrensd door de beginselen van behoorlijk bestuur. Reclamant is van oordeel dat het thans voorliggende voorstel in strijd is met het Provinciaal Omgevings Plan, zodat naar zijn mening legalisatie van de strijdige activiteiten gezien de omvang uitgesloten dient te worden. Wij stellen voor mee te gaan met het oordeel van de commissie dat, indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid juncto vierde lid, van de WRO ten behoeve van een bouwplan mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet tot het nemen van het voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan, indien reeds bij de globale beschouwing aanstonds duidelijk is dat de voorgenomen activiteiten en het bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. Er is van dergelijke onaanvaardbaarheid in deze situatie geen sprake. Deze conclusie mag derhalve worden getrokken uit het feit dat de onderhavige problematiek reeds bij de diverse rechterlijke instanties aan de orde is geweest en geen van deze instanties tot het oordeel is gekomen dat van dergelijke onaanvaardbaarheid sprake is. Gelet op het feit dat de aanvraag tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO reeds ter inzage heeft gelegen, gedurende deze termijn belanghebbenden hun zienswijze kenbaar hebben kunnen maken, de benodigde verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten nog in behandeling is, dat onder deze omstandigheden en met inachtneming van hetgeen partijen over en weer hebben ingebracht op dit moment onvoldoende vaststaat dat legalisatie uitgesloten dient te worden. Gelet op bovenstaande en gelet op hetgeen door reclamant is aangevoerd, is niet ten onrechte of op onjuiste gronden tot het nemen van het voorbereidingsbesluit van 25 september 2003 overgegaan. Uitspraken van de Raad van State van 17 december 2003 en de rechtbank Zutphen, sectie bestuursrechtspraak, LJN-nummer: AB 0219 van 1 februari 2001, bevestigen dit.
-5Wij stellen u voor het advies van de commissie van advies voor de bezwaarschriften over te nemen en het bezwaar van reclamant van 11 november 2003 tegen het voorbereidingsbesluit ongegrond te verklaren. 6.
Financiële consequenties/voorgestelde dekking
n.v.t. Een concept-besluit is bijgevoegd. Emmen, 29 juni 2004. Burgemeester en wethouders van Emmen, de secretaris, de burgemeester, A.J. Mewe
C. Bijl
-6jaar 2004
stuknr. Raad RA04.0108
categorie/agendanr. A
11
stuknr. B. en W. 04/696
Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 juni 2004, nummer 04/696; gelezen het bezwaar d.d. 11 november 2003 van Sluyter Advocaten, namens R. en H. van der Horst, tegen het voorbereidingsbesluit d.d. 25 september 2003 tot herziening van het bestemmingsplan geldende voor het gebied Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten; gelezen het advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften d.d. 23 februari 2004; gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening; overwegende vorenstaande bezwaar, advies en voorstel; besluit: het door de Commissie van advies voor de bezwaarschriften uitgebrachte advies over te nemen en het bezwaarschrift van Sluyter Advocaten, namens R. en H. van der Horst, tegen het voorbereidingsbesluit van 25 september 2003, welke strekt tot herziening van het bestemmingsplan voor het gebied aan de Zijtak OZ 140 te Nieuw-Amsterdam ten behoeve van het bedrijfsmatig vervaardigen en verkopen van houtprodukten, ongegrond te verklaren en het onderhavige voorbereidingsbesluit van 25 september 2003 in stand te laten. Vastgesteld in de openbare vergadering van 30 september 2004. de griffier,
de voorzitter,
J.A. Hekman
C. Bijl