Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Bewegen of stilzitten
Beroepsopdracht van: Sybren van Berkel Linda Bloemheuvel Inge de Vlieger Hogeschool van Amsterdam Amsterdams Instituut voor Paramedische Opleidingen Opleiding Fysiotherapie Tafelbergweg 51
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
1
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
2
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Bewegen of stilzitten
Beroepsopdracht van: Sybren van Berkel Linda Bloemheuvel Inge de Vlieger Hogeschool van Amsterdam Amsterdams Instituut voor Paramedische Opleidingen Opleiding Fysiotherapie Tafelbergweg 51
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
3
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Inhoudsopgave Voorwoord ...........................................................................................................6 Inleiding ...............................................................................................................7 Vraagstelling ..................................................................................................7 Subdoelen......................................................................................................8 Ons Tweede Thuis...............................................................................................9 Inleiding .........................................................................................................9 Woonvormen .................................................................................................9 Woonniveau.................................................................................................11 Werken ........................................................................................................11 Woonvoorziening De Spil...................................................................................13 Inleiding .......................................................................................................13 Begeleiding ..................................................................................................13 Mensen met een verstandelijke handicap ..........................................................15 Inleiding .......................................................................................................15 Definitie........................................................................................................15 Aantal ..........................................................................................................16 Etiologie.......................................................................................................16 Levensverwachting ......................................................................................16 Indelingen ....................................................................................................16 Verstandelijke handicap en bewegen.................................................................19 Inleiding .......................................................................................................19 De sporter met een verstandelijke handicap ................................................20 De fysiologische effecten van sporten..........................................................21 Psychologische en sociale effecten van sporten ..........................................24 Effecten van niet sporten .............................................................................25 Houding van de niet gehandicapte omgeving...............................................25 Eindproducten ...................................................................................................26 Inleiding .......................................................................................................26 Video ...........................................................................................................26 Folder ..........................................................................................................27 Conclusie...........................................................................................................28 Discussie ...........................................................................................................30 Keuze voorlichtingsmateriaal .......................................................................30 Eigen visie op de literatuur...........................................................................30 Bewegingsprogramma’s...............................................................................31 Knelpunten...................................................................................................31 De rol van het begeleidend- en ondersteunend personeel ...........................32 Aanbevelingen .............................................................................................32 Samenvatting.....................................................................................................34
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
4
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Literatuurlijst ......................................................................................................35 Boeken.........................................................................................................35 Scripties.......................................................................................................35 Internet.........................................................................................................35 Artikelen.......................................................................................................35 Bijlage 1........................................................................................................... ….. De Folder ‘Bewegen of stilzitten’ ...................................................................... Bijlage 2............................................................................................................ …. De video ‘Bewegen of stilzitten’........................................................................
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
5
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Voorwoord De behoefte aan fitness binnen Ons Tweede Thuis is in de vorige beroepsopdracht ‘Fitness, iets voor jou?’ onderzocht. Hieruit is gebleken dat er wel degelijk behoefte is, maar dat er nog steeds enige onduidelijkheid van de cliënten en het begeleidend- en ondersteunend personeel aanwezig is, over het nut van fitness / bewegingsactiviteiten. Daarnaast is er onduidelijkheid bij de cliënten wat fitness precies inhoudt. Uit de vorige beroepsopdracht is een aanbeveling voor een vervolgopdracht gedaan. Uit deze aanbeveling blijkt dat de combinatie van voorlichting geven aan begeleidend- en ondersteunend personeel en cliënten van Ons Tweede Thuis over fitness en het toepassen van een actieve leefstijl enerzijds en het promoten van fitnessprogramma’s en bewegingsactiviteiten anderzijds gewenst is. Deze beroepsopdracht is dan ook te verdelen in twee opdrachten. Enerzijds voorlichting geven over bewegen in algemene zin en anderzijds het promoten van fitnessprogramma’s en bewegingsactiviteiten bij de cliënten en het begeleidend- en ondersteunend personeel van stichting Ons Tweede Thuis. Voor het tot stand komen van deze scriptie zijn wij dank verschuldigd aan Menno de Jong en Jan Voorn van het Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer, voor de hulp, steun, ideeën, contacten en het beschikbaar stellen van de oefenzaal in hun praktijk voor de opdracht. Ook gaat onze dank uit naar de cliënten, begeleidend- en ondersteunend personeel van Woonvoorziening de Spil te Kudelstaart voor hun tijd en medewerking. Tot slot gaat onze dank uit naar René van Oosten, begeleidend docent van de Hogeschool van Amsterdam voor zijn tijd, hulp en visie tijdens deze periode.
Inge de Vlieger Linda Bloemheuvel Sybren van Berkel
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
6
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Inleiding Deze opdracht is een vervolg op eerdere beroepsopdrachten die door studenten van de Hogeschool van Amsterdam zijn uitgevoerd voor fysiotherapeutisch instituut Kudelstaart / Aalsmeer. Uit de aanbeveling van de laatste beroepsopdracht blijkt dat de combinatie van voorlichting geven aan begeleidend- en ondersteunend personeel en cliënten van Ons Tweede Thuis over fitness en het toepassen van een actieve leefstijl enerzijds en het promoten van fitnessprogramma’s en bewegingsactiviteiten anderzijds gewenst is. Woonvoorziening de Spil heeft onder andere meegewerkt aan de vorige beroepsopdracht en er is gebleken dat de aanbeveling er zeer actueel is. Hierdoor is de vraag naar Woonvoorziening de Spil gegaan, of zij interesse hadden om mee te werken aan onze beroepsopdracht. De interesse was er en er is besloten deze opdracht geheel op Woonvoorziening de Spil te richten. De Hogeschool van Amsterdam besteedt weinig tot geen aandacht aan het onderwerp mensen met een verstandelijke handicap. Daarentegen wordt het onderwerp fitness steeds populairder. Er bestaan allerlei verschillende vormen van fitness, hier kun je denken aan Fysio-Fitness, bedrijfsfitness, fitnesscentrum etc. Ze hebben allemaal één ding gemeen, er wordt bewogen tijdens het beoefenen van deze tak van sport. Omdat alle auteurs van deze scriptie bekend zijn met fitness, maar minder bekend met het werken met verstandelijke gehandicapten, lijkt een combinatie van deze twee onderwerpen ons dan ook een leuke en een nieuwe uitdaging. Iedereen is bekend met het feit dat de mens momenteel te dik wordt. Dit heeft een aantal oorzaken. De mens eet minder vaak gevarieerd, ongezonder, onregelmatiger en er wordt minder gesport etc. De cliënten van Woonvoorziening de Spil wonen in principe zelfstandig. Dit houdt in dat zij zelf bepalen wat zij eten en ook of zij willen sporten ja of nee. Het is maar de vraag of zij bekend zijn met obesitas en of zij weten waar sporten goed voor is. Daarnaast speelt de kennis van het begeleidend- en ondersteunend personeel over deze onderwerpen een belangrijke rol. Door het begeleidend- en ondersteunend personeel hierover te informeren en voorlichting te geven wordt er getracht deze mensen zich hiervan bewust te maken, zodat zij de cliënten hierover beter kunnen informeren. Voor de cliënten is natuurlijk een andere aanpak nodig om ze bewust te maken over de voordelen van meer sporten / bewegen. Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer houdt zich al enige tijd bezig met fitness en mensen met een verstandelijke handicap. Door middel van deze vervolgopdracht hopen zij dan ook dat er meer cliënten op de hoogte worden gebracht van het nut om te gaan sporten. In samenwerking met Menno de Jong en Jan Voorn van Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer zijn wij dan ook tot de volgende vraagstelling gekomen:
Vraagstelling Hoe licht je cliënten, begeleidend- en ondersteunend personeel, van Woonvoorziening ‘De Spil’ voor, om fitness en bewegen in algemene zin te stimuleren.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
7
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Subdoelen
Achtergrond informatie Ons Tweede Thuis o De visie; o Cliënten; o Woonvoorzieningen; o Faciliteiten.
Uitzoeken wat de beste manier van voorlichten is voor mensen met een verstandelijke handicap o Welk voorlichtingsmateriaal (bijvoorbeeld folders, video, poster, presentatie, pictogrammen); o Groeps- of individuele voorlichting; o Theoretisch en / of praktijkgericht.
Uitzoeken wat de beste manier van voorlichten is voor het begeleidend- en ondersteunend personeel o Welk voorlichtingsmateriaal (bijvoorbeeld folders, video, poster, presentatie, pictogrammen); o Groeps- of individuele voorlichting; o Theoretisch en / of praktijkgericht.
Verschillende manieren / vormen van voorlichten o Hoe licht je voor (bijvoorbeeld verbaal, non-verbaal, mimiek); o Voorlichtingsmateriaal (bijvoorbeeld folders, video, poster, presentatie, pictogrammen); o Hulpmiddelen.
Wat zijn de voordelen voor mensen met een verstandelijke handicap om een actievere leefstijl aan te nemen o Lichamelijk; o Geestelijk; o Sociale leven.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
8
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Ons Tweede Thuis Inleiding Ons Tweede Thuis is een stichting voor mensen met een verstandelijke of meervoudige handicap. De stichting is in 1967 opgericht en is in de loop der jaren uitgegroeid tot een stichting die gevestigd is in de gemeenten: Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Haarlemmermeer (Badhoevedorp, Hoofddorp, Nieuw Vennep), Ouder Amstel en Uithoorn. Ons Tweede Thuis heeft door de hele regio centra waarin de meest uiteenlopende vormen van begeleiding en verzorging wordt geboden. Dit kan variëren van enkele uren begeleiding per week tot intensieve verzorging gedurende 24 uur per dag. Er zijn woonvormen voor kinderen, volwassenen en ouderen. Tegenwoordig hebben mensen andere woonbehoeften dan een aantal jaren terug. De opvattingen over de woonvormen voor mensen met een handicap zijn veranderd en het woon- en begeleidingsaanbod wordt afgestemd op de persoonlijke wensen en mogelijkheden. Het groepsgericht begeleiden van bewoners heeft plaats gemaakt voor een meer individuele benadering. In de zorgvisie van Ons Tweede Thuis hebben mensen met een handicap Mogelijkheden om zich te ontwikkelen, te leren en te kiezen; Behoefte aan warmte, medemenselijkheid, vriendschap, waardering en een respectvolle bejegening; Rechten om beslissingen te nemen over het eigen leven, op privacy en bescherming en op deelname aan de maatschappij; Plichten om zich naar vermogen in te spannen, zich aan afspraken te houden en anderen te respecteren.
Woonvormen Binnen Ons Tweede Thuis kan er een keuze gemaakt worden tussen de volgende woonvormen
Zelfstandig wonen met enige begeleiding De bewoner woont geheel zelfstandig in een eigen woning. De bewoner is in staat een eigen huishouden te hebben waarbij de begeleiding ter ondersteuning beschikbaar is. Vaak maken de woningen deel uit van een woonproject voor begeleid zelfstandig wonen. In de woonprojecten is een gemeenschappelijke ruimte en zijn iedere dag, ook in de weekenden, begeleiders op vaste tijden aanwezig.
Individueel wonen met afgestemde begeleiding en verzorging De bewoner woont alleen in een woning/appartement, meestal in een woonproject waar meerdere mensen met een handicap wonen. De bewoners hebben de behoefte zoveel mogelijk onafhankelijk van anderen hun eigen huishouden te hebben. Zij zijn in staat om zelf structuur aan hun leven te geven. Daarbij hoeft de begeleiding niet voortdurend aanwezig te zijn. De begeleiding die geboden wordt is afgestemd op de mogelijkheden van de bewoner.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
9
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Woonvormen in kleine leefgroepen Voor bewoners die niet alleen kunnen of willen wonen is het mogelijk om in leefgroepen van 3 tot 10 personen te wonen. De begeleiding- en verzorgingsbehoefte van de leden van de leefgroep is ongeveer gelijk. Kleinschalige woonvoorzieningen bestaan uit één of meerdere leefgroepen. Soms vormen meerdere woningen samen een wooncentrum. Voor de bewoners van de leefgroepen is 24 uur per dag begeleiding en verzorging aanwezig. In een individueel begeleidingsplan wordt de gewenste begeleiding en verzorging omschreven.
Wonen voor kinderen Soms kan de verzorging van een kind met een handicap te zwaar worden voor leden van het gezin. Een van de mogelijke oplossingen is dat het kind (tijdelijk) ergens anders gaat wonen. Ons Tweede Thuis heeft diverse woonvoorzieningen voor kinderen waar zij zich thuis kunnen voelen. Ze wonen in kleine groepjes en hebben een eigen kamer. De kinderen worden verzorgd en begeleid door ervaren medewerkers. Voor elk kind wordt samen met de ouders een begeleidingsplan opgesteld. Daarbij wordt uitgegaan van de ontwikkelingsmogelijkheden van het kind. Afhankelijk van de gezinsomstandigheden kan permanent of tijdelijk van een woonvoorziening voor kinderen gebruik gemaakt worden.
Woonvormen die aangepast zijn voor meervoudig gehandicapte mensen Mensen met een lichamelijke handicap hebben in hun woonsituatie extra voorzieningen en zorgfuncties nodig. Deze worden geboden in aangepaste woonvormen en daarvan kunnen de bewoners naar behoefte gebruik maken. Eén van de woonvormen bestaat uit een woonvoorziening met kleine leefgroepen. Daarnaast zijn er projecten voor individueel wonen. Naast de individuele begeleiding is extra hulp bij de persoonlijke verzorging beschikbaar en zo nodig ook bij het voeren van een eigen huishouding.
Woonvoorzieningen voor mensen die specifieke begeleiding nodig hebben Ook bij mensen met een handicap kunnen zich stoornissen in de ontwikkeling voordoen. Autistische mensen en mensen met gedragsproblemen bijvoorbeeld hebben naast specifieke begeleiding ook een voorspelbare en voor hen veilige woonomgeving nodig. De begeleiding in deze woonvoorzieningen is gericht op een zeer duidelijke structuur zodat de bewoner het overzicht behoudt over zijn leven van alle dag. Elke woonvoorziening heeft een vast team van speciaal opgeleide medewerkers. Zij worden geadviseerd door gedragsdeskundigen van binnen en buiten de stichting.
Trainingswoningen en deeltijd wonen De overgang van de thuissituatie naar het zelfstandig wonen of het leven in een woongroep kan voor de cliënt soms erg groot zijn. Als nog niet duidelijk is of de nieuwe woonsituatie wel de geschikte woonvorm is, dan is de trainingswoning of het deeltijd wonen een mogelijke oplossing. De trainingswoning is bedoeld voor cliënten die zelfstandig willen gaan wonen. Gedurende een periode van 6 maanden worden zij intensief begeleid om zich de praktische en sociale vaardigheden die nodig zijn voor het zelfstandig wonen eigen te maken.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
10
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Bij het deeltijd wonen woont de cliënt enkele dagen per week in een leefgroep van een woonvoorziening die het best bij hem/haar past. De andere dagen woont de cliënt nog in de oorspronkelijke woonsituatie. Er is geen tijdslimiet aan het deeltijd wonen, maar het moet wel gezien worden als een overgang naar een permanente woonsituatie.
Logeermogelijkheden en opvang in noodsituaties Soms hebben ouders/verzorgers behoefte om even "op adem te komen". Het Logeerhuis biedt dan een mogelijkheid. Hier kunnen kinderen en volwassenen met een handicap voor één dag tot maximaal 3 weken aaneengesloten logeren. Het Logeerhuis heeft extra voorzieningen waardoor de gewenste verzorging en begeleiding geboden kan worden. Ervaren medewerkers nemen tijdelijk de zorg van de ouders/verzorgers over. In geval van zeer moeilijke omstandigheden in het gezin kan kortdurende opvang aan een gehandicapt kind / huisgenoot geboden worden. Dit kan variëren van enkele dagen tot maximaal 6 weken in een van de woonvoorzieningen van de stichting. In die periode hebben de ouders/verzorgers de mogelijkheid om naar een passende oplossing te zoeken.
Woonniveau Het woonniveau wordt bepaald door de mate waarin de cliënt aangewezen is op verzorging en begeleiding. Er wordt een onderscheid gemaakt in 6 niveaus. Deze indeling wordt gebruikt bij de indicatiestelling en bij de toewijzing van de gewenste vorm voor de begeleiding en het wonen. Een kort overzicht van de verschillende woonniveau’s Woonniveau 1: Woonvorm met intensieve verzorging en begeleiding. Woonniveau 2: Woonvorm met 24 uur begeleiding en verzorging. Woonniveau 3: Woonvorm met 24 uur begeleiding en enige verzorging Woonniveau 4: Woonvorm met 24 uur begeleiding zonder dat deze voortdurend aanwezig is. Woonniveau 5: Woonvorm met begeleiding die op vaste momenten en op afspraak beschikbaar is. Woonniveau 6: Woonvorm met beperkte begeleiding bij het zelfstandig wonen.
Werken Ons Tweede Thuis biedt dagbesteding aan jongeren en volwassenen met een verstandelijke en / of meervoudige handicap. Deze dagbesteding wordt werken genoemd. Dit omdat er zo normaal mogelijk met de cliënten omgegaan wil worden, gaan ze er van uit dat als de cliënt overdag niet thuis is, dat hij naar het dagcentrum gaat om te werken. De verschillende soorten dagbesteding zijn
Belevingsgerichte activiteiten Belevingsgerichte activiteiten zijn activiteiten waarbij de beleving centraal staat. Het gaat om het beleven van de omgeving door de zintuigen. Activiteiten die daarbij horen zijn snoezelen, bewegen en muziek. Basale stimulatie is een manier om cliënten van een meer lichaamsgebonden niveau te begeleiden.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
11
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Gevarieerde activiteiten Gevarieerde activiteiten zijn creatieve, arbeidsmatige, belevingsgerichte en ontwikkelingsgerichte activiteiten (ook wel vorming genoemd), zoals het maken van kaarsen, keramiek, zeepproducten, werken in de tuin en lichtindustriële werkzaamheden. Naast dit werk kunnen er schoolse vaardigheden, muziek en beweging aangeboden worden.
Arbeidsmatige activiteiten Arbeidsmatige activiteiten zijn gerichte werkactiviteiten. De cliënt zal zich voornamelijk met één soort werk bezig houden met een duidelijk product als resultaat. Dit kan variëren van het werken met hout, textiel tot het maken van kaarsen, het vervaardigen van kunst en het repareren van fietsen. Daarnaast zijn het verlenen van interne diensten (huishoudelijk werk), externe diensten (tuinonderhoud / werken op de kinderboerderij) en het verrichten van lichtindustriële werkzaamheden (montage / inpakwerk) mogelijk.
(Arbeids-)training Arbeidstraining bestaat uit het geven van cursussen aan cliënten die duidelijke wensen hebben om zich te ontwikkelen op een specifiek gebied. Dit kan zijn rondom schoolse vaardigheden, algemene oriëntatie, hygiëne, computergebruik, omgaan met geld enz (14).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
12
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Woonvoorziening De Spil Inleiding Woonvoorziening De Spil biedt onderdak aan cliënten met een gemiddeld en hoog sociaal-emotioneel niveau. De capaciteit is 30 en momenteel verblijven er nu ook 30 cliënten. Dit zijn 29 vaste bewoners en één cliënt die er tijdelijk verblijft. De oudste 68 is en de jongste 20. Woonvoorziening De Spil is gevestigd in een gebouw waar ook een kinderopvang, een kerk, restaurant en een huisartsenpraktijk aanwezig zijn. Direct naast woonvoorziening De Spil is een woonvoorziening voor 55 plussers. Op die manier leven 55 plussers dicht bij de cliënten van Woonvoorziening De Spil en kunnen de cliënten, indien daar behoefte aan is, gemakkelijk in contact komen met de ‘normale’ wereld. Dit gebeurt ook met de leden van de kerk, deze drinken samen met de cliënten koffie en zo ontstaat er een heel natuurlijk contact tussen de cliënten en de leden van de kerk. Er bestaan geen groepen op Woonvoorziening de Spil. Het is een complex waar de cliënten individueel en zelfstandig een appartement bewonen en gebruik kunnen maken van de begeleiding en de faciliteiten, waar dat nodig mocht zijn. Binnen Woonvoorziening De Spil streeft men er naar op verschillende woonbehoeften en wensen een antwoord te kunnen geven en kiest men daarbij niet voor een bepaalde woonvorm. Er ontstaan zoals bij Woonvoorziening De Spil, steeds meer vormen van individueel en zelfstandig wonen in appartementen. De begeleiding en verzorging worden zoveel mogelijk afgestemd op de persoonlijke hulpvragen van de cliënten. Woonvoorziening De Spil vindt het belangrijk dat hun cliënten zoveel mogelijk participeren in de samenleving. De cliënten wonen in appartementen en hebben verschillende dagactiviteiten. Het is echter wel een vereiste dat iedere cliënt zich minimaal één keer per etmaal laat zien. Dit wordt schriftelijk bijgehouden. De meeste cliënten van Woonvoorziening De Spil werken overdag. Dit kan bijvoorbeeld in een restaurant (catering), kinderboerderij, fietsenwerkplaats, bij een hoveniersproject maar ook bij een ‘gewoon’ bedrijf zijn. Cliënten die hier niet voor in aanmerking komen gaan naar een dagcentrum buiten Woonvoorziening De Spil. In Woonvoorziening De Spil is een restaurant aanwezig, waar cliënten van andere centra werkzaam zijn. Hier kunnen de cliënten van Woonvoorziening De Spil eten en sociale contacten opdoen. Mensen uit de buurt kunnen hier ook gewoon binnen lopen om een hapje mee te eten.
Begeleiding Cliënten van woonvoorziening De Spil worden begeleid door in totaal 23 begeleiders. Deze begeleiders zijn onder te verdelen in specifiekere groepen zoals
Persoonlijke begeleiders Iedere cliënt heeft een persoonlijke begeleider, deze staan het meest dichtbij de cliënten. Ze helpen o.a. met de financiën, sociale omgang, zorg verlenen, het onderhouden van familierelaties en dragen bij aan de sociaal-emotionele balans.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
13
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Assistent-begeleiders Deze voeren allerlei uiteenlopende klussen uit voor de cliënten, zijn er als er ’s nachts problemen voor doen en helpen tevens de andere begeleiders. Ze zijn aanwezig van 23.00-9.00 uur en “slapen” op de Spil.
ADL-ers Deze houden samen met de cliënten de appartementen schoon, leren hun bepaalde taken of geven ondersteuning. Daarnaast koken zij in het restaurant waar elke avond door de cliënten gegeten kan worden.
Huishouding Zij wassen, strijken en maken de appartementen volledig schoon bij de cliënten die dit niet gedeeltelijk of zelfstandig kunnen.
Doordat er gestreefd wordt naar de zelfstandigheid van de cliënten wordt er weinig door de begeleiding gestimuleerd tot beweging en sporten. Dit heeft tot gevolg dat inactiviteit en mogelijke obesitas binnen Woonvoorziening De Spil een veel voorkomende problematiek is. Cliënten van Woonvoorziening De Spil maken zelf de beslissing of zij in hun appartement, het restaurant of elders eten. Dit resulteert dan ook in veelvuldig (ongezond) eten, wat obesitas tot gevolg kan hebben.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
14
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Mensen met een verstandelijke handicap Inleiding In dit hoofdstuk worden enkele definities van verstandelijke handicap gegeven die in de loop der tijd zijn gehanteerd. Er wordt aandacht geschonken aan de etiologie van de verstandelijke handicap. Daarnaast zal er gesproken worden over de levensverwachting, indelingen naar niveau van verstandelijke handicap, sociaal emotioneel functioneren en ervaringsordeningen.
Definitie Vroeger werden mensen die door minder van gemiddelde intellectuele capaciteiten (net) niet konden meekomen in de maatschappij ‘armen van geest’, ‘simpel’, ‘bezeten’, ‘leeghoofdig’, ‘zotten’, ‘dwazen’, ‘gekken’ of ‘narren’ genoemd. Een Duitse erfwet uit de dertiende eeuw omschreef mensen met een verstandelijke handicap als volgt: ‘Niet tot erven in staat is iemand die niet weet of een rijzadel naar voren wijst, die niet uit eigen kracht een paard bestijgen kan of een akker omploegen’. Een Engelse wet uit 1534 gaf de volgende definitie: ‘Hij moet een zot en idioot van geboorte genoemd worden die niet tot twintig kan tellen, niet weet wie zijn vader of moeder was noch weet hoe oud hij is enzovoort, waaruit blijkt dat hij niet begrijpt wat in zijn voordeel en wat in zijn nadeel is. Maar als hij zijn brieven lezen en begrijpen kan, al of niet met behulp van een ander, dan is hij geen zot noch een natuurlijke idioot’. Deze benamingen drukken mogelijk goed uit wat destijds de visie van de maatschappij was ten aanzien van deze personen. De termen die in Nederland in de jaren zeventig en later werden gebruikt zijn: ‘zwakzinnigen’, geestelijk gehandicapten’ en ‘verstandelijk gehandicapten’. Om te benadrukken dat het om mensen gaat die gehandicapt zijn wordt tegenwoordig gesproken van ‘mensen met een verstandelijke handicap’ of ‘mensen met een verstandelijke beperking’. De meest recente internationale definitie van verstandelijke handicap, voorgesteld door de American Association on Mental Retardation (AAMR), is waarschijnlijk minder aansprekend dan de zojuist genoemde Engelse en Duitse definities, maar in ieder geval voor deze tijd passender. De definitie van de American Association on Mental Retardation luidt als volgt: ‘Verstandelijke handicap verwijst naar substantiële beperkingen in het huidige functioneren en wordt gekenmerkt door een significant beneden gemiddeld intellectueel functioneren dat gelijktijdig bestaat met daarmee samenhangende beperkingen in twee of meer van de volgende van toepassing zijnde adaptieve (aanpassing) vaardigheidsgebieden: communicatie, zelfredzaamheid, wonen, sociale vaardigheden, gebruik maken van de samenleving, zelfbepaling, gezondheid en veiligheid, functionele schoolse vaardigheden, ontspanning en werken. De verstandelijke handicap komt voor het achttiende levensjaar tot uiting’ (2).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
15
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Aantal Uit onderzoek is gebleken dat ongeveer 8 van de 1000 Nederlanders (0.8%) verstandelijk gehandicapt zijn. Uitgaande van 15 miljoen Nederlanders komt dit neer op 120.000 mensen met een verstandelijke beperking (2).
Etiologie In de laatste jaren zijn de diagnostische mogelijkheden enorm verbeterd. Soms ontstaat de verstandelijke handicap al voor de geboorte, bijvoorbeeld als gevolg van stoornissen in de aanleg van het centrale zenuwstelsel of door een chromosomale afwijking. Maar ook door problemen tijdens de bevalling (bijvoorbeeld zuurstoftekort), door ziekten na de geboorte (bijvoorbeeld hersenvliesontsteking) of als gevolg van een ongeluk met ernstig hersenletsel kan iemand verstandelijk gehandicapt worden. Onderzoeken naar de oorzaak zijn mogelijk, maar de oorzaak valt niet altijd vast te stellen (2,5).
Levensverwachting De levensverwachting van mensen met een verstandelijke handicap is de laatste tijd enorm toegenomen. Zo blijkt dat de levensverwachting van mensen met het syndroom van Down is toegenomen van nog geen tien jaar in de jaren twintig tot ruim vijftig jaar in de jaren negentig. De huidige levensverwachting van mensen met een (zeer) lichte verstandelijke handicap is ongeveer gelijk aan die van mensen zonder verstandelijke handicap. Mensen met een matige of (zeer) ernstige verstandelijke handicap hebben nu een levensverwachting van rond de vijftig jaar (2).
Indelingen Er kan niet gesproken worden over dé verstandelijke handicap. Het betreft hier een zeer diverse groep mensen met uiteenlopende beperkingen, maar ook met uiteenlopende mogelijkheden. Daarnaast hoeft een verstandelijke handicap niet altijd uiterlijk zichtbaar te zijn. Vroeger werd alleen onderscheid gemaakt naar verstandelijk functioneren. Tegenwoordig worden ook onderverdelingen gemaakt naar ervaringsordeningen en sociaal-emotioneel functioneren. De onderverdelingen naar verstandelijk functioneren en ervaringsordeningen liggen in elkaars verlengde. De ervaringsordeningen geven bij de niveaus van verstandelijk functioneren aan hoe de desbetreffende personen de wereld om zich heen beleven. Naast het verstandelijk functioneren is het ook belangrijk te weten in welke sociaalemotionele fase een persoon verkeert, omdat er bij mensen met een verstandelijke beperking vaak sprake is van een grote discrepantie tussen verstandelijk en sociaal-emotioneel functioneren. De onderstaande indelingen zijn globaal, er zijn geen strikte grenzen tussen de indelingen. Indeling naar verstandelijke handicap
Zeer lichte verstandelijke handicap Betrokkenen functioneren op het verstandelijk niveau van ongeveer 11-16 jaar (IQ-score: 70-80); zij kunnen mogelijk geheel zelfstandig of met enige begeleiding zelfstandig wonen en een beroep uitoefenen;
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
16
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Lichte verstandelijke handicap Betrokkenen functioneren op het verstandelijk niveau van ongeveer 7-11 jaar (IQ-score: 50 à 55-70); zij kunnen in staat worden geacht te lezen en te schrijven;
Matige verstandelijke handicap Betrokkenen functioneren op het verstandelijk niveau van ongeveer 4-7 jaar (IQ-score: 35 à 40-50 à 55); deze personen kunnen worden getraind om een aantal vaardigheden (bijv. ADL, arbeidsmatige activiteiten) min of meer zelfstandig uit te voeren;
Ernstige verstandelijke handicap Betrokkenen functioneren op het verstandelijk niveau van ongeveer 2-4 jaar (IQ-score: 20-35 à 40); deze personen kunnen eenvoudige symbooltaal begrijpen;
Zeer ernstige verstandelijke handicap Betrokkenen functioneren op het verstandelijk niveau tot ongeveer 2 jaar (IQscore: tot 20); deze personen kunnen hoogstens signaaltaal begrijpen.
Vaak wordt er ook een tweedeling gehanteerd Licht verstandelijk gehandicapten (personen met een (zeer) lichte of matige verstandelijke handicap). (Zeer) ernstige verstandelijk gehandicapt. Ongeveer de helft van de mensen met een verstandelijke handicap heeft een (zeer) lichte of matige handicap, de andere helft heeft een (zeer) ernstige verstandelijke handicap. In het verlengde van niveaus van verstandelijke handicap zijn de ervaringsordeningen van Timmer-Huigens verhelderend
De lichaamsgebonden ervaringsordening is kenmerkend voor mensen met een zeer ernstige verstandelijke handicap. Deze mensen beleven de wereld vooral vanuit hun lichamelijkheid. Zintuiglijke indrukken en ervaringen nemen daarom een belangrijke plaats in. Mensen in deze ervaringsordening leggen geen verbanden tussen dingen en / of gebeurtenissen en er is geen scheiding tussen het ‘ik’ en de omgeving.
De associatieve ervaringsordening is kenmerkend voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap. Het leggen van verbanden tussen verschillende gebeurtenissen die elkaar opvolgen of bij elkaar horen neemt in deze ordening een centrale plaats in.
De structurerende ervaringsordening is kenmerkend voor mensen met een matige verstandelijke handicap. Deze personen kunnen op een structurerende manier ordenen en verbanden beoordelen en doorzien.
De vormgevende ervaringsordening is typerend voor mensen met een (zeer) lichte verstandelijke handicap. Zij zijn in staat iets persoonlijks, extra’s toe te voegen aan de bestaande structuur. Het aankunnen van zelfbepaling en verantwoordelijkheid is daarbij belangrijk.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
17
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Het is ook mogelijk een onderverdeling in sociaal-emotioneel niveau te maken Adaptiefase of fase van zich veilig voelen (0-6 maanden); Eerste socialisatiefase of fase van fundamenteel vertrouwen en hechting (6 18 maanden) Individualisatiefase of fase van autonomie en zelfdifferentiatie (18-36 maanden); Fase van initiatief of fase van egostructurering (3-5 jaar); Fase van vaardigheids- en ondernemingslust (5-11 jaar); Fase van identiteit (11-21 jaar); Fase van intimiteit en voortplanting (21 jaar en ouder). Het komt vaak voor dat mensen met een verstandelijke handicap verstandelijk gezien in een verdere fase verkeren dan sociaal-emotioneel gezien. Er worden dan meer eisen aan hen gesteld dan zij sociaal-emotioneel aankunnen waardoor gedragsproblemen kunnen ontstaan. Het is dus zowel belangrijk te weten wat het niveau van verstandelijke handicap van een persoon is als wat het sociaalemotionele niveau is (2,5).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
18
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Verstandelijke handicap en bewegen Inleiding Sport is niet weg te denken uit onze maatschappij. Meer dan tien miljoen Nederlanders beoefenen één of meer sporten bij één van de 29.000 sportverenigingen, 1800 fitnesscentra en sportscholen of gewoon zelf in ongeorganiseerd verband. Bij de sportverenigingen zijn ongeveer 1,2 miljoen vrijwilligers actief. En de publieke belangstelling voor sport bij evenementen en op de televisie is enorm. Sport en beweging zijn onontbeerlijk voor een goede gezondheid. Daarom heeft het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport in 2001 de nota ‘Sport, bewegen en gezondheid’ uitgebracht. Hierin wordt beschreven op welke wijze sport en bewegen invloed hebben op het behalen van gezondheidswinst en het terugdringen van gezondheidsrisico's. Een belangrijk uitvloeisel van deze nota is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De Nederlandse Norm Gezond Bewegen is in 1998 vastgesteld en werd afgeleid van internationale richtlijnen. De norm verschilt per leeftijdsgroep en is vastgesteld op minimaal 5 dagen in de week 30 minuten matig intensief bewegen. Deze 30 minuten mogen in verschillende blokken uitgevoerd worden (bijvoorbeeld 3 x 10 minuten per dag past ook binnen deze norm). De Nederlandse Norm Gezond Bewegen per leeftijdsgroep
Jeugd (onder de 18 jaar) Dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie).
Volwassenen (18-55 jaar) Een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week.
55-plussers Een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week (10,12,13).
Er bestaat een belangrijk verschil tussen het verbeteren van gezondheid en het verbeteren van fitheid. Gezondheidswinst wordt al bereikt met activiteiten met een lage tot matige intensiteit. Regelmatig wandelen, fietsen, traplopen, tuinieren enzovoorts leveren al een behoorlijke gezondheidswinst op. Echter, om fit te worden is meer nodig. Dit komt omdat we fitheid anders definiëren. Een internationaal gehanteerde definitie van lichamelijke fitheid is “ het vermogen om spierarbeid bevredigend uit te voeren”. Een manier om de fitheid te verbeteren is om de intensiteit te verhogen (11).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
19
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
De sporter met een verstandelijke handicap Er kan niet gesproken worden van dé sporter met een verstandelijke handicap. De grote diversiteit aan oorzaken van een verstandelijke handicap en de ruime variëteit in het niveau van functioneren maken dit onmogelijk. Voor elke sporter met een verstandelijke handicap moet apart worden bekeken op welk niveau sportbeoefening mogelijk is. Ook voor mensen met een verstandelijke handicap zijn diverse niveau´s van sportbeoefening mogelijk. Van recreatie, waarbij plezier voorop staat, prestatie niet belangrijk is en spelregels naar behoeven worden verzonnen of aangepast, tot wedstrijd sport, waarbij gespeeld wordt volgens de spelregels van (inter-) nationale sportbonden. Verder kunnen mensen met een verstandelijke handicap ook deelnemen aan sportactiviteiten volgens het concept van de Special Olympics. In dit kader worden trainingen en wedstrijden georganiseerd waarbij de sporters worden ingedeeld naar diverse sportprestatieniveau´s. Iedereen kan dus meedoen en heeft een kans om te winnen. Lang achtte men wedstrijdsport niet geschikt voor mensen met een verstandelijke handicap, omdat men twijfelde aan het vermogen van deze mensen om het verliezen van een wedstrijd op een goede manier te verwerken. Inmiddels heeft de ervaring echter geleerd dat dit geen probleem hoeft te zijn. Via wedstrijdsport kan het verwerken van teleurstellingen, een onderdeel van het normale leven, juist spelenderwijs worden geoefend. Mensen met een verstandelijke handicap hebben vaker dan de gemiddelde bevolking bijkomende lichamelijke beperkingen of handicaps. Er bestaat een grote variëteit in de aard van deze beperkingen en in de frequentie van voorkomen. Het gaat voornamelijk om epilepsie, cerebrale spasticiteit, aangeboren afwijkingen aan het hart en de longen, visuele stoornissen en gehoorverlies. Dit betekent een extra kwetsbaarheid tijdens sportbeoefening en er moet dan ook voldoende rekening worden gehouden met de lichamelijke beperkingen. Vooral motorische vaardigheden waarbij coördinatie en evenwicht een grote rol spelen kunnen een probleem zijn. De verminderde coördinatie vergroot de kans op het ontstaan van blessures. Sport kan echter een belangrijke rol spelen bij het trainen van de basale coördinatie. Vanwege hun leer- en aanpassingsmoeilijkheden hebben mensen met een verstandelijke handicap vaak extra begeleiding nodig. De intellectuele beperkingen van deze sporters komen vaak tot uiting in complexe spel- en sportvormen, zoals teamsporten waarin moet worden samengespeeld. Het ontbreekt dan aan een goed spelinzicht; spelsituaties worden niet altijd evenwichtig beoordeeld en de sporters worden snel uit het ritme gehaald. Er moet extra aandacht besteedt worden aan de wijze waarop de overdracht van trainingsdoelen plaatsvindt, aan het plezier, aan het voorkomen van ontsporingen voor wat betreft de intensiteit en de duur van de lichamelijke activiteit en aan het afremmen van bewegingen die aanleiding kunnen zijn voor blessures. Daarnaast is het van belang dat begeleiders weten dat lichamelijke klachten zeer wisselend worden ervaren en gemeld. Soms wordt er zwaar overdreven, soms worden klachten beperkt en minder spontaan weergegeven. Continuïteit in de begeleiding zorgt in dit kader voor een snelle herkenning van verschillen in individuele interactiepatronen. Mensen met een verstandelijke handicap zijn vaak
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
20
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
heel open en eerlijk in het uiten van hun gevoelens. Vrolijkheid straalt er vaak vanaf. Aan de andere kant worden ook frustraties openlijk beleefd. Deze intense beleving van emoties vraagt eveneens om een goede begeleiding door de sportleiders. Wanneer men op basis van ervaring en gezond verstand rekening houdt met het individuele niveau van functioneren en een juiste inschatting maakt van de lichamelijke mogelijkheden, is voor vrijwel iedere persoon met een verstandelijke handicap een sportactiviteit te vinden. Individuele sporten als judo, atletiek, zwemmen, gymnastiek en paardrijden zijn geschikt. Maar ook teamsporten als voetbal, korfbal, hockey en handbal komen in aanmerking. Buiten deze sporten zijn er nog veel meer sporten die door mensen met een verstandelijke handicap beoefend kunnen worden. NebasNsg is de Nederlandse sportorganisatie voor mensen met een beperking. Bij NebasNsg zijn ongeveer 600 sportverenigingen aangesloten. Veel van deze verenigingen zijn opgericht voor sporters met een beperking. Daarnaast komen er ook steeds meer reguliere sportverenigingen waar mensen met een beperking lid zijn. Ongeveer 30.000 mensen met een beperking of chronische aandoening sporten of bewegen regelmatig. Het sportaanbod is zeer gevarieerd: individueel of in een team, in verenigingsverband of ongeorganiseerd. Met steeds meer sportbonden werkt NebasNsg samen om integratie van sporters met een beperking te ondersteunen en te bevorderen. Takken van sport worden aan reguliere sportbonden overgedragen. De sportbonden hebben veel kennis op het sporttechnische vlak in huis waar ook sporters met een beperking gebruik van kunnen maken. Na integratie van een sport blijft NebasNsg op de achtergrond aanwezig om de belangen van de sporters zo goed mogelijk te behartigen (3,4,13).
De fysiologische effecten van sporten Het effect van training kan het eenvoudigste worden bestudeerd door de veranderingen als volgt in te delen 1. Veranderingen die plaatsvinden op weefselniveau, dus biochemische aanpassingen Aërobe aanpassingen Er vinden drie belangrijke aërobe aanpassingen plaats in de skeletspier, voornamelijk als gevolg van duurtraining o Toename in het myoglobinegehalte; o Toename in de oxydatie (afbraak) van koolhydraten (glycogeen); o Toename in de oxydatie (afbraak) van vetten.
Anaërobe aanpassingen o Verbetering van het fosfaat-(ATP-CP-) systeem; o Verbetering van de anaërobe glycolyse (melkzuursysteem).
Aanpassingen met betrekking tot snelle en langzame spiervezels
2. Aanpassingen van het cardiorespiratoire systeem Cardiorespiratoire aanpassingen in rust Training heeft vijf belangrijke veranderingen tot gevolg die in rust tot uiting komen
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
21
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
o
o
o
o o
Verandering in de grootte van het hart Toename in het ventrikelvolume (op uithoudingsvermogen getraind); Toename in dikte van de ventrikelwand (niet op uithoudingsvermogen getraind). Lagere slagfrequentie van het hart (bradycardie) Lagere concentratie van (nor-) adrenaline in het bloed; Grotere parasympathische activiteit (vagotonus); Geringere orthosympathische activiteit. Groter slagvolume van het hart (HMV = SV x HF) Hypertrofie van het hart; Grotere contractiliteit van het myocard. Een toename van het bloedvolume en het hemoglobinegehalte Veranderingen in capillaire dichtheid en hypertrofie van skeletspieren
Aanpassingen tijdens submaximale belasting o Geen verandering of een geringe afname in Vo2 o Afname in het glycogeenverbruik door de spier Toename in oxidatie van vetzuren. o Afname in melkzuurproductie; hogere anaërobe drempel Toename in de oxidatie van vetzuren; Geringer 02 tekort; Groter verbruik van melkzuur als metabole brandstof; Toename in aantal en grootte van de mitochondriën. o Geen verandering of een geringe afname in het hartminuutvolume o Groter slagvolume van het hart Hypertrofie van het hart; Grotere contractiliteit van het myocard. o Lagere slagfrequentie van het hart Geringere orthosympathische activiteit; Lagere concentratie van (nor-) adrenaline in het bloed.
Aanpassingen tijdens maximale belasting o Toegenomen maximaal aëroob uithoudingsvermogen (Vo 2 max.) Grotere stroomsterkte van het bloed (groter hartminuutvolume); Groter arterioveneus 02 verschil in het spierweefsel. o Toegenomen hartminuutvolume Groter slagvolume van het hart. o Toegenomen slagvolume van het hart Hypertrofie van het hart; Grotere contractiliteit van het myocard. o Geen verandering in de slagfrequentie van het hart o Verhoogde melkzuurproductie Grotere activiteit van glycolytische enzymen. o Geen verandering in de spierdoorbloeding (stroomsterkte van het bloed per kg actief spierweefsel) Het hartminuutvolume wordt over een grotere spiermassa verdeeld.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
22
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Aanpassingen van de ademhaling o Toename van het maximale ademminuutvolume Groter ademteugvolume; Grotere ademfrequentie. o Effectievere longventilatie o Grotere longvolumes en – capaciteiten o Grotere diffusiecapaciteit
3. Andere trainingseffecten Veranderingen in lichaamssamenstelling Door training vinden de volgende veranderingen plaats in lichaamssamenstelling o Afname in het totale vetgehalte van het lichaam o Geen verandering of een geringe toename van de vetvrije massa o Een geringe afname van het lichaamsgewicht Het grootste deel van deze veranderingen, in het bijzonder het verlies van vet, komt vooral duidelijk tot uiting bij dikke mensen en in veel mindere mate bij mensen die al mager zijn. Het verlies van lichaamsvetten is afhankelijk van het evenwicht tussen energieopname en het energieverbruik. Het totale energieverbruik wordt niet bepaald door de snelheid waarmee je beweegt, maar meer door de totale afstand die daarbij wordt afgelegd (of de totale duur dat je actief bent).
Veranderingen in het cholesterol- en triglyceridengehalte van het bloed Wanneer het lichaam regelmatig belast wordt, neemt zowel het cholesterol- als het triglyceridengehalte van het bloed af. Dit effect is vooral duidelijk bij mensen die voordat ze beginnen met trainen van beide een hoge bloedspiegel hebben.
Veranderingen in bloeddruk Na training is de bloeddruk bij een vergelijkbare submaximale belasting lager dan voor de training. Bovendien wordt er bij mensen met hypertensie (hoge bloeddruk) een aanzienlijke daling waargenomen in de rustwaarde van zowel de diastolische als de systolische druk.
Veranderingen in acclimatisatie aan warmte Onder warmte acclimatisatie verstaat men fysiologische aanpassingen die ons in staat stellen met minder hinder te werken onder warme (weers-)omstandigheden. Training veroorzaakt een hoge graad van acclimatisatie aan warmte, zelfs wanneer de training op zich niet plaatsvindt onder warme weersomstandigheden.
Veranderingen in bindweefselstructuren o Veranderingen in het skelet De veranderingen die als gevolg van training optreden in het skelet houden verband met de intensiteit van de training o Veranderingen in ligamenten en pezen Training vergroot de stevigheid (trekvastigheid) van ligamenten en pezen. Ook wordt de aanhechting aan het bot sterker. Hierdoor kunnen grotere weerstanden worden opgevangen, waardoor de kans op blessures kleiner wordt
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
23
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
o
Veranderingen in gewrichtskraakbeen De invloed van training op gewrichten komt misschien wel het duidelijkste tot uiting in de verdikking die optreedt in het gewrichtskraakbeen
Factoren die de effecten van training beïnvloeden o De intensiteit van de training Als de intensiteit toeneemt levert dit een grotere verbetering op van de meeste fysiologische functies. Het beste resultaat wordt bereikt als de intensiteit, frequentie en duur van de training toeneemt o De frequentie en duur van de training Als de frequentie en duur toeneemt, levert dit een grotere verbetering op van de meeste fysiologische functies. Het beste resultaat wordt bereikt als de intensiteit, frequentie en duur van de training toeneemt. o De aard van het trainingsprogramma, dat wil zeggen, de specificiteit van trainingseffecten Specificiteit en de soort belasting; Specificiteit met betrekking tot spiergroepen; Specificiteit van trainingsprogramma’s. o Aanleg De soort oefeningen die het trainingsprogramma voorschrijft. o Het behoud van trainingseffect Het grootste deel van de nuttige effecten van training bereikt in een periode van vier tot acht weken na het beëindigen van de training weer het niveau van voor de training. Een aantal trainingseffecten, zoals de toename in Vo2max en de afname in melkzuurproductie tijdens submaximale belasting, kan een aantal maanden gehandhaafd worden door te blijven trainen met een frequentie van één of twee dagen per week (1).
Psychologische en sociale effecten van sporten Buiten dat sport de gezondheid bevordert zijn er nog meer effecten die bij mensen met een verstandelijke handicap door sporten teweeggebracht kunnen worden. Het psychologische en sociale effect van sport komt met name tot uiting in Een toename van het zelfvertrouwen en de zelfstandigheid; Een verhoging van het dagelijkse activiteitenniveau; Een toenemend vermogen om het vaak geïsoleerde leefmilieu los te laten; Een grotere kans op sociale contacten; Een toename van de werkprestaties; Een actievere houding in de maatschappij; Een toename van de mobiliteit; Een grotere kans op socialisatie en intergratie in de maatschappij; Het ervaren van plezier in de sport . De vreugde die het bewegen, het sportief bezig zijn, met zich meebrengt blijkt tot de belangrijkste motieven te behoren om deel te nemen aan sportactiviteiten; De persoonlijke voldoening; De ontwikkeling van persoonlijke normen en waarden; In de sport staan de mogelijkheden en niet de beperking centraal;
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
24
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Sportbeoefening lijkt te kunnen zorgen voor kostenreductie in de gezondheidszorg, vermindering van aanpassingen en speciale voorzieningen en de vermindering van de afhankelijkheid en de hulp van anderen (3,4).
Effecten van niet sporten Lichamelijke inactiviteit is een veel voorkomend probleem bij mensen met een verstandelijke handicap, dit heeft tot gevolg dat het arbeidsvermogen drastisch kan afnemen, dat de neuromusculaire coördinatie verslechtert en dat de mate van obesitas toeneemt. Door deze lichamelijke en psychische verslechtering neemt de attractiviteit van het bewegen af en de moeite om te bewegen toe. Uit een toename van het een volgt een toename van het ander. Hierdoor neemt men nog minder deel aan sport en verslechtert de lichamelijke en psychische gesteldheid nog verder. Voor een deel van de mensen met een verstandelijke handicap komt hier vaak nog bij dat ze een relatief inefficiënte spieractiviteit hebben. De inactiviteit en de minder efficiënte spieractiviteit resulteren in het vervroegd ontstaan van vermoeidheid (3,4).
Houding van de niet gehandicapte omgeving Wanneer validen worden geconfronteerd met mensen met een (zichtbare) handicap, valt over het algemeen de handicap het eerst op en bepaalt deze ook de eerste reactie. De aandacht van de valide persoon is gericht op het ‘anders zijn’ van de ander. De valide kan hierdoor onzeker worden; een gedragsverandering die mensen met een handicap vaak direct signaleren en die zij als belemmerend kunnen ervaren. Hierdoor kan het wederzijdse contact geblokkeerd worden. Er bestaat drempelvrees bij de potentiële deelnemers, zowel bij de mensen met als zonder handicap, en er is een zekere terughoudendheid bij de sportorganisaties om activiteiten te organiseren die op intergratie gericht zijn. Het blijkt vooralsnog moeilijk om de deur van de validensportverenigingen en bonden voor mensen met een handicap permanent open te zetten (4).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
25
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Eindproducten Inleiding Om de wisselwerking tussen de cliënten en begeleidend- en ondersteunend personeel optimaal te laten verlopen moeten beide partijen op hun niveau worden voorgelicht over het nut van meer sporten / bewegen. De cliënten zijn niet goed te bereiken met een folder omdat deze niet of nauwelijks zal worden gelezen. Aangezien een promotievideo op het niveau van de cliënten is en er dus belangrijke en essentiële informatie voor het begeleidend- en ondersteunend personeel ontbreekt, zal een video geen goed medium kunnen zijn om het begeleidend- en ondersteunend personeel optimaal te kunnen informeren.
Video Het eerste idee was om voor de cliënten een folder en / of posters te maken om hen te informeren over het nut van meer sporten / bewegen. Deze ideeën hebben wij besproken met het locatiehoofd van Woonvoorziening de Spil. Uit het gesprek kwam naar voren dat folders en posters bijna niet gelezen worden door de cliënten. Wat de cliënten echter wel aanspreekt is het videojournaal van Ons Tweede Thuis dat één keer per twee maanden wordt uitgebracht. Hierdoor is het idee ontstaan om een video voor de cliënten te maken, waarin verschillende sporten worden belicht en gepromoot. Aangezien de opdracht bestond uit het promoten van fitness bij de cliënten van Woonvoorziening de Spil zijn er afspraken gemaakt met de opdrachtgevers bij Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer om twee groepen cliënten van Ons Tweede Thuis, die bij hen fitnessen, te filmen. Niet iedereen zal fitness even leuk vinden, daarom is er gekozen voor een opzet van meerdere sporten, zodat de cliënten meer inzicht krijgen wat voor sporten er nog meer zijn. Om de inhoud van de film een vertrouwde indruk te laten maken voor de cliënten zijn er twee interviews afgenomen bij cliënten van Woonvoorziening de Spil die hun mening over fitness / bewegen geven. De criteria die voor het maken van de video zijn aangehouden Inhoud o Is de informatie correct en recent; o Worden de meest essentiële punten behandeld; o Is de informatie relevant voor de doelgroep.
Presentatie o Is de film logisch en systematisch opgebouwd en daardoor makkelijk te volgen.
Technische kwaliteit o Is de kwaliteit van het beeld en het geluid goed; o Zijn de opnamen goed d.w.z. goede close-ups, goede afstand tot de spreker.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
26
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Aantrekkelijkheid o Zijn de beelden die men gebruikt van belang om het onderwerp duidelijk te maken; o Zijn de getoonde situaties herkenbaar; (6) o Zijn de sfeer en de toon goed d.w.z. niet afstotelijk, storend, ergerlijk .
Folder Een presentatie voor het begeleidend- en ondersteunend personeel van Woonvoorziening de Spil leek ons een goede manier om hen te informeren over het nut van meer sporten / bewegen. Dit idee kon helaas geen doorgang vinden aangezien het begeleidend- en ondersteunend personeel niet geïnteresseerd was in een presentatie. Om hen toch te kunnen informeren is er besloten een folder te maken voor het begeleidend- en ondersteunend personeel van Woonvoorziening de Spil. Hierdoor kunnen zij zelf beslissen of zij meer willen weten over het nut van meer sporten / bewegen. De belangrijkste informatie over meer sporten / bewegen komt terug in de folder, dit is onder andere Bewegen en gezondheid; Voordelen sporten / bewegen; Effecten van niet sporten; Bewegingsadvies. De criteria die voor het maken van de folder zijn aangehouden Voorlichtingsdoel en doelgroep o Is het doel van de folder duidelijk; o Is het duidelijk voor wie de folder bestemd is.
Inhoud o Is de informatie juist; o Is de informatie compleet; o Staat er in bij wie de doelgroep voor vragen terecht kan.
Tekst o Worden er eenvoudige en korte zinnen gebruikt (gemiddeld niet meer dan 15 woorden per zin); o Zijn zinnen met ‘worden’ zoveel mogelijk vermeden; o Zijn medische of andere moeilijk termen voorzien van uitleg; o Zijn woorden maar voor een uitleg vatbaar; o Wordt de lezer persoonlijk aangesproken met je of u; o Gebruikt men consequent dezelfde termen door de hele folder; o Is het taalgebruik concreet; o Is het aantal taalfouten nul.
Lay-out o Is de indeling van de tekst overzichtelijk; o Geven de titels en tussenkopjes aan wat de lezer ervan kan verwachten; o Zijn er bijvoorbeeld foto’s, tekeningen die de tekst verduidelijken; o Is het gekozen lettertype minimaal 2 mm hoog; (6) o Ziet de folder er aantrekkelijk uit .
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
27
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Conclusie De vraagstelling luidt: “Hoe licht je cliënten, begeleidend- en ondersteunend personeel, van Woonvoorziening ‘De Spil’ voor, om fitness en bewegen in algemene zin te stimuleren”.
Uit deze beroepsopdracht kunnen twee conclusies worden getrokken. De eerste conclusie zal antwoord geven op de vraagstelling, de tweede conclusie zal gaan over of de voorlichting het gewenste effect heeft bereikt en er dus meer cliënten van Woonvoorziening de Spil zijn gaan sporten. Aangezien de cliënten van Woonvoorziening de Spil niet of nauwelijks notie hebben van een folder en / of posters maar daarentegen wel te bereiken zijn via een video, is het ontwikkelen van een video met daarin het voorlichten op de voorgrond, de beste manier om de cliënten van Woonvoorziening de Spil voor te lichten. Het voorlichtingsmateriaal voor het begeleidend- en ondersteunend personeel heeft weer een andere insteek nodig. Er is namelijk sprake van een ander niveau en een andere prioriteit. Bij het begeleidend- en ondersteunend personeel ligt de nadruk op het stimuleren tot sporten / bewegen en bewust maken van het nut van sporten / bewegen. Een folder is de beste manier om het begeleidend- en ondersteunend personeel te bereiken. Er kan namelijk zelf worden besloten of de folder wordt gelezen. Het voordeel van een folder is dat het niet tijdrovend is en kan meerdere malen worden gelezen. Daarnaast hoeft Ons Tweede Thuis ook geen extra overuren uit te betalen, wat met een presentatie die in eerste instantie zou worden gegeven, wel het geval zou zijn. De conclusie op de hoofdvraag is dat voor Woonvoorziening de Spil een video en een folder waarschijnlijk de meest effectieve manieren van voorlichten zijn. Of dit ook daadwerkelijk de meest effectieve manieren zijn kan nu nog niet gezegd worden, aangezien het pas na enige tijd duidelijk wordt of er meer cliënten zijn gaan sporten. Daarvoor zijn er twee inventarisaties nodig die in tabel 1 en 2 staan uitgeschreven. Tabel 1 geeft weer hoeveel cliënten van Woonvoorziening de Spil in oktober 2005 aan het sporten / bewegen zijn. Tabel 2 gaat na inventarisatie in januari 2006 aangeven of er meer cliënten van Woonvoorziening de Spil na demonstratie van de video zijn gaan sporten / bewegen. Dus een echte conclusie valt er op dit moment nog niet te trekken. De voorlichting die aan Woonvoorziening de Spil gegeven wordt, geldt niet automatisch voor alle voorzieningen van Ons Tweede Thuis of andere instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap als de meest effectieve manier. Dit zal voor elke voorziening apart individueel beoordeeld moeten worden.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
28
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Inventarisatie cliënten die sporten op Woonvoorziening de Spil oktober 2005 Sporten Fysio-Fit (Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer) Sportschool Individueel fietsen Gezond en fijn (ander project voor fitness / meer bewegen, initiatief van een sportschool in Alphen a/d Rijn) Zwemmen Paardrijden Badminton
Aantal cliënten 6 3 1 2 1 1 1
(Tabel 1, inventarisatie oktober 2005)
Aantal cliënten die sporten: Aantal cliënten die niet sporten:
15 15
Inventarisatie cliënten die sporten op Woonvoorziening de Spil januari 2006 Sporten Fysio-Fit (Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer) Sportschool Individueel fietsen Gezond en fijn (ander project voor fitness / meer bewegen, initiatief van een sportschool in Alphen a/d Rijn) Zwemmen Paardrijden Badminton
Aantal cliënten 6 3 1 2 1 1 1
(Tabel 2, inventarisatie januari 2006)
Aantal cliënten die sporten: Aantal cliënten die niet sporten:
15 15
Na vergelijking van de inventarisaties van oktober 2005 en van januari 2006 kunnen we de volgende conclusie trekken: Tussen oktober 2005 en januari 2006 is geen van de niet sportende cliënten gaan sporten. De volgende oorzaken kunnen hieraan ten grondslag liggen De video is na de demonstratie niet meer vertoond, waardoor niet alle cliënten deze bekeken hebben; De video was niet pakkend genoeg om de cliënten te stimuleren tot meer sporten / bewegen; Er is te weinig stimulatie geweest vanuit het begeleidend personeel om de cliënten te stimuleren tot meer sporten / bewegen; De tijd om de cliënten voldoende te kunnen stimuleren is te kort geweest om resultaat te behalen; De folder werd na één keer lezen niet meer ingekeken door het begeleidend personeel, waardoor het stimuleren van de cliënten te niet werd gedaan.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
29
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Discussie Keuze voorlichtingsmateriaal De opdracht was in eerste instantie het promoten van een fitnessprogramma binnen Ons Tweede Thuis, door middel van een brief, videoreportage of een campagne. Tijdens de opdracht bleek de nadruk echter meer op voorlichten dan op promoten te liggen. Hierop volgend is er in samenspraak met de opdrachtgevers besloten voorlichtingsmateriaal te gaan ontwikkelen. Na verschillende literatuur te hebben geraadpleegd ontstond het idee om voor de cliënten een folder en / of posters te maken en voor het begeleidend- en ondersteunend personeel een presentatie te houden. Nadat er bekend was dat de opdracht plaats zou vinden op Woonvoorziening de Spil is er een gesprek geweest met het locatiehoofd van Woonvoorziening de Spil. Tijdens het gesprek werden de ideeën aan de het locatiehoofd voorgesteld. Zij was echter van mening dat onze ideeën niet tot het gewenste effect zouden leiden. De folder en de posters zouden niet door de cliënten worden opgemerkt en de presentatie zou niets toevoegen aan de kennis van het begeleidend- en ondersteunend personeel. Daarnaast speelde de financiële kant ook een rol. Het kost Ons Tweede Thuis te veel geld om de overuren voor deze presentie uit te betalen. In het gesprek kwam naar voren dat het videojournaal, dat Ons Tweede Thuis eens in de twee maanden uitbrengt, goed wordt bekeken door de cliënten. Hieruit vloeide het idee voort om een video te gaan maken, over sporten en de voordelen van meer bewegen. Om het begeleidend- en ondersteunend personeel toch te informeren over het nut van meer bewegen is er in plaats van een presentatie gekozen voor een folder.
Eigen visie op de literatuur Om meer achtergrondkennis op te doen over mensen met een verstandelijke handicap en hun mogelijk- en onmogelijkheden van bewegen zijn er verschillende bronnen geraadpleegd. Hieruit kwam naar voren dat mensen met een verstandelijke handicap heel goed in staat zijn om te sporten. Er zijn alleen meer aandachtspunten dan bij de niet gehandicapte sporter. Hierbij kan gedacht worden aan de navolging van de spelregels, de correcte uitvoering van een oefening, de omgang met mede sporters etc. Dat de spelregels niet altijd worden nagevolgd of dat de oefening keer op keer verkeerd wordt uitgevoerd, wil niet zeggen dat er onwil in het spel is, maar dat er vaak niet goed wordt begrepen wat de bedoeling is. Dit is een belangrijk punt om te onthouden als er met mensen met een verstandelijke handicap gesport gaat worden. Iedereen met een verstandelijke handicap is uniek, er moet per dag gekeken worden hoe de stemming, lichamelijke en emotionele gesteldheid is. De wijze van omgang met mensen met een verstandelijke handicap is daarnaast ook gerelateerd aan het niveau van de handicap. Mensen met een lichte verstandelijke handicap zullen beter in staat zijn om bijvoorbeeld de regels op een correcte wijze na te leven en zullen minder begeleiding en ondersteuning nodig hebben dan mensen met een matige of zware verstandelijke handicap. De mate van begeleiding en ondersteuning is persoons- en sportgebonden.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
30
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
De mate van de verstandelijke handicap is in te delen in vijf niveau’s (zeer licht, licht, matig, ernstig en zeer ernstig). Ondanks de indeling in de verschillende niveau’s van de verstandelijke handicap zijn er veel individuele verschillen.
Bewegingsprogramma’s bij verschillende instellingen voor mensen met een verstandelijke handicap Er is een klein onderzoek uitgevoerd bij verschillende instellingen om na te gaan of er gebruik gemaakt wordt van bewegingsprogramma’s en of er voorlichting wordt gegeven over het nut van sporten / bewegen aan mensen met een verstandelijke handicap. De conclusie, die hieruit kan worden getrokken, is dat er op de onderzochte instellingen geen gebruik gemaakt wordt van specifieke bewegingsprogramma’s. Ook wordt er geen voorlichting gegeven over het nut van sporten / bewegen. Er wordt echter wel aandacht besteed aan het feit dat de cliënten voldoende sporten / bewegen. Dit gebeurt vaak vanuit de cliënten zelf, het begeleidend personeel dat hen stimuleert of op vraag van ouders / curatoren.
Knelpunten De beroepsopdracht is gestart aan het begin van de zomervakantie. Vanwege afwezigheid van verschillende contactpersonen door onder andere vakanties, duurde het erg lang voor het projectplan definitief was goedgekeurd en er bekend was op welke woonvoorziening van Ons Tweede Thuis de opdracht plaats zou vinden. Hierdoor begon de definitieve realisatiefase later dan de werkelijke planning. Tijdens de definitie- en ontwerpfase zijn er heel veel ideeën ontstaan over de eindproducten en hoe dit te realiseren. Aangezien de zomervakantie was begonnen waren de computerlokalen op de Tafelbergweg gesloten (in de weken 29 t / m 33). Dit hebben wij opgelost door een laptop mee te nemen. Tijdens de eerste afspraak was de laptop vergeten, waardoor er een internetcafé opgezocht moest worden. Het eerste gesprek met het locatiehoofd van Woonvoorziening de Spil verliep niet helemaal als verwacht, er was namelijk geen communicatie geweest tussen de sectormanager en het locatiehoofd waardoor deze niet op de hoogte was van de reden van ons bezoek. Hierdoor begon het gesprek nogal stroef. Na enige uitleg over de opdracht verliep het gesprek beter en reikte zij goede ideeën aan voor het vervolgen van onze opdracht. Hiermee was meteen het volgende knelpunt geboren, een video maken. Met het maken van een video hadden geen van ons ervaring en de tijd was relatief kort. Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer was bereid mee te werken en er kon tijdens twee verschillende groepen van cliënten van Ons Tweede Thuis (waaronder ook cliënten van Woonvoorziening de Spil) die aan het fitnessen waren, gefilmd worden. De andere beelden zijn met enige creatieve oplossingen en eigen inzet verkregen. Tijdens de zomervakantie is de audiovisuele dienst van de Tafelbergweg verhuisd. Hierdoor was op het moment dat de video gemonteerd moest worden geen montage ruimte beschikbaar. De oplossing was bij een van de groepsleden thuis de video monteren.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
31
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Deze beroepsopdracht wordt niet tegelijk met andere beroepsopdrachten uitgevoerd waardoor de eindpresentatie pas in januari 2006, samen met de andere presentaties, gehouden zal worden. Voor deze opdracht is het een pluspunt omdat in januari er waarschijnlijk resultaten te zien zijn van onze voorlichtingscampagne in de zin van dat er meer (of minder) cliënten van Woonvoorziening de Spil zijn gaan sporten. Hierdoor is het ook pas mogelijk om in januari 2006 de definitieve conclusie te trekken.
Wat is de rol van het begeleidend- en ondersteunend personeel bij het stimuleren van de cliënten, in een begeleid zelfstandige woonvoorziening, tot meer sporten / bewegen? Cliënten die begeleid zelfstandig wonen worden in principe geacht zelf in staat te zijn aan te geven of zij willen sporten en welke sport zij willen beoefenen. Dit is in de praktijk helaas niet het geval. Cliënten die sporten echt leuk vinden of worden gestimuleerd door familie / curatoren etc. zullen eerder gaan sporten. Cliënten die niet geïnteresseerd zijn in sporten of er niet aan denken, zullen in de praktijk minder snel zelfstandig gaan sporten. Ook de risico’s van niet sporten is vaak niet bekend bij hen. Als er geen stimulatie is vanuit ouders / curatoren of van het begeleidend en / of ondersteunend personeel zal deze groep cliënten niet gaan sporten met alle gevolgen van dien. Hierop komt de vraag: “Moet het begeleidend- en ondersteunend personeel de cliënten, ondanks dat ze begeleid zelfstandig wonen, vaker stimuleren tot meer sporten / bewegen en voorlichting geven over het nut van sporten / bewegen in algemene zin?”
Aanbevelingen Aanbevelingen voor Ons Tweede Thuis Uit de beroepsopdracht zijn er een aantal aanbevelingen voor een vervolg opdracht voor Ons Tweede Thuis naar voren gekomen.
Het uitzoeken van sportverenigingen die openstaan voor mensen met een verstandelijke handicap, zodat cliënten van Ons Tweede Thuis daar kunnen gaan sporten zonder tegen maatschappelijke problemen aan te lopen en op de juiste manier begeleiding kunnen krijgen. Deze aanbeveling is naar voren gekomen tijdens een gesprek met het locatiehoofd van Woonvoorziening de Spil. Het begeleidend- en ondersteunend personeel weet vaak niet waar mensen met een verstandelijk handicap kunnen sporten. Daarnaast bestaat het probleem dat de niet gehandicapte sporters de cliënten niet accepteren door hun beperking.
Het punt wat hierboven beschreven is: “Moet het begeleidend- en ondersteunend personeel de cliënten, ondanks dat ze begeleid zelfstandig wonen, vaker stimuleren tot meer sporten / bewegen en voorlichting geven over het nut van sporten / bewegen in algemene zin?”. Deze aanbeveling kwam zeer sterk naar voren tijdens onze beroepsopdracht. Aangezien dit niet bij hun taken hoort, zijn wij van mening dat hierop wel gelet moet worden.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
32
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Aanbevelingen voor Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer Voor Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer zijn er geen aanbevelingen uit de beroepsopdracht naar voren gekomen. Naar ons inziens is er het maximale gedaan, middels deze en voorgaande beroepsopdrachten, om de cliënten van Ons Tweede Thuis aan het fitnessen te krijgen. Daarom zijn wij van mening dat een vervolgopdracht geen meerwaarde zal hebben.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
33
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Samenvatting De scriptie ‘Bewegen of stilzitten’ is tot nu toe de laatste in een reeks van vier scripties die voor Fysiotherapeutisch Instituut Kudelstaart / Aalsmeer in samenwerking met stichting Ons Tweede Thuis, een stichting voor mensen met een verstandelijke handicap, geschreven is. De vraagstelling luidt: “Hoe licht je cliënten, begeleidend- en ondersteunend personeel, van woonvoorziening De Spil, voor om fitness en bewegen in algemene zin te stimuleren.” Voor de cliënten is er een voorlichtingsvideo ontwikkeld waarin voorlichting wordt gegeven over waarom sporten / bewegen goed voor je is. Daarnaast komen er verschillende sporten, waaronder fitness, naar voren. Deze video is bedoeld voor mensen met een lichte verstandelijke handicap, maar kan ook voor andere instellingen gebruikt worden. Voor het begeleidend- en ondersteunend personeel is er speciaal een folder geschreven om hen te informeren over wat de gevolgen zijn van wel en niet sporten. Het doel dat met deze folder moet worden bereikt, is dat het begeleidend- en ondersteunend personeel in staat wordt geacht de informatie in eigen woorden te kunnen overbrengen op de cliënten van Woonvoorziening de Spil indien dit nodig mocht zijn. Mensen met een verstandelijke handicap zijn goed in staat om te sporten. Er zijn alleen meer aandachtspunten dan bij de niet gehandicapte sporter. Hierbij kan gedacht worden aan de navolging van de spelregels, de correcte uitvoering van een oefening, de omgang met mede sporters etc. Dat de spelregels niet altijd worden nagevolgd of dat de oefening keer op keer verkeerd wordt uitgevoerd, wil niet zeggen dat er onwil in het spel is, maar dat er vaak niet goed wordt begrepen wat de bedoeling is. Dit is een belangrijk punt om te onthouden als er met mensen met een verstandelijke handicap gesport gaat worden. Iedereen met een verstandelijke handicap is uniek, er moet per dag gekeken worden hoe de stemming, lichamelijke en emotionele gesteldheid is. De conclusie van deze beroepsopdracht kan op dit moment nog niet worden vastgesteld. Dit omdat het niet direct meetbaar is of de video en de folder hebben geleid tot een actievere leefstijl van de cliënten van Woonvoorziening de Spil.
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
34
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Literatuurlijst Boeken 1. E.L. Fox, R.W. Bowers. M.L. Foss, Fysiologie voor lichamelijke opvoeding, sport en revalidatie, Utrecht, Uitgeverij LEMMA, 1995 2. Dr. M.A. Maaskant, Epidemiologie en classificatie van verstandelijke handicap, uit: Bijblijven 1999, Houten, Bohn Stafleu Van Loghum, 1999 3. NebasNsg, Sporten kan iedereen. Sportmogelijkheden voor mensen met een beperking of chronische aandoening, Amsterdam, Uitgeverij SWP, 1997 4. L.H.V. Woude, van der, Sport voor mensen met een beperking, Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 2001 5. J.H.J. Zwets & H. Kars, Medische zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, Houten/Diegem, Bohn Stafleu Van Loghum, 1997 6. N. Maertens, N. Maris, Patiëntengericht voorlichten, Amsterdam, Uitgeverij SWP, 2000
Scripties 7. Beijerbergen, T. Boer, de, G. Haans, S. Kuiper, V. Richtlijn ‘trainingsprogramma voor verstandelijk gehandicapten’. (juli 2004) Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam. 8. Elderkamp, B. Wolffenbuttel, F. Time to move, verstandelijk gehandicapten in beweging. (januari 2004) Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam. 9. Hoen, ‘t, N. Kaaij, van der, N. Knol, S. Fitness, iets voor jou? (juni 2005) Amsterdam, Hogeschool van Amsterdam.
Internet 10. www.bewegingsvraagstukken.nl 11. www.groningenbeweegt.nl 12. www.minvws.nl 13. www.nebasnsg.nl 14. www.onstweedethuis.nl
Artikelen 15. De effecten van een bewegingsprogramma in een dagcentrum voor verstandelijk gehandicapten. Bewegen & Hulpverlening, volume 17 (2000) pagina 42 t/m 53 16. Mercx, M, ‘Praktijkwerk: campagnes. De voorbereiding.’ In: Tijdschrift gezondheidsvoorlichting, februari (2002) 17. Mercx, M, ‘Praktijkwerk: schriftelijke voorlichting.Folder, brochure of…?.’ In: Tijdschrift gezondheidsvoorlichting, augustus (2002) 18. Mercx, M, Stegerhoek, R, ‘Praktijkwerk: schriftelijke voorlichting aan allochtonen. Hoe schrijf ik zelf een folder of brochure?.’ In: Tijdschrift gezondheidsvoorlichting, november (2002) 19. Van Woerkum, C, ‘Communiceren is geen informatieoverdracht, deel 1. Spreken, denken, dóen.’ In: Tijdschrift gezondheidsvoorlichting, juni (2001)
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
35
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
20. Van Woerkum, C, ‘Communiceren is geen informatieoverdracht, deel 2.Reflecteren, bezinnen, dóen.’ In: Tijdschrift gezondheidsvoorlichting, juli / augustus (2001)
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
36
orten /
rsoneel
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Bijlage 1 De Folder ‘Bewegen of stilzitten’ Informatie over sporten / bewegen voor begeleidend- en ondersteunend personeel Inleiding Deze folder is ontworpen voor het begeleidend- en ondersteunend personeel van Ons Tweede Thuis. In de folder kunt u de hoofdregels over het nut van sporten / bewegen voor mensen met een verstandelijke handicap lezen. Waarom deze folder? Iedereen is bekend met het feit dat de mens momenteel te dik wordt. Dit heeft een aantal oorzaken. De mens eet minder vaak gevarieerd, ongezonder, onregelmatiger en er wordt minder gesport etc. Dit is ook een hedendaags probleem bij veel cliënten van Woonvoorziening de Spil. Met behulp van deze folder wordt er een handreiking geboden voor begeleidend- en ondersteunend personeel om sporten / bewegen voor de cliënten te stimuleren. Bewegen en gezondheid Regelmatig bewegen met een matige intensiteit (zonder buiten adem te raken) leidt al tot een verbetering van uithoudingsvermogen, spierkracht, lichaamssamenstelling en algeheel welbevinden. De kans op onder andere suikerziekte, overgewicht en botontkalking neemt hierdoor af. De algehele gezondheid wordt niet alleen bevorderd, het hart- en vaatstelsel wordt hierbij ook getraind. Het gevolg hiervan is dat je beter in je vel zit, minder snel vermoeid raakt en meer plezier kan beleven tijdens bewegingsactiviteiten (3,4). Voordelen sporten / bewegen Het lichamelijk functioneren wordt positief beïnvloed door sportbeoefening: Spiergroepen worden versterkt; Gewrichten worden geactiveerd; De algehele conditie wordt verbeterd; Afname van spiermassa wordt tegen gegaan; De spijsverteringsorganen worden gunstig beïnvloed; De bloedsomloop wordt gestimuleerd; De werking van de ademhalingsorganen wordt gestimuleerd; De werkingssnelheid van het zenuwstelsel wordt verhoogd; Coördinatie van bewegingen wordt verbeterd. Buiten dat sport de gezondheid bevordert zijn er nog meer effecten die door sporten teweeggebracht kunnen worden. Het psychologische en sociale effect van sport komt met name tot uiting in: Een toename van zelfvertrouwen en zelfstandigheid; Een verhoging van het dagelijkse activiteitenniveau; Een toenemend vermogen om het vaak geïsoleerde leefmilieu (b.v. Woonvoorziening) los te laten;
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
37
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Een grotere kans op sociale contacten; Een toename van werkprestaties; Een actievere houding in de maatschappij; Een grotere kans op socialisatie en intergratie in de maatschappij; Het ervaren van plezier in de sport; De ontwikkeling van persoonlijke normen en waarden; In de sport staan de mogelijkheden en niet de beperking centraal; Sportbeoefening lijkt te kunnen zorgen voor kostenreductie in de gezondheidszorg, vermindering van aanpassingen en speciale voorzieningen en de vermindering van de afhankelijkheid en de hulp van anderen (1,3,4).
Effecten van niet sporten Lichamelijke inactiviteit heeft tot gevolg dat het arbeidsvermogen drastisch kan afnemen, dat de spiercoördinatie kan verslechteren en dat de mate van overgewicht kan toenemen. Door deze lichamelijke en psychische verslechtering neemt de activiteit van het bewegen af en de moeite om te bewegen toe. Hierdoor kan men in een negatieve spiraal terecht komen, waardoor prestaties in alle opzichten kunnen afnemen (3,4). Bewegingsadvies De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor volwassenen is minimaal 5 dagen in de week 30 minuten matig intensief bewegen. Wanneer men rekening houdt met het individuele niveau van functioneren en een juiste inschatting maakt van de lichamelijke mogelijkheden, is voor vrijwel iedere persoon met een verstandelijke handicap een sportactiviteit te vinden. Individuele sporten als fitness, judo, atletiek, zwemmen, gymnastiek en paardrijden zijn geschikt. Maar ook teamsporten als voetbal, korfbal, hockey en handbal komen in aanmerking (10,12).
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
38
Beroepsopdracht ‘Bewegen of stilzitten’
Bijlage 2 De video ‘Bewegen of stilzitten’
Sybren van Berkel, Linda Bloemheuvel en Inge de Vlieger
39