Kennisdossier bewegen Bewegen is heel belangrijk. Het helpt mensen gezond te houden en verhindert dat mensen ziek worden. Dit geldt ook voor ouderen en chronisch zieken. Medici geven alle burgers het advies om meer te bewegen. Toch is het heel moeilijk om dit ook te doen en vol te houden. Wat vinden ouderen en chronisch zieken hier nu zelf van? Wat zijn volgens hen succes- en faalfactoren? Zorgbelang Gelderland heeft voorjaar 2013 een e-panel over deze vraag gehouden onder haar achterban: patiëntenverenigingen, ouderenbonden, cliëntenraden, WMO-raden, GGZbelangenorganisaties en gehandicaptenorganisaties. In dit kennisdossier vindt u een verslag van dat e-panel. De resultaten van dit e-panel zijn vervolgens vergeleken met de visie van hulpverleners en onderzoekers. Inhoudsopgave: 1. Visie ouderen en chronisch zieken op thema bewegen (verslag e-panel) 2. Visie hulpverleners en onderzoekers op thema bewegen 3. Het vergelijken van de visie van hulpverleners / onderzoekers op het thema bewegen met de visie van ouderen en chronisch zieken zelf
Visie ouderen en chronisch zieken op thema bewegen Verslag e-panel voorjaar 2013 Ouderen en mensen met een chronische aandoening bewegen te weinig Wat vindt onze achterban daar van? Auteur: Femke Heijmans In de maanden mei en juni is er door Zorgbelang Gelderland een enquête uitgevoerd onder haar achterban. Met name ouderen en chronisch zieken hebben gereageerd op deze enquête.
“Ondanks het feit dat ik al op jeugdige leeftijd met de ziekte van Bechterew werd geconfronteerd ben ik altijd in beweging gebleven. Ik was lid van een gymnastiekvereniging en ging zwemmen in zwembad of in zee. Er waren dagen dat ik bijna niet voor- of achteruit kon door de pijn in mijn gewrichten maar ik bleef toch op de een of andere wijze in beweging. Ik kreeg de dartkriebels, jarenlang ben ik lid van een club geweest. Toen ben ik in de seniorenflat zelf een dartclub opgestart die dit jaar het vijftien jarig jubileum mag vieren. Zo kan jouw hobby ook tot bewegen van anderen leiden.”
Allerlei onderwerpen over sport en bewegen kwamen aan bod in de enquête. Niet alleen welke sport en beweegactiviteiten men doet, maar ook tevredenheid met het aanbod aan sportmogelijkheden, redenen om niet te sporten, eventuele interesses in sport en beweegactiviteiten. De uitkomsten van deze enquête zijn belangrijk om een beeld te schetsen van de belevingswereld van onze achterban omtrent het thema bewegen. Vinden zij bewegen leuk, noodzakelijk, lastig, frustrerend, goed voor de gezondheid? En hoe is hun beweeg gedrag? Is er genoeg aanbod of moet dat aanbod toch specifieker? “We doen wat we kunnen. Nadeel van sporten is dat het niet alleen dat halve uurtje kost, maar feitelijk de hele dag. Je moet je prepareren om te gaan sporten, daarna douchen, omkleden en de rest van de dag heb je geen energie meer. Als er een sport of iets dergelijks bedacht wordt, waardoor het geen energie kost maar oplevert en je de rest van de dag er profijt van kunt hebben, denk ik dat heel Nederland dat wel wil gaan doen. Ik althans wel. Nu is het keuzes maken tussen wat nodig is en wat je leuk vindt. Je hebt maar beperkte energie en die wil je voor jezelf zo optimaal benutten.”
De respondenten De enquête is ingevuld door 248 respondenten, waarvan 100 mannen en 120 vrouwen. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 61 jaar. 150 respondenten hebben aangegeven dat ze een chronische aandoening hebben en 95 respondenten hebben aangegeven dat ze geen chronische aandoening hebben.
Ervaring eigen gezondheid Op de vraag hoe men zijn of haar eigen gezondheid ervaart wordt positief geantwoord. Er zijn 100 respondenten die hun gezondheid redelijk vinden en 66 respondenten die hun gezondheid goed vinden. Daar staan 10 respondenten tegenover die hun gezondheid slecht vinden en 64 respondenten die hun gezondheid matig vinden. Onder de groep respondenten die hun gezondheid als slecht ervaart heeft maar liefst 90% een chronische aandoening. Dit lijkt wel mee te spelen, want in de andere groepen ligt dat percentage beduidend lager (10% bij goed, 69% bij redelijk en 35% bij matig). Beweeggedrag Wat natuurlijk ook kan mee spelen bij het goed of slecht ervaren van je eigen gezondheid is het beweeggedrag van de respondenten. In de enquête is gevraagd hoe vaak per week men 30 minuten matig intensief beweegt. Uit de resultaten van de enquête kunnen we halen dat de meesten wel regelmatig bewegen. Zo beweegt 27% iedere dag, 24% beweegt de meeste dagen (van de week) en
30% beweegt enkele dagen (van de week). De groep die enkele dagen beweegt is de grootste groep. Dan is er ook nog 6% die 1 dag in de week beweegt en 13% die nooit beweegt. Als we dit dan naast de antwoorden leggen die zijn gegeven op de vraag “hoe ervaart u uw gezondheid”, dan ontstaat er een interessant beeld. Bij zowel de groep respondenten die aangaf dat zij hun gezondheid als goed ervaren als de groep die ‘redelijk’ aangaf wordt er door de meerderheid de meeste dagen of iedere dag van de week 30 minuten matig intensief bewogen. Bij de groepen respondenten die hun gezondheid als matig of slecht ervaren wordt door de meerderheid maar enkele dagen per week 30 minuten matig intensief bewogen. Meer bewegen? Vervolgens is de vraag gesteld of men vindt dat men meer zou moeten bewegen. Hierop antwoordt een krappe meerderheid “ja” (52%). De respondenten die vinden dat ze meer moeten bewegen bestaat voor het grootste deel uit mensen die enkele dagen per week bewegen (33%) en daaropvolgend uit mensen die de meeste dagen van de week bewegen (29%) of iedere dag van de week bewegen (24%). Opvallend is dat de mensen die 1 dag in de week (14%) of nooit (19%) bewegen in de minderheid zijn. Drempels die we moeten overwinnen om te gaan bewegen De twee belangrijkste drempels die uit de enquête naar voren kwamen waren “mijn gezondheid laat het niet toe” en “tijdgebrek – te druk”. Vaak willen mensen wel maar kunnen ze door hun aandoeningen gewoonweg niet. Iemand geeft bijvoorbeeld het volgende aan: “Ik heb erg veel aandoeningen en zeer weinig energie. Ik maak gebruik van een scootmobiel en buitenshuis een rollator. Ik kan niet meer dan ongeveer 20 min. lopen met de rollator. Ik probeer het vaker te doen dan paar keer per week. Het hangt af van mijn gesteldheid en de weersomstandigheden. Ik probeer ook zoveel mogelijk in mijn eigen buurtje naar de super te gaan, dan loop ik ook in de winkel en als ik erg moe ben, dan rust ik in de winkel even uit.” Ik ben helaas te ziek. Ik ben al aan het trainen om i.p.v. geheel bedlegerig zo'n paar uurtjes per dag in de rolstoel te kunnen zitten. Je hebt maar beperkte energie en die wil je voor jezelf zo optimaal benutten.”
Verder worden er ook verschillende drempels genoemd die indirect te maken hebben de gezondheid van de respondenten. Drempels zoals een stoma, pas ondergane operaties, bewegingsbeperkingen, pijnklachten, stijfheid, afhankelijkheid van mantelzorg en vermoeidheid. Maar ook een gebrekkige conditie (veroorzaakt door een aandoening) kan een drempel zijn.
“Een drempel is mijn conditie na een longverwijdering i.v.m. longkanker (4 jaar geleden), een plaat in mijn rug en een mat in mijn buik.”
Wat opvalt is dat gebrek aan tijd een factor is die door de gehele enquête loopt. Samen met “mijn gezondheid laat het niet toe” is het dan ook de voornaamste drempel die mensen tegenhoudt om te gaan sporten en bewegen. Over tijdgebrek wordt het volgende gezegd: “Ik heb er niet altijd voldoende tijd voor. Bovendien ontbreekt mij ook de discipline. Je moet ook een beetje moed verzamelen om je flink in te spannen.” “Ik werk full time en hou alleen maar van fietsen en wandelen. Ik fiets wel iedere dag, maar ik zou meer moeten fietsen of wandelen in de avonduren.”
“Bewegen is altijd goed, maar wanneer je 58 bent, dagelijks 8 uur werkt en daardoor 10,5 uur van huis bent. Gemiddeld 8 uur moet slapen. Gemiddeld 2 uur ‘s morgens nodig hebt om op gang te komen. Dat is bij elkaar 20,5 uur waardoor er nog 3,5 uur overblijft om aan andere zaken te besteden zoals eten, bewegen en plegen van herstelmomenten, dan is de dag dus veel te kort, of omdat ik ouder wordt, leef ik veel te traag.”
“Mijn werk is een drempel. Ik ben werkzaam in de nachtdienst, sta laat op en dan heb ik geen zin meer om te bewegen.” “Ik ben te intensief bezig met mijn sociaal netwerk.” “Ik heb onvoldoende tijd. Soms is het lastig te combineren met werk, gezin en huishouden.” “Ik doe veel vrijwilligerswerk waar administratie een groot deel van uitmaakt. Dat impliceert veel zitten.” “Veel werk(druk), sociale en financiële en onzekerheid, en dan onvoldoende puf hebben nog extra te sporten. Geen geld voor de sportschool.”
Het gebrek aan tijd valt vaak samen met de druk die men voelt van de samenleving. Mensen geven aan dat ze een drukke baan hebben, het huishouden met een baan moeilijk kunnen combineren en dan ook nog een sociaal leven hebben waar ze veel tijd in stoppen. Tijdens het ouder worden wordt die druk niet minder, maar lichamelijke klachten wel meer. Verder spelen ook financiën, andere bezigheden die leuker zijn en geen zin hebben in bewegen een rol, maar dan wel in veel mindere mate. Sporten In de enquête wordt een onderscheid gemaakt tussen sporten en bewegen. Immers een half uur tuinieren kan al vallen onder matig intensief bewegen, maar is geen sport. Op de vraag of men een sport beoefent, antwoordt 62% nee en 38% ja. Van die 38% die wel sport doet de meerderheid (65%) dit 1 of 2 maal per week. Daarna is er 22% die 3 maal per week sport en 5% die 5 maal per maand sport. Aansluiting van het aanbod Er zijn vaak allerhande initiatieven en beweegmogelijkheden voor ouderen en mensen met een chronische aandoening. Maar sluiten deze ook wel daadwerkelijk aan op wat deze doelgroep nu eigenlijk wil? In de enquête is gevraagd of men zich kan vinden in het huidige aanbod en de meningen zijn verdeeld. Al zeggen wel ongeveer evenveel mensen ‘ja’ als ‘nee’ (respectievelijk 60% tegenover 58%). Opvallend is dat er onder de mensen die vinden dat het aanbod niet aansluit op hun behoefte meer gesport wordt en ook meer dagen per week gesport wordt dan onder de mensen die vinden dat het aanbod wel aansluit op hun behoeften. “Soms zijn de initiatieven Als reden waarom men het aanbod aansluitend vindt zijn onder andere de volgende antwoorden gegeven: Omdat er altijd aanpassingen van mijn wensen mogelijk zijn. Ik heb binnen het fitnesscentrum keuze uit veel mogelijkheden. Ik kan zelf de tijd indelen. Ik kan in overleg een programma voor mijzelf samenstellen. Goede begeleiding. Er is genoeg keuze in mijn omgeving.
te duur, te elitair, te veel dwang. Ik moet en wil mijn eigen ritme bepalen.”
Als reden waarom men het aanbod niet vindt aansluiten zijn onder andere de volgende antwoorden gegeven: Ik heb heel onregelmatige werktijden. De mogelijkheden zijn niet geschikt voor ouderen. De kans op blessures te groot in het sportaanbod. Het is te duur.
Er is weinig aanbod voor mensen met autisme. Ik ben er te gehandicapt voor. Geen aanbod voor jongeren met een chronische aandoening (alleen 50+). Het is te intensief, te stresserend. Er wordt geen/te weinig rekening gehouden met fysieke beperkingen.
Wat helpt om meer te bewegen? Volgens de respondenten zijn er wel dingen die kunnen helpen om drempels te overwinnen en meer te gaan sporten en bewegen. De meningen zijn daarover zeer uitlopend. Er gaan stemmen op om de verantwoordelijkheid bij de ouderen en mensen met een chronische aandoening neer te leggen. Mensen verplichten wordt genoemd, net zoals meer wilskracht hebben, doorzetten en niet te gauw naar een scootmobiel verlangen. Maar ook goede “Op een plezierige begeleiding, overtuiging, plezier brengen in sporten en “De moed jezelf te zijn” ongedwongen wijze in kleine worden genoemd. Het meest wordt aangegeven dat het hebben van meer tijd stapjes de pret van sporten bij heel erg zou helpen. Ook wordt sporten met een groep mensen die in dezelfde te brengen, Niets moet, maar mag en vooral onderling veel situatie zitten als drempelverlagend gezien. Dit weegt dan weer zwaarder dan lachen (is goed voor de bijvoorbeeld het hebben van een maatje om mee te sporten. In de enquête gezichtsspieren) wel onder worden ook een aantal goede ideeën geopperd om mensen aan het bewegen te deskundige begeleiding. Ook krijgen. Genoemd wordt: voor velen moet het financieel haalbaar zijn.”
“Goede fysiotherapie om in beweging te komen en daarna te blijven. Ik moet bijvoorbeeld een nieuwe knie hebben maar door fysio kan ik het uitstellen maar ik krijg niets meer vergoed.”
“Eerst iemand ervan overtuigen dat het werkelijk goed voor hem/haar is, mits met grote regelmaat toegepast. Aangepaste begeleiding. Op maat gemaakt bewegingsprogramma met evaluatie. En kijken wat van toepassing is om iemand te motiveren. Indien niet te motiveren dan de kwaliteit van leven als argument gebruiken: eerder afhankelijk worden van (hulp van) anderen en eerder overlijden”
“Dicht bij huis tegen een geringe vergoeding in groepsverband kunnen sporten. Voor (lichamelijk, zintuiglijk en verstandelijk) gehandicapten zijn voorzieningen op maat nodig.”
“Door de gemeenten een financiële bijdrage te laten geven of gratis ergens te kunnen bewegen.”
“Sportscholen die een speciaal programma hebben voor ouderen met pijn aan het bewegingsapparaat.”
“Het moet gezellig zijn, samen in een groep waardoor er een zekere mate van "sociale controle" is, men moet er het doel van inzien, waarom het goed is, laagdrempelig.”
“Een groep waarin ze zich veilig en beschermd weten.”
“Minder energie verliezen door fouten/ paperassen zorginstanties, administratie, organiseren om iets simpels rond te krijgen.”
“Meer mogelijkheden voor begeleiding tijdens voor en na het sporten (dus bijvoorbeeld vervoer, aan en uitkleedhulp), beter overzicht van de mogelijkheden in de buurt. Het zou mooi zijn als verzekeraars bijvoorbeeld contracten aangaan met hotels. Die hebben vaak een klein en verwarmd bad dat op bepaalde uren nauwelijks gebruikt wordt. Als de verzekeraar deals maakt voor kamerhuur op rustige tijden bijvoorbeeld zouden veel mensen met een beperking daar kunnen gaan zwemmen, nog even uitrusten en weer naar huis.”
“Goede begeleiding, goedkoop en makkelijk vervoer naar een sportschool, kleedkamers die zich op de begane grond bevinden.”
“Mogelijkheden dichtbij creëren; financieel mogelijk, dus voor mensen met alleen AOW of klein inkomen een financiële tegemoetkoming van gemeente / rijk / ziektekostenverzekering.”
“Veel ouderen denken, als ze vermoeid zijn na een keer zich ingespannen te hebben, dat ze het niet kunnen, dat ze er te oud voor zijn. Mentaliteitsverandering en begeleiding (kan ook door vrijwilligers) kan hen helpen door te zetten.”
“Een maatje of een groep waar ze mee samen kunnen bewegen. Misschien in sommige situaties extra stimulans bijvoorbeeld vanuit de zorgverzekeraar: één keer per week sporten = eigen bijdrage of eigen risico omlaag?”
“Denk als de ouder of chronische zieken aangepast sporten kunnen, op hun niveau. En dit ook meer met geld ondersteuning wordt gedaan dat er meer gesport wordt. Want heel veel ouderen willen wel maar kunnen het niet bekostigen.”
“Bemiddeling in sociale contacten en sociale activering, zoals dagbesteding met tai chi.”
“De mogelijkheid om in een sporthal onder begeleiding te gaan sporten: dan weer partijtje voetbal, volleybal, basketbal etcetera etcetera.”
“Sporten met een maatje of lotgenoten.”
Aanbevelingen De uitkomsten van de enquête hebben een mooi beeld gegeven van aanbevelingen. Er zijn veel goede ideeën door patiënten aangedragen en knelpunten naar boven gekomen. Dit is weer te geven in twee sets aanbevelingen. Eén set voor de professional (fysiotherapeut, sportverenigingen, initiatiefnemers vanuit welzijnswerk of gemeente) en één set voor de patiënt. Aanbeveling van patiënten aan professionals Belangrijk is dat professionals het sporten en de beweegactiviteiten laagdrempelig houden. Volgens patiënten houdt dat onder andere het volgende in: Sporten met een goede begeleiding wordt als belangrijk ervaren. Het niveau van de beweegactiviteit of sport aanpassen aan het individu (of bij een lotgenoten groep aan de groep). Houd rekening met de secundaire voorwaarden om te kunnen sporten. Denk bijvoorbeeld aan een kleedkamer op de begane grond, aan en uitkleedhulp, toegankelijke entree, mogelijkheid om te rusten. Trek de mensen die helemaal geen zin hebben in beweging met iets anders over de streep. Laat de insteek niet zijn dat je moet bewegen, maar dat bewegen een bijzaak is. Voorbeelden kunnen zijn een koffie uurtje in een buurthuis, maar dan wel met zijn allen wandelend naar het buurthuis of een dagje uit organiseren waarbij ze veel moeten lopen (denk maar aan een dagje Keukenhof) . Het aanzetten tot bewegen begint al met een mentaliteitsverandering. Moe zijn of wat spierpijn hebben hoeft niet altijd slecht te zijn. Neem dit ook mee in de begeleiding. Bied financiële verlichting door middel van een bijdrage van de verzekering, gemeente of overheid. Mogelijkheden dichtbij huis aanbieden of de mogelijkheid van vervoer aanbieden.
Patiënten hebben bepaalde eisen aan de groep waarin ze sporten; aanwezigheid van lotgenoten, ze willen zich thuis en veilig voelen, sociale controle, het maatjes effect. Een speciaal programma bieden voor ouderen of mensen met een chronische aandoening. Verzorgend personeel deskundig bevorderen en inzetten om mensen te activeren.
Aanbevelingen van patiënten aan andere patiënten Door de respondenten wordt het gedrag van patiënten flink aan de kaak gesteld. Er wordt aangegeven dat er genoeg aanbod is, maar dat men zelf over die drempel heen moet stappen. Er wordt ook aangegeven dat men meer wilskracht moet hebben op het gebied van bewegen en zoveel mogelijk moet proberen zichzelf in conditie te houden. Er zijn natuurlijk zowel voor als tegen argumenten voor deze stellingen. Ook zijn er de volgen tips uit gekomen voor mensen die weinig bewegen: Zoek een maatje. Iemand met wie je "een band" hebt. Dit werkt als een stok achter de deur. Heb een positieve instelling. In de buitenlucht bewegen is gratis en leuk. Heb vertrouwen in jezelf en je eigen kunnen. Maak het voor jezelf zo laagdrempelig mogelijk. Zo is de kans op terugval klein. Zoek iets wat dichtbij is en waar lotgenoten zijn. Begin al met bewegen als je jong bent, dat maakt het makkelijker als je ouder wordt. Zoek aansluiting bij een vereniging.
Visie hulpverleners en onderzoekers op thema bewegen Literatuuronderzoek
Iedereen in Beweging! ……maar hoe? “Toen ik MS kreeg kon ik niet meer tennissen. Toen ben ik maar gaan zeilen. Maar toen werd mijn been afgezet. Toch wilde ik volhouden, dus heb ik geleerd om te zwemmen met één been. Maar ik kan op de boot mijn evenwicht niet meer houden, dus moest ik toch stoppen met zeilen. Toen vond ik mijn oude vishengels in de schuur en toen ben ik dat maar gaan doen. Je kan toch niet bij de pakken neer gaan zitten.” Auteur: Femke Heijmans In Nederland wordt de Norm Gezond Bewegen gehanteerd om te bepalen of iemand voldoende beweegt. Deze norm houdt in dat volwassenen op tenminste vijf dagen per week minstens een half uur matig intensief moeten bewegen. Voor ouderen geld zelfs dat zij zeven dagen per week minstens een half uur matig intensief moeten bewegen. Iemand is inactief als hij of zij op geen enkele dag van de week minimaal een half uur matig intensief beweegt. Inactief zijn wordt beschouwd als een van de belangrijkste risicofactoren voor (verergering) van ziekten. Als je dit leest kan je jezelf afvragen “Hoe actief zijn ouderen en mensen met een chronische aandoening eigenlijk?” Ouderen en mensen met een chronische aandoening vinden bewegen belangrijk, ze vinden het prettig, willen graag in beweging blijven. Maar toch lukt dit niet altijd. Hoe komt het dan dat sommigen het lastig vinden om te (blijven) bewegen? En hoe komt het dat anderen juist wel dat beweegritme vinden en behouden? Door Zorgbelang Gelderland is een literatuuronderzoek naar dit onderwerp gedaan. De verwerking van de opgedane literatuur vindt u in dit artikel. De eerste stap naar bewegen. Tijdens een revalidatie traject wordt de eerste stap naar bewegen al genomen. Maar niet iedereen krijgt revalidatie en niet altijd wordt na de revalidatie periode het beweeggedrag vastgehouden. Een belangrijke rol hierin speelt de verwijzer. Vaak is dit de huisarts of medisch specialist. De rol van deze verwijzer is groot, maar kan beter benut worden. Uit het artikel “in beweging blijven”, van prof. Dr. Marijke Hopman – Rock, blijkt dat als 17 niet actieve mensen worden verwezen naar beweegprogramma’s of voorlichting krijgen, er slechts één is die uiteindelijk actief wordt. Daar kan nog al wat verbetering in komen. Toch is, volgens de directeur van het NIP Tinus Jongert, de doorverwijzing vanuit de eerstelijn naar lokale sport- en beweegaanbieders maar matig. Ook bij het actief houden van mensen kan de huisarts of medisch specialist een grote rol spelen. Men hecht immers waarde aan de mening van de professional. Worden wij beïnvloed? Om mensen aan het bewegen te krijgen en te houden wordt in de literatuur gezegd dat de invloed van vrienden en familie in belangrijke mate bijdraagt. Daarnaast worden ook genoemd factoren zoals toegankelijkheid van de faciliteiten, het sociale aspect van bewegen en materialen om thuis te kunnen bewegen, de intensiteit en de ervaren moeite, het ervaren van pijn, angst om zich in te spannen, gedachten dat gezondheid het niet toelaat, zichtbare lichamelijke beperkingen, beperkingen in het sociaal en mentaal functioneren, vermoeidheid en de eigen controle over de training van extra belang bij ouderen en mensen met een chronische aandoening. Waarom bewegen? Bewegen is goed voor de mens en gaat verergering van ziekten tegen. Maar dat is niet het enige wat bewegen ons kan opleveren. Tinus Jongert heeft de voordelen van bewegen voor ouderen op een rijtje gezet:
De zelfredzaamheid gaat omhoog. De participatie gaat omhoog. Valangst gaat omlaag. Cognitieve functies gaan omhoog.
Depressies gaan omlaag.
En nu over de streep! Er is al gezegd dat bewegen belangrijk is om verergering van ziekten tegen te gaan en welke factoren hierop van invloed zijn. Maar wat trekt een persoon volgens onderzoek nu over de streep om te gaan bewegen? Ontspanning. Verbeteren van de conditie. Sociale contacten. De mogelijkheid om anderen te ontmoeten en bijvoorbeeld achteraf koffie kunnen drinken. De accommodatie is veilig en schoon. Het aanbod is niet te competitief. Een gunstige prijs. Individueel afgestemd aanbod. Privacy. Goede informatie en persoonlijke aandacht van een instructeur (die op de hoogte is van het ziektebeeld). Wat houd je tegen? Naast factoren die mensen over de streep kunnen trekken zijn er natuurlijk ook factoren die mensen juist tegenhouden om te gaan bewegen. Volgens de KNGF standaarden beweeginterventies zijn de volgende factoren van belang: Mensen met chronische aandoeningen en ouderen voelen zich niet altijd welkom op sportaccommodaties. Het traditioneel aanbod wordt vooral ’s avonds aangeboden. Gebrekkige vervoersmogelijkheden en de kosten daarvan. Een niet aansprekend sportaanbod. Onbekendheid met het aanbod. De angst om te vallen. Angst voor blessures. Angst om de gezondheid in gevaar te brengen. Geldgebrek. Tijdgebrek. Een gebrek aan sportaccommodaties in de nabije omgeving. Wat kunnen we dan wel doen? Er zijn een aantal concrete handvaten om beweegactiviteiten voor ouderen en mensen met een chronische aandoening aantrekkelijk te maken. Onder andere de Alliantie Chronisch Zieken heeft hier goede tips voor. Een goed beweeg programma voor ouderen en mensen met een chronische aandoening behoort te bestaan uit: Een persoonlijke benadering op niveau van de patiënt, Intake gesprek (conditie, medicatie, pijn). Het stellen van een doel voor bewegen. Plan van aanpak maken. Wegnemen drempels barrières. Het opbouwen van sociale steun. Het versterken van gedrag door beloning. Structureel werken aan gedragsverandering rekening houdend met determinanten, individuele kenmerken, versterken zelfmanagement. Preventie van zittend gedrag en/of inactiviteit. Afbouw begeleiding / opbouw eigen activiteiten. Verder is volgens hulpverleners en onderzoekers het belangrijk dat er deskundige begeleiding is. Wanneer spreken we dan van een deskundige begeleiding? Uiteraard wanneer de begeleider een cursus heeft gehad op het gebied van sporten en bewegen, met aanvullend een cursus op het gebied van de aandoening. Maar ook wanneer de beweegactiviteit aansluit op het niveau van de deelnemer
(programma op maat), wanneer de begeleider uitlegt op een manier die begrijpelijk is voor de deelnemer, wanneer de begeleider zich actief opstelt tijdens de beweegactiviteit, wanneer er een map is met actuele gegevens (voorgeschiedenis / medicatie) en wanneer er een duidelijk aanspreekpunt (bv bij klachten) is. Naast begeleiding is het ook raadzaam om de keten rondom ouderen en mensen met een chronische aandoening te betrekken. Denk dan aan de patiëntenverenigingen, maar ook actieve doorverwijzingen van het revalidatiecentrum. De beweegactiviteit moet ook laagdrempelig zijn. Houd daarom rekening met een reële afstand van de woonomgeving van de deelnemer. Vergeet dan niet dat er veel gezondheidswinst is te behalen in de omgeving van de patiënt, denk aan parken voor dagelijkse beweging. Zorg dat de hoogte van de financiële bijdrage acceptabel is. Het bewegen met leeftijdsgenoten wordt belangrijk ervaren, bied hiervoor dus ook de ruimte. Verder is het laagdrempelig voor de deelnemer als deze zelf kan bepalen wanneer en hoe vaak hij/zij wil sporten en hoe vaak hij/zij mee wil doen aan de beweegactiviteit. Lotgenotencontact maakt de activiteit ook laagdrempelig. Bijvoorbeeld de mogelijkheid om na te tafelen (koffie uurtje), maar ook simpelweg het beiden van gezelligheid en mogelijkheid voor contact met anderen. Ook de accommodatie kan worden aangesloten aan de wensen zodat er meer aantrekkingskracht vanuit gaat. Denk dan aan een accommodatie die schoon en hygiënisch is, voldoende privacy bied, voldoende aangepast is aan de beperking(en) van de deelnemer en waar directe hulp aanwezig is (EHBO / AED, etc.).
Bronnen: Actieprogramma Taskforce, 2013 In beweging blijven, prof. Dr. Marijke Hopman - Rock, 2009 Fit for Life: (on)bereikbaar doel? Caroline van Lindert, 2009 Inleiding bij de KNGF-standaarden Beweeginterventies, P. Schermers, MSc; Drs. M.W.A. Jongert; Dr. ir. A.M.J. Chorus; Dr. ir. M.W. Verheijden, 2008 PPT Innovatieve beweegstimulering in de praktijk en thuis, Tinus Jongert, Patiëntprofielen, het juiste beweegaanbod voor elke patiënt, Tinus Jongert, Preventief bewegen in instellingen in de Ouderenzorg, G.J. Wijlhuizen; E.C.P.M. Tak; A.M.J. Chorus, 2011 Chronisch zieken en bewegen: een quick scan, Ir. Astrid MJ Chorus; Dr. Marijke HopmanRock, 2003 PASEO brengt organisaties in beweging, Erwin Tak; Katja van Vliet, 2011 Kwaliteitscriteria beweegactiviteiten voor mensen met een chronische ziekte Wat mensen met Astma of COPD beweegt, 2005
Vergelijking visie hulpverleners / onderzoekers met visie ouderen en chronisch zieken Conclusies Auteur: Femke Heijmans
De uitkomst van de enquête onder chronisch zieken en ouderen (onze achterban) geeft een mooi beeld van de attitude tegenover gezondheid en beweeggedrag. Het is interessant om dit beeld te vergelijken met de uitkomsten van het literatuuronderzoek. Strookt de visie van onderzoekers en professionals wel met het perspectief van de patiënt zelf? Het perspectief van de patiënten op de stelling “ouderen en chronisch zieken bewegen te weinig” loopt erg uiteen. Er is maar een krappe meerderheid die vindt dat ze meer moeten bewegen en binnen die krappe meerderheid zijn dan ook nog eens de mensen die al regelmatig bewegen oververtegenwoordigd. Dit geeft al wel een van de essenties van het probleem aan. De mensen die weinig bewegen vinden helemaal niet dat ze meer moeten bewegen. Men voelt zich moe, niet gezond en onder druk gezet door allerlei andere verplichtingen. Ook heerst er onder de respondenten de visie dat bewegen helemaal niet leuk is en iets is dat moet. In de artikelen van onderzoekers en hulpverleners komt dit probleem eigenlijk bijna niet naar voren. Sterker nog: er worden oplossingen gezocht om mensen die willen bewegen aan het bewegen te krijgen. Maar wat als bijna de helft van de mensen helemaal niet wilt bewegen? Diegene die wel willen bewegen moeten dan de twee door ouderen en chronisch zieken meest genoemde drempels overwinnen, namelijk gebrek aan tijd en een gezondheid die meer bewegen niet toestaat. Voor het gebrek aan tijd zijn zowel door de patiënten zelf als de professionals en onderzoekers goede oplossingen aangedragen. Ook de oplossing goede begeleiding (die overigens in beide artikelen door beide groepen wordt genoemd) zou kunnen helpen bij mensen met een minder goede gezondheid. Wat wel opvallend is dat er door professionals en onderzoekers vrij weinig wordt gerept over mentaliteitsverandering en het zelfbeeld van de gezondheid. Terwijl er vanuit patiëntenperspectief wel degelijk aan wordt gedacht. Uit de enquête onder ouderen en chronisch zieken blijkt ook wat het betekent voor patiënten om te (moeten) gaan bewegen of sporten. Er worden allerlei problemen ervaren die niet direct met een sport of beweegactiviteit te maken hebben. Bijvoorbeeld het omkleden, het vervoer, de tijden van thuishulp. Het is niet zomaar iets waar men binnen 5 minuten klaar mee is. Samengevat: de patiënt geeft aan dat ze over het algemeen vinden dat ze over een goede gezondheid beschikken. Diegene die meer willen bewegen zouden graag zien dat het aanbod beter aansluit. Voor diegene die weinig bewegen geldt dat ze dit niet graag willen en niet als nodig zien. Problemen bij beweeggedrag komen onder andere voort uit: kijk op eigen kunnen / eigen gezondheid, gebrek aan tijd, mentaliteit tegenover bewegen en organisatorische punten die nodig zijn om tot bewegen te komen.