Griffier van de Staten Geleidebrief informatief
Naam voorstel
13027407
Brief GS van 17 december 2013 over vennootschapsbelastingplicht overheidsbedrijven
Betreft vergadering
Commissie BFW
17 januari 2014
Te verzenden aan
Statenbreed
Verzenddatum
9 januari 2014
Commissiegriffier
Margreeth Trimpe │ 0118 - 63 14 37 │
[email protected]
Statenadviseur
Simon de Visser
Inhoudelijk ambtenaar
Ronald Verdurmen │ 0118 – 63 18 79 │
[email protected]
Verantwoordelijk bestuurder
C. van Beveren
│ 0118 - 63 15 94 │
[email protected]
Inhoudelijk Aanleiding
De vrijstelling van de vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven is in strijd met EU-staatssteunregels. Er is een wetswijziging aangekondigd waardoor de vrijstelling per 1 januari 2016 wordt afgeschaft. GS hebben Deloitte de opdracht gegeven om de mogelijkheden na te gaan de negatieve financiële gevolgen te beperken. Daarnaast heeft de fractie van de PVV een initiatiefvoorstel ingediend om de Westerscheldetunnel te defiscaliseren.
Bevoegdheid
GS voor het voorbereiden en onderzoeken. Besluitvorming ligt bij PS
Wat stellen GS voor?
• •
Toelichting
GS overleggen met ministerie van Financiën over mogelijke uitzonderingen voor de ZSP, WST en Evides; Nader onderzoek onder meer naar de mogelijkheden om de financiële gevolgen van de vennootschapsbelasting te beperken. Bij het onderdeel over de Westerscheldetunnel worden de waardevolle elementen uit het voorstel van de fractie van de PVV meegenomen. De te onderzoeken punten voor het onderdeel WST zijn in bijlage 3 opgenomen.
Er zijn twee lijnen. • Eerste lijn is: Lobbyen voor vrijstelling vennootschapsbelasting voor ZSP, WST en Evides aangezien de activiteiten van deze bedrijven niet leiden tot concurrentieverstoring. • Tweede lijn is: Wanneer er geen uitzondering komt voor deze bedrijven in de komende wetgeving, dan inzetten op het beperken van de financiële gevolgen. Dit kan door uit te gaan van zo laag mogelijke openingsbalansen. In de rapportage van Deloitte wordt ook gewezen op de mogelijke
belastingplicht van de provincie ten aanzien van grondexploitatie. GS gaan in hun brief hier niet nader op in. Kosten en dekking
GS vragen geen extra budget voor de kosten van de externe inhuur van het nadere onderzoek. De financiële gevolgen van het afschaffen van de vrijstelling van de vennootschapsbelasting per 2016 worden pas bekend bij het vaststellen van de nieuwe regelgeving.
Overige informatie
De brief wordt geagendeerd voor de commissie BFW, bij de behandeling van het Initiatiefvoorstel van de het lid Haaze, PVV, over defiscalisering Westerscheldetunnel.
11111111111111111111111111111111111111111111111111
13027407
Gedeputeerde Staten
de voorzitter van Provinciale Staten t.a.v. de statengriffier
bericht op brief van: l.rN
kenmerk:
PROVINCIE ZEElAND
ons kenmerk:
130271 05dg
afdeling:
Financiën
bijlage(n):
3
AFD. AFD. TERMIJN
behandelddoor:
R.G.I. Verdurmen
DATUM
2 0 OEC. J2013
doorkiesnummer:
0118-631879
DqC.NR.
l?J02J407
onderwerp:
Vennootschapsbelastingplicht overheidsbedrijven
verzonden:
2 0 DEC. 2013
56
Middelburg,
AMBT.
p, JOOS)(:
ZAAK NR. CLASS. ~----------------~
17 december 2013
Geachte voorzitter, Per brief van 12 juli 2013, kenmerk 13013966dg, hebben wij u geïnformeerd over de opvatting van de Europese commissie, dat het in strijd met de EU-staatssteunregels is als overheidsbedrijven worden vrijgesteld van vennootschapsbelasting. De Staatssecretaris van Financiën heeft daarom een wetswijziging aangekondigd, die er toe leidt dat deze vrijstelling per 1 januari 2016 wordt afgeschaft. De financiële consequenties voor de provincie zijn in die brief becijferd op circa € 4 mln. structureel minder inkomsten. Met het oog daarop hebben wij aangegeven dat wij laten onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de financiële consequenties te beperken. Volledigheidshalve hebben wij deze brief nogmaals bijgevoegd (bijlage 1). Wij hebben opdracht gegeven aan Deloitte Belastingadviseurs BV na te gaan wat de mogelijkheden zijn om de negatieve financiêle gevolgen van deze regelgeving te beperken. De rapportage van Deloitte is bijgevoegd (bijlage 2). Kort samengevat ziet Deloitte twee lijnen. De eerste gaat in op het argument van de Europese Commissie dat er verstoring op de interne markt optreedt door de vrijstelling van overheidsbedrijven. Via voorbeelden van buitenlandse ondernemingen kan ingezet worden op de lijn dat de bedrijven waar het in Zeeland om gaat (Zeeland Seaports NV, de NV Westerseheldetunnel en Evides) niet tot concurrentieverstoring leiden en dat daarom voor deze bedrijven een uitzondering zou kunnen worden gemaakt in de regelgeving, die nog verder uitgewerkt moet worden (wetvoorstel wordt verwacht in september 2014). Wij overleggen hierover met het Ministerie van Financiën. De tweede lijn gaat uit van zo laag mogelijke openingsbalansen op het moment dat de ondernemingen wel vennootschapsbelasting zouden moeten gaan betalen. Specifiek voor de NV Westerseheldetunnel zijn er daarnaast wellicht mogelijkheden in de combinatie met de exploitatie van de SluiskiltunneL Deloitte adviseert dit nader te onderzoeken. Al met al adviseert Deloitte om een aantal zaken nader te analyseren.
~
De fractie van de PW heeft zich ook over deze materie gebogen , wat heeft geleid tot een initiatiefvoorstel van de heer Haaze om de Westerseheldetunnel te defiscaliseren. De essentie van het initiatiefvoorstel is opgenomen op pag. 9, namelijk de conclusie: "Indien de Westerseheldetunnel geëxploiteerd zou worden door de provincie of een ander publiekrechtelijk lichaam, zou er dus geen vennootschapsbelasting en geen omzetbelasting verschuldigd zijn". Vanuit deze conclusie stelt de heer Haaze voor om de Westerscheldetunnel te defiscaliseren om zo de heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting te voorkomen. ProvlflCielru s iv11dcJelbJrg Bezoekad•es libd•t6 4331 BK MraCelb1Hg
Postadres Postbu' 6001 4'330 LA Mrddelbu•g
•:1 ::w
zr.cla1d rl T 0118 631011 F 0118 6269;19
In de notitie van Deloitte is het scenario onderzocht dat de NV Westerseheldetunnel zou worden opgeheven en overdracht van activiteiten naar de Provincie Zeeland zou plaatsvinden (par 5.2). Deloitte schrijft hierover het volgende: "Deze manier van structureren lijkt geen uitkomst te bieden omdat de Staatssecretaris heeft aangegeven dat activiteiten die betrekking hebben op tolwegen VPB-plichtig zullen worden. Op het moment dat de activiteiten van de NV Westerseheldetunnel bij de provincie worden ondergebracht, worden zij per 1 januari 2016 aangemerkt als VPB -plichtige activiteiten. Dit betekent dat wederom een overdracht moet plaatsvinden naar een separate (VPB -belaste) entiteit." Daarnaast bevestigt Deloitte dat de Tunnelwet vermoedelijk aangepast zal moeten worden. Daarvoor is medewerking van het ministerie van I&M en van het parlement nodig. Wij willen bezien of dit conform de constructie van een splitsing van de NV Westerscheldetunnel, zoals door de PW wordt voorgesteld, binnen de kaders van de Tunnelwet een begaanbare weg is, waarbij wij nogmaals aangeven dat de heffing van btwactiviteits-en niet organisatie gebonden is. Overigens merken wij op dat in de overeenkomsten met het Rijk over de Westerseheldetunnel is opgenomen dat veranderingen in wet- of regelgeving kunnen leiden tot overleg over de gevolgen hiervan voor de NV. Dit biedt ruimte voor een gesprek met het Rijk over de gevolgen van de financiële consequenties indien de tolactiviteiten daadwekelijk vpb-plichtig worden . De relatie tussen omzetbelasting en rechtsvorm is minder eenduidig. Het voorstel van de PW bevat op dat terrein elementen die wij graag nader zouden willen onderzoeken bijvoorbeeld aan de hand van de uitspraak van het Europees Hof van Justitie over de BTW op de tarieven van de KiltunneL Voor de vennootschapsbelasting hangt de uiteindelijke belastingplicht af van de wetgeving die in de maak is voor overheidsbedrijven. Aangezien die wetgeving nog niet gepubliceerd is en ook afhangt van Europese regels kunnen daarvoor nog geen definitieve conclusies worden getrokken. De rapportage van Deloitte biedt ons inziens voldoende aanleiding voor nader onderzoek. Ook het initiatiefvoorstel van de PW bevat waardevolle elementen die naar ons oordeel nadere bestudering verdienen . Daarnaast zijn er nog andere mogelijkheden die de inkomstenderving als gevolg van de invoering van de vennootschapsbelasting kunnen voorkomen. De te onderzoeken punten hebben wij weergegeven in een bijlage (bijlage 3) bij deze brief. Om een goed en afgewogen oordeel te vormen, is meer tijd nodig. Daarbij wijzen wij u erop dat de noodzakelijke onderzoeken aanzienlijke kosten voor externe advisering tot gevolg zullen hebben .
Hoogachtend, gedeputeerde staten,
Behoort bij brief d.d. 17 december 2013 met ons kenmerk: 13027105dg van de afdeling Financien
2
Arch e exemp aar
bericht op brief van:
de voorzitter van Provinciale Staten
-
uw kenmefl<: ons kenme111:
13013966dg
afdeling:
Financien
bijlage(n): behandeld door.
R.G.I. Verdurmen
doorkiesnummer.
0 118-631879
onderwerp:
Vennootschapsbelastingplicht overheidsbedrijven
verzonden:
12 JUli iU13
Middelburg,
9 juli 2013
Geachte voorzitter, Op 2 mei 2013 heeft de Europese Commissie (EC) Nederland formeel voorgesteld om de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven af te schaffen. Volgens de EC is deze vrijstelling in strijd met EU-staatssteunregels. Op 21 mei 2013 heeft de Staatssecretaris van Financien schriftelijk gereageerd op het voorstel van de EC. Indien de vennootschapsplicht voor overheidsbedrijven daadwerkelijk doorgang zou vinden, zal dit naar verwachting ook gevolgen hebben voor de Provincie Zeeland. In deze brief wordt u over de laatste ontwikkelingen geïnformeerd met daarbij de gevolgen voor de Provincie Zeeland. In juli 2008 heeft de EC de Nederlandse overheid medegedeeld dat de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor overheidsbedrijven de mededinging op de interne markt verstoort. Uit onderzoek van de EC zou blijken dat overheidsbedrijven als gevolg van de vrijstelling een selectief voordeel genieten ten opzichte van particuliere ondernemingen die dezelfde economische activiteiten uitoefenen. Dit heeft ertoe geleid dat de EC, Nederland op 2 mei 2013 formeel heeft voorgesteld om de vrijstelling af te schaffen. Middels deze brief wordt u nader geïnformeerd over de mogelijke gevolgen voor de Provincie Zeeland indien de vennootschapsplicht voor overheidsbedrijven daadwerkelijk doorgang zou vinden.
Brief Europese Commissie Over de wijze van afschaffing heeft de EC twee oplossingen gesuggereerd: 1. afschaffing van de vrijstelling voor zowel directe als indirecte overheidsbedrijven; of 2. afschaffing van de vrijstelling alleen voor indirecte overheidsbedrijven, met daarbij de verplichting dat "economische activiteiten" die nu door directe overheidsbedrijven worden verricht, worden overgeheveld naar "gewone ondernemingen ( ... ) die aan vennootschapsbelasting onderworpen zijn". De EC stelt nadrukkelijk dat uitsluitend afschaffing van de vrijstelling voor illdirecte overheidsbedrijven zonder de genoemde overhevelings-verplichting niet volstaat. In het voorstel geeft de EC Nederland één maand de tijd om te reageren op de voorgestelde aanpassingen. Als de EC en Nederland niet tot een akkoord komen, kan een formeel staatssteunonderzoek beginnen. De oplossingsrichtingen van de EC sluiten in grote lijnen aan bij de oplossingen die het Ministerie van Financien zelf heeft voorgesteld, onder andere in de notitie "belastingplicht overheidsbedrijven" van 11 mei 2012.
Prov1nC1ehu1S Middelburg Bewekadres. AbdiJ 6 4331 8K Middelburg
Postadres. Postbus 6001 4330 LA Middelburg
www zeeland nl I. 0118. 631011 F. 0118. 626949
Reactie Staatssecretaris van Financiën Op 21 mei 2013 heeft de Staatssecretaris van Financiên zijn reactie naar de EC gestuurd. Hierin laat hij weten voornemens te zijn de wet uiterlijk per 1 januari 2015 te wijzigen. uiteraard onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Per 1 januari 2016 zou de wet dan in werking moeten treden. De nieuwe wetgeving zal erop gericht zijn dat "overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen op dezelfde wijze als private bedrijven aan vennootschapsbelasting zullen worden onderworpen". De staatssecretaris sluit af met de opmerking graag met de EC in gesprek te blijven over de vormgeving van de wetgeving. Bij de toezending van zijn brief voor de EC aan de Eerste en Tweede Kamer merkt de Staatssecretaris op dat op dit moment een inventarisatie loopt bij medeoverheden en departementen om inzicht te krijgen in de economische activiteiten die worden uitgeoefend. De uitkomsten van deze inventarisatie zijn wat hem betreft van belang om een passende invulling te kunnen geven aan de afschaffing van de vrijstelling. Hij verwacht dat deze inventarisatie dit najaar is afgerond en zal het parlement in aansluiting daarop informeren over het verdere verloop.
Gevolgen voor de Provincie Zeeland I.
Directe gevolgen voor de Provincie Zeeland zelf Na een analyse van de inkomsten van de Provincie Zeeland zijn geen inkomsten naar boven gekomen uit activiteiten waarbij goederen of diensten worden geleverd op de markt tegen een vergoeding en waarbij sprake is van concurrentie met andere marktpartijen. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat de Provincie Zeeland geen inkomsten genereert als direct overheidsbedrijf uit economische activiteiten. Derhalve zal de afschaffing van de vrijstelling van vennootschapsbelasting geen gevolgen hebben voor de directe activiteiten van de Provincie Zeeland.
11.
Gevolgen voor de ondernemingen waar de Provincie Zeeland aandeelhouder van is (deelnemingen), hetgeen resulteert in een mogelijk lager dividend DELTA NV De directie van DELTA NV geeft aan dat de mogelijke vennootschapsplicht voor overheidsbedrijven met name gevolgen zal hebben voor hun deelneming Evides. De verwachting is dat alleen de industriewater-tak belast zal gaan worden en dat de drinkwater-tak vrijgesteld zal blijven. Als wordt uitgegaan van 50% industriewater en 50% drinkwater zal het effect dus zijn 25% reductie {de belastinglast) op 50% van de winst. Dit zal direct ten laste van het dividend komen. DELTA NV geeft aan dat dit naar verwachting een structurele afname van het dividend voor de Provincie Zeeland zal betekenen van ca. -1- € 2 miljoen per jaar. Het netwerkbedrijf van DELTA NV draait mee in de fiscale eenheid en is reeds Vpb-plichtig sinds 1998. Ook betalen zij loon- en omzetbelasting. Dit betekent dat de invoering voor het netwerkbedrijf geen gevolgen heeft.
NV Westerseheldetunnel Voor de komende jaren zal het effect voor de NV Westerseheldetunnel een structureel effect hebben van ca. -1- € 2 miljoen per jaar. Als gevolg van een verwachte stijging van de winsten de komende jaren, zal dit negatieve effect steeds groter worden. De directie van de NV Westerseheldetunnel (WST) geeft aan dat uitgaande van het beleidsdocument Koers 2013 de mogelijke invoering tot en met het jaar 2033 zalleiden tot een totale afname van het dividend van in totaal € 71 miljoen. aan dividend (hierbij wordt er vanuit gegaan dat er geen compensatie komt van het Rijk naar de Provincie). In Koers 2013 is uiteraard nog geen rekening gehouden met de effecten van de nota tarievenbeleid. Afhankelijk van de uitkomst van het herijkte tarievenbeleid wordt de uitkering mogelijk lager en daardoor wijzigt tevens het negatieve effect. In het voorgaande wordt geen rekening gehouden met een mogelijke andere waardering van de WST bij een nog op te stellen fiscale openingsbalans. Indien dit het geval zou zijn, zullen de hiervoor genoemde bedragen wijzigen. In de "Koopovereenkomst Westerscheldetunnel" tussen het Rijk, de Provincie Zeeland en de NV Westerseheldetunnel d.d. 7 mei 2009 wordt in artikel 9 de "veranderingen van wet- of regelgeving" aangehaald. "De risico's en aansprakelijkheden ter zake veranderingen van wet- of regelgeving zullen door Partijen worden gedragen overeenkomstig het reeds bepaalde in de Totstandbrengingsovereenkomst, met dien verstande dat de Provincie zal deelnemen aan het overleg als bedoeld in Artikel6.2 van de Totstandbrengingsovereenkomst"
Behoort bij brief d.d. 9 juli 2013 met ons kenmerll: 13013966dg
van de afdeling Flnanclên
2
In de 'Totstandbrengingsovereenkomst" tussen de Staat en de NV Westerseheldetunnel staat in artikel6.2: "Deze overeenkomst beperkt de Staat op geen enkele wijze in zijn bevoegdheid om langs publiekrechtelijke weg regels te geven welke verband houden met een publiek belang, die de in deze overeenkomst geregelde onderwerpen raken of de daarin aangegane rechten of verplichtingen geheel of gedeeltelijk terzijde stellen. Indien de Staat gebruik maakt van deze bevoegdheid zullen de Staat en de N. V. over de gevolgen hieNan voor de N. V. overleg voeren". Dit betekent dat op het moment de vennootschapsplicht voor overheidsbedrijven doorgang zou vinden inzake de NV Westerscheldetunnel, overleg zal plaats vinden met het Rijk over de gevolgen. Zeeland Seaports NV Zeeland Seaports NV {ZSP) geeft aan dat dit ook voor hen mogelijk financiêle gevolgen zal hebben. Zij hebben op hun beurt contact gezocht met andere havenbedrijven in Nederland {o.a. Havenbedrijf Rotterdam NV) en proberen hierin samen op te trekken om in aanmerking te komen voor een uitzonderingspositie. Het havenbedrijf Rotterdam NV {HbR) heeft op 16 mei jl. hierover een brief aan de heer Weekers, staatssecretaris van Financiën, gezonden. In deze brief ageert het HbR tegen de invoering van vennootschapsbelasting voor Nederlandse havenbeheerders, omdat dit ten opzichte van de ons omringende landen een evident concurrentie nadeel oplevert. Het HbR geeft aan dat de havenbedrijven in België, Duitsland en Frankrijk niet aan {equivalenten van) Vpb zijn onderworpen. ZSP geeft aan dat zij verwachten dat het echt betalen van Vpb niet voor het jaar 2020 zal plaats vinden, {als het al tot effectieve belastingdruk zou leiden). Dit in verband met compensabele verliezen uit het verleden. BV Kanaalkruising Sluiskil Voor de BV Kanaalkruising Sluiskil {BV KKS) heeft dit geen gevolgen. De BV KKS doet reeds ieder jaar aangifte. Aangezien de BV KKS winst, noch verlies maakt is deze aangifte altijd nihil. Financiële consequenties Inzake de Vennootschapsbelasting geldt in Nederland voor de eerste € 200.000,00 een tarief van 20% en voor het deel boven de € 200.000,00 een tarief van 25%. Verwacht wordt dat indien de Vpb-plicht voor overheidsbedrijven wordt ingevoerd, dit voor de Provincie Zeeland mogelijk een structureel negatief effect kan hebben van circa -/- € 4 miljoen als gevolg van een afname van de dividenden op deelnemingen. Daarbij zijn er nog de nodige onzekerheden: • De gevolgen van de fiscale balans kan naast de NV WST ook voor andere deelnemingen gelden. • De overgangsregeling is nog onbekend. Mag een verlies van een jaar daarvoor nog worden meegenomen als dit per 2016 ingaat? Normaal gesproken is verliescompensatie mogelijk van 1 jaar naar achteren en 9 jaar vooruit. • Er is grote onzekerheid over mogelijke compensatie via de provinciefondsuitkering. Ook in !PO-verband wordt op dit moment dit onderwerp besproken. Mogelijk zal in !PO-verband tegen het voornemen, de belastingplicht voor overheidsbedrijven in te voeren, worden geageerd. Een andere mogelijkheid is in IPO-verband compensatie via het provinciefonds te bedingen . Wij hebben dit onderwerp inmiddels ook onder de aandacht gebracht bij onze lobbyist in Den Haag. Daarnaast wordt nagegaan wat de fiscale mogelijkheden zijn om de financiêle gevolgen van de invoering van de vennootschapsbelastingplicht voor overheidsbedrijven te beperken. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Indien er nieuwe ontwikkelingen zijn met betrekking tot dit onderwerp zullen wij u nader informeren.
Behoort bij brief d.d. 9 jull2013 met ons kenmer1<: 13013966dg van de afdeling Finaneiên
3
Deloitte.
Deloltte Belastingadviseurs B.V. Bijster 5 4817 HX Breda Postbus 1195 4801 BD Breda Nederland
Tel: 088 288 2888 Fax: 088 288 9795 www.deloitte.nl Baconnummer 223396
Provincie Zeeland t.a.v. de leden van het college van Gedeputeerde Staten Postbus 6001 4330 LA MIDDELBURG
Datum 5 december 2013
Behandeld door drs. R.H.C.J. van den Hurk
Onderwerp Notitie vennootschapsbelastingplicht overheidsbedrijven
Ons kenmerk Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 Uw kenmerk 13023304
Geachte leden van het college van Gedeputeerde Staten, Naar aanleiding van onze bespreking met de afdeling Financiën van de Provincie Zeeland (hierna: 'de provincie') ontvangt u hierbij onze notitie met betrekking tot de aankomende belastingplicht voor de vennootschapsbelasting (hierna: 'vpb') voor overheidsbedrijven. In deze notitie gaan wij nader in op deze voorgenomen wetswijziging en geven wij een analyse van de gevolgen voor de provincie. Aanleiding voor deze notitie is het verzoek (SERV A-01 13012163) "dat onderzoek gestart wordt naar alternatieven en dat PS over dit onderwerp (nader) worden geïnformeerd".
1) Huidigefiscale (vpb) regelgeving provincie Overheidsbedrijven genieten al jarenlang een uitzonderingspositie voor de vpb. Zowel directe 1 als indirecte2 overheidsbedrijven zijn onder de huidige regelgeving alleen vpb-plichtig indien zij bedrijfsactiviteiten uitoefenen die limitatief zijn opgesomd in de Wet vpb. In deze opsomming komen bijvoorbeeldnijverheids-en handelsbedrijven voor. Voor alle niet in de wet opgesomde activiteiten geldt dat geen sprake is van vpb-plicht. Als een overheidsbedrijf vpb-plichtig is, wordt het fiscale resultaat belast met (maximaal) 25% vennootschapsbelasting. 2) Vpb-plicht overheidsbedrijven In juli 2008 heeft de Europese Commissie (hierna: 'EC') de Nederlandse overheid medegedeeld dat de huidige vpb-vrijstelling voor overheidsbedrijven de mededinging op de interne markt verstoort, hetgeen zou leiden tot staatssteun. Sindsdien is de overheid bezig met de voorbereiding van vpb-plicht voor overheidsbedrijven. In eerste instantie kwam daarbij de directe ondernemingsvariant aan de orde.
1 Het is mogelijk dat een de provincie of een onderdeel daarvan zelf een bedrijf uitoefent. In dat geval wordt gesproken van een direct overheidsbedrijf. 2 Het is mogelijk dat de provincie een bedrijf uitoefent via een (privaatrechtelijke) rechtspersoon die geheel in haar handen is doordat zij alle aandelen bezit of de bestuurders kan benoemen en ontslaan. In dat geval wordt gesproken van een indirect overheidsbedrijf. Op alle opdrachten verricht door Deloltte zJjn de 'Algemene Voorwaarden Dienstverlening Deioitte Nederland, november 201 0' gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel onder nummer 24362837 van toepassing. Deloitte Belastingadviseurs B.V. Is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel te Rotterdam onder nummer 24362840.
Memberof
Deloltte Touche Tohmatsu Llmited
Blad2 5 december 2013 Prov .Zeeland/cons/20 13/13.001 Bij de directe ondernemingsvariant is het overheidsbedrijf een (dienst)onderdeel van de overheidsinstelling. Dit is door Staatssecretaris van Financiën uitgewerkt in de notitie van 11 mei 2012. Het Ministerie van Financiën heeft na onderzoek een voorkeur uitgesproken voor invoering van vpbplicht middels de zogenoemde indirecte ondernemingsvariant. De indirecte ondernemingsvariant betekent dat het overheidsbedrijf wordt uitgeoefend via een separate entiteit. Op 17 april 2013 is tijdens het overleg tussen de vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer met Staatssecretaris 'concurrentieverstoring' als uitgangspunt voor vpb-plicht genoemd. De EC heeft op 2 mei 2013 Nederland formeel voorgesteld om de vrijstelling af te schaffen, waarbij de EC twee oplossingen voorstelt: 1) afschaffing volledige vrijstelling voor directe en indirecte overheidsbedrijven, 2) afschaffing vrijstelling voor indirecte overheidsbedrijven inclusief verplichte overdracht economische activiteiten3, die nu door directe overheidsbedrijven worden verricht. Op 21 mei 2013 heeft de Staatssecretaris van Financiën hierop gereageerd door een wetswijziging per 1 januari 2015 aan te kondigen4 waarbij de wet in werking zal treden per 1 januari 2016. Verder staat in zijn brief: "de nieuwe wetgeving zal erop gericht zijn dat overheidsbedrijven die economische activiteiten uitoefenen op dezelfde wijze als private bedrijven aan vpb zullen worden onderworpen". Hieruit valt ons inziens te herleiden dat Staatssecretaris nog geen definitieve keuze heeft gemaakt voor één van de twee geschetste oplossingen. Ook valt op dat de Staatssecretaris het begrip 'economische activiteiten' overneemt. Op dit moment loopt een inventarisatie bij overheden en departementen om inzicht te krijgen in de economische activiteiten die worden uitgeoefend. De verwachting is dat het veldwerk binnen een aantal maanden wordt afgerond en dat daarna het parlement over het verdere verloop wordt geïnformeerd.
3) Inhoud notitie In deze • • • • •
notitie behandelen wij een aantal onderwerpen, namelijk: Lobby's in het kader van de vpb-plicht (onderdeel4) Optimalisatiemogelijkheden structuur I organisatie (onderdeel 5) Optimalisaties I mogelijkheden financiële positie (onderdeel 6) Overige punten (onderdeel 7) Afsluiting (onderdeel8)
3Hieronder vallen in beginsel alle activiteiten waarbij goederen of diensten worden geleverd tegen een vergoeding. Concurrentie kan een belangrijke aanwijzing zijn dat sprake is van een economische activiteit. Omgekeerd is het niet zo dat iedere economische activiteit concurrerend is. Zo bezien, kan het criterium van de EC tot een (te) ruime vpb-plicht leiden. 4 Onder voorbehoud van parlementaire goedkeuring.
Deloitte. Blad3 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13 .001 4) Lobbyactiviteiten in het kader van de vpb-plicht Momenteel is de provincie actiefbetrokken bij een aantal lobby's. Deze lobby's hebben als doel om voor een eventuele uitzonderingspositie in aanmerking te komen voor wat betreft de aankomende vpb-plicht. De afdeling financiën heeft ons specifiek gevraagd om fiscale aanknopingspunten weer te geven die kunnen bijdragen aan deze lobby's. Deze aanknopingspunten lichten wij hieronder toe.
4.1 Provincie Wij geven de provincie in overweging om de lobby rondom de vpb-plicht te voeden omtrent het te hanteren criterium voor de vraag of al dan niet sprake is van vpb-plicht. Dit komt in feite neer op het onderscheid tussen het criterium 'economische activiteit' en het criterium 'concurrentie' . Het is in het belang van de provincie om aan te sturen op het criterium van concurrentie. Het criterium van 'economische activiteit' leidt immers in beginsel voor zowel de provincie zelf als de deelnemingen tot een ruimere vpb-plicht. Belangrijk argument voor dit standpunt is dat de EC heeft beoogd om eventuele concurrentieverstoringen op de markt dan wel staatssteun te voorkomen. Naar onze mening is het niet de bedoeling van de EC om alle (niet-concurrerende) economische activiteiten in de heffing van vpb te betrekken. 4.2 Zeeland Seaports NV Zeeland Seaports NV (hierna: 'ZSP') heeft bij de provincie aangegeven dat zij in overleg met onder andere het havenbedrijf Rotterdam in aanmerking probeert te komen voor een uitzonderingspositie voor wat betreft de aankomende vpb-plicht. Op dit moment zien wij vanuit de fiscale theorie een tweetal argumenten die in het kader van deze lobby kunnen worden gebruikt. 1. De doelstelling van vpb-plicht is om een situatie te creëren waarbij sprake is van gelijke concurrentie tussen overheid en private ondernemingen. In de situatie van ZSP strekt het concurrentiecriterium zich uit over de landsgrenzen. Door vpb te heffen over de activiteiten van het havenbedrijf, ontstaat een verslechtering van de concurrentiepositie van ZSP ten aanzien van havens uit omringde landen. Uit de analyse van de provincie blijkt dat havenbedrijven in België, Duitsland en Frankrijk niet aan (equivalenten van) vpb zijn onderworpen. 2. Het beheren van een havengebied bestaat naar onze mening voor een deel uit 'niet-concurrerende' activiteiten. Denk hierbij aan het inrichten van de openbare ruimte, veilige afhandeling van het scheepvaartverkeer en het zorgdragen voor nautische en maritieme orde en veiligheid. Voor deze activiteiten kan het standpunt worden ingenomen dat sprake is van een publieke taak. Dit is ook onderkend door de Staatssecretaris. Voor dit deel van de activiteiten is naar onze mening geen sprake van een verstoring van het speelveld tussen overheid en de markt. Het Havenbedrijf IJmuiden is op dit moment echter wel vpb-plichtig. Uit de jaarrekening van deze haven 5 maken wij echter op dat de activiteiten van deze haven wezenlijk anders zijn dan die van ZSP. Een vergelijking is vanuit fiscaal perspectief op dit punt dus niet zuiver.
5 De vennootschap heeft ten doel het op een klantvriendelijke manier bevorderen van een efficiënt gebruik van de beschikbare havenfaciliteiten.
Blad4 5 december 2013 Prov .Zeeland/cons/20 13/13.001 4.3 Westerseheldetunnel In de analyse van de provincie wordt de 'Koopovereenkomst Westerscheldetunnel' aangehaald. In deze overeenkomst is een bepaling opgenomen waaruit, kort gezegd, blijkt dat als de Staat gebruikt maakt van zijn bevoegdheid om langs publiekrechtelijke weg regels te geven welke verband houden met de Westerscheldetunnel, overleg dient plaats te vinden tussen de provincie en de Staat over de mogelijke gevolgen. De provincie heeft ons gevraagd of deze passage wellicht mogelijkheden biedt in het kader van de aankomende vpb-plicht. Naar onze mening hebben de door de provincie geciteerde passages uit de overeenkomst met de Staat een weinig of niet juridisch afdwingbaar karakter. Desalniettemin adviseren wij de provincie om de overeenkomst aan te grijpen om het gesprek hierover met de Staat aan te gaan. Van belang daarbij zijn de uitgangspunten zoals die destijds ten grondslag hebben gelegen aan de overeenkomst. Vanuit fiscaal perspectief merken wij nog het volgende op. Volgens de Staatssecretaris is het exploiteren van een toltunnel is in beginsel een economische activiteit waarbij in concurrentie wordt getreden. Voor zover onze informatie strekt, kent Nederland echter slechts 3 toltunnels6 die allemaal (uiteindelijk) door de overheid worden geëxploiteerd. Van concurrentie met private alternatieven is naar onze mening dan ook geen sprake. 4.4 Evides De twee belangrijkste argumenten van de Staatssecretaris voor invoering van de vpb-plicht voor indirecte overheidsbedrijven is de bezorgdheid over mogelijke concurrentieverstoring jegens private partijen en de staatssteundiscussie die vanuit de EC wordt gevoed. Deze argumenten gelden ons inziens niet voor de drinkwaterbedrijven (waaronder Evides) in Nederland. In de notitie van de Staatssecretaris is opgenomen dat wettelijk is vastgesteld dat de aandelen van de drinkwaterbedrijven in publieke handen blijven (provincies en gemeenten). Ook wordt het geografisch voorzieningengebied voor de drinkwaterbedrijven ingekaderd door de Drinkwaterwet Kortom, feitelijk is er (ten aanzien van de 'drinkwater-tak') geen sprake van concurrentie dan wel interne marktverstoring. Voor industriewater kan dit anders zijn omdat waterbedrijven industriewater mogen leveren aan bedrijven buiten hun drinkwatergebied. Deze argumenten kunnen in de lobby worden gebruikt.
5) Optimalisatiemogelijkheden structuur I organisatie Tijdens onze bespreking met de afdeling Financiën is een aantal concrete vragen gesteld over mogelijke alternatieven om de negatieve gevolgen van de invoering van vpb-plicht voor de NV Westerseheldetunnel te minimaliseren. Hieronder gaan wij nader in op de door de provincie geschetste situaties. 5.1 Investeringen/onderhoud Sluiskiltunnel onderbrengen bij NV Westerseheldetunnel Tijdens ons gesprek is de vraag opgekomen of de investeringen I de onderhoudscontracten van de SluiskiltunneF kunnen worden ondergebracht bij de NV WesterseheldetunneL
6 Ten aanzien van de Wijkertunnel is overigens sprake van een zogenoemde schaduwtoltunnel waarbij het tolgeld niet door de passerende automobilisten maar door Rijkswaterstaat wordt betaald aan de private financiers. 7 De Sluiskiltunnel wordt ontwikkeld in de BV Kanaalkruising SluiskiL Uit de jaarrekening van deze BV blijkt dat zij op dit moment al vpb-plichtig is maar dat het jaarlijkse fiscale resultaat (en de bijbehorende aanslagen) nihil is. Voor zover wij dat op dit moment aan de hand van de jaarrekening kunnen beoordelen, lijkt de BV echter op dit moment te zijn vrijgesteld van vpb . Indien u dat wenst kunnen wij de vpb-positie van de BV nader beoordelen.
Deloitte. Blad 5 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 Overdracht van deze verplichtingen is uiteraard vanuit bedrijfseconomisch perspectief mogelijk, maar wij vragen ons af of hiermee het gewenste doel wordt gerealiseerd, namelijk vermindering van het toekomstige fiscale resultaat van de NV WesterseheldetunneL Van belang daarbij is dat fiscaal 'at arms length8' ofwel zakelijk gehandeld moet worden tussen partijen.
In dit voorbeeld zou de NV Westerseheldetunnel waarschijnlijk niet een onderhoudscontract (of de investeringen) van een derde partij accepteren als daar niet een bepaalde winstpotentie aan verbonden is. Daarnaast is het de vraag wat het effect op het fiscale resultaat in de toekomst is van de onderhoudsverplichtingen. Kort gezegd, dient de onderhoudsverplichting in beginsel op de fiscale openingsbalans te worden gewaardeerd, waarschijnlijk in de vorm van een fiscale voorziening. Dit 'verhoogt' het fiscale resultaat in toekomstige jaren. Als er namelijk een voorziening wordt opgenomen, betekent dit dat gedurende de belaste periode 'minder' kosten ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht. Wij lichten dit nader toe in onderdeel 6.4 van deze notitie. Wij geven de provincie in overweging om in een breder kader een financiële analyse uit te voeren, zie ook onderdeel 8 van deze notitie.
In dit verband dient ook de op 25 april2013 door de Tweede Kamer aangenomen motie in beschouwing te worden genomen. In deze motie wordt de regering verzocht maatregelen te nemen om agressieve taxplanning in de nieuwe situatie door overheden te voorkomen. Vooralsnog lijkt deze motie de overdracht van dergelijke verplichtingen niet in de weg te staan (er is immers sprake van bestaande verplichtingen, die niet op kunstmatige wijze en met het oog op de vpb-plicht tot stand zijn gekomen). De genoemde 'voorkomingsmaatregelen' zijn daarentegen nog niet bekend, waardoor onzekerheid aan dergelijke transacties verbonden blijft. 5.2 Opheffen NV Westerseheldetunnel en overdracht activiteiten naar Provincie Daarnaast heeft de provincie de vraag gesteld of de NV Westerseheldetunnel kan worden opgeheven, gevolgd door een overdracht van activiteiten naar de provincie zelf. Hierbij kunnen twee invalshoeken worden gekozen. In het kader van de vpb Deze manier van structureren lijkt geen uitkomst te bieden omdat de Staatssecretaris heeft aangegeven dat activiteiten die betrekking hebben op tolwegen vpb-plichtig zullen worden. Op het moment dat de activiteiten van de NV Westerseheldetunnel bij de provincie worden ondergebracht, worden zij per l januari 2016 aangemerkt als vpb-plichtige activiteiten. Dit betekent dat wederom een overdracht moet plaatsvinden naar een separate (vpb-belaste) entiteit. Optimalisatiemogelijkheden voor de NV Westerseheldetunnel zien wij met name op het gebied van de fiscale openingsbalans (zie onderdeel 6.4).
Wellicht zijn er stukken in het jaarrekening-dossier aanwezig die het huidige standpunt dat sprake is van vpb-plicht onderbouwen. Graag beoordelen wij deze voor u. 8 Daarbij kan, eenvoudigheidshalve, het antwoord op de vraag of een onafhankelijke derde in de specifieke situatie hetzelfde zou hebben gehandeld als leidraad worden gehanteerd.
Blad6 5 december 2013 Prov .Zeeland/cons/20 13/13.001 In het kader van de bepaling van toltarieven Dit betekent dat de Tunnelwet Westersehelde (hierna "Tunnel wet") aangepast zou moeten worden. De Tunnelwet (een wet van 1 oktober 1998) betreft voorzieningen betreffende de totstandbrenging en de exploitatie van een vaste oeververbinding onder de Westersehelde door een naamloze vennootschap. In het eerste lid van artikel2 van de Tunnelwet is onder meer bepaald dat de Minister van Verkeer en Waterstaat (NB: het betreffende ministerie heeft nu een andere naam) namens de Staat gemachtigd wordt een naamloze vennootschap op te richten. Blijkens het tweede lid van artikel 2 van de Tunnelwet heeft de naamloze vennootschap onder meer als doel de tunnel onder de Westersehelde met aansluitende wegen en bijbehorende werken te exploiteren of doen exploiteren. In het eerste lid van artikel 5 is bepaald dat de exploitant voor de vergoeding voor het gebruik van de weg door de tunnel tarieven vaststelt en de tarieven bekend maakt. In artikell,eerste lid, subcis de definitie van exploitant gegeven. Die luidt als volgt: "de NV, of de rechtspersoon met wie de NV is overeengekomen dat die rechtspersoon de tunnel met aansluitende wegen en bijbehorende werken, of een deel ervan, zal exploiteren". De Tunnelwet is een wet in formele zin. Indien naar een andere wijze van tarievenvaststelling gestreefd zou worden, dan zal eerst de Tunnelwet gewijzigd c.q. ingetrokken moeten worden, hetgeen aan de wetgever is.
6 Optimalisaties/ mogelijkheden financiële positie 6.1 Vpb-plicht provincie De provincie heeft (op hoofdlijnen) een inventarisatie uitgevoerd naar de gevolgen van de voorgenomen wijzigingen. Volledigheidshalve verwijzen wij in dat kader naar de in de bijlage opgenomen documenten "Nota aan GS" en "Ontwerpbrief GS". Deze inventarisatie heeft betrekking op zowel de provincie zelf als haar deelnemingen. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat uit de landelijke inventarisatie naar voren is gekomen dat directe overheidsbedrijven bij provincies niet of nauwelijks voorkomen. De volgende activiteiten zijn daarentegen wel als voorbeelden van mogelijk vpb-plichtige activiteiten genoemd. Voorbeelden van activiteiten provincies en waterschappen Regionale ontwikkelingsmaatschappijen
Tolwegen
Advisering inzake cultureel erfgoed
Deelname participatiefondsen
Afvalzorg
Waterleidingbedrijven
Luchthavens
Havenschappen
Slibverwerking
Recreatie
Netwerkbeheer
Deze activiteiten zijn overigens niet limitatief bedoeld maar volgens de Staatssecretaris wel kenmerkend voor provincies. In de notitie van de Staatssecretaris zijn tal van mogelijk vpb-plichtige activiteiten genoemd die door de overheid (Rijk, provincie en gemeenten) worden verricht. De voorlopige conclusie van de provincie is dat "de afschaffing van de vrijstelling van vpb geen gevolgen zal hebben voor de directe activiteiten van de Provincie Zeeland". Deze conclusie lijkt in lijn te zijn met de verwachtingen hieromtrent van de Staatssecretaris.
Deloitte. Blad 7 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 Tijdens het overleg met de afdeling Financiën hebben wij op hoofdlijnen de in de jaarrekening van de provincie genoemde activiteiten/ programma's doorgesproken. Wij hebben deze activiteiten tijdens de bespreking tegen het licht van de relevante fiscale criteria gehouden. Deze lichten wij hierna toe. Bij het bepalen of in fiscale zin sprake is van een ondernemingsactiviteit bij de provincie spelen de volgende vragen I criteria een rol: • Is sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid? Factoren die hierbij een rol spelen zijn de omvang van de organisatie, het financiële risico, de aard van de werkzaamheden, het aanwezige kapitaal en de duur van de werkzaamheden. Een stichting/vereniging is echter alleen vpb-plichtig indien en voor zover zij een onderneming drijft. Dit houdt in dat voor stichtingen/verenigingen alleen sprake is van vpb-plicht indien ondernemingsactiviteiten worden ontplooid, waarbij de vpb-plicht beperkt blijft tot die activiteiten. Inkomsten uit overige activiteiten, zoals normaal vermogensbeheer9, vallen hier dus niet onder. • Is sprake van deelname aan het economische verkeer? Indien prestaties worden geleverd tegen een vergoeding buiten de eigen kring is sprake van deelname aan het economische verkeer. Activiteiten van overheidsbedrijven ten behoeve van eigen organisatie kunnen worden beschouwd als prestaties binnen de eigen kring. Activiteiten ten behoeve van individuele afnemers zullen eerder plaatsvinden buiten de eigen kring. Bij 'echte' overheidstaken voor het algemene publiek ontbreken individuele afnemers en zal geen sprake zijn van deelname aan het economische verkeer. • Is een winstoogmerk aanwezig of wordt er voordeel behaald? Er is sprake van een winstoogmerk indien winst wordt beoogd of als winst redelijkerwijs mag worden verwacht. Overheidsbedrijven zullen doorgaans niet het doel hebben om winst te realiseren. Indien sprake is van feitelijke overschotten kan winst redelijkerwijs wel worden verwacht en is een winstoogmerk aanwezig. Een winstoogmerk wordt niet aanwezig geacht indien de instelling voor haar inkomsten hoofdzakelijk (voor ten minste 70%) afhankelijk is van subsidies (conform subsidiebesluit). • Wordt in concurrentie getreden met ondernemingen van natuurlijke personen of lichamen? Indien de activiteiten plaatsvinden ten koste van het speelveld van private ondernemingen wordt concurrentie aangenomen. Bijvoorbeeld ten aanzien van de activiteiten op het gebied van bibliotheken en musea is tijdens het gesprek aangegeven dat deze privaat worden geëxploiteerd, waarbij de provincie feitelijk enkel subsidies verstrekt aan de betreffende instellingen. Van vpb-plicht in het kader van de belastingplicht overheidsbedrijven is in dat geval geen sprake. De activiteiten op het gebied van grondexploitatie (zie 6.2) en onroerend goed (zie 6.3) verdienen daarentegen nadere aandacht. Op het moment dat het wetsvoorstel bekend wordt gemaakt (naar verwachting september 2014) kan definitief worden vastgesteld welke activiteiten vpb-plichtig worden.
9 De grens tussen normaal vermogensbeheer en ondernemingsactiviteiten is in de praktijk vaak een grijs gebied.
Aanknopingspunten om vast te stellen of sprake is van normaal vermogensbeheer zijn bijvoorbeeld de factor arbeid, de mate van 'organisatie', de wijze van financiering (eigen/ vreemd vermogen), het bijbehorende risico op deze financiering en het (beoogde) rendement.
Blad 8 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 6.2 Grondexploitatie Eén van de activiteiten van de provincie is grondexploitatie. Uit het jaarverslag 2012 van de provincie (pagina 144) maken wij het volgende op. Het proces van kopen, bewerken en verkopen van grond noemen we het exploiteren van grond. Grondexploitatie is het proces van productie van bouw- en woonrijpe grond. Details zijn verder in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) na te lezen. Voor de realisatie van sommige projecten is het nodig om gronden te exploiteren. Grondexploitatie is outputgericht en vraag en aanbod spelen een belangrijke rol. We beschouwen het als een vorm van ondernemerschap of het ontplooien van een commerciële activiteit. Dit is wezenlijk anders dan inputgerichte activiteiten. Daar ligt de nadruk op de besteding van middelen teneinde een doel te bereiken. Naar onze mening is bij de provincie sprake van een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid. Daarnaast is bij de grondexploitatie sprake van individuele afnemers, waardoor de provincie deelneemt aan het economische verkeer. Indien overschotten worden gerealiseerd (dit verdient nader onderzoek) wordt voldaan aan de voorwaarde dat winst redelijkerwijs kan worden verwacht en is sprake van een winstoogmerk. Ten slotte wordt met deze activiteit in concurrentie getreden met private ondernemingen. De provincie geeft in het jaarverslag 2012 bovendien aan dat de grondexploitatie wordt aangemerkt als een 'commerciële activiteit', waarbij vraag en aanbod een belangrijke rol spelen. Het gevolg is dat de provincie mogelijk vpb-plichtig wordt voor de activiteiten op het gebied van grondexploitatie en dat deze activiteiten dienen te worden ondergebracht in een separate entiteit. Of en in hoeverre de grondexploitatie aangemerkt wordt als vpb-plichtige activiteit hangt sterk af van de specifieke feiten en omstandigheden. Basis voor een analyse van deze feiten en omstandigheden is een nadere uiteenzetting van de daadwerkelijke activiteiten die de provincie verricht ten aanzien van de grondexploitatie. Denk hierbij aan: - hoeveel transacties heeft de provincie de afgelopen jaren verricht?; -met welke partijen hebben deze transacties plaatsgevonden?; -welke resultaten zijn behaald?; - hoe verhoudt het resultaat uit grondexploitatie zich tot de inzet van personeel? Na deze analyse dient een cijfermatig beeld te worden geschetst ten aanzien van de grondexploitatie. Bij deze berekening dient de provincie er vanuit te gaan dat de grondexploitatie wordt overgedragen aan een separate entiteit. Het commerciële resultaat dient te worden vertaald naar een fiscaal resultaat. Het fiscale resultaat wordt immers op basis van andere grondslagen berekend dan het commerciële resultaat!O. Een van de belangrijkste uitgangspunten bij het maken van de vertaalslag van een commerciële naar een fiscale winst is dat de baten en lasten op zakelijke grondslagen dienen te worden vastgesteld. Dit betekent dat de provincie en de separate entiteit geacht worden 'zakelijk' (ofwel 'at arms length') met elkaar te handelen. Met andere woorden: zou een onafhankelijke derde op eenzelfde wijze hebben gehandeld? Dit heeft tot gevolg dat bepaalde kosten en opbrengsten moeten worden toegerekend aan de separate entiteit (denk hierbij aan personeelskosten, indirecte kosten I overheadkosten). Op basis van een inschatting van het fiscale resultaat kan vervolgens worden bepaald of en zo ja, welk bedrag aan vpb verschuldigd zal zijn. Pas na deze analyse komen eventuele optimalisaties aan de orde.
10 Hierbij speelt ook de fiscale openingsbalans een rol. Wij lichten de fiscale openingsbalans verderop in deze notitie nader toe.
Deloitte. Blad 9 5 december 2013 Prov .Zeeland/cons/20 13/13.001 6.3) Onroerend goed Tijdens de bespreking met de afdeling Financiën zijn ook de vpb-aspecten van de verhuur/exploitatie van onroerend goed aan de orde gekomen. Daarbij is de vraag opgekomen in hoeverre het (opknappen en) verhuren van een pand als vpb-plichtige activiteit wordt aangemerkt onder de nieuwe regelgeving. De provincie wordt voor de exploitatie van onroerend goed alleen vpb-plichtig indien en voor zover zij een onderneming drijft. Inkomsten uit overige activiteiten, zoals normaal vermogensbeheer, vallen hier dus niet onder. Ten aanzien van de verhuur I exploitatie van onroerend goed kan naar onze mening sprake zijn van normaal vermogensbeheer 11 als er niet door middel van de hieraan gerelateerde arbeid waarde wordt toegevoegd of gecreëerd. Ook de incidentele verkoop van onroerend goed wordt niet snel aangemerkt als een ondernemingsactiviteit. Op het moment dat de provincie structureel onroerend goed verkoopt en daarbij voldoet aan alle vereisten voor een ondernemingsactiviteit, zou mogelijk sprake kunnen zijn van vpb-plicht. In dit stadium wordt vaak de vergelijking met projectontwikkeling (doorgaans een vpbplichtige activiteit) gemaakt. Vooralsnog lijkt vpb-plicht op dit gebied naar onze mening niet aan de orde. 6.4 De fiscale openingsbalans Indien een entiteit vpb-plichtig wordt, dient een fiscale openingsbalans te worden samengesteld. Het uitgangspunt bij het samenstellen van deze balans is dat alle activa en passiva worden gewaardeerd op de 'waarde in het economische verkeer' (WEV). De WEV is een fiscaal-theoretisch begrip maar kan, kort gezegd, worden vergeleken met de 'werkelijke waarde', ofwel de waarde die een willekeurige derde voor het betreffende goed zou willen betalen. Het belang van een optimale fiscale openingsbalans wordt duidelijk aan de hand van de begrippen totaalwinst en jaarwinst. De vpb heeft als doel om de totale winst van een onderneming te belasten. Deze totaalwinst is het verschil tussen de waarde van het vermogen op de beginbalans en de waarde van het vermogen op de eindbalans 12 • De totale winst wordt toegerekend aan de verschillende belastingjaren. Deze toerekening aan de diverse jaren is de 'jaarwinst', deze blijkt steeds uit de aangifte vpb. In onderstaande figuur lichten wij deze begrippen nader toe.
11 De reguliere werkzaamheden die onder normaal vermogensbeheer zouden vallen in een verhuursituatie zijn bijvoorbeeld het contact met de huurders en pachters, het innen van de huren en de pachtgelden, het voeren van de eigen administratie en het reguliere onderhoud aan het pand. 12 Een eindbalans wordt samengesteld op het moment van einde van de vpb-plicht. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij een beëindiging van de activiteiten.
Blad 10 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001
I
}
Jaa rwinst {
jaarl
Fisaat
laarwinst {verfies)
jaar 2
Vermogen
I
Eindvennegen Jaar1
Be8II'Mirmosen Jaar 2
~tijd
In feite wordt bij het samenstellen van een fiscale openingsbalans een splitsing gemaakt tussen de onbelaste en de belaste periode. De totale winst omvat het bedrag van de gezamenlijke voor- en nadelen die worden verkregen uit het drijven van een onderneming gedurende het hele bestaan van die onderneming. Er bestaan mogelijkheden om de fiscale waardering van de activa en passiva op de openingsbalans te optimaliseren. Dit houdt in dat activa zo hoog mogelijk worden gewaardeerd en passiva zo laag mogelijk, met als doel het creëren van een zo hoog mogelijk fiscaal eigen vermogen per 1 januari 2016. • •
•
•
Een hogere waardering van activa kan een groter fiscaal afschrijvingspotentieel opleveren, met als gevolg een lagere (fiscale) winst in de belaste periode. Daarnaast is het optimaal om zo min mogelijk voorzieningen op de openingsbalans op te nemen. Als er namelijk een voorziening wordt opgenomen, betekent dit dat gedurende de belaste periode 'minder' kosten ten laste van de fiscale winst kunnen worden gebracht. De provincie heeft in dat kader nu de mogelijkheid bepaalde uitgaven 'op te schuiven' tot het moment van vpb-plicht. Door nu bijvoorbeeld onderhoudslasten uit te stellen, is de winst in de vpb-belaste periode lager. Bij deelneming Evides zal de fiscale waardering van het waterleidingnet aan de orde komen. De vraag is hoe de WEV van een waterleidingnet kan worden bepaald. Fiscaal bestaan daarvoor verschillende aanknopingspunten 13. Voor de provincie ligt hier een optimalisatiemogelijkheid omdat met de juiste argumenten een zo hoog mogelijke fiscale waarde kan worden betoogd.
13 Denk bijvoorbeeld aan de verkoopwaarde (directe opbrengstwaarde, is er een markt?), de vervangingswaarde (herbouwkosten rekening houdend met functioneel economische en technische veroudering), de indirecte opbrengstwaarde (zogenoemde DCF berekening) of als alternatief aansluiting bij commerciële waardering.
Deloitte. Blad 11 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001
•
•
Daarnaast speelt de vraag of sprake is van een of meerdere bedrijfsmiddelen. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de hoogte van fiscale afschrijvingen. Een vergelijkbaar vraagstuk als bij de fiscale waardering van het waterleidingnet van Evides speelt bij de fiscale waardering van de Westerseheldetunnel of de havenwerken van ZSP. Gelet op het bijzondere karakter van de Westerseheldetunnel I de havenwerken zal het niet eenvoudig zijn hiervan de WEV vast te stellen. Hierin schuilt tevens een optimalisatiemogelijkheid. Bij het samenstellen van een fiscale openingsbalans geldt een zogenoemd activeringsverbod voor goodwill. Met dit activeringsverbod heeft de wetgever met name willen voorkomen dat overheidsbedrijven die vpb-plichtig worden zelfgevormde goodwill kunnen activeren en daar vervolgens op af kunnen schrijven. De wetgever vindt dit ongewenst omdat overheidsbedrijven dan een concurrentievoordeel krijgen op bedrijven die altijd al aan de vpb onderworpen zijn geweest. Bij Waterbedrijven is ons inziens in beginsel echter geen sprake van goodwill omdat het rendement op het geïnvesteerd vermogen wettelijk is bepaald (Drinkwaterwet).
6.5 De fiscale eenheid vpb Stel dat de verwachting is dat één van de deelnemingen van de provincie (entiteit A) vanaf 2016 fiscale verliezen zal gaan realiseren. Entiteit B zal vanaf 2016 fiscale winsten realiseren. Het is dan in het financiële belang van de provincie dat de winsten van entiteit B verrekend kunnen worden met de verliezen van entiteit A. Fiscaal kunnen resultaten met elkaar worden verrekend als sprake is van een zogenaamde fiscale eenheid voor de vpbl4. Belangrijkste voorwaarde voor het aangaan van een fiscale eenheid voor de vpb is, kort gezegd, dat de moedermaatschappij ten minste 95% van de aandelen moet bezitten van de dochtermaatschappij 15. Alleen vpb-plichtige entiteiten kunnen onderdeel uitmaken van de fiscale eenheid. Onderstaande figuur ter toelichting. Fiscale eenheid vpb mogelijk tussen A en B
Geen fiscale eenheld vpb mogelijk
Provincie Zeeland
Provincie Zeeland
.· •...• . lDO% .. . . •.•...
EJ EJ
Entiteit A
Entiteit B
100%
Fiscale eenheid vpb
••••••••••
0
0
•
•
•
••••••
14 Niet te verwarren met een fiscale eenheid voor de btw. 15 Gezien het doel van deze notitie gaan wij niet nader in op alle voor- en nadelen van een fiscale eenheid. Wij lichten de faciliteit van de fiscale eenheid vpb toe om het belang van een optimale organisatiestructuur per 1 januari 2016 te benadrukken.
Blad 12 5 december 2013 Prov .Zeeland/cons/20 13/13.001 In de linkse figuur kan een fiscale eenheid vpb tussen A en B tot stand komen. Hierdoor kunnen de winsten van B verrekend worden met de verliezen van A. In de rechtse figuur is geen fiscale eenheid mogelijk omdat de provincie zelf niet vpb-plichtig is. Ook heeft A geen (ten minste 95%) aandelen in B. In dit geval zou A vpb verschuldigd zijn over haar winst en kan B geen fiscale verliezen verrekenen. Hieronder noemen wij een aantal andere optimalisatiemogelijkheden waar de provincie rekening mee kan houden voor wat betreft haar financiële positie. • Mogelijk is het aantrekkelijk om de vpb-plicht eerder in te laten gaan. Zoals tevens aangegeven bij de deelneming ZSP, zijn verliezen pas compensabel vanaf het moment dat de entiteit vpbplichtig wordt. Door een activiteit nu al vpb-plichtig te 'maken', zijn verliezen die nu geleden worden compensabel met toekomstige winsten. Het is hierbij van belang dat het gaat om fiscale verliezen. Het eerder vpb-plichtig maken van een activiteit is overigens een vergaande stap die wij de provincie vooralsnog niet adviseren. Een keuze hieromtrent kan naar onze mening pas worden gemaakt op het moment dat het wetsvoorstel in 2014 bekend wordt gemaakt. • Indien de provincie (dan wel één van de deelnemingen) voornemens is om bepaalde investeringen te doen, is het wellicht gunstig deze op te schuiven naar de belaste periode. Fiscaal bestaan er diverse stimuleringsmaatregelen m.b.t. investeringen die tot een lagerevpb-last kunnen leiden. Voorbeelden hiervan zijn de 'energie-investeringsaftrek' (EIA), 'de milieu-investeringsaftrek' (MIA) en de 'willekeurige afschrijving milieu-investeringen' (Vamil). Deze faciliteiten gelden alleen voor vpb-plichtige entiteiten. • Indien de provincie activiteiten wil afstoten met een verwachte fiscale boekwinst is het raadzaam deze activiteiten voorafgaand aan de vpb-plicht over te dragen.
7. Overige punten 7.1 Mogelijke effecten op de interne organisatie De intrede van vpb-plicht heeft gevolgen op de interne organisatie van de provincie. Hieronder lichten wij de belangrijkste gevolgen op hoofdlijnen toe. • Financiële gevolgen: mogelijke cash out van 25% vpb op belaste activiteiten en invloed op de meerjarenbegroting. Voor wat betreft de deelnemingen is sprake van een effect op de dividendpolitiek Op basis van een eerste analyse van de provincie is mogelijk sprake van een structureel negatief effect van circa € 4 miljoen per jaar als gevolg van een afname van de dividenden vanuit de deelnemingen. Hierbij merken wij op dat deze analyse is gebaseerd op commerciële uitgangspunten en nog geen vertaalslag heeft plaatsgevonden naar fiscale grondslagen. • Administratieve lastendruk: samenstellen fiscale openingsbalans, gevolgen jaarrekening (berekening belastinglatenties) en het verzorgen van een aangifte vpb. • Keuze rechtsvorm (lijkt vooralsnog mogelijk alleen aan de orde voor de grondexploitatie), verdeling belang en financiering van overheidsbedrijf (vpb-plichtige activiteit). • Overdracht van activiteiten (lijkt vooralsnog mogelijk alleen aan de orde voor de grondexploitatie), gevolgen voor medewerkers, organisatie, fiscale gevolgen (btw, overdrachtsbelasting, loonbelasting en vpb ). • Opleiding medewerkers (bewustwording en inzicht in de vpb). • Toerekening van resultaten en interne verrekenprijzen tussen belaste en onbelaste activiteiten.
In bijlage 1 bij deze notitie lichten wij met name de administratieve gevolgen nader toe.
Deloitte. Blad 13 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 7.2 Overgangsregeling Tijdens ons overleg met de afdeling Financiën is de vraag opgekomen of sprake zal zijn van een 'overgangsregeling' voor de aankomende vpb-plicht voor overheidsbedrijven. Voorbeeld van een overgangsregeling is een zogenoemde vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst. Hier dringt zich een vergelijking op met de introductie van vpb-plicht voor woningcorporaties. In een vaststellingsovereenkomst (hierna: 'VSO') tussen de belastingplichtige woningcorporaties en de Belastingdienst zijn destijds praktische afspraken gemaakt over fiscale waarderingsvraagstukken (fiscale openingsbalans), winstbepalingen en zelfs over activiteiten waarvoor een 'uitzondering16• gold. Tot op heden zijn er geen signalen in de markt die erop duiden dat voor de overheidsbedrijven een dergelijke VSO tot stand zal komen. De belangrijkste reden hiervoor is dat bij de woningcorporaties sprake was van een 'homogene' groep belastingplichtigen. De gemeenschappelijke deler was immers steeds de verhuur van (sociale) huurwoningen. De aard van de activiteiten van de overheidsbedrijven loopt dusdanig uiteen dat wij de kans op een overkoepelende VSO klein achten. Mogelijk dat dit voor specifieke deelsegmenten (bijvoorbeeld ten aanzien van de waterbedrijven) anders is. Dit neemt overigens niet weg dat er op lokaal niveau wellicht praktische afspraken kunnen worden gemaakt met de Belastingdienst tijdens zogenoemd 'vooroverleg'.
8) Afsluiting Ten aanzien van diverse lobby's benadrukken wij dat het in het belang van de provincie is om te pleiten voor het 'concurrentiecriterium'. Het criterium van 'economische activiteit' leidt immers in beginsel voor zowel de provincie zelf als de deelnemingen tot een ruimere vpb-plicht. Zowel ten aanzien van ZSP, de NV Westerseheldetunnel als Evides zien wij vanuit fiscaal-theoretisch perspectief goede argumenten om de diverse lobby's te voeden. Wij geven de provincie in overweging om ten aanzien van een aantal activiteiten I deelnemingen een nadere financiële/fiscale analyse uit te (laten) voeren. Dit heeft betrekking op: - de grondexploitatie (provincie zelf); - deelneming Evides; - deelneming NV Westerscheldetunnel; - deelneming Zeeland Seaports NV. Van belang bij deze nadere analyse is de vraag op welke termijn dit plaats zou moeten vinden. Enerzijds speelt daarbij het argument dat pas na bekendmaking van het wetsvoorstel (september 2014) duidelijkheid bestaat over hoe de regelgeving er precies uit gaat zien. Anderzijds kan het verwachte structurele negatieve effect van circa € 4 miljoen per jaar en de impact daarvan op de programma's van de provincie voldoende aanleiding geven om deze analyses eerder uit te voeren. Voor wat betreft de optimalisatiemogelijkheden zien wij de beste mogelijkheden in het optimaliseren van de fiscale openingsbalansen. Daarnaast dient kritisch te worden gekeken naar de mogelijkheden bij de NV Westerseheldetunnel en de relatie met de BV Kanaalkruising SluiskiL Een nadere analyse op dit punt is noodzakelijk, voordat hierover besluitvorming kan plaatsvinden.
16 Dit betrof de zogenoemde buffer. Hiervan profiteerden met name woningcorporaties die slechts op beperkte schaal over commerciële activiteiten (bijvoorbeeld verhuur van een aantal zogenoemde markthuur woningen) beschikten.
Blad 14 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 Op het moment dat zeker is welke activiteiten I deelnemingen vpb-plichtig worden, kan worden bepaald hoe de betreffende activiteiten binnen de organisatiestructuur optimaal kunnen worden ingepast. De eerste vraag die daarbij opkomt is of de activiteit in een bestaande entiteit wordt ingebracht of in een nieuw op te richten entiteit. Aspecten die daarbij een rol spelen zijn niet alleen van fiscale aard (omvang verwachte fiscale winst en fiscale eenheid vpb). Denk hierbij bijvoorbeeld ook aanjuridische (risicoprofiel van de activiteit, weUgeen rechtspersoonlijkheid) en gavernanee aspecten. Uiteraard zijn wij bereid de provincie bij bovenstaande actiepunten te ondersteunen. Graag wisselen wij hierover nader van gedachten met u. Mocht u nog naar aanleiding van deze notitie vragen en/of opmerkingen hebben, dan kunt u vanzelfsprekend contact met ons opnemen. Graag lichten wij deze notitie in een presentatie of gesprek nader aan u toe. Met vriendelijke groet,
drs. E. Mol Bijlagen: 1) Operationele impact vpb-plicht 2) Nota aan GS 3) Ontwerpbrief GS
Deloitte. Blad 15 5 december 2013 Prov.Zeeland/cons/2013/13.001 Bijlage 1 Operationele impact vpb-plicht Administratie Ten behoeve van de aangifte vpb en de fiscale last in de commerciële jaarrekening moet een fiscale administratie worden ingericht. Uit deze administratie komen de commercieel-fiscale verschillen in waardering en winst- en verliesrekening, zoals bijvoorbeeld afschrijvingen, naar voren. Een dergelijke administratie is van belang om de individuele fiscale boekwaarden van de diverse bedrijfsmiddelen te kunnen (blijven) volgen. Wij geven de provincie in overweging om bij het opzetten van deze registraties rekening te houden met de zogenoemde "fiscale audit trail". Fiscale audit trail Een fiscale audit trail is te vergelijken met een soort interne handleiding I beschrijving van hoe (in casu) de aangifte vpb door de provincie/deelneming is voorbereid. Concreet is de audit trail een toelichting op hoe de fiscale registraties zijn opgebouwd en bevat ten minste de volgende gegevens: • Overzicht van alle commercieel-fiscale verschillen • V astlegging van de bron (oorsprong) van de gebruikte gegevens • Informatie over hoe de gebruikte gegevens op volledig- en juistheid zijn getoetst (bijvoorbeeld een toets op de berekende fiscale afschrijving op het vastgoed in relatie tot het taxatierapport en de bijbehorende WOZ-waarde. • Beschrijving van de wijze waarop de commerciële data is vertaald naar een fiscale waarde/eindstand • Eventueel door de provincie ingenomen (fiscale) standpunten, inclusief bijbehorende argumenten en inzichten Gevolgen voor de jaarrekening Een en ander betekent voor de commerciële jaarrekening van de provincie: • Het vermogen kan wijzigen door het ontstaan van fiscale latente belastingvorderingen en schulden. • Deze belastinglatenties moeten worden gevormd, indien tijdelijke waarderingsverschillen ontstaan tussen de fiscale en commerciële waardering. • In de winst- en verliesrekening wordt een post vpb opgenomen. • De post vpb in de winst & verlies rekening bestaat uit de acute vpb-last van dat jaar en de mutaties in de latente belastingpositie als gevolg van de verschillen in fiscale en commerciële waardering.
Gezien het voorstaande raden wij u aan in uw jaarplanning een fiscale cyclus op te gaan nemen. Hierin kan worden opgenomen: • Het afstemmen van de fiscale positie van de provincie over het afgelopen boekjaar ten behoeve van de jaarrekeningcontrole. • Het zo nauwkeurig mogelijk vaststellen van de fiscale winst voor het lopende boekjaar. Dit in verband met de voorlopige aanslag vpb die de Belastingdienst voor een lopend boekjaar oplegt. • Samenstellen fiscale aangifte vpb. • Besprekingen over de verdere aanscherping van besparingsmogelijkheden en actuele fiscale ontwikkelingen. • Controleren van de ontvangen aanslagen vpb.