Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 1
Niet zonder ons… Gezinshuizen aan het begin van de 21e eeuw
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 2
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 3
Niet zonder ons… Gezinshuizen aan het begin van de 21e eeuw Verhalen, visie en methodische aspecten De eigen presentie als voorwaarde voor een mogelijke presentie van jongeren Hand in hand: betrokkenheid, professionaliteit en ondernemerschap De kracht van gezinshuizen: doorleefde aandacht
Gerard Besten
uitgeverij DE GEZONDE BALANS
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 4
ISBN 978 90 809527 4 4 Tekstredactie: Christl Korzelius Fotografie: De Rudolphstichting, Isabelle Boon©, Marjon Besten Illustratie omslag: Annemieke de Vries, Maarten Jan Oskam Grafische vormgeving: Marian van Helden, Deventer © 2007, G. Besten, Ugchelen Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor gevolgen hiervan.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 5
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Voor degene in een schuilhoek achter glas Voor degene met de dichtbeslagen ramen Voor degene die dacht dat ie alleen was Moet nu weten, we zijn allemaal samen Voor degene met ‘t dichtgeslagen boek Voor degene met de snel vergeten namen Voor degene die ‘t vruchteloze zoeken Moet nu weten, we zijn allemaal samen
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Niet zonder ons
Besten:Scholten
03-09-2007
6
17:02
Pagina 6
ZING, VECHT, HUIL, BID, LACH, WERK EN BEWONDER
Voor degene met de slapeloze nacht Voor degene die ‘t geluk niet kan beamen Voor degene die niets doet, die alleen maar wacht Moet nu weten, we zijn allemaal samen Voor degene met z’n mateloze trots In z’n risicoloze hoge toren Op z’n risicoloze hoge rots Moet nu weten, zo zijn we niet geboren
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Niet zonder ons Voor degene met ‘t open gezicht Voor degene met ‘t naakte lichaam Voor degene in ‘t witte licht Voor degene die weet, we komen samen
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder Niet zonder ons Niet zonder ons (15x) Ramses Shaffy
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 7
Inhoudsopgave
Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder / 5 Ten geleide / 11 Leeswijzer / 13 0.
Context veranderen / 19
1. 1.1 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.3
Proloog / 29 Voorwoord / 29 Motief / 32 Zelfconfrontatie / 32 Het motief voor een gezinsvorm / 34 Context veranderen / 38 Werkwijze / 41
2.
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst / 43
3.
Uit de schaduw / 55
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
De leefstijl / 59 Salutogenese / 60 De presentietheorie / 62 Het Pareto-principe / 64 Ervaringsleren / 66
5. 5.1 5.2 5.3 5.4
Pedagogisch concept / 69 Pedagogisch concept / 69 Vermogens / 71 Vaardigheden / 72 Rituelen / 73
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 8
8
INHOUDSOPGAVE
5.5 5.6 5.7 5.8
Insluiten / 75 Middelen / 75 Doelgroep / 76 Integratie / 80
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Een andere professionaliteit / 85 Presentietheorie / 87 Tribal leadership / 89 Scholingsweg / 91 Empowerment / 94 Begeleiding / 95 Accountability / 98 Beroepsprofiel / 99
7.
Twee kommen jus op tafel / 103
8. 8.1 8.2 8.3 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.4 8.5 8.5.1 8.5.2 8.5.3 8.5.4 8.6 8.6.1 8.6.2 8.6.3
Duurzaam ondernemen in de jeugdzorg / 107 The Making off / 108 Gezin-zijn / 111 Gezinsdomeinen / 113 T.a.v. de identiteit / 113 T.a.v. de sociale realiteit / 117 T.a.v. de economische realiteit / 120 De context / 121 Duurzaam ondernemen / 125 De organisatie van het gezinshuis / 125 Inrichting van de samenlevingritmes en processen / 126 Zicht op de cultuur en mogelijkheden voor verandering/omvorming / 126 Het gezinshuisstatuut / 126 Visie ontwikkelen / 127 Presentie als kader voor echte aanwezigheid / 129 Salutogenese; aansluiten bij de mogelijkheden / 134 Ervaring; de leermeester van iedere dag / 140
9. 9.1 9.1.1 9.1.2
Ondernemingsconcept / 141 Bedrijfsvoering / 141 De middelen van het gezinshuis / 143 De processen binnen een gezinshuis / 145
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 9
INHOUDSOPGAVE
9.1.3 9.1.4 9.2 9.2.1 9.2.2 9.3
De cultuur binnen het gezinshuis / 146 De identiteit van het gezinshuis / 146 Branding / 147 Portfolio / 147 Online gemeenschap / 148 Kwaliteitsmanagement / 149
10. 10.1 10.1.1 10.1.2 10.2 10.3
Maatschappelijke onderneming / 151 Maatschappelijk ondernemen / 151 Legitimiteit / 152 Representatie / 154 Organisatie / 155 Vermaatschappelijking van de zorg / 156
11.
Maatschappelijke verantwoording / 159
Tot slot / 167 Literatuur / 169
9
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 10
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 11
Ten geleide van de uitgevers
De oerimpuls van de jeugdhulpverlening is door Gerard Besten in een gesprek met de uitgever samengevat als “ieder kind een veilig thuis”. De wereld van de jeugd en de jeugdhulpverlening kan zich anno 2007 verheugen in veel belangstelling. Deze belangstelling komt helaas niet voort uit al te groot succes. Er zijn zorgen vanuit de overheid, zorgen vanuit de provincies en gemeentes, vanuit ouders/voogden en het onderwijs. Er zijn ook zorgen bij de institutionele-, residentiële jeugdhulpverleningsorganisaties. Deze krijgen als verwijt dat ze bureaucratisch en tegelijkertijd ook niet transparant genoeg zijn. Er is veel goede wil die gesmoord wordt in afstemming die noodzakelijk wordt als veel partijen een min of meer onafhankelijke bijdrage behoren te geven. Het aantal uitvoerende medewerkers gaat ten koste van beroepsregisseurs en beroepsafstemmers. Wachtlijsten ontstaan en worden weggewerkt met eenmalige miljoenen en met tijdelijke noodplaatsingen op verkeerde plekken waarmee kinderen van de wachtlijst verdwijnen en deze korter lijken te worden. Waarna het probleem uiteraard weer ontstaat. En ook dit: Kinderen kunnen geen kind meer zijn. Gevoed en gestuurd door beelden van volwassenen ontstaat de onbewuste norm dat je als kind een kleine volwassene bent. In reclame en clips, dansen, bewegen en kleden kinderen zich als volwassen jonge mensen. In hun nabootstalent slagen ze daar heel goed in. Kleuters worden op school getest en worden daarna zodanig begeleid dat ze moeten ontwikkelen door te leren in plaats van vrij spelen. Het tegenbeeld is er ook. Volwassenen werkers die met een lollie in hun mond per step naar hun werk vertrekken. Culturen ontmoeten andere culturen. Waarden, normen en collectieve doe-wel en doeniet canons verliezen hun status. In deze verwarrende context valt het niet mee om het goede te doen voor kinderen die een extra vraag stellen aan ons als samenleving. Als uitgever zijn we verheugd dat dit boek is geschreven in deze warrige tijd van de jeugdhulpverlening.
Besten:Scholten
03-09-2007
12
17:02
Pagina 12
TEN GELEIDE VAN DE UITGEVERS
Gerard Besten toont in zijn boek aan dat positieve concepten als salutogenese en de presentiebenadering kunnen worden uitgewerkt tot praktische beelden die de basis vormen voor een simpele maar adequate bedrijfsvoering in gezinshuizen als plek voor kinderen die verloren zijn geraakt in hun biografie. Het verschijnen van ‘Niet zonder ons...’ is een mijlpaal in een groter programma dat in de nabije toekomst in onze optiek zal leiden tot een wijziging van het landschap in de jeugdhulpverlening. Gezinshuizen kunnen een bijdrage leveren aan de vernieuwing van de jeugdhulpverlening, zeker als de gezinshuisouders de ruimte krijgen om in een verzorgde omgeving de goede dingen op het goede moment te doen en daarbij enthousiast en gezond te blijven. ‘Niet zonder ons...’ levert de bouwstenen om dat mogelijk te maken. Daarnaast is ‘Niet zonder ons...’ een beschrijving van een concept dat wel eens een groter bereik zou kunnen hebben dan de jeugdhulpverlening. Er is niet veel fantasie voor nodig om voor te kunnen stellen dat iets vergelijkbaars ook mogelijk moet zijn in de zorg voor ouderen, kleuteropvang, voor- en naschoolse opvang en bijvoorbeeld ook betekenis zou kunnen hebben voor RIBW’s. Inleven, meeleven en samenleven vanuit een door ervaring en nadenken verrijkt menselijk hart is de basis voor de plekken waar mensen het met elkaar hebben te doen. Wij gaan er van uit dat dit boek raakt en zal leiden tot concrete actie.
Cathy Cruwys Ad van der Hulst Uitgevers
www.degezondebalans.nl
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 13
Leeswijzer
Het lied ‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder’ van Ramses Shaffey eindigt met ‘Niet zonder ons…’ En dat laatste ‘Niet zonder ons…’ vijftien (15) keer… ‘Niet zonder ons’; kinderen en jongeren in de jeugdzorg kunnen niet zonder ons; niet zonder de werkelijke en aandachtige betrokkenheid van mensen zoals u en ik. Zonder ons verblijven zij in de anonimiteit van professionele zorgpraktijken. Gezinshuizen. Ergens in Nederland, in een wijk, achteraf op het platteland of op een instellingsterrein staan huizen met bijzondere bewoners. Relatief grote huizen, met veel kinderen. Huizen, waarin (echt-)paren met of zonder eigen kinderen een aantal kinderen en jongeren langere tijd in het verlengde van hun eigen leven brengen. Jarenlang het leven delen met kinderen die problemen hebben; samen ups en downs beleven, geloven in de ontwikkeling van deze jongeren die vanwege verschillende omstandigheden niet thuis kunnen opgroeien. Omdat ze weten, ‘Niet zonder ons…’ Gezinshuizen zijn veelkleurig, dynamisch, veelomvattend, maatschappelijk relevant en individueel van veel betekenis. Zij representeren pioniers in de jeugdzorg, die op eigen kracht en gezag nieuwe inhoud gaven en geven aan het leven van jongeren die niet langer thuis konden leven. Zij representeren ook authentieke vormen van samenleven; gezinshuizen zijn eigentijdse leefgemeenschappen. Het spreekt dan ook voor zich dat ik in dit boek geprobeerd heb dit rijke leven in zijn geheel en in al zijn facetten te beschrijven. Dat levert een veelheid aan invalshoeken op. De kinderen en jongeren waar het om gaat, hun ouders die ondanks alles ‘waardevast’ zijn, de gezinshuisouders die
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
14
Pagina 14
LEESWIJZER
in een bijzonder krachtenveld hun weg moeten vinden, de overheid die zich de regisseur acht, de instellingen, de buurt, het publieke domein, de methodische gezichtspunten, ondernemerschap en nog vele andere. Daarom lijkt me een korte leeswijzer op zijn plek; ik hoop dat het een goede gids is voor u als lezer. Ervaringsverslagen en theoretische verhelderingen wisselen elkaar af in dit boek. Centraal staat het proces van veranderen en ontwikkelen door samen op weg te gaan. Gezinshuizen richten zich op het ontwikkelen en het genereren van (levens-)perspectief, door het participeren van de gezinshuisouder in de actuele werkelijkheid van de jongeren. Het gezinshuis participeert op zijn beurt actief in de (lokale) samenleving. De kracht van de opvang en opvoeding die in gezinshuizen echt wat toevoegt, zit hem meestal niet in allerlei doelgerichte acties, maar in echte aanwezigheid. Nauwkeurig en radicaal aansluiten, een echte relatie aangaan, beschikbaar zijn, echt inleven, meeleven en samenleven, door alle betrokkenen. Dit boek beoogt vooral een inspirerende ervaring te zijn; geen ‘receptenboek’ waarin de rol en aanpak van de gezinshuisouder wordt vastgelegd, maar een inspiratiebron en mogelijke hulp om in de dynamiek van een gezinshuis jezelf te blijven.
Gerard Besten 0.
Context veranderen
‘Ik richt me op eenvoud… Met dit citaat van Henry Ford begint hoofdstuk 0, waarin de complexiteit van de huidige zorgpraktijk kort gekarakteriseerd wordt en de opening wordt gemaakt naar een andere professionaliteit; die van betrokkenheid. ‘Ubuntu’, over menselijke waardigheid. 1.
Proloog
In dit hoofdstuk wordt beschreven waar de impuls lag om een betere basis onder gezinshuizen in Nederland te leggen, o.a. door het schrijven van dit boek. Die betrokkenheid komt voort uit concrete ervaringen met jongeren.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 15
LEESWIJZER
2.
15
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst…
Deze leus van enkele decennia geleden wordt verkend naar implicaties voor het begin van de 21e eeuw. Er wordt gezocht naar een menskundige onderbouwing: kunnen we aansluiten bij de individuele en unieke kern van iedere jongere? Opent dat het perspectief tot zelfsturing? Welke zijn de zingevende perspectieven? Zonder trekrichting geen bestemming, geen doel en geen bezieling. Een democratisch pedagogisch offensief, van Mischa de Winter. Overtuiging als remedie. Het Angelsaksische of het Rijnlandse denken? 3.
Uit de schaduw…
Korte biografische schetsen van enkele jongeren uit de jeugdzorg. 4.
De leefstijl
Cruciaal is het scheppen van een steunend leefklimaat. Een basishouding die gericht is op wat kan; wat mogelijk is. En vervolgens ook de mogelijkheden daartoe bieden. Bij elkaar noem ik dat een salutogene leefomgeving. • Het scheppen van een salutogene leefomgeving • Enkele achterliggende concepten nader verklaard: • Salutogenese • Presentie • Het Pareto-principe • Contextuele benadering • Ervaringsleren 5.
Pedagogisch concept
Een beschouwing over het ontwikkelen van een pedagogisch concept voor gezinshuizen. Dit wordt nader verklaard met enkele praktijkvoorbeelden. Vanuit deze beschouwing worden drie kernvermogens voor gezinshuisouders verklaard: • inleven, • meeleven en • samenleven.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 16
16
LEESWIJZER
‘Insluiten’ van het eigen gezin. Een aantal gewenste methoden en middelen worden onderzocht. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag voor wie gezinshuizen echt een goede functie kunnen hebben. De vraag naar de doelgroep dus. Daarna worden de verschillende gezichtspunten geïntegreerd. 6.
Een andere professionaliteit
Het scheppen van een salutogene leefomgeving en de pedagogische uitwerking vragen om een nadere bezinning ten aanzien van de professionaliteit van gezinshuisouders. Wie moeten ze zijn en wat moeten ze kunnen? Methodische kenmerken vanuit de presentiebenadering. Tribal leadership. Scholingsweg van gezinshuisouders, empowerment en begeleiding. Een eigen beroepsprofiel. 7.
Twee kommen jus op tafel
Een korte schets over het ontstaan van gezinshuizen. Een gesprek met een nestor uit de wereld van de jeugdzorg geeft zicht op de essentie van de jeugdzorg en het werken binnen gezinshuizen. 8.
Duurzaam ondernemen in de jeugdzorg
Duurzaam ondernemen heeft te maken met de organisatie van gezinshuizen, de inrichting, de werkwijze en de visieontwikkeling. Hoe kunnen gezinshuizen duurzaam ingericht worden? Gezin-zijn als werkwoord. Gezinsdomeinen. Opvoedingsideaal. Leren samenwerken. De context. Presence of mind; iedere dag opnieuw invulling geven aan eigentijds ondernemerschap. Duurzaam ondernemen; vijf richtinggevers van Herman Wijffels. Een nieuwe visie ontwikkelen voor gezinshuizen. Een voorbeeld uit India: ‘I don’t need supervision; I want you to be present…’
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 17
LEESWIJZER
17
Methodische kenmerken vanuit de Salutogenese. De ijscokar van Otto. Zelfregie; de methodische kenmerken van de Cirkel van Deming. Ervaring; de leermeester van iedere dag. 9.
Ondernemingsconcept
De bedrijfsmatige aspecten van gezinshuizen. Over de bedrijfsvoering; de identiteit, de cultuur, de processen en de middelen. Een goede positionering; een portfolio. Kwaliteitsmanagement. 10.
Maatschappelijke onderneming
Gezinshuizen als maatschappelijke onderneming. Gezinshuis.com Legitimiteit en representatie. Variëteit en selectie. Portfolio. Vermaatschappelijking van de zorg. 11.
Maatschappelijke verantwoording
Verantwoording afleggen. Een poging om gezinshuizen te positioneren in het huidige tijdsbeeld. ‘Ontgroening’ als tijdsvraagstuk. Hoezo ‘de jeugd van tegenwoordig’? Het zijn onze jongeren! Ubuntu.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 18
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 19
0. Context veranderen ‘Ik richt me op eenvoud. Mensen bezitten over het algemeen vrij weinig en zelfs de eenvoudigste basisbehoeften zijn enorm duur (laat staan de luxe artikelen waarop naar mijn mening iedereen recht heeft), omdat bijna alles wat we produceren complexer is dan nodig. Onze kleding, ons voedsel, ons interieur – alles kan veel eenvoudiger dan nu het geval is en het zou er bovendien beter uit kunnen zien.’ Henry Ford1 Dit boek gaat over het veranderen van de context binnen de zorg voor kinderen en jongeren die niet langer thuis kunnen wonen. Veranderen, door de schoonheid van de eenvoud te gebruiken in de richting van: • meer betrokkenheid • een andere professionaliteit • meer ondernemerschap.
1
Henry Ford, Ford on Management 1929.
Besten:Scholten
20
03-09-2007
17:02
Pagina 20
0. CONTEXT VERANDEREN
Dit boek gaat over de toekomst van gezinshuizen, waar de mogelijkheden van het gewone dagelijkse leven zó versterkt worden dat het perspectief biedt voor de verschillende gezinsleden. Iedere samenleving heeft haar ‘eigen wijze’ ontwikkeld ten aanzien van de zorg en opvang van kinderen en jongeren die dat binnen de eigen biotoop niet meer kunnen verwachten. Ook aan het begin van de 21e eeuw kunnen in Nederland een aanzienlijk aantal kinderen en jongeren niet meer thuis wonen. Daaraan ligt een diversiteit aan oorzaken ten grondslag. Nederland kent een lange traditie van residentiële zorg. Kinderen en jongeren werden opgevangen binnen instellingen die vaak gedreven waren door ideële motieven. In de vorige eeuw is een breed palet aan zorg en opvang gegroeid. Die zorg bereikt anno 2007 op veel plekken en op veel manieren haar grenzen. De jeugdzorg kende in de eerste jaren van de 21e eeuw zo haar incidenten en drama’s. In de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking stuitten ouders op de anonimiteit en zielloosheid van het systeem. De kritieken zwollen aan en de machteloosheid leek toe te slaan. Binnen de jeugdzorg blijken de wachtlijsten aan het begin van de 21e eeuw een moeilijk te overwinnen tegenstander. In toenemende mate vallen bepaalde groeperingen buiten de boot. In het begin van de 21e eeuw werd met name in de grote steden zichtbaar en merkbaar dat bepaalde groeperingen niet bereikt werden met de bestaande zorg. Burgemeester Cohen en wethouder Aboutaleb van Amsterdam deden een indringend beroep op een aantal instellingen in de hoofdstad zich ook te bekommeren om bepaalde groeperingen die zorgden voor grote overlast in een aantal woonwijken. Maar hoe doe je dat? Inrichtingen bouwen? Opvangen in groepen, met stevige groepsleiding? Prikkeldraad er omheen? Aan het eind van de 20e eeuw is wel gebleken dat je daarmee het probleem van de straat haalt, maar daarmee zijn die problemen niet opgelost. Uit onderzoeken blijkt dat veel TBS’ers in hun jeugd in aanraking zijn
Besten:Scholten
03-09-2007
0. CONTEXT VERANDEREN
17:02
Pagina 21
21
geweest met de jeugdzorg. (Besloten) residentiële zorg lijkt niet een sluitend antwoord te bieden op deze problemen. Ook het imago van het beroep van groepsleiders en begeleiders kent verschillende gezichten en vertoont de wispelturigheid van een flinke puber. Er verschijnen berichten over de uitdagende kant van het vak, het beroep op je authenticiteit en de tevredenheid met je werk. Maar er zijn ook geluiden over de systeemdwang, het ijzeren harnas van de protocollering en onderzoeksgegevens over het schijnbaar aantoonbare falen van de residentiële zorg. De residentiële zorg is bedoeld voor kinderen en jongeren in de jeugdzorg, de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking, de kinderen jeugdpsychiatrie; kortom binnen alle domeinen waar kinderen en jongeren door hun problemen niet meer thuis kunnen wonen. We verkeren in een tijdsgewricht waarin we merken dat we het niet meer redden met reageren op situaties en innoveren van methodieken in de zorg voor kinderen en jongeren in de knel. De bestaande opvang, interventie en nazorg volstaan niet meer. De 24-uurszorg in de jeugdzorg is veroordeeld tot de gedoogzone. Politici schermen met het argument dat residentiële zorg ‘aantoonbaar niet werkt’. Het ‘zo-zo-zo-beleid’2, dat gevoerd werd tussen 1995 en 2007, heeft ertoe geleid dat er veel minder residentiële zorg nodig is. Het aantal bedden is in dertig jaar tijd gehalveerd. Daar zitten veel positieve kanten aan. Waar mogelijk moet worden voorkomen dat kinderen uit huis worden geplaatst. Er wordt flink geïnvesteerd in ondersteuning van het eigen gezin, in het aanleren van vaardigheden van ouders, in het aanleren van situationeel adequaat gedrag. Maar hoe zit het dan met die jongens en meisjes die noodgedwongen wel aangewezen zijn op de 24-uurszorg? Betekent de ‘gedoogzone’ voor hen net zoiets als de ‘vergeethoek’? Juist voor deze kinderen en jongeren geldt de stelling dat ‘geen mens een eiland is’. Kinderen en jongeren binnen de jeugdzorg worden veelal benaderd als onafhankelijke individuen. Organi-
2
Zo-zo-zo-beleid; zo dicht mogelijk bij huis, zo kort mogelijk en zo licht mogelijk. Dit beleid is opgenomen in artikel 23 van de Wet op de Jeugdhulpverlening.
Besten:Scholten
22
03-09-2007
17:02
Pagina 22
0. CONTEXT VERANDEREN
saties en professionals werken veelal contextueel, systemisch, competentiegericht of met varianten daarop. Met die professionele blikrichting wordt naar ieder individu gekeken. Door de inrichting van en eisen die gesteld worden aan de jeugdzorg bestaat er professionele distantie ten opzichte van de jongere. De organisatie en de professional zijn de waarnemers van de behoeften en problemen van de jongeren; de tolk van behandelplannen en doelstellingen. De jongeren zijn de objecten van professioneel handelen. Kinderen en jongeren in de 24-uurszorg hebben echter primair behoefte om ‘erbij te horen’, om gezien en gewaardeerd te worden. Zij hebben behoefte aan hartstochtelijke medestrijders in hun levensloop in plaats van objectief vakkundige professionals. We worden aangesproken op menselijke vermogens die we nog maar amper kennen; laat staan beheersen. We moeten eigen verantwoordelijkheid nemen en waarmaken in het publieke domein; verantwoordelijkheid nemen voor jongeren die geen of weinig binding meer hebben, die echt ‘los’ zijn. En dat binnen een context waarin uitgesproken is dat residentiële zorg niet werkt en dat ‘we dat eigenlijk niet moeten willen’. De verzorgingsstaat lijkt in staat van ontbinding… In dit boek gaat het om het vermogen zo in te grijpen in het leven van de wordende mens (kinderen en jongeren) dat er weer perspectief ontstaat in de levensloop. In te grijpen, als lotgenoot, door betrokkenheid, door het leven van de jongere in het verlengde van je eigen leven te brengen. Eenvoudig, maar wel doeltreffend. In te grijpen door te doen; er wordt al genoeg gesproken. In de vele ontmoetingen met jongeren en in de veelheid aan langdurende verantwoordelijkheden voor jongeren met forse problemen heb ik gemerkt dat het vooral aankomt op onvoorwaardelijkheid. ‘Knokken voor de ander’ wordt vooral: niet loslaten. Niet loslaten als je op je ziel getrapt wordt, niet loslaten als je integriteit getart wordt, niet loslaten als je geen vorderingen maakt. En ook niet loslaten wanneer 24-uurszorg maatschappelijk weinig waardering krijgt. Innerlijk de ander nooit loslaten. Als er al één ding is wat de huidige internetgeneratie gemeen heeft, dan is dat het gevecht om je eigenheid te verwerven. Je wordt weggezogen door het beeldscherm, gebonden in het schoolsysteem en vooral: niet
Besten:Scholten
03-09-2007
0. CONTEXT VERANDEREN
17:02
Pagina 23
23
gezien en gewaardeerd in de publieke ruimte. Het publieke domein is anno 2006 ingenomen door de commercie en gelieerde belangen. Binnen de jeugdcultuur tekenen zich meerdere zorgelijke tendensen af. • de ‘@-~-/`tendens; door de huidig media geadopteerd te worden, cognitief gevangen te raken; • de ‘ik doe mijn ding’ tendens; emotioneel verwaarloosd te raken, te verkommeren, wat leidt naar een asociale attitude; • de ‘wie maakt me wat’ tendens; motorisch te verwilderen, wat leidt naar onbestuurbaar worden en maatschappelijke overlast.
Aan het begin van de 21 eeuw is het maatschappelijke appèl op alle volwassenen om deel te nemen aan het arbeidsproces almaar krachtiger geworden. Het is bepaald niet gangbaar meer dat één van beide ouders zich duurzaam wijdt aan de opvoeding van de kinderen. Ook de economische context – de kosten van een gezin, de huur of hypotheek in relatie tot het gemiddelde salarisniveau – indiceert tweeverdienerschap om de economische eenheid die ‘gezin’ heet, draaiende te houden. Gezinnen, huishoudens, zijn georganiseerde verbanden geworden. Gezin-zijn en ouderschap is er in het begin van de 21e eeuw niet eenvoudiger op geworden. Een goed functionerend gezin levert een positieve bijdrage aan de samenleving. Zo’n gezin is niet alleen een evenwichtige en stabiele basis voor de kinderen die erin opgroeien, maar heeft ook invloed op zijn omgeving. Het gezin is anno 2007 nog steeds het meest krachtige en vitale microsysteem binnen onze samenleving. In dit boek gaat het om jongeren die verdwaald zijn in de eigen levensloop. Vaak werden zij al heel jong geconfronteerd met ouders en volwassenen die het ouderschap niet echt waar konden maken. Vanaf de eerste levensjaren werden zij geconfronteerd met ontwikkelingen die twijfel, angst en wantrouwen teweeg brengen. Wantrouwen werd tweede natuur; niet-verbonden zijn je trouwste metgezel. Dit zijn jongeren in een achterstandsituatie. Iedereen kan zijn recht halen; maar met name deze jongeren niet. Die jongeren maken het de inspanningen waard om te pogen de context van hun leven te wijzigen. Gezond vertrouwen in de plaats van wantrouwen; verbindingen durven aangaan in plaats van je afsluiten. Dat bereik
Besten:Scholten
24
03-09-2007
17:02
Pagina 24
0. CONTEXT VERANDEREN
je niet alleen door professioneel te werken, maar met name door de leefsituatie van die jongere in het verlengde van je eigen leven te brengen en daar vervolgens professioneel in te handelen. Het huidige tijdsgewricht schreeuwt erom opnieuw een verbond te sluiten tussen wederzijdse betrokkenheid en professionaliteit. Zorg en opvoeding zijn geen verhandelbare producten, maar relationele activiteiten; in dit geval professioneel een verbintenis aangaan. ‘Kun je professioneel mijn lotgenoot worden?’; dat lijkt de kern van de hedendaagse vraag. In de jaren tachtig van de vorige eeuw heb ik acht jaar gewoond en gewerkt in een gezinsgroep; een zorgvorm die vanuit dat inzicht vorm had gekregen. Deze en andere overwegingen gaven mij met enkele organisaties binnen de jeugdzorg (De Rudolphstichting, Bredervoort en de LeoStichtingGroep) aanleiding om in 2006 het initiatief te nemen tot een betere basis onder gezinshuizen in Nederland en de realisatie van een landelijk netwerk voor gezinshuizen: Gezinshuis.com.
Gezinshuis.com Gezinshuis.com is het initiatief van enkele organisaties en personen die zich ernstig zorgen maakten over het gebrek aan perspectief voor jongeren die om uiteenlopende redenen niet meer thuis kunnen wonen. In 2006 namen zij het besluit zich krachtig in te zetten voor betere zorg aan het eind van de keten; daar waar jongeren noodgedwongen uit huis geplaatst worden. De initiatiefnemers van Gezinshuis.com zijn De Rudolphstichting, Bredervoort-LSG en Gerard Besten. Bakermat van het project is jeugddorp De Glind (nabij Barneveld) waar al vele decennia ervaring is opgedaan met het fenomeen ‘gezinshuizen’. Overtuiging Binnen Gezinshuis.com leeft de overtuiging dat ook in deze tijd het gezin het krachtigste microsysteem in onze samenleving is. Ook kinderen en jongeren, die om uiteenlopende redenen niet meer thuis kunnen wonen, moeten de mogelijkheid hebben in een gezinsverband op te groeien.
Besten:Scholten
03-09-2007
0. CONTEXT VERANDEREN
17:02
Pagina 25
25
Een deel van deze jongeren vindt een goede plek binnen de pleegzorg. Voor een aanzienlijke groep kinderen en jongeren is er echter meer nodig. Voor hen wil Gezinshuis.com zich inzetten. De initiatiefnemers van Gezinshuis.com vinden hun inspiratie in de stelling dat kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen (‘thuisloos’ zijn) recht hebben op een ‘georganiseerd thuis.’ Zij willen dat dit onderwerp op de politieke en maatschappelijke agenda de plek krijgt die het verdient. Concept Het concept van Gezinshuis.com is helder; het aanbieden van gezinshuizen voor kinderen en jongeren die door omstandigheden zijn verdwaald in hun eigen levensloop. Een gezinshuis biedt goede mogelijkheden voor individuele ontplooiing door z’n duurzame inrichting. Nagestreefd en voorgeleefd wordt het wederzijds in acht nemen van elkaars belangen, samenwerken in het dagelijkse leven en het scheppen van betrouwbare relaties. Het concept is duurzaam, want het richt zich op echte betrokkenheid, professionaliteit, wederkerigheid, is waar mogelijk zelfvoorzienend en gebaseerd op ondernemerschap. Binnen een gezinshuis sluiten we vooral aan bij de mogelijkheden en talenten van de jongeren. Die leren ze al in te zetten binnen een gezinshuis; ook zij betekenen iets voor hun huisgenoten. Gezinshuizen en gezinshuisouders kunnen dat niet alleen. Het concept gaat uit van samenwerking met de lokale gemeenschap en van meedenkende verwijzers. Men is erop gespitst om op een slimme manier deze zorgvorm te verbeteren. Er wordt samenwerking gezocht met mensen, organisaties en ondernemingen die ook vinden dat het gezinsleven het meest krachtige microsysteem in de samenleving is. Franchiseformule Gezinshuis.com heeft vanuit haar stellige overtuiging en op basis van een doordacht concept een franchiseformule ontwikkeld. De kracht van gezinshuizen is gelegen in het dagelijkse samenleven en de methodische versterking daarvan; de empowerment van het gewone leven. De gezinshuisouders zijn de ondernemers; zij worden ondersteund door deskundigen op specifiek terrein;
Besten:Scholten
26
03-09-2007
17:02
Pagina 26
0. CONTEXT VERANDEREN
De professionaliteit van de gezinshuisouder is doorslaggevend voor de kwaliteit van het gezinshuis; daarom is er doorlopend scholing en kennisuitwisseling; De specialisten (andere zorgverleners) hebben geen sturende, maar ondersteunende rol; De franchiseformule is geformuleerd als serviceconcept; dienstverlenend aan de gezinshuisouders en de kinderen en jongeren die in het gezinshuis wonen; Binnen de (jeugd-)zorg hebben zorgorganisaties op basis van subsidievoorwaarden de verantwoordelijkheid te zorgen voor kwalitatief goede zorg. Gezinshuis.com zoekt de samenwerking met inachtname en versterking van ieders verantwoordelijkheid. Daartoe kiest Gezinshuis.com voor de Masterfranchisevorm. In die Masterfranchisevorm wordt samengewerkt met bestaande zorgaanbieders. Toegevoegde waarde van Gezinshuis.com Vanuit het concept dat gericht is op versterking van talenten en mogelijkheden, worden stappen ondernomen om een landelijk netwerk van gezinshuizen te ontwikkelen. Daarmee komen gezinshuizen in het bereik voor kinderen in de jeugdzorg, de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking, voor kinderen met psychiatrische problematiek; kortom voor al die kinderen die om verschillende redenen langere tijd niet thuis kunnen wonen en een betrokken, professionele en ondernemende leefomgeving behoeven. Gezinshuizen van Gezinshuis.com kenmerken zich door: • een aanpak die gericht is op het versterken van de talenten en mogelijkheden van kinderen; • vitaliseren in plaats van problematiseren; • ondernemende gezinshuisouders; • een gezonde en uitdagende (salutogenese) leefomgeving. ‘Com’, van community dus, omdat je identiteit kunt ontwikkelen in het ‘ergens bij horen’. Alleen gezamenlijke inzet leidt tot betere toekomstmogelijkheden voor jongeren waar het in dit boek over gaat. Die inzet moet leiden tot een wezenlijke verandering van de context van de langdurende zorg voor kinderen en jongeren die daarop aangewezen zijn.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 27
0. CONTEXT VERANDEREN
27
Binnen die zorg moet de gerichtheid veranderen: • van problematiseren naar vitaliseren, • van systeemdenken naar servicegerichtheid, • van onmacht naar empowerment. In Zuid-Afrika leeft het begrip ‘Ubuntu’3.
Bij de stammen van Noordelijk Natal in Zuid-Afrika is de gebruikelijke begroeting – het equivalent van ‘hallo’ in het Nederlands – sawu bona, hetgeen letterlijk wil zeggen: ‘ik zie u’. De tegengroet luidt bijvoorbeeld ‘sikhona’, ‘ik ben hier’. De volgorde van deze begroetingsvormen is belangrijk: pas als u mij ziet, besta ik. Doordat u mij ziet, laat u mij als het ware bestaan. Deze betekenis, die impliciet in de taal verankerd is, maakt deel uit van het idee van ubuntu, een opvatting die sterk vertegenwoordigd is onder de autochtone bevolking van Afrika ten zuiden van de Sahara. Het woord ubuntu stamt van het Zoeloe-gezegde umuntu ngumuntu naganbantu, dat letterlijk kan worden vertaald als: een mens wordt pas een mens door andere mensen. Wanneer je met deze zienswijze groot wordt, is je identiteit gebaseerd op het feit dat je wordt gezien. Dat mensen om je heen je als persoon respecteren en erkennen. Bij de ontwikkeling van gezinshuizen is het streven gericht op wederzijds respect en de openheid die in de geest van ubuntu zijn verankerd. Ubuntu Het diepgewortelde Afrikaanse gevoel dat menselijke waardigheid alleen ontstaat door de waardigheid van anderen te respecteren. Door de inrichting van en eisen die gesteld worden aan de jeugdzorg, de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking en de kinder- en jeugdpsychiatrie bestaat er professionele distantie ten opzichte van de jongere.
3
Uit: ‘De vijfde discipline; praktijkboek’, Peter Senge.
Besten:Scholten
28
03-09-2007
17:02
Pagina 28
0. CONTEXT VERANDEREN
De organisatie en de professional zijn de waarnemers van de behoeften en problemen van de jongeren; de tolk van behandelplannen en doelstellingen. De jongeren zijn de objecten van professioneel handelen. Met dit boek wil ik meewerken aan een andere professionaliteit; die van betrokkenheid.
Besten:Scholten
03-09-2007
1.
Proloog
1.1
Voorwoord
17:02
Pagina 29
Henri is dertien jaar. Haagse jongen; ietwat klein en lichtelijk mollig. Kuif mooi in model naar rechts gekamd. Ernstige bril met hoornen montuur. Een beetje blozend uiterlijk en opmerkelijk pientere ogen. Henri is op zijn hoede… Het is 1978. In de jeugdhulpverlening beginnen de eerste gedachten te ontstaan over een andere inrichting van diezelfde jeugdhulpverlening. Moet het misschien minder in instellingen en moet er meer aandacht voor de primaire leefsituatie zijn? Allerwegen wordt gepleit voor een radicale omvorming. Henri woonde in een leefgroep in De Glind. Ik was zijn mentor, maar ben er nooit achter gekomen wat nou de feitelijke reden voor zijn uithuisplaatsing was. Op een voor mij totaal onverwacht moment ging Henri terug naar huis, naar Den Haag. Volgens zijn voogd stonden zijn ouders weer open voor een hereniging… Op 24 maart 2005 heb ik een lezing gehouden over de inhoudelijke aspecten van een gezinsunit, tijdens een werkconferentie van De Rudolphstichting en Bredervoort-LSG, twee organisaties die actief zijn in de jeugdzorg. Als reactie kreeg ik van meerdere kanten de vraag om een boek te schrijven over dit onderwerp. Er waren die dag mensen van verschillende organisaties aanwezig. Deze organisaties waren bezig met het opstarten of verdere ontwikkeling van gezinsunits. Gezinsunits als concept voor opvoeding en leven staan nog in de kinderschoenen. In de voorbereiding voor deze werkconferentie had ik een aantal brochures opgevraagd van instellingen die met gezinsunits werkten. Wat speci-
Besten:Scholten
30
03-09-2007
17:02
Pagina 30
1. PROLOOG
fiek opviel, was dat alle beschrijvingen sterk de nestgeur droegen van leefgroepen. Wanneer ik mijn ogen half sloot en door de wimpers keek, leek het net alsof ik leefgroepen zag, bijzondere leefgroepen, dat wel. Zowel wat methodiek als begeleiding betreft waren de kennis en ervaring vanuit leefgroepen verbijzonderd naar gezinsvormen. Ik vroeg me af of dat geen gemiste kans was. Zou je niet veel meer kunnen bereiken door op zoek te gaan naar het eigene van gezinsvorming; naar het ‘in zichzelf geborgene’? Zou je dat niet kunnen uitbouwen en verstevigen? Dat besef en die vragen leidden tot het schrijven van dit boek. De plek waar we die dag waren, was voor mij sowieso bijzonder. Op diezelfde plek ontstond, ruim vijfentwintig jaar daarvoor, bij mij de wens om een gezinsunit te beginnen. We werkten daar met een team van vier groepsleid(st)ers met een groep moeilijk opvoedbare jongeren tussen de twaalf en twintig jaar. Ik ervoer in die tijd een tekort in de bestaande aanpak en wilde daar verandering in aanbrengen. Over die aanpak wil ik een aantal zaken tegen het licht houden. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik een jaar of acht als gezinsgroepouder heb gewerkt en daarna als manager en bestuurder. Ook in die hoedanigheid heb ik verantwoordelijkheid gedragen voor een aantal gezinsvormen in de 24-uurszorg. Het stelt mij in staat om eigen ervaringen vanuit bestuurlijk perspectief te verkennen en uit te diepen. We worden dagelijks gewezen op de (politieke) wens om zoveel mogelijk zorg ‘dicht bij de klant te brengen’. De zorg moet zo kort mogelijk, zo dicht mogelijk bij de klant en zo licht mogelijk. Dit wordt het ‘zo-zo-zo’beleid genoemd. We moeten investeren ‘aan het begin van de keten’. Ik heb van nabij meegemaakt hoe allerlei programma’s zich ontwikkelden die een versterking aan het begin van de keten tot doel hadden. Planmatig werd in beeld gebracht welke vragen er waren en welk aanbod ontwikkeld moest worden. Zorgaanbieders werden gestimuleerd een deel van de bestaande capaciteit om te bouwen. Concurrentieprikkels werden ingebouwd, trajecten voor selectie en begeleiding opnieuw ontworpen. Dit deel van het publieke domein werd in toenemende mate beheerst door het marktdenken. Zorgaanbieders werden ondernemers; omzet, volume en productie de leidende bedrijfsprincipes. Het lijkt alsof binnen de zorg de ontwikkeling van de structuur van het bedrijfsleven op de voet gevolgd is. Sinds de industriële revolutie zijn
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 31
1. PROLOOG
31
bedrijven groter en verschillender geworden. En de laatste decennia toonden de industriële leiders zich zeer vastberaden in het streven naar wereldwijd marktleiderschap. De vraag is echter wie daar nu beter van wordt. In het kielzog van deze ontwikkeling zijn ook zorgorganisaties groter en gevarieerder geworden. Nieuwe zorgvragen leidden tot andere dienstverlening, andere begrippen en diverse fusies. Traditionele instellingen werden samengeklonken tot multifunctionele organisaties met een brede dienstverlening. De focus kwam te liggen op ‘vermaatschappelijking’ en ‘vermarkting’. De praktijk is echter weerbarstig. We worden meer en meer geconfronteerd met kinderen die het niet redden met dit zo-zo-zo-beleid. Het zijn kinderen en jongeren uit dermate gebroken en verstoorde milieus dat de kans op herstel vrijwel nihil is. Er is dus ook een eind van de keten! Binnen de praktijk van de jeugdzorg, de zorg voor kinderen met psychiatrische problematiek en kinderen met een verstandelijke beperking, wordt uiterst kritisch gekeken naar de 24-uurszorg. Binnen politiek-bestuurlijke kringen bestaat meer belangstelling voor kortdurende interventies en hulpprogramma’s in de directe nabijheid van het eigen gezin. In 2006 maakten gemeentelijke overheden publiekelijk gewag van de eigen ambitie om de jeugdzorg in regie te nemen. Tijdens een landelijke studiedag over het jeugdbeleid4 lieten verscheidene wethouders zich laatdunkend uit over de residentiële zorg, die ‘aantoonbaar niet werkt’. Dit boek is een pleidooi voor betere zorg aan het eind van die keten, voor een hernieuwd perspectief voor jongeren die gebruik maken van zorg aan het einde van die keten. Het wil tevens laten zien dat de zogeheten ‘Long stay’ onterecht in de gedoogzone is geplaatst. Dat is fundamenteel onjuist en onterecht. Wanneer je een keten inricht en de jeugdzorg als een keten beschouwt, is er ook een einde van die keten. Ook daarvoor moet aandacht zijn en ook dat deel van de keten moet worden ingericht en ondersteund vanuit maatschappelijke gedrevenheid en professionele uitgangsnoties.
4
Studiedag Jeugdbeleid 28 november 2006, WTC Rotterdam.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
32
Pagina 32
1. PROLOOG
Long stay kan niet op basis van het ‘zo-zo-zo’ principe worden ingericht, maar op basis van andere principes, zoals: • inleven • meeleven • samenleven. Drie menselijke kernvermogens die in sterke mate bepalend zijn voor de kwaliteit van leven. Direct uit het leven gegrepen, eenvoudig, maar uiterst doeltreffend. Om bij Ford te blijven: gezinshuizen richten zich op eenvoud. 1.2
Motief
1.2.1
Zelfconfrontatie
In 1975 begon mijn loopbaan als groepsleider bij moeilijk opvoedbare jongeren. Van augustus 1973 tot maart 1975 diende ik Hare Majesteit bij de Luchtmacht. Als dienstplichtig militair had ik de genoegens meegemaakt van de militaire training (marcheren, drillen, schieten en vervelen) en vervolgens de functietraining (telegrafist/telexist). Het bekende kazerneleven hing me mijlenver de keel uit. Ik dacht al langere tijd na over mijn (beroeps-)toekomst. Daarbij heb ik verschillende zaken overwogen, maar er was weinig waar ik echt warm voor liep. Tijdens mijn dienstplichtperiode werd ik wel bevestigd in mijn omgang met anderen. Ik was vrij snel degene die conflicten beslechtte en initiatieven nam om eens iets buiten de sleur van alledag te doen. Toen een maat in een wat depressieve bui zijn hart bij mij had uitgestort, zei hij de volgende dag: ‘Daar moet je je vak van maken.’ Dat was een moment dat ik serieus genomen heb. Ik was al vanaf mijn zestiende jaar jeugdleider bij het voetbal, hetgeen me veel plezier opleverde. In de stijl van mijn toenmalige omgeving (niet lullen, maar poetsen), besloot ik actie te ondernemen. In de eerste de beste zaterdagse Volkskrant stond een advertentie waarin Jongenshuis Klein Borculo groepsleiders vroeg bij moeilijk opvoedbare jongens. ‘Moeilijk opvoedbaar’, daar kreeg ik wel wat beelden bij, zonder last te hebben van kennis of ervaring. Vijf weken later begon mijn eerste werkdag binnen dit jongenshuis. Mensen die ook een dergelijk beroep hebben gekozen, weten van de overweldigende ervaringen in de eerste maanden. Vooraf heb je allerlei beel-
Besten:Scholten
03-09-2007
1. PROLOOG
17:02
Pagina 33
33
den en voornemens. Vanuit een eigen idealisme zet je de eerste stappen op een uiterst boeiend maar ook complex gebied. Want je wilt wel helpen, maar bent niet echt voorbereid op afwijzingen en gekwetst worden. Confrontatie met moeilijk opvoedbare jongeren blijkt al vrij snel een confrontatie met wie je zelf bent. Tijdens die eerste jaren werd ik vooral getroffen door de tragiek die rondom deze jongeren hangt. Ik had daar eerst weinig woorden voor maar wel indringende gevoelens. Toen ik als groepsleider begon, was ik 21 jaar. De groep bestond uit jongeren tussen de dertien en zeventien jaar. Vooral bij de oudsten onder hen beleefde ik sterk de tragiek; ik trok vaak de parallel met mijn eigen leven.
Frits was zestien. Een leuke jongen om te zien; halflang en wat krullerig haar, een uitdagende blik in de ogen. Hij kwam uit een crimineel gezin; huiselijk geweld was hem niet vreemd. Een collega vertelde me dat Frits zich vooral zorgen maakte om zijn moeder. Tijdens een van mijn eerste werkweekeinden werd Frits teruggebracht door zijn vader; een beer van een kerel met een grote buikomvang. De man was nors, bij het onbeschofte af, terwijl ik toch meende wel iets gewend te zijn. Het lukte me om vrij neutraal op hem te reageren en niet echt in te gaan op zijn opmerkingen. Frits hield zich wat op de achtergrond, maar ik merkte dat hij erg gespannen was. In de groep waarin ik werkte, bestond de neiging om vlot weer over te gaan tot ‘de orde van de dag’. Ik merkte dat dergelijke situaties mij wat beklemden. Pogingen om er met Frits over te praten landden niet; nog sterker: het zorgde voor stuwing bij hem. De boodschap was duidelijk: afblijven. Dergelijke situaties en gebeurtenissen zijn exemplarisch voor een groeiend besef dat bij mij ontstond. Het besef van wel iets waarnemen, maar er niet bij kunnen. Leefgroepen kenmerken zich, ondanks de geweldige inzet van alle mensen die er werken, toch door anonimiteit, tijdelijkheid en distantie; met andere woorden ‘sociale exclusie’. Moeilijk opvoedbare jongeren weten dat je een invlieger, maar ook een uitvlieger bent. Dat vertaalt zich in een houding van afstand bewaren. Ondanks alle methodische kwaliteiten, structurering en plannen van aanpak blijft er in het dagelijkse leven sprake van distantie.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 34
34
1. PROLOOG
Ik heb me, in het begin vooral intuïtief, altijd afgevraagd of dat niet funest is voor een opgroeiende jongere. Tijdens de opleiding (HBO-inrichtingswerk) die ik naast mijn werk volgde, vernam ik ook van Browndalehuizen, van gezinshuizen en dergelijke. Ik kon de achterliggende ideeën goed navolgen. Door het contact met verscheidene jongeren heb ik beleefd dat er van alles aan de hand kan zijn. Dat je je zelfs kunt schamen voor (het uiterlijk van) je ouders, maar dat eenzaamheid, het ‘verlaten zijn door’, je leven eigenlijk onleefbaar maakt. 1.2.2
Het motief voor een gezinsvorm
De leefgroep waar mijn wens tot verandering ontstond, heette de Cantharel, in jeugddorp De Glind. Een leefgroep van zeven jongens en vijf meiden tussen de twaalf en twintig jaar. Een diversiteit aan problemen; de één teruggetrokken, de ander manipulatief, de derde een complete chaoot, de vierde met veel wrok en boosheid enzovoorts. De gemene deler betrof een moeizame relatie met het gezin van oorsprong. Het team bestond uit drie mannen en één vrouw. Jeugddorp De Glind had toen nog een duidelijke en herkenbare verankering in de protestants-christelijke opvattingen van De Rudolphstichting. Dat uitte zich in gebruiken door de dag en week heen, zoals bidden voor en na het eten, verplichte kerkgang op zondag en inmenging van de jeugdouderling. Het uitte zich ook in een soort inbedding en ‘gedragen worden’ door de landelijke diaconieën. Daarnaast uitte het zich ook in een herkenbare en op de jeugd afgestemde infrastructuur van het dorp. En last but not least; de heden ten dage gezochte waarden en normen waren destijds duidelijk te vinden in het dagelijkse leven in De Glind; ze lagen op straat voor het oprapen. Binnen die context ontstond dus de wens tot een andere aanpak. Door de hectiek van het groepsleven was er te weinig binding: tussen jongeren en groepsleiding, tussen de jongeren onderling, tussen de jongeren en de situatie waarin ze zich op dat moment bevonden en tussen de jongere en zijn/haar ontwikkelingsperspectief. Alle tijd en energie van jongeren en begeleiding gingen op aan dagelijkse ‘struggle for life’ zaken. Ik werd gegrepen door het virus van ‘betrokken willen zijn’. Ik wilde méér dan veertig uur professioneel aanwezig zijn. Terugkijkend had ik de behoefte en wens om ‘mee op pad te gaan’; om meer te zijn dan iemand die
Besten:Scholten
03-09-2007
1. PROLOOG
17:02
Pagina 35
35
op vastgestelde uren in- en uitvliegt. Ik wilde echte medeverantwoordelijkheid voor het realiseren van een nieuw toekomstperspectief voor deze jongeren.
Anja van dertien is een felle tante. Ze komt uit Brabant en spreekt met een zachte ‘g’. Ze heeft een paar felle ogen in de kop en een stevige, maar toch soepele tred. Anja reageert primair. Hart op de tong en vanuit de emotie. Wanneer haar iets tegenzit, kan ze in een heftige tirade schieten en is niet meer voor rede vatbaar. Wat mij vaak in een dergelijke situatie opvalt, is dat zij op zo’n moment alleen op zichzelf gericht is en zich afzet tegen de context. ‘Jij gaat zo meteen weer naar huis, je hebt gemakkelijk lullen’, is een voor haar nette uitdrukking van haar beleven van de situatie. Ze kan ook uit school binnen komen vallen en dan roepen: ‘Wie heeft er dienst?’ Daarbij negeert ze straal degene die er in eigen tijd nog aanwezig was. Anja drukte me fijntjes op de essenties van deze werkcontext. In die periode woonde ik in een huisje direct nabij de leefgroep. Ik wipte regelmatig binnen; voor een bakje koffie, voor een praatje, om enkele jongeren mee te nemen om te sporten, boodschappen te halen etc. Een enkele keer nam ik een jongere mee in een soort time-out situatie; voor zowel de betreffende jongere als de groep was het dan beter om even ‘lucht te scheppen’. Daarnaast zocht ik naar mogelijkheden om de beklemming van het groepsleven te veranderen. Door flexibel te zijn, onverwacht er wel te zijn, in bepaalde situaties net iets extra’s aan te bieden merkte ik dat er meer vanzelfsprekendheid ontstond in de omgang met deze jongeren.
Hemelvaartsdag kwam eraan. Binnen De Glind bestond er geen traditie op dit gebied. Uitslapen, ‘gezellig’ ontbijten en een extra vrije dag; dat was het wel zo ongeveer. Ik kom uit een traditioneel katholiek nest. Hemelvaart en dauwtrappen zijn voor mij twee woorden uit dezelfde stam; onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik had in De Glind eenmaal de lethargie van een niet gevulde Hemelvaartsdag meegemaakt en dat had niet geleid tot een diep verlangen tot herhaling en herbeleving. De jongeren van de Cantharel vertelde ik over de traditie van het dauwtrappen; op een on-christelijke tijd je bed uit; brood mee en in de klam-
Besten:Scholten
36
03-09-2007
17:02
Pagina 36
1. PROLOOG
me ochtendlucht fietsen tot je de verzuringsgraad voelt in je kuitspieren. De jongeren zagen er de lol niet van in. Ik had toen al de notie dat lethargie alleen kan verdwijnen door in beweging te komen. Voor mij was het niet zo zeer de vraag wie er mee ging; ik ging dauwtrappen. Dat straalde ik ook uit; ik had iets dat me niet afgepakt zou worden. Het was Hemelvaart; dus zouden we dauwtrappen! Anja sprak met een paar meiden uit de groep naast ons, Clematis. Nu was Anja van katholieke huize, dus wist zij in ieder geval wat dauwtrappen inhield. ‘Hij wil dauwtrappen’, zei ze met een veelbetekenende blik. ‘Ja’, zei ik. ‘En als jullie meewillen, mag dat.’ Dat bood perspectief. Niet alleen gebonden aan de eigen groep; op een raar moment, met een niet zo duidelijke bestemming. Er ontstond een gistingsproces. Tien van de jongeren uit de eigen groep wilden mee; daarnaast nog veertien uit drie andere groepen. Collega’s uit andere groepen reageerden sceptisch; ‘Kan het wel?’ Mijn antwoord was simpel: ‘Dan gaan ze toch niet mee?’ Uiteindelijk vertrok ik ’s ochtends om 04.15 uur met 23 jongeren. We hebben zo’n vijfenveertig kilometer gefietst; in het bos brood gegeten en bij een parkeerplaats gelummeld. We kwamen om 11.00 uur weer compleet thuis. Moe, spierpijn, links en rechts wat irritaties. Maar toch. We waren om 03.30 uur uit bed gekomen; hadden dauwgetrapt; iets gedaan wat buiten het bereik van anderen lag. De Glind is een uniek dorp, opgebouwd vanuit een diaconale betrokkenheid. De kerkgang op de zondag; de inspiratie vanaf de kansel; de harde realiteit van alledag en de verzoening met het leven door gezamenlijke activiteiten. S.V. De Glind was opgericht om de jongeren van De Glind met behulp van het nobele voetbalspel in contact te brengen met de samenleving. Tegenwoordig zouden we dat ‘normaliseren’ noemen. De zaterdagse confrontaties met andere teams dreigden in het gewoontelijf te gaan zitten. In plaats van innoverend en perspectiefbiedend dreigden zij conserverend te gaan werken; ‘Moeten we weer tegen die stomme boeren?’ Kracht dreigde zwakte te worden.
Besten:Scholten
03-09-2007
1. PROLOOG
17:02
Pagina 37
37
Er kwam iemand binnen De Glind werken die in Duitsland gestationeerd was geweest als militair. Zijn netwerk aldaar was nog steeds omvangrijk. Met een collega-leider op een avond na een training achter een biertje verscheen een idee: ‘Als we nu eens een toernooi gaan spelen in Duitsland en daar overnachten?‘ De gedachte kwam ‘zomaar’ naar boven. We wilden de spelers een andere ervaring aanbieden. Het bestaande patroon van afserveren en afkraken doorbreken. Het organiseren had nogal wat voeten in de aarde. Zie maar eens support te krijgen van verenigingsbestuurders die niet omwille van het spelletje bestuurder zijn geworden, maar vanuit een plichtsbesef om iets extra’s mogelijk te maken voor deze kinderen. Zie de zorgaanbieder maar eens zover te krijgen die vooral de risico’s ziet. Zie de collega’s maar eens achter het idee te krijgen, die vooral de mogelijkheden dienaangaande van de eigen pupillen in twijfel trekken. Om vervolgens nog toestemming van voogdijverenigingen en wettelijk vertegenwoordigers te krijgen. De drive kwam bij de jongens vandaan. We hadden ze het idee verteld. Sommigen reageerden enthousiast; anderen zoals gebruikelijk: ‘Een beetje tegen die stomme Duitsers lopen voetballen; ik kijk we uit.’ Het enige wat wij deden was het idee warm houden; ‘Natuurlijk gaan we naar Duitsland. Lekker potje voetballen, overnachten in een kazerne, lekker eten; natuurlijk gaan we.’ Het lukte. Uiteindelijk vertrokken we met vijftien jongens en vier begeleiders in twee busjes en één auto. Het werd een succes. Kenmerkend (wat mij na al die jaren zo weer voor de geest verschijnt): Bert was het type van altijd en overal een grote mond. Overal een antwoord op; altijd een poging de ander af te zeiken. Tegenwoordig een ADHD’er genoemd; toen gewoon een ettertje. Op de heenweg had hij al na een paar kilometer ruzie met Ron, die zich gemakkelijk liet stangen. Ik probeerde ze wat meer zelf verantwoordelijk te maken voor het eigen gedrag. ‘Gaan we als ploeg naar Duitsland of als Jut en Jul die elkaar de tent uitpesten. Zeg het maar, maar ik ga het de komende dagen niet iedere keer voor jullie rechtbreien.’ Tot aan de Duitse grens bleef het irritant. Toen we bij Nijmegen eenmaal over de grens waren, werd Bert rustiger. Hij leek zich meer bewust van zijn omgeving en begon zowaar Ron bij zijn waarnemingen te betrekken. De vier dagen dat we in Duitsland waren, viel er geen onvertogen woord tussen Bert en Ron. Ze accepteerden elkaars aanwezigheid en inbreng.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 38
38
1. PROLOOG
Nog kenmerkender is het moment dat na vier dagen weer de grens overgingen. We zijn nauwelijks in Nederland of Bert zegt tegen Ron: ‘Die Duitser had je een paar keer smerig in de maling; daar baal je zeker wel van.’ Het bestaande patroon doorbreken werd niet zozeer een ‘gedachte’ activiteit, maar veel meer een beleefde realiteit. ‘Hoe doorbreek ik die voortdurende irritatie tussen Anja en Ruben?’ ‘Hoe voorkom ik dat Sietse nergens aan deel wil nemen; overal bedenkingen tegen heeft?’ Ik raakte meer en meer gefocused op de oplossing van zaken en minder op verklaring van oorzaken. Aanhaken bij de potentie van de actuele situatie. Ik leerde veel later dat het hier ging om de kunst van het veranderen van de context.5 1.2.3
Context veranderen
Onbewust had ik geroken aan het vermogen om de context te veranderen. Ik ben daarmee bewuster omgegaan en heb in situaties vaker gekeken of het mogelijk was dat vermogen in te zetten. Dat drukte zich bijvoorbeeld ook uit in conflictsituaties waarin ik gemakkelijker kon interveniëren; vanzelfsprekender en uit het leven gegrepen in plaats van normerend vanuit afspraken. De orthopedagoog die ons begeleidde, noemde dat ‘judoënd vermogen’; het vermogen om mee te gaan met de jongere en zijn/haar beleven en dan gaandeweg bij te buigen, bij te sturen in de gewenste richting. Later ontdekte ik in de presentietheorie6 de kunst en het vermogen tot aansluiten, aansluiten en nog eens aansluiten. Gaandeweg merkte ik dat ik zo wilde werken; vanuit het leven en minder vanuit een afgesproken groepsplan. Soms ontstonden er ook wat irritaties bij collega’s. Door mijn frequente aanwezigheid zagen zij dingen gebeuren en vanzelfsprekendheden ontstaan die zij niet konden waarmaken. Er kwam een discussie of er niet teveel een uitzonderingssituatie ontstond.
5 6
Cees Swartouw; Leergang Res Publica, Rijksuniversiteit Groningen; 2003. Andries Baart; Een theorie van de presentie, 2004.
Besten:Scholten
03-09-2007
1. PROLOOG
17:02
Pagina 39
39
Binnen De Glind bestond al een lange traditie van opvoeden in gezinshuizen. Een echtpaar met eigen kinderen woonde in een huis van het jeugddorp. Eén van beide ouders had een arbeidsovereenkomst bij het jeugddorp en daarvoor werden vier jongeren opgevoed in dit betreffende gezin. In de periode dat ik werkte binnen het jeugddorp, waren er ruim twintig van deze gezinshuizen. Binnen De Glind heerste de opvatting dat niet alle kinderen thuishoorden in een gezinshuis. Men maakte onderscheid tussen ‘gezinshuiskinderen’ en ‘groepskinderen’. Er bestond een notie op basis van praktijkervaringen dat sommige jongeren zich niet wilden binden in een gezinsvorm. Er was geen methodische onderbouwing voor die opvatting; wel een intuïtie. In die tijd ontstond ook de eerste gezinsgroep. Een oudere groepsleider kreeg in toenemende mate moeite met het functioneren binnen een leefgroep. De dynamiek, de groepsstructuur en de aanpak kostten hem steeds meer moeite. Rondom zijn persoon en zijn vrouw is toen een werkbare situatie gecreëerd. Ze woonden in een aanleunwoning bij een leefgroep. De leefgroep werd wat anders samengesteld; jongeren met een bepaalde problematiek werden niet opgenomen. Beide echtelieden kregen een betrekking bij het jeugddorp en er werd één groepsleider toegevoegd die daar veertig uur per week werkte. De groepsgrootte werd teruggebracht tot acht jongeren. Wat als experiment begon, leek in die samenstelling een succes. In deze praktijk werd zichtbaar dat de kwaliteiten van en gezinshuis en die van een leefgroep zo gemodelleerd konden worden dat een grotere groep jongeren daarbij baat had. Een gezinshuis leek mij te eng voor mijzelf. Een gezinsgroep leek me een uitdaging, ook om jongeren met stevige problematiek in op te vangen.
Context veranderen; snel gezegd, maar vervolgens rijst de vraag: hoe je dat doet. Terugkijkend op de totstandkoming van onze gezinsgroep kan ik alleen maar concluderen dat de eigen overtuiging sterk bepalend is. Het gaat om een actieve inzet in het ‘hoe en wat’ van dit moment. Het gaat erom dat je inziet dat de ‘waarom’-vraag je slechts op een intellectueel zijspoor brengt. Je werkt als groepsleider niet opvoedend of therapeutisch, hoe vaardig je ook bent in het hanteren van je methode, hoe juist de definities en inter-
Besten:Scholten
40
03-09-2007
17:02
Pagina 40
1. PROLOOG
pretaties ook zijn. Als opvoeder ben je pas echt opvoedend bezig wanneer je bij het kind de kracht aanboort zich echt te willen ontwikkelen. De werkwijze van een groepsleider of gezinshuisouder moet naar mijn idee meer gericht zijn op het zoeken naar iemands energie om zich te ontwikkelen en te veranderen, dan op het uitpluizen van zijn problemen. Ik was ervan doordrongen dat ik dit echt wilde. De energie aanboren om te willen veranderen, om ‘ertegenaan te gaan’. Ik had al meerdere malen een paar jongeren die zich moeilijk voegden in de groepsconstellatie, een weekend meegenomen naar huis. Enerzijds omdat zij op dat moment geen familie of netwerk hadden om eens naar toe te gaan, anderzijds om de groepssituatie te ontlasten. Die weekenden lieten me zien dat het ook anders kon. Minder gefrustreerd, ‘echter’, meer ontspanning en gewoon meer geluk. Ik wou de verbinding aangaan. Naarmate de organisatie meer vragen begon te stellen, groeide bij mij de overtuiging dat de keuze goed was. Een kritische, professionele omgeving kan op die manier (kritisch vragen stellen), heel goed het proces van zelfselectie ondersteunen; zo kan ik daar nu op terugkijken. De eigen overtuiging als eerste kritische factor voor het veranderen van de context. Een tweede factor betreft de mate waarin je je overtuiging kunt delen met je omgeving. Ik merkte dat er een vanzelfsprekendheid over me kwam ten aanzien van dit voornemen. Ik voelde geen geforceerde behoefte om dit voornemen te bepleiten, noch te verdedigen. Het initiatief lag in mijn verlengde. Ik anticipeerde op de situatie zoals die zich voordeed en liet me niet beperken door een 40-urige werkweek. Er was binnen het team al een cultuur dat wanneer iemand ziek was, we dat als team zelf opvingen. Ik trok de verbinding tussen het eigen leven en het werkleven verder door en bracht daarmee het leven van de jongeren nadrukkelijker in het verlengde van mijn eigen leven. ‘Ik ga in Amersfoort boodschappen halen, wie wil er mee?’ ‘Zullen we zondag naar Utrecht tegen Ajax gaan kijken?’ ‘Zal ik in de buurt blijven, zodat jij naar de behandelbespreking kunt?’ De mate en wijze van delen is een tweede kritische factor. Op een bepaald moment merkte ik met gezag te praten over residentiële opvang in gezinsgroepen. Het bezig zijn met, denken over en inleven in
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 41
1. PROLOOG
41
het concept van een gezinsgroep hoorde bij me. Context veranderen is vooral ook een spiritueel proces; een proces dat zich in je eigen bewustzijn als eerste voltrekt. En dat interfereert vervolgens met anderen die ook betrokken zijn bij dit initiatief. Dus de ‘state of mind’ als derde kritische succesfactor. Ik geloof zelfs dat dit meer impact heeft dan je uiterlijke gedrag. Voorwaarde is wel dat je verantwoordelijkheid neemt voor dit actieve bewustzijn. Je gedachten ervaren als realiteiten en er ook zo mee omgaan. Er zijn; in het hier en nu, met vol bewustzijn. De ander volgen, ook in je bewustzijn de betreffende jongere ‘meedragen’. Gericht zijn op het zoeken naar iemands energie om te ontwikkelen en veranderen. Later herkende ik de kracht van deze benadering in de presentietheorie7. Met een dergelijke attitude trek je de toekomst naar je toe en ben je werkelijk in staat de context te veranderen. 1.3
Werkwijze
Veranderen van context; bouwen aan een verbindend concept. Binnen het jeugddorp was een traditie opgebouwd van gezinshuizen en men stond open voor nieuwe gezinsvormen. Met een collega-groepsleider en zijn vrouw zijn we een gezinsgroep opgestart met een specifieke doelgroep; jongeren die een duidelijke structuur behoefden. Enkele jaren later heb ik met mijn toenmalige vriendin en huidige vrouw een gezinsgroep gestart met een derde collega. We richtten ons in die gezinsgroep vooral op het doorgroeien naar zelfstandig wonen. In totaal heb ik ruim acht jaar in deze beide vormen gewerkt. Vanuit die ervaringen wil ik enkele thema’s uitdiepen, die volgens mij essentieel zijn voor een verbindend concept van een gezinshuis. Zonder verbindend concept is er nogal wat kans op drama, misverstand en ellende. Zo’n verbindend concept moet zowel inhoudelijke als vormaspecten hebben. Ik zie in de praktijk wel noties op het gebied van vorm en voorwaarden. Daarbij gaat het om financiële regelingen, voorwaardelijke aspecten, zoals logeeropvang e.d. Ik mis echter de inhoudelijke noties; de inhoudelijke pijlers onder deze opvoedingspraktijk.
7
Andries Baart: Een theorie van de presentie, 2004.
Besten:Scholten
42
03-09-2007
17:02
Pagina 42
1. PROLOOG
Die inhoudelijke pijlers zijn echter impliciet aanwezig in de praktijk van de gezinshuizen. Door een inductieve werkwijze kunnen ze expliciet gemaakt worden. Dit boek is daarvan een eerste proeve. De biografie van verscheidene instellingen laat zien dat er zich de nodige tragedies hebben voorgedaan bij (professionele) gezinsvormen. • Het afbrandrisico bleek hoog, mede omdat sommige kinderen niet te handhaven bleken; • verhoudingsgewijs veel scheidingen na intensieve jaren als gezinshuisouders; • moeilijk te begeleiden situaties, doordat gezinsvormen zich manifesteerden als gesloten systemen en • niet aansluitende begeleiding. Werkend aan een concept kwamen de bepalende domeinen in beeld. Daarmee ontstond het raamwerk voor een verbindend concept voor duurzame gezinsvormen als opvoedingspraktijken.
Besten:Scholten
2.
03-09-2007
17:02
Pagina 43
Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst…
Is de jeugd anno 2007 ‘onze’ jeugd? Zijn we genegen naar de kinderen en jongeren in de steden, pleinen en straten te kijken als ‘onze’ jongeren, of zijn het de kinderen van anderen waar we slechts normatief naar kijken? En als het ‘onze’ jeugdigen zijn; hoe zien en waarderen we hen dan? Wat zijn de pijlers voor een goede jeugdzorg? ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ Deze leus kent bijna iedereen. Zij representeert het ideaal van de na-oorlogse generatie. Na de ellende van de oorlog zag men een gezamenlijke en goede toekomst voor zich. En nog belangrijker; de kinderen hadden weer toekomst. Met de leus ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ werd welbewust gekozen voor de jeugd als drager van de toekomst. Een nieuwe generatie, waarvoor het waard was te vechten, die het waard was dat erin geïnvesteerd werd. Vanuit dat besef werd geïnvesteerd in het onderwijs, werden kinderen gestimuleerd om door te leren, om betekenis te krijgen voor de toekomstige samenleving. De leus ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ representeert ook nog iets anders, namelijk een mensbeeld waarin de unieke mogelijkheden van het individu centraal staan. ‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst’ kan ook
Besten:Scholten
44
03-09-2007
17:02
Pagina 44
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
interpersoonlijk vertaald worden; ‘Ik ben jong, heb de jeugd en daarmee de toekomst.’ ‘Ik heb toekomst.’ ‘Ik ben...’ In de moderne wetenschappen zijn drie mensbeelden verschenen, namelijk: • een nativistisch mensbeeld, • een empirisch mensbeeld en • een personalistisch mensbeeld.8 In een nativistisch mensbeeld wordt de mens bepaald door de erfelijke aanleg, in een empirisch mensbeeld door de opvoeding en de cultuur en in een personalistisch mensbeeld wordt naast erfelijkheid en opvoeding vooral verwezen naar de unieke persoonlijkheid als psychisch-geestelijke ’Gestalt’, een intern sturende instantie. Ik heb me altijd sterk herkend in het personalistisch mensbeeld. Niet alleen mijn katholieke opvoeding is daaraan debet, maar ook mijn leven met jongeren die verdwaald waren in hun levensloop. Deze kinderen en jongeren worden door het leven getart om op te staan, om ‘in zichzelf’ te gaan staan. Ik heb sterk ervaren dat het niet alleen ging om de kracht van de erfelijkheid of de mogelijkheden van de opvoeding. In de kern gaat het om de vraag of het leven de individualiteit aanwakkert, dan wel dat die dromend en versuft half verscholen blijft. Personalisme wordt heel divers omschreven en manifesteert zich ook verschillend. Kenmerkend voor de jeugdzorg is dat er met name pedagogen en orthopedagogen zijn die een soort half-personalisme belijden. De jongere wordt gezien als een verschijning uit een samenspel tussen erfelijkheid en opvoeding. Veel opvoedprogramma’s werken vanuit deze blikrichting. Opvoeders kunnen zich ook geweldig thuis voelen binnen deze blikrichting. Het kind, de jongere kan immers door opvoeding (en louter alleen door opvoeding) verbeterd worden! Evidence-based programma’s, meetbare doelstellingen en afrekenbare resultaten domineren niet voor niets de jeugdzorg. Daarmee is het domein van de opvoeder en allen die daar hard aan werken zowel ontzettend belangrijk geworden, als ook in het Angelsaksische model geperst. Daarover later meer. 8
Bernard Lievegoed, Lezingen en essays; blz 29.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 45
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
45
Personalisme herbergt nog een derde wezenlijke factor; namelijk de erkenning van een eigen individualiteit, een structuur of systeem wat zelf actief positie kiest en keuzes maakt. Wanneer die erkenning er is, ontstaat een geheel nieuw (opvoedings-)perspectief. Een opvoedingsperspectief dat van grote waarde kan zijn voor alle opvoeders. Neumann9 verwoordt dat door te stellen dat in ieder mens iets werkt dat ‘de ketter van de innerlijke stem’ genoemd kan worden. Hij karakteriseert dat als de nieuwe ethiek. In de oude ethiek worden alle innerlijke eigenschappen en neigingen die niet in overeenstemming zijn met het collectieve kader, onderdrukt of verdrongen. Het gevolg daarvan is schijnpersoonlijkheid en schaduw. De nieuwe ethiek is de ethiek van de innerlijke stem, die geworteld is in de totale persoonlijkheid. Het gaat erom je totale persoonlijkheid te aanvaarden; dus ook je schaduwzijde. Pas door de schaduwzijde te accepteren, kan hij worden geïntegreerd in de totale persoonlijkheid. Pas wanneer de mens de donkere zijde als zijn broeder aanvaardt, zal hij merken dat zijn naasten ook schaduwen hebben. Door deze herkenning zal hij eerder geneigd zijn zich met het lot van de medemens te verbinden. Als dit inzicht doorbreekt in onze cultuur, kan er ook een nieuwe solidariteit ontstaan. Het perspectief van zelfsturing is daarmee geopend. Zelfsturing verwijst naar meer dan alleen stimulus – respons. Het verijst naar iets wat je zelf kunt doen. Daarbij is het wat mij betreft een misvatting te denken dat zelfsturing gelijk is aan autonomie. Zelfsturing betekent altijd ‘hoe verbind ik me met het geheel?’ Ter illustratie: Kübler Ross heeft geschreven over mensen die in extreme situaties verkeren. Wie blijft overeind? Niet de autonomen, maar diegenen die in verbinding blijven met het geheel! Wanneer je dat echt tot leven brengt in je pedagogisch handelen, kun je alleen maar enthousiast worden. Geen kneedbare materie, maar een levend wezen met een eigen bestemming, eigen wil en eigen ‘aardigheden’. Acceptatie van de eigen schaduwzijde; integratie in de totale persoonlijkheid.
9
Erich Neumann, Ethiek voor de toekomst.
Besten:Scholten
46
03-09-2007
17:02
Pagina 46
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
Voor elke dictator, of dat nu toevallig een baas, een manager, een groepsleider of leider van een onfeilbare kerk is, is er maar één gevaar: de mens die zijn conditionering doorbreekt, zelf denkt, zelf beslissingen neemt en zelf verantwoordelijkheid naar zich toetrekt. Van 1989 tot 1993 heb ik als unitmanager gewerkt op de Beele in Voorst; een achtervanginstelling voor zwakbegaafde jongeren. In die periode bestond er een tegenstelling tussen ‘behandelen’ en ‘beheersen’ in de instelling. Dat uitte zich in instrumenten en technieken om escalerend gedrag in te perken enerzijds (de ‘holding’ als methode, de isoleerruimte als voorziening) en een groeiend behandelmodel anderzijds. Behandelen en beheersen waren zelfs geïnstitutionaliseerd. De orthopedagogen stonden voor het behandelen, de unitmanagers voor het beheersen. Het behandelmodel wat zich toentertijd ontwikkelde, werd het ‘componentenmodel’ genoemd. Het bestond uit vier lagen, ‘componenten’: • fysiek • gedrag • sociaal • cultureel Kenmerkend was de jarenlange zoektocht naar ‘zingeving’. In onze beleving ontwikkelden we een redelijk professioneel klimaat, maar ook voelden we dat er iets heel fundamenteels aan ontbrak. Terugkijkend denk ik dat het niet expliciet kiezen voor en uitgaan van een personalistisch mensbeeld ertoe leidde dat we bleven hangen in een ‘belonen en straffen’ benadering, wat een bijzonder frustrerende uitwerking had op jongeren en medewerkers. Ik kan me nog goed de geëscaleerde situaties voor de geest halen (gesneuvelde ruiten, vechtpartijen en confrontaties met jongeren om überhaupt maar contact te krijgen), waarbij ik me telkens meer realiseerde dat we de jongeren iets heel essentieels niet konden bieden, namelijk perspectief. En perspectief niet in de zin van een mooi huis of baan, maar zingevend. We waren slecht in staat om de schaduwzijden te leren accepteren; het systeem was erop gericht deze te verbannen. Voor de ontwikkeling van gezichtspunten voor het werken en leven binnen gezinshuizen is het belangrijk zingevende perspectieven te definiëren. In Nederland ontstond in het begin van de 21e eeuw wat animositeit,
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 47
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
47
toen de minister-president waarden en normen weer op de politieke agenda plaatste. Hij deed dat als reactie op toenemende verpaupering van bepaalde woonwijken, groeiende intolerantie en vooral de toenemende machteloosheid om er maatschappelijk krachtig op te kunnen reageren. De aanzet tot de ‘waarden en normen-discussie’ maakte snel duidelijk dat grote groepen binnen de samenleving zich niet wensten te laten knechten door deze tekentafelretoriek. De discussies lieten ook zien dat de waarden binnen het publieke domein tot stand komen in interacties tussen mensen en groepen; door keuzes van mensen. Ze kunnen niet eenzijdig opgelegd worden vanuit welke geloofs-, levens- of samenlevingsovertuiging dan ook. Er is wel behoefte aan zingevende perspectieven. Verbindende beelden, waar we zelf verder invulling aan kunnen geven. En zingevende perspectieven zijn ook de magneten voor de opvoeding en daarmee ook voor de jeugdzorg. Zonder trekrichting geen bestemming, geen doel en geen bezieling… Hoogleraar M. de Winter heeft in 2004 in opdracht van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid een studie gemaakt over de doelen van opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid.10 Samengevat: Opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid zijn zich onder invloed van allerlei sociaal-culturele ontwikkelingen vrijwel exclusief gaan richten op de persoonlijke belangen van de jongeren. Het individu is de maat der dingen geworden. Dat individuele accent kom tot uiting in moderne pedagogische doelen, zoals het ontwikkelen van een eigen identiteit, zelfstandig kunnen functioneren, gelukkig worden en je talenten ontplooien. Wat in dat rijtje ontbreekt, is ‘het algemeen belang’ als opvoedingsdoel. En dat is door De Winter als zorgwekkend gekenmerkt. Het is volgens hem namelijk lang niet vanzelfsprekend dat geslaagde individuele ontwikkeling ook altijd leidt tot sociaal verantwoordelijkheidsgevoel, tot actieve maatschappelijke participatie of tot gedrag waarbij het individu zijn eigen belang afweegt tegenover, en indien nodig ondergeschikt maakt aan, het belang van de gemeenschap. Dat ‘algemeen’ belang laat zich in deze tijd heel goed definiëren als het in stand houden en ontwikkelen van de democratie, van democratisch bur-
10
Een democratisch pedagogisch offensief; M. de Winter 2004.
Besten:Scholten
48
03-09-2007
17:02
Pagina 48
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
gerschap. De leidende gedachte is dat een democratische rechtsstaat de enige samenlevingsvorm is die pluriformiteit (bijvoorbeeld van religieuze, culturele en politieke overtuigingen) op een rechtvaardige en geordende wijze mogelijk maakt. In essentie gaat het volgens De Winter daarbij niet alleen om de aspecten van de rechtsstaat, maar vooral ook om de bijbehorende sociale ethiek, of, zoals Dewey dat noemt, ‘the democratic way of life’. Ten diepste gaat het daarbij om de erkenning van wederzijdse belangen van individuen en groepen, in de manier waarop mensen zich associëren, hun ervaringen afstemmen op elkaar en participeren in gezamenlijke praktijken. Zo’n democratische manier van samenleven veronderstelt bijvoorbeeld dat burgers bereid zijn conflicten op te lossen via dialoog en onderhandeling; desnoods door tussenkomst van de rechter, maar in ieder geval niet door het toepassen van geweld. Sterker nog, de democratie kan misschien in essentie wel omschreven worden als een samenlevingsvorm die erop is gericht om conflicten tussen individuen en/of groepen op een humane, geordende en vreedzame manier op te lossen. Daarnaast gaat het in een democratische ethiek natuurlijk ook over gelijkwaardigheid, sociale verantwoordelijkheid, het verbod op discriminatie, de rechten van minderheden enzovoorts. Diezelfde democratie is als politiek systeem en als samenlevingsvorm zeer kwetsbaar. Ze wordt bedreigd door desinteresse, door veronderstelde vanzelfsprekendheid en door gerichte aanvallen op groepen die hun eigen totalitaire ideeën dwingend aan alle mensen willen opleggen. Met anderen bepleit De Winter een cruciale rol voor onderwijs en opvoeding in de bewuste reproductie van de democratische rechtsstaat. Er zijn allerlei signalen die erop duiden dat de democratische gezindheid zijn vanzelfsprekendheid makkelijk (verder) zou kunnen verliezen. Een toenemend accent op het eigenbelang, calculerend burgerschap, migratie vanuit landen met minder democratische regimes en culturen, gebrek aan identificatie met de Nederlandse samenleving, oprukkend fundamentalisme en politieke desinteresse spelen daarin allemaal een rol. Juist in deze tijd zou het algemeen belang dus eigenlijk weer een zeer centrale plaats moeten krijgen bij de vormgeving van opvoeding, onderwijs en jeugdbeleid. Om implosie door onachtzaamheid of explosie door gerichte aanvallen te voorkomen, moeten de democratie en de daarbij behorende omgangsvormen veel sterker naar voren gebracht worden en actief worden gecultiveerd. Daarom pleit De Winter voor een democra-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 49
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
49
tisch-pedagogisch offensief. Want in tegenstelling tot de dictatuur kan een democratische samenleving zijn grondprincipes niet per decreet afdwingen. Tegelijkertijd wordt het ook overduidelijk dat de mythe van de individualiteit, in haar huidige vorm, niet kan worden gehandhaafd. Een individu kan psychisch niet losstaan van zijn sociale omgeving. Overtuiging is de enige remedie. Opvoeding en onderwijs behoren daarom óók gericht te zijn op de vorming van democratische persoonlijkheden, voor wie het zoeken van de balans tussen individuele en sociale behoeften een tweede natuur is. Motivatie en bereidwilligheid tot het openstaan voor meningen en behoeften van anderen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Het gaat niet alleen om les in maatschappijleer en geschiedenis, maar om het oefenen van democratische vaardigheden en om het cultiveren van de ‘wil’ om op democratische wijze met elkaar samen te leven. Dat daarbij ook moreel voorbeeldgedrag – bijvoorbeeld van publieke figuren – een belangrijke rol speelt, is vanzelfsprekend. ‘Overtuiging’ is een vergeten pedagogische kwaliteit geworden binnen de zorg voor kinderen en jongeren. Overtuiging dat het kind ertoe doet. Overtuiging dat het ergens toe opgevoed wordt. Overtuiging dat er een samenleving bestaat op basis van erkenning van wederzijdse belangen. Overtuiging dat ook dit kind daar een bijdrage aan kan leveren. Daarmee wordt ‘overtuiging’ een pedagogische kwaliteit van de opvoeder, maar wel interactief en beïnvloedbaar.
Van 1984 tot 1989 leefden en werkten Marjon (mijn vrouw) en ik in een gezinsgroep. Het was een gezinsgroep, specifiek gericht op pubers en adolescenten die zich wilden voorbereiden op zelfstandigheid. Hun vragen dienaangaande lagen meer in het sociale dan in het praktische. De basisgedachte binnen deze gezinsgroep was, om vanuit het individuele ook gezamenlijkheid tot stand te brengen. Geen groepsbenadering, maar individuele verantwoordelijkheid voor het eigene en het gezamenlijke. In het begin was het erg zoeken naar een goede invulling van het gedeelde leven.
Besten:Scholten
50
03-09-2007
17:02
Pagina 50
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
Vanuit mijn achtergrond en eerdere ervaringen was ik geneigd om te structureren; ook in sociale zin. Op mijn initiatief startten we met eenmaal per twee weken met een groepsgesprek, om de gezamenlijke dialoog op gang te brengen en te houden. Dat werd bepaald geen succes. Sterker nog, deze bijeenkomsten leken wel een magneet voor negatieve onderlinge processen. Marjon zag als eerste dat we iets heel tegengestelds deden; aan de ene kant de jongeren stimuleren om vanuit eigen verantwoordelijkheid te komen tot gezamenlijkheid en aan de andere kant een verplichte overlegvorm daarvoor inrichten. Marjon voelde meteen aan dat het gezamenlijke alleen gestalte zou krijgen door gebruik te maken van het dagelijkse leven en de dagelijkse contacten. Geen collectieve overtuiging maar individueel maatwerk en inzet om een ‘democratische gezindheid’ te stimuleren en ontwikkelen. ‘De erkenning van wederzijdse belangen van individuen en groepen, in de manier waarop mensen zich associëren, hun ervaringen afstemmen op elkaar en participeren in gezamenlijke praktijken’, bleek voor mij nog een hele zoektocht… Een kenmerk van deze tijd is dat we in toenemende mate werken aan halfproducten. Waar je ook rondkijkt in onze samenleving, overal zie je dat mensen en organisaties werken aan en met halfproducten. Er zijn bijna geen plekken meer waar een proces, dienst of product in zijn geheel voltrokken wordt, voor de volle verantwoordelijkheid van één of meerdere personen. Je maakt bijna niets meer helemaal zelf; er is altijd een deel wat in wisselwerking met anderen tot een geheel komt. Het is vandaag de dag daarom de kunst om zaken weer betekenis te geven, om dingen weer op hun plek te zetten. Daarom is er vraag naar leiderschap; echt leiderschap… Ook de zorg voor kinderen en jongeren kenmerkt zich door het werken met halfproducten. Er is een bijzonder complex beleidsterrein ontstaan, waarin mensen een stukje van de keten verzorgen of een stukje van het behandelproces. Hoeveel nieuwe functies zijn er de achterliggende jaren niet ontstaan binnen de jeugdzorg, en (wat veel belangrijker is) waar zijn zij het signaal van? Casemanagers, ketenmanagers, cliëntondersteuners, zorgvraagbemiddeling, trajectwerkers… Alle deelactiviteiten kunnen op zich goed uitgevoerd worden: de intake, de diagnose, de vaardigheidsthe-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 51
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
51
rapie, de dagbesteding enzovoort. Maar levert dat nu ook een geslaagde praktijk op? We leren de professionals hun kunststukje goed uit te voeren, in een keten waarin de verantwoordelijkheden in stukjes zijn geknipt en denken dan dat we daarmee de complexe jeugdzorg op een goede manier inrichten. De jongere zit echter niet zozeer op die losse handelingen te wachten. Juist jongeren in de 24-uurszorg zijn ‘ertoe veroordeeld’ deze praktijk als hun leefvorm mee te maken! Om de kwaliteit van het geheel nog enigszins in beeld te houden, worden prestatie-indicatoren vastgesteld, die vervolgens een eigen leven dreigen te gaan leiden. Niet de zorgvragen en bovenal de betreffende jongere zijn dominant in het hulpverleningsproces, maar de bijbehorende indicatoren. Het personalistisch menbeeld biedt een uitweg in dit doolhof. Werkend vanuit dit mensbeeld blijft de unieke persoonlijkheid van de jongere de richtinggever en is er voortdurend bewustzijn voor de ‘innerlijke stuurman’ van die jongere. De opvoeder doet een appèl, wellicht een indringend appèl, op de innerlijke stuurman van de jongere. Vanuit betrokkenheid, met overtuiging. ‘Accepteer je schaduwzijde.’ ‘Neem verantwoordelijkheid voor je leven.’ ‘Neem actief deel aan je omgeving.’ De opvoeder als hartstochtelijk medestrijder, gericht op het zoeken naar iemands energie om te ontwikkelen en veranderen. Vanuit welke blikrichting benader je vervolgens het publieke domein, in casu de zorg voor kinderen en jongeren? In Nederland is na de Tweede Wereldoorlog een uitgebreide en unieke verzorgingsstaat opgebouwd. Dat wordt ook wel het ‘Rijnlandse model’ genoemd. We hebben tal van voorzieningen en er is nog steeds een grote collectiviteit. De achterliggende jaren heeft het Angelsaksische denken nadrukkelijk voet aan de grond gekregen. Ook binnen de jeugdzorg zijn daarvan veel sporen terug te vinden. Het Rijnlands model is een vage aanduiding voor de sociaal-economische inrichting van de Europese verzorgingsstaat. Het concept duidt op markteconomieën waarin de werking van de markt fors wordt afgedempt door enerzijds een hoogontwikkelde collectieve sector en anderzijds door har-
Besten:Scholten
52
03-09-2007
17:02
Pagina 52
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
monieuze samenwerking tussen de overheid en de sociale partners. Door deze mengvorm van corporatisme en marktwerking zou Europa zowel economisch als sociaal goede resultaten afwerpen. Ad Melkert heeft zich aan het begin van de 21e eeuw in Nederland opgeworpen tot de belangrijkste pleitbezorger van de Rijnlandse ideologie. Naar zijn mening is de verzorgingsstaat niet alleen een rem op de uitwassen van de vrije markt, maar is hij zelfs een bron van economische dynamiek. Dankzij de verzorgingsstaat hebben wij sociale harmonie en dankzij die harmonie floreert onze markteconomie, aldus zijn redenering. En hij heeft deels gelijk. Want wie zal ontkennen dat de harmonieuze arbeidsrelaties in ons land de concurrentiekracht van ons bedrijfsleven ten goede komen? Kenmerkend voor het Angelsaksische model is het idee van maakbaarheid, ook wel het ‘soll’-denken genoemd. Het Angelsaksische model gaat uit van strakke procedures, duidelijke regels, heldere targets en bovenal het geloof dat je met deze aanpak alles kunt bereiken. Het positivisme en de daadkracht van dit model spreken aan, maar in een moderne samenleving loopt het tegen zijn grenzen. Er is te weinig aandacht voor de verantwoordelijkheid van individuen, te weinig ruimte om om te gaan met onzekerheden, te weinig lange-termijnvisie. Allemaal zaken die in het Rijnlandse model bijna vanzelfsprekend zijn, omdat dat uitgaat van de reële situatie: het ‘ist’-denken. De zwakheden van het Angelsaksische model worden ook in de VS en Groot-Brittannië langzamerhand onderkend. Aan het begin van de 21e eeuw verschenen in rap tempo opeenvolgende visies ten aanzien van de inrichting van het publieke domein.
Rijnlands model: • Fragmentarisch omschreven model • Samenwerking op basis vertrouwen • Uitgaan van werkelijkheid (ist-denken) • Onzekerheid accepteren • Individu staat centraal • Overleg Angelsaksisch model: • Sterke, duidelijke en samenhangende theorie • Samenwerking op basis van contracten • Uitgaan van maakbaarheid (soll-denken)
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 53
2. WIE DE JEUGD HEEFT, HEEFT DE TOEKOMST…
53
• Onzekerheid beperken • Weinig aandacht voor rol individu in onderneming • Daadkracht Aan het begin van de 21e eeuw laaide in Nederland de discussie op over de toekomst van onze verzorgingsstaat. Vanuit meerdere blikrichtingen is ‘de markt’ onderzocht, bepleit en als oplossing van vele problemen aangeboden. Er stonden ook krachtige pleitbezorgers op voor versteviging en vernieuwing van de collectieve sector. Jacques Attali11 noemde de vrije markt de vijand van de democratie. Doorzetting van de vrije markt zal leiden tot een almaar doorschietende consumptiemaatschappij, waarin geld uiteindelijk de enige norm wordt voor menselijk handelen. Binnen een dergelijk scenario komen de ontwikkelingsvragen van huidige en toekomstige generaties jongeren eenzijdig aan bod.
‘Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.’ Een achterhaald motto? ‘Mijn’ thema voor de komende decennia: ‘Het zijn onze jongeren.’ Wat zijn mijn aanbevelingen voor (een goede inrichting van) goede jeugdzorg, zodat we echt kunnen waarmaken dat het ook hier om onze jongeren gaat? • een personalistisch mensbeeld als basis • een inrichting vanuit het Rijnlandse model • democratisch burgerschap als trekrichting.
11
Jacques Attali; econoom, oud-adviseur van president Mitterand en oud-president van de Oost-Europabank in de Volkskrant van 31 juli 2004.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 54
Besten:Scholten
3.
03-09-2007
17:02
Pagina 55
Uit de schaduw
We komen in toenemende mate kinderen tegen die geen verbindingen meer aangaan of kunnen aangaan. Deze kinderen kennen verschillende diagnostische labels. Grote ellende: er is niets wat ze bindt. De maatschappij bevordert de ontwikkeling van deze problematiek. Aan de ene kant een maatschappij die steeds hogere eisen stelt, met in haar kielzog een onderwijssysteem dat moeite doet om bij die eisen aan te sluiten. Economische zaken zijn belangrijker dan sociale. Aan de andere kant een verschraald sociaal vangnet. We richten kortdurende interventies in; maken ook de sociaal-economisch zwakkeren verantwoordelijk voor het eigen leven. Naast een positieve grondtoon – eigen verantwoordelijkheid, geloof in de eigen kracht, volwaardig burgerschap – levert dat ook veel uitvallers op. In het boek ‘Ik dacht dat ik uit logeren ging’12 zijn de levensverhalen van een aantal jongeren opgetekend. Ik denk dat het heel belangrijk is dat deze verhalen hun weg vinden in onze samenleving. Zij moeten van bete-
12
‘Ik dacht dat ik uit logeren ging’, MGM producties.
Besten:Scholten
56
03-09-2007
17:02
Pagina 56
3. UIT DE SCHADUW
kenis worden in het nadenken over de inrichting van ons publieke domein. Zonder overdrijven kun je stellen dat wanneer we niet in staat zijn deze kinderen een perspectief te geven, we hard meewerken aan het groter worden van een humanitaire catastrofe in eigen land. Ter illustratie: de Amerikaanse psychiater Sandra Bloom13 spreekt over een door geweld getraumatiseerde wereld. Onderstaand enkele korte schetsen van hedendaagse, vaak jonge kinderen met vaak een schijnbaar uitzichtloos perspectief. Voor hen is een betrokken en duurzame opvoeding van levensbelang.
Maatschappelijke kosten Casus WSW sanering: Een gezin in Nunspeet. Hij komt van de rand van Nunspeet; zij weet niet eens meer waar zij vandaan komt. Samen hebben zij vier kinderen, van wie ze veel houden. Ze zwelgen als het ware van liefde., maar weten in opvoedkundige zin onvoldoende richting en structuur te bieden. Het gezin is flink in de schulden geraakt en kwam daardoor in een saneringstraject. De kinderen zijn uit huis geplaatst. Eenmaal per vier weken komen de kinderen bij de ouders op bezoek. De ouders leven van € 50,00 per week in verband met schuldsanering. Vier kinderen uit huis geplaatst: een forse financiële belasting voor de samenleving. De kinderen gaan mogelijk dezelfde weg als de ouders; wat is immers hun voorbeeld? De mogelijkheid dat de kinderen bij ouders kunnen wonen onder intensieve pedagogische begeleiding met financiële ondersteuning is eigenlijk niet onderzocht. Geconstateerd is: deze ouders zijn onvermogend om in economische zin een huishouding en gezin te runnen. Een economisch probleem wordt een sociaal probleem en genereert vervolgens een veel groter economisch probleem, namelijk een generatieprobleem. Het bovenstaande voorbeeld vraagt om de kunst van het andersom denken. Vooral kijken naar wat deze kinderen nodig hebben: liefde! (ongeacht hoe je het noemt en waar het gegeven wordt) Deze kinderen hebben eigenlijk geen vaste plek om ‘in’ te zijn, of om in terug te komen. Het gevoelsleven kan zich niet ontwikkelen op een ‘normale’ manier. Er is
13
Samenvatting Marko van Gerven van het boek Creating Sanctuary; Sandra Bloom.
Besten:Scholten
03-09-2007
3. UIT DE SCHADUW
17:02
Pagina 57
57
nergens een vertrouwensband in de samenleving. Daar is het zoeken naar.
Sandro 10 jaar Sandro heeft een Zuid-Amerikaanse moeder en een Indiaanse vader. Vader verdwijnt als hij merkt dat moeder in verwachting is. Moeder kijkt niet om naar het kind. Zij wordt door de voogdijvereniging gedwongen om haar kind te bezoeken; anders wordt de bijstandsuitkering stopgezet. Wanneer moeder hem aanhaalt, trapt hij haar van zich af. Wanneer hij nieuwe spullen voor zijn kamer krijgt, twinkelen zijn ogen. Even later trapt hij alles kapot. Sandro mag naar een nieuwe school. Hij verheugt zich erop. De eerste dag schopt hij een klasgenoot in het gezicht. Sandro kan geen binding aangaan. Hoe leer je dat? Wie trekt onvoorwaardelijk met hem op? Iedere binding moet je toetsen; hij doet dat door te knokken. Zijn juf op school slaat hij meerdere keren. Zij blijft en laat hem niet los. Zijn groepsleiding kan dat vaak niet opbrengen. Moeder bezoekt hem vanwege de bijstandsuitkering. Er gebeurt alleen iets wanneer iemand (de juf) vanuit een taai gevoel van onvoorwaardelijkheid doorgaat. Els 14 jaar Els woont in een instelling (eindstation zwakbegaafd). Ze wil niet naar huis. In de weekenden zwerft Els rond op Hoog Catharijne. Zij probeert in verwachting te raken; dan mag zij immers weg van de instelling. Wat wil zij wel? Hoe komt zij erbij om zulk krankzinnig gedrag te vertonen? Didier 12 jaar Hij verblijft in een eindstation voor zwakbegaafde jongeren. Didier heeft meerdere keren mede-groepsgenoten verkracht. Hij moet permanent één op één oogbewaking hebben. Zonder die directe oogbewaking is hij meteen op jacht naar een seksuele handeling. Sofi 3 jaar Sofi is meerdere keren in Rotterdam opgepakt, omdat zij ’s nachts over straat zwierf. Zij kon niet meer bij haar ouders wonen, dus werd een pleeggezin gezocht. Deze mensen mochten haar niet aanraken. Als ze iemand zag, liep ze er naar toe en meteen weer weg. Na langere tijd begon zij een beetje te praten. Na driekwart jaar werd ze voor het eerst meegenomen naar een winkel. Bij thuiskomst bleek ze een gestolen portemon-
Besten:Scholten
58
03-09-2007
17:02
Pagina 58
3. UIT DE SCHADUW
nee in haar jaszak te hebben. Haar ouders zijn verslaafd en hebben haar seksueel misbruikt. Hoe kun je met haar een band opbouwen?
Welke ontwikkeling? Bij volwassenen kun je gemakkelijker het ontwikkelingsthema in beeld krijgen en benoemen. Maar bij deze kinderen is dat veel moeilijker te ontdekken. In eerste instantie gaat het om basale veiligheid. Sandra Bloom14 bepleit ‘Creating Sanctuary’ (veilige plekken scheppen) voor getraumatiseerde mensen. Zij onderscheidt een primaire, secundaire en tertiaire aanpak. Cruciaal is het leefklimaat. Een basishouding die gericht is op wat kan; wat mogelijk is. En vervolgens ook de mogelijkheden daartoe bieden. Dat vraagt om heel bijzondere kwaliteiten van diegene die dat op zich neemt. De problematiek van deze kinderen is heel zwaar. Tussen 2 en 18 jaar moet er een basis gelegd worden en dat kan alleen binnen de onvoorwaardelijkheid van een gezinsconstellatie. Kwaliteiten die nodig zijn: • harmonie die er 24 uur is en bij disharmonie een gerichtheid op het herstellen van harmonie; • presentie. Voorwaarden: • centrale positie gezinshuisouders in het leefklimaat, participatie binnen het gezinshuis; • support van een behandelteam, behandeling buiten het gezinshuis; • geen financieel keurslijf; • eigen transparantie.
14
Sandra Bloom; Amerikaans psychiater; schreef het boek Creating Sanctuary.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 59
4. De leefstijl Cruciaal is het leefklimaat en de leefomgeving. Een basishouding die gericht is op wat er kan; wat mogelijk is. En vervolgens ook de mogelijkheden daartoe bieden. Samen noem ik dat een salutogene leefomgeving. In de praktijk van gezinshuizen is er een vanzelfsprekende gerichtheid op datgene wat kan; op de mogelijkheden, de talenten. Daarin onderscheidt een gezinshuis zich wezenlijk van de leefgroep. In de leefgroep is meer gerichtheid op beheersbaarheid; op het overdraagbaar maken van de eigen kroniek. De veelheid aan contacten en overdrachtsmomenten heeft gezorgd voor systeemoverheersing in de vorm van voorschriften, protocollen en handleidingen. Voor een fundering van een salutogene leefomgeving heb ik enkele theoretische stromingen onderzocht: • Salutogenese • Presentie
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 60
60
4. DE LEEFSTIJL
• Het Pareto-principe • Ervaringsleren 4.1
Salutogenese
Dit is een relatief nieuw paradigma als tegenhanger van het heersende paradigma in de gezondheidszorg, namelijk pathogenese. Salutogenese is ontwikkeld en beschreven door Aaron Antonovsky, een Amerikaanse psychiater van Joodse herkomst
‘Hoe komt het dat de ene mens kan overleven en zelfs onverwacht gezond kan zijn, ondanks het doormaken van ervaringen als angst voor confrontatie met de dood, honger en marteling en de andere mens ziek wordt als ze onder dezelfde zware omstandigheden verkeert?’ Deze vraag stelde de Israëlische arts-socioloog Aaron Antonovsky (1923) zich, toen hij onderzoek deed onder overlevenden van de Duitse concentratiekampen. Bij zijn onderzoek introduceerde hij een nieuw begrip: salutogenese (letterlijk: het ontstaan van gezondheid). Zijn belangrijkste conclusie was dat er een sterke verbinding is tussen lichaam en geest. Waar het om gaat is dat iemand het gevoel heeft dat er een samenhang (Sense Of Coherence) in zichzelf en in het leven is. In 1987 gaf Antonovsky15 de volgende definitie van zijn Sense Of Coherence (SOC):
‘The Sense Of Coherence is a global orientation that expresses the extent to which one has a pervasive, enduring though dynamic feeling of confidence that (1) the stimuli deriving from one’s internal and external environment in the course of living are structured, predictable and explicable; (2) the resources are available to one to meet the demands posed by these stimuli; and (3) these demands are challenges, worthy of investment and engagement.’ Samengevat houdt deze SOC in dat datgene wat gezondmakend is, neerkomt op de volgende drie aspecten: 1. Het gevoel de situatie te begrijpen (comprehensibility) – de stimuli van de interne en externe omgeving zijn voorspelbaar, gestructureerd en
15
Unraveling the mystery of health; Aaron Antonovsky 1987.
Besten:Scholten
03-09-2007
4. DE LEEFSTIJL
17:02
Pagina 61
61
verklaarbaar. Het gevoel een situatie of gebeurtenis te kunnen doorzien, of indien dat niet het geval is, stappen te kunnen zetten om de noodzakelijke informatie hiervoor te verkrijgen. 2. De zin ervan in te zien (meaningfulness) – het vertrouwen hebben dat het de moeite waard is om betrokken te zijn en te investeren. 3. Invloed te kunnen uitoefenen (manageability) – genoeg vermogens hebben om zelf invloed op de situatie uit te kunnen oefenen of om de hiervoor benodigde vaardigheden aan te leren. Hierdoor kan de mens zelf verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van zijn bestaan. Hier vindt dus een omkering plaats van de vraag: ‘hoe komt het dat mensen ziek worden en hoe voorkomen we dat?’ Deze verandert in: ‘waar komt gezondheid vandaan?’ en vervolgens de vraag: ‘hoe kunnen we dit ondersteunen?’ Het gaat hierbij om het vermogen zodanig en op een zinvolle wijze met belastende factoren om te gaan dat je niet uit een innerlijk evenwicht wordt gebracht. Iedereen heeft dus de mogelijkheid een eigen zingeving te geven aan de persoonlijke situatie. Gezond blijven en weer gezond worden na ziekte zijn begrippen die gekoppeld kunnen worden aan hoe je met je situatie omgaat. Dit leidt dus tot een andere benadering van gezondheid en ziekte, waarbij ziekte niet langer als een ongewenste indringer beschouwd hoeft te worden. Het is ook een factor die kansen en perspectieven kan bieden. Het woord salutogenese is samengesteld uit het Latijnse woord salus, salutis: gezondheid, en het Griekse woord genese, oorsprong, afkomst. Salutogenese vraagt dus naar de oorsprong van gezondheid. Het sinds driehonderd jaar geldende paradigma in de geneeskunde was dat van de pathogenese. Het woord pathogenese is samengesteld uit de twee Griekse woorden pathein: lijden, en genese: oorsprong. Het betekent dus afkomst, oorsprong van het lijden, resp. van de ziekte. Pathogenese vraagt dus naar de herkomst van ziekte, vandaaruit is ook ziektepreventie ontwikkeld. Het voorkomen, weren van ziekte door het uitsluiten van ziekmakende factoren staat hierbij centraal. De kostenexplosie in de gezondheidszorg en de daarmee verbonden financieringsproblemen zorgden internationaal voor een ‘open staan’ voor het nieuwe gezondheidsconcept, voor de salutogenese, voor de vraag: waar komt gezondheid vandaan en hoe kan zij worden versterkt?
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 62
62
4. DE LEEFSTIJL
Het essentiële verschil tussen het oude pathogenetische concept en dat van de salutogenese is dat pathogenese, bijvoorbeeld in het geval van een infectieziekte, uitgaat van een besmettingsmodel. Hoe heet het virus, wie heeft mij besmet, welke antibioticum helpt hiertegen? De salutogenetische opvatting vraagt echter: waarom heb juist ik deze infectie gekregen, terwijl alle anderen om mij heen gezond zijn gebleven? Wat heeft de anderen ertegen beschermd? Welke oerbronnen van gezondheid werden hier aangeboord? Volgens het salutogenetische model wordt een gezond organisme niet bepaald door de homeostase (het bestaan van onderling op elkaar afgestemde processen die voor het leven noodzakelijke toestanden constant houden), maar door het voortdurend omzetten van heterostatische (zelfregulerende) processen in homeostatische waardoor een grote mate van ontwikkelings- en aanpassingskwaliteiten gevormd wordt. Het kernaspect is dan de vaardigheid van de mens om met het vreemde, met conflicten om te gaan en in deze wisselwerking sterker te worden. Het principe van de heterostase is dus stress te leren verdragen en niet alleen te vermijden. Het gaat erom de grenzen van de lichamelijke en psychische belastbaarheid te kennen en te leren deze nog verder te verleggen. Hoe leer ik alle levenssituaties te accepteren en innerlijk en uiterlijk flexibel te zijn? Hoe leer ik om te gaan met frustraties en stress, hoe ontwikkel ik een stabiel karakter? Het tweede fundament onder de leefstijl is de Presentietheorie. 4.2
De presentietheorie
‘Presentiebeoefenaren staan je bij, zij komen naar je toe, bewegen met je mee, zijn trouw en betrouwbaar. Zij gaan een relatie aan met mensen zoals u en ik, die zorg en steun nodig hebben. Het draait in presentie om fatsoen, om attentie en aandacht. Presentie sluit aan bij het tempo van de ander. Hedendaagse zorgorganisaties ontberen presentie, zo leren we wanneer wij in het ziekenhuis of verpleeghuis terecht komen.’ 16
16
Meurs, 2006; van Heijst, 2005; The 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 63
4. DE LEEFSTIJL
63
De presentietheorie (Baart, 2004) geeft de mogelijkheid tot het formuleren van een reflectie hierop, een reflectie die zich uit in een kritiek, de kritiek van de distantiëring. Distantiëring is gedrag dat tegenovergesteld is aan presentie. Baart beschrijft vier tekorten die door distantiëring optreden in de hedendaagse zorgverlening: • belemmerde toegankelijkheid; • ontkoppeling van zorgtaken; • bureaucratie; • bedrijfsmatigheid en snelheid. Wanneer je willekeurig welke zorgorganisatie binnenloopt, overvalt je de dominantie van de kantoren, computers, papieren, dossiers en systeemaanduidingen. Ook de wereld van de jeugdzorg kent een Second Life17; een wereld, waarin jongeren en werkers zich ook voortbewegen, betekenis hebben en betekenis kunnen genereren; de wereld van het systeem van de jeugdzorg. Anno 2007 is het de kunst om zelf de stuurman te blijven; om niet het systeem dominant te laten zijn bij het formuleren, faciliteren, uitvoeren en volgen van opvoedingsdoelstellingen, maar de professional, die vakbekwaam in staat is om aan te sluiten bij de vragen die op dat moment leven.
Zachtaardigheid, mededogen, betrokkenheid en langdurigheid worden als soft en zwak beschouwd. Ze zijn niet in de mode. Autoriteit, fermheid en afstandelijkheid (distantiëring) zijn in zwang. Distantiëring leidt tot institutioneel geweld, waardoor de ellende van mensen die ziek of gehandicapt zijn, wordt vergroot in plaats van verzacht. Maar toevoeging van ellende kan toch niet de bedoeling zijn? Hoe kan het zijn dat afstand en nabijheid in de zorg zo in disbalans zijn geraakt? 18
17 18
Second Life; de virtuele wereld op het World wide web. Een theorie van de presentie. Andries Baart 2004.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 64
64
4. DE LEEFSTIJL
Nader uitgewerkt binnen het concept van gezinshuizen: INHOUD DOMEINEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Leefstijl • Salutogenese
Leven met visie
Aansluiten bij het gezonde Ruimte scheppen/ identiteit versterken
Ritme, voeding, omgang Het leven delen
• Presentie
4.3
Onvoorwaardelijk betrokken
Het Pareto-principe
Als derde fundament voor een salutogene leefomgeving wil ik een concept uit het economisch leven aanhalen, namelijk het Pareto-principe.19 Het patroon van het 80/20 principe werd voor het eerst in 1897 ontdekt door de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto. Sindsdien is het vele malen herontdekt in uiteenlopende situaties. Het staat bekend onder een groot aantal namen: 80/20 regel, de Wet van Pareto, principe van de minste inspanning en dergelijke. Het meest bekend zijn echter de ‘80/20 regel’ en het Pareto-principe. Pareto keek naar patronen van rijkdom en inkomen in het negentiendeeeuwse Engeland. Hij ontdekte dat in zijn steekproeven het grootste deel van de inkomens en de rijkdom naar een minderheid van de mensen ging. Dat was misschien niet eens zo verrassend. Hij deed echter nog een tweetal ontdekkingen die hij zeer opmerkelijk vond. De eerste was dat er een consistente mathematische relatie bestond tussen het deel van de mensen (als percentage van de totale relevante populatie) en de inkomsten of de rijkdom die deze groep genoot. Eenvoudig gesteld: als 20% van de bevolking 80% van het inkomen genoot, dan was met betrouwbaarheid te voorspellen dat 10 procent bijvoorbeeld 65% van de rijkdom zou hebben en 5% van de bevolking 50% van de rijkdom. Het gaat er dus om dat de rijkdom voorspelbaar onevenredig onder de bevolking was verdeeld.
19
Vilfredo Pareto 1848 – 1923.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 65
4. DE LEEFSTIJL
65
De andere ontdekking, waar Pareto echt enthousiast van werd, was dat dit patroon van onevenredigheid zich consistent herhaalde als hij naar gegevens uit andere perioden of andere landen keek. Hij vond hetzelfde patroon, dat zichzelf opnieuw met mathematische precisie vertaalde. Het Pareto-principe geeft aan dat een gering aantal oorzaken (beperkte input of moeite), verantwoordelijk is voor het merendeel van de resultaten (output of beloning). Letterlijk betekent dit bijvoorbeeld dat 80% van de resultaten die u met uw organisatie realiseert, afkomstig is van slechts 20% van alle inspanningen. In de zakenwereld bestaan veel voorbeelden van de werking van dit Pareto-principe. Zo’n 20% van de producten levert 80% van de omzet. Evenzo bepalen slechts 20% van de klanten tezamen zo’n 80% van uw omzet. Het verrassende van de 80/20 regel is dat het volledig tegengesteld is aan wat wij eigenlijk verwachten. Wij gaan er gewoonlijk van uit dat al onze acties ruwweg dezelfde opbrengst hebben. Met andere woorden: 50% van onze activiteiten leveren zo’n 50% van de resultaten op. Soms zal dat ook wel zo zijn. Maar deze 50/50 gedachte blijkt in de praktijk zowel de meest inaccurate als de meest ingeslepen gedachtefout te zijn. Om dicht bij huis te blijven: ga eens voor uw kledingkast staan. De kans is bijvoorbeeld groot dat u slechts 20% van uw garderobe 80% van de tijd gebruikt. Zo is het vaak dat 20% van de weggebruikers 80% van de verkeersongevallen veroorzaken. Binnen de professionele wereld, of dat nu fabrieken, onderwijsinstellingen of zorgorganisaties zijn, bestaat de hardnekkige tendens om te focussen op de 20% die verstoringen veroorzaken. Zo ook in de jeugdzorg. We focussen ons op de 20% jongeren binnen de instellingen die voor 80% de verstoringen verzorgen. In onze systematiek neigen we naar problematiseren (doelrealisatiemodellen, meest succesrijke interventietechnieken etc.). In de teamvergaderingen slokken de verstoringen van het gewone leven zeker 80% van de tijd (en energie) op. Is het niet veel krachtiger om de 80% die goed loopt, systematisch en methodisch te versterken? Een volgend fundament onder de leefstijl is het ervaringsleren.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 66
66
4. DE LEEFSTIJL
4.4
Ervaringsleren
Ervaringsleren is als concept onderzocht en beschreven door Albert de Vries.20 De vraag is welke bijdrage dit levert aan een terzake gezonde leefstijl. Zoals elke wetenschap is ook de ervaringswetenschap erop gericht kennis te ontwikkelen. Het eigene van de ervaringswetenschap is dat zij zich richt op een specifieke vorm van kennis, namelijk de ervaringskennis. In de benadering van De Vries wordt duidelijk dat deze kennis als eerste impliciet beschikbaar is bij de individuele beroepsbeoefenaar. Iedereen kent de momenten in zijn werk dat er onverwachts van alles lukt. Waardoor komt dat? Wat is de kritische succesfactor? De intrinsieke kennis die erin verborgen zit, wordt als eerste beleefd in een beeld, een beleven wat er is gebeurd. Deze kennis moet expliciet gemaakt worden. Dat is het geheim van de smid; in dit geval van de gezinshuisouder. De kunst is om uit het specifieke het algemene te leren kennen (het kenproces) en vervolgens om deze situationeel te leren toepassen (handelingsproces). Om deze vaardigheid in de praktijk van gezinshuizen methodisch te kunnen gebruiken, is de Cirkel van Deming21 een goed instrument.
ACT
PLAN ACT
PLAN
CHECK
DO
CHECK
DO
Dit instrument kan van betekenis worden in de dagelijkse werkelijkheid van gezinshuizen. Het kan een instrument van en voor de gezinshuisou-
20 21
Ervaringsleren cultiveren; Onderzoek in eigen werk; Albert de Vries 2004. Cirkel van Deming; W. Edwards Deming.
Besten:Scholten
03-09-2007
4. DE LEEFSTIJL
17:02
Pagina 67
67
ders worden. Het ondersteunt om systematisch te leren van de eigen praktijk en ervaringen. Het is tevens een manier om invulling te geven aan een kwaliteitssysteem. W. Edwards Deming heeft daarvoor een cirkel gebruikt: de Deming-cirkel. De Deming-cirkel laat zien dat er in een bedrijf vier soorten activiteiten nodig zijn: • Plan: Bedenk van tevoren welke producten of diensten geleverd zullen worden en op welke wijze deze moeten worden gemaakt. Deze activiteit is een belangrijk deel van wat hiervoor is beschreven bij het organiseren (zie onder 4.3 Pareto-principe). • Do: Voer uit wat er in Plan bedacht is (zorgvuldig samenwerken). • Check: Verifieer geregeld of dat wat er in Plan bedacht is ook daadwerkelijk in Do heeft plaatsgevonden. Als dat niet het geval is, onderzoek dan waardoor dat komt (bijvoorbeeld: te ambitieuze bewerkingstijden, te weinig of verkeerde machines, meer klanten en op andere tijden dan verwacht, veranderde klantenwensen). Tezamen met de volgende activiteit is deze activiteit het gedeelte van het organiseren dat niet in Plan zit (het flexibel zijn). • Act: Doe iets met de constateringen uit Check (bijvoorbeeld in een directiebeoordeling); het is immers niet zinvol om alleen maar te constateren dat iets niet is gegaan zoals gedacht, zonder daarbij na te gaan of dat in de toekomst vermeden kan worden. Dat betekent dat wijzigingen in Plan (ofwel in het organiseren) aangebracht moeten worden. Niet voor niets is de Deming-cirkel een cirkel: na de besluitvorming van Act, zal er opnieuw ge-Plan-d moeten worden (lees: aanpassingen bedacht worden), waarna dit wordt uitgevoerd, de haalbaarheid gecheckt, en acties daarop ondernomen. Enzovoort, enzovoort. Dit instrument kan heel goed ingepast worden binnen gezinshuizen om daarmee het derde en overstijgende perspectief (ervaringsleren) systematisch en dynamisch in te zetten Een salutogene leefstijl kenmerkt zich door: • aan te sluiten bij het gezonde. Hoe leer ik alle levenssituaties te accepteren en innerlijk en uiterlijk flexibel te zijn? Hoe leer ik om te gaan met frustraties en stress, hoe ontwikkel ik een stabiel karakter? (Bron: Salutogenese) • aandacht en aansluiten. Proberen dichtbij te komen, proberen te begrijpen wat zich als onbegrijpelijk aandient en aansluiten, aansluiten, aansluiten. En niet weggaan (Bron: Presentie).
Besten:Scholten
68
03-09-2007
17:02
Pagina 68
4. DE LEEFSTIJL
• gerichtheid op een gerichte inzet op hoofdprocessen (bron: Paretoprincipe). • bewustzijn brengen in het hier-en-nu. Expliciteren van de eigen ervaring als bron voor leren en impuls voor toekomstig handelen (Bron: ervaringsleren).
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 69
5.
Pedagogisch concept
5.1
Pedagogisch concept
Toen we destijds werkten vanuit en met gezinsvormen, bestond er binnen De Glind niet zoiets als een opvoedingsconcept. Er waren wel gedachten over rust, reinheid en regelmaat, maar in de praktijk was er een benadering van ‘Laat duizend bloemen bloeien’. Er waren genormeerde en normerende gezinsvormen, structurerende gezinsvormen, laissez-faire gezinsvormen, therapeutische gezinsvormen en vele andere smaken. In de praktijk leidde dat ook wel eens tot roddel en achterklap, subculturen en gespannen verhoudingen. Nu is het natuurlijk ook zo dat geen gezin hetzelfde is en dat variëteit ook gewenst is in relatie tot specifieke opvoedingsvragen. Binnen De Glind was een beleden oecumenische grondverklaring zo ongeveer het verbindende concept. Dat gaat heden ten dage niet meer op en dat gaat zeker niet meer op wanneer er meerdere organisaties aan de slag gaan met gezinsunits binnen dit dorp. Vandaag de dag lijkt het niet meer mogelijk om een organisatie te binden aan een religieus georiënteerd perspectief. Mensen zijn individueler
Besten:Scholten
70
03-09-2007
17:02
Pagina 70
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
geworden in zowel oriëntatie als uitvoering. Toch is het van belang om een verbindend concept te ontwikkelen. Dat geldt niet alleen voor de specifieke situatie binnen De Glind, maar in zijn algemeenheid overal waar gewerkt wordt met gezinsvormen. Ook vanuit bestuurlijk-organisatorisch perspectief is het van belang om in te zetten op continuïteit; zowel in het belang van de jongere als de werkenden in een gezinsvorm. Voor een verbindend inhoudelijk concept zijn negen bronnen verkend en uitgediept. Deze bronnen komen vanuit verschillende beleidsvelden, maar hebben één ding met elkaar gemeen: zij richten zich op het versterken van mogelijkheden en talenten van mensen en organisaties. • Salutogenese • Creating sanctuary • Empowerment • Presentietheorie • Contekstuele benadering • Ervaringsleren • Eigen Kracht • Democratisch pedagogisch offensief • Pareto-principe In De Glind was er altijd een notie dat in elk kind/jongere ontwikkelingsmogelijkheden aanwezig zijn. Het bewust maken daarvan, het op gang brengen van de ontwikkeling en het op gang houden, ongeacht beperkingen of remmingen, is juist in een gezond leef- en leerklimaat mogelijk. Deze visie op zorg staat haaks op bijvoorbeeld die van waaruit de AWBZ-financiering tot stand is gekomen. De AWBZ streeft bijvoorbeeld in de gehandicaptenzorg een ‘ondersteuning in tekorten’ na. Ontwikkeling komt echter op gang, wanneer de ene mens met de andere op weg wil gaan en wil ontdekken wat mogelijk is. Dat is bij uitstek de inhoudelijke grondslag voor een gezinsvorm en methodisch uit te bouwen met het paradigma van salutogenese en van de presentiebenadering.
De samenleving als geheel lapt intrinsieke waarden aan de laars. Daarvoor worden extrinsieke waarden in de plaats gesteld. Extrinsieke waarden zijn die waarden, die naar iets anders verwijzen: je doet iets omdat je daarmee iets beter bereikt. Je werkt om geld te verdienen. Je gaat naar school om veel geld te verdienen. Je wilt veel geld verdienen om een mooie auto en dure vrouwen te kopen. Enzovoort.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 71
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
71
Intrinsieke waarden zijn bij uitstek terug te vinden in het gezin. ‘Maar je vindt ze ook terug in het gezin waar ouders en kinderen elkaar (leren) waarderen, omwille van wat ze zijn, met alle goede en slechte eigenschappen en niet alléén omwille van het nut dat ze bieden. Een gezin en een familie bieden een goed kader voor langdurige intrinsieke relaties.’ 22 Essentieel is dat je die ander accepteert in zijn eigen waarde. De focus is niet gericht op wat mankeert of ánders zou moeten, maar op wie iemand is en wat de mogelijkheden zijn. Dat vraagt om een direct meeleven; in het hier en nu. In onze hulpverleningscultuur is dat bepaald niet vanzelfsprekend. We hebben de neiging om vanuit een bovengeschikte positie te kijken (en handelen). Veel opleidingen en methodieken gaan uit van interventiemogelijkheden. Daarmee wordt de medewerker meteen geplaatst in een superviserende rol ten opzichte van het kind/de jongere. Mijns inziens is het zo dat het werken in een gezinsvorm radicaal anders is (en daarmee ook radicaal in zijn verschijning). In een gezinsvorm deel je het leven; in het hier-en-nu. In essentie kun je je er niet aan onttrekken. Je bent deelnemer aan het spel en geen toeschouwer. Het gaat dus om een bepaalde aanwezigheid. In het Engels noem je dat ‘presence of mind’, aandachtig aanwezig zijn in wat je hier en nu doet. Aanwezig met je hele ‘zijn’. Door die attitude, je eigen geestgesteldheid, schep je ook ruimte voor die jongere die zijn eigen ‘presence of mind’ nog moet ontdekken, laat staan veroveren. De eigen presentie als voorwaarde voor een mogelijke presentie van die betreffende jongere… Drie dimensies (vermogens) van dat gedeelde leven zijn: Inleven, meeleven en samenleven. Vandaaruit krijgt het pedagogisch concept nader vorm. 5.2
Vermogens
• Inleven: Op geestelijk, spiritueel niveau probeer je je in te leven in de jongere. Wie is hij, herken ik hem, wat wil hij in zijn leven? De doorlopende werkvraag is: ‘Wie ben je?’
22
Lezing prof. Kees Schuyt, 05 maart 2005, Amsterdam.
Besten:Scholten
03-09-2007
72
17:02
Pagina 72
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
• Meeleven: Op het niveau van het gevoelsleven leef je mee met de ander. Je bent begaan met zijn leven, met zijn ervaringen, betrokken bij zijn lot. De doorlopende werkvraag is: ‘Hoe gaat het met je?’ • Samenleven: Op het niveau van het dagelijkse leven doe je dingen samen, ga je op pad, kom je elkaar tegen, help je elkaar. De doorlopende werkvraag is: ‘Wat kan ik voor je doen?’ Deze vermogens werden verwoord door Lex Bos.23 5.3
Vaardigheden
Voor het inleven; om echt de vraag te kunnen stellen: ‘Wie ben je?’ is menskunde nodig. Professionaliteit op het gebied van het kennen van mensen, ontwikkelingspsychologie, pedagogiek en dergelijke. De vaardigheid van het inleven komt pas echt tot leven door het werken aan zelfbewustzijn, tegenwoordigheid van geest. Juist in de praktijk van gezinshuizen komt het erop aan dat je volledig aanwezig bent, dat je geestkracht op scherp staat, dat je alert bent. Voor het meeleven; om echt de vraag te kunnen stellen: ‘Hoe gaat het met je?’ moet het sensitieve vermogen ontwikkeld zijn en moet er sprake zijn van een direct verbonden en betrokken weten met. Tegenwoordig noemen we dat ook wel ‘exposure’. Zorg eerst, voordat je ook maar iets wilt doen voor die jongere, dat je zijn werkelijkheid van binnenuit aanvoelt, meebeleeft en ook begrijpt. Hoe is het om hier alleen te zitten terwijl je moeder zich misschien zorgen om je maakt? Een dergelijk meeleven zorgt voor enige bescheidenheid en het terzijde zetten van allerlei interventietechnieken. Voor het samenleven; om echt de werkvraag te kunnen stellen: ‘Wat kan ik voor je doen?’ moet in de puurste zin van het woord broederschap betracht kunnen worden. De vaardigheid het leven met anderen te kunnen delen. Het betreft de vaardigheid tot terzake afgestemde dienstbaarheid. Deze vaardigheid behoeft een specifieke verzorging.
23
Conferentie Michaelshoeve Brummen 2000; Lex Bos 1925 (Djember, Java) - 2006 (Zeist).
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 73
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
73
Om terzake dienstbaar te kunnen zijn, zonder jezelf en de ander op enige termijn tekort te doen, moet je enkele kwaliteiten verzorgen, die ik als ‘deugden’ wil karakteriseren. Het komt erop aan dat je, naast het gebruikmaken van een aantal vaardigheden, vooral gericht moet zijn op het waarnemen en omvormen van eigen tekortkomingen in een proces van zelfopvoeding. De vaardigheden kunnen versterkt worden door een werkwijze die gezinshuisouders ertoe aanzet, systematisch te reflecteren op eigen handelen en ervaringen. Daartoe heb ik gezocht naar een zelfmanagementinstrument; een instrument waarover de gezinshuisouder zelf de regie heeft en wat krachtig en transparant genoeg is om ook als kwaliteitsinstrument te dienen. Daar zal ik verderop bij stilstaan (zie 5.8). 5.4
Rituelen
‘In het verbinden, de kracht hervinden…’ In een gezinshuis ontstaat een veelheid aan ontmoetingen. Voor kinderen en jongeren die beschadigd zijn in hechtingsmogelijkheden is dat een uitermate moeilijk, maar indien goed verzorgd, ook kansrijk gebied. Hechting ontstaat door een wederzijdse, duurzame, emotionele en fysieke band tussen een kind en diens verzorger. Deze band leidt tot het ontwikkelen van innerlijke beelden van onszelf en onze opvoeders. Hechting vormt de basis voor ons zelfgevoel en voor de incorporatie van de ander. Afwijking bij het vormen van veilige en duurzame hechtingsrelaties kan leiden tot protest, terugtrekgedrag in de vorm van apathie en tot de dood. Ook uit dierexperimenteel gedrag is bekend dat dieren met een vroege isolatie van hun moeder zich ondermeer terugtrekken of hyperactief worden. Daarbij roepen deze dieren veel agressie op over zichzelf van soortgenoten. Zoals eerder gesteld: ontbreken veilige relaties, dan zou risicovol gedrag een uitweg kunnen zijn. Dat geldt voor zelfbeschadiging, dwangmatige seksualiteit, betrokkenheid bij gewelddadige activiteiten, vreetaanvallen met braken of laxeren en verslaving aan drugs.24 24
Bron: Nederlandse samenvatting (Marco van Gerven) van het boek Bearing Witness; Sandra Bloom.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 74
74
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Het methodisch werken met ontmoetingen, het ritualiseren van ontmoetingen kan een wezenlijke bijdrage leveren aan veiligheid en aan zelfontplooiing en -verwerkelijking van deze jongeren. In essentie gaat het om het aanleren van verbinden en loslaten.25
De familie Erlings verstaat de kunst van ritualiseren. Mirjam en Frans Erlings hebben een gezinshuis in Houten. Zij zorgen voor een vijftal kinderen met een diversiteit aan ontwikkelingsstoornissen. De rituelen bij de overgangsmomenten zijn vanuit hun directe samenleven ontstaan. Telkens wanneer zich een spanningsvolle situatie voordoet bij overgangsmomenten, trachten zij de situatie goed in beeld te krijgen. ‘Wat gebeurt er eigenlijk? Wat zie ik gebeuren? Hoe beleeft dit kind deze situatie?’ Daarna wordt gekeken wat werkt in die situatie en wat niet. Getracht wordt aan te sluiten bij de mogelijkheden van dat moment en dat op te lichten in de vorm van een wederkerend gebruik. Zo ontstonden in de praktijk rituelen bij de terugkomst uit school met de taxi (op ooghoogte de armen spreiden; je bent welkom) en bij het naar bed gaan. Daarmee kan het concept verder ingevuld worden. INHOUD DOMEINEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Leefstijl • Salutogenese
Leven met visie
Aansluiten bij het gezonde Ruimte scheppen/ identiteit versterken
Ritme, voeding, omgang Het leven delen
• Presentie Pedagogiek • Ontwikkeling • Burgerschap
Onvoorwaardelijk betrokken
Iedereen heeft talenten Stimuleren Bewustworden Meedoen
• Transcultureel Methodiek • Contextueel
Acceptatie
Diversiteit
Relationeel wezen
Meervoudig partijdig
• Competenties
Iedereen heeft talenten Stimuleren
25
Hechting en therapeutische pleegzorg; van der Most e.a. 2001.
Uitdagen Verantwoordelijkheid aanleren Ondersteunen Afstemmen en ondersteunen Leren
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
5.5
Pagina 75
75
Insluiten
Geen mens is een eiland. Kinderen en jongeren in de jeugdzorg zijn geen op zich staande individuen, maar maken deel uit van een geheel dat gezin heet. Niemand is alleen geboren, niemand overleeft alleen en niemand heeft individuele problemen. De context van de jongeren binnen de jeugdzorg is hun gezin. Er zijn meerdere stromingen binnen de jeugdzorg, die werken vanuit dit basale gezichtspunt en daarin praktische handreikingen geven.26 Het leven binnen gezinshuizen is ervaringsgericht en daar maken de gezinnen van de kinderen en jongeren deel van uit. Binnen die context zijn de gezinshuisouders hartstochtelijke medestrijders in de verwerving van een beter perspectief, ook voor het gezin van deze jongere. Daarmee wordt ‘insluiten’ van het gezin een werkwoord voor de gezinshuisouder. Het gaat niet zozeer om verbale uiteenzettingen over het ‘waarom’ met de jongere, maar veel meer over een betrokken ‘hoe-en-wat’ gesprek om het gezin actief te betrekken bij het leven van de jongeren. Dit domein vraagt om specifieke competenties van de gezinshuisouder. Het gaat om het vermogen om actief te zijn in een meervoudig krachtenveld met verschillende actoren en belangen. Daarop zal ik in het volgende hoofdstuk verder ingaan. 5.6
Middelen
Voor de toekomst van gezinshuizen is het erg belangrijk dat alle inhoudelijke en pedagogische intenties ondersteund worden door middelen en instrumenten die waarde toevoegen aan het streven naar authenticiteit en zelfsturing. Ik denk dat het belangrijk is te werken met instrumenten die zich richten op: • de eigen herkenbaarheid (wie zijn wij?); • de mogelijkheden van het gezinshuis (wat kunnen we voor je doen?); • zelfsturing (zo doen we het!). De eigen herkenbaarheid kan uitgedrukt worden met een gezinshuisstatuut, de mogelijkheden van het gezinshuis met een portfolio en de zelfsturing met een zelfsturingsinstrument. Verder in dit boek zal ik deze instrumenten nader toelichten.
26
Nagy, Heidegger e.a.
Besten:Scholten
03-09-2007
76
5.7
17:02
Pagina 76
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Doelgroep
Binnen organisaties bestaat een verscheidenheid aan inzichten welk kind/jongere voor welke gezinsvorm in aanmerking komt. Soms worden keuzes gemaakt op basis van een professioneel ‘theewatergevoel’, soms op basis van uitgesproken visies op hechting en binding. De meeste brochures over gezinsvormen zijn nogal omzichtig in de beschrijving van de doelgroep. In de praktijk is ‘de doelgroep’ nogal moeilijk te vangen. Wat in de ene vorm goed tot zijn recht komt, verzandt al heel snel in een andere gezinsvorm. Kun je overigens wel het uitgangspunt hanteren dat er kinderen en jongeren buiten de doelgroep van gezinsvormen vallen? Vanuit een ethisch gezichtspunt lijkt me dat lastig. Is het niet veel meer een ‘matchingsvraagstuk’? Een vraagstuk van mensen, competenties en middelen? Daarmee wil ik niet op voorhand beweren dat voor ieder kind, voor iedere problematiek een gezinshuis de goede opvang biedt. Ik heb ervaren dat je bij sommige jongeren een meer vanzelfsprekend beleven van verbinding hebt dan bij een ander. Je komt dan snel op het gebied van sympathie en antisympathie. Vaak werd daar moraliserend op gereageerd. Ik bedoel dat niet oordelend, maar constaterend. Ik denk dat het van belang is om een methodische benadering van matching te verzorgen. Daarmee wordt het gebied van sympathie en antipathie vermeden. Binnen de context van dit boek zou ik een pleidooi willen houden voor het afschaffen van de doelgroepretoriek. Het is veel vruchtbaarder om te kijken wat er nodig is in het leven van een kind en vervolgens daarvoor de mogelijkheden scheppen. Van potentiële medewerkers in gezinsvormen vraagt het wel een specifieke attitude. Daarbij sta ik in één van de volgende hoofdstukken stil (‘een andere professionaliteit’).
Matching in de praktijk Op woensdagavond 12 december 2006 hield de Bascule een expertmeeting in Amsterdam over de mogelijkheden om een resocialisatieprogramma voor Marokkaanse jongeren in Marokkaanse pleeggezinnen te introduceren. Er namen twaalf mensen aan deel, onder wie een psychiater forensische psychiatrie van Marokkaanse afkomst, een psychologe van Marokkaanse afkomst werkzaam bij het Trimbosinstituut, twee organisatieadviseurs van Marokkaanse afkomst, een manager verslavingszorgjeugd, de twee leden van de raad van bestuur van de Bascule, twee me-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Pagina 77
77
dewerkers bureau veiligheid stad Amsterdam en een wijkraadvertegenwoordiger Oud-West. Voor Gezinshuis.com was deze avond interessant om meer zicht te ontwikkelen op: • de mogelijkheden ten aanzien van diversiteit aan culturele achtergronden van gezinshuisouders; • kritische factoren bij de omgang met gezinshuisouders met een islamitische achtergrond; • behandelingsmogelijkheden en -doelstellingen in gezinshuizen; • eigen inbreng in dit soort trajecten. MTFC-M; onder deze fraaie annoncering schuilt een nieuw initiatief van de Bascule. De Bascule, Academisch centrum voor Kinder- en jeugdpsychiatrie in Amsterdam, is de laatste jaren naarstig op zoek geweest naar effectieve behandelprogramma’s. Daartoe heeft zij de ontwikkelingen gevolgd bij het Oregon Social Learning Centre. Dit instituut heeft in Amerika een toonaangevende positie als het gaat om effectieve behandelprogramma’s voor kinderen en jongeren. De programma’s zijn gebaseerd op de Social learning theorie (Petterson). Het Leger des Heils heeft een contract met dit instituut afgesloten om het programma in Nederland te introduceren. Paul Willemsen, lid van de raad van bestuur van de Bascule, was duidelijk over de strategie van de Bascule: waar mogelijk werken met evidence based programma’s. Zij volgen al langere tijd de ontwikkelingen binnen het Oregon Social Learning Centre. Volgens hem zie je in de huidige tv-opvoedprogramma’s zoals Schatjes en The Nanny de uitgangspunten van de Social learning theorie terug. Gewenst gedrag herkenbaar belonen, met een verdiensysteem; duidelijke negeer-strategieën en niet nalaten om af te zonderen. Voor het grootste probleem op het gebied van de jeugdzorg in Amsterdam, de harde kern Marokkaanse jongeren, heeft de Bascule naar mogelijkheden gezocht om evidence based te werken. Volgens Willemsen was residentiële zorg eigenlijk geen optie, omdat deze geen bewezen effect sorteren (70% recidiveert, aldus Willemsen). De Bascule heeft met het Leger des Heils onderhandeld over de mogelijkheid om het MFTC (Multidimensional Treatment Foster Care) programma te gebruiken. Zij hebben toestemming om een variant te ontwikkelen specifiek voor Marokkaanse jongeren in Marokkaanse pleeg-
Besten:Scholten
78
03-09-2007
17:02
Pagina 78
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
gezinnen (MFTC-M) en een MTFC programma voor jonge kinderen (2 tot 9 jaar). De Bascule positioneert deze programma’s in een zgn. Stepped Care programma. Aan organisatiebureau Van de Bunt was gevraagd een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren. Er was een presentatie van het MTFC programma. Ik vind dit programma in toenemende mate interessant voor Gezinshuis.com, gelet op het perspectief voor jongeren; met 18 jaar burgerschap. Het programma biedt mogelijkheden tot een uitermate gerichte interventie in een gezinsconstellatie. Ook binnen de Bascule, maar ook uit de reacties van de anderen, proefde ik de overtuiging dat je ook dit soort hardnekkige problematiek bij voorkeur in een gezinsconstellatie moet aanpakken. De raad van bestuur van de Bascule wil in principe geen jongeren meer opnemen in residentiële zorg en wil meer focussen op gezinsconstellaties met bewezen behandelmethodes. Ook hierin geen connotatie van ‘verblijf’; maar van ‘behandeling’. Kosten van het programma op jaarbasis € 50.000. Je hebt een omvang van minimaal tien gezinnen nodig om de gewenste ondersteuningsstructuur te kunnen ontwikkelen (bron: de Bascule). Eén van beide pleeggezinouders wordt betaald. Zij/hij heeft een arbeidsovereenkomst op het niveau van groepsleider/sociotherapeut. Daarom wordt er ook gezocht naar een vervangend begrip voor ‘pleeggezin’; de Bascule tendeert naar ‘behandelgezin’ (het Leger des Heils spreekt momenteel over ‘opvoedgezin’). Wat mij aan het denken zette, is de keuze binnen dit programma om uit te gaan van een behandelteam, waarbij het aanleren van ander gedrag centraal staat (puntensysteem, niveausysteem, interventies van buitenaf, separate vaardigheidstraining voor jongeren etc.). Team eromheen; 24 uur bereikbaar. De programma-supervisor heeft de regie en mag interveniëren. Er is een vaardigheidstrainer voor de jongere. Er is een psychiater toegevoegd aan het behandelteam, die ook bereikbaar is; eventueel voor medicinale interventie. Een gezinstherapeut zet zich in voor het eigen gezin. Er is een uitgebreid registratiesysteem ontwikkeld, de Daily-report-call; een dagelijks volgsysteem inclusief een uitgebreide achterliggende databank, die verwijst naar mogelijke behandel- en interventiestrategieën.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Pagina 79
79
N.b.: Een programma-supervisor kan een case-load van tien gezinnen aan. Terzake de ontwikkeling van Marokkaanse pleeggezinnen: ik nam een opvallende terughoudendheid waar bij de Marokkaanse deelnemers aan deze bijeenkomst wat de haalbaarheid betreft van Marokkaanse pleeggezinnen als behandelgezinnen. Het belangrijkste argument: volgens de eigen cultuur vang je kinderen in familiekring op (ook neven en nichten). Je neemt geen ‘vreemde’ kinderen op. Het haalbaarheidsonderzoek verwees met name naar religieuze en culturele (succes-)factoren: Cultuur • bemoeienis Marokkaanse gemeenschap (Marokkanen zijn bemoeials; citaat van één van de organisatieadviseurs); • schaamte; • beleving ‘de vuile was buitenhangen’ bij pleeggezinplaatsing. Daarom kiest men eerder voor een anonieme leefgroepplaatsing; • plaatsing van een jongen in een meisjesgezin en andersom; • man/vrouw relatie; • stamcultuur (diversiteit). Religie • ondersteuning in religie (een kind opnemen kan een goede daad zijn); • onderscheid man/vrouw. Werving pleeggezinouders • moskeeën; • vrouwencentra; • familienetwerk; • werver van dezelfde culturele afkomst; • reuring veroorzaken; appelleren aan maatschappelijke verantwoordelijkheid; • werken met successen; gezinnen werven gezinnen; • Marokkaanse professionals (sociotherapeuten, groepsleiders) in beeld brengen en benaderen.
Besten:Scholten
03-09-2007
80
17:02
Pagina 80
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Gezinshuizen: er ontstonden nieuwe inzichten bij mij ten aanzien van: • zorg voor een multicultureel team (een werver van dezelfde culturele achtergrond); • ontwikkelen van een variant waarin het behandelelement in gezinshuizen is ingebracht; in hoeverre streven we naar behandeldoelstellingen en rechtvaardigt dat de inzet van en aansturing door een behandelteam; • vraagstelling t.a.v. het behandelteam raakt de huidige vraagstellingen t.a.v. gezinshuizen: wat is de rol en positie van de behandelcoördinator (mate van ingrijpen, voorschrijven e.d.), zijn de gezinshuisouders ook de begeleiders van de ouders enzovoort. Op basis van het vooronderzoek heeft de Bascule geconcludeerd dat MTFC een potentieel kansrijke methode is voor de behandeling van bepaalde gedragsproblemen onder de gekozen doelgroep, dat wil zeggen Marokkaanse jongeren die in aanraking zijn gekomen met Justitie. De Bascule is voornemens een volgende stap te zetten om te komen tot een pilot met MTFC onder de Marokkaanse doelgroep.27 Mijn ervaring met de Bascule bevestigde mij in mijn opvatting dat je als organisatie nadrukkelijker moet werken aan het ontwerpen van behandelen opvangstrategieën voor bepaalde problemen. We laten ons nog te vaak vangen in het harnas van de bestaande mogelijkheden. 5.8
Integratie
De integratie van deze elementen leiden tot de vorming en instandhouding van een salutogene leefomgeving. De verschillende bronnen leiden tot een concept voor gezinshuizen. Dagelijks worden kernvermogens van de gezinshuisouders aangesproken; het vermogen tot • inleven, • meeleven en • samenleven.
27
Bron: Pilot introductie MTFC bij Marokkaanse pleeggezinnen in Amsterdam; Van de Bunt, april 2007.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 81
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
81
Vaardigheden die daarvoor moeten worden ontwikkeld, zijn: • praktische menskunde • sensitiviteit (exposure) en • broederschap Het dagelijkse leven wordt systematisch versterkt door het ritualiseren van overgangsmomenten. Daarmee is niet zozeer de vraag aan de orde welke kinderen wel of niet in een gezinshuis passen, maar de vraag welk kind bij welk gezinshuis. Bovenstaande vraagt om gerichte en aandachtige dagelijkse aanpak. De regie moet in handen zijn van degene die midden in dit dagelijkse leven staat; de gezinshuisouder. Daartoe heb ik gezocht naar een zelfmanagementinstrument; een instrument waarover de gezinshuisouder zelf de regie heeft en wat krachtig en transparant genoeg is om ook als kwaliteitsinstrument te dienen. Aan het einde van hoofdstuk 4 staat de cirkel van Deming beschreven. In het begin van 2007 hebben we, in een pilot van Gezinshuis.com, binnen een beperkt aantal gezinshuizen gewerkt met een systematisch gebruik van de cirkel van Deming als zelfmanagementinstrument. Deelnemende gezinshuizen waren enthousiast. Men had de ervaring eerder en sneller op het spoor te komen van eigen gekozen opvoedingsstrategieën. Daarnaast bleek een systematisch gebruik ervan zeer ordenend te werken in de dagelijkse samenwerking. Maar we merkten ook dat het nog geen echt afgestemd instrument was. Voortkomende uit de ervaringen binnen de gezinshuizen meenden we dat we dit instrument moesten aanpassen en verdiepen naar de specifieke situatie van gezinshuizen. Het moest in zowel pedagogische als meer organisatorische zin een instrument worden waarmee de ondernemende gezinshuisouder zijn of haar keuzes maakt en deze ook transparant kan maken. De Deming-cirkel laat zien dat er in een bedrijf vier soorten activiteiten nodig zijn (zie 4.4): • Plan • Do • Check • Act
Besten:Scholten
82
03-09-2007
17:02
Pagina 82
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Vooral de vierde stap, ‘Act’, bleek cruciaal. Door de druk van het dagelijkse leven, de vermoeidheid aan het einde van de dag bestaat de neiging om vanuit de ‘check’-fase meteen het voornemen voor de volgende dag te benoemen. De ‘Act’-fase vraagt echter om bewustwording, om je met hart, ziel en geest te verbinden met de vraagstelling, je de vraag te stellen wat nu echt de essentie is. Het nog eens te beleven en het nog eens te verdiepen met andere inzichten etcetra. Bewust-worden-van impliceert ook dat daarbij andere deskundigen en belanghebbenden worden betrokken en hun inbreng kunnen hebben. In die fase zit ook de integratie met behandel- en/of opvoedingsdoelen. De werkelijkheid van gezinshuizen vraagt geen behandeldoelen van buitenaf, maar een ‘oplichten’ van mogelijke doelen uit de ervaringen en ontmoetingen van alledag. Daarom vraagt een eigen instrument voor gezinshuisouders ook om andere begrippen en andere werkvragen. Door een verdieping van ervaringen binnen de gezinshuizen meenden we de ‘Act’-fase beter in twee stappen te kunnen onderverdelen. We noemen die fasen ‘verhitten’ en ‘bewustworden’. ‘Verhitten’ betekent dat we het thema in het midden van ons bewustzijn plaatsen; vanuit eigen kundigheid, ervaring en achtergrond ernaar kijken en vragen stellen. Dat kan de gezinshuisouder zijn, gevoed door de dagelijkse ervaringen; de orthopedagoog, gevoed door kennis en specifieke blikrichting; maar ook anderen die vanuit verschillende perspectieven verbonden zijn met het betreffende thema. De regisseur blijft de gezinshuisouder; hij bepaalt het thema en wie zich bezighouden met betreffende vraagstelling. We hebben deze werkwijze uitgelegd in het volgende beeld en met de volgende werkvragen:
‘IMS-cirkel’ (inleven, meeleven, samenleven)
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 83
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
83
Deze werkwijze werd door één van de gezinshuisouders ‘keukentafelen’ genoemd; een werkwoord dat mooi de werkelijkheid weergeeft van ‘het leven delen’ en daaruit lering durven trekken.
Kiezen: • Waar gaat het om? • Wat wordt het voornemen? • Welk thema willen we versterken? Doen: • Gewoon doen (wat? hoe?) Ontrafelen: • Alle kaarten op tafel • Wat is gelukt en wat niet? • Waar lag dat aan? Wat heeft geholpen? • Wat speelde er allemaal mee? Verhitten: • Begrijp ik de situatie? • Zie ik er de zin van in? Hoe betrokken ben ik bij deze situatie? • Kan ik er invloed op uitoefenen? Hoe hanteerbaar is de situatie voor mij? • En wil ik dat? Bewustmaken: (wakker worden) • Waar gaat het nu echt over? • Waar willen we ons mee verbinden? • Wat is het perspectief voor dit thema? Bijstellen en opnieuw kiezen: • Wat zou ik krachtiger kunnen inzetten? Wat zou ik moeten vermijden? • Wat neem ik me voor om morgen te doen? Het impliciete ‘wat gebeurt er nu eigenlijk’, wordt vervangen door een zelfgehanteerde methodische reflectie op de gedeelde ervaringen. Wanneer gezinshuisouders en de zorgorganisaties ervoor kiezen om de gezinshuisouders in een zelfregisserende positie te zetten, ondersteund door valide instrumenten, kunnen de wezenlijke elementen van een gezinshuis geïntegreerd worden.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 84
84
5. PEDAGOGISCH CONCEPT
Wanneer je iets aandacht geeft, ontwikkelt het zich. Een salutogene leefomgeving ligt dan in het verschiet. Voorlopig beeld gezinshuizen: CONCEPT GEZINSHUIZEN BRONNEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Inspiratie Vermogens Vaardigheden
Werkwoord: Gezin-zijn In-leven Menskunde Professionaliteit
Werkvraag
Wie ben je?
Ervaringsleren Mee-leven Sensitiviteit Betrokkenheid Empathie Hoe gaat het met je?
Burgerschap Samen-leven Het leven kunnen delen Ondernemerschap Wat kan ik voor je doen?
Economische realiteit
CONTEXT BRONNEN
Identiteit
Sociale realiteit
Focus
Identiteit versterken
Vermogens Vaardigheden
In-leven Present zijn
Gezinshuisouder
Normalisatie
Sociologische basiswet Burgerschap praktiseren Mee-leven Samen-leven Ruimte scheppen Inclusief handelen en denken Jongere heeft een Systeemgericht gezin werken
INHOUD DOMEINEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Leefstijl • Salutogenese
Leven met visie
Aansluiten bij het gezonde Ruimte scheppen / identiteit versterken
Ritme, voeding, omgang Het leven delen
• Presentie Pedagogiek • Ontwikkeling • Burgerschap
Onvoorwaardelijk betrokken
Iedereen heeft talenten Stimuleren Bewustworden Meedoen
• Transcultureel Methodiek • Contextueel
Acceptatie
Diversiteit
Relationeel wezen
Meervoudig partijdig
• Competenties
Iedereen heeft talenten Stimuleren
Uitdagen Verantwoordelijkheid aanleren Ondersteunen Afstemmen en ondersteunen Leren
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 85
6. Een andere professionaliteit Het voorlopige beeld ten aanzien van gezinshuizen vraagt om een nadere bezinning ten aanzien van de professionaliteit van de gezinshuisouders. ‘Professioneel’ wil zeggen dat de drie dimensies van het beroep in hun onderlinge samenhang door de betreffende persoon op methodische wijze worden verzorgd. Deze dimensies zijn: • de techniek, vaardigheden • de visie op het beroep en • de basishouding voor dat beroep De professionele gezinshuisouder: • beheerst de technieken die bij dit vak horen; • heeft visie op haar/zijn beroep; • beschikt over een voor dit beroep kenmerkende basishouding en kan deze integreren in het dagelijkse handelen.
Besten:Scholten
86
03-09-2007
17:02
Pagina 86
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Eén van de belangrijkste aandachtspunten voor de verdere ontwikkeling van gezinshuizen betreft de professionaliteit van de gezinshuisouders. Zoals hierboven is aangestipt, moet de gezinshuisouder de drie dimensies van zijn beroep in hun onderlinge samenhang zelf verzorgen. Dat past ook bij de klankkleur van het beroep: zelfstandig, 24-uur in touw en pro-actief. De IMS-cirkel is bij uitstek het instrument om daaraan inhoud te geven (hoofdstuk 5). Ik heb gezocht naar een wijze van beschrijven van de houding van waaruit je werkt in een gezinsvorm. Zoals eerder omschreven in paragraaf 1.2.2 werd ik gegrepen door het virus van ‘betrokken willen zijn’. Ik wilde meer dan veertig uur professioneel aanwezig zijn. Terugkijkend had ik de behoefte, wens, om ‘mee op pad te gaan’; om meer te zijn dan iemand die op vastgestelde uren in- en uitvliegt. In de begrippen uit de presentietheorie: ik wilde meer een ‘professional als naaste’ zijn. Een van de grootste vraagstukken in deze tijd, ook in de jeugdzorg, is de vraag van de professionaliteit. Door alle ontwikkelingen is de professionaliteit grotendeels het domein geworden van diegenen die conceptueel kijken naar een werkveld. De deskundigheid is buiten de primaire professie gebracht. Daardoor is een superviserende verhouding ontstaan binnen het werkveld. De ene professional is de supervisor van de ander geworden en daarmee is een werkelijkheid ontstaan waarin de directe pedagogische praktijk en het veld van de gedragswetenschappers en beleidsmakers uiteen gedreven zijn. Het is van cruciaal belang dat de professionaliteit teruggebracht wordt naar de directe pedagogische praktijk. Alleen dan zal er binnen de praktijk van zorg en opvoeding voor jongeren in de knel sprake zijn van de ‘comeback’ van de pedagogiek. Als je opvoeders in de praktijk beluistert, dan hoor je dat ze werkelijk niet weten hoe het momenteel werkt in de jeugdzorg. Ze zien een kind/ jongere die ‘behandeld’ moet worden. Daarmee zien ze zichzelf geplaatst buiten de directe relatiesfeer van die jongere. ‘Behandelen’ veronderstelt distantie; pedagogiek nabijheid. Vanuit conceptueel perspectief kun je stellen dat we hard op weg zijn de pedagogiek en daarmee de professionaliteit van alle werkers in de jeugdzorg om zeep te helpen. Hoe breng je de professionaliteit terug bij de
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Pagina 87
87
directe werkers en hoe kun je dan werken aan kwaliteit? Ik meen dat gevonden te hebben in het concept van de presentie. Binnen de langdurende zorg voor kinderen en jongeren is presentie wellicht de allerbelangrijkste professionele kwaliteit. Vanuit de presentietheorie zijn kenmerken van het handelen te benoemen die zich heel goed lenen voor de praktijk binnen gezinshuizen. 6.1
Presentietheorie
Aansluiten volgens de presentiebenadering (een onvolledige opsomming): Beweging, plaats en tijd De presentiebeoefenaar is dikwijls ‘niet onder dak’, dat wil zeggen: werkt niet vanuit een pandje of bureau en evenmin in een net zaaltje. Maar het geldt ook in overdrachtelijke zin: het werk is niet onder de theoretische, theologische, ideologische pannen. De presentiebeoefenaar leidt een zwervend bestaan, werkt vanaf de stoep, tamelijk onbeschermd dus. De daarbij aansluitende basisbeweging is: naar de ander toe in plaats van omgekeerd (‘u moet naar mij toe komen’). De presentiebeoefenaar is ongehaast en houdt zich vrijelijk op in het leefmilieu van de betrokkenen, is gemakkelijk aan te klampen. Het ritme van werken is afgestemd op het leefritme van de anderen: soms is dat traag, soms buiten loketuren, soms razendsnel en urgent, soms herhalend, vaak instabiel en redelijk onvoorspelbaar. Bovendien hebben presentiebeoefenaren in de regel langdurige contacten. Ruimte en begrenzing De presentiebeoefenaar is niet louter aanspreekbaar op één type probleem of hulpvraag. Openheid, domeinoverschrijding, brede inzetbaarheid, doen wat de hand vindt te doen: dat zijn trefwoorden. Een ander kenmerk: gespecialiseerd in het ongespecialiseerde, en dat is (vergeleken met het reguliere welzijnswerk) hoogst bijzonder. De betrokkenen hoeven de aandacht en hartelijkheid van de presentiebeoefenaar niet te verdienen, ze zijn ook niet aan (formele) voorwaarden gebonden en kunnen het trouwens ook niet gemakkelijk verbruien. De presentiebeoefenaar is er onvoorwaardelijk. Het valt op dat presentiebeoefenaren vaak met opvallend grote eenheden werken: hele families, straten, geschiedenissen, probleemcomplexen, verhaalvertakkingen enzovoort. Alles behalve verko-
Besten:Scholten
88
03-09-2007
17:02
Pagina 88
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
kerd! Daarbij behoort het kenmerk dat er zoveel mogelijk gewerkt wordt met de zaken, de verhalen en de sociale structuren zoals ze zich voordoen. Aansluiting Er wordt nauw aangesloten bij de leefwereld en levensloop van de betrokkenen. De presentiebeoefenaar deelt in het leven van de betrokkenen. Bovendien staat niet de jacht op problemen voorop, maar het vinden van een bevredigende verhouding tot het leven. Deze verworteling in het geleefde leven mondt uit in een ander kenmerk: de presentiebeoefening oogt vaak heel alledaags, bedient zich ook van alledaagse omgangs- en werkvormen, werkplekken en werkrollen, van gewone taal, kleine, doodgewone aanleidingen en aangrijpingspunten. Denk vooral niet aan zware hulpverlenende gesprekken, maar eerder aan met elkaar optrekken en daardoorheen ernstige zaken aansnijden: afgrijselijke kindermishandeling ter sprake krijgen onder een patatje. De omgang van de presentiebeoefenaar is dikwijls heel hartelijk en informeel, men kent elkaar en deelt een geschiedenis. Trouw is een trefwoord, net als de beeldspraak van de familiale betrekking. Afstemming en openheid De presentiebenadering loopt niet over van door anderen uitgebroede bedoelingen. Doelen liggen niet vast, zeker niet tevoren; we spreken eerder van een doelrichting. De presentiebeoefenaar heeft een open agenda die de ander mag invullen; vaak letterlijk! Open is ook de benadering van de anderen: niet weten, je laten verrassen, je oordeel en handelen opschorten, de geleefde betekenis van het leven goed tot je door laten dringen (dus jezelf openstellen). De sturing van het werk is dus ook problematisch: reflectief, zonder vaste patronen, zonder een legitimatie vooraf, zonder veilige regels of een beschermende professionele status. Je moet het toch vooral van jezelf hebben (introspectie). En ten slotte is ook het profiel van de werker vaak laag, open, flexibel, zonder te verdoezelen wie hij/zij is, waarvoor hij/zij staat en wat zijn of haar verantwoordelijkheden zijn. Betekenis Vanwege deze kenmerken is de presentiebenadering bijzonder, zij het niet exclusief, geëigend waar contact gezocht wordt met mensen in de marge van onze samenleving, met moeilijk bereikbare, chaotisch en teruggetrokken levende mensen bij wie zich de problemen opstapelen. Daarmee is tevens gezegd dat het onjuist is om de presentiebeoefening
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 89
89
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
eenzijdig te associëren met armoede. Het blijkt vooral betekenisvol voor mensen die maatschappelijk uitgestoten, sociaal overbodig heten, wier verhaal, leed, leven anderen nauwelijks interesseert en die gemist kunnen worden als kiespijn. Juist die mensen worden door presentiebeoefenaren uitgekozen, gevonden, gesterkt, opgenomen in een sociaal weefsel, erkend. PRESENTIEBENADERING Kenmerk 1. beweging, plaats en tijd 2. ruimte en begrenzing 3. aansluiting zoekend 4. zich afstemmen 5. betekenis
Strekking de ander volgend uit één stuk werken bij het geleefde leven zijn het goed van de ander centraal minstens voor één in tel zijn
Binnen gezinshuizen deel je het leven 24 uur per dag, zeven dagen in de week en 365 dagen lang. Het is een doorlopende weg die je met elkaar gaat; een pad dat je met elkaar aflegt. Een ongewis pad, omdat je geconfronteerd wordt met je eigen vermogens en onvermogen, met de talenten van anderen en met onverwachte ontmoetingen. Dat pad valt te plaveien met enkele deugden, namelijk geduld, vertrouwen en gevolgen accepteren. Deze deugden, die aan een comeback toe lijken in onze cultuur, zijn nog steeds de levende bouwstenen van bijvoorbeeld de Afrikaanse gemeenschapszin. 6.2
Tribal leadership
‘African tribal leadership voor managers’ 28 is een boek dat is geïnspireerd op de principes van de stammen (tribes) in Afrika. Het beschrijft de visie van Afrikaanse leef- en werkgemeenschappen op leiderschap en besluitvorming binnen organisaties. Uitgangspunt hierbij is dat het individu zijn bestaansrecht en betekenis ontleent aan het deel uitmaken van een gemeenschap. Dit uitgangspunt acht ik ook van betekenis voor gezinshuizen. De kracht van Afrikaanse gemeenschappen is dat zij een gedeelde visie kunnen omzetten in een combinatie van saamhorigheid en collectief
28
African tribal leadership voor managers: van dialoog tot besluit. Willem H.J. de Liefde. Uitgeverij Kluwer, 2002/2005.
Besten:Scholten
90
03-09-2007
17:02
Pagina 90
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
ondernemerschap. De Westerse cultuur is in grote mate gebaseerd op de principes van het individualisme. Het belang van het individu wordt hier vaak boven dat van de gemeenschap geplaatst. Dit kan leiden tot een gemis aan bezieling, een sfeer van wantrouwen en een gebrek aan vitaliteit. De relatie van het individu tot zijn omringende gemeenschap, ‘de groep’, de buurt, familie etcetera is al aan het veranderen. Het leveren van individuele maatschappelijke prestaties sterft uit. Unieke persoonlijke bijdragen zullen (gelukkig) blijven, maar alleen als deel van een hecht maatschappelijk netwerk waarvan de afzonderlijke draden steeds strakker aangetrokken zullen worden. Eén man kan geen voetbalwedstrijd winnen, een raket lanceren, een gemeente besturen of vrede stichten. Hij zit onvermijdelijk verstrikt in het erfgoed van alle verworvenheden van zijn tijd. De mythe van de individualiteit kan in haar huidige vorm niet langer gehandhaafd worden.
Wij zijn vanaf 2000 bevriend met de familie Nyang uit Apeldoorn. Zij is Française, hij Gambiaan; Momodou, een grote donkere man met rastakapsel op wie zij verliefd werd tijdens een vakantie in Gambia. Hij had daar een zoon en verdiende de kost als zwemleraar en met allerhande werkzaamheden voor hotels. Zij leefden in een compound; een begrensde leefgemeenschap. Zijn zus kookte voor de compound (zo’n vijftig mensen) en als hij eens iets extra’s verdiende, was dat voor ‘de boys’, de jongens in de compound, ongeacht of dat nu wel of geen familie was. Zij werkte al in Nederland en heeft hem, met zijn zoon, eind jaren negentig laten overkomen naar Nederland. Mijn vrouw is jarenlang oppasmoeder geweest van hun twee kinderen die in Nederland geboren zijn. Het gezin is goed geïntegreerd. Hij werkt in de thuiszorg en verzorgt lessen, workshops en optredens met djembés. Toch verbaast onze cultuur hem nog regelmatig. ‘Jullie zitten allemaal in je eigen hoekje’, is één van zijn gevleugelde uitspraken. ‘Gambianen’, zo zegt Momodou wel eens tegen mij, ‘leggen de nadruk op gemeenschapszin’. Ik merk dat vaak aan hem; hij ontleent zijn waarde én zijn eigenwaarde aan zijn betekenis voor anderen. Hij ontfermt zich op geheel eigen wijze over mensen en jongeren die zich wat minder gemakkelijk redden in onze complexe samenleving. Dat gebeurt op een manier die direct uit het leven gegrepen is; geen groots opgezette plannen, maar iemand enthousiast maken voor djembé spe-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Pagina 91
91
len en het hem of haar ook leren. Of door tegen een ouder iemand te zeggen: ‘Ik kom je tuin opruimen’ en het dan ook doen. De pijlers van het Afrikaanse tribale leiderschap zijn menselijkheid, waardigheid, respect, durf, vertrouwen en ondernemerschap. Universele waarden en kenmerken die niet zijn weg te denken. Het Afrikaanse tribale leiderschap onderscheidt zich hierin dat de leider handelt vanuit de zuivere bedoeling de gemeenschap te dienen. Daarmee stelt hij anderen in staat hun kwaliteiten te ontwikkelen en te verbeteren. Het leidende principe is dus de gemeenschap. De nadruk op gemeenschapszin, saamhorigheid, medeleven en sociale verantwoordelijkheid maakt dat de Afrikaanse cultuur sterk is in het vormen van gemeenschappen waarmee de leden zich identificeren. Dat zorgt ervoor dat er in die cultuur een sterke behoefte leeft om bijeen te komen en gemeenschappelijk te beraadslagen. Deze houding, deze levensopvatting wens ik gezinshuisouders toe. Door de ontwikkeling binnen onze cultuur in de achterliggende decennia en door de ontwikkelingen en verworvenheden binnen de jeugdzorg gaat het niet vanzelf om ons deze houding eigen te maken. Gezinshuisouder zijn, als professionele uitdrukking van gezin-zijn, bewust en gericht het leven willen delen volgens bovenstaande houding, is een doorlopende scholingsweg. Wat zijn dan de leidende begrippen voor deze scholing en hoe kun je die inrichten? Wat moet je vooral als basis al kennen voor je begint? Welke (levens-)ervaring is voorwaardelijk? En hoe kun je je blijven scholen en ontwikkelen? 6.3
Scholingsweg
De scholingsweg van gezinshuisouders is niet eindig. Kenmerkend is dat het een scholingsweg in de dagelijkse realiteit van het gezinshuis betreft, of – zoals eerder beschreven – een zelfopvoedingsweg. Dat vraagt om (veel) eigen inzet en bewustzijn. Maar het vraagt ook om uiterst kundige begeleiding, die in staat is om ervaringen te verheffen tot inzicht en vervolgens tot voorgenomen handelen. Het is een pad dat je deels gezamenlijk en deels alleen aflegt. Je leert van het leven; van het gedeelde leven. Minder afstand en meer nabijheid vraagt om een ander soort professionaliteit.
Besten:Scholten
92
03-09-2007
17:02
Pagina 92
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Het gaat om het professionaliseren van de kernkwaliteiten • inleven • meeleven • samenleven. Om die professionaliteit te verwerven en onderhouden, kunnen paden worden bewandeld; paden die zich ontvouwen in het dagelijkse leven: • Inleven; je in de ander kunnen verplaatsen; tegenwoordigheid van geest. De tegenwoordigheid van geest betreft het situationeel handelen ten gevolge van een professioneel ‘wakker zijn’, waaruit een intuïtief handelen kan voortkomen. Dit kan het pad van geduld genoemd worden. Je niet laten ontmoedigen wanneer het inzicht niet meteen verschijnt, maar de overgave aan de zoektocht naar het eigene van de ander. Kun je de ander ruimte geven in jezelf? • Meeleven; vanuit gelijkwaardigheid de zaken onder ogen zien. Gelijkheid ontstaat door zelfverkozen en zelfgewild een verbintenis aan te gaan met andere mensen op grond van een ideaal. Dit is het pad van vertrouwen. Meeleven met de ander, zijn verdriet aanvoelen en verdragen; mededragen. • Samenleven; een gedeeld leven; in dienstbaarheid het delen van het leven met elkaar en het delen van bezit met elkaar. Dit is het pad van de gevolgen. Jezelf voortdurend de vraag stellen wat je voor de ander kunt betekenen; niet uit louter altruïsme, maar vanuit het medeverantwoordelijk willen zijn en daarvan de consequenties aanvaarden. Daar ontstaat de ware aard van broederschap. Het pad van geduld Inleven in de ander gaat niet vanzelf. Je moet bereid zijn om te leven met vragen en ook, om die vragen in jezelf levend te houden. Het werkmateriaal zijn de eigen intuïties en gedachtegangen. Het vraagt om onderhoud van de vraag: ‘Wie ben je?’ De kracht die wordt aangesproken, is de kracht van de twijfel: ‘Kom ik zover dat ik weet wie je bent?’ Kun je de twijfel uithouden? Het eigen denken kan worden geschoold. Wie kent niet het hardnekkige afdwalen van de eigen gedachten, de vertroebeling van het eigen denken met voorstellingen en gevoelens? Het pad van vertrouwen Meeleven met de ander is leven met tegenstrijdigheden. Het werkmateriaal zijn emoties en patronen. Het gaat om onderhoud van de vraag: ‘Hoe
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 93
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
93
gaat het met je?’ De kracht die wordt aangesproken, is de kracht van de ‘positieve afkeer’. ‘Blijf ik op je betrokken?’ Het is bepaald geen halfzachte bezigheid, maar hard werken en uithouden. Kun je je eigen sympathieën en antipathieën terughouden en de ander, in je, de ruimte geven? Ook het eigen gevoelsleven kan dus worden geschoold. Het pad van de gevolgen Samenleven met de ander vraagt om commitment. Kun je met elkaar uit de voeten? Het werkmateriaal zijn de impulsen en de streefrichting. Het vraagt om onderhoud van de vraag: ‘Wat kan ik voor je doen?’ De kracht die wordt aangesproken, is die van het omgaan met het onvolmaakte. Je word teleurgesteld, in je eigen handelen en dat van de ander. De eigen wil wordt aangesproken; niet opgeven ongeacht de teleurstelling of onmacht. Blijf je overeind, en bij jezelf, in het krachtenveld van verschillende verwachtingen en belangen? Het begaan van deze paden vereist een grote mate van echt willen bij de medewerkers. De wil wordt nadrukkelijk op de proef gesteld. Er is dan ook veel voor te zeggen om de scholing en het onderhoud van de wil krachtdadig ter hand te nemen. Professionaliteit in dit verband kent minder bakens in de uiterlijke wereld. Het gaat minder om protocollen, voorschriften en dergelijke. Peter Senge verwoordde in zijn baanbrekende boek ‘De vijfde discipline’ het belang van Persoonlijk Meesterschap.29 Cees Zwart, emeritus hoogleraar aan de Erasmus universiteit heeft de gedachte van Persoonlijk Meesterschap uitgewerkt tot wat hij noemde ‘de kwaliteit van de Innerlijke Stuurman’. In het woelige begin van de 21e eeuw worden innerlijke kwaliteiten steeds belangrijker voor mensen die iets willen betekenen voor andere mensen. Er zijn minder uiterlijke bakens waarop je kunt afgaan. De Innerlijke Stuurman herbergt een notie van zingeving en spiritueel perspectief. Gezinshuisouders kunnen zich richten op het aanbrengen en ontwikkelen van innerlijke bakens die gebaseerd zijn op de Goddelijke en Kardinale deugden; • Geloof, Hoop en Liefde; • Rechtvaardigheid, Moed, Matigheid en Voorzichtigheid.
29
De Vijfde discipline. Peter Senge 2001.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
94
Pagina 94
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Bovengeschetste doorlopende scholingsweg vraagt ook om een eigen en specifieke inrichting van een opleidingsprogramma voor gezinshuisouders. Het zou de emancipatie van het vak ten goede komen als er een geheel eigen en kenmerkend opleidingsprogramma ontwikkeld wordt. 30 Daarbij zie ik voor me dat er een startersopleiding komt, waarbij nieuwe gezinshuisouders met name worden ingevoerd in het gedachtegoed van salutogenese en de presentie. Daarnaast zou men veel moeten oefenen met het zelfmanagementinstrument. Voor meer ervaren en ondernemende gezinshuisouders zie ik doorlopende leergroepen voor me, ondersteund met een goede online structuur. Deze leergroepen zijn samengesteld uit gezinshuisouders van verschillende organisaties. Eenmaal per maand komen zij bijeen en werken met eigen ingebracht werkmateriaal met behulp van de IMS-cirkel. Het vermogen tot zelfsturing wordt aangescherpt, alsmede het leren van ervaringen en aansluiten bij de talenten en mogelijkheden van jongeren en situaties die zich voordoen. 6.4
Empowerment
Het appèl op de persoonlijke dimensies van de medewerkers in gezinshuizen is groot. Een veel gehanteerde managementstrategie voor het benaderen van vraagstellingen ten aanzien van medewerkers(-beleid) is empowerment. Empowerment zoekt aansluiting bij de persoonlijke oriëntaties van de zorgverleners, om het gesprek over het werken in de relationele context van de zorg te stimuleren. De persoonlijke waardeoriëntaties van de medewerkers moeten verschuiven naar het centrum van de aandacht. Empowerment is daarmee een begeleidingsstrategie die essentieel is voor gezinsvormen. In het boek ‘In het belang van de zaak’31 benoemen Quinn en Spreitzer vier dimensies die noodzakelijk zijn om mensen een empowered gevoel te geven. Onder empowerment verstaan zij: ‘de fundamentele persoonlijke overtuigingen die medewerkers hebben over hun rol ten aanzien van de organisatie’. De vier dimensies die zij noemen, zijn:
30
31
Vanuit die gedachte heeft Gezinshuis.com een Gezinshuis academie ontwikkeld; speciaal gericht op gezinshuisouders. In het belang van de zaak. Robert Quinn en Gretchen Spreitzer.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Pagina 95
95
1. Zelfbeschikking. De vrijheid hebben om te oordelen en te handelen, de innerlijke goedkeuring van het eigen handelen, het idee dat keuzes voortkomen uit het eigen ik en ook toebehoren aan de eigen persoon. 2. Betekenis. Een persoonlijke binding met de organisatie hebben, het gevoel dat het werk belangrijk is voor jezelf. Een gevoel van persoonlijkheid en persoonlijke integriteit aan het werk ontlenen. 3. Competentie. Het volste vertrouwen hebben in de eigen vermogens en de wetenschap dat externe invloeden je prestaties niet kunnen ondermijnen. 4. Invloed. De mogelijkheid om een stempel te drukken op het systeem waarbinnen je werkt en de mate waarin je ideeën serieus genomen worden. Deze vier dimensies vertonen een sterke overeenkomst met de SOC (Sence of Coherence) van Aaron Antonovsky. Daarmee denk ik dat het passende pijlers zijn voor de begeleidingsstrategie van gezinshuizen. 6.5
Begeleiding
De begeleiding van gezinshuizen vraagt een eigen methodisch perspectief. Vaak richtte de begeleiding zich op het werkmateriaal dat de gezinshuisouders aandroegen. Daarop terugkijkend werkte dat uiteindelijk vermoeiend. We ervoeren zelf de druk voor de voortgang van de begeleiding. Dat kwam niet zozeer omdat de begeleiding zich richtte op het door ons aangedragen werkmateriaal, maar door de wijze waarop ermee werd omgegaan. Begeleiden is ook activeren; soms tegen de stroom in. Ik denk dat begeleiders zich moeten richten op het dynamiseren van het werkmateriaal dat gezinshuisouders aandragen. In hoofdstuk 5 is een zelfmanagementinstrument voor gezinshuisouders gepresenteerd. In de fase van het ‘verhitten’ moet de begeleider zijn volle professionaliteit in de strijd gooien. Het is de fase waarin het bewustzijn kan ontstaan, maar daar voor moet wel arbeid worden verricht! Vanuit mijn huidige ervaring meen ik dat, aansluitend bij empowerment, ‘evenwicht’, ‘loyaliteiten’ en ‘salutogenese’ het belangrijkste materiaal voor de begeleider vormen. Door aan te sluiten bij de persoonlijke oriëntaties van de medewerker kan de begeleider zich niet als een toeschouwer blijven opstellen. Ook de begeleider is onderdeel van een coherent en samenhangende werkwijze. De begeleider is geen ‘Eckensteher des
Besten:Scholten
96
03-09-2007
17:02
Pagina 96
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Dahseins’32; maar zal zich vooral richten op zijn rol als coach van de medewerkers in een gezinsvorm. Daar ligt zijn grootste aandachtsgebied en primaire invloedsterrein. Welke focus? Cruciaal is de vraag wat de focus is van de begeleider. Is hij een mentor, gericht op het aanleren van vaardigheden door middel van adviezen of begeleiding, of is hij een coach die het beste uit iemand haalt? Ik denk dat een coachrol het meest past bij de situatie van gezinshuizen. Gezinshuisouders moeten in het hier-en-nu handelen en moeten werken met ‘presence of mind’. De begeleiding moet erop gericht zijn om dat mogelijk te maken. De gezinshuisouder is daar, waar zijn ziel is… Waar zich ook maar verstoringen voordoen, in de relatie met de partner, in de sores over de bedrijfsvoering etc., is de ziel van de gezinshuisouder. Coaching is daarmee gericht op de actualiteit en kent geen begrenzing van werk of privé. Empowerment De begeleider moet voortdurend empowermentstrategieën ontwikkelen. Het met distantie afrekenen van medewerkers op hun bijdrage aan het zorgproces moet plaats maken voor interesse in de eigenaardigheden van het betrokken zijn bij de zorgprocessen. Dat kan leiden tot inzichten ten aanzien van evenwicht, loyaliteit en salutogenese. Evenwicht Evenwicht zoeken als vitaliserend sociaal instrument en als empowermentstrategie. Actief luisteren is daarbij van grootst belang. Loyaliteiten Dr. Ivan Boszormenyi-Nagy, hoogleraar psychiatrie in Boedapest, ontwikkelde gezichtspunten en daaruit voortvloeiend methodische aanknopingspunten op het gebied van de loyaliteiten. Zijn gezichtspunten waren in mijn beleving werkelijk een zegening voor de jeugdhulpverlening.
‘Mensen blijven loyaal aan het oorspronkelijke gezin, ook lang nadat ze, ogenschijnlijk door eigen keuze of door noodzaak, alle banden daar-
32
‘Eckensteher des Dahseins’, veelgebezigde uitdrukking in Duitsland, wanneer men elkaar erop wijst, ook betrokken te zijn en geen afwachtende toeschouwer.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 97
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
97
mee verbroken hebben. De primaire loyaliteitsband tussen ouder en kind, het beschikbaar zijn en het in staat zijn om te kunnen geven, zijn voor ieder van invloed op de houding die ingenomen zal worden ten opzichte van de wereld buiten het gezin van herkomst. De loyale gebondenheid aan de oorsprong zet vaak onzichtbare krachten in werking. In relaties die met anderen worden aangegaan, is men zich vaak niet bewust dat men in de keuzen hiervan en in de beslissingen die worden genomen, loyaal blijft aan zijn oorsprong. Loyaliteit is daarom een fundamentele kracht bij de vorming van het individu. In dit concept van het erkennen en herkennen van loyaliteitsbanden is het volwassen individu een persoon die autonoom is geworden, juist door zich rekenschap te geven van het bestaan van loyaliteitsbanden en die dit besef daadwerkelijk in zijn levensontwerp heeft geïntegreerd.’ 33 De begeleider moet deze gezichtpunten levend houden voor de medewerkers in de gezinsvormen. Als werkmateriaal is bijvoorbeeld daaruit het begrip ‘meervoudige partijdigheid’ van toepassing en, in mijn herinnering, van grote waarde. Dat zit hem soms in heel kleine dingen. Onderstaande situatie stamt uit midden jaren tachtig van de vorige eeuw, maar ik kan me de situatie nog zo voor de geest halen.
Hans was een jongetje van tien jaar. Zijn vader was een actieve deelnemer binnen het Utrechtse criminele circuit. Hans was gek op zijn vader, ook al zag hij hem weinig. Vader was druk met het binnenhalen van geld om zijn gezin te verzorgen. Een zorgbehoeftige vrouw en vijf kinderen vroegen het nodige; ook in financiële zin. Hans kwam in onze gezinsgroep wonen, samen met zijn zus Carla. Ze waren allebei iel, maar rad van de tongriem gesneden. In onvervalst Utrechts konden ze duidelijk maken waar ze wel en niet van gediend waren. Met Sinterklaas kwam een bestelbusje voorrijden. De vader van beide kinderen kwam trots aan de deur. Ja, hij wilde ook een bijdrage leveren aan 5 december voor zijn kinderen. De laadklep ging open en er kwam
33
Grondbeginselen van de contextuele benadering; Boszormenyi Nagy.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
98
Pagina 98
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
een enorme vracht aan cadeaus uitrollen. We hebben niet stilgestaan bij de herkomst van de cadeaus; zou het dan toch uit Spanje afkomstig zijn? Daarna verdween vader een poos van het toneel. Hij verbleef gedurende een maand of tien in de gevangenis. Hans miste hem erg. Na zijn gevangenisperiode kwam vader weer op bezoek. Hij had natuurlijk het nodige voor de kinderen bij zich, maar ook twee pizza’s voor mijn vrouw en mij. Toen hij weer vertrokken was, constateerden we dat de pizza’s niet erg vers meer waren; we hadden sterk het idee dat ze over de houdbaarheidsdatum waren. Op de een of andere manier bracht ons dat in verwarring. Onze begeleider woonde dichtbij. Ik ontmoette hem die middag en vertelde hem dat de vader van Hans ons een bijna bedorven pizza had gegeven. Achteraf heb ik me gerealiseerd, dat ik me daarover geschaamd heb. Hans was namelijk enorm trots dat zijn vader ons een pizza had geschonken en wij gingen er een beetje lacherig mee om. Later heb ik me gerealiseerd dat ik op dat moment met grote poten de loyaliteitsbeleving bij Hans overschreden heb. En, kenmerkend: ik heb dat niet gedacht, ik heb dat gevoeld! Ik denk dat begeleiders dit soort werkmateriaal optimaal moeten vastpakken, omdat ze kunnen leiden tot hernieuwd inzicht en veel groter bewustzijn bij het dagelijkse handelen. Een pro-actieve en dynamiserende houding bij de begeleiding en een cyclische werkwijze zullen de professionaliteit en vitaliteit van gezinshuisouders ten goede komen. 6.6
Accountability
Professionaliteit legt ook een grote hypotheek op de medewerkers in deze vormen. Zij moeten in toenemende mate in staat zijn om methodisch te werken. Professionals moeten in toenemende mate verantwoording afleggen. Van gezinsvormen wordt nogal eens gezegd dat zij moeilijk te begeleiden zijn. Onder druk manifesteren zij zich nogal eens als gesloten systemen. De domste systemen eisen simpel dat je de gemaakte beloftes nakomt. Dat valt dan goed te rubriceren en te kwantificeren. Plaatsende instanties, contracterende partijen en dergelijke vragen verantwoording conform hun eigen managementlogica. Het is de kunst om die logica wat weg te
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 99
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
99
houden bij de gezinshuizen en een ‘gezinshuis-eigen’ logica te ontwikkelen ten aanzien van de accountability. Dat kan wellicht in de vorm van verantwoorden in leerprocessen, in de mate waarop zorgvragers ook aangeven baat gehad te hebben. Bovenstaande vergt een ‘playing the system’ vermogen en bereidheid van betrokken managers. De presentiebenadering kenmerkt zich onder andere door uit één stuk te werken. Vanuit dat gezichtspunt is het vanzelfsprekend zoveel mogelijk met dezelfde instrumenten wordt gewerkt. Gezinshuizen kunnen hun werkwijze transparant maken door een integraal gebruik van de Cirkel van Deming en dan omgevormd tot de IMS-cirkel (Inleven, Meeleven, Samenleven), zoals in hoofdstuk 5 is beschreven. Kwaliteitsborging kan plaatsvinden door als kader af te spreken dat iedere maand één situatie met behulp van dit instrument vier dagen uitgewerkt wordt, vergezeld van dagelijkse rapportage en een verslag van de laatste ronde ‘verhitten’ en ‘bewustmaken’. Bij die laatste ronde kan als voorwaarde een actieve inbreng van de begeleider worden afgesproken. Daarnaast zou de IMS-cirkel bewust gehanteerd kunnen worden bij iedere behandelbespreking. 6.7
Beroepsprofiel
Aangezien het ene gezinshuis het andere niet is (doelgroep, intensiteit en omvang), moet er geen generiek beroepsprofiel nagestreefd worden. Het is wel mogelijk om een aantal overeenkomende thema’s te beschrijven. Ik druk deze uit in bouwstenen. Daarmee kan een algemeen profiel voor gezinshuisouders opgebouwd worden. Basis voor het beroepsprofiel zijn: • de aanleg en • de gerichtheid. Frans Gieles e.a. heeft ongeveer dertig jaar geleden al heel mooi een aantal bouwstenen op een rijtje heeft gezet in zijn boekje ‘Groepsleider een vak apart’.34 34
Frans Gieles, Groepsleider een vak apart, Samson 1981.
Besten:Scholten
100
03-09-2007
17:02
Pagina 100
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
Kerncompetenties volgens Gieles zijn bijvoorbeeld empathie en authenticiteit en die kun je ook als gezinshuisouder niet missen. Uit de eerdere hoofdstukken blijkt echter al dat er vooral veel ogenschijnlijke tegenstrijdigheden zijn in belangen, wensen en behoeften van allerlei betrokkenen waartussen je moet schipperen. Soms moet je kiezen, soms bemiddelen, en soms zelfs iets helemaal naast je neerleggenm om vervolgens je eigen koers te varen. Misschien is dat wel het meest karakteristieke en bepalende voor het beroep van gezinshuisouders: het vermogen om een dynamisch evenwicht te zoeken in een beweeglijk krachtenveld. Doordenkend zie ik enkele bepalende domeinen voor me: Het krachtenveld van het kind. Ieder kind brengt zijn eigen-aardigheden binnen, vraagt om loyaliteit aan haar/zijn situatie en heeft specifieke aanleg. De taken die daarbij horen zou je kort samen kunnen vatten als ‘pedagogisch’ en ‘verzorgend’. Competenties die daaruit voortkomen, zijn door Gieles al uitgebreid beschreven. Het tweede krachtenveld is dat van je partner. Gezinshuisouder ben je niet alleen, je moet het heel erg ‘samen’ willen en doen. In dat ‘samen’ moet je geloven en investeren en dat gaat zeker niet vanzelf. Competenties die daaruit voortkomen, zou je kunnen vatten onder de noemer ‘samenwerken’. Maar dit gaat wel veel verder dan hoe zo’n competentie er binnen een normaal functioneel samenwerkingsverband uitziet. Horen de eigen kinderen ook bij dat partnerschap? Het derde krachtenveld is dat van de ‘derden’ (alles en iedereen buiten het gezinsverband waarmee we te maken hebben). De gezinshuisouders hebben te maken met, en ook een rol naar de stichting waar ze onder vallen (de werkgever), de voogd, de school, de natuurlijke ouders, de voetbalvereniging, enzovoort. Competenties die daaruit voorkomen, zijn deels zakelijk en functioneel van aard (onderhandelen). Deels gaan ze over communicatie (overleg, afstemming, bemiddelen, intermediëren, etc.), maar ze gaan ook over meer inhoudelijke en persoonlijke zaken (begeleidbaarheid, steun zoeken en aanvaarden).
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 101
6. EEN ANDERE PROFESSIONALITEIT
101
De kerncompetentie is derhalve: het vermogen om een eigen positie op het midden van het speelveld in te nemen, op basis van eigen keuzes en overtuigingen, temidden van verschillende mensen en partijen met verschillende belangen, en om die positie waar nodig te bevechten zonder daarbij zichzelf, anderen of het contact met de ander onnodig te beschadigen. Tevens het vermogen om veiligheid te bieden door grenzen te stellen, grensoverschrijdend gedrag te benoemen en ter discussie te stellen en daarover zonodig ook confrontaties aan te gaan. Dit altijd met behoud en zo mogelijk juist het versterken van contact voor ogen. Eerder heb ik geschetst dat gezinshuisouders op drie kernvermogens worden aangesproken: • inleven • meeleven en • samenleven. Dit sluit naadloos aan bij het geschetste vermogen om je te bewegen en staande te houden op genoemd speelveld. Onderstaande spreuk kan daarbij richtinggevend werken:
‘Dit alleen werkt genezend Als in de spiegel van de mensenziel De gehele gemeenschap ontstaat En als in de gemeenschap leeft De kracht van ieder individu. R. Steiner 35
35
R. Steiner; Vrij Geestesleven Zeist.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 102
Besten:Scholten
7.
03-09-2007
17:02
Pagina 103
Twee kommen jus op tafel
Goede jeugdzorg is een compromis tussen oud en nieuw. Een belangrijk verschil tussen een gezinshuis en een pleeggezin is het verschil in perspectief voor de jongeren. In een pleeggezin worden jongeren opgenomen in het gezinsleven van dat gezin. Bij een gezinshuis zijn meerdere partijen actief betrokken, de kinderen, de gezinshuisouders, de begeleider, de eigen ouders die samen een evenwicht moeten vinden. Een gezinshuis opereert meer als een opvoedingssysteem. In een gezinshuis is meer afstand mogelijk tussen de kinderen en de gezinshuisouders. De eerste gezinshuizen ontstonden begin vorige eeuw. Bekend is jeugddorp De Glind in Gelderland, maar ook rond Amsterdam is er tot de grote bezuinigingen in de jaren ’80 veel met gezinshuizen gewerkt. Aan het begin van de 21e eeuw krijgen gezinshuizen weer nieuwe impulsen. In 1908 startte het Burgerweeshuis in Amsterdam een proef met ‘paviljoenverpleging’. Elf weeskinderen werden in een gezinssituatie geplaatst
Besten:Scholten
104
03-09-2007
17:02
Pagina 104
7. TWEE KOMMEN JUS OP TAFEL
bij beroepspleegouders. In plaats van het wonen in een groep kregen de kinderen te maken met een echte gezinssituatie. De proef was succesvol. Met name de meisjes kregen dankzij ‘de moeder’ een uitmuntende opleiding in huishoudelijke vaardigheden. Toch bleef het bij een proef. De belasting van de ouders was erg zwaar, omdat er geen mogelijkheden waren voor ontspanning en aflossing. Er was weinig verschil te zien in het wel of niet maatschappelijk slagen (werk vinden) van de jongeren uit het paviljoen of uit het tehuis. Ook financieel bleken er te weinig voordelen. Het Burgerweeshuis In 1971, ruim vijftig jaar na het experiment met paviljoenverpleging, besloot Sociaal Agogisch Centrum Het Burgerweeshuis in Amsterdam weer te gaan werken met gezinshuizen. De directeur van het centrum, Wim van Halm, had de overtuiging dat onder goede condities gewone gezinnen konden worden ingeschakeld in de hulpverlening aan jongeren. Al vanaf het begin was er sprake van een uitgebalanceerd model. Het aanbod was gericht op jongeren tussen de tien en zestien jaar die niet meer thuis konden wonen, nog wel een band met hun ouder(s) hadden en voor wie in gezinsverband een perspectief tot de volwassenheid gezocht werd. In een gezinsomgeving kregen de jongeren de mogelijkheid om samen met gelijken volwassen te worden. De organisatie had een sterk geloof in de kracht van de gezinshuizen en gaf veel aandacht aan de inrichting en ondersteuning van het hele systeem: de jongeren, de gezinshuisouders met hun kinderen en de ouders. De bezuinigingen in de jaren ’80 leidden ertoe dat de gezinshuizen naar de achtergrond verdwenen. Jeugddorp De Glind De gereformeerde dominee Rudolph (1862-1914) was van mening dat iedereen in een gemeenschap moet kunnen leven waar hij zich welkom en geaccepteerd weet. Voor kinderen die buiten de maatschappij vielen, creëerde hij in 1911 zelf zo’n gemeenschap: De Glind. Zijn statement luidde:
‘Wie in de maatschappij buiten de boot valt, heeft behoefte aan een plek in een gezonde, sociale gemeenschap, die hem welkom heet en accepteert. En als zo’n gemeenschap nog niet bestaat, dan moet je hem zelf creëren.’
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
7. TWEE KOMMEN JUS OP TAFEL
Pagina 105
105
Hij zamelde geld in en kocht landbouwgrond op. Armlastige boeren uit de omgeving mochten zich hierop vestigen in ruil voor de opvang van deze kinderen. In hun huis, maar ook in hun bedrijf. De kinderen werden (op)gevoed en aan het werk gezet. Dit was de basis voor jeugddorp De Glind, een kleine dorpsgemeenschap tussen Amersfoort en Barneveld. Bijna honderd jaar later bestaat het dorp nog steeds. Het is al meerdere malen van gedaante veranderd, afhankelijk van de heersende ideeën over jeugdzorg.36 Riekele Witteveen heeft zijn leven lang gewerkt in de jeugdhulpverlening. Enkele kinderen en kleinkinderen zijn in zijn voetsporen getreden. Met één van zijn zoons heb ik een aantal jaren in een gezinsgroep gewerkt. Inmiddels flink op leeftijd, maar nog vitaal, volgt Rieleke de ontwikkelingen in de jeugdzorg met warme belangstelling. Ik sprak eind november 2006 met hem over gezinshuizen. Riekele Witteveen is in de jaren vijftig en zestig in De Glind hoofd geweest van een paviljoen waar een grote groep jongens woonden. Hij woonde er met zijn gezin naast. Daarna is Riekele jarenlang begeleider geweest van gezinshuizen. De gezinshuizen functioneerden in die jaren nog niet binnen een vergelijkbare professionele context zoals aan het eind van de 20e en het begin van de 21e eeuw. Het leven binnen de gezinshuizen kende een pragmatische insteek. Kinderen en jongeren werden binnen de structuur van een gezin gebracht, er werd meegewerkt in het gezin of op de boerderij en een sterk waarden- en normenkader gaf structuur aan het leven. In dit gesprek kwamen we als vanzelfsprekend op het precaire thema van de verhouding tussen ‘eigen’ kinderen en de kinderen die er voor een bepaalde periode woonden. ‘Ze hoorden erbij’, aldus Riekele Witteveen, ‘Althans, bijna altijd.’ Hij schetste een verhaal van een gezinshuis, waarbij men vanuit de organisatie de beleving had er niet helemaal greep op te krijgen. Met de toenmalige directeur was afgesproken die situatie toch wat nauwkeuriger te volgen. Bij een zondags bezoek viel op dat er twee juskommen op tafel stonden. Nu is dat bij een groot gezin niet ongebruikelijk. Opmerkelijk was
36
Bron: Artikel Mobiel juni 2007.
Besten:Scholten
106
03-09-2007
17:02
Pagina 106
7. TWEE KOMMEN JUS OP TAFEL
wel dat de ene met een stevige vette jussubstantie gevuld was en de andere nogal waterig bleek. Ook toen was het niet gebruikelijk om door te vragen over de eigen-aardigheden van een specifieke gezinssituatie, maar in deze situatie besloot Witteveen toch de koe bij de hoorns te vatten. De heer des huizes deed daar vervolgens geheel niet moeilijk over. De gevulde jus was voor het eigen gezin. Zo deden ze dat altijd en hij moest er hard voor werken. Het onderscheid tussen erbij horen en erbij horen… Ook toen gaf dit aanleiding om in te grijpen. De belangrijkste les uit dit gesprek met Riekele Witteveen was dat het uiteindelijk draait om mensenwerk. ‘Aandacht biedt de kiem van een relatie, en daaruit zal een mens opstaan.’ Gezinshuisouders moeten bovenal mensen zijn; mensen die begaan zijn met en iets willen met deze kinderen. In de jeugdzorg heerste de laatste decennia de waan van de dag. De actualiteit, in de vorm van drama’s en misstanden, brengt ons langzaam weer tot bezinning. Natuurlijk moet de zorg voor kinderen en jongeren in de knel zo nu en dan op de schop. De laatste jaren kon het echter niet op. Het ‘zo-zo-zo’ beleid; hulpverleningsplannen, evidence based, social learning, competentiegericht, non formal education (NFE), contextuele benadering, een pedagogisch democratisch offensief, Operatie JONG, ervaringsleren, Eigen Kracht Conferenties, enzovoorts. We lusten er wel pap van! Maar is het echt vernieuwend of oude wijn in nieuwe zakken? Hoe lang is het geleden dat pedagogische inzichten als ‘Help mij het zelf doen’ (Montessori), ‘Herstel van het gewone leven’ (Ter Horst) en ‘Groepsdynamische processen’ (Remmerswaal) ons handelen als groepsopvoeder richting gaven? Ieder had zo zijn eigen praktische opvattingen, maar had ook veel gemeen en we waren niet vies van zinvolle kennisoverdracht en het streven naar vrijheid in verbondenheid. Ik had als jonge groepsleider het idee wel voldoende gereedschap te hebben om te kunnen groeien in mijn vak. Mijn basis: onvoorwaardelijkheid. Ik had niet voldoende wijsheid in pacht, maar wel genoeg talent en karakter om in mijn vak te kunnen groeien. De beroemde Haagse bovenmeester Jan Ligthart 37 gaf ooit een belangrijke richtlijn. Hij zei, inmiddels honderd jaar geleden: ‘De hele opvoeding is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid. De laatste twee groeien, waar de eerste heerst.’ 37
Gerard Jan Ligthart (Amsterdam, 11 januari 1859 – Laag Soeren 16 februari 1916).
Besten:Scholten
8.
03-09-2007
17:02
Pagina 107
Duurzaam ondernemen in de jeugdzorg
Gezinshuisouders hebben bewust of onbewust de wens om een sociaal vernieuwende leefvorm te ontwikkelen. Sommigen spreken dat expliciet uit. Bij anderen hoor je dat door hun verhalen heen. Het is hoopgevend dat in deze (post-)materiële tijd mensen niet alleen de inspiratie, maar ook het eigen vermogen vinden om een nieuwe sociale werkelijkheid te construeren. Zelfsturing en verantwoord ondernemen gaan daarbij hand in hand. In dit hoofdstuk wil ik gezinshuizen beschrijven als een eigentijdse vorm van duurzaam ondernemen.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
108
8.1
Pagina 108
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
The Making of…
Het was zo’n alledaagse dag. Om 06.30 uur ging de wekker. Ik voelde me langzaam binnenstromen in het hier en nu. Dinsdag; hoe laat moet André eruit, hoe laat Ronald, heeft Iris de wekker gezet? Mijn lijf protesteert, ik voel de spierpijn van het hardlopen van gisteren. Ik draai me om; Marjon slaapt nog. Met stramme benen het bed uit, tanden poetsen, wassen, aankleden. Als eerste naar de keuken, theewater opzetten en even kijken of we gisteravond alles hebben klaargezet voor het eten. Onze hond Kazan komt geeuwend uit zijn mand. Even onder de bek kriebelen en dan de deur open; hij kan zichzelf uitlaten. Kwart voor zeven; tijd om de eerste lichting te roepen. André, Ronald, Otto en Harm. Bij de één is een ‘Goedemorgen’ genoeg om hem uit het land der dromen binnen te loodsen in het hier en nu. De ander heeft het nodig om even een gesprek op gang te brengen. ‘Goedemorgen, kom je eruit?’ ‘…’ ‘Ronald, word eens wakker, het is kwart voor zeven.’ ‘…’ ‘Ik zal ’s even kijken wat voor weer het is. Nou, ziet er goed uit. Moet ik alvast een kopje thee inschenken?’ ‘Nee, hoeft niet.’ ‘Oké, tot zo.’ Enerverende gesprekken zo op de vroege morgen…. Even bij Iris langs lopen. Ik hoor de wekkerradio, dus dat zit goed. De fluitketel laat zich horen, theewater opschenken, vleeswaren uit de koelkast en op het aanrecht, melkkopjes klaarzetten. Kazan meldt zich bij de voordeur, dus die kan er ook weer in. Ik doe wat brokken in zijn bak, dan kan hij vooruit. Even een rondje langs de kamers; er zit beweging in, maar nog niet bij iedereen. Ronald is weer ingedommeld. Even porren. ‘Hé Ronald, kom op man, de roomservice is al geweest.’ Meteen ook de volgende lichting roepen, want het is nu toch bijna zeven uur. Anita, Huib en Glenn mogen het daglicht weer aanschouwen. ‘Wat kan er soms een lucht op die kamers hangen’, denk ik bij mezelf. ‘Toch iets beter schoonmaken, of is dit de bekende puberlucht?’ André, Otto en Harm zijn bezig hun brood te smeren. Otto en Harm vrij rustig en André zoals gebruikelijk druk pratend. Ik verbaas me altijd over de hoeveelheid brood die hij meeneemt. Ineens schiet Harm uit zijn slof. ‘Verdomme, vieze vuile… blijf met je gore… van mijn brood af, ja?!’ Ik stap meteen op hem af. ‘Zat Otto aan je brood?’ ‘Ja, die gore…’, ‘Ho’, zeg ik, ‘Ik wil naar je luisteren, maar
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 109
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
109
dan moet je woorden gebruiken die ik begrijp.’ Harm kijkt me een beetje taxerend aan. ‘Mooi’, denk ik, ‘die is niet echt over de rooie’. Het vuurtje is snel geblust, dus ik kan weer het gebruikelijke schema oppakken. Even kijken of de tweede lichting op tijd is. Ik hoor gestommel en zie dat Glenn naar de badkamer loopt. ‘Hoe laat moet ik vanmiddag naar de tandarts’, vraagt hij. ‘Goed dat je dat zegt’, antwoord ik. ‘Ik dacht om half drie, maar ik kijk zo nog even, okay?’ Glenn knikt en gaat douchen. Nu de laatste lichting; Henk Jan, Roy en Corinne. De laatste zit rechtop in bed en kijkt me stralend aan. ‘Heb je er weer zin in?’ vraag ik. Ze lacht. Corinne heeft meestal een goed humeur. Dan bij Ronald langs. Hij is uit bed, maar nog maar half in de kleren. Ik kijk hem eens aan; hij ontwijkt mijn blik een beetje. ‘Kom op Ronald’, zeg ik, ‘Ik maak een kopje koffie voor je klaar en een boterham met kaas. Als je dat binnen hebt, voel je je zeker wat beter, goed?’ Ronald knikt. Ik ga terug naar de keuken. Sommigen zijn bezig hun jas aan te doen en kijken nog even in de schooltas. Even checken: ‘Met wie fiets jij mee Otto?’ ‘Met Mike’, is het antwoord. ‘Ik verwacht je wel op tijd thuis’, zeg ik terwijl ik hem even goed aankijk. Otto weet wat ik bedoel en knikt. Een dag als vele andere… Op een bepaald moment ontstond bij mij het inzicht dat ‘gezin-zijn’ een werkwoord is en als zodanig ingezet kan worden. Dat inzicht bleek voor mij goud waard. Het gaf een perspectief voor de reflectie op trouw, afhankelijkheid, geborgenheid en onvoorwaardelijkheid. Domeinen die normaliter in de schaduw van ons bewustzijn bivakkeren. In vaktermen: a-specifieke factoren van behandelen. Iedere dag, in iedere situatie geef je daar opnieuw vorm aan. Aan ‘gezinzijn’ kun je je niet onttrekken. Je bent speler en geen toeschouwer. Terugkijkend op mijn ervaring als gezinsgroepouder was dat misschien wel het meest indringende en betekenisvolle inzicht. Je kunt (en wilt) je niet afzijdig houden; je hebt je mede verantwoordelijk gemaakt voor de levensloop van een jongere. Ik kan me herinneren dat dit bewuste inzicht, deze levende realiteit, soms heel prominent tevoorschijn kwam in mijn bewustzijn. Onze Oosterburen hebben daar die prachtige uitdrukking voor: ‘Sie sind kein Eckensteher des Dahseins’.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
110
Pagina 110
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
Naast de medeverantwoordelijkheid voor de levensloop van die jongere ben je als opvoeder ook op een andere wijze geen ‘Eckensteher des Dahseins.’ Je bent als opvoeder in het moment van het ‘Nu’ bezig. Anders gezegd, je werkt met tegenwoordigheid van Geest. Geen automatische piloot, maar weten en ervaren dat dit moment ertoe doet. Dat vind ik ook mooi, omdat het gaat om een bepaalde aanwezigheid. In het Engels wordt dat ‘presence of mind’ genoemd; aandachtig aanwezig zijn in wat je in het hier en nu doet. Iedere ontmoeting doet ertoe; daarin gebeurt het. Aanwezig zijn met je hele ‘zijn’, het gaat om je professionele habitus. Gezin-zijn, in deze context, is daarmee een uitermate professioneel perspectief, maar dan wel binnen een ‘Rijnlands’ denkmodel. Dat inzicht, ‘gezin-zijn is een werkwoord’, gaf de kijkrichting voor het ontwikkelen van een methodiek die gezinshuis-eigen is. Deze is in voorgaande hoofdstukken nader beschreven. Werken met ‘presence of mind’ binnen een specifieke context. Maar is het mogelijk om vat te krijgen op die context? Reflecterend op de eigen ervaringen merkte ik dat het goed mogelijk was om het gezin-zijn in drie domeinen uiteen te leggen: het domein van de identiteit; het domein van de sociale realiteit en het domein van de economische realiteit. Er openbaarde zich als het ware een driedeling van deze bijzondere opvoedingsvorm, waarmee de kernelementen van deze praktijk onder handbereik kwam.
CONCEPT GEZINSHUIZEN Gezin-zijn als werkwoord BRONNEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Inspiratie Vermogens Vaardigheden
Gezin-zijn In-leven Menskunde Professionaliteit
Burgerschap Samen-leven Het leven kunnen delen
Werkvraag
Wie ben je?
Ervaringsleren Mee-leven Sensitiviteit Betrokkenheid Empathie Hoe gaat het met je?
Wat kan ik voor je doen?
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 111
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
111
Deze driedeling vormt de helft van basis van het gezinshuis-concept. De andere helft krijgt vorm door de methodiek van reflecteren. Methodisch reflecteren op het eigen handelen en daarmee het goud van de eigen ontdekkingen en ervaringen in het bewustzijn tillen. De basis van veel kwaliteitsdenken wordt gevormd door de Cirkel van Deming. De Cirkel van Deming is een instrument om invulling te geven aan een kwaliteitssysteem. In hoofdstuk 5.8 heb ik deze nader uitgewerkt naar een gezinshuis-eigen instrument: de IMS-cirkel.
Een professioneel gezinshuis is een vorm van maatschappelijk ondernemen en leunt op een aantal basale krachten, namelijk • gezin-zijn • de gezinsdomeinen • duurzaam ondernemen en • visie ontwikkelen. 8.2
Gezin-zijn
‘Gezin-zijn, wat is dat eigenlijk? Welk gevoel roept het op?’ In de Westerse samenleving bestaat de notie dat de ‘onvoorwaardelijke’ aanwezigheid en natuurlijk de liefde die ouders voor hun kinderen hebben, in dubbel opzicht onmisbaar zijn voor de ontwikkeling van kinderen. Op de eerste plaats zorgt het voor de hechting: het gevoel van kinderen dat zij er volledig op vertrouwen dat hun ouders bescherming kunnen en zullen bieden. Op de tweede plaats zorgt de onvoorwaardelijke inzet van
Besten:Scholten
112
03-09-2007
17:02
Pagina 112
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
ouders ervoor dat allerlei negatieve externe invloeden worden ‘gebufferd’. De bekende gezinshistoricus Chr. Lasch heeft erop gewezen dat deze hechtings- en bufferfunctie van ouders in de moderne samenleving steeds indringender nodig is. De jeugdproblematiek in Nederland schijnt zowel groter als intenser te worden. In een rapport van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA uit 2006 staat het volgende: ‘Het systeem heeft last van gezinsloosheid om verschillende redenen en op verschillende niveaus: • Al in de vroege fase van de huidige jeugdzorg, aan het einde van de 19e eeuw, begon de discussie tussen de voorstanders van gezinsondersteuning en de voorstanders van ‘vervanging’ van gezinnen met problemen door institutionalisering, waarbij de laatstgenoemden meestal aan het langste eind trokken. De geschiedenis van de jeugdhulpverlening en de jeugdzorg is een aaneenschakeling van pogingen tot hervormingen, met steeds hetzelfde doel, namelijk laagdrempeliger worden ten opzichte van gezinnen en kinderen zelf. Elke poging heeft tot nu toe echter geleid tot een versterking van de rol van de instituties zelf. Vandaag de dag is elke expert – nog steeds – van mening dat de hulp dichter bij de gezinnen moet komen, terwijl inmiddels meer dan 90 procent van alle middelen aan preventie wordt besteed. • In de tweede helft van de vorige eeuw overheerste in de hulpverlening de opvatting dat het gezin een achterhaald instituut was, dat zelfs onderdrukkend werkte. Deze overtuiging werkt vandaag de dag nog door in de gedachte dat opvoedingsfuncties gedeeld (moeten) worden met instellingen als de school of andere actoren in de sociale omgeving. Als deze instituties echter de primaire opvoedingsprocessen over (zouden) moeten nemen, worden ze overvraagd: geen enkel instituut kan de noodzakelijke onvoorwaardelijke betrokkenheid (en liefde) leveren die daarvoor nodig is.’38 Gezin zijn; onvoorwaardelijke betrokkenheid als bindmiddel? Ieder mens kent de behoefte om zichzelf te zijn en het vaak tegenstrijdige verlangen iets voor een ander te betekenen. Deze strijd is wezenlijk. Zeker voor kinderen en jongeren die vanwege diverse oorzaken niet meer thuis kunnen wonen.
38
De Gordiaanse jeugdknoop; Wetenschappelijk Instituut voor het CDA; augustus 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 113
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
8.3
113
Gezinsdomeinen
De domeinen die ik onderscheid bij de opbouw van professionele gezinsvormen zijn: • de identiteit • de sociale realiteit en • de economische realiteit Zoals eerder aangeduid zie ik binnen gezinshuizen realiteiten als het aansluiten bij het gezonde (de talenten), het aanwezig zijn (de presentie) en het dagelijks leven in het hier en nu (ervaringsleren). 8.3.1
T.a.v. de identiteit
Binnen onze dynamische samenleving zijn de traditionele zuilen en verwante collectieve identiteiten verflauwd. Er ontstaat behoefte aan de ontwikkeling van de eigen en een zelfgekozen collectieve identiteit. Binnen de jeugdcultuur onderscheiden zich een verscheidenheid aan ‘believes’, gebruiken, uitingen en rituelen. Bijzonder hoogleraar Levensbeschouwing Hetty Zock39 heeft veel onderzoek gedaan naar identiteit en zingeving. Ergens bij horen geeft een gevoel van eigenwaarde. De kinderen en jongeren die verdwaald zijn in de eigen levensloop, zoeken enerzijds naar waar zij bij horen en willen horen. Anderzijds worden ze in de dagelijkse realiteit geconfronteerd met een stagnerend vermogen om zich ergens en bij iemand aan te sluiten. Wanneer daaraan niet met extra inzet en overtuiging wordt gewerkt, ontstaat er geen aansluiting maar isolement, sociaal isolement. In verschillende vormen van gezinstherapie is dit het belangrijkste onderliggende thema: jezelf willen zijn en ergens bij willen horen. De identiteit van een gezinshuis valt af te lezen aan de gewoontes, de rituelen, de omgang met materiaal en het dagelijkse leven. Zij krijgt vorm door de biografie van de gezinshuisouders, hun ‘believes’ en de reflectie daarop. Voor de jongere is echter van belang dat er binnen het gezinshuis ruimte voor hem is, niet alleen materieel, maar vooral ook spiritueel. Probeert men hem echt te begrijpen wie hij is en waarom hij zo is? Wordt
39
Hetty Zock, bijzonder hoogleraar Levensbeschouwing en Geestelijke Volksgezondheid (RUG).
Besten:Scholten
114
03-09-2007
17:02
Pagina 114
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
zijn unieke eigenheid gezien (en gewaardeerd)? Herkent men hem echt? De identiteit van een mens wordt geboren in de ziel van een ander. De Amerikaanse pedagoog McGee definieert de persoon als een ‘full human being – mind, body, spirit’, als een eenheid van lichaam, ziel en geest. Hans Reinders40 verdiept deze opvatting door het persoon-zijn te definiëren niet in termen van individuele vermogens, maar van intermenselijke relaties. ‘Persoon-zijn is niet een essentie maar een existentie. Als persoon besta je alleen vanuit en tegenover de ander.’ Hier ligt de meest wezenlijke werkingsfeer van het gezin-zijn. De tijdsgeest geeft aan dat dit van fors belang is binnen de huidige cultuur. In de eerste week van 2007 verschenen berichten en artikelen in het nieuws over een mogelijke confrontatie tussen groepen jongeren uit verschillende subculturen. Daarbij werd verwezen naar de onlusten in de Franse voorsteden van een jaar daarvoor. Een dergelijk scenario zou in Nederland ook tot de actuele mogelijkheden behoren. De tijdsgeest verwijst nadrukkelijk en luidruchtig naar culturele verwijdering en structurele ongebondenheid. Binnen een gezinshuis moet welbewust gewerkt worden aan de collectieve en individuele identiteit van de bewoners. Dat gaat niet vanzelf; dat moet verzorgd worden. Met mijn vrouw had ik in de jaren tachtig een gezinsgroep die met name gericht was op zelfontplooiing, zelfredzaamheid en zelfstandigheid. De jongeren hadden allemaal een leefgroepverleden achter de rug en werden aangetrokken door het specifieke karakter van onze gezinsgroep. Werken aan jezelf, je eigen doelstellingen en je zelfstandigheid versterkte de eigenwaarde van deze jongeren. De meeste jongeren gingen zich zelfbewuster gedragen en waren ook meer met hun eigen identiteit bezig.
Heidy was 16 jaar. Een stevige meid, gewaagd en hip gekleed, veel bezig met haar uiterlijk. Ze was erg geïnteresseerd in de Reggaecultuur. Gebreide muts, het haar op een bepaalde manier verzorgd. Op een gegeven moment raakte zij verslingerd aan een grote donkere Afrikaan. We hebben haar daarin niet geremd, maar wel voordurend aan-
40
Reinders J.S. (2000), Ethiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap. Amsterdam: Boom.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 115
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
115
gesproken op haar eigen verantwoordelijkheid. Ook in relaties zelf je grenzen bepalen en bewaken. De cultuur in deze gezinsgroep was gericht op zelfontplooiing en bevordering van zelfredzaamheid. We hebben bewust een context geschapen waarin het aangaan van verantwoordelijkheden vanzelfsprekend was, net zoals het reflecteren op opgedane ervaringen. We wilden jongeren in situaties en in een omgeving plaatsen die uitnodigde tot het aangaan van dingen en waarin er een focus was op positieve bekrachtiging. Een nog sterkere ervaring dienaangaande is trainingshuis GAWAN van de Michaelshoeve in Brummen. Medio 1995 heb ik met Paul Willemsen, destijds groepsleider in de Michaelshoeve, gewerkt aan de totstandkoming van een trainingshuis voor pubers en adolescenten met een verstandelijke beperking. Het richtinggevende idee was dat ook jongeren met een verstandelijke beperking wereldburger zijn of kunnen worden. Paul is een creatieve geest. Geen man van vage concepten, maar iemand die zich laat inspireren door wereldwijsheid. Hij zocht en vond een persoon uit de mythologie die de verbeelding zou kunnen worden van de tocht naar burgerschap.
Trainingshuis Gawan Gawan was een van de ridders van de tafelronde: de verzameling ridders rond de legendarische koning Arthur. Hem wordt een grote mate van ridderlijkheid toegedicht. Hij is nederig, vroom, integer, loyaal en eerlijk. Bovendien gaat hij uitdagingen niet uit de weg. Kortom, hij is een inspirerend voorbeeld, ook voor kinderen en jongeren met ontwikkelingsproblemen en daarom kozen de initiatiefnemers voor deze naam. Het verhaal van Gawan werkte door in het dagelijkse leven. Nederigheid omzetten in dienstbaarheid; iets doen voor elkaar. Het toepassen van eerlijkheid, het aangaan van het leven. Ook bij een ander gezinshuis van de Michaelshoeve had ik dezelfde ervaring. Toen ik in 1993 werd aangesteld als directeur van de Michaelshoeve, werkten Nico en Jacqueline Benl op de ZMLK-school die bij de instelling hoorde. Zij koesterden al lang de wens om een woonvorm te ontwikkelen waar zijzelf in of bij zouden wonen. Mijn achtergrond als gezinsgroepouder gaf hun de impuls om er nu echt werk van te maken. Ook zij zochten en vonden een richtinggevend beeld voor hun streven. Hun gezinshuis noemden zij het Jorishuis, verwijzend naar het gevecht met de draak.
Besten:Scholten
116
03-09-2007
17:02
Pagina 116
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
In de beginjaren van de 21e eeuw raakte ik zijdelings betrokken bij een initiatief van enkele ouders van kinderen op de Michaelshoeve en een paar medewerkers. Zij wilden een passende en vernieuwende woon- en werkplek realiseren voor hun kinderen. Het streven was nog globaal, niet uitgekristalliseerd. Wat ik wel merkte aan deze initiatiefnemers, was dat zij hun beste krachten wilden inzetten voor de toekomst van deze jongeren. We hebben veel gesproken. Ik bracht vaak down to earth zaken in, zoals bekostigingsperikelen en belangen van zorgkantoren. Maar daarnaast vooral ook de stimulans om het te gaan doen; om dwars op de bestaande tradities de eigen koers te volgen. De ouders brachten een vanzelfsprekendheid mee dat het zou lukken, vanuit datgene wat hun zoon/dochter nodig had in dit leven. Die van-zelfsprekendheid en daarmee op pad gaan heb ik beleefd als de meest basale kracht om een context te veranderen. Het heeft geleid tot de totstandkoming van zorgboerderij Verdandi in Loenen.
Verdandi, het wordende… De Stichting Verdandi is in juli 2001 opgericht. Een aantal zorgverleners en een groepje ouders van kinderen met een verstandelijke beperking namen daartoe het initiatief. De ouders zochten voor hun kinderen een toekomstperspectief dat het bestaande zorgaanbod niet in staat was te bieden. De zorgverleners waren op zoek naar een kleinschalig project, waarin met een groep jongvolwassenen met een verstandelijke beperking basisprincipes konden worden gerealiseerd als: • zinvol en gelukkig leven • nuttig werk • respect en • een continue ontwikkeling. Natuurmonumenten zocht een plek om het regiokantoor te openen. Dat wilden zij niet zomaar ergens doen; men was op zoek naar een bundeling van activiteiten met de nodige uitstraling. Ergens, in een ontmoeting tussen één van de initiatiefnemers en medewerkers van Natuurmonumenten, ontstond het idee van een bijzondere zorgboerderij. Bundeling van krachten leverde synergievoordelen: werk/dagbesteding voor de jongeren; een levende plek voor Natuurmonumenten. Natuurmonumenten adopteerde een zeldzame koesoort; het Brandrode rund en besloot die op te fokken bij de zorgboerderij. Er is een grote potstal gebouwd. Jongeren van Verdandi helpen met de verzor-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 117
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
117
ging van de dieren. Er is een landwinkel met theeschenkerij gebouwd, die gerund wordt door de bewoners van Verdandi. Verdandi; het wordende… Niet alleen als verbeelding van het fysieke project, maar ook als verbeelding van levenslopen die nog wordende zijn. In methodische zin moet dit leiden tot het werken aan identiteit (individueel en collectief) binnen gezinshuizen. 8.3.2 T.a.v. de sociale realiteit De kloof tussen de jeugd en volwassenen lijkt de achterliggende decennia almaar groter geworden. ‘Jeugd’ lijkt tegenwoordig meer en meer geassocieerd met problemen, niet willen, niet aansluiten en overlast. ‘Hard aanpakken’ valt steeds vaker te beluisteren. In december 2006 nam ik deel aan een expertmeeting over de mogelijkheid specifieke gezinshuizen en pleeggezinnen te ontwikkelen voor ontspoorde Marokkaanse jongeren in Amsterdam. In de publieke opinie en uit de monden van de lokale beleidsmakers viel heel vaak ‘aanpakken, aanpakken, aanpakken…’ te beluisteren. Er leven weinig noties en representanten in het publieke domein ten aanzien van de talenten van de jeugd, de latente vermogens die gewekt kunnen worden en de complexe biotoop waarbinnen zij leven. De jeugdzorg begeeft zich beleidsmatig in de richting van efficiency en effectiviteitsoverwegingen. Het paradigma van ‘de jeugd heeft de toekomst’ lijkt ingewisseld voor een schier onoverbrugbare generatiekloof. Er wordt zonder gêne gesproken over heropvoedingskampen, werkkampen, prepcamps etc.
In mijn verbeelding hoor ik de sleutelbossen weer rammelen… Met het verdwijnen van de militaire dienstplicht leek het begrip ‘ontgroening’ gemarginaliseerd naar de studentenwereld. De laatste jaren valt echter op dat politici en beleidsmakers ‘de maakbare volwassene (of burger)’ als leidend beeld omarmd hebben. Niet ‘de jeugd heeft de toekomst’ maar ‘wij (de volwassenenwereld) zijn de toekomst voor de jeugd’.
Besten:Scholten
118
03-09-2007
17:02
Pagina 118
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
Wanneer je goed om je heen kijkt, merk je dat dit geen abstract beeld is maar een realiteit die in ieders buurt is binnengeslopen. Overal waar groepen jongeren samenkomen, of dat nu is om te ‘hangen’ of voor een potje voetbal, bijna overal worden ze kritisch benaderd en met de nodige argwaan. ‘Op voorhand verdacht’; dat is de mentale boodschap die we jongeren meegeven.
Mentale modellen zijn beelden, veronderstellingen en verhalen, die we met ons meedragen. Ze hebben betrekking op ons zelf, andere mensen, instellingen en alle aspecten van de wereld. Als een venster die onze visie op de wereld begrenst en vervormt, bepalen onze mentale modellen wat we zien. In zijn omvangrijke werk ‘De vijfde discipline’ 41 heeft Peter Senge de werking van mentale modellen en hun reikwijdte uitgebreid beschreven. Geen onaanzienlijke paradigma-switch, lijkt me. Naast de kunst om in het maatschappelijke en politieke debat aandacht te vragen voor en te wijzen op deze verandering in de bejegening van de jeugd, die sluipenderwijs in de notities en toespraken van de beleidsmakers is beland, moet in de concrete opvoedingspraktijk een ander leidend beeld richtinggevend zijn. Ik sluit me aan bij het gedachtegoed van Mischa de Winter, zoals onder andere beschreven in ‘De noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief’42 en nader toegelicht in de Lamping-Goos lezing43. Hij beschrijft de grondgedachte voor een geïntegreerde aanpak in onderscheiden publieke domeinen, zoals het onderwijs en de jeugdzorg, vanuit een positieve pedagogische gedachte. De bestaande pedagogische praktijk kenmerkt zich door het inspelen op tekorten en persoonlijkheidsaspecten die bijstelling behoeven. Tevens wijst hij op de noodzaak van wat hij een ‘autoratieve, empathogene’ 44 opvoedingsstijl noemt.
41 42
43 44
De vijfde discipline, Peter Senge, Scriptum books 1992. Mischa de Winter, De noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief, oktober 2004. Lamping-Goos lezing; 4 december 2006 Arnhem. Mischa de Winter, De noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief, oktober 2004.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 119
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
119
Kenmerken: • Inductie • Zorgzaamheid en ondersteuning • Eisen en grenzen stellen • Moreel voorbeeldgedrag • Open democratische leiderschapsstijl Wat mij sterk aanspreekt in het gedachtegoed van De Winter is het belang van een opvoedingsideaal en het belang van de sociale context. En wat me er vooral aan bevalt: met deze benadering kun je weer de beleving hebben dat het onze jongeren zijn over wie we praten en niet één of andere anonieme groep die blijkbaar van een ander is. Over een opvoedingsideaal: in de ruim dertig jaar dat ik actief ben in de (jeugd)zorg, heb ik het belang van zingeving ervaren. In de individuele levens van kinderen kwam dat sterk naar voren, als er geen perspectief lonkte of motief was om ergens voor te knokken. De Winter benoemt het ideaal van democratisch burgerschap. Democratie is niet alleen een politiek systeem, maar verwijst ook naar een type persoon en een manier van samenleven. Deze leefstijl kenmerkt zich onder meer door de bereidheid democratisch gezag te aanvaarden, door sociale rechtvaardigheid, het vermogen zich te verplaatsen in de positie van anderen en de wil om constructief conflicten op te lossen. Voor de kinderen en jongeren over wie ik het in dit boek heb, vind ik dit een uitermate zinvolle en perspectiefbiedende leefstijl. Een leefstijl die mogelijkheden opent voor verbindingen en aanmoedigt sociale competenties te verwerven. Ik wil binnen dat kader een lans breken voor samenwerken. Leren samenwerken is voor iedereen een noodzakelijke voorwaarde voor een structurele verbetering van de eigen situatie. Eigenlijk wordt alleen in de organisatiekunde gestructureerd nagedacht over en gewerkt aan samenwerken. Wat mij betreft mag samenwerken als vak toegevoegd worden aan het pakket op basisscholen en het voorgezet onderwijs. Van jongs af aan moeten kinderen leren wat nodig is om goed samen te werken. In de huidige jeugdcultuur van ‘Ik doe mijn ding, weet je’ (overigens stevig aangewakkerd door het mentale beeld dat de volwassenen opwerpen), zou het zo goed zijn om te leren hoe verschillen tussen mensen elkaar kunnen aanvullen en versterken in het perspectief van een gezamenlijke doel-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 120
120
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
stelling. Samenwerken is het overeenkomstige versterken, met de onderscheiden verschillen van de mensen die meedoen. De autoritatieve, empathogene opvoedingsstijl (zie hiervoor) is een werkwijze die daaraan volop aandacht zou kunnen schenken. Over de sociale context: Uit de klinische psychologie weten we dat mensen sociale verbindingen nodig hebben; gewaardeerd en gezien willen worden. Weten dat je er toe doet. Voor de kinderen en jongeren over wie het in dit boek gaat, is het een basale voorwaarde om deel uit te maken van een omgeving waar in jou geloofd wordt en waar warme belangstelling is voor je lotgevallen. Alleen daarmee ontstaat de uitgangspositie om individuele jongeren te helpen volwaardig burger te worden en zo toe te rusten dat zij met opgeheven hoofd door onze samenleving kunnen lopen. 8.3.3
T.a.v. de economische realiteit
Overal ter wereld groeien kinderen op in een familiecontext, waarin de verwerving van het dagelijkse brood een levensrealiteit is. Soms in heel directe en tastbare situaties, waarin de vader op jacht gaat. Meer gecultiveerd wanneer een ambacht wordt uitgeoefend of in afgeleide werkelijkheden in onze Westerse samenleving. Deze economische realiteit is een niet te veronachtzamen krachtbron in de opvoeding; in het proces van ontgroenen. Voor veel, heel veel jongeren is die economische realiteit op een bepaald moment binnengedrongen in het nadenken over de eigen toekomst. En dat heeft vervolgens de motivatie aangewakkerd om toch meer inzet op school te tonen en serieus bezig te zijn met het eigen beroepsperspectief. Kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen en opgevoed worden binnen de jeugdzorg, ontberen veelal deze stimulus. Herman Wijffels heeft bij de opening van zorgboerderij de Groote Modderkolk (stichting Verdandi) een perspectief geschetst die mijns inziens heel goed past bij de behoeften van deze jongeren en de mensen die zich voor hen verantwoordelijk maken. 45
45
Toespraak Herman Wijffels bij de opening van de Groote Modderkolk van de stichting Verdandi 22 november 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 121
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
121
Wijffels was op dat moment nog voorzitter van de vereniging Natuurmonumenten. In zijn toespraak schetste Wijffels het belang van vernieuwende en duurzame initiatieven. Richtinggevend daarvoor zijn duurzame verbindingen. In de 20e eeuw hebben we gewerkt aan specialisaties. Daarmee zijn veel essentiële verbindingen teloor gegaan. Het komt nu aan op integratie van verschillende functies. Het gaat erom, aldus Wijffels, een context te scheppen, waardoor eenieder een zinvolle bijdrage kan leveren. Er komen nieuwe dragers voor de economie. Sociaal en economisch beleid worden dragers, in plaats van consumenten van de economie. Vervolgens schetste Wijffels vijf richtinggevers om een nieuwe context te scheppen: • Duurzame verbindingen • Zelfvoorzienend • Nieuwe economische activiteiten • Integraal ontwerp • Samenwerking zoeken Deze richtinggevers kunnen heel goed als leidraad dienen bij het ontwerp en inrichten van huidige en toekomstige gezinshuizen. 8.4
De context
Van belang is om de context van gezinshuizen goed in beeld te houden. De inleiding van dit boek begint met ‘context veranderen’. Gezinshuizen opereren niet als vrijgevestigd domein voor de opvang en opvoeding van kinderen en jongeren met complexe problematiek die niet meer thuis kunnen wonen. Gezinshuizen beogen een veilig domein te zijn waar een jongere het gezin-zijn kan praktiseren (participeren); zijn verhouding met het eigen gezin kan onderhouden en verbeteren; nieuw gedrag kan uitproberen en eigen maken, zich verzoenen met zijn eigen gezin (activeren); greep kan krijgen op zijn toekomst. De jongere participeert in het gezinshuis met inbegrip van zijn eigen gezin. Eigenlijk is bovenstaande een uitdrukking van wat in een aantal landen (Scandinavië, Verenigde Staten e.a. ) ‘Non formal education’ wordt genoemd. Opleiding die buiten het schoolsysteem plaatsvindt; leren van het gewone leven. In die landen wordt de school en het schoolsysteem niet als de enige
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
122
Pagina 122
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
plek gezien waar kinderen leren. De samenleving, de buurt, de vereniging dragen ook wezenlijk bij aan de educatie van de jeugd. Daarmee wordt onderwijs en de onderwijsinstelling uit haar relatieve isolement gehaald. Voor kinderen in gezinshuizen zou het ook veel beter zijn, wanneer ‘leren’ beter geïntegreerd was in het dagelijkse leven, waardoor ook specifieke thema’s als ‘wie ben ik’ en ‘waar hoor ik bij’ en ‘wat gebeurt er met mij’, vanzelfsprekender uitgewerkt kunnen worden. De gezinshuisouder is betrokken, professioneel en ondernemend. Dat zijn de sleutelvaardigheden waarmee de gezinshuisouder actief participeert in een belangrijk deel van de levensloop van de jongere. De jongere woont en ontwikkelt zich in een gezinshuis, waarbij hij deel blijft uitmaken van zijn gezin. Gezin en gezinshuis liggen voor de jongere in elkaars verlengde; twee domeinen die hij met elkaar moet verenigen. De gezinshuisouder heeft daarvoor de sleutel in handen. Dit begrip schept de bijzondere context voor het werken met gezinshuizen. In beeld:
gezin
participeren
gezinhuis ouder
gezinshuis
activeren
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 123
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
123
De jongeren om wie het gaat, zijn vaak door hun levensloop in twijfel gebracht over hun identiteit. ‘Wie ben ik eigenlijk?’ In het boek ‘Ik dacht dat ik uit logeren ging’46 staan levensverhalen van jongeren uit de jeugdhulpverlening opgetekend. Uit die levensverhalen blijkt heel vaak een levenslange zoektocht naar die kenmerkende vraag ‘Wie ben ik eigenlijk?’ Tevens wordt zichtbaar en ervaarbaar dat de bewustwording van de eigen identiteit vaak de grootste impuls kreeg door de individuele contacten met bijvoorbeeld iemand uit de huishouding. Mensen die minder geïnteresseerd waren in de hulpverlening maar veel meer in het wezen van die betreffende jongere zelf.
In de leefgroep de Cantharel, waar ik eind jaren zeventig werkte in De Glind, werkte de heer Van Deuveren als schoonmaker. Een nette, wat oudere man; ik schatte hem destijds op een jaar of zestig. Keurig gekleed, rustig en beschaafd sprekend. Het was de tijd van lang haar en nog steeds opkomende muziekgroepen in een grote variëteit aan stijl en geluid. De heer Van Deuveren kende zo zijn rituelen; om tien uur een kopje koffie en om half drie een kopje thee. Op vaste dagen deed hij de slaapkamers. Alle jongeren konden goed met hem overweg. Ik verdacht hem er niet van een enorm pedagogisch inzicht te hebben; zijn opvoedingsstijl was gegrondvest op sterk geprofileerde waarden en normen vanuit zijn geloof. De heer Van Deuveren had wel één ding dat de jongeren allemaal herkenden: oprechte belangstelling. Hij was echt geïnteresseerd in de jongeren en kon soms hoofdschuddend achter zijn kopje koffie zitten, wanneer hij een achtergrondverhaal van één van deze jongeren had gehoord. En vaak heb ik gemerkt dat een jongere in zijn nabijheid zich ineens wel ging afvragen of het gedrag dat hij vertoond had wel door de beugel kon, terwijl in de uiteenzetting met één van de groepsleiders daar geen enkele ruimte voor was. Terugkijkend heb ik daar beleefd dat echte oprechte belangstelling de spiegel kan zijn waarin de eigen identiteit gevonden kan worden.
46
‘Ik dacht dat ik uit logeren ging’, MGM productie.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 124
124
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
Identiteitversterkend bezig zijn, door het aanbieden van een natuurlijk netwerk (ooms, tantes, neven, nichten, opa’s en oma’s). Door echt betrokken te zijn en vandaaruit de ander in zijn eigenheid benoemen. Professor Rümke47 zei het zo mooi: ‘Professionaliteit is het vermogen tot de maximale toenadering met de maximale distantie’. Dat vermogen heeft de meeste ontwikkelingskansen binnen een integraal model voor gezinshuizen. De context van de jongere is dus zijn gezin en het gezinshuis. Dat maakt dat de gezinshuisouder het gezin van de jongere integreert in zijn werkgebied. In gedachten, gevoelens en handelen (de kernvermogens: inleven, meeleven, samenleven). • Hij is gericht op het versterken van de identiteit van de jongere als kind van deze ouders, lid van dit gezin. • De jongere is nauw verweven met zijn ouders, maar zal zich in de loop van zijn ontwikkeling los (losser) maken, om een eigen weg te gaan. • De gezinshuisouder helpt daarbij de jongere op weg om op eigen wijze invulling te geven aan burgerschap. Daarmee praktiseert de gezinshuisouder democratisch burgerschap; hij schept de nodige ruimte en begrenzing voor de jongere, om burgerschap te verwerven. Nader uitgewerkt in het concept van gezinshuizen: CONTEXT BRONNEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Focus
Identiteit versterken
Vermogens Vaardigheden
In-leven Present zijn
Sociologische basiswet Mee-leven Ruimte scheppen
Burgerschap praktiseren Samen-leven Inclusief handelen en denken Systeemgericht werken
Gezinshuisouder Normalisatie
47
Jongere heeft een gezin
H.C. Rümke, psychiater (Leiden, 16 januari 1893 – Zürich 21 mei 1967).
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
Pagina 125
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
8.5
125
Duurzaam ondernemen
Gezin-zijn in professionele zin vraagt om continuïteit en om duurzaamheid. Zoals in 8.3.3 aangehaald schetste Herman Wijffels, in zijn rol van voorzitter van de vereniging Natuurmonumenten, bij de opening van zorgboerderij de Groote Modderkolk48 de principes (richtinggevers) van duurzame projecten anno 2005: • Duurzame verbindingen • Zelfvoorzienend • Nieuwe economische activiteiten • Integraal ontwerp • Samenwerking zoeken Deze principes van duurzaam ondernemen zijn ook van toepassing op gezinsvormen die zich professioneel willen inzetten. Ze moeten vooral aan de wieg staan van de inrichting en vormgeving van nieuwe gezinshuizen. Ik denk dat het goed is om bij het ontwerp van een gezinshuis dat gezinshuis te zien als een zich voortdurend ontwikkelend organisme met vier domeinen die op elkaar inwerken. Deze domeinen zijn: • de middelen • de processen • de cultuur • de identiteit. Deze domeinen leiden tot de organisatie van het gezinshuis (middelen), inrichting van de samenlevingsritmes en processen, zicht op de cultuur en mogelijkheden voor verandering, het gezinshuisstatuut (identiteit). 8.5.1
De organisatie van het gezinshuis
Duurzaamheid kan worden uitgedrukt in de kwaliteit en organisatie van de leefomgeving. Onder de leefomgeving wordt alles verstaan wat een plek heeft in de ruimte. Het huis en alle daarbij behorende ruimtes maken deel uit van de leefomgeving.
48
Groote Modderkolk, zorgboerderij van de st. Verdandi in Loenen; openingstoespraak Herman Wijffels november 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:02
126
1. 2. 3. 4.
Pagina 126
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
De gezinshuisouders en de instelling stellen een aantal normen, zoals: De leefomgeving is veilig. De leefomgeving is praktisch. De leefomgeving is verzorgd (opgeruimd en schoon). De leefomgeving is ‘lean’ (simpel en eenvoudig georganiseerd) ingericht.
8.5.2 Inrichting van de samenlevingritmes en processen Onder ritmes wordt verstaan de vaste volgorde van de dingen. Het ritme wordt opgevat als hulp en niet als verstard patroon. Er kunnen meerdere ritmes onderscheiden worden: 1. dagritme; 2. weekritme; 3. jaarritme. Deze kunnen uitgewerkt worden op basis van pedagogische en andere afwegingen. 8.5.3
Zicht op de cultuur en mogelijkheden voor verandering/omvorming
Er zijn methodieken beschikbaar om zicht te krijgen op de cultuur zoals die is en om handvatten te krijgen voor een verandering van de huidige cultuur in een gewenste richting. Ik zou vier cultuurvarianten willen onderscheiden: 1. De familiecultuur (intern gericht en flexibel) 2. De afsprakencultuur (intern gericht op beheersen) 3. De marktcultuur (extern gericht op beheersen) 4. De open cultuur (extern gericht en flexibel) 8.5.4 Het gezinshuisstatuut De gezinshuisouders stappen met de kinderen in een proces met als doel te komen tot een statuut. Dit statuut geeft in kernachtige, eenvoudige taal weer waar het gezinshuis voor staat. Het statuut geeft richting in moeilijke tijden. Op basis van het statuut kan worden bepaald welke leefomgeving, levensritmes en processen en welke cultuur werkzaam zal zijn. Het statuut is tweemaal per jaar onderwerp van gesprek en kan te allen tijde worden aangepast.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 127
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
127
Met deze methoden en nader te kiezen instrumenten kan inhoud gegeven worden en gewerkt aan een salutogene leefomgeving en duurzaam ondernemen. Het impliciete in de bestaande praktijk van gezinshuizen kan hiermee expliciet gemaakt worden, terwijl de regie bij de gezinshuisouders blijft liggen. 8.6
Visie ontwikkelen
Over het ontwikkelen van duurzame opvoeding… Nadenkend over het ontwikkelen van een visie voor gezinsvormen, besloot ik mijn eigen ervaringen als uitgangspunt te nemen. Daarbij heb ik gebruik gemaakt van de methodiek van Albert de Vries over Onderzoek in eigen werk.49
‘Onderzoek in eigen werk’ gaat uit van het ideaal dat in principe elke vakman zijn eigen werk onderzoekt. Dat betekent dat iedereen van zijn ervaringen leert, die ervaringen in een groter kader plaatst en op basis van die ervaringen aan de ontwikkeling van het vak en zo ook aan de ontwikkeling van de maatschappij bijdraagt. Ieder mens doet al werkend ervaring op en verlegt al onderzoekend zijn grenzen. Met ‘onderzoek in eigen werk’ wordt dat wat minstens in kiem, van nature, aanwezig is, gecultiveerd, zodat het ideaal telkens meer werkelijkheid kan worden. Technieken die gebruikt worden, zijn: • inlevend, beeldend waarnemen van de wilsrichting, • reflectie op de gelukte onverwachte handeling, • werken aan visie. Op een zonnige voorjaarsdag kwam Otto bij ons wonen. Hij woonde op dat moment in één van de leefgroepen binnen De Glind. Otto was twaalf jaar, schriel en kwikzilverachtig beweeglijk. Otto was duidelijk nog niet volop geland in dit leven. Wanneer de school al was begonnen, kon je hem aan de kant van een sloot tegenkomen; een kikker achtervolgend en geen enkel benul van tijd of verplichting. 49
Albert de Vries; Ervaringsleren cultiveren; onderzoek in eigen werk, 2004.
Besten:Scholten
128
03-09-2007
17:03
Pagina 128
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
In de leefgroep ging hij ten onder. Hij werd gepest en getreiterd. Otto manifesteerde zich meer en meer als een zielig hoopje en daarnaast als een ongrijpbaar kind, dat ontwijken als overlevingsstrategie had. Otto werd gebracht door een groepsleidster, op één schoen. De andere was niet te vinden. Hij oogde als het toonbeeld van verwaarlozing. Een warrige kuif, ontwijkende en versluierde ogen en voortdurend bezig met een tic; het reflectief schudden van zijn vingers. We hadden besloten om heel basaal te beginnen: een eigen plek en de bekende drie R-en; Rust, Regelmaat en Reinheid. Al gauw merkten we dat Otto daar niet zo snel in te vangen was. Onze welbedoelde pogingen liepen snel spaak. Een stretcher die we buiten in het zonnetje hadden gezet met een plaid erover, werd al na vijf minuten verlaten. Plat uitgedrukt: Otto had rust noch regelmaat in zijn kont. Er restte maar één ding: Otto volgen in zijn activiteiten en daar de rust in aanbrengen. In de daarop volgende weken heb ik al doende geleerd om in het dagelijkse leven, de ander volgend, aan te sluiten en bij te sturen. Deze ervaring heb ik later veel vaker gehad. Het leven biedt veel en onverwachte mogelijkheden: • wanneer je die ander serieus neemt in zijn eigenheid (wie is hij eigenlijk?); • die ander volgt in zijn werkelijkheid en daarop anticipeert (hoe gaat het eigenlijk met hem?); • aansluiting zoekt bij mogelijkheden en het gezonde in iemand en minder de focus legt op wat (nog) niet kan (wat kan ik eigenlijk voor je betekenen?). Basaal voor de methodiekontwikkeling is dus dat je er bent, je aanwezigheid, je continuïteit en de professionaliteit daarvan. Is dat, wat de Engelsen bedoelen met ‘presence of mind’? Je bent er dus, als mens, maar ook als geestelijk wezen. Je bent ‘present’; je staat ter beschikking. Dat is heel wat anders dan de Geest van de huidige zorg, waarin je ‘representeert’; je vertegenwoordigt als het ware het idee en de mores van een ander. De voorschriften, de protocollen en dergelijke maken dat je iets anders representeert en daarmee niet ‘present’ en echt aanwezig bent. Dit valt verder te expliciteren. Wanneer ik iets moet representeren, vul ik de (professionele) ruimte op een bepaalde manier in. Tussen de jongere en mij schuiven de interventiemethode, de opvattingen en de normen. Bij
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 129
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
129
presentie gaat het er echter om dat jij en ik aanwezig zijn in dit moment. Een wezenlijk andersoortig orthopedagogisch paradigma dus. 8.6.1 Presentie als kader voor echte aanwezigheid In hoofdstuk 6 heb ik de presentietheorie nader toegelicht en beschreven. Ik wil proberen de presentiegedachten te betrekken op gezinshuizen.
De werkprincipes van presentie50 • Zich vrijmaken • Zich openen • Zich betrekken • Zich voegen • Zich verplaatsen • Zich lenen • Zich toewijden Om presentie in te zetten als een manier om de zorg beter te maken, niet ‘sneller beter’ maar ‘aandachtiger’, worden de volgende opvattingen in acht genomen: • geen eenzijdige marktgerichtheid; • scholing in methoden en praktische vaardigheden, maar ook in reflectieve vermogens (biografisch en normatief) van zowel zorgverleners als managers; • accent op dienstverlening en zorg: betrokken en relationeel; • dienstverlening niet alleen richten op interventie en verhelpbaarheid, maar ook op het bijstaan bij problemen die niet te verhelpen zijn; • aandacht voor het hele bestaan: niet alleen aandacht voor ellende, maar ook voor vreugde/trots en eigenwaarde. De jeugdzorg is een heel bijzonder domein. In de jeugdzorg staat de relatie centraal. In die situaties, waarin het kind niet meer kan thuis wonen en is aangewezen op 24-uurszorg, zorgt de relatie met de opvoeder voor veiligheid en continuïteit. Die relatie balanceert tussen betrokkenheid en distantie, maar mag nooit té betrokken worden of té gedistantieerd. Ener-
50
Een theorie van de presentie; Andries Baart, 2004.
Besten:Scholten
130
03-09-2007
17:03
Pagina 130
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
zijds is het een soort ‘levensader’ voor de jongere, anderzijds dient zij wel de kenmerken van professionaliteit in zich te herbergen. Daarmee ontstaat een precaire balans tussen afstand en nabijheid, en dat is het specifieke van deze zorg en de kunde van de opvoeder. Deze opvattingen moeten nadrukkelijk worden verwerkt in het doen en laten van managers die betrokken zijn bij gezinshuizen en in de opbouw en de processen van de organisatie. Alleen dan ontstaat er een ontwikkelingsklimaat voor een nieuwe professionaliteit, een presente professional. Om te komen tot gezinshuizen, waarin professionele presentie nagestreefd wordt, moeten een aantal condities aangebracht worden.
1. Gelegenheid scheppen: tijd en ruimte Verbondenheid met de ander ontstaat door ruimte te creëren, ruimte in tijd en autonomie. Om presentie te bevorderen, is vertrouwen nodig in de gezinshuisouders vanuit de organisatie. De directie haakt aan bij de drive van deze professionals. Maar ook gezinshuisouders kennen zo hun eigen valkuilen. Managers en gezinshuisouders moeten samen zoeken naar een nieuwe professionaliteit, waarin distantie en nabijheid opnieuw worden gewogen. Daarbij zijn protocollen hulpmiddelen en geen einddoelen. Voor de inrichting van gezinshuizen vergt dit een heroverweging van bestaande protocollen naar aard en aansturing. Ook door een slimme bedrijfsvoering kan tijd en ruimte worden geschapen. 2. Vermogen versterken: ontwikkeling en voeding van competenties Presentie vraagt om de toepassing van verschillende soorten kennis: boekenkennis, impliciete ervaringskennis of praktische wijsheid, morele kennis, existentiële kennis. Het management moet ervoor zorgdragen dat gezinshuisouders worden opgeleid als en zich kunnen ontwikkelen tot ‘reflectieve praktijkdeskundigen’. Dit is voor gezinshuisouders een heel wezenlijk gegeven, wat in methodische zin een eigen verankering behoeft in het dagelijkse leven. Hoe kun je zorgdragen voor een (dagelijkse) reflectie op de eigen ervaring als bron voor toekomstig en professioneel handelen. En kan dat het hart van de specifieke methodiek vormen? 3. Inzet van middelen; begrip, taal en kleinschaligheid Wie jongeren met problemen wil opvoeden, moet iets kunnen begrijpen van de morele betekenis van tragiek en de ethische strekking van hulp en
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 131
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
131
zorg. Dit geldt voor degenen die zorg organiseren even sterk als voor hen die zorg uitvoeren.51 Bestuurders en zorgmanagers moeten een manier vinden om in contact te komen en te blijven met deze jongeren. Daarbij komt dat het jeugdzorgjargon aan herijking toe is. Hoezo, marktbegrippen? Zowel de directeur als de opvoeder moet de taal toepassen op en aanpassen aan deze jongeren. Jeugdzorgorganisaties moeten kleinschalig georganiseerd worden met aandacht voor de menselijke maat en de noodzakelijke verbindingen.
4. Ontwikkeling van de organisatie: lerend en verantwoordelijk Bestuurders moeten aandacht hebben voor de dilemma’s waarvoor opvoeders zich gesteld zien. De concrete zorgverlening en de dilemma’s die daarbij naar voren komen, moeten op beleidsniveau aan de orde gesteld worden. De ondersteuning van de gezinshuisouders is voor managers het leidende werkprincipe. Er wordt gesproken over span of support in plaats van span of control. Controlemechanismen die horen bij sturen op afstand, cijfers en papieren, worden vervangen door meer mensen die sterk verbonden zijn aan het werkelijke werk en inhoudelijk leiding geven aan de kwaliteit van het werk op de werkvloer, present leidinggeven. De verantwoording gebeurt niet meer door documenten maar door verhalen, narratieve verantwoording en door veelvuldige raadpleging van de ervaring van de cliënten en patiënten door de presente leidinggevenden. 5. Responsiviteit: normatief reflectieve professionaliteit Normativiteit en ethische overdenkingen moeten een plaats krijgen in de organisatie van gezinshuizen. Emotionele betrokkenheid, empathie, reflectievermogen, morele afwegingen en aanspreekbaarheid moeten ruimte krijgen in de opleiding, begeleiding en dagelijkse praktijk van gezinshuisouders, zonder tot dogma of kant en klaar toe te passen methode te worden. Confrontatie met de ervaringen van jongeren, ouders en verwijzers is daartoe onontbeerlijk. 6. Present en congruent management Managers en bestuurders kunnen, net zo goed als gezinshuisouders, de werkprincipes van Baart toepassen: zich vrijmaken, zich openen, zich
51
Tronto, J. (1993) Moral Bouderies. A political argument for en ethic of care. Routledge, New York/London.
Besten:Scholten
132
03-09-2007
17:03
Pagina 132
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
betrekken, zich voegen, zich verplaatsen, zich lenen, zich toewijden. Het management maakt zichzelf daarmee gevoelig voor, dienstbaar aan en present in het primaire proces.52 Een technocratische manier van besturen onderschat het eigene en de eigen dynamiek van gezinshuizen en werkt daardoor niet of juist averechts. Technocratisch bestuur maakt jeugdzorg bedrijfsmatig en ontkent daarmee de kern van professionele gezinshuisopvoeding en de contextuele toepassing. Gezinshuizen zijn gebaat bij een managementmethode die is gebaseerd op het toelaten en erkennen van onzekerheid en ambiguïteit, op een voortdurende reflectie op het eigen handelen en op individuele resultaten en ervaringen. Ook managers kunnen werken met een zelfmangementinstrument zoals de IMS-cirkel. Betrokken en geëngageerde managers hebben aandacht voor de opvoeders, de jongeren en de primaire zorgprocessen. Zij zijn als betrokken buitenstaanders present. Presentie zaaien doet presentie oogsten!
‘I don’t need supervision; I want you to be present…’ Het is oktober 2004. Ik had een uitnodiging gekregen van Ferd van Koolwijk, de initiatiefnemer en voorzitter van de Partnership Foundation53 voor de Partnership Foundation Meet & Greet Sr. Cyril in Driebergen. De Partnership Foundation heeft sinds 2002 650 straatkinderen ondergebracht in vier Rainbow-homes in Calcutta. Deze stichting is opgericht door Ferd van Koolwijk na een bezoek aan Calcutta met zijn dochter die toen twaalf jaar oud was. Zij was een voormalig zwerfkind uit Calcutta en was als zevenjarige door de familie Van Koolwijk geadopteerd. Ferd heeft me ooit verteld dat hij, toen hij met haar aankwam in Calcutta, minutenlang heeft stilgestaan bij het station van Calcutta waar miljoenen mensen als een kolkende rivier aan je voorbij trekken. Het
52
53
Meurs, P.L., Hoe kunnen we de kwaliteit van de publieke diensverlening verbeteren? Essay voor De Sociale Agenda, samenvatting verschenen in de Volkskrant, 4 februari 2006. Partnership Foundation, Bosstraat 145, 3971 XD Driebergen, www.partnershipfoundation.nl.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 133
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
133
warme, vochtige klimaat, de kakofonie aan geluiden, de diversiteit aan indringende geuren en de immense menselijke stroom die aan hem voorbij trok, maakten een heel diepe indruk. ‘Daar’, vertelde hij, ‘realiseerde ik me dat ik, met de adoptie van mijn dochter, me niet alleen voor haar leven verantwoordelijk had gemaakt. Ik wist dat ik ook iets moest doen voor die duizenden en duizenden zwerfkinderen die in Calcutta op straat leven. Ik nam me in die paar minuten voor een project te starten en daarbij mijn competenties in te zetten. Geen klein project, want ik nam me ter plekke voor iets te willen betekenen voor tienduizend kinderen.’ Terug in Nederland heeft Ferd een ondernemingsplan geschreven en is daarmee als eerste in Nederland aan de slag te gaan. Hij wist industriëlen en enkele bekende Nederlanders te verbinden aan zijn initiatief. De doelstelling is eenvoudig: via een duidelijk en ondernemend plan in 2018 tienduizend kinderen in Calcutta ondergebracht hebben en weer een toekomst geven. In Calcutta heeft hij contact gezocht en gevonden met een organisatie die zich richt op onderwijs, de Loretto organization. De straatkinderen worden permanent ondergebracht in bestaande scholen. Ik was dus aanwezig bij een Meet & Greet Sr. Cyril. Een oktoberavond in Driebergen. Ongeveer zeventig mensen die op enigerlei wijze betrokken waren bij de Partnership Foundation. Van de CEO van de KLM, een directeur van Deloitte tot lokale fondswervers. Ferd van Koolwijk stelde Sr. Cyril voor, een compacte non in blauw habijt van een jaar of vijfenzestig. De ogen twinkelden en de energie spatte aan alle kanten van haar af. Zij is degene die het programma in Calcutta leidt voor de Foundation. Met haar bezoek aan Nederland maakte zij promotie voor de Foundation en werd beoogd de betrokkenheid in Nederland te versterken. In drie dagen tijd dus interviews, een t.v.-optreden, optreden voor Wilde Ganzen en nog veel meer. Sr. Cyril schetste de aard van het programma. Het concept is eenvoudig, maar o zo krachtig. Een school biedt onderdak aan zwerfkinderen. Overdag hebben de schoolkinderen les tot 13.00 uur. Na 13.00 uur geven de kinderen van klas 4 t/m 6 les aan zwerfkinderen. De stof die zij ’s ochtends hebben geleerd, geven zij door. Na schooltijd gaan de schoolkinderen naar huis en leven de zwerfkinderen in heterogene
Besten:Scholten
134
03-09-2007
17:03
Pagina 134
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
groepen van twaalf kinderen. Iedere groep heeft een taak. De één kookt, de ander doet de was, de derde verzorgt de spullen voor het ontbijt. Er zijn drie vrijwilligers die het programma draaien en de regels zijn heel eenvoudig, zoals: iedereen doet mee aan de taak; of je nu zestien of drie jaar bent. Niemand mag gaan slapen voordat de taak gerealiseerd is; ook het kind van drie jaar niet. Het oerprincipe: iedereen doet mee! Zij vertelde ook regelmatig vrijwilligers uit Westerse landen te krijgen, die mee wilden helpen. ‘Maar’, zei ze, ‘niet alle westerse mensen begrijpen wat helpen echt inhoudt. Zo was er een aardige welwillende vrouw van zo’n jaar of dertig uit Amerika die zich had aangemeld om als vrijwilliger mee te werken. Uit haar brief bleek zij welzijnswerkster te zijn. Zij kwam en vanaf het eerste moment stelde zij zich aan de rand van het gebeuren op. Na enkele uren begon zij de kinderen aanwijzingen te geven. Ik zag het even aan en toen ben ik naar haar toegestapt. Ik zei tegen haar: ‘I don’t need you to supervise; I want you to be present…’ Tweede basale uitgangsgedachte is om aan te sluiten bij de mogelijkheden van iemand, bij het gezondmakende wat iemand in zich heeft, zijn mogelijkheden en talenten. 8.6.2 Salutogenese; aansluiten bij de mogelijkheden Tegenwoordig is competentiemanagement erg ‘in’. Stel een gewenst profiel samen, breng in beeld wat de daarbij behorende domeinen zijn, de bijbehorende taken en vervolgens de gedragsindicatoren. Deze werkwijze heeft zijn tentakels vastgezet in het beroepsonderwijs en ook de jeugdzorg moest eraan geloven. Vooropgesteld, ik heb niets tegen het aanleren van nieuwe competenties. Ik heb wel iets tegen het juk van het model. Ook met het competentieconcept wordt de oorspronkelijke doelstelling voorbijgesneld. Middel werd ook hier het doel. Het competentiemodel heeft zich tussen de jongere en de hulpverlener geplaatst en belemmert daarmee de onvoorwaardelijke verbinding. In het sociale competentiemodel (Mc Fall) wordt competentie beschouwd als: ‘een subjectieve inschatting, door de persoon zelf of door belangrijke derden, van de mate waarin de persoon erin slaagt om een bepaalde taak
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 135
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
135
in een bepaalde situatie en op een bepaald moment op adequate wijze te vervullen.’ 54 Systemen, modellen en concepten hebben ook binnen de (ortho-)pedagogiek een deel van het vakmanschap van de professional ingepikt. De orthopedagogen moeten op pad om de hulpverleningsdoelstellingen te slijten aan de opvoeders. De beste en meest perspectiefbiedende strategieën ontstaan echter nog steeds in de dialoog tussen de vakbekwame gedragswetenschapper en groepsleider/gezinshuisouders, die vanuit een eigen betrokkenheid meekijken met de levensopgave van die individuele jongeren. Het cruciale verschil zit ’m in de status van het model, systeem of concept. Is deze richtinggevend? Wordt de organisatie en de professional daarop afgerekend? Waar toetst het Bureau Jeugdzorg op? Of is het model, systeem en concept ondersteunend en wordt de organisatie en de hulpverlener afgerekend op de kwaliteit van zorg? Deze kan goed vastgesteld worden met behulp van audits en vooral door de gebruiker te betrekken bij de beoordeling. Als ik mijn boekenkast nasnuffel, de titels en de referenties bekijk, wanneer ik de herkomst van alle programma’s en concepten de revue laat passeren, dan valt me in ieder geval op dat ook op dit gebied de Amerikaanse export van wanten weet. Het mag dan wel zo zijn dat bijna alle Amerikaanse zorgprogramma’s evidence based zijn, dat ze goed te transporteren zijn naar de Nederlandse context, toch denk ik dat de Nederlandse inbreng in het denken over jeugd met een verstoord toekomstperspectief serieuzer genomen moet worden en ook vergroot qua marktaandeel. De Nederlandse context is anders dan de Amerikaanse. Amerikanen hebben de neiging zich overal mee te bemoeien. Dat geldt zowel voor de wereldpolitiek en wereldvrede als de opvoedingsstrategieën in een relatief klein land als Nederland. Amerikanen lijken ook nog sterk te leven in hun maakbaarheidsparadigma. Het behaviorisme is nog steeds de grondslag voor alle opvoedings- en resocialisatieprogramma’s.
54
A review and reformulation of the concept of social skills. Behavioral assessment 4, 1 – 33 McFall, R.D. (1982).
Besten:Scholten
136
03-09-2007
17:03
Pagina 136
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
Het is voor mij geen vraag meer of al die gedragsprogramma’s toereikend zijn. Kort en krachtig gezegd, geloof ik daar niet zo in. Wel als onderdeel van een geïntegreerd programma, deel uitmakend van een bredere aanpak gericht op het versterken van het toekomstperspectief, maar niet als doel in zich. In het gedrag zijn drie stappen te onderscheiden; • van bedoeling • via uiting • naar effect. Het behaviorisme is gericht op de beïnvloeding van deze trits met behulp van straffen en belonen. Een Nederlandse adviseur op het terrein van de menskunde noemt dit ‘hooivorkmanagement’. 55 Voor zover ik weet ligt de oorsprong van het behaviorisme bij Skinner, die zoiets zei als: ‘Geef mij een kind en ik maak ervan wat je wilt.’56 Aanhangers lijken uit het oog te verliezen dat kinderen en jongeren zich bij voortduring ontwikkelen, ook zonder allerlei beloningssystemen. Boeiend is de vraag hoe je een kind daarbij kunt ondersteunen, vooral in complexe fasen in zijn levensloop. Het meest kritische begrip daarbij is ‘talent’. ‘Iedereen deugt, de vraag is alleen waarvoor!’ 57 Wanneer je het talent van een jongere in beeld hebt en zijn karakter, bestaat de mogelijkheid daarbij aan te sluiten, sterker te laten worden in de uiteenzetting met het dagelijkse leven. En dan komt het er pas echt op aan. Je komt niet verder als je niet echt geraakt wordt, niet geïnvolveerd of bewogen! Je komt niet verder als je geen lotgenoot wordt van die jongere in die specifieke situatie. En ook hier schuilt een precaire balans; lotgenoot zijn en professional. Ons karakter maakt gebruik van ons talent. En ik denk dat een sleutelvraag voor gezinshuisouders is, welke biotoop een kind nodig heeft om met zijn talent uit de voeten te kunnen. Daar ontstaat de kunst van het scheppen van een salutogene omgeving (zie 4.1 en verder).
55 56 57
Leo van de Burg; Leergang Res Publica Rijksuniversiteit Groningen 2003. Skinner, Science and Human Behavior 1953. Ondertitel ‘Doe waar je goed in bent’, Leo van de Burg.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 137
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
137
Ieder mens, iedere jongere is uniek, maar wij barsten van de generalisaties. Ieder leefklimaat moet toegesneden zijn op de talenten van de jongeren die er een deel van hun levensloop wonen, op weg naar het eigen burgerschap.
In de eerste gezinsgroep waar ik leefde en werkte, woonden met name jongens tussen de dertien en de achttien jaar, die acting out gedrag als kenmerk met zich meedroegen. Naast ritme en duidelijkheid besloten we vooral te investeren in outward-bound activiteiten. Activiteiten, opgeroepen door de natuurlijke context, waarbij zij met name fysieke grenzen te overwinnen hadden. Zo organiseerden we kampeertochten in de Ardennen, maar ook veel dichter bij huis, in het weekend lange puzzeltochten, een judokamer op zolder, met een boksbal, lange afstand lopen als verplichte kost voor enkele jongeren. We trachten ze te bereiken in het gebied waarin zij ontspoord waren of dreigden te ontsporen; het animale, het blind fysieke. De kunst was om mee te gaan in die activiteit, hen daarin te erkennen en vervolgens bij te sturen. Anar was 16 jaar, roodharig en een wildeman. Eeuwige grijns op zijn gezicht, impulsief, beïnvloedbaar, bijzonder energiek en ongeremd. Ik ging met hem hardlopen. ‘Ach, dat doe ik wel even.’ De eerste twee kilometer kletste hij me de oren van de kop. De volgende twee trok hij wat wit weg en maakte met allerlei bewegingen en gezucht kenbaar dat de weg terug begaan moest worden. Daarna ontstond er dikke frustratie. Ik besloot door te lopen. Na een paar kilometer ben ik omgedraaid. Anar zat nog aan de kant en keek me nogal vuil aan. ‘Nou mooie jongen, zet je dat goddelijke lichaam nou nog in beweging of hoe zit dat?’ Ik wachtte het antwoord niet af en liep door. Even later hoorde ik gehijg achter me. Bij thuiskomst heb ik er verder geen woord aan vuil gemaakt. Anar ging niet af en er was een basis om een paar dagen later weer te gaan lopen. Ik las een poosje geleden wat cijfers over het onderwijs in Amsterdam. In het HBO is in de eerste twee jaar een uitval van 60% geregistreerd. 60%! Hoeveel kinderen in Amsterdam zijn tot groep 4 als leergestoord geregistreerd? Ook 60%! Volgens mij zijn we gek, stijlgek. Kijken we nog wel echt naar deze kinderen en jongeren, of alleen maar vanuit het instrument van een mogelijke leerstoornis?
Besten:Scholten
138
03-09-2007
17:03
Pagina 138
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
Uitgangspunt moet zijn dat je talent hebt; je bent het niet! Aandacht geven helpt; er ontstaat wakkerheid. Laat kinderen en jongeren merken dat ze niet gek zijn. Spreek ze aan op hun wenkende talenten en niet op de gesignaleerde tekorten.
We hadden besloten om Otto meer te volgen in zijn activiteiten en daar krachtig op te anticiperen. Otto onttrok zich regelmatig aan gezamenlijke activiteiten. Met zijn nervositeit en tics leek hij zoekende en het nog niet te vinden. Op school ontstond frustratie, omdat hij zo moeilijk in een klassikaal systeem te persen viel. Regelmatig was hij op de kinderboerderij, tussen de dieren en dan vaak in een rol waarin hij zich dienstbaar kon maken. Dan ging het om boodschappen doen voor de beheerder, een klusje of iets dergelijks. Fokko (collega gezinsgroepouder) kreeg opeens een mooi idee. ‘We laten hem een eigen onderneming opbouwen op de kinderboerderij; een ijscokar.’ Onze gezinsgroep karakteriseerde zich in die tijd door ‘geen woorden maar daden’. We hadden de beheerder van de kinderboerderij snel zover dat hij wilde meewerken. Planken en ander materiaal werden gezocht en vervolgens ging Otto flink aan de slag met de beheerder. In een paar weken tijd ontstond een klein ijsco-hutje. We maakten wat werk van de opening en Otto had een eigen bedoening; verkocht ijs, verdiende er een paar cent aan en zat in een positie van dienstverlening waaraan hij waarde ontleende. Iedere woensdagmiddag ijs verkopen gaf structuur aan een voor hem lastige middag. We hebben een schoolsysteem waarin we kinderen de maat nemen. Willen we ook een jeugdzorg die de jongeren de maat neemt? Wat we in onze samenleving niet meer doen, is de eigenaardigheden van mensen koesteren. We prefereren grijze gehaktballen boven gevarieerde seizoenschotels. Binnen gezinshuizen kan vanuit de bewust aangegane verbinding aansluiting worden gezocht bij de gerichtheden van de jongere op het gebied van het denken, het voelen en het willen. Daarmee ontstaat een vorm van duurzame opvoeding, gericht op zelfrealisatie.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 139
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
139
Deze uitgangspunten, die ik uit mijn ervaring kon destilleren, ben ik ook in theorievorming teruggekomen. Duurzaam opvoeden vindt zijn wortels in concepten en stromingen die in de tijdsgeest aan het begin van de 21e eeuw een goede weerklank vinden: • Creating sanctuary58 • de salutogenese59 • de presentietheorie60 • Empowerment • Social Learning61 • Eigen Kracht beweging62 • Democratisch-pedagogisch offensief63 • Pareto-principe64 Het betreffen concepten en ideeën uit zowel het bedrijfsleven als de zorgwereld die willen aanhaken bij de mogelijkheden en niet geremd willen worden door de beperkingen. Daarmee denk ik dat een grondslag gevonden is voor een verbindend concept voor gezinshuizen als vorm van duurzaam ondernemen in de (jeugd)zorg: • Presentie; echt aanwezig zijn • Salutogenese; aansluiten bij het gezondmakende, de talenten. De vraag is of de grondslag zowel praktisch als politiek naar beleid kan voeren. Er is nog een derde en in dit geval overstijgend perspectief. ‘Wie of wat heeft de regie in handen?’ • je bent aanwezig (presentie) • je sluit aan bij het gezonde van de ander (salutogenese, empowerment) Wat maakt dat je dit kunt; dat je focus hierop ligt? Daarvoor is het eerder beschreven zelfmanagementinstrument de volgende pijler onder deze vorm van duurzaam ondernemen.
58 59 60 61 62 63 64
Samenvatting Marko van Gerven van het boek Creating Sanctuary; Sandra Bloom. Unraveling the mystery of health; Aaron Antonovsky 1987. Een theorie van de presentie; Andries Baart 2004. Social learning; Petterson (Oregon institute). www.eigenkrachtcentrale.nl. De noodzaak van een democratisch-pedagogisch offensief; M. de Winter. Vilfredo Pareto 1848 - 1923.
Besten:Scholten
140
03-09-2007
17:03
Pagina 140
8. DUURZAAM ONDERNEMEN IN DE JEUGDZORG
8.6.3 Ervaring; de leermeester van iedere dag Door voortdurend hierop te reflecteren, door te leren van de onverwachts gelukte handelingen, door je ervaring als leermeester te nemen: juist hierin ligt de sleutel tot succes. Een voortdurende reflectie op de onverwacht gelukte handelingen, de zegeningen van het moment, de opbrengsten van je schijnbaar verborgen talenten…
Veel ouders zullen het herkennen. De dag is voorbij, het werk zit erop. De kinderen naar bed, de was weggewerkt, de vaat gedaan, de kleren voor morgen liggen klaar en de hond is uitgelaten. Je stapt in bed, moe, met het gevoel dat je nog zoveel had willen doen. Je partner brengt het gedrag van je jongste zoon ter sprake, de zorgen, de afwegingen, de… Je bent moe, erg moe. Eigenlijk wil je je op de andere zij draaien en wegzakken in een diepe slaap. In een opvoedingssituatie waarin betrokkenheid, passie en professionaliteit een verbond met elkaar sluiten, moet de reflectie op het onverwachte en het gezondmakende systematisch worden vormgegeven. Salutogenese, de presentietheorie, Creating sanctuary, Social learning, gedachten van een democratisch-pedagogisch offensief en de Eigen Kracht gedachten bieden uitgangsgedachten en handvaten voor: • de opvoeding van jeugd in de probleemzone; ongeacht institutionele definiëring; • professionalisering; • medewerkersbeleid en begeleiding; • bedrijfsvoering. Een belangrijke uitgangsgedachte daarbij is dat het kind, de jongere, niet in de positie gezet moet worden van de cliënt en daarmee van consument, maar van deelnemer. Hij/zij doet er toe; ook in het leven van degene die tijdelijk met hem/haar meeleeft. Daarmee gaan we een beetje met de rug naar het huidige marktdenken staan. Dit concept wil toewerken naar een praktijk van verbinding. ‘Kein Eckensteher des Dahseins’, maar gezin-zijn. Duurzaam ondernemen; niet alleen de inspiratie, maar ook het eigen vermogen vinden om een nieuwe sociale werkelijkheid te construeren. Zelfsturing en verantwoord ondernemen gaan daarbij hand in hand.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 141
9. Ondernemingsconcept 9.1
Bedrijfsvoering
Terugblikkend op mijn ervaring denk ik dat een hedendaagse benadering van bedrijfsvoering ook een wezenlijke bouwsteen voor een verdiept concept van gezinsvormen is. We runden destijds de gezinsgroep als waren we een goede huisvader/-moeder met een huishoudboekje. Op oneigenlijke gronden werden gesprekken gevoerd over vergoedingen en kosten. Een meer bedrijfsmatige benadering kan voor een beter evenwicht binnen de gezinsvorm zorgen, maar ook voor een beter evenwicht tussen privé en werk. Daarnaast biedt het mogelijkheden om kinderen gaandeweg te leren een eigen gezinspraktijk te beheren.
Besten:Scholten
142
03-09-2007
17:03
Pagina 142
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Maar bovenal; door een slimme en ‘leane’ bedrijfsvoering ontstaat meer tijd en ruimte; tijd en ruimte die gevraagd worden om actief en met vol bewustzijn in de dagelijkse opvoedingspraktijk te staan. De huidige praktijk van gezinshuizen wordt op het gebied van de bedrijfsvoering meestal gedomineerd door de subsidiebepalingen. Er bestaan vergoedingsregelingen, registratielijsten, declaratieformulieren etc. Budgetten, bonnen enzovoort geven kinderen en jongeren een vertekend maar ook complex beeld van de werkelijkheid. De economische realiteit is vaak ver te zoeken. Binnen gezinshuizen moet die economische realiteit een wezenlijk deel uitmaken van het leven. De heelheid van het leven terugbrengen in de eigen leefgemeenschap en daarmee in de ervaringswereld van de kinderen en jongeren om wie het gaat. Daarbij zouden twee motto’s richtinggevend moeten zijn, namelijk ‘eenvoud is mooi’ en ‘aansluiten, aansluiten, aansluiten’. ‘Eenvoud is mooi’, geen ingewikkelde verhalen of systemen. ‘Dit is ons gezinsinkomen en dit kunnen we besteden.’ ‘Aansluiten, aansluiten, aansluiten’, omdat op het gebied van de bedrijfsvoering zo snel de institutionele logica de bovenhand krijgt. Aansluiten bij de mogelijkheden en behoeftes van de gezinshuisouders. De bedrijfsvoering moet nadrukkelijk in handen van de gezinshuisouders liggen. Door met meer bewustzijn en kennis te werk te gaan kan meerwaarde in zowel pedagogisch als economisch opzicht ontstaan. De gezinshuisouders stichten met de kinderen en jongeren een gezamenlijke gezinspraktijk en moeten die ook met elkaar beheren. Een gezinspraktijk, een gezinshuis, is een sociaal organisme waarbinnen enkele vitale domeinen kunnen worden onderscheiden. Reflecterend op de eigen ervaringen als gezinsgroepouder bestaat een gezinshuis uit vier domeinen die door elkaar heen werken, maar heel goed te onderscheiden zijn: • middelen (kunnen worden vervangen). Als beeld: ‘de fabriek op zondag’; wat zie je dan, de machines, de inrichting etc. • processen (kunnen worden verbeterd). ‘Alles wat zich georganiseerd afspeelt in de tijd.’ • cultuur (kan worden vernieuwd). ‘Zo zijn onze manieren.’ • identiteit (kan worden verjongd). Antwoord op de vraag: ‘Waartoe zijn we op aarde?’
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 143
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
143
In een plaatje: identiteit
cultuur
processen
middelen
Onder middelen versta ik alles wat over blijft als de mensen afwezig zijn. Gebouwen, apparatuur, meubels enzovoort. Onder processen versta ik alles wat zich afspeelt in de tijd. Hier gaat het om processen, overlegstructuren, protocollen, jaaragenda’s enzovoort. Van de cultuur kun je een beeld krijgen door te letten op de gebruiken: hoe wordt de informatie gedeeld, hoe is de hiërarchie, de statussymboliek enzovoort, de ruimte voor en vaardigheid van samenwerking, zelfsturing, stijl van communiceren, samen te vatten in ‘zo zijn onze manieren.’ De identiteit komt in beeld als de visie wordt verwoord op product, klant, bestaansrecht, omgeving enzovoort. Er bestaan instrumenten die de gezinshuisouder kunnen helpen de regie in handen te houden binnen deze domeinen, het gezinshuis te beheren en de jongeren erbij te betrekken en ervan te laten leren. 9.1.1
De middelen van het gezinshuis
Middelen kunnen worden vervangen. Binnen de opvoeding van jongeren die zich moeten oriënteren op een eigen en zelfstandige positie in het leven, is het van belang om praktisch beleefbaar te maken dat je door je omgang met middelen invloed hebt op de duurzaamheid binnen je leven. Duurzaamheid kan worden uitgedrukt in de kwaliteit en organisatie van de leefomgeving. Onder de leefomgeving wordt alles verstaan wat een plek heeft in de ruimte. Het huis en alle daarbij behorende ruimtes maken deel uit van de leefomgeving.
Besten:Scholten
144
03-09-2007
17:03
Pagina 144
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Er moeten een aantal normen benoemd worden (zie 8.5): • De leefomgeving is veilig. • De leefomgeving is praktisch. • De leefomgeving is verzorgd (opgeruimd en schoon). • De leefomgeving is lean ingericht. Onderstaande uitwerking is een voorbeeld hoe de bestaande praktijk geexpliciteerd kan worden door de gezinshuisouders. De achterliggende gedachte is dat door gerichte aandacht voor de bedrijfsvoering er meer ruimte ontstaat voor het gewone samenleven. Veilig De gezinshuisouders hebben de regie over hun eigen gezinshuis en ook over het beheer van de middelen. Zij zouden daar inhoud aan kunnen geven met behulp van een actuele Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) zoals die verplicht is vanuit de Arbo-wet. Deze RI&E leidt tot een actie-/onderhoudsplan dat wordt uitgevoerd in samenspraak met de instelling waarmee zij werken. Praktisch Ieder gezinshuis heeft middelen en instrumenten op zowel praktisch als pedagogisch gebied. Met behulp van een specifieke methodiek wordt tweemaal per jaar samen met de gezinshuisouders (een deel van) het huis bekeken op de logica van de inrichting in het verlengde van het eigen statuut. Verzorgd Het opruimen en schoonhouden wordt opgenomen in de samenlevingsroutine en vastgelegd in checklists/roosters en visuele hulpmiddelen. Lean Het halen van boodschappen, de keuze van de producten en dergelijke wordt opgenomen in de samenlevingsroutine en vastgelegd in een wederkerend protocol. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van lean technieken, om het goede product, op het goede moment, voor de juiste prijs en met minimale inspanning te verkrijgen. Dat lijkt misschien enigszins overtrokken. Ervaren gezinshuisouders kennen echter de energie en moeite die het kost om de dagelijkse praktijk op gang te houden. Enkele scenario-analy-
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 145
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
145
ses met behulp van Lean solutions65 hebben uitgewezen dat er veel tijd en energie bespaard kan worden door de dagelijkse routine periodiek door te lichten. Daarnaast is een goede digitale structuur binnen het gezinshuis van belang. Hoe ondersteunt een computer het beheer van het gezinsleven? Ik denk dat het goed zou zijn om specifieke programma’s voor het beheer van gezinshuizen te ontwikkelen. 9.1.2
De processen binnen een gezinshuis
De focus moet gericht worden op het ontwikkelen van ritmes en processen binnen het gezinshuis. Deze kunnen doorlopend worden verbeterd. Onder ritmes wordt verstaan de vaste volgorde van de dingen. Het ritme wordt opgevat als hulp en niet als verstard patroon. Zoals in 8.5.2 beschreven zijn voor gezinshuizen een aantal ritmes van belang om periodiek met veel bewustzijn te verbeteren: • dagritme; • weekritme; • jaarritme. Dag Van opstaan tot slapengaan zijn er momenten waarop er overgangen zijn en gewoontes worden gevormd of vanzelf ontstaan. Vanuit de pedagogiek kennen we het belang van goede ritmes. Binnen gezinshuizen kan daar goed mee gewerkt worden, omdat de gezinshuisouders ook leven in dezelfde ritmes als de kinderen. Gezinshuisouders moeten streven naar wakkerheid in de vorming van dit basale ritme. Dit kan door het dagritme op een praktische wijze vast te leggen en zichtbaar te maken voor alle leden van het gezinshuis. Week De weekdagen hebben hun eigen kleur. De zaterdag leent zich voor andere activiteiten dan de zondag. Sport en hobby kleuren de vrije momenten door de week.
65
Handboek Lean solutions; Womack en Jones 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 146
146
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Jaar Het jaar kleurt door de seizoenen, de feesten/vakanties en de verjaardagen. Door mee te bewegen met deze grote ritmes komt er ordening in de tijd. De processen in een gezinshuis kunnen worden vastgelegd met behulp van VSM (Value Stream Mapping is een methode om de waardetoevoegende en niet-waardetoevoegende handelingen die nodig zijn om een product te maken in kaart te brengen). Deze methodiek maakt visueel duidelijk welke processtappen er zijn en wie geacht wordt te handelen. Ten aanzien van de kinderen gaat het om intake, begeleiding en vertrek. Ook wederkerende processen ten aanzien van de bedrijfsvoering kunnen op deze wijze worden vastgelegd. Ik denk bijvoorbeeld aan de was, de boekhouding, de overige administratie. Maar vooral gaat het om de cyclus van ‘Wie zijn we, wat doen we en wat gaan we doen?’, omgezet in een ondernemingsplan, jaarplan en begroting. 9.1.3
De cultuur binnen het gezinshuis
De cultuur binnen een leefgemeenschap kan worden vernieuwd. Er zijn methodieken beschikbaar om zicht te krijgen op de cultuur zoals die is en om handvatten te krijgen voor een verandering van de huidige cultuur in een gewenste richting. In 8.5.3 heb ik vier cultuurvarianten onderscheiden: • De familiecultuur (intern gericht en flexibel) • De afsprakencultuur (intern gericht op beheersen) • De marktcultuur (extern gericht op beheersen) • De open cultuur (extern gericht en flexibel) Door het invullen van een gevalideerde vragenlijst kan zichtbaar worden hoe de huidige cultuur is en kan tevens worden aangegeven hoe de gewenste cultuur is. Het verschil kan worden overbrugd door het inzetten van een aantal interventies. Ook hierin is mijn overtuiging dat een periodieke bezinning op deze cultuurgebieden leidt tot tijdige veranderingen die de kwaliteit van leven ten goede komt. 9.1.4 De identiteit van het gezinshuis De identiteit van een sociaal organisme kan verjongen. Voor zowel gezinshuisouders als kinderen kan het verrijkend zijn te ervaren dat je aan je
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Pagina 147
147
(collectieve) identiteit concreet kunt werken. De gezinshuisouders gaan met de kinderen een proces in met als doel te komen tot een statuut. Dit statuut geeft in kernachtige, eenvoudige taal weer waar het gezinshuis voor staat. Het statuut geeft richting in moeilijke tijden. Op basis van het statuut kan worden bepaald welke leefomgeving, levensritmes en processen en welke cultuur werkzaam zullen zijn. Het statuut is tweemaal per jaar onderwerp van gesprek en kan te allen tijde worden aangepast. In de huidige praktijk wordt vaak een ondersteuningsstructuur georganiseerd door de zorgaanbieder waarbij het gezinshuis in loondienst is. Voorbeelden zijn dan bijvoorbeeld logeerhuizen, waarvan het gezinshuis gebruik kan maken. Er zijn veel praktijkvoorbeelden waarin blijkt dat hieruit afstemmingsproblemen voortvloeien. Het logeerhuis kan bijvoorbeeld net niet op de dagen en weken dat de gezinsvorm goed uitkomt. Gezinshuizen en zorgaanbieders zouden meer op zoek moeten naar verhoudingen en regelingen waardoor de gezinshuisouder zelf de gewenste ondersteuning regelt. Dat kan bijvoorbeeld met een inconveniëntentoeslag, waaruit de gezinshuisouders zelf hun ondersteuningssysteem regelen. De organisatie stelt daarbij wel een aantal eisen, die zij toetst. Met deze methoden en nader te kiezen instrumenten kan inhoud worden gegeven en gewerkt aan een salutogene leefomgeving en duurzaam ondernemen. Door het ontwerp slim in te richten en daarin cyclisch verbeteringen aan te brengen, kunnen gezinshuisouders tijd en ruimte winnen. 9.2
Branding
Voor elke organisatie is het naar mijn overtuiging belangrijk om te zorgen voor een goede positionering van gezinsvormen, maar ook voor een organische ontwikkeling. Dat is niet alleen een kwestie van waarnemen en bijsturen, maar ook van ‘voor’zien en vooruitgrijpen. Gezien de persoonlijke relatie die mensen aangaan met deze vorm, is het van belang een pulserende, initiërende stroom van ontwikkeling op gang te brengen. Een belangrijk middel daarbij is het portfolio van het gezinshuis. 9.2.1
Portfolio
Dit portfolio wordt bij de opstart van het gezinshuis ontwikkeld en jaarlijks geëvalueerd en verjongd. In een portfolio voor gezinshuizen moeten de volgende zaken beschreven zijn:
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
148
Pagina 148
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Biografie • De levensloop van dit gezin • C.v. van de gezinsleden • De gegevens van de gezinsleden, de interesses, de ‘eigen’aardigheden Profiel gezinshuis • Leefklimaat (stemming, sfeer, gebruiken, rituelen, bezigheden) • Opvoedingsklimaat (structuur, bejegening, accenten) • Competenties Dossier • Diploma’s • Getuigschriften • Aanbevelingen Toekomstdossier • De toekomstbeelden van het gezin en de gezinsleden • Ambities van de gezinsleden • Ambities van het gezinshuis (carrièrevraag) • Opleidingsvragen • Cursussen Arrangementen • Long stay • Deeltijdopvang • Opvoedingsondersteuning • Praktische gezinsbegeleiding Dit portfolio zou van de gezinshuisouders zelf moeten zijn; de verbeelding van ‘Wie zijn we en wat doen we’. Naast een portfolio is ook een inbedding in de digitale wereld erg belangrijk. 9.2.2 Online gemeenschap Gezinshuisouders kunnen snel in een sociaal isolement geraken. De kinderen en jongeren met hun eigen vragen en aandachtspunten zorgen voor een directe fysieke gebondenheid aan het eigen gezinshuis. Voor gezinshuisouders kan het erg belangrijk zijn om deel uit te maken van een soort MSN-groep. Dat kan geregisseerd worden door een organisatie of instelling. Enkele malen per jaar zouden deze gezinshuisouders elkaar daadwerkelijk moeten ontmoeten, om daarmee de online gemeenschap meer inhoud te geven.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 149
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
9.3
149
Kwaliteitsmanagement
‘Briljant procesmanagement is onze strategie. We realiseren briljante resultaten doordat gewone medewerkers briljante processen hanteren. We nemen waar dat onze concurrenten vaak gewone (of nog mindere) resultaten realiseren met briljante mensen die te maken hebben met gebroken processen.’ 66 Binnen gezinshuizen is het erg belangrijk dat er geen versnipperde of verhakselde processen zijn, dat het handelen van de gezinshuisouder heelheid uitademt (geen stukgoed aflevert) en dat die gezinshuisouder de regie heeft over het geheel. Het kwaliteitsmanagement moet zich dan ook richten op het primaire proces, de eigen regie en de ondersteuning van deze twee uitgangspunten met behulp van slimme processen en middelen. De focus ligt op de authenticiteit van ieder gezinshuis en de eigen regie. Wanneer we dat consequent doorvertalen, betekent dit dat ieder gezinshuis separaat gecertificeerd moet worden. Dat lijkt misschien teveel van het goede, maar ik denk dat het uiterst krachtig kan werken voor het bewustzijn van de gezinshuisouders en verhelderend in de verhouding met de zorgaanbieder. De domeinen die beschreven zijn in het HKZ-systeem67 kunnen onverkort worden gebruikt voor een nader uit te werken certificatieschema voor gezinshuizen. Daarbij valt te overwegen om als gezinshuizen te werken met het INKmanagementmodel68. Waar het HKZ zich met name richt op het vastleggen van de werkwijze, zorgt het INK-model voor een focus op voortdurende reflectie op de eigen ervaringen. Door de bedrijfsvoering zo in te richten als in dit hoofdstuk beschreven, is een goede basis gelegd voor helder en eenduidig kwaliteitsmanagement. In de praktijk van Gezinshuis.com is een instrument ontwikkeld waarmee gezinshuisouders zelf de regie in handen kunnen houden (zie ook hoofdstuk 5).
66 67 68
Voorman Toyota fabrieken. Harmonisatie Kwaliteit Zorg. Instituut Nederlandse Kwaliteit.
Besten:Scholten
150
03-09-2007
17:03
Pagina 150
9. ONDERNEMINGSCONCEPT
Dit kan ook een uiterst effectief en congruent instrument zijn bij het kwaliteitsmanagement van gezinshuizen. Door goede afspraken over het gebruik (in frequentie, vorm en participatie van professionals) kan de dagelijkse praktijk worden gevolgd, getoetst en verbeterd.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 151
10. Maatschappelijke onderneming 10.1
Maatschappelijk ondernemen
Maatschappelijk ondernemen is geen vrijblijvende hobby69. Maatschappelijk ondernemen is het mobiliseren van de kracht van ondernemingslust voor het publieke domein. Wanneer je publieke doelen (opvoeden van jongeren ‘aan het eind van de keten’) met publieke en misschien ook private middelen wilt realiseren, heeft dat consequenties voor alle aspecten van de bedrijfsvoering. Het primaire proces, de zorg voor en opvoeding van deze jongeren, moet efficiënt, doelgericht, op maat en klantgericht zijn. Daarnaast, en niet onbelangrijk, moet deze zorg integraal worden verzorgd. De maatschappelijk ondernemer moet zich nadrukkelijk (willen) verantwoorden over de uitvoering van de zorg en de besteding van de publieke middelen. Het allerbelangrijkste is echter dat men zijn verantwoordelijkheid neemt. In 2006 heb ik, samen met anderen en enkele organisaties, het initiatief genomen om een betere basis te leggen onder gezinshuizen in Nederland. Dit initiatief kreeg de naam Gezinshuis.com70. (zie verder hoofdstuk 0).
69 70
Nico de Boer; Maatschappelijk ondernemen in de gezondheidszorg. www.gezinshuis.com.
Besten:Scholten
03-09-2007
152
17:03
Pagina 152
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
De initiatiefnemers hebben zich terdege gerealiseerd dat zij verantwoordelijkheid moesten nemen en zij realiseren zich dat nog dagelijks. De betrokken organisaties en mensen zijn langdurig actief in de 24-uurszorg en hebben zich gerealiseerd dat er anno 2006 aan het eind van de keten ook behoefte is aan innovatie en daadkracht. Dat bracht hen op het precaire terrein van legitimiteit en representatie. Twee begrippen die bij uitstek van toepassing zijn op de volle breedte van het publieke domein. 10.1.1 Legitimiteit Waar haalt een organisatie het recht vandaan om publieke doelen te realiseren met publieke en private middelen? Voorheen werd die legitimiteit vaak gehaald uit de bestaande band met de levensbeschouwelijke achterban. Heden ten dage is het een algemeen maatschappelijk vraagstuk geworden dat met een beroep of appèl op maatschappelijk ondernemerschap niet te ondervangen is. ‘De geschiedenis van de jeugdhulpverlening en de jeugdzorg is een aaneenschakeling van pogingen tot hervormingen, met steeds hetzelfde doel, namelijk laagdrempeliger worden ten opzichte van gezinnen en kinderen zelf.’ 71 Diverse studies wijzen uit dat elke poging daartoe tot op heden leidt tot een versterking van de instituties zelf. Er is een onsamenhangend beleidsterrein gegroeid waarin op verschillende deelgebieden verschillende overheden regietaken uitvoeren, zich verschillende structuur- en stelselwijzigingen hebben voorgedaan, die vervolgens noodzaken tot ingrijpende operaties om weer enigszins samenhang te bewerkstelligen (zoals Operatie JONG). Heel kort door de bocht geformuleerd: al vijftig jaar geleden is vastgesteld dat de jeugdhulpverlening in Nederland in bestuurlijke zin compleet is vastgelopen in een totaal onoverzichtelijk breiwerk van autonome stichtingen en instellingen. In de jaren vijftig heeft dat niet geleid tot ingrijpen, zodat in de jaren zeventig nog eens een zelfde analyse nodig bleek over de jeugdhulpverlening. Bekend uit die tijd is het rapport van Wiarda, waarin stond dat de inhoud van de hulpverlening de organisatie en de financiering moest bepalen en niet andersom. Dit is, gelet op de discussies over marktwerking, nog immer een uiterst vitaal standpunt.
71
De Gordiaanse jeugdknoop; wetenschappelijk instituut voor het CDA.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 153
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
153
De jeugdzorg moet zich ontwikkelen overeenkomstig de huidige inzichten en keuzes over het publieke domein. Dat impliceert een open karakter naar alle belanghebbenden: de jeugdigen, de ouders, de omgeving van het gezin, de verwijzer en plaatser, de rechter en anderen. Adri van Montfoort72 heeft in een artikel in het Tijdschrift voor Sociale Interventies (1994) vastgesteld dat de verschillende beleidstrends in de jeugdhulpverlening hebben geleid tot enkele stevige tegenstrijdigheden. De belangrijkste spanning, aldus Van Montfoort, ligt tussen het streven naar een overzichtelijk en voor de betalende overheid goed beheersbaar, regionaal georganiseerd stelsel enerzijds en het benadrukken van het belang van de markt en marktoriëntatie anderzijds. Tussen regie en markt. Binnen dat panorama beweegt zich de vraagstelling van maatschappelijk ondernemerschap. Wat maakt het initiatief van Gezinshuis.com waardevast en op basis waarvan maakt zij aanspraak op de besteding van publieke middelen? Die legitimatievraag is aan het einde van de vorige eeuw een algemeen maatschappelijk vraagstuk geworden. Dat vraagstuk is vanuit principiële afwegingen niet geheel op te lossen. De achterliggende jaren zijn wel procedurele ijkpunten ontwikkeld. Deze ijkpunten, in de vorm van enkele basisregels, kunnen dienen als een vorm van legitimatie. Organisaties die zich aan die basisregels houden, mogen zich gelegitimeerd achten om als maatschappelijke onderneming met collectieve en private middelen publieke doelen te verwezenlijken. De basisregels zijn te vatten in drie woorden die met een ‘t’ beginnen: • trust • transparantie en • toezicht.
Trust (vertrouwen): Gezinshuizen genieten over het algemeen het vertrouwen van verwijzende en contracterende organisaties. De ervaring heeft uitgewezen dat gezinshuizen bemand en bemensd worden door mensen met hart voor de zaak; mensen die zich willen verbinden aan een maatschappelijke opdracht.
72
Jeugdzorg tussen markt en regie; Tijdschrift voor sociale interventies. Mr. A. van Montfoort.
Besten:Scholten
03-09-2007
154
17:03
Pagina 154
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
Transparantie: Het proces en de resultaten van gezinshuizen moeten doorzichtig zijn. In de praktijk is dit nog wel eens een lastig verhaal. Gezinshuizen kunnen zich manifesteren als min of meer gesloten systemen. Organisaties die zich in beperkte mate bezig houden met het exploiteren van gezinshuizen, zijn vaak zoekende naar de mate van autonomie in relatie tot transparantie. Er ontstaat soms een schimmig spel rond verantwoording vragen en afleggen. Binnen gezinshuizen heeft deze vraagstelling te maken met de eigen positionering. Wordt een gezinshuis benaderd als een professionele en op zich staande onderneming of als onderdeel van een groter geheel? In het eerste geval moet het gezinshuis zelf, actief, maatschappelijke verantwoording afleggen van de manier waarop zij met onder meer publieke middelen publieke doelen realiseert. Geen onderdeel van een organisatiebreed sociaal jaarverslag, maar een eigen verslag. Toezicht: Binnen het vigerende beleidsveld wisselen de spelregels en omstandigheden in snel tempo. Daarbinnen lijkt het steeds belangrijker om de eigen bijdrage aan de verdere ontwikkeling van het beleidsveld en de eigen verantwoordelijkheid stevig ter hand te nemen. Niet als een afwachtende uitvoerder van beleid, maar als actieve participant: ‘Kein Eckensteher des Dahseins’. Binnen die dynamiek is het belangrijk dat er toezicht is op verantwoord maatschappelijk ondernemen. Dat kan in een reactieve of proactieve vorm. De initiatiefnemers van Gezinhuis.com zijn van mening dat een proactieve vorm van toezicht beter aansluit bij een gezinshuis. Daartoe hebben zij een kader ontwikkeld: de franchiseformule, waarbinnen gezinshuisouders kunnen ondernemen en zelf de regie in handen nemen. Met de formule en de inrichting van bijbehorende overlegorganen, zoals de franchiseraad, wordt toezicht gehouden op verantwoord ondernemen. 10.1.2 Representatie Hoe worden gezinshuizen gerepresenteerd in het publieke domein, waarin verschillende krachten en belangen met elkaar strijden? Bij maatschappelijk ondernemerschap hoort een actieve representatie. Een actieve benadering van het domein waarbinnen je werkzaam wilt zijn en waaraan
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 155
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
155
je een bijdrage wilt leveren. Gezinshuizen bieden een kansrijke uitdaging binnen de huidige samenleving. De achterliggende decennia kun je spreken van de vertechnocratisering van de jeugdzorg en het vermaterialiseren van het mensbeeld vanwaaruit de jeugdzorg gestalte en inhoud krijgt. De jongere wordt benaderd alsof het een maakbare mens is. Een stoornis ontdekt? Een diagnose wordt gesteld en een behandeling opgelegd. Vaak zie je ook goede resultaten, maar toch hapert er iets. Betrokkenen bij de jeugdzorg vragen zich in toenemende mate af, of ‘dit’ het nu is. Gezinshuizen leveren een actieve bijdrage aan de samenleving door vanuit betrokkenheid en professionaliteit de opvoeding van kinderen en jongeren ter hand te nemen. In de praktijk van alledag wordt nauwkeurig en radicaal aangesloten bij het leven van de jongere, er wordt een langdurende relatie aangegaan en de gezinshuisouders zijn beschikbaar voor de ontwikkelingsvragen. Gezinshuisouders representeren vertrouwen in de jongeren en daarmee in de toekomst van onze samenleving. Maar gezinshuizen representeren ook nog iets anders wat van grote waarde kan zijn voor de samenleving. Gezinshuizen zijn samenlevingsvormen die mensen intrigeren. Vanuit verschillende perspectieven is er bewondering voor deze vorm van samenleven, nieuwsgierigheid naar de pijlers waarop deze is gegrondvest en zelfs enige afgunst naar de vitaliteit en spankracht. Gezinshuizen representeren de kunst van samenleven. 10.2
Organisatie
Leidend maatschappelijk beeld bij de organisatie van Gezinshuis.com is variëteit en selectie. Dit beeld is nader uitgewerkt door Herman van Gunsteren73.
In de jaren ‘80/’90 heeft de overheid geleerd om meer te sturen op variëteit en selectie (in plaats van planning). Daarvoor is het mechanisme van de markt gekozen, maar er zijn meerdere systemen die werken volgens het principe van variëteit en selectie. Voorbeelden daarvan zijn de rechtspraak, de wetenschap en het immuunsysteem. De markt is dus slechts één van de voorbeelden van zelforganisatie.
73
Prof. mr. dr. Herman van Gunsteren, hoogleraar in politieke theorieën en rechtsfilosofie Rijksuniversiteit Leiden.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 156
156
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
Binnen het publieke domein is actieve participatie wellicht de meest kritische succesfactor. Maatschappelijk ondernemen in de zorg lijkt niet onbloot van enig risico. Zorg is immers een bijzonder ‘product’, dat nadrukkelijk onder invloed staat van sterk wisselende politieke voorkeuren en bemoeienis. De dienstverlening moet in één keer goed zijn, komt tot stand in samenwerking met ‘de consument’, kan niet worden geruild en heeft altijd te maken met betrokkenheid en emotie. Maatschappelijk ondernemerschap lijkt alleen dan zinnig, wanneer er behoefte is aan vernieuwing en differentiatie van het aanbod, aan meer samenhang tussen beleidszuilen en aan meer klantgerichtheid. Gezinshuis.com is als initiatief geboren uit dat bewustzijn. Enerzijds werpt zij zich op als belangenbehartiger voor alle gezinshuizen en de toekomst van dit concept. Anderzijds als organisatie die de kwaliteit en omvang van gezinshuizen concreet wil vergroten. In de verdere realisatie moeten zowel de werkers (gezinshuisouders), de jongeren, de verwijzers en het betrokken netwerk (lokale samenleving) mede-eigenaars worden van dit concept. Vanuit dat gezichtspunt zal verder moeten worden gebouwd aan de vormgeving van de organisatie in zijn geheel en de individuele gezinshuizen in het bijzonder. Ieder gezinshuis is een maatschappelijke onderneming, die met veel omgevingsbewustzijn met worden gevormd. Het zou goed zijn om voor ieder gezinshuis een goed uitgewerkt portfolio op te stellen en actueel te houden (zie 9.2.1). Daarnaast zou het goed zijn om het ‘mede’ eigenaarschap van zowel de werkers (gezinshuisouders), de jongeren, de verwijzers en het betrokken netwerk (lokale samenleving) vast te leggen in het portfolio. Dat kan door jongeren een ‘spiegelgroep’ te laten vormen die mede vormgeeft aan de methodiekontwikkeling binnen gezinshuizen; een verwijzersgroep als klantenpanel in te zetten en de lokale samenleving mee te laten denken en werken aan de steunstructuur rond een gezinshuis. In Amerika is het niet ongebruikelijk dat lokale notabelen de ‘Board of Directors’ vormen. 10.3
Vermaatschappelijking van de zorg
Vermaatschappelijking van de zorg is niet nieuw. Dit is al aan het eind van de twintigste eeuw ingezet. Het betekende een fundamentele omslag in
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 157
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
157
het denken over het verlenen van zorg. In de vermaatschappelijking van de zorg kunnen drie elementen worden onderscheiden: • een verschuiving van intramurale zorg naar zorg dichtbij huis (extramuralisering); • een toename van groepen mensen in de samenleving die niet meer de zorg in instellingen zullen verkrijgen, maar thuis de zorg gaan ontvangen en ook wensen te ontvangen. Keuzevrijheid voor de cliënt is daarbij een belangrijk onderwerp; • een overheid die zich minder als eigenaar opstelt. Een definitie luidt: het streven naar zo min mogelijk institutionalisering van de zorg en een zo groot mogelijke maatschappelijke integratie van de zorgvrager.74 Gezinshuizen kunnen van betekenis zijn voor de vermaatschappelijking van de jeugdzorg. Uit gegevens van enkele Bureaus Jeugdzorg blijkt dat er een toenemende behoefte is aan opvang en opvoeding in gezinshuizen.75 Het type vraag is: vooral veel differentiatiemogelijkheden. Gezinshuizen en gezinsgroepen worden beschouwd als een goede vorm van verblijf voor jongeren die in een regulier pleeggezin worden overvraagd, maar voor het overige alle variaties vertonen van hulpvragen en problematiek. De vraag daarbij is om het gezinshuis zo dicht mogelijk bij de eigen situatie van het kind te brengen en waar mogelijk het eigen gezin ‘in te sluiten’. Ook binnen deze context is de eigen regievoering van gezinshuisouders belangrijk. Een gezinshuis moet niet worden gezien als deel van een zorgaanbieder of instelling, maar veel meer als een eigenstandige onderneming in de zorg. Betrokken, professioneel en ondernemend. De overheid stelt zich vaak nog op als regisseur van de zorg. Of dat nu de landelijke overheid betreft (de AWBZ) of de provinciale (de jeugdzorg); de overheid stelt de regels en meet zich de regierol aan. De vraag is echter vanuit welke optiek zij dit doet. De overheid trekt wel een grote broek aan, maar heeft zij überhaupt een broek? De achterliggende decennia hebben duidelijk gemaakt dat stelselmatig ingrijpen van de overheid in het stelsel van de jeugdzorg niet heeft geleid
74 75
Sociale perspectieven; Stedendriehoek, januari 2005. Specificering vraag naar gezinshuizen; BJZ Gelderland mei 2007.
Besten:Scholten
158
03-09-2007
17:03
Pagina 158
10. MAATSCHAPPELIJKE ONDERNEMING
tot een kwalitatieve verbetering. Veeleer heeft het geleid tot een opeenstapeling van regelingen en wijzigingen, uitmondend in een ondoorzichtig stelsel waarin zowel de jongeren, de ouders als de professional vervreemden van de kern van de zaak. Bij kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen opgroeien, is het de vraag wie de regie heeft. Dat hoeft niet vanzelfsprekend de overheid te zijn. Niet voor niets is de onderliggende discussie in de Res Publica wat beschermd moet worden en wat we kunnen overlaten aan ‘de markt’! Vermaatschappelijking van zorg houdt vooral in dat de zorg, in dit geval de jeugdzorg, weer van ‘ons’ is. Het houdt ook in dat de jeugdzorg gezien, bekeken en bestuurd wordt vanuit de blikrichting en betekenis voor degene die er gebruik van maken: de jongere en zijn/haar ouders. Voor die jongere aan de eind van de keten is de jeugdzorg geen keten van producten en diensten, maar zijn leefwereld. Dat impliceert dat de jeugdzorg vanuit heelheid aansturing behoeft. Er is behoefte aan het scheppen van een versterkende en helende lefomgeving van jongeren. In het huidige tijdsgewricht is het van toenemend belang dat mensen uit de jeugdzorg actief deelnemen aan het publieke debat. Vermaatschappelijking van de zorg houdt volgens mij ook een herwaardering van het motto ‘de jeugd heeft de toekomst’ in! Toegesneden op gezinshuizen heeft een optimalisering van de maatschappelijke participatie en integratie van gezinshuizen niet alleen een functie voor de betreffende jongeren, maar zeker ook voor de lokale gemeenschap. Gezinshuizen zijn inspirerende samenlevingsvormen!
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 159
11. Maatschappelijke verantwoording Positionering in het huidige tijdsbeeld… De ontwikkelingen in het publieke domein en vooral in de mensgebonden zorg zijn zorgelijk. Alle aandacht wordt gezogen naar beheersbaarheid, kostenreductie en betaalbaarheid. De menselijke maat lijkt zoek en als die wordt gezocht, worden we gewezen op de effecten van vergrijzing. Soms kan een eenvoudige rekensom verhelderend werken. In 2003 werkten ruim één miljoen mensen in de zorg- en welzijnssector. Dat is 13% van de werkzame beroepsbevolking in Nederland. Uitgaande van cijfers van het CPB76 over de groei van het zorgvolume en van cijfers van het CBS77 over de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking, zal dit percentage bij ongewijzigd beleid in 2025 toenemen tot 22 procent. Dit zou betekenen dat in Nederland bijna één op de vier mensen in de zorgen welzijnssector werkt.
76 77
Centraal Plan Bureau. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 160
160
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
Hier is in een paar zinnen de diepere achtergrond geschetst van alle politieke en bestuurlijke gedoe over vergrijzing en de daarmee gepaard gaande kosten. ‘Dat kan Bruin niet trekken.’ ‘De burger moet zelf verantwoordelijkheid dragen.’ En vult u zelf maar verder in. De politieke agenda is gevuld met vergrijzinggerelateerde thema’s. Denk maar aan de pensioenregeling, de bekostiging van de AOW, de ontwikkeling van de WMO78 en andere. Er tekent zich echter iets geheel anders af. Niet de ‘vergrijzing’ is de grootste vraag van de toekomst, maar de ‘ontgroening’. En daar wil ik graag de aandacht op vestigen. Het proces van opgroeien en volwassen worden in Nederland is nog geschraagd op oude tradities van opvoeding en onderwijs. De huidige ontgroening (wijze van volwassen worden) levert veel, veel teveel uitvallers. Ik heb voor het schrijven van dit boek kritisch gekeken naar alle cijfers en gegevens in de media over de jeugd. Wanneer je de aantallen inzake obesitas, uitval in het voortgezet onderwijs, de lvg-jongeren die problemen veroorzaken in de grote steden, het aantal kinderen met psychische stoornissen, het aantal kinderen dat oneigenlijk veel verantwoordelijkheid in de thuissituatie moet dragen etc. etc. bij elkaar optelt, dan kom je kinderen tekort om deze cijfers dekkend te maken. Nu wil ik niet gaan somberen over ‘de jeugd van tegenwoordig’. Ik ben zelf van een generatie die een dergelijke kwalificatie heel vaak heeft moeten aanhoren. De jeugd anno 2007 leeft in een uiterst boeiende, maar ook complexe tijd. Het begrip ‘Internet-generatie’ doet op meerdere plekken zijn opgang. Mijn zoons, nu negentien en zeventien jaar oud, communiceren veel via internet. Er ontstaan vriendschappen, er bestaan forums voor kennisuitwisseling, interessegebieden e.d. Het Second Life op internet is nog niet hun second life. Ik ervaar aan deze generatie een grote eigenheid en individualiteit. Vanuit het eigen (levens-)perspectief wordt gekozen voor sociale verbanden. Deze vormen en ontbinden zich veel vanzelfsprekender dan in voorbije tijden. Tegelijkertijd wordt het voor kinderen en jongeren steeds moeilijker om elkaar te begrijpen. Ik merk het in mijn directe omgeving, bijvoorbeeld op de sportclub van een van mijn zoons. Je merkt dat er meer spra-
78
Wet op de Maatschappelijke Ondersteuning.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 161
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
161
ke is van op zich staande individualiteiten, dan een van-zelf-sprekende groep.79 In algemene zin heeft het kabinet Balkenende zich dit in 2006 zeer aangetrokken. Dit kabinet was het eerste die een aparte Jeugdagenda heeft opgesteld.
Deze Jeugdagenda noemt als doelstellingen met een te meten norm: De jeugdwerkloosheid mag procentueel niet meer zijn dan het dubbele van de totale werkloosheid; In 2006 moet het voortijdig schoolverlaten met een derde zijn gedaald, in 2010 met de helft; De onderwijsachterstanden bij twee- tot zesjarigen moeten worden bestreden door de helft van deze kinderen taalprogramma’s te geven; Bij een kwart van de achterstandsleerlingen moet de taalachterstand verdwijnen. Verder geeft de agenda nog enkele niet-gekwantificeerde doelstellingen, waaronder het inmiddels gerealiseerde recht op jeugdzorg. Als doel op het gebied van Justitie spreekt de Jeugdagenda over het verminderen van de jeugdcriminaliteit, met de vermelding dat daarvoor nog een concrete prestatiedoelstelling moet worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor het ‘versterken van de vitale rol van het onderwijs’, ‘bevorderen van inburgering en integratie’, ‘een effectieve aanpak en preventie van huiselijk geweld’ en het ‘bieden van een sluitend dagarrangement’. 80 Er valt een heleboel te zeggen over de aanpak van deze Jeugdagenda, o.a. door Operatie JONG. De kern van mijn verhaal is dat we als samenleving onvoldoende notie hebben van de tijdsgebonden vragen van onze kinderen. Ons publieke domein is voor wat betreft de jeugd nog veel te klassiek ingericht.
79
80
Voor een inhoudelijke verdieping: ‘Eenzaamheid en vervreemding’, Rudolf Steiner; Uitgeverij Vrij Geestesleven. Bron: Jeugdagenda Kabinet Balkenende; start Operatie JONG.
Besten:Scholten
162
03-09-2007
17:03
Pagina 162
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
Onderwijs. Het onderwijs moet worden omgebogen naar ervaringsonderwijs. De toekomst verschijnt in daden en ervaringen; niet in extrapolatie van het verleden.81 Jeugdzorg. De context van de jeugdzorg moet worden omgebogen in de richting van een ontwikkelingsklimaat in plaats van de huidige verrichtingencultuur.82 We zullen de kunst weer moeten (leren) verstaan om aan te sluiten bij de leefwereld van onze jongeren en daadwerkelijk interesse te hebben in plaats van aandacht te comprimeren tot ‘kwaliteitsuren’. Arbeid. Productiviteit in de arbeidsmarkt: investeren in de jeugd. Waar zijn de opleidingen richting nieuwe ambachten? Overheid. Operatie JONG; deze zou niet alleen politiek-bestuurlijke knelpunten moeten oplossen, maar vooral ook inhoudelijke, zoals de inrichting van het onderwijs en het anonieme leefklimaat in de openbare ruimtes. Daarmee bedoel ik niet alleen de fysieke ruimtes. Op alle vier domeinen pleit ik voor ‘aansluiten’: aansluiten bij de jeugd, ze niet loslaten, niet dwingen. Aansluiten bij de jeugd is aansluiting vinden bij onze gezamenlijke toekomst. Je kunt als overheid en samenleving van alles bedenken over de toekomst, geweldige scenario’s ontwikkelen, maar de kiem voor de werkelijke toekomst bevindt zich direct onder onze neus; de jeugd heeft nog steeds de toekomst. Wellicht is de benoeming van een aparte minister voor Jeugd en Gezin83 een eerste stap in de goede richting.
De titel van dit boek is ‘Niet zonder ons…’ In een eerste uitleg gaat het er daarbij om, dat deze kinderen en jongeren niet zonder ons kunnen.
81
82
83
Noot: Wie haalt het tegenwoordig nog in zijn hoofd om 30 pubers (internetgeneratie) in een stinkend lokaal te zetten en frontaal te confronteren met een docent die (kwaliteiten van) het verleden doceert? Het huidige paradigma onder de langdurige zorg in Nederland: Paradigma’s zoals ‘ondersteunen in tekorten’ en het ‘zo-zo-zo’beleid, schieten tekort. Zorg (en jeugdzorg) is meer dan het verrichten van een aantal verstrekkingen en benoemen van functies. André Rouvoet 2007.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 163
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
163
Is de omkering van ‘Niet zonder ons…’ niet veel belangrijker? Namelijk dat wij, de volwassenen, de samenleving, niet zonder deze jongeren kunnen? Dat wij geen toekomst zonder hen hebben? Wat is de betekenis van dit alles voor het bijzondere werkgebied van de zorg voor kinderen en jongeren die met een diversiteit aan problemen kampen en aangewezen zijn op langdurende zorg? In voorbije decennia hebben we kinderen en jongeren met problemen (van welke aard dan ook) bij voorkeur ondergebracht in speciale voorzieningen, veelal instellingen. Onder bijzondere omstandigheden84 werd een eigen leefstijl en gemeenschapsvorming ontwikkeld. Daarbij was vaak sprake van een bepaalde afzondering van de samenleving. In tegenspraak met wat je in een eerste opwelling zou zeggen is daar nu nog veel meer sprake van! Tegenwoordig zondert de samenleving kinderen met problemen nog veel meer af; niet zozeer in fysieke zin, maar wel in levensomstandigheden.85 We zonderen ze af in indicaties, in bekostigingssystematiek, in contractering van zorg bij het Zorgkantoor, in instellingsprotocollen, in IZA’s86 en noem maar op. Er is een uiterst complex en gevarieerd beleidsdomein rond de jeugdzorg ontstaan. Wat denkt u van de ontwikkeling van Brede Scholen, van Operatie JONG, de nieuwe Wet op de Jeugdzorg, de WMO en de komende Centra voor Kind en Gezin. Er zijn een bestuurlijk-organisatorische en een publiekswerkelijkheid ontstaan binnen de jeugdzorg en die werelden lopen ver uiteen! Alle mooie verhalen over emancipatie en integratie ten spijt: ik ben van mening dat door de huidige inrichting van de zorg er een sterkere segregatie op gang is gekomen dan tien jaar geleden. Wellicht zijn we erin geslaagd om de kinderen met zorgvragen beter fysiek te integreren. Echter op het gebied van omstandigheden, voorwaarden en perspectieven (welk toekomstperspectief?) worden zij gesegregeerd. Ook voor de jeugd geldt dat we leven in een samenleving voor de high potentials.
84 85
86
Cultuureilanden; Prof. B. Lievegoed. / Ik dacht dat ik uit logeren ging; MGM productie. In 2005 was de actie in de Limbugse villawijk volop in het nieuws. Villabewoners trachten met juridische middelen de komst van een groep verstandelijk gehandicapten in hun wijk tegen te gaan (Volkskrant 23 april 2005). Intramurale Zorg Arrangementen.
Besten:Scholten
164
03-09-2007
17:03
Pagina 164
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
Daarnaast lijken ook ontwikkelingsstoornissen en sociale vraagstukken onderworpen aan de tand des tijds. Wanneer je de waarnemingen van de vele groepsleid(st)ers goed beluistert, krijg je een beeld van differentiatie van bestaande leef- en zorgvragen. Dat komt overigens overeen met een algemeen maatschappelijk beleven van differentiatie en fragmentatie.
Ik liep eind 2005 met een wethouder over het terrein van de Michaelshoeve en kwam daar Jos Glaap tegen. Jos werkt met de meest intensieve groep op de Michaelshoeve. Zijn kernkwaliteiten (voor zover ik die kan inschatten) zijn inlevingsvermogen, sociale vaardigheid en humor. Jos vertelde dat er steeds meer kinderen zijn die, zoals hij dat noemde, ‘moraliteitsblind’ zijn. Hij schetste tevens wat dat impliceert voor aanpak en bejegening. Door zijn verhaal heen hoorde ik hoe belangrijk het voor de hedendaagse groepsleider is om sociaal inzicht te hebben, maar vooral ook om sociaal bekwaam te zijn. Dit alles in ogenschouw genomen, wordt het belang van vernieuwde aandacht voor de inhoudelijke uitgangspunten van de 24-uurszorg des te nijpender. Er is hernieuwde aandacht voor de vorming van gezinshuis- en gezinsgroep-concepten. Er ontstaan nieuwe vormen van therapieën. Groepsleid(st)ers ontwikkelen in de praktijk van het dagelijkse leven nieuwe noties inzake aanpak en zingevende ontmoetingen. Tussen zorg en onderwijs groeit het gezamenlijke besef van het concept van één kind, één plan. De omstandigheden binnen de zorg voor kinderen die uit huis geplaatst zijn, de bezuinigingen van de afgelopen tien jaar, de toename aan complexiteit van zorgvragen en de kritische houding van direct betrokkenen, doen een enorm appèl op de individuele groepsbegeleid(st)er en gezinshuisouder om zelfstandig het eigene van ieder kind te leren begrijpen. De groepsleid(st)ers en gezinshuisouders staan onder grote druk om beroepsvaardig te zijn en om individueel professioneel handelen te verbinden met grote betrokkenheid. Dagelijks werken aan een praktijk van heelheid… Het lijkt soms op roeien tegen de stroom in. Gelukkig weten we dat je tegen de stroom in moet roeien om bij de bron te komen. Daarbij is het wellicht goed om de woorden voor Henry Ford nog weer naar voren te halen:
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 165
165
11. MAATSCHAPPELIJKE VERANTWOORDING
‘Ik richt me op eenvoud. Mensen bezitten over het algemeen vrij weinig en zelfs de eenvoudigste basisbehoeften zijn enorm duur (laat staan de luxe-artikelen waarop naar mijn mening iedereen recht heeft), omdat bijna alles wat we produceren complexer is dan nodig. Onze kleding, ons voedsel, ons interieur – alles kan veel eenvoudiger dan nu het geval is en het zou er bovendien beter uit kunnen zien.’ Henry Ford 87 Eén van de ondertitels van dit boek is ‘Hand in hand: Betrokkenheid, professionaliteit en ondernemerschap.’ Die kernkwaliteiten leiden tot onderstaand slotkader voor de gezinshuisouder: INHOUD DOMEINEN Betrokkenheid Presentie Professionaliteit Pedagogisch concept
Empowerment Ondernemerschap Duurzaam ondernemerschap
87
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Onvoorwaardelijk betrokken
Ruimte scheppen / identiteit versterken
Het leven delen Civil Society
Maximale toenadering met de maximale distantie Zelfbeschikking
Doe-gericht
Opleiding/ begeleiding
Betekenis en competentie
Invloed
Duurzame verbindingen Samenwerking zoekend
Zelfvoorzienend Nieuwe economische activiteiten
Integraal ontwerpen
Henry Ford, Ford on Management 1929.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 166
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 167
Tot slot Ik heb getracht het concept van gezinshuizen in een volledig en samenhangend perspectief weer te geven met het vigerende jeugdbeleid. Daarnaast heb ik getracht een tijdsgebonden context te schetsen en de dwingende noodzaak tot het beter leren begrijpen van kinderen en jongeren in zijn algemeenheid en in het bijzonder binnen de zorg voor kinderen en jongeren ‘aan het eind van de keten’. Daarvoor is verbinding, betrokkenheid en dan vooral in professionele zin van doorslaggevend belang. Verbinding, betrokkenheid en professionaliteit, zowel in methodische zin als op het gebied van de bedrijfsvoering. Niet alleen voor de betreffende jongeren. Ook voor onze samenleving, waarin vernieuwende initiatieven ten aanzien van sociale betrokkenheid
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 168
168
TOT SLOT
broodnodig zijn. Initiatieven die het leven van verschillende mensen in elkaars verlengde durven brengen. Gezinshuizen zijn inspirerende samenlevingsvormen. We moeten de moed weer opbrengen te willen aansluiten bij de ander; aansluiten, aansluiten en nog eens aansluiten…
‘Niet zonder ons’, zingt Ramses Shaffey, vijftien keer… Ik denk dat ‘ontgroenen’ een veel groter maatschappelijke vraagstelling is dan ‘vergrijzen’. Ik maak mij zorgen over het ontbreken van echt inhoudelijke beleidsnoties in het publieke domein aangaande de jeugd en vooral de jeugd met ontwikkelingsvragen. Daarom is het o zo belangrijk dat nieuwe en vooral verbindende concepten worden gezocht en gevonden, juist voor kinderen ‘aan het eind van de keten’. Hoezo ‘de jeugd van tegenwoordig’? Het zijn onze jongeren! Ubuntu Het diepgewortelde Afrikaanse gevoel dat menselijke waardigheid alleen ontstaat door de waardigheid van anderen te respecteren. En respecteren betekent dan niet van een afstand welgevallig kijken naar de ander, maar participeren, present zijn en meedoen. Ubuntu betekent ook ‘I am what I am because of who we all are.’
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 169
Literatuur
Antonovsky, A.: Unraveling the mystery of health 1987. Baars E. e.a.: Goede zorg 2005. Baart A.: Een theorie van de presentie 2004. Bekman A.: Bewogen organisaties 1998. Boer de, N.: Maatschappelijk ondernemen in de gezondheidszorg 1999. Boszormenyi Nagy, I.: Grondbeginselen van de contextuele benadering 2002. Bos L.: Vraagbakens 2000. Delden van, P.: Publieke dienstverlening in de markt 2001. Ford, H.: Ford on Management 1929. Gieles, F.: Groepsleider een vak apart 1981. Harder, A. e.a.: Residentiële jeugdzorg in beeld 2006. Jaworsky, J.: Synchroniciteit 1998. Koch R.: Het 80/20-principe 1997. Liefde de, W.: African tribal leadership voor managers: van dialoog tot besluit 2002/2005. Lieshout van, J.: Gezinshuizen model en methodiek 1984. Lievegoed, B.: Lezingen en essays 1987. McFall, R.: A review and reformulation of the concept of social skills 1982. Most van der, e.a.: Hechting en therapeutische pleegzorg 2001. Neumann, E.: Ethiek voor de toekomst 1948.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 170
170
LITERATUUR
Quinn, R. e.a.: In het belang van de zaak 2002. Reinders J.S.: Ethiek in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap 2000. Skinner, F.: Science and Human Behavior 1953. Steiner, R.: Genezend opvoeden 1997. Steiner, R.: Eenzaamheid en vervreemding 1983. Senge, P.: De vijfde discipline 1992. Slot, W. e.a.: Handleiding Kursushuis-methodiek 1993. Tronto, J.: Moral Bouderies. A political argument for en ethic of care 1993. Vries de, A.: Onderzoek in eigen werk 1996. Womack, J. e.a.: Handboek Lean solutions 2005.
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 171
Concept Gezinshuis.com CONCEPT GEZINSHUIZEN BRONNEN
Identiteit
Sociale realiteit
Inspiratie Vermogens Vaardigheden
Werkwoord: Gezin-zijn In-leven Menskunde Professionaliteit Empathie Wie ben je?
Ervaringsleren Mee-leven Sensitiviteit Betrokkenheid
Werkvraag
Economische realiteit
Burgerschap Samen-leven Het leven kunnen delen Ondernemerschap Hoe gaat het met je? Wat kan ik voor je doen?
NIEUWE CONTEXT Focus
Identiteit versterken
Vermogens Vaardigheden
In-leven Present zijn
Sociologische basiswet Mee-leven Ruimte scheppen
Burgerschap praktiseren Samen-leven Inclusief handelen en denken
INHOUD DOMEINEN
Identiteit
Sociale realiteit
Economische realiteit
Leefstijl • Salutogenese
Leven met visie
Aansluiten bij het gezonde Aansluiten, aansluiten, aansluiten
Ritme, voeding, omgang Het leven delen
• Presentie Pedagogiek • Ontwikkeling • Burgerschap
• Transcultureel Methodiek • Contextueel • Competenties
Onvoorwaardelijk betrokken
Iedereen heeft talenten Stimuleren Bewustworden Meedoen Acceptatie Relationeel wezen
Diversiteit
Uitdagen Verantwoordelijkheid aanleren Aansluiten
Meervoudig partijdig Afstemmen en ondersteunen Iedereen heeft talenten Stimuleren Leren
Besten:Scholten
03-09-2007
17:03
Pagina 172
172
CONCEPT GEZINSHUIS.COM
BEDRIJFSVOERING Werving en selectie • Transferium Serviceprogramma • Campus
• Community
Iedereen heeft talenten
Op waarde schatten Inzetbaar
Wereldburger worden
Een groot netwerk delen Een groot netwerk delen Dit kunnen we bieden
Zomer- en weekend programma Virtueel netwerk
• Portfolio
Betrokken wereldburger Dit zijn we
• Lokale steunstructuur
NFE
Actieve ondersteuning
Lokaal netwerk
Betekenis geven
Stimuleren
Uitwisselen
Talent ontwikkelen Meesterschap ontwikkelen
Leren Ervaringsleren
Programma op maat Vakgroep
Kennisprogramma • Databank • Kennisuitwisseling Academie • Starters • Ondenemers
Bedrijfsvoering • Ondernemingsplan Dit zijn we Kenbaar maken • Managementsysteem Tijd en ruimte inrichten Voorzorg • Franchise formule Aansluiten bij Erbij horen mogelijkheden
Wat kunnen we voor je doen
Dit doen we Cyclisch werken Werkkader