Examenvragen Architectuur- en techniekgeschiedenis: 19e en 20e eeuw 1. Was art nouveau het begin van de avant garde of het einde van de 19e eeuw? De art nouveau kan op beide manieren geïnterpreteerd worden. Enerzijds als de ‘fin de siècle’ van de zogenaamde ‘belle époque’. De bourgeoisie beleefde hier haar laatste bloei, wat cultuurhistorisch samenvalt met de burgerlijke cultuur die in ontbinding trad na in het neoclassicisme zowat alle stijlen geconsumeerd te hebben en dus een eigen soort rococo koesterde. Hier wordt de art nouveau gezien als de laatste uitspatting van een neergaande cultuur. (Marxistische historici) Anderzijds wordt de art nouveau erkend als de eerste avant garde beweging, als het optimistische begin van de 20e eeuw. De art nouveau werd namelijk gedragen door progressieve bourgeoisie die overtuigd waren dat de huidige tradities op instorten stonden. Ze zetten zich af van de eclectische stijltraditie, die volgens hen een uitdrukking was van het cultureel verval. De aanvang van de 20e eeuw zou het begin markeren van een nieuwe samenleving gegrond op gelijkwaardigheid, vrijheid en een nieuwe dynamische harmonie. De nieuwe kunst moest dit afbeelden waardoor men koos om zich te inspireren op de natuur. (kubisme van Cézanne)
2. Waarom zijn begrippen als ‘neoclassicisme’, ‘neogotiek’, ‘modernisme’ en ‘postmodernisme’ zowel een handig hulpmiddel om architectuurhistorische evoluties te bespreken als problematisch? Deze termen zijn handig om gebouwen met een bepaalde stijl aan elkaar te linken en deze ook te linken aan de periode waarin deze gebouwd zijn. Dit is natuurlijk op zich ook problematisch doordat men geneigd is om elk gebouw één van deze termen toe te kennen, wat soms niet echt mogelijk is. Sommige woningen kunnen kenmerken van 2 verschillende periodes dragen en zijn zo dus moeilijk te ‘labelen’ (VB???) Het situeren van een bepaalde architectuurvorm in de tijd brengt ook als problematiek mee dat de meest dominante vorm de minder gebruikte vormen gaat overschaduwen. Hierdoor krijgt men een erg vertekend beeld van de architectuurgeschiedenis waarbij het lijkt dat elke periode kan gelinkt worden met één architectuurvorm wanneer er eigenlijk verschillende stijlen naast elkaar bestonden. (VB???)
3. Neorenaissance en neogotiek staan lijnrecht tegenover elkaar. Verklaar. Ze zijn enerzijds gelijkaardig omdat ze beide stromingen zijn die teruggrijpen naar oude vormen, maar de ideologie achter de keuze van de vormen staat lijnrecht tegenover elkaar: Neorenaissance: (staat in hetzelfde kamp als neoclassicisme) - Kwam iets vroeger tot stand dan dan de neogotiek - Grijpt terug naar de vormen uit de renaissance bouwkunst, die op haar beurt teruggrijpt naar de bouwkunst van de Klassieke Oudheid (bouwkunst oude Grieken en Romeinen) - Ideologie: verwijzing naar de ideale maatschappij van de Klassieke Oudheid (meerdere goden) en het architecturaal vocabularium is een uniforme taal (internationaal) - Heeft eerder liberalistische aanhangers
Neogotiek: - Kwam iets later tot stand (als reactie op het heersende neoclassicisme, katholieke kerk wou haar macht terugwinnen) - Grijpt terug naar de vormen uit de gotische bouwkunst - Ideologie: verwijzing naar de middeleeuwse cultuur met haar christelijke overtuiging (één god) en volknationalisme (eerder nationaal) - Heeft eerder Christelijke aanhangers
4. Leg het assimilatie- en receptieproces uit. Via welke mechanismen is dit tot stand gekomen? Receptie: ideeën klakkeloos overnemen zonder eigen inbreng Assimilatie: ideeën als inspiratie gebruiken voor eigen ontwerpen met eigen inbreng Tot stand gekomen door persoonlijke uitwisseling (bv: onderwijs), administratieve instantie via overheidsarchitectuur en -normering en architectuurliteratuur (bv: Gouetghebeur, Choix des monuments …)
5. Bespreek de art nouveaustijl aan de hand van de Vitruviaanse triologie. (Vitruviaanse triologie: vorm, functie, constructie) Vorm: Biomorfe vormen, geïnspireerd op zichtbare vormen van de (vegetale) natuur, maar dit keer niet als wetmatigheid binnen de klassieke stijltraditie, maar als rationale keuze. De natuur werd als uitgangspunt gebruikt om gestalte te geven aan een nieuwe, ‘op natuurlijke wijze’ georganiseerde maatschappij (met waarden als vrijheid en verlichting) en om de mens dichter bij de natuur te brengen. Ruimtelijkheid, dynamische ruimtes. Licht is belangrijk, denk aan zenitaal licht (licht dat loodrecht de kamer binnenkomt) - Door middel van dit zenitaal licht (bv) glas in loodkoepel) konden ook centrale gedeeltes van een woning belicht worden. Functie: De functie is belangrijker dan de vorm, de noden en de levenswijze van de eigentijdse gebruiker staan centraal. Constructie: Gebruik van nieuwe materialen en technieken uit de industrie (gietijzer, staal, open ijzerconstructies, glas in lood), die dit keer ook zichtbaar worden gebruikt. (Art nouveau: ontstaan in Brussel, eind 19de eeuw)
6. Het modernisme kan beschouwd worden als een sociale architectuur ? De modernistische architectuur was nauw verbonden met het socialisme (de ‘rode architectuur’). Er was meer aandacht voor de minder bedeelden, dit werd gerealiseerd met de bouw van sociale woningen, studentenresto’s/-woningen, kinderdagverblijven (vooral hoogbouwprojecten waarbij de gemeenschap primeerde).
7. Hoe werd het modernisme verspreid?
- Bouwpraktijk, concrete realisaties - Inrichting van een eigen architectuuronderwijs (Bauhaus: Walter Gropius - Dui, La Cambre: Henry Van de Velde - Brussel, en lessen Berlage aan de ULB). Er werden ook zomercursussen en bijscholingen georganiseerd. - Architectuurtentoonstellingen - Congressen, zoals het CIAM (Congrès Internationaux d’Architecture Moderne) → EVOLUTIE via studenten, onderwijs - maatschappij = stedenbouwkundig denken. (*) CIAM = Internationale vereniging van moderne architecten die in 1928 op initiatief van Le Corbusier werd opgericht om de moderne architectuur en stedenbouw met vereende krachten te ontwikkelen en te bevorderen. Bij de oprichting werd door 24 architecten de ‘Verklaring La Sarraz’ ondertekend (inhoud: uitgangspunt voor eigentijdse architectuur en stedenbouw moet gerelateerd worden aan politieke, economische en maatschappelijke realiteit).
8. Leg de evolutie van het architectuuronderwijs in de 19e – 20e eeuw uit. Breuk in 1750: verlichting. Wetenschap kreeg een alsmaar belangrijkere rol bij de mensen en in de maatschappij en dit had ook zijn invloed op het onderwijs. Ontstaan van scholen die (architect)-ingenieursopleidingen aanboden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ingenieur en architect. Vroeger was dit niet zo, er bestonden slechts 3 opties: - in de leer bij de meester - leren door praktijk op de werkvloer zelf - academies (kunst)
9. Leg uit: Historisme Stroming in de 19de eeuwse architectuur waarbij men bewust terugblikt op het verleden en decoraties ontleend aan vroegere stijlperioden, dit ondanks de enorme ontwikkeling van de techniek. Deze ontstond door de opkomst van de architectuurgeschiedschrijving. Dit uit zich in verschillende neostijlen en later ook eclectisme. De neostijlen werden gebruikt als religieuze en politieke uitingen en als bevestinging van de status.
10.Leg uit: Unité d’habitation = Prottype wooncel en sociale architectuur: aaneenschakeling van units (immeubles villas), in de hoogte bouwen, ‘stad’ in een stad (ville contemporaine) met een een maatschappelijk relevante visie nl. ontwikkeling van een nieuwe, constructieve en functionele architectuurtaal vanuit een maatschappelijk project en vanuit het geloof in de revolutionaire kracht van architectuur en stedenbouw. Dit wordt toegepast op grote schaal (=sociale woningbouw) en wordt verspreid via tijdschriften, congressen,boeken, … In marseille werd de start van het project aangekondigd vanaf 1947: - pilotis: contact, sociale ontmoetingsplaats, overdekte gemeenschapplijke ruimte - open terrassen met kleuraccenten (=kunstig leefbaar zonneeffect)
- zeer kleine appartementen - minimale woonruimte: oplossingen dmv. mezzanine en schuifwanden waardoor men bv) overdag de slaapkamers kan openzetten
- circulatie langs buiten nl. overdekte passerellen die eveneens dienst doen als sociale ontmoetingsplaats → dit gaat gepaard met het gebruik van duplexen (circulatie en toegang tot appartementen om de 3 verdiepingen) - 16 prototypes van appartementen (gezin, koppel, alleenstaand, …) - brutalisme
11.Leg uit: Style Belge De art nouveau werd door sommige, Franse schrijvers ‘le Style Belge’ genoemd, omdat zij meenden dat deze stijl zijn oorspron gin België kende. Zij hadden gelijk want de art nouveau kwam voor het eerst voor in een ontwerp van Victor Horta in Brussel. De art nouveau bracht tevens België architecturaal op de kaart, met pionier Victor Horta.
12.Leg uit: DOM-INO Patent gewapend beton door frans-belgisch ingenieur Francois Hennebique, een betonspecialist, Deze DOM-INO wordt een prototype voor moderne architectuur. In 1914 ontwikkelde le Corbusier le Maison DOM-INO samen met zwitsers ingenieur Max du Bois, het model bestaat twee horizontale platen van gewapend beton, ondersteund door draagkolommen die zorgen ervoor dat de gevels en tussenmuren geen lasten meer moeten dragen dwz. het model bevat volledige vrije gevel, een vrije indeling is dus mogelijk -> Dit komt eveneens overeen met één van de 5 pijlers van de moderne architectuur: La facade libre en is een verdere uitwerking van plan libre. Maison DOM-INO is een voorbeeld van betaalbare geprefabriceerde wederopbouw van woningen na de verwoestingen van WOII. Het model is nooit uitgevoerd maar heeft wel zijn invloed uitgeoefend op de verdere ontwikkeling van de moderne architectuur.
13.Leg uit: Bauhaus Oorspronkelijk een kunstnijverheidsschool die in 1919 te Weimar (Duitsland) werd opgericht door Walter Gropius (tevens eerste directeur), op voorstel van Herny Van de Velde. Men wou alle aspecten van architectuur samenbrengen (geen scheiding meer tussen kunstscholen en ingenieursopleidingen) en de modernistische ideeën doorgeven (bestaande scholen waren te conservatief).
14.Leg uit: Plan libre Het betonskelet gebaseerd op dat van le maison DOM-INO verlicht de tussenmuren, die eventueel aanwezig zouden zijn, van hun dragende functie. Door het ontbreken van de normale dragende muren is de woning over elke verdieping vrij indeelbaar. Dit is eveneens een zeer economische oplossing - men kan nu elke centimeter gebruiken en dit bespaart geld, je verliest namelijk geen ruimte meer door de vele draagconstructies en vooral dragende muren. Met een kleinere bouwoppervlakte kan je meer ruimte creëren dan voorheen.
15.Leg uit: Ijzeren gotiek Volgens mij wordt hiermee de heropleving van de gotiek in de 19de eeuw bedoeld, ook wel neogotiek genoemd. Bouwwerken worden net als voorheen met een gotische vormentaal
opgetrokken, waarbij nieuwe materialen en productiemethoden, passende bij het historisch referentiekader, toegepast werden, zoals het gebruik van ijzer en glas.
16.Leg uit: Johann Joachim Winckelmann (1717 – 1768) - Duitsland - Archeoloog, kunsthistoricus - Homoseksueel - Maakte studies over de klassieke kunst → wordt ‘grondlegger archeologie’ genoemd - Voorstander Griekse beschaving - Spilfiguur Historisme - Publicatie: Thoughts on the Imitation of Greek Works in Painting and Sculpture (1755) - Quatremère de Quincy: klassieke architectuurtaal beantwoordt aan de eeuwige wetten van het schoonheidsideaal. (ideologische verantwoording voor classicisme)
17.Leg uit: The True Principles of Pointed or Christian Architecture (1841) Publicatie van Pugin (op z’n Engels uitspreken!), voorman van de katholieke, neogotische beweging in Engeland (hij ontwierp o.a. het interieur van het Palace of Westminster Abbey). Het gaat over een eerste samenvatting van de hoofdprincipes van de neogotiek het werd in België bekend via de Franse vertaling Thomas Harper King). Pointed architecture gaat vooral over de spitsbogen, eigen aan de gotische cultuur. Uit de titel kan ook afgeleid worden dat de gotiek de taal was van de christelijke ideologie.
18.Leg uit: Battle of styles: Term die gebruik wordt voor het conflict tussen aanhangers van het neoclassicisme en de neogotiek. Het conflict is vooral een ideologisch conflict, waarbij architecturale vormen die aansluiten bij bepaalde ideologieën ingezet worden om zich te uiten. Neoclassisisme: vormen uit de Klassieke Oudheid (bouwkunst oude Grieken en Romeinen), als inhoudelijke verwijzing naar de ideale maatschappij van de Klassieke Oudheid (meerdere goden), met eerder liberalistische aanhangers. Neogotiek: vormen uit de gotiek, als inhoudelijke verwijzing naar de middeleeuwse cultuur met haar christelijke overtuiging (één god), eerder christelijke aanhangers.
19.Leg uit: Les cinq points d’une architecture nouvelle Publicatie van Le Corbusier (1926), waarin hij zijn eigen vormelijke, functionele en constructieve opvattingen over architectuur samenvat. - Pilotis: = deel van het skelet - in de hoogte bouwen, vochtproblemen vermijden, plaats voor ontmoeting creëren, tuin loopt als het ware onder de woning door. - Les toits- jardins (daktuinen): principe van platte daken - Deze daktuinen kwamen enkel tot uiting in grote sociale woningbouw, recuperatie van de ingenomen bouwgrond, in de gedachte van ‘alles is van de gemeenschap’. - Le plan libre: zie vraag 14 = ornamentele architectuur, scheiding dragende kolommen en vrijstaanden binnenwanden
- Le fenêtre en longeur: bandramen maar ook hoekramen waren mogelijk owv. geen dragende gevels - La facade libre (vrije gevels): aanvulling van le plan libre, maar dan verticaal → al deze vijf pijlers zijn een resultaat van een betonskelet gebaseerd op dat van le maison DOM-INO (vraag 12) dat de dragende structuur volledig overneemt en elk van deze 5 punten omwille van diezelfde reden mogelijk maakt, vooral: vrije indeling, vrije gevels en bandramen.
20.Leg uit: Christelijke architectuur Katholieke kerk heeft geen (staats)macht meer sinds burgelijke revolutie. Gotische architectuur wordt gezien als een collectieve uitdrukking van de christelijke overtuiging van de middeleeuwse samenleving. (‘Ideale’ christelijke samenleving) Neogotische architectuur: voorafbeelding nieuwe, christelijke maatschappij van de 20e eeuw. Proces ontwerpen en bouwen = model voor de reorganisatie van de eigentijdse maatschappij. Verzameling van ambachtslui. Naar middeleeuws model van de ambachtsgilden kiest men voor een corporatieve herinrichting van de maatschappij. Zo werden er ook een reeks van instituties opgericht om deze visie te kunnen realiseren. In de reeks Sint-Lukas scholen staat de praktijkopleiding in het atelier namelijk centraal. Schilderkunst en beeldhouwkunst worden beschouwd als toegepaste kunsten ten dienste van de architectuur.
21.Villa savoye Ontworpen door Le Corbusier Behoort tot het modernisme + eigenschappen modernisme geven Evolutie in het plaatsen van de functies: eerste stap: random aaneenschakeling van de functies dan gaat hij in die rechthoek gaan werken later: plaatsing van de functies beter uitwerken Mening villa savoye: uitwerking het best gelukt Maison DOM INO hieraan linken + 5 pijlers van de nieuwe architectuur
22.Leg uit: Pierre-Jaques Goetghebeur Schreef het synthesewerk ‘Choix des monuments, édifices et maison les plus remarquables du royaume des pays bas’ in 1827. Dit is een verzameling van ‘Nationale’ architectuur bekomen door het assimilatieproces van de Franse architectuur.Hiij streefde ook naar het behoud van deze monumenten en was hierdoor een pionier in de monumentzorg.
23.Leg uit: Vormpluralisme Synoniem voor eclectisme; een term die ontstond in Duitsland, omstreeks het midden van de 19de eeuw, afgeleid van het Griekse werkwoord ‘ek-legien’ (=uitkiezen). Eclectisme is eerder een houding dan het stijl, het stelt dat alles wat in historische architecturen kan beantwoorden aan de eigentijdse eisen van functionele en constructieve rationaliteit bruikbaar is voor een volwaardige, eigentijdse architectuur, het is een reactie op de zuivere neostijlen en een
zoveelste poging in het zoeken naar een eigentijdse, 19de-eeuwse architectuur. (César Daly = voorstander eclectisme, hij publiceerde een illustratie waarin hij het eclectisme voorstelde als een stoomlocomotief met op de wielen geschreven ‘le vrai, le bien, le beau’, die verrijst als ‘de’ oplossing, die de zuivere neostijlen volledig achter zich laat)
24.Leg uit: Architraaf Een architraaf (Grieks archi (ἀρχι), voornaamste, hoofd en Latijn trabs, balk) of epistyle is de onderste dragende balk in het hoofdgestel. De architraaf werd voornamelijk gebruikt in de bouwkunst uit het Midden-Oosten, de Griekse en Romeinse architectuur. Bij architraafbouw wordt de druk, het gewicht van de muur of van het plafond, loodrecht naar beneden afgevoerd. Vb) Parthenon in Athene. Nadeel van architraafbouw is dat het bouwwerk niet in staat is om horizontale krachten op te nemen. Dit maakt het zeer gevoelig voor aardbevingen. In het zeer aardbeving gevoelige Mesopotamië maakte men daarom gebruik van het vorkkapiteel. Een ander nadeel is dat de natuursteen, waarvan de architraaf is gemaakt, geen grote trekkrachten kan opnemen, met als gevolg dat een architraaf maar voor kleine overspanningen gebruikt kan worden.
25.Leg uit: Team X (uitspreken als ‘team ten’!) Groep Modernistische Europese architecten met een grote invloed in de jaren ‘60 en ‘70, die zich afgescheiden hadden van de CIAM (ze verklaarden het dood en gingen door met hun eigen groep). Ze vormden tevens een reactie op het modernisme door te stellen dat het modernisme een gebrek vertoont aan monumentaliteit. Team X ging ten onder toen het architectuurdebat zich meer begon te richten op postmodernistische vraagstukken.
26.Waarom was het boek ‘Choix des monuments, édifices et maison les plus remarquables du royaume des Pays-Bas’ zo belangrijk in de Belgische architectuurgeschiedenis? ‘Choix des monuments, édifices et maison les plus remarquables du royaume des Pays-Bas’ is een synthesewerk van de Gentse architect Goedghebeur, uit 1827. Het is een verzameling van de belangrijkste monumenten en andere bouwwerken van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden, die Goetghebeur beschouwde als een samenvatting van de ‘Nationale’ architectuur. Deze kon als leidraad worden gebruikt voor de nieuwe architectuur in België binnen het historisme, om het in 1830 onafhankelijk wordende België een eigen gezicht te geven.
27.Leg uit: Dorische Zuil De Dorische zuil is het meest typische kenmerk van de Dorische Orde. Dit is de oudste van de 3 meest bekende Griekse bouworden. Bovenop de zuil rust de architraaf waarop dan de fries wordt aangebracht. Deze zuil steunt niet op voetstuk maar gewoon op de trap. Bij de oudste, archaïsche tempels (vb. in Paestum) vertoonde de Dorische zuilschacht naar het midden toe een lichte zwelling (éntasis), waardoor de zuil een karakteristieke sigaarvorm had. Bovenaan heeft de Dorische zuil een eenvoudig kapiteel bestaande uit een vierkante dekplaat (abacus) en een rond "kussen" (echinus). Dit kapiteel werd daarom een kussenkapiteel genoemd.
28.Leg uit: Vrije gevel De vrije gevel is één van Le Corbusiers ‘cinq points d’une architecture nouvelle’. Het gaat over het principe van een vrij indeelbaar plan, mogelijk gemaakt door het gebruik van een betonskelet (Maison DOM-INO), dat ervoor zorgt dat dragende kolommen en vrijstaande buitenwanden van elkaar kunnen worden gescheiden.
29. Bespreek deze gebouwen aan de hand van de Vitruviaanse trilogie (vorm, functie en constructie) 1. Koningsgalerij Eén van de drie met glas overdekte winkelgalerijen in Brussel die samen als de Koninklijke SintHubertusgallerijen (1845) aangeduid worden. Ze zijn ontworpen door J.P. Cluysenaer. Enkele weetjes: - In nummer 7 bevond zich ten tijde van de Belle Epoque de krantenredactie van La Chronique - Op de eerste verdieping ging de eerste publieke, betalende filmvertoning door in België, door de gebroeders Lumière Vorm: Classicistisch (Italiaanse renaissance). Functie: Winkelgallerijen, bedoeld als stijlvolle verbinding tussen de Grasmarkt en de Warmoesberg, om op die manier de oorspronkelijke straatjes die erg smerig en slecht befaamd waren te doen verdwijnen, ook andere functies, zoals een schouwburg (Koninklijke Schouwburg, nr. 32), kregen hier een plaats. Constructie: Modern dakgebint van ijzer en glas (eerste overdekte galerijen in Europa).
2. Pavillon suisse Vorm: In modernistische stijl, 1 van de eerste hoogbouwprojecten van le Corbusier → sociale architectuur, gebaseerd op kloosteropbouw (minimum aan individuele ruimte, maximum aan gemeenschappelijke ruimte), geïntegreerde kunst binnenin (verwijzing naar artistieke opleiding van Le Corbusier) Functie: In parijs nabij de universiteit had ieder land zijn eigen studentencomplex voor uitwisselingsstudenten, in dit geval zweden. Het gaat hier dus over studentenwoningen/koten.
Constructie: Minimale architectuur met toepassingen van les 5 points d’une nouvelle architecture: - pilotis: gemeenschap van de grond - ontmoetingsplaats, feestjes,... - vrije gevel - buismeubilair en industrieelmateriaal en mass ( → economie en industrie moeten hervormen) - minimale oppervlakte → beperkt aan eigen ruimte, maximum voor de gemeenschap (Momenteel zijn de meeste kamers per twee samengevoegd, op enkele ‘museumkamers’ na)
3. Centraal station Antwerpen Vorm: Eclectisme (dan gaat het vooral over het stenen stationsgebouw, ontworpen door o.a. Louis Delacenserie). Functie: Treinstation. Constructie: Stenen stationsgebouw in combinatie met stalen perronoverkapping (43m hoog), ontworpen door ingenieur van Bogaert. (functioneel en constructief rationalisme)
4. Hôtel van Eetvelde Vorm: In art nouveaustijl: Biomorfe vormen, twee lichtkoepels, onder één van deze lichtkoepels kwam een wintertuin die van Eetvelde kon gebruiken om met dure en exotische bomen uit Congo te pronken Functie: Gebouw om officiële ontvangsten te organiseren voor de politiek wereld, in opdracht van de toenmalige gouverneur van Belgisch-Congo, Edmond van Eetvelde Constructie: Nieuwe materialen en technieken uit de industrie toepassen (open ijzerconstructie, hangende staalconstructie in de gevel, glas in lood) maar ook exotische houtsoorten uit Congo → opdrachtgever draagt bij tot de architectuur (voordelen exotisch hout: goedkoop transport en via connecties en zachter materiaal → mooi voor Art Nouveau)
5. Muntschouwburg Vorm: (Laat) neoclassicistisch: portiek met ionische zuilen onder een klassiek fronton Functie: Concertzaal voor opera, ballet en klassieke muziek Constructie: Na de brand in 1855 werd het heropgebouwd door Joseph Poelaert, die hierbij ook gebruik maakte van gietijzer. Nog later werd het dak 10m verhoogd d.m.v. een betonnen constructie om o.a. een nieuwe toneeltoren te kunnen installeren.
6. Hôtel Tassel Vorm: In art nouveaustijl: Biomorfe vormen, woning wordt ‘opengebroken’ om licht binnen te brengen: uitstekende raampartijen in de gevel + centrale gang (waarrond de rest van de woning is opgebouwd) onder een koepel die zenitaal licht binnenbrengt (oplossing voor donkere middenruimtes). De woning heeft ook een centrale ingang, die op dezelfde as ligt als de centrale gang. Functie: Herenhuis voor Emile Tassel (professor beschrijvende meetkunde aan de ULB en naaste medewerker van Ernest Solvay), om een eigen stekje te hebben in Brussel, waar ook gasten konden ontvangen worden.
Constructie: Nieuwe materialen en technieken uit de industrie toepassen (open ijzerconstructie, gecombineerd met massieve steen, glas in lood). (Hôtel Tassel markeert het begin van de art nouveau)
7. Hortahuis Vorm: In art nouveaustijl: Biomorfe vormen, kamers geven uit op een met een glazen koepel bekroond trappenhuis, in de gevel past hij een soort van trompe d’oeuil toe: een scheiding tussen werk en privé die binnenin geleidelijk aan waziger wordt naar hogere verdiepingen toe door de keuze van één trappenhal (goede klanten mochten de salon binnen en blijven eten, tekenaars mochten de keuken gebruiken) Functie: Combinatie privé (links) en atelier (rechts) Constructie: Nieuwe materialen en technieken uit de industrie toepassen (open ijzerconstructie, glas in lood) (Hier bevindt zich momenteel het Hortamuseum)
8. Centraal station Brussel Vorm: ‘Versoberde’ art nouveaustijl, eerder neigend naar art deco (voornamelijk naar het interieur toe), oorspronkelijk ontworpen door Horta, afgewerkt door leerling Maxime Brunfaut Functie: Station (stop in de ondergrondse Noord-Zuidverbinding in Brussel) Constructie: Gebruik van hoogwaardige materialen zoals brons (deuren)
9.Sint Mariakerk te Schaarbeek Vorm: Eclectisme: versmelting van diverse elementen in een nieuwe originele architectuur in functie van moderne noden (Byzantijns-romaans), indrukwekkende koepel, groot timpaan in voorgevel Functie: Kerk Constructie: Combinatie rondbogen en spitsbogen