‘Du holde Kunst…’ De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw
College VII Dia 1 introductie Dia 2 Gustav Mahler (1860-1911) Oostenrijks dirigent en componist [maar geboren in Bohemen] - zeer drukke concertpraktijk o o.a. als muzikaal leider van de Weense Staatsopera en regelmatige gastoptredens in New York en Amsterdam → was bevriend met Willem Mengelberg (1871-1951) - componeerde overwegend in de zomervakanties - 1902: huwelijk met Alma Schindler (1879-1964) o componiste en kunstschilderes → was een slecht huwelijk, liet haar niet vrij haar artistieke talenten te ontplooien o kregen twee dochters: 1) Maria Anna (1902-1907) 2) Anna (1904-1988) → werd later beeldhouwer - is de directe voorloper van de 2e Weense School met Arnold Schönberg (1874-1951), Anton Webern (1883-1945) en Alban Berg (1885-1935) Dia 3 Gustav Mahler schreef een relatief klein oeuvre - 9 symfonieën o [10e symfonie bleef onvoltooid] o bleef min of meer trouw aan de klassieke symfonievorm, maar op de rand van de tonaliteit o grootse structuur (duren minimaal één uur) met maximale orkestrale middelen: een allesomvattende wereld sommigen ook met zang (nr. II, III, IV en VIII) → in navolging van Beethoven IX o voorzien van zéér uitgebreide dynamische tekens en getailleerde tempoen uitvoeringsaanwijzingen [bewerkte ook symfonieën van anderen, zoals Beethoven en Schumann] - diverse liedcycli
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
1
-
-
Das Lied von der Erde o 1908: 6-delige symfonie voor tenor, alt (of bariton) en groot orkest → première in 1911 in Zürich o.l.v. Bruno Walter (1876-1962) o zijn in feite zes orkestliederen op teksten van Hans Bethge (1876-1946) → oorspronkelijk afkomstig uit de Chinese gedichtenbundel De Chinese Fluit en uit het Frans vertaald: a) Das Trinklied vom Jammer der Erde → op een tekst van Li Tai-Bai b) Der Einsame im Herbst → op en tekst van Chang Tsi c) Von der Jugend → op een tekst van Li Tai-Bai d) Von der Schönheit → op een tekst van Li Tai-Bai e) Der Trunkene im Frühling → op een tekst van Li Tai-Bai f) Der Abschied → Mong Hoa-Ran en Wang Wie (+ Mahler zelf) o bewijs van zijn toenemende belangstelling voor oosterse mystiek o handelt over het afscheid nemen van vreugde en schoonheid in het leven o zeer grote (kleurrijke) orkestbezetting → orkestratie is diverse malen herzien door Mahler Das klagende Lied o cantate voor solisten, koor en orkest o gecomponeerd in 1879-1880 → grote revisie en première in 1901 o tegenwoordig wordt meestal de oorspronkelijke versie in 3 delen uitgevoerd → het 1ste deel was door Mahler in 1901 geschrapt.
Dia 4 Gustav Mahler liederen - schreef 42 liederen (= vaak een combinatie tussen lied en symfonie): 1) 1880-1889: Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit 2) 1883-1885: Lieder eines fahrenden Gesellen [tekst: Gustav Mahler] 3) 1892-1901: Des Knaben Wunderhorn [teksten verzameld door Clemens Brentano en Achim von Arnim] 4) 1901-1903: Rückert-Lieder 5) 1901-1904: Kindertotenlieder [tekst: Friedrich Rückert] - geen uitgesproken voorkeur voor grote dichters → behalve Friedrich Rückert o voor hem werd goede poëzie ontkracht als het op muziek werd gezet - de meeste in zowel een piano- als een orkestversie → pianoversie heeft al het (kleurrijke) idioom van een orkest - voorliefde voor beeldende woordkleuring o zeer beeldend (qua geluid en visueel in de partituur) door uitbeelding van dieren, natuurimitatie, legerelementen etc. - vaak uitgebreide voor-, tussen- en naspelen (in de trant van Schumann) → ter illustratie van tekst, muzikale ideeën en als extra dynamiek
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
2
Dia 5 Gustav Mahler Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit - [vaak met de toevoeging ‘aus der Jugendzeit’ → is niet van Mahler zelf en klopt ook niet t.a.v. de ontstaansperiode van deze liederen] - bestaat uit 14 liederen - gecomponeerd in de periode 1880-1889 en uitgegeven in drie bundels (1892): 1) volume I (1880-1881): 5 liederen op teksten van Richard Leander (18301889), Tirso de Molina (1571-1648) en Mahler 2) volume II (1888-1889): 4 liederen uit Des Knaben Wunderhorn 3) volume III (1888-1889): 5 liederen uit Des Knaben Wunderhorn o [vallen formeel niet onder de Wunderhorn-liederen uit de periode 1892-1902] - van origine liederen met pianobegeleiding o behoren tot de thans minder bekende Mahler-liederen o 1986 en 1987: sommige liederen uit deze reeks zijn georkestreerd door de Italiaanse componist Lucio Berio (1925-2003) Dia 6 ♫ Gustav Mahler - Nicht wiedersehen uit Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit tekst: anoniem → afkomstig uit Des Knaben Wunderhorn - droevig lied uit de 3e bundel (1888-1889) o een jonge man neemt afscheid van zijn geliefde, maar als hij na een jaar terugkomt is zij inmiddels van verdriet gestorven en begraven - combinatie van strofische en doorgecomponeerde vorm: A-B-C-B¹-A¹ Dia 7 Gustav Mahler Lieder eines fahrenden Gesellen - 1883-1885: cyclus van 4 liederen op teksten van Mahler zelf → gedeeltelijk overgenomen uit Des Knaben Wunderhorn 1) Wenn mein Schatz Hochzeit macht 2) Ging heut’ morgen übers Feld 3) Ich hab’ ein glühend Messer 4) Die zwei blauen Augen - over het lot dat iemand ten deel valt wanneer hij of zij een geliefde verliest o ‘fahrende Geselle’ (= zwerver) → symbool voor Mahlers eigen zwerversbestaan in de jaren 1881-1889 o [mogelijk ontstaan i.v.m. de onbeantwoorde liefde van operazangeres Johanna Richter] - thema’s uit de cyclus zijn verwerkt in Symfonie Nr. I in D gr.t. (‘Titan’) uit 1884-1888
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
3
Dia 8 ♫ Gustav Mahler – Wenn mein Schatz Hochzeit macht uit Lieder eines fahrenden Gesellen tekst: Gustav Mahler - baseerde de tekst op één van de gedichten uit Des Knaben Wunderhorn ‘Wann mein Schatz’ vorm: A-B-A → let op wisselend stemming- en sfeerpatroon per strofe - in de versie voor piano o historische opname door Dietrich Fischer-Dieskau (1925-2012) en Leonard Bernstein (1918-1990) in New York op 11 november 1968 Dia 9 Des Knaben Wunderhorn officiële titel: Des Knaben Wunderhorn. Alte Deutsche Lieder [De wonderhoorn van de knaap. Oude Duitse liederen] gedichtenbundels met Duitse volkspoëzie - uitgegeven in 3 delen tussen 1805-1808 in Heidelberg o [deel I in 1805 en deel II & III in 1808] o door de dichters / schrijvers Clemens Brentano (1778-1842) en Achim von Arnim (1781-1831) → bewerkten diverse teksten om een passend (rijm)ritme te krijgen en om de Duitse spelling tegemoet te komen o bevatten in totaal honderden gedichten - teksten hebben een verhalende, sprookjesachtige en soms religieuze inhoud o liefdes-, soldaten-, reis-, en kinderliederen etc. ontstaan van de Middeleeuwen tot in de 18e eeuw o echter: niet alles is volledig authentiek Von Arnim en Brentano hebben zaken veranderd en toegevoegd sommige zogenaamde Middeleeuwse liedteksten zijn eigenlijk in de 17e eeuw geschreven door o.a. dichters als Hans Jakob Christoffel von Grimmelshausen (1621-1676) en Simon Dach (1605-1659) Dia 10 Des Knaben Wunderhorn van grote invloed op de Duitse poëzie van de 19e eeuw - belangrijke bron voor de (geïdealiseerde) Duitse volksbeweging in de 19e eeuw → werd een uiting van Duits nationalisme o sloot aan bij de toenemende interesse voor geïdealiseerde folklore o in navolging van de volksliedtraditie die geïnitieerd was door Johann Gottfried von Herder (2e helft 18e eeuw) viel samen met de uitgaven van de legendarische sprookjes van de gebroeders Grimm - Goethe zei erover: “Dit boekje moet te vinden zijn in elk huis waar frisse mensen wonen, aan het venster, onder de spiegel of waar zang- en kookboeken ook plegen te liggen.” - zeer populair in brede kring → zowel bij intellectuelen als bij het gewone volk
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
4
o talloze gedichten op muziek gezet door bekende componisten als Weber, Mendelssohn, Schumann, Loewe, Brahms en Mahler Dia 11 ♫ Robert Schumann – Die Schwalben uit Liederalbum für die Jugend (opus 79, nr. 21) kort, strofisch duet op een anonieme tekst uit Des Knaben Wunderhorn - gecomponeerd (en uitgegeven) in 1849 - indicatie voor de populariteit van deze gedichten o Schumann die niet veel op had met volksliederen en –poëzie toonzette desondanks deze tekst op een volksliedachtige wijze de cyclus was bestemd voor de huiselijke sfeer van het gezin Dia 12 Gustav Mahler Des Knaben Wunderhorn - zijn de bekendste liederen zijn van Mahler - 1887: maakte kennis met de dichtbundel in de bibliotheek van Carl Maria von Weber (1786-1826) - wilde hier aanvankelijk een opera van maken - nam uiteindelijk 24 gedichten uit deze bundel om er liederen op te maken o 1888-1889: 9 liederen opgenomen in de Lieder und Gesänge aus der Jugendzeit o 1892-1901: 12 liederen voor orkest de cyclus van 12 orkestliederen is pas in 1970 voor het eerst integraal uitgevoerd schreef daarnaast ook een pianoversie van deze 12 liederen (wijkt op sommige punten af van de orkestversie) [originele pianoversie is pas in 1993 uitgegeven door Renate HilmarVoit en Thomas Hampson bij de Kritische Gesamtausgabe van Mahlers oeuvre] o 1892: Das himmlische Leben (finale van Symfonie Nr. IV in G gr.t.) vertelt over hoe het in de hemel (mogelijk) zou kunnen zijn voegde dit lied toe als finale van Symfonie Nr. IV (1899-1901) → werd daardoor een zeer lang orkestlied (> 9 minuten) vorm: A-B-A met een lang middengedeelte en een rijke orkestratie o 1892-1893: Urlicht (4e deel van Symfonie Nr. II in c kl.t. ‘Auferstehung’) o 1893-1896: Es sungen drei Engel (5e deel uit Symfonie Nr. III in d kl.t.) [daarom worden de Symfonieën II t/m IV ook wel de Wunderhornsymfonieën genoemd] - uiteenlopende thema’s (vaak ballades): liefde, lente, soldaten die naar het front moeten, dood en humoristische zaken - soms volksliedachtige melodieën met ritmes en dansen afkomstig van volksliederen → zijn wel kunstliederen
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
5
Dia 13 ♫ Gustav Mahler – Des Antonius von Padua Fischpredigt uit Des Knaben Wunderhorn gecomponeerd in 1893 - in zowel de piano- als de orkestversie → goed voorbeeld hoe anders dit klinkt - [thema uit dit lied is terug te horen in het 3e deel van Symfonie Nr. II) gevarieerde strofevorm op een humoristisch (en moralistisch) thema - centraal staat de heilige Antonius van Padua (1195-1231) die bekend staat als de ‘leraar van het evangelie’ o komische verhandeling over Antonius die tot de vissen preekt als de kerk leeg is o deze zijn aanvankelijk geïnteresseerd maar zij vergeten alles eigenlijk meteen weer, net als de mensen.... Dia 14 Gustav Mahler Kindertotenlieder - 5 liederen op een tekst van Friedrich Rückert (1788-1866): 1) Nun will die Sonn’ so hell aufgehn 2) Nun seh’ ich wohl, warum so dunkle Flammen 3) Wenn dein Mütterlein 4) Oft denk’ ich, sie sind nur ausgegangen 5) In diesem Wetter, in diesem Braus o [geschreven n.a.v. het sterven van Rückerts kinderen en in 1872 postuum uitgegeven] - toenemende aandacht voor de dood → maakt het heel persoonlijk doordat de gedichten in de eerste persoon zijn geschreven o [onduidelijk waar deze preoccupatie met de dood precies vandaan kwam] o gecomponeerd in de periode 1901-1904 werd later ook persoonlijk van toepassing op Mahler na de dood van zijn oudste dochter Maria Anna in 1907 o teneur / stemming is donker en somber o stem en orkest zijn opmerkelijk mooi in balans → meerstemmige melodielijnen van de instrumenten ondersteunen de tekst Dia 15 ♫ Gustav Mahler – Oft denk’ ich, sie sind nur ausgegangen uit Kindertotenlieder tekst: Friedrich Rückert - gevarieerde strofevorm → toenemende dreigende, onheilspellende sfeer Dia 16 Gustav Mahler Rückert-Lieder - 5 liederen op een tekst van Rückert uit de periode 1901-1903: 1) Ich atmet’ einen linden Duft 2) Blicke mir nicht in die Lieder 3) Liebst du um Schönheit 4) Ich bin der Welt abhanden gekommen 5) Um Mitternacht © F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
6
o vergelijkbare thematiek met de Kindertotenlieder maar minder donker o grote nadruk op de lyriek in zowel stem als begeleiding Dia 17 ♫ Gustav Mahler – Ich bin der Welt abhanden gekommen uit Rückert-Lieder tekst: Friedrich Rückert - ultieme sfeeruitbeelding → lang voor- en naspel met lyrische solo’s en transparante strijkers - doorgecomponeerde vorm Dia 18 tijdgenoten rond 1900 liederen gecomponeerd in de laatromantische stijl - 2e Weense School → begonnen allen eerst als Laatromantici (ook in hun liederen): 1) Arnold Schönberg (1874-1951) o leerling van Zemlinksy o Strijkkwartet (opus 10, nr. 2) [1907] = 1ste (gedeeltelijk) atonale compositie o meeste liederen nog tonaal 2) Anton Webern (1883-1945) → leerling van Schönberg 3) Alban Berg (1885-1935) → leerling van Schönberg - Hans Pfitzner (1869-1949) → conservatief en NS-sympathieën / antisemitisch en schreef een aanzienlijk liedoeuvre (klavier- en orkestliederen) - Max Reger (1873-1916) → bleef ook traditioneel en retrospectief (greep veel terug op de Barok) - Alexander von Zemlinsky (1871-1942) → waardering voor de 2e Weense School maar is zelf altijd in het romantische idioom blijven schrijven Dia 19 Alexander von Zemlinsky (1871-1942) Oostenrijkse componist → van Joodse komaf maar later bekeerd tot het protestantisme - oogstte veel successen als operadirigent in Wenen (Hofoper en Volksoper), Praag (Neues Deutsches Theater) en Berlijn (Kroll-Oper) - verbleef de laatste jaren van zijn leven in Amerika vanwege het nationaalsocialisme in Europa had veel bewondering voor de muzikale ideeën van de 2e Weense School maar tevens veel waardering voor dirigenten als Brahms en Mahler - bleef zelf altijd in een laatromantisch idioom schrijven → opera’s, orkestwerken, kamermuziek, koorwerken etc. - schreef een groot aantal orkest- en pianoliederen
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
7
Dia 20 ♫ Alexander von Zemlinsky – Entführung uit Zwölf Lieder (opus 27, nr. 1) tekst: Stefan George (1868-1933) - dromerig qua tekst en muzikale sfeer - doorgecomponeerde vorm in laatromantisch idioom met impressionistische trekken → desondanks gecomponeerd in de jaren 1937/1938 Dia 21 ♫ Alexander von Zemlinsky – Vollende denn das letzte Lied uit Lyrische Symfonie (opus 18) lied nr. VI uit de 7-delige symfonie voor sopraan, bariton en groot orkest → is in feite een aaneenschakeling van 7 orkestliederen - gecomponeerd in 1922/1923 o werd Zemlinsky’s bekendste werk en ging onder zijn leiding in Praag (1924) in première - tekst: anoniem naar een Engelse tekst uit The Gardener (1915) van de Bengaalse dichter, filosoof, componist en musicus Rabindranath Tagore (1861-1941) o [de Duitse vertaling is van Hans Effenberger (1884-1950)] o de gedichten doorlopen alle stadia van een liefdesrelatie (vanaf het begin via het ultieme geluk tot aan de verbreking) → moest een reflectie zijn op de ongelukkige liefde met Alma Mahler o liet zich inspireren door Das Lied von der Erde - harmonie straalt afwisselend erotiek, decadentie en pessimisme uit en is soms (bijna) atonaal - doorgecomponeerde liederen met een rijke (oriëntaalse) orkestratie → vgl. met het idioom van Mahler, Berg en het Impressionisme Dia 22 Alma Mahler-Schindler 1902: huwelijk met Mahler - later tevens gehuwd met architect Walter Gropius (1883-1969) en schrijver Frans Werfel (1890-1945) kreeg compositielessen van Zemlinsky → tot aan haar ontmoeting met Mahler - componeerde alleen in haar jonge jaren (tot ca. 1910) → dateerde haar composities niet - schreef vele liederen, instrumentale werken en schetsen voor een opera - [slechts 19 liederen zijn bewaard gebleven] Dia 23 ♫ Alma Mahler – Licht in der Nacht uit Vier Lieder tekst: Otto Bierbaum (1865-1910) - oorspronkelijk voor piano - gepubliceerd in 1915 o georkestreerd door de hedendaagse componistenbroers Colin (*1946) en David (*1943) Matthews → in de sfeer / stijl van Gustav Mahler - doorgecomponeerde vorm in overduidelijk laatromantische stijl
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
8
Dia 24 Richard Strauss (1864-1949) laatste grote romantische componist - aanvankelijk vernieuwend (tot ca. 1909) maar later conservatief → bleef zijn hele leven in het laatromantische idioom hangen (stapte niet over naar de atonaliteit) o ging voort in de traditie van Wagner, Liszt en Wolf o oeuvre kenmerkt zich door briljante instrumentatie en rijke polyfonie - componeerde een omvangrijk oeuvre: o opera’s (in de traditie van Wagner) waarvan de vroege werken zeer spraakmakend waren: Salome, Elektra, Der Rosenkavalier en Ariadne auf Naxos daarna meer van hetzelfde in Die Frau ohne Schatten, Arabella, Daphne en Capriccio o orkestwerken: symfonische gedichten (in de traditie van Berlioz en Liszt) zoals: Tod und Verklärung, Ein Heldenleben, Also sprach Zarathustra en Eine Alpensinfonie o liederen o kamermuziek Dia 25 Richard Strauss schreef ca. 200 liederen - de meeste in zijn vroege jaren gecomponeerd → de helft vóór of rond 1900 (dit zijn tevens zijn bekendste liederen) o gehuwd met operazangeres Pauline de Ahna (1863-1950) → traden veel samen op en was een goede vertolkster van zijn liederen - vanaf 1918: 2e liedperiode - belangrijkste kenmerken o bij zijn liederen verdwijnt gaandeweg (min of meer) de scheidslijn tussen opera en lied → grote vocale lijnen, uitbundig gebruik van coloraturen en enorme dramatische expressie [veel drama uit zijn liederen komt overeen met operascènes] o maakt gebruik van bekende en minder bekende dichters → zoals vele andere ook deden ook geregeld teksten van tijdgenoten zoals Richard Dehmel (18631920) en Hermann Hesse (1877-1964) o thema is opmerkelijk vaak de liefde → overwegend de positieve / gelukkige kant van de liefde o zowel orkest- als klavierliederen meeste zijn klavierliederen, waarvan hij ongeveer 1/5 orkestreerde → soms jaren nadat het lied was gecomponeerd [andere componisten orkestreerden veel van liederen] o veel gebruik van de (gevarieerde) strofevorm of de A-B-A vorm o tegenwoordig wordt slechts een betrekkelijk klein aantal van zijn liederen uitgevoerd
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
9
Dia 26 ♫ Richard Strauss – Für fünfzehn Pfennige (opus 36, nr. 2) tekst: anoniem → afkomstig uit Des Knaben Wunderhorn - gecomponeerd in 1897 - vorm: A-B-A¹ - lichtvoetig van karakter Dia 27 Richard Strauss belangrijkste liedcycli: 1) 1887-1888: Schlichte Weisen [5 liederen op teksten van Felix Dahn (18341912)] 2) 1888: Mädchenblumen (opus 22) [4 liederen op teksten van Felix Dahn] 3) 1918: Krämerspiegel (opus 66) [12 liederen op teksten van Alfred Kerr (1867-1948)] 4) 1948: Vier letzte Lieder (WoO 150) [4 liederen op teksten van Hermann Hesse (1877-1962) en Joseph von Eichendorff (1788-1857)] Dia 28 Richard Strauss Vier letzte Lieder (WoO 150) 1) Frühling 2) September 3) Beim Schalfengehen 4) Im Abendrot - gecomponeerd in 1948 → de benaming van de cyclus is niet van Strauss zelf o [de volgorde is vastgelegd bij de 1ste uitgave in 1950 en is niet chronologisch qua ontstaansdatum] - 4 orkestliederen op teksten van Hesse (1-3) en Eichendorff (4) → Strauss’ laatste composities tijdens zijn verblijf in Zwitserland (was nog met een 5e lied bezig) o [tevens een pianoversie] o mooie orkestratie met speciale solo’s voor de hoorn en de viool o niet als cyclus bedoeld en gaan over dood en afscheid o schreef deze liederen met zijn eigen dood in het vooruitzicht en tegen de achtergrond van de Tweede Wereldoorlog o behoren tot zijn meest uitgevoerde liederen en zijn gezongen door alle grote sopranen 1950: postuum in première gegaan door de Noorse sopraan Kirsten Flagstad (1895-1962) met het Philharmonia Orchestra o.l.v. Wilhelm Fürtwängler (1886-1954) Dia 29 ♫ Richard Strauss – Beim Schlafengehen uit Vier letzte Lieder (WoO 150) tekst: Hermann Hesse - doorgecomponeerde vorm met rijke coloraturen en meeslepende melismen in de 3e strofe - lang tussenspel (met vioolsolo) en lang naspel
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
10
Dia 30 ♫ Richard Strauss - Im Abendrot uit Vier letzte Lieder (WoO 150) tekst: Joseph von Eichendorff - doorgecomponeerde vorm met zeer lang voor- en naspel - melancholische bespiegeling over het levenseinde Dia 31 ♫ Richard Strauss – Morgen (opus 27, nr. 4) tekst: John Henry Mackay (1864-1933) - afkomstig uit opus 27 (1894): het huwelijksgeschenk voor Pauline - stem en begeleiding geheel onafhankelijk van elkaar o langzaam tempo met een lang voorspel (13 maten) in gebroken akkoorden o de stem zet onverwacht in halverwege maat 14 in o naspel sterft langzaam en mysterieus weg en eindigt op een kwartsext akkoord (2e omkering van het grondakkoord G gr.t. = de toonsoort van het lied) → genereert een ‘onopgelost’ gevoel - doorgecomponeerde vorm - 1897: schreef een orkestversie met een belangrijke rol voor de soloviool Dia 32 ♫ Richard Strauss – Amor (opus 68, nr. 5) tekst: Clemens Brentano uit de (drama)bundel Aloys und Imelde - 1918: doorgecomponeerd lied met extreme coloratuurpartij → vergelijk met een operascène (= een andere kant van Strauss’ liederen) o vertoont overeenkomsten met de grote (coloratuur) scène van Zerbinetta uit de opera Ariadne auf Naxos Dia 33 ♫ Richard Strauss – Zueignung (opus 10, nr. 1) afkomstig uit opus 10: Acht Gedichte aus ‘Letzte Blätter’ von Hermann von Gilm (1812-1864) - bekendste lied van Strauss (1882-1923) → door anderen en hemzelf later georkestreerd - gevarieerde strofevorm met volumineuze climax in de begeleiding - [tijdens liedrecitals vaak als toegift gedaan]
© F.P. Jansen – De ontwikkeling van het Duitse lied in de 19e eeuw (2011)
11