Bestemmingsplan Wergea-kom
Bestemmingsplan Wergea-kom
Inhoud: Toelichting + bijlagen Voorschriften + bijlagen
Grou/Leeuwarden Plannummer: 025.00.17.35.00 9 juni 2006
..................................................................
Toelichting
................................................................... 025.00.17.35.00.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Ligging en totstandkoming van de ruimtelijke structuur 7 2.1 Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht 7 2.2 Ligging 7 2.3 Bodem en landschap 7 2.4 Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling 8 2.5 Huidige ruimtelijke structuur van het beschermde dorpsgezicht 12 2.6 Te beschermen waarden 15
3
Sociaal-geografische schets 3.1 Bevolking 3.2 Werkgelegenheid en beroepsbevolking 3.3 Voorzieningen 3.4 Verkeer
17 17 18 20 21
4
Beleidskader 4.1 Provinciaal en regionaal beleid 4.2 Gemeentelijk beleid 4.3 Staande Mastroute
23 23 27 34
5
Milieu 5.1 Wegverkeerslawaai 5.2 Industrielawaai terrein voormalige zuivelfabriek 5.3 Hinder bedrijven 5.3.1 Bedrijven op en om het voormalige Fricoterrein 5.3.2 Overige bedrijven 5.4 Externe veiligheid 5.5 Luchtkwaliteit 5.6 Ecologie 5.7 Archeologie 5.8 Water
37 37 38 38 38 40 40 42 45 45 48
6
Beleid 6.1 Functioneel beleid 6.2 Dorpsvernieuwing
49 49 53
7
Toelichting op de voorschriften 7.1 Algemeen 7.2 Plansystematiek 7.3 Afstemming op andere wetten en verordeningen
57 57 60 65
................................................................... 025.00.17.35.00.toe
...................................................................
8
Overleg en inspraak 8.1 Overleg 8.2 Inspraak
69 69 77
Bijlagen
................................................................... 025.00.17.35.00.toe
...................................................................
1
Inleiding
Het dorpshart van Wergea is op 28 maart 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet. Met het oog op deze aanwijzing is het verplicht een juridisch plan op te stellen gericht op behoud van de te beschermen waarden. Daarnaast vinden in de komende jaren ingrijpende ontwikkelingen plaats. Deze ontwikkelingen hebben te maken met: de ligging van Wergea aan de Staande Mast route; de geprojecteerde alternatieve route voor de pleziervaart van Zuidwest-Friesland richting Leeuwarden en verder richting Lauwersmeergebied; de ligging van Wergea in het Stadsgewest Leeuwarden in het kader waarvan extra mogelijkheden voor woningbouw worden geboden. De aanleg van de nieuwe vaarroute biedt daarbij de gelegenheid deze nieuwe woongebieden een directe verbinding te geven met open vaarwater. In de structuurvisie Wergea, van 15 juni 1995 is onderzoek gedaan naar alternatieven voor de vaarroute voor het dorp, naar woningbouwmogelijkheden in samenhang daarmee en naar nieuwe invulmogelijkheden voor het terrein van Friesland Frico-Domo, welk bedrijf in 1994 uit Wergea vertrokken is. De alternatieve vaarverbinding, gericht op de pleziervaart, is onderdeel van de Beleidsvisie Recreatie Toervaart Nederland 2000. Belangrijk uitgangspunt in deze visie is het maken van goede vaarverbindingen door geheel Nederland voor de recreatievaart, waarin beroepsvaart en pleziervaart zoveel mogelijk gescheiden zijn. Binnen de gemeente Boarnsterhim loopt de Staande Mastroute van Akkrum, via Grou en Wergea naar de gemeente Leeuwarden. Door verbreding en verdieping van de vaarwegen en de aanpassing van bruggen, vormt de Staande Mastroute voor recreatievaartuigen een goed alternatief voor het Prinses Margrietkanaal. De Wergeasterfeart is onderdeel van de Staande Mastroute. Vanwege de geringe breedte van de Wergeasterfeart door Wergea is het noodzakelijk een omleiding te maken rond Wergea. De omleiding van de Staande Mastroute is onderwerp van studie. In eerste instantie is er in 1998 besloten om het omleidingtracé aan de oostkant van Wergea te realiseren. Dit heeft geresulteerd in de opstelling van het Bestemmingsplan Staande Mastroute, vastgesteld door de gemeenteraad van Boarnsterhim op 19 februari 2002, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 8 oktober 2002. Bij besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
3
...................................................................
5 november 2003 zijn de beroepen tegen het bestemmingsplan nietontvankelijk dan wel ongegrond verklaard. De uitvoering van de oostelijke variant stuitte echter op problemen onder andere in verband met grondeigendommen. Daarnaast was tengevolge van een bedrijfsbeëindiging de westelijke variant haalbaar geworden. Daardoor is de westelijke omleiding als optie weer in beeld gekomen. Voor de tracékeuze zijn drie mogelijke omleidingtracés: oost, west- lange route, west- korte route onderzocht. Inmiddels is besloten dat de west- lange route het uiteindelijke tracé wordt. De omleiding van het tracé rond Wergea is onder meer onderdeel geweest van de in 1995 opgestelde Structuurvisie Wergea en daarna integraal overgenomen in het ontwerp-Structuurplan Boarnsterhim (1998). Dit bestemmingsplan wordt aan de oostzijde begrensd door het in 2002 vastgestelde bestemmingsplan voor de Staande Mastroute; het oostelijke tracé. Besloten is om de juridische regelingen voor Wergea in twee delen te splitsen: de te realiseren woongebieden aan de westkant van Wergea (bestemmingsplan Wergea-West); het deel van het dorp dat de status heeft van beschermd dorpsgezicht, voor zover dit nog niet is voorzien van een passende beschermende regeling, alsmede de overige delen van het dorp. Het voorliggende plan betreft de oude dorpskom en de bestaande buurten aan de west- en zuidkant van het dorp, alsook het bestaande bedrijfsterrein aan de noordkant van het dorp en het agrarisch gebied aan de oostkant van het dorp. Het plangebied is aangegeven op de hierbij horende kaart. Daarop zijn ook de overige bestemmingsplannen die momenteel in voorbereiding zijn, weergegeven. Het bestemmingsplan Wergea-kom vormt een (gedeeltelijke) herziening van de navolgende vigerende plannen: Uitbreidingsplan in onderdelen Kern Warga, vastgesteld door de gemeenteraad op 28 maart 1957 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 oktober 1957 (bestaande woonbuurt tussen H.J. Kooistrawei en Wergeasterfeart); Herziening plan in onderdelen Kern Warga, vastgesteld op 27 april 1965 en goedgekeurd op 12 november 1965 (sportvelden en Hillebuorren);
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
4
...................................................................
-
-
-
Uitbreidingsplan in Hoofdzaak van de voormalige gemeente Idaarderadeel, vastgesteld op 27 april 1965 en goedgekeurd op 26 april 1966 (landelijk gebied); Bestemmingsplan Warga-Oost, vastgesteld op 12 november 1974, goedgekeurd op 3 december 1979 (bestaande woonbuurt tussen H. J. Kooistrawei en Foudering); Bestemmingsplan Bedrijfsterrein Wartensterdyk, vastgesteld op 16 januari 1979 en goedgekeurd op 31 augustus 1979; Bestemmingsplan Lyts Sinia, vastgesteld en goedgekeurd in 1990 (woonwijk zuidoostzijde); Bestemmingsplan Staande Mastroute Voormalig tracé WergeaOost, thans nog in procedure.
Voor een groot deel van het historisch dorpsgebied geldt momenteel geen enkel bestemmingsplan. Voorgeschiedenis
Voor Wergea is reeds een juridisch dorpsvernieuwingsplan in procedure gebracht (voorontwerp-dorpsvernieuwingplan december 1991). Dit plan stoelde onder meer op de beleidsnota ruimtelijke ordening Wergea uit 1988 en de nota van aanpak dorpsvernieuwing uit 1990. De procedure rond dit plan is echter nooit afgerond. Dit vanwege een aantal redenen: de mogelijke aanleg van een nieuwe vaarroute om het dorp, waardoor de uitgangspunten van het plan volledig veranderden; de sluiting van de zuivelfabriek, waardoor de milieu-randvoorwaarden voor het plan volledig zijn gewijzigd, en de plannen voor ontwikkeling van een bedrijfsterrein in een ander licht kwamen te staan; de gewijzigde inzichten omtrent aard en omvang van de woningbouw bij Wergea. Inmiddels is de dorpsvernieuwing afgerond, dan wel zijn de voorstellen op basis van voortschrijdend inzicht achterhaald. In paragraaf 6.2 wordt hier nader op ingegaan. De gemeente heeft er voor gekozen om voor de dorpskom een bestemmingsplan op te stellen in plaats van een dorpsvernieuwingsplan. Voor dit plan wordt een nieuwe procedure doorlopen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
5
...................................................................
2
Ligging en totstandkoming van de ruimtelijke structuur 2.1
Aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht
Op 28 maart 1991 is de kom van Wergea aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De aanwijzing gaat vergezeld van een kaart met begrenzing van het aangewezen gebied en de toelichting bij het besluit tot aanwijzing. De tekst van de toelichting op het besluit tot aanwijzing is als bijlage opgenomen bij de voorschriften. In de navolgende beschrijving is mede gebruik gemaakt van de aanwijzingsstukken. 2.2
Ligging
Wergea ligt in het noorden van de gemeente Boarnsterhim op 8 km afstand van Leeuwarden, en op ca 10 km van Grou. De belangrijkste ontsluitingsweg leidt naar het noorden en sluit aan op de weg Leeuwarden-Drachten (N31). Daarnaast is de ontsluiting naar het zuiden richting Grou van belang. Wergea is ontstaan als terpdorp op de kruising van waterwegen. De vaarroutes van Leeuwarden naar Grou (Wergeasterfeart) en via Warten naar Groningen (de Foudering) waren van belang voor de ontwikkeling van Wergea. Nu hebben de vaarwegen vooral een recreatieve functie. 2.3
Bodem en landschap
Wergea ligt in het gebied van wat men noemt het "oude land". Dit "oude land" vormt het overgangsgebied tussen de zware klei aan de westzijde en het veen aan de oostzijde. De bodem van het "oude land" bestaat uit zware klei met een tussenlaag van moerige grond, die in dikte afneemt van oost naar west. Ten noorden en zuiden van Wergea komen droogmakerijen voor. Aan de zuidkant is dit de Greate Wergeastermarpolder, aan de noordkant de Himpensermarpolder. Het gebied rondom Wergea bestaat voornamelijk uit grasland. Het verkavelingspatroon is bepaald door de bodem, geomorfologie en tijdstip van occupatie. Direct rond Wergea, het "oude land", is een onregelmatige blokverkaveling aanwezig. De wegen hebben een kronkelig verloop. Richting het veengebied komt een strookvormige verkaveling voor. Ten westen van Wergea en in de droogmakerijen is een rationele blokverkaveling toegepast, en heeft ook het wegenpatroon een rechtlijnig karakter.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
7
...................................................................
Het gebied kent weinig verschillen in hoogte. De terpen die er aanvankelijk gelegen hebben zijn veelal afgegraven. De in de omgeving verspreid voorkomende boerderijen liggen als puntvormige verdichtingen in het overigens open land. 2.4
Ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling
Naar men aanneemt heeft in de omgeving van Wergea vanaf ongeveer 600 voor Christus bewoning plaatsgevonden. Perioden van overstromingen wisselden af met perioden van droogvallen van het gebied. Er werden terpen opgeworpen, bestaande uit kwelderzoden en mest, ten behoeve van het wonen, de stalling van het vee en voor de verbouw van gewassen. Tussen 300 en 800 na Christus is naar alle waarschijnlijkheid geen bewoning mogelijk geweest ten gevolge van het sterk oprukkende zeewater. Vanaf 800 na Christus werd het gebied opnieuw in gebruik genomen, nieuwe terpen werden opgeworpen en oude werden opgehoogd om zich te beschermen tegen de nog steeds optredende overstromingen. In deze periode werd het gebied rondom de terpen verkaveld. Tussen 1100 en 1200 begonnen de Middelzee en het Djip, waar de Foudering een onderdeel van was, geleidelijk aan dicht te slibben. Het water dat afkomstig was van de zandgebieden kon ten gevolge daarvan niet worden afgevoerd. Dit water bleef met name in petten en veenkuilen staan. Waar de wind vat kreeg op het water ontstonden de Himpensermar en het Greate Wergeastermar. Als gevolg van het dichtslibben van de Middelzee en het Djip waren Leeuwarden en Grou niet meer bereikbaar over het water. Om die reden ging men over tot het graven van de Wergeasterfeart, een verbinding die vanaf het Himpensermar naar het Wergeastermar liep. Wergea is ontstaan op een terp van vermoedelijk agrarische oorsprong. De terp is, blijkens oud kaartmateriaal, klein en heeft een eenvoudige structuur die bestaat uit een nagenoeg vierkante kerkenring. Rond 1150 is op de terp een tufstenen kerkje gebouwd. In deze periode is ook een begin gemaakt met de aanleg van dijken. In de directe omgeving van Wergea wordt een dijk aangelegd van Wergea naar Goutum en van Wergea naar Angwier. Rond 1300 is een gesloten dijkenstelsel gerealiseerd waardoor het gevaar voor overstroming sterk is verminderd. Op de terp van "Werrega" werden de eerste stenen huizen gebouwd. Vanaf 1470 breidde het inwonertal uit door de komst van boerenfamilies uit "het lage midden", welke door overstromingen gedwongen waren te verhuizen. Vermoedelijk kwam in de 16e en 17e eeuw de lintbebouwing langs de Wergeasterfeart en de Foudering tot stand. Deze bebouwing hing,
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
8
...................................................................
naar men aanneemt, samen met het toenemende scheepvaartverkeer aan het eind van de 16de en in de 17de eeuw. De Wergeasterfeart was één van de belangrijkste noord-zuidverbindingen, terwijl de Foudering van regionaal belang was. De bebouwing had naast een woonfunctie een op de scheepvaart gerichte handels- en nijverheidsfunctie. De meeste bebouwing is langs de Wergeasterfeart opgericht en heeft in het gebied ten zuiden van de terp tot aan de Foudering aan beide zijden van de vaart plaatsgevonden. Ook aan de noordzijde van de Foudering zijn in deze periode woningen gebouwd. Bebouwing is voornamelijk op het water gericht. Op kaart 1 is de situatie zoals deze in 1718 in Wergea bestond weergegeven. Hierbij valt op dat de gebouwen die zich rond de oude pastorietuin van de Hervormde Kerk langs de Wergeasterfeart en de Foudering bevinden met hun achterzijde naar het water zijn gericht, terwijl de gebouwen aan de overzijde van de Wergeasterfeart met hun voorzijde naar het water staan. Waarschijnlijk hangt dit samen met de aanwezigheid van paden langs de pastorietuin, waarlangs de bebouwing heeft plaatsgevonden. Aan de overzijde bestond geen binding met het oorspronkelijke nederzettingspatroon en is de bebouwing op het water gericht. Opvallend is dat het gebied tussen de terp en de Wergeasterfeart niet was bebouwd, evenals de pastorietuin. De verbindingen over land speelden in deze periode een ondergeschikte rol. De weg die de Wergeasterfeart ter plaatse van de terp via een brug kruist vormt slechts een doodlopende weg richting Warstiens. Er was echter wel een weg naar Leeuwarden die via de terp van de stins "Groot Palma" loopt. Op de eerste gedetailleerde plattegrond van het dorp, het rond 1825 getekende kadastrale minuutplan (zie kaart 2), is de structuur nauwelijks gewijzigd. Er heeft met name een verdichting van de lintbebouwing plaatsgevonden. De activiteiten die plaatsvonden in Wergea betroffen met name de handel in agrarische producten: melk, boter, kaas en granen. In samenhang met deze op de landbouw gerichte activiteiten zijn in deze periode een olie- en een roggemolen gebouwd. In de loop van de 19e eeuw neemt de nijverheid verder toe. Er komen twee oliemolens bij, ten noorden van het dorp vestigt zich een scheepswerf en in 1886 wordt een coöperatieve melkfabriek opgericht. Ook het vervoer van vee over water werd een belangrijke
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
9
...................................................................
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
10
...................................................................
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
11
...................................................................
factor van bedrijvigheid. In deze eeuw verwerft Wergea zich bekendheid door de aanwezige schaatsindustrie. Rond 1860 werd de terp geheel afgegraven. In deze periode is ook de kerk afgebroken en vervangen door een nieuwe Nederlands Hervormde Kerk enigszins excentrisch binnen de kerkring. De verplaatsing hangt samen met de aanleg van de doorgaande weg naar Warten en Drachten. Rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw komt langs de kerk bebouwing tot ontwikkeling in de vorm van kleine vrijgelegen woonhuizen aan de Kerkbuurt. Aan het einde van de 19e eeuw is een Rooms Katholieke Kerk gebouwd aan de zuidzijde van deze weg, even buiten het dorp. Ook langs de reeds bestaande Leeuwarderweg kwam woningbouw op gang. e In de eerste helft van de 20 eeuw nam het belang van de scheepvaart af. Hierdoor verdween een aantal bedrijven in de nijverheid, waaronder de schaatsindustrie. De molens werden alle 4 afgebroken. De belangrijkste verandering in de dorpsstructuur in de vooroorlogse periode was voor het overige de woningbouw aan de Nieuweweg, aan de oostkant van de pastorietuin. e Een structurele wijziging heeft in de jaren '50 van de 20 eeuw plaatsgevonden in de vorm van de aanleg van de nieuwe Leeuwarderweg, in het verlengde van de reeds bestaande weg naar Warten en Drachten. In de periode daarna nam het aantal forenzen toe. Deze richtten zich vooral op Leeuwarden. Woonwijken ontwikkelen zich ten westen en ten zuidoosten van het dorp. Het toeristisch gebruik van de vaarroute door het dorp nam sterk toe en de bedrijvigheid (met name de zuivelfabriek) breidde flink uit. In het recente verleden vormde de sluiting van deze fabriek een sterke slag voor de werkgelegenheid in het dorp. Ondanks de structurele veranderingen die het dorp in zijn totaliteit doormaakte in de naoorlogse periode bleven de veranderingen in het oude dorpshart beperkt. De gave historische-ruimtelijke structuur en het bebouwingsbeeld zijn aanleiding geweest voor de aanwijzing van het dorpshart tot beschermd dorpsgezicht. 2.5
Huidige ruimtelijke structuur van het beschermde dorpsgezicht
Uit de ontstaansgeschiedenis van Wergea komt naar voren dat de karakteristiek van het dorp wordt bepaald door het samenspel van water, bebouwing, groen, wegen en het omringende open weidelandschap. De belangrijkste elementen binnen de structuur zijn het water
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
12
...................................................................
en de terp met de daarmee samenhangende bebouwingsstructuur en de pastorietuin. Ter plaatse van de oudste nederzettingstructuur is de bebouwing afgekeerd van het water. De bebouwingsstructuur van de Grote Buren en de Gele Eker omsluiten de pastorietuin. Deze bebouwingsstructuur is niet aaneengesloten, waardoor de tuin nog te zien is vanuit deze paden. De tuin zelf heeft door de vele bomen een besloten karakter. Op de hoek van de Grote Buren en de Gele Eker is een bijzondere steenachtige besloten ruimte aanwezig die aan drie zijden wordt omgeven met bebouwing en aan de westkant een verbinding heeft met het water. De Wergeasterfeart loopt in noord-zuid richting door het dorp en heeft plaatselijk een gebogen verloop. Langs de vaart is het grootste deel van de oude karakteristieke bebouwing geconcentreerd. De bebouwing langs de Foudering behoort daar ook toe. De bebouwing is hier in het algemeen kleinschalig van karakter. Ze bestaat uit individuele panden, die vrijwel een aaneengesloten front vormen. Aan de westzijde van de Wergeasterfeart is de bebouwing met de voorzijde naar het water gericht. Aan de oostzijde van de Wergeasterfeart zijn de woningen met de achterkant naar het water gericht. Door een grillig verloop van de achtergevelrooilijn heeft de open ruimte van de vaart een wisselende maat. Tussen de Wergeasterfeart en de voormalige terp bevindt zich geen bebouwing. Deze open ruimte vormt tezamen met de open ruimte rond de kerk een contrast met de besloten lintbebouwing in de omgeving. Bomen vormen op waardevolle wijze een aanvulling van de directe overgang van openbare ruimte naar het water. In dit gedeelte en bij de Kleine Buren is sprake van een betonnen walmuur; elders is sprake van groene oevers met een eenvoudige houten beschoeiing. Bijzonder is het profiel bij de Hilleburen en de Nieuwe Hoek. Hier heeft bebouwing aan één zijde van de vaart plaatsgevonden. Tussen de huizen en de verharding liggen stoepen of ondiepe tuinen. De oever bestaat uit een groen talud met soms nog overtuinen welke door hagen of hekwerken worden omzoomd (met name bij de Nieuwe Hoek, incidenteel ook bij de Hilleburen). Bij de Hilleburen zijn veel steigers ten behoeve van de recreatievaart aanwezig en wordt het beloop van het water door boombeplanting ondersteund. Er bestaat thans uitzicht over het aangrenzende open weidelandschap aan de westkant van het dorp. Echter aan deze zijde van het dorp is de nieuwe woonwijk Wergea West voorzien. Hoewel in het stedenbouwkundig ontwerp rekening gehouden wordt met de relatie tot het dorp, zal het uitzicht aan de westzijde minder open zijn in de toekomst. Bij de Nieuwe Hoek is de smalle maatvoering van de
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
13
...................................................................
verharding in combinatie met de verspringingen in de rooilijn kenmerkend voor het straatbeeld. De belangrijkste verkeersader wordt gevormd door de Nieuwe Leeuwarderweg en de Kerkbuurt, die in elkaars verlengde liggen en de verbinding met Leeuwarden, Warten en Drachten tot stand brengen. De Kerkbuurt is een rechte weg, waarlangs zich individuele woningen uit de laat 19e en begin 20ste eeuw bevinden. De Nieuwe Leeuwarderweg is breder en de woningen bevinden zich verder van de weg. Hieruit blijkt de latere aanleg van deze weg en de bebouwing. De openheid van de Nieuwe Leeuwarderweg contrasteert met de beslotenheid van de historische bebouwingsstructuur. Het bebouwingsbeeld in het beschermde dorpsgezicht wordt grotendeels bepaald door bebouwing in één bouwlaag met kap (veelal een schild- of zadelkap). De gevelindeling wordt veelal bepaald door verticaal gerichte gevelopeningen, terwijl in hoofdzaak gebouwd is in gebakken materiaal. Op enkele plekken is bijzondere bebouwing aanwezig. Hiertoe behoren de voormalige Nederlands Hervormde Kerk, de voormalige Doopsgezinde kerk en de café-bebouwing ten noorden van de kerk. De bebouwing is verdeeld in een aantal categorieën: Beeldbepalende panden; dit zijn panden die zowel qua situering en bouwvorm (goothoogte, bouwhoogte en dakvorm) als qua detaillering (materiaalgebruik en gevelindeling) bepalend zijn voor het historische straatbeeld (structureel en architectonisch waardevol); Beeldondersteunende panden; dit zijn panden die wat betreft hun situering en bouwvorm bepalend zijn voor het historische straatbeeld, een of meer onderdelen van de detaillering (bijvoorbeeld een sterk vergroot raam) sluiten niet aan bij het historische karakter (structureel waardevol); Neutrale panden; dit zijn panden die wat betreft hun bouwvorm en detaillering weliswaar afwijken van het historische beeld, maar die in deze geen verstorende invloed hebben. Met andere woorden ze zijn ondergeschikt in het totale beeld; Verstorende panden; dit zijn panden die door hun bouwvorm en detaillering een verstorende uitstraling hebben op hun omgeving. De indeling van de bebouwing is weergegeven op de hierbij horende kaart. Het beleid ten aanzien van de genoemde categorieën is weergegeven in het beleidshoofdstuk.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
14
...................................................................
2.6
Te beschermen waarden
In samenvattende zin zijn de volgende kenmerken van het beschermde dorpsgezicht essentieel: het beloop van water, wegen en paden en de daarop georiënteerde bebouwingsstructuur; de open ruimten in de omgeving van de NH kerk (welke zich uitstrekt tot het water) en de pastorietuin; de hoogteverschillen in de omgeving van de NH kerk; de situering van bebouwingswanden (met name voorgevelrooilijnen en ter plekke van de Grote Buren ook achtergevelrooilijnen); de indeling van straatprofielen; Nieuwe Hoek, smalle verhardingsbreedte (vrijwel) direct grenzend aan de gevels, overtuinen met hagen en lage hekwerken en houten oeverbeschoeiingen op de overgangen naar het water; Grote Buren, verharding (vrijwel) direct grenzend aan de gevels, plaatselijk stoepen of smal trottoir; Kleine Buren, verharding direct grenzend aan de gevels, kade op de overgang naar het water; Hilleburen, smalle verhardingsbreedte (vrijwel) direct grenzend aan de gevels, (restanten van) overtuinen en houten oeverbeschoeiingen op de overgangen naar het water; de opgaande beplanting ten westen van de NH kerk, in de pastorietuin en verspreid langs de Hilleburen; de strakke overgangen naar het water ter plekke van de Kleine Buren en ten westen van de NH kerk, de meer informele overgangen bij de overige oevers; het kleinschalige bebouwingspatroon met overwegend individuele panden met (zadel- of schild) kap en een overwegend verticale geleding van de gevel en een aantal bijzondere, meer grootschalige panden; de bouwvorm en detaillering van beeldbepalende panden; de bouwvorm van beeldondersteunende panden.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
15
...................................................................
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
16
...................................................................
3
Sociaal-geografische schets 3.1
Inwonertal
Bevolking
Het inwonertal van de gemeente Boarnsterhim is in de periode 19922003 toegenomen. Voor Wergea geldt een daling van het inwonertal. De bevolking van Boarnsterhim is gemiddeld met 104 personen per jaar toegenomen. Het inwonertal van Wergea daalde met gemiddeld 9 personen per jaar. Tabel 1: Bevolkingsaantallen, woningvoorraad en gemiddelde woningbezetting in Wergea en Boarnsterhim (1992-2003) Jaar
Bevolkingsaantallen
Woningvoorraad
Gemiddelde woningbezetting
Wergea Boarnsterhim Wergea Boarnsterhim Wergea Boarnsterhim 2,53 2,65 6.996 664 17.691 1.757 1992 2,52 2,62 7.057 681 17.785 1.783 1993 2,62 2,51 681 7.083 1.786 17.806 1994 2,48 2,53 7.181 699 17.847 1.767 1995 2,46 2,51 7.269 698 17.914 1996 1.754 2,45 2.49 7.354 700 18.044 1.748 1997 2,45 2,45 7.390 701 18.087 1.720 1998 2,43 7.438 2,44 18.104 700 1999 1.711 2,44 2,44 7.494 700 18.268 1.709 2000 2,42 2,45 700 7.595 1.695 18.591 2001 2,43 2,38 7.698 700 18.736 1.669 2002 2,45 7.767 2,34 18.993 700 2003 1.638 Bron: Overzicht van het aantal inwoners en de woningvoorraad per dorpsgebied in de provincie Fryslân Woningvoorraad
In Wergea is de afgelopen jaren de woningbouw gestagneerd. De woningvoorraad is sinds 1995 nog nauwelijks toegenomen. Het aantal woningen in Wergea bedraagt gedurende de afgelopen jaren constant rond de 700. Om weer woningbouw in het dorp mogelijk te maken, moet het aan het onderhavige plangebied aangrenzende bestemmingsplan Wergea-West voorzien in een planologische regeling. De woningvoorraad van de gemeente Boarnsterhim is, met betrekking tot de groei in de periode tussen 1992-2000, wat achter gebleven vergeleken met de omliggende gemeenten. De gemiddelde jaarlijkse toename van het aantal woningen in de gemeente bedroeg 70 woningen. Wergea heeft 9% van de woningen van Boarnsterhim binnen haar grenzen.
Woningbezetting
De gemiddelde woningbezetting is in de periode 1992-2003 sterk gedaald in Wergea (van 2,65 in 1992 naar 2,34 in 2003). Het verschijnsel komt overeen met de algemene provinciale en landelijke tendens van “gezinsverdunning”. De gemiddelde woningbezetting in
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
17
...................................................................
Wergea is lager dan het gemiddelde cijfer van de gemeente in zijn geheel. Woningbezit
Het eigen woningbezit ligt in de gemeente Boarnsterhim iets hoger dan het landelijk gemiddelde, namelijk 59% in de gemeente tegen ongeveer 54% in het Nederlandse gemiddelde. Het woningbezit is lager dan het provinciaal gemiddelde van 64%.Een groot deel van de in de gemeente aanwezige koopwoningen is oud. Circa 45% van de koopwoningenvoorraad dateert van voor 1945 (Bron: CBS). Verwacht wordt dat de bevolkingssamenstelling in de komende periode zal wijzigen. De gemiddelde woningbezetting zal afnemen terwijl het aantal oudere huishoudens zal toenemen. De samenstelling van de woningvoorraad kan in de toekomst een probleem opleveren. Nieuwe inwoners uit het stadsgewest vragen kwalitatief hoogwaardige woningen, en ook ouderen stellen specifieke eisen aan de huisvesting. Geconstateerd kan worden dat de nadruk in de huidige woningvoorraad ligt op eenvoudige eengezinswoningen. 3.2
Werkgelegenheid en beroepsbevolking
In de jaren negentig is door de afname van het aantal werknemers in de zuivelfabriek de werkgelegenheid in de sector industrie afgenomen, zo blijkt uit tabel 2. Tot 1993 was de zuivelfabriek goed voor een kwart van de werkgelegenheid in het dorp. De sluiting van de fabriek betekende vanzelfsprekend een fors verlies. De sluiting van de fabriek betekende tevens dat gerelateerde bedrijven, zoals vervoersbedrijven uiteindelijk ook het dorp hebben verlaten. Na de sluiting van de zuivelfabriek is gedurende een aantal jaren het aantal werkenden afgenomen. Het is bemoedigend dat inmiddels nieuwe bedrijven zijn gevestigd in het complex van de voormalige zuivelfabriek. De laatste jaren is weer sprake van een geleidelijke toename van het aantal werkenden in het dorp. Met name in de overige dienstverlening en in handel en reparatie heeft een toename van het aantal werken plaatsgevonden. Bij de werkgelegenheid in de handel en reparatie moet echter worden dat in de afgelopen jaren sprake is van schommelingen. Ondanks het lichte herstel, is blijvende aandacht voor bedrijfsontwikkeling noodzakelijk.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
18
...................................................................
Tabel 2: Ontwikkeling van het aantal werkzame personen in Wergea in de periode 1980-1994
SECTOR
1980
1984
1988
1991
1995*
1994
Landbouw Industrie en nijverheid Diensten
72 356 105
61 359 109
47 395 96
55 332 103
40 209 109
ca 40 ca 100 ca 100
TOTAAL
533
529
529
490
358
ca 240
*
prognose
Tabel 3: Ontwikkeling van het aantal werkzame personen in Wergea in de periode 1996-2003 (Fulltime medewerkers >15 uur per week) Sector
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
Landbouw en visserij
43
42
43
55
53
58
51
57
Industrie en winning van delfstoffen
9
31
27
33
32
32
16
15
Bouwnijverheid
18
17
24
23
25
24
26
32
Handel en reparatie
54
57
65
74
62
66
66
75
Horeca
11
11
10
11
16
16
16
16
Vervoer, opslag en communicatie
43
6
6
10
12
13
11
9 4
Financiële instellingen
5
5
5
5
4
3
3
Zakelijke dienstverlening
3
3
33
33
22
23
26
20
Onderwijs
11
11
10
10
13
14
13
16
Gezondheids- en welzijnszorg
9
9
8
8
8
11
11
17
Overige dienstverlening
4
3
2
4
6
8
10
13
Totaal
210
195
233
266
253
268
249
274
Bron:
provincie Fryslân
In het plangebied zijn verspreid over het dorp de volgende bedrijven aanwezig: 4 agrarische bedrijven; Wartensterdyk 6, Leeuwarderweg 40, 42 en 64; landbouwmechanisatiebedrijf, Wartensterdyk 2; agriservice bedrijf, Leeuwarderweg 46; autobedrijf, Wartensterdyk 2a; opslag ten behoeve van landbouwmechanisatie, Kerkbuurt 6; garage met tankstation, Nieuwe Leeuwarderweg 1; bouwbedrijf, Leeuwarderweg 53; jachtwerf met winkel in watersportartikelen, Nieuwe Hoek 17; garage bedrijf, Leeuwarderweg 52a; opslag ten behoeve van bouwbedrijf, Hillebuorren 30. Daarnaast zijn geconcentreerd op en rondom het voormalige Fricoterrein, de volgende bedrijven aanwezig:
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
19
...................................................................
-
2 landbouwmechanisatie bedrijven; offsetdrukkerij; groothandel in ruwe schapenwol; 3 kantoren; sportschool; automatiseringsadviesbureau; jachtbetimmering bedrijf; doe-het-zelfzaak; opslag goederen en stallen rijdende winkels ten bate van zuivelhandel; bedrijf in verkoop en onderhoud van fietsen; verkoop en onderhoud van voorzetapparatuur; klusbedrijf; agrarisch laboratorium; groothandel in grondstoffen voor mengvoeders en kunstmest; bouw- en aannemersbedrijf; meubelmakerij; opslag metalen.
Op de milieusituatie wordt ingegaan in hoofdstuk 5 van deze toelichting. 3.3
Voorzieningen
Het voorzieningenniveau van Wergea is redelijk goed te noemen, zij het dat in het aantal commerciële vestigingen de nabijheid van Leeuwarden merkbaar is. Ten tijde van de inventarisatie van het plangebied in 2003 waren de volgende detailhandelvestigingen en commerciële diensten aanwezig: bakkerij, Grote Buren 23; textielwinkel Grote Buren 12; loodgieter, Grote Buren 15; supermarkt met postagentschap, Kerkbuurt 19; Rabobank filiaal, Kerkbuurt 4; slager, Nieuwe Hoek 1; bloemist, Kleine Buren 1; kapsalon, Leeuwarderweg 3; bruin en witgoed/installatiebedrijf, Leeuwarderweg 2; zonnestudio/sportmassage, Kerkbuurt 35; cadeauwinkel, Grote Buren 1.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
20
...................................................................
De detailhandelvestigingen zijn met name gesitueerd in de omgeving van de brug en aan de Grote Buren. Belangrijk is tevens de aanwezigheid van de basisschool De Twamester en de sportvoorzieningen in het zuidelijke deel van het plangebied. De ijsbaan ligt aan de Leeuwarderweg. Daarnaast zijn nog een tweetal speelweides aanwezig. In het zuidelijke deel van het plangebied is tevens een jachthaven gesitueerd. De medische voorzieningen bestaan uit een huisartsen praktijk (Leeuwarderweg 61) en een tandartspraktijk (De Skuorre 3). Het plangebied telt één in gebruik zijnde kerk; de Rooms Katholieke kerk, gelegen aan de zuidzijde van de Kerkbuurt. De NH kerk tevens gelegen aan de Kerkbuurt, is in gebruik als sociaal-cultureel centrum. Voor het overige zijn in Wergea een dorpshuis en politiebureau aanwezig aan de Nieuweweg, een expositieruimte annex museum aan de Ald Slotwei, een jeugdsoos bij de RK kerk en twee cafés (Kerkbuurt 1 en 3). 3.4
Verkeer
De belangrijkste weg in het plangebied is de Nieuwe Leeuwarderweg. Behalve voor de ontsluiting van het dorp heeft deze weg ook een functie voor het doorgaande verkeer. Bij de herinrichting van de bewuste weg in de afgelopen periode is de verblijfsfunctie versterkt. Tezamen met de Kerkbuurt en de Wartensterdyk is deze weg een schakel in de verbinding Leeuwarden-Warten. Het gedeelte van de doorgaande route dat ligt in de bebouwde kom is heringericht. De herinrichting was zowel gericht op snelheidsmatiging als op verbetering van de omgevingskwaliteit. Van de overige straten vervullen vooral de H.J. Kooistrawei en de J.H. Nieuwoldstraat een functie, welke die van woonstraat te boven gaat. In de huidige situatie is het gebied binnen de bebouwde kom van Wergea een 30 km/uur zone. Het plangebied omvat ook gebieden die buiten de bebouwde kom gelegen zijn. Op de wegen in deze gebieden geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Het betreft de volgende wegen: de Wartensterdyk ten oosten van nummer 1; de Warstiensterdyk richting het oosten vanaf de westzijde van nummer 1a; de Wergeasterdyk ten westen van nummer 65; de Leeuwarderweg ten westen van nummer 62; de Hilleburen vanaf de noordzijde van de jachthaven; de Narderbuorren vanaf de Hilleburen grenzend aan de zuidzijde van het plangebied.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
21
...................................................................
4
Beleidskader 4.1
Streekplan
Provinciaal en regionaal beleid
Wergea heeft in het Streekplan Friesland uit 1994 de status van "plattelandskern". Dit is in de terminologie van het Streekplan het laagste niveau, waarbij op het vlak van woningbouw en ontwikkeling van bedrijfslocaties hoogstens op de locale vraag mag worden ingespeeld. Wergea heeft echter een speciale positie vanwege de ligging in het Stadsgewest Leeuwarden. Als gevolg daarvan kan de woonfunctie verder worden uitgebouwd dan in de "gewone" plattelandskernen. Bovendien zal in Wergea de toeristische functie verder kunnen worden ontwikkeld, omdat het dorp binnen de zogenoemde Blauwe Zone ligt. Dit is het gebied tussen Leeuwarden, de Groene Ster, Earnewâld en Grou. Voor dit gebied is in 1994 de Streekplanuitwerking Blauwe Zone opgesteld. Dit plan biedt Wergea de (beleids)ruimte voor versterking van de verblijfsrecreatieve en de watersportfunctie. Onderdeel van de Streekplanuitwerking Blauwe Zone is de aanleg van een staande mastroute voor de pleziervaart van Zuidwest-Friesland naar Leeuwarden en verder naar het Lauwersmeergebied. Dit als veilig alternatief voor het door de beroepsvaart intensief benutte Prinses Margrietkanaal. Deze staande mastroute voert langs Wergea, waarbij verschillende tracés werden aangegeven. In de Streekplanuitwerking Blauwe Zone is indicatief een dorpsbos aangegeven aan de noordoostkant van Wergea.
Ruimtelijk-economische ontwikkelingsvisie Stadsgewest
In 1990 is de Ruimtelijk-Economische Ontwikkelingsvisie Stadsgewest Leeuwarden opgesteld. Wergea wordt in deze visie genoemd als een van de plaatsen waar een "wervend stadsgewestelijk woonmilieu" tot stand kan komen door uitbouw van de mogelijkheden voor wonen aan het water.
Ruilverkavelingsplan Oude Jokse
Het ruilverkavelingsplan Oude Jokse beslaat globaal genomen het gebied tussen Leeuwarden en Akkrum. Een gedeelte van het onderhavige plangebied valt binnen het ruilverkavelingsplan. In het plan van wegen en waterlopen en landschapsplan is een aantal relevante beleidsuitspraken opgenomen: ten noorden van het terrein van de voormalige zuivelfabriek en de Wergeasterfeart is beplanting opgenomen; aan de westkant van het plangebied zijn het perceel Leeuwarderweg 64 en gebied ten westen van de Terp aangegeven als ‘karakteristiek hoog- of huisperceel, of te handhaven elementen met oudheidkundige waarde’. Het betreft terreinhoogten, welke
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
23
...................................................................
van cultuurhistorische betekenis zijn, of een kenmerkend onderdeel vormen van het landschap. In paragraaf 5.7 wordt nader op het aspect oudheidkunde ingegaan. Provinciaal Milieubeleidsplan Fryslân
Het Provinciaal Milieubeleidsplan Fryslân is het derde milieubeleidsplan op rij. In het eerste Milieubeleidsplan werden vooral de milieuproblemen geïnventariseerd en inzichtelijk gemaakt. In het tweede plan werd naast een beschrijving van de milieuproblemen ook de oplossingsrichting geformuleerd en werd aangegeven waar de provinciale inspanningen zich op zouden richten. In het derde plan ligt het accent op het versterken van de uitvoering van het Friese beleid. Anders dan in de voorgaande plannen, staan in het derde Provinciaal Milieubeleidsplan vooral de activiteiten centraal. Het milieubeleid met betrekking tot leven en wonen zal voornamelijk worden geïntegreerd in het op te stellen visiedocument in het kader van het ISV (investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing). De recreatiesector is belangrijk voor de economie in Fryslân, maar heeft soms ook negatieve effecten op het milieu. De provincie wil overgaan tot een sterkere structurering en bundeling van milieuprojecten op het gebied van toerisme en recreatie. De provincie zal daartoe het initiatief nemen om, samen met gemeenten en andere organisaties, een Programma Milieu, Toerisme en Recreatie (MTR) op te stellen. De deelonderwerpen waarop de provincie zich blijvend wil richten zijn: toeristisch-recreatief verkeer, geluidhinder, aangroeiwerende verven zonder koper, scheepsafvalstoffen, zwerfvuil en bedrijfsinterne milieuzonering. In het laatste decennium is een ontkoppeling tot stand gebracht van economische groei en milieudruk. Bedrijven hebben hieraan een belangrijke bijdrage geleverd door schonere technologieën toe te passen. Op het gebied van energieverbruik en klimaatverandering is de ontkoppeling echter nog niet tot stand gekomen.
‘Dreaun troch it wetter’, Tweede Waterhuishoudplan (2000)
De wet op de waterhuishouding geeft aan dat de provincie een waterhuishoudingsplan vaststelt waarin de hoofdlijnen van het waterhuishoudkundig beleid voor de provincie zijn vastgesteld. Het Tweede Waterhuishoudingsplan is op 31 mei 2000 vastgesteld. In het Tweede Waterhuishoudingsplan staat de watersysteembenadering centraal. Dit houdt in dat bij nieuw te ontwikkelen plannen steeds het watersysteem wordt beschouwd, waarbinnen het betreffende gebied ligt. Verder richt het Tweede Waterhuishoudingsplan zich primair op het realiseren van een basisniveau ten aanzien van veiligheid, waterkwaliteit, grondwater en inrichting. Voor de functie
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
24
...................................................................
bebouwd gebied is de gewenste situatie voor 2015 als volgt geformuleerd: “De oppervlaktewateren in bebouwd gebied zijn geschikt voor meervoudig gebruik dat recht doet aan de potenties van het watersysteem. Dit zal de ecologische, landschappelijke en recreatieve betekenis en de belevingswaarde van water vergroten.” Integraal Waterbeheersplan Friese Waterschappen (IWBP) 2001-2004
Dit Waterbeheerplan is uitgebracht door de zes voormalige waterschappen die in Fryslân het waterkwantiteitsbeheer van de Friese oppervlaktewateren uitvoerden. Het kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater lag bij Wetterskip Fryslân. Sinds de fusie na 1 januari 2004 is Wetterskip Fryslân verantwoordelijk voor zowel het kwantiteitsbeheer als het kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in en om Wergea. Het Waterbeheerplan heeft als doel een helder beeld te schetsen van het beheer van de watersystemen dat de gezamenlijke Friese waterschappen de komende jaren wil uitvoeren. De toenmalige waterschappen hebben elk een deelplan binnen het IWBP. In deze deelplannen zijn aan de hand van 8 thema’s de belangrijkste problemen geschetst die zich voordoen in de watersystemen, met daaraan gebiedsspecifieke maatregelen gekoppeld. Veiligheid Grote delen van Fryslân liggen lager dan het peil van de Friese boezem. De kaden die het water tegen moeten houden verkeren op verschillende trajecten in een matige of slechte staat. Jaarlijks wordt een herstelplan kaden opgesteld, waarin aandacht wordt besteed aan kadeherstelwerkzaamheden gecombineerd met oeverherstel. Afwatering Als gevolg van de klimaatsveranderingen zal het water in zowel de hoger als de lager gelegen gebieden vaker tijdelijk hoog staan en neemt de kans op wateroverlast toe. Tevens neemt de aanvoer naar de Friese boezem toe. Tegelijkertijd neemt de afvoercapaciteit van de spuisluizen naar de Waddenzee af als gevolg van de zeespiegelrijzing. Zonder maatregelen in de toekomst, zal dit leiden tot het vaker voorkomen van ongewenst hoge waterstanden op de Friese boezem. Het waterschap draagt bij door onder andere maatregelen op het gebied van vergroting van de boezemberging en realisatie van inundatiegebieden. Daarnaast vraagt het waterschap bij de voorbereiding van bestemmingsplannen om aandacht voor uitbreidingsmogelijkheden voor berging van water.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
25
...................................................................
Peilbeheer Waterkwantiteitsbeheer bestaat in belangrijke mate uit beheersing van het peil van het oppervlaktewater. Beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water, zijn hierin belangrijke factoren voor de waterschappen. Oevers De waterschappen beheren en onderhouden meer dan 12.000 km oever. Langs de Friese boezem verkeert ongeveer 15% van de oevers in slechte staat en 55% in matige staat. De belangrijkste problemen bij oevers zijn afkalving of een te smalle begroeiing, waardoor onvoldoende bescherming wordt geboden aan het aanliggende land of kades. Voor een deel van de oevers wordt herinrichting en/of herstel noodzakelijk geacht. Het uitvoeren van inrichtingswerken bij oevers zal gecombineerd worden met herstelwerkzaamheden van de kades. Bij deze inrichtingswerkzaamheden hebben de boezemwateren prioriteit. Eutrofiëring De waterkwaliteit van de meeste oppervlaktewateren is aanmerkelijk verbeterd, maar een overmaat aan voedingstoffen is vaak een probleem om de gewenste toestand te realiseren. Met name bij mooi weer kan een explosieve groei van algen ontstaan. In eutrofe wateren kan het zuurstofgehalte aanmerkelijk dalen. Er zullen projecten worden opgestart om de eutrofiëring te bestrijden. Emissies Op veel plaatsen in het beheersgebied wordt niet aan de waterkwaliteitsdoelstelling voldaan. Voor het waterschap geldt dat zij specifiek aandacht besteedt aan overschrijding van de normen in relatie tot riolering, ongezuiverde lozingen, RWZI’s en diffuse bronnen. Waterbodems Het op diepte houden van watergangen is van belang voor een goede water aan- en afvoer. Onderhoud van waterbodems is dus noodzakelijk. Een ander punt kan zijn de verontreiniging van waterbodems. De waterschappen zullen hier onderzoek naar doen en baggerprogramma’s opstellen. De Wergeasterfeart is ten noorden van het plangebied aangegeven als een klasse 3 bodem. Het waterschap streeft ernaar deze klasse 3 en 4 bodems binnen 20 jaar te verwijderen. Onderhoud In de praktijk is de onderhoudsmethodiek primair gericht op het verwijderen van de aanwezige plantengroei. Er vindt slechts in beperkte mate afstemming van het onderhoud op de aanwezige flora
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
26
...................................................................
en fauna plaats. Hierdoor zijn de ecologische potenties van de oevers de laatste decennia terug gelopen en kan in het algemeen de huidige oeverkwaliteit niet die bijdrage leveren die vanuit de algemeen ecologische functie noodzakelijk wordt geacht. Het opstellen van een gedifferentieerd onderhoudsplan kan een bijdrage leveren aan meer variatie van oevers en een betere ecologische kwaliteit. 4.2
Gemeentelijk beleid
Beleidsnota ruimtelijke ordening Wergea
In 1988 is de beleidsnota ruimtelijke ordening Wergea opgesteld. In de nota is een groot aantal voorstellen gedaan omtrent de dorpsstructuur, het wonen en de bedrijven. Doordat destijds nog niets bekend was omtrent de vaarroute rond Wergea, de sluiting van de zuivelfabriek en de extra woningbouwmogelijkheden in het kader van het stadsgewest heeft de nota aan actualiteit verloren. Om deze reden wordt hier niet nader op ingegaan.
Nota van aanpak dorpsvernieuwing
In 1990 is op verzoek van het college van burgemeester en wethouders in de gemeente Boarnsterhim door de Werkgroep Dorpsvernieuwing Wergea een "Nota van Aanpak Dorpsvernieuwing" opgesteld. In de nota is een groot aantal knelpunten en aandachtspunten opgenomen die voor een belangrijk deel betrekking hebben op het onderhavige plangebied. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen de functionele kwaliteit van de openbare ruimte (verkeersveiligheid, parkeren, riolering, afwatering, verlichting, walbeschoeiingen), de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte (bestrating, verlichting, walbeschoeiing, groenvoorzieningen, perceelsafscheidingen), gewenste voorzieningen en gewenste functieveranderingen. De nota van Aanpak is een uitgebreide inventarisatie van wensen en knelpunten. Inmiddels is de dorpsvernieuwing afgerond, dan wel zijn de onderwerpen achterhaald. Ook is voor een drietal woongebieden gebleken dat de Nota niet meer voorziet in een afdoende regeling. Herstructurering van deze gebieden is overgenomen in het Woonplan 2003. In de paragraaf dorpsvernieuwing (6.2) wordt hier nader op ingegaan.
Structuurvisie Wergea
In 1995 is de Structuurvisie Wergea verschenen. In de Structuurvisie zijn ten aanzien van het ruimtelijke beleid de volgende hoofddoelstellingen geformuleerd: 1. Het verhogen van de aantrekkingskracht van Wergea door het bieden van een wervend woonklimaat en een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. 2. Het verhogen van de aantrekkingskracht van Wergea als toeristische routebestemming en als dorp met een rijke cultuurhistorie.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
27
...................................................................
In de structuurvisie wordt wat betreft bedrijvigheid geconstateerd dat het terrein van de voormalige zuivelfabriek voorlopig voldoende ruimte biedt voor de vestiging van nieuwe bedrijven of desgewenst voor verplaatsing van bedrijven uit de kom. Het oppervlak bedraagt ca 3,5 ha. Door de situering aan open vaarwater is de locatie uitstekend geschikt voor watergebonden bedrijvigheid (jachtbouw, reparatie en onderhoud). Indien de mogelijkheden van het terrein zijn uitgeput kan de locatie ten noordoosten van de kom worden ontwikkeld (omgeving waterzuiveringsinstallatie van de voormalige zuivelfabriek). Mede in het toerisme en in de recreatie zal in de toekomst een alternatief moeten worden gevonden voor de bedrijvigheid die uit Wergea verdwenen is. Hierbij wordt gedacht aan de aanleg van een dorpsbos, de uitbreiding van de jachthaven en het bieden van mogelijkheden voor kamperen. Ten aanzien van wonen wordt in de Structuurvisie aangegeven dat de situering van nieuwe woningen afhankelijk is van de uiteindelijke keuze van het tracé van de Staande Mastroute. In de Structuurvisie zijn voor de verschillende varianten van de Staande Mastroute invullingen gegeven van ondermeer de situering van nieuwe woningen. In de visie is aangegeven dat, indien de vaarroute aan de westelijke zijde van het dorp komt, dan woningbouw aan de zuidwestkant van het dorp het meest wenselijk is. Inmiddels is besloten dat deze variant gerealiseerd gaat worden, waarop in paragraaf 4.3 nader wordt ingegaan. Op de kaart op de volgende pagina is de invulling in de Structuurvisie bij deze variant weergegeven.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
28
...................................................................
Kaart 4: Vaarroute om de West Structuurvisie Wergea 1995
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
29
...................................................................
Voorontwerp structuurplan Boarnsterhim
In 1996 is het Structuurplan Boarnsterhim opgesteld. In dit plan wordt het ruimtelijk beleid van de gemeente uitgezet. Er wordt aangegeven dat de gemeente een voorspoedige groei heeft doorgemaakt. Op basis van de gegevens en het beleid van andere overheden wordt de toekomstverwachting met het bijbehorend ruimtegebruik beschreven en per dorp op de kaart weergegeven.Na inspraak en overleg is het plan nooit formeel vastgesteld omdat het provinciaal beleid inmiddels zodanig was aangescherpt dat de taakstellingen niet meer pasten. Ook het project bestuurlijke vernieuwing waarvan het Structuurplan onderdeel uitmaakte is door de provincie stilgelegd. Het plan heeft daarom geen enkele status gekregen, maar geeft nog wel in hoofdlijnen aan wat de gemeentelijke visie op de ruimtelijke ordening van de gemeente is. In het plan is aangegeven dat binnen de gemeente Boarnsterhim Wergea procentueel een gemiddelde toename van het aantal woningen heeft gerealiseerd en een lichte afname van het bevolkingsaantal kende. De waterrecreatie is in de gemeente Boarnsterhim van groot economisch belang. Wergea is een ontwikkelingslocatie in het recreatief kerngebied. De functie van Wergea voor toerisme is in de huidige situatie niet sterk ontwikkeld. Met de ontwikkeling van de Staande Mastroute en de plannen om de Himpensermarpolder onder water te zetten, ontstaan mogelijkheden voor recreatieve groei bij Wergea. Als er een groot wateroppervlak tot stand komt, is een grotere camping met vaste standplaatsen en/of recreatiebungalows een haalbare optie. Deze ontwikkelingen kunnen ook leiden tot een geringe toename van de vraag naar winkels. Ook de toename van het aantal woningen levert een bijdrage aan de vraag naar meer voorzieningen. Voor de woningbouw wordt in het structuurplan uitgegaan van afspraken die in stadsgewestelijk verband waren gemaakt, in combinatie met een gelijkblijvend groeitempo van gemiddeld 100 woningen per jaar. Wergea is als woningbouwlocatie van strategisch belang in het Stadsgewest Leeuwarden. Voor Wergea werd rekening gehouden met een groei van het aantal woningen van 175 in de periode 1996-2010. Daarbij werd vermeld dat rond het jaar 2000 in Stadsgewestelijk verband zou worden bezien of dit aantal uit strategisch oogpunt nog diende te worden vergroot.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
30
...................................................................
Woonplan Boarnsterhim
Het Woonplan Boarnsterhim is vastgesteld op 17 juni 2003 en gaat over het wonen in de gemeente in de periode tot het jaar 2010. Het plan sluit aan op het provinciaal en regionaal beleid over de nieuwbouw. Het Woonplan gaat in op de aantallen te bouwen woningen en de te realiseren kwaliteit, met als doel het laten aansluiten van het aanbod op de vraag. Het aantal te bouwen woningen is door de provincie vastgelegd middels het richtgetal. In Boarnsterhim kunnen op basis van het richtgetal in de periode van 1999 tot 2010 in totaal 719 woningen worden gebouwd. Over de ontwikkeling van de woningvoorraad en de bevolkingsontwikkeling in de afgelopen periode is in het Woonplan het volgende opgemerkt: Het inwonertal van de gemeente neemt toe, maar de stijging is minder sterk dan het Friese gemiddelde. De groei van het inwonertal is volledig te danken aan een geboorteoverschot; de gemeente kent sinds jaren een vertrekoverschot. Er is in de gemeente nog nauwelijks sprake van een vergrijzingsproces. Dit is mede het gevolg van een tekort aan geschikte huisvesting voor ouderen: veel ouderen verlaten de gemeente. In de toekomst zal bij de woningbouw meer met de vergrijzing rekening moeten worden gehouden. De woningvoorraad is gestaag gegroeid, maar was kleiner dan de gemiddelde Friese groei. De groei van de werkgelegenheid in Boarnsterhim was daarentegen groter dan de gemiddelde provinciale groei. In 1998 heeft in Fryslân een grootschalig woningbehoeftenonderzoek plaatsgevonden; het WOBOF. Dit onderzoek is in 2003 herhaald. In het Woonplan is de huidige Boarnsterhimse woningvoorraad vergeleken met de gewenste voorraad (gebaseerd op gegevens uit het WOBOF 1998). Het volgende blijkt: De behoefte aan een koopwoning is veel groter dan het aanbod, de vraag naar een huurwoning is veel kleiner dan het aanbod. De voorraad sluit aan op de relatief grote belangstelling voor goedkope huurwoningen (beneden de € 275,00). De voorraad sluit aan op de grote belangstelling voor koopwoningen tussen de € 100.000,00 en € 150.000,00. Qua woningtype sluit de voorraad nog niet zo goed aan op de vraag, er is een tekort aan vrijstaande woningen en bedrijfswoningen en een overschot aan hoek- en tussenwoningen en twee-onder-één-kapwoningen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
31
...................................................................
-
Er is een tekort aan ouderenwoningen; ouderen willen liefst huren.
Middels verkoop van huurwoningen, sloop gevolgd door nieuwbouw en herstructurering zullen gemeente en woningcorporatie maatregelen nemen om de woningvoorraad aan te laten sluiten op de vraag. Herstructurering is inmiddels in volle gang voor het gebied Fricowei, P.J. Kleisterstraat en J.H. Niewoldstraat. Ook zal de aandacht uitgaan naar de bouw van levensloopbestendige en aanpasbare woningen. Een aparte doelgroep vormt de woon-werkcombinatie. Met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit sluit het beleid in het Woonplan aan op de indeling die is opgesteld in het kader van de Koepelnotitie door het Stadsgewest. Boarnsterhim ligt in de zone “Waterrijk wonen” en “Landelijk wonen”. In waterrijk wonen is uiteraard de aanwezigheid van vaarwater een belangrijke kwaliteit, terwijl voor landelijk wonen de openheid met verspreid liggende kernen behouden moet worden. Tevens sluit het Woonplan aan bij het Landschapsbeleidsplan, dat randvoorwaarden formuleert voor de 5 onderscheiden landschapstypen. Wergea ligt in het terpengebied, voor dit gebied geldt dat gestreefd wordt naar handhaving van de kenmerkende grootschalige openheid en behoud van de terpen. Het gebied is relatief rijk aan beplanting. Tevens is een indeling in woonmilieus, in aansluiting op de Koepelnotitie gehanteerd. In Wergea komt, naast de historische kern, bebouwing uit de vroeg-naoorlogse periode en recente nieuwbouw voor. De gemeente streeft naar behoud van de eigen identiteit van de dorpen. Dit geldt zowel voor de te herstructureren gebieden als voor de nieuwbouwgebieden. Het gebied van De Marren bestaat uit rijenwoningen. De vraag naar dit type woningen is niet erg groot. Voor de toekomst moet rekening worden gehouden met leegstand, als er geen maatregelen worden getroffen. Ook maatregelen in de openbare ruimte zijn noodzakelijk om het gebied voor de toekomst aantrekkelijk te houden. Op termijn zijn de woningen rond de Ds. De Stoppelaarstrjitte, C. Kasjestrjitte en M. Kalsbeekstrjitte ook aan herstructurering toe. Voor deze buurten zal samen met de bewoners en woningbouwvereniging een inventarisatie worden gemaakt van de knelpunten en een plan van aanpak worden opgesteld. De Kerkbuurt betreft een apart gebiedje in Wergea, dat eveneens verbetering behoeft. In Wergea zullen in het kader van de aanleg van de Staande Mastroute 100 woningen mogen worden gerealiseerd. Dit aantal is taakstellend en inclusief bedrijfswoningen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
32
...................................................................
Omdat het niet waarschijnlijk is dat in de periode tot 2010 het aantal bedrijfswoningen wordt vergroot, wordt er in het voorliggende plan van uitgegaan dat alle 100 woningen in het aangrenzende plangebied Wergea-West worden gerealiseerd. Naast deze woningen zullen nog eens 8 woningen worden gerealiseerd in verband met functieverandering van de voormalige doopsgezinde kerk in het centrum. Het betreft appartementen voor senioren. In het bestemmingsplan Wergea-West grenzend aan het voorliggende plan, ligt de nadruk op de realisatie van vrijstaande, dubbele en geschakelde woningen. Daarmee wordt aangesloten bij de kenmerken van de vraag naar woningen in de gemeente. Actualisatie Woonplan Boarnsterhim
Sinds in juni 2003 het Woonplan werd vastgesteld, hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan die aanleiding waren om tot een actualisatie van het woonplan te besluiten. De veranderingen op de woningmarkt en beleidsmatige ontwikkelingen speelden hierin een rol. Bij beleidsmatige ontwikkelingen hoort ook het beschikbaar komen van verschillende woningcontingenten. Het plan eindigt daarom met een verdeling van woningaantallen over die verschillende contingenten. In de actualisatie zijn de uitkomsten van het meest recente Woningbehoefte onderzoek Fryslân (WOBOF 2003) betrokken. De volgende gegevens vallen op: De samenstelling van huishoudens in Boarnsterhim bestaat voor een groter deel uit gezinnen, dan in het Stadsgewest; Het inkomen per huishouden is hoger in Boarnsterhim dan in het stadsgewest; In Boarnsterhim is een groter aandeel koopwoningen dan in het stadsgewest; De vraag naar goedkope huurwoningen in Boarnsterhim is ongeveer half zo groot als het aanbod; De vraag naar goedkope koopwoningen is ruim vier keer zo groot als het aanbod; De vraag naar duurdere, luxere huurwoningen is ruimschoots groter dan het aanbod; Er is een grote vraag vrijstaande woningen, maar ook naar wonen met zorg en appartementen met lift. Bij de herstructurering zal met bovengenoemde uitkomsten uit het woningbehoefte onderzoek rekening worden gehouden.
Concept Open Gaten Onderzoek
In 2003 is voor Boarnsterhim onderzoek gedaan naar open gaten in de dorpen waar woningbouw mogelijk is. Aanleiding van dit onderzoek
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
33
...................................................................
is het vrijkomen van contingent, doordat de bouwstromen in de hoofdstad niet voldoende op gang komen. Voor Wergea zijn in dit onderzoek zes locaties onderzocht, waarbij een tweetal inbreidingslocaties naar voren zijn gekomen. De overige vier locaties waren niet geschikt voor woningbouw. De locaties zijn weergegeven op de bijgevoegde kaart. De twee locaties betreffen de locatie aan de Nieuwe Leeuwarderweg nr. 1 en de locatie ten westen van de M. Kalsbeekstrjitte nr. 1. (Nr. 3 en 4 op de bijgevoegde kaart) Deze locaties zijn echter thans bebouwd, waardoor van snelle realisatie geen sprake zal zijn. Voor het gebruik maken van de locatie aan de Nieuwe Leeuwarderweg zou de functie van het daar gesitueerde bedrijf moeten worden gewijzigd. Voor de locatie ten westen van de M. Kalsbeekstrjitte zou de daar gesitueerde schuur moeten worden afgebroken. De twee locaties bieden elk plaats voor één woning. 4.3
Staande Mastroute
De Staande Mastroute zal van Grou naar Leeuwarden via Wergea moeten lopen. Het doel van de route is het tot stand brengen van een korte, aantrekkelijke en veilige route tussen het merengebied en Leeuwarden. Deze route valt nu samen met een beroepsvaarweg (het Prinses Margrietkanaal). Dit traject vormt een belangrijke schakel in de staande mast verbinding tussen Zuidwest-Friesland en het Lauwersmeergebied. Op landelijk niveau is dit een onderdeel van de vaarroute tussen het Zeeuwse Deltagebied en het Lauwersmeer. Deze verbinding is in het nationale (recreatief-toeristische) beleid van grote betekenis. Een betere route tussen Grou en Leeuwarden maakt het voor watertoeristen uit het merengebied tevens gemakkelijker naar Leeuwarden te gaan, waar aantrekkelijke aanleg- en verpozingsmogelijkheden zijn. Eén van de grootste knelpunten in de verbinding is de smalle doorvaart door Wergea. De doorvaart is ongeschikt voor grotere boten. Daarom is een omleiding om het dorp noodzakelijk. Onderzocht is op welke wijze de route langs het dorp kan worden geleid. De stuurgroep Staande Mastroute heeft op 4 juni 2003 besloten tot een onderzoek naar een alternatief tracé voor de oostelijke route. Het onderzoek heeft plaatsgevonden onder verantwoordelijkheid van de provincie. Er zijn 2 varianten in beeld geweest: Een korte variant die vanaf de Wergeasterfeart de ringfeart volgt en vervolgens in noordelijke richting afbuigt en oostelijk van de boerderij Leeuwarderweg 64 het land doorsnijdt om noordelijk van Wergea weer aan de takken op de Wergeasterfeart.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
34
5 6
4
2
3
1
...................................................................
-
De lange variant volgt de ringfeart en de Peinjedyk en volgt een tracé westelijk van de boerderij Leeuwarderweg 64.
Inmiddels is gekozen voor het lange westelijke tracé. De keuze voor dit lange westelijke tracé is mogelijk van invloed op functies ten noorden van de Nieuwe Leeuwarderweg. Het is mogelijk dat de huidige hoofdzakelijke agrarische functie zal worden vervangen door een voornamelijk recreatieve functie.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
35
...................................................................
5
Milieu 5.1
Wegverkeerslawaai
In 1982 is de Wet geluidhinder in werking getreden. Het doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van geluidhinder in de toekomst. In de wet is onder meer bepaald dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger dan een in de wet bepaalde norm mag zijn. Op 1 maart 1993 is een wijziging van de Wet van kracht geworden. De meest ingrijpende verandering door deze wetswijziging betreft de zonering van wegen. Bij deze wijziging is onder meer artikel 74 ingrijpend gewijzigd. Daarin is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Sinds 1 maart 1993 is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, behoudens: wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur; wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Gezien de situatie dat in het gebied binnen de bebouwde kom de maximum snelheid 30 kilometer/uur is, zijn er in dit deel van het plangebied geen zones in het kader van de Wet geluidhinder van toepassing. Het plangebied omvat ook gebieden die buiten de bebouwde kom gelegen zijn. Op de wegen in deze gebieden geldt een maximum snelheid van 80 km/uur. Voor deze delen van het plangebied zijn wel zones in het kader van de Wet geluidhinder van toepassing. Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan. Verandering van de bestaande situatie, bijvoorbeeld door het toevoegen van nieuwe geluidgevoelige functies, is niet bij recht mogelijk. Zodoende is een akoestisch onderzoek niet nodig. In het plan is echter een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Door middel van het uitvoeren van deze wijzigingsbevoegdheden zijn, uitgezonderd bij de Wartensterdyk, geen nieuwe gevoelige functies binnen een afstand van 250 meter van de betreffende gezoneerde wegdelen voorzien. Zodoende is bij het uitvoeren van deze wijzigingen, vooralsnog een akoestisch onderzoek niet nodig. Middels de wijzigingsbevoegdheid aan de weerszijden van de Wartensterdyk
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
37
...................................................................
kunnen geluidgevoelige functies in de vorm van bedrijfwoningen worden mogelijk gemaakt. Voorafgaand aan de wijziging van het bestemmingsplan dient middels een akoestisch onderzoek te worden onderzocht of de situering van de woningen, wat betreft het aspect wegverkeerslawaai, toelaatbaar is. 5.2
Industrielawaai terrein voormalige zuivelfabriek
De voormalige zuivelfabriek was een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Dit betekent dat dit bedrijf zoveel geluidhinder produceerde dat het wettelijk verplicht was een zone rond het terrein vast te stellen. De consequentie van een dergelijke zone is onder meer dat binnen deze zone geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing (en bestemmingen) zijn toegestaan. De bewuste zone is vastgesteld en goedgekeurd bij besluiten van Gedeputeerde Staten van Friesland d.d. 18 januari 1991 en van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 2 april 1991. Gezien het feit dat de zuivelfabriek inmiddels is gesloten en dat het terrein van de voormalige zuivelfabriek op redelijk korte afstand van woningen ligt, is de bedoelde zone in het voorliggende plan komen te vervallen. Op het bewuste terrein zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder middels de voorschriften uitgesloten. Het betrokken gebied behoudt een bedrijfsbestemming, maar de toelaatbaarheid van bedrijven uit het oogpunt van hinder wordt getoetst aan de feitelijke afstand tot bestaande woningen. Met het oog hierop is in het voorliggende plan gebruik gemaakt van een zonering. 5.3
Hinder bedrijven
5.3.1 Bedrijven op en om het voormalige Fricoterrein Na de sluiting van de zuivelfabriek is de bedrijfsbebouwing grotendeels behouden gebleven, om plaats te bieden voor nieuwe bedrijven. In de afgelopen jaren is het terrein volgelopen met nieuwe bedrijven. Voor deze bedrijven is door middel van de V.N.G.-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999) de afstand tot gevoelige functies, zoals wonen bepaald. Het betreft de volgende bedrijven en bijbehorende afstanden. Omschrijving -
Grootste afstand
2 landbouwmechanisatiebedrijven SBI-Code 014; offsetdrukkerij SBI-Code 2222.6;
50 m 30 m
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
38
...................................................................
-
goothandel in ruwe schapenwol SBI-Code 5156; 3 kantoren SBI-Code 74; sportschool SBI-Code 9262; automatiseringsadviesbureau SBI-Code 72; jachtbetimmeringbedrijf SBI-Code 351;
30 m 10 m 30 m 10 m 50 m
-
doe-het-zelfzaak SBI-Code 5249; opslag goederen en stallen rijdende winkels ten bate van zuivelhandel SBI-Code 4224; fietsenhandel SBI-Code 527; verkoop en onderhoud van voorzetapparatuur SBI-Code 5154; klusbedrijf SBI-Code 45; agrarisch laboratorium SBI-Code 731; groothandel in grondstoffen voor mengvoeders en kunstmest SBI-Code 5121; bouw- en aannemersbedrijf SBI-Code 45; meubelmakerij SBI-Code 366; opslag metalen SBI-Code 5154.
30 m
-
30 m 10 m 50 m 50 m 30 m 50 m 50 m 50 m 50 m
In het algemeen is het zo dat de bedrijven op basis van deze afstanden passend zijn in hun omgeving. Echter voor het klusbedrijf, het jachtbetimmeringbedrijf en een landbouwmechanisatiebedrijf worden de afstanden die in de VNG-brochure zijn opgenomen overschreden, vanwege de te kleine afstand tot de woonbebouwing aan de Fricowei. De grootste afstand in de VNG-brochure wordt voor het jachtbetimmeringbedrijf bepaald voor stof en geluid, voor het klusbedrijf en het landbouwmechanisatiebedrijf bepaalt alleen geluid de grootste afstand. Uit een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting van de bedrijven op de gevels van de omliggende woonbebouwing is gebleken dat de 50 dB(A) door het jachtbetimmeringbedrijf en het klusbedrijf niet wordt overschreden. Bij het jachtbetimmeringbedrijf wordt het stof middels een intern systeem opgevangen in zakken, in een apart daarvoor ingerichte ruimte. Er kan zich dus geen stof buiten de inrichting verspreiden. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat ook deze bedrijven passend zijn op deze locatie. Het landbouwmechanisatiebedrijf overschrijdt de 50 dB(A) geluidbelasting op de aangrenzende woonbebouwing echter wel. De gemeente zal het bedrijf verzoeken om zijn activiteiten dusdanig te beperken dat aan de normen kan worden voldaan. Mocht dit het bedrijf niet lukken, dan zal door middel van een nadere eis het bedrijf alsnog verplicht worden om maatregelen te nemen om aan de normen te voldoen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
39
...................................................................
5.3.2 Overige bedrijven In het overige deel van het plangebied zijn de volgende bedrijven aanwezig: Omschrijving -
Grootste afstand
4 agrarische bedrijven SBI-Code 0121; 100 m landbouwmechanisatiebedrijf SBI-Code 014; 50 m agriservice bedrijf SBI-Code 014; 50 m garage met tankstation SBI-Code 501 en 505; 30 m bedrijf in horeca-apparatuur SBI-Code 51711; 30 m bedrijf in tuinmachines SBI-Code 51541; 50 m bouwbedrijf SBI-Code 45; 50 m jachtwerf met winkel in watersportartikelen SBI-Code 3512; 100 m opslag ten behoeve van landbouwmechanisatie SBI-Code 014; 50 m garagebedrijf SBI-Code 50104; 30 m opslag ten behoeve van bouwbedrijf SBI-Code 45. 50 m
In het algemeen is het zo dat de bedrijven mede door hun milieuvergunning, en de daarin opgenomen voorwaarden, passend zijn op de betrokken locatie. Voor de bedrijven die tussen de woningen zijn gelegen is er vanwege de situering doorgaans weinig mogelijkheid voor groei. Deze bedrijven zijn dan ook in hun bestaande omvang bestemd. Dit geldt ook voor de vier agrarische bedrijven welke op redelijk korte afstand van woningen zijn gelegen. 5.4
Externe veiligheid
Op de provinciale risicokaart van Fryslân staat een verzameling gegevens die allemaal betrekking hebben op veiligheid, risico’s en rampenbestrijding. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 is het opstellen van een risicokaart opgenomen als één van de actiepunten. Het doel van de risicokaart is om de burgers te informeren over de risico’s in de woonomgeving. Daarnaast kan de risicokaart ook door de hulpdiensten en het openbaar bestuur worden gebruikt bijvoorbeeld bij rampenbestrijding of bij het opstellen van ruimtelijke plannen en visies.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
40
...................................................................
Figuur 1: fragment risicokaart
Voor het plangebied is een risicocontour aangeven. De risicobron betreft een aardgastransportleiding gelegen nabij het plangebied en aangesloten op het station aan de noordzijde van het plangebied. Het betreft een transportleiding met een diameter van 6 inch en een werkdruk tot 40 bar. Voor gasleidingen worden de richtlijnen met betrekking tot veiligheid gegeven door de in 2004 vastgestelde Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In deze circulaire is voor aardgastransportleidingen aangegeven dat het bestaande beleid ongewijzigd is. Dit voorgaande beleid voor gasleidingen is opgenomen in de circulaire van de van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, kenmerk DGMH/B nr. 0104004 van 26 november 1984. Als uitgangspunt geldt dat bestemmingen welke voorzien in het regelmatig verblijf van personen in beginsel buiten de zogeheten toetsingsafstand dienen te worden gerealiseerd. In de praktijk is dit vanwege technische, planologische, of economische redenen niet altijd mogelijk. Daarom is in de regeling tevens vermeld welke minimumafstanden (de bebouwingsafstanden) gelden indien de toetsingsafstand niet gerealiseerd wordt. Bij de bebouwingsafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds incidentele bebouwing & bijzondere objecten categorie II en anderzijds woonwijken & flatgebouwen & bijzondere objecten categorie I.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
41
...................................................................
Daarnaast wordt voor aardgasleidingen een bebouwingsvrije zone aangehouden. Binnen deze zone dienen alle handelingen achterwege te blijven, welk een veilig transport in gevaar kunnen brengen. Deze bebouwingsvrije zone komt overeen met de bebouwingsafstand voor incidentele bebouwing & bijzondere objecten categorie II. Conclusie
Voor de betreffende leiding geldt een bebouwingsvrije afstand van 4 meter en een toetsingsafstand van 20 meter. Binnen de toetsingsafstand bevinden zich geen kwetsbare objecten en deze zijn binnen deze afstand tevens niet voorzien. In het deel van het plangebied waarbinnen de leiding is gesitueerd, is bebouwing uitgesloten anders dan ten behoeve van nutsvoorzieningen. 5.5
Algemeen
Luchtkwaliteit
Het Besluit luchtkwaliteit 2005 verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen de grenswaarden uit dit besluit in acht te nemen. Het doel van het Besluit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Met het besluit worden de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Het besluit betreft een zestal verontreinigende stoffen, waarvoor normen zijn gesteld (grenswaarden en plandrempels). Het gaat om stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en lood). Voor Nederland zijn stikstofoxide en fijn stof het belangrijkst.
Fijn stof (PM10)
Van de concentraties fijn stof wordt circa 15 % veroorzaakt door antropogene emissies die in het Nederland plaatsvinden. Circa 30 % wordt veroorzaakt door bronnen uit het buitenland en circa 55 % wordt veroorzaakt door natuurlijke bronnen (zoals zeezout), of onbekende bronnen (Milieu en Natuur Planbureau, 2005). Ter plaatse van het plangebied bedraagt de concentratie zeezout 6 µg/m³ (Meetregeling luchtkwaliteit 2005). Het beleid dat moet leiden tot de vermindering van de concentraties fijn stof wordt in EU-verband uitgevoerd. Alle overheidsinstanties dienen echter, binnen het kader van hun bevoegdheden, de normen in acht te nemen en dienen zich in te zetten voor goede uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit het Besluit. Zoals uit onderstaande figuur blijkt, wordt op een beperkt aantal locaties in Nederland de grenswaarde van 40 µg/m³ overschreden. Hierbij moet worden opgemerkt dat in de periode van 1992 tot 2004 een gemiddelde jaarlijkse daling van 1,2 µg/m³ heeft plaatsgevonden. Continue metingen van de luchtkwaliteit laten zien dat er regionaal niveau van een overschrijding van de grenswaarde voor het jaargemiddelde geen sprake meer is (bron: www.lml.rivm.nl). Op
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
42
...................................................................
straatniveau komen echter nog wel overschrijdingen van de grenswaarden voor.
Figuur 2: jaargemiddelde concentraties fijn stof Stikstofdioxide (NO2)
Voor NO2 zijn de vervuilingsbronnen meer plaatselijk van aard. Wegverkeer vormt de belangrijkste bron van lokale luchtverontreiniging (RIVM, 2004). Hierdoor kunnen lokaal de grenswaarden worden overschreden. Een belangrijke factor hierbij is de achtergrondwaarde. Door verkeer en bedrijvigheid in een regio worden in algemene zin de concentraties NO2 bepaald. De achtergrondconcentraties zijn in de onderstaande figuur weergegeven. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat met name stedelijke en industriële clusters een verhoogde achtergrondwaarde hebben. Voor steden in de Randstad en het zuiden van Limburg nadert de achtergrondwaarde de grenswaarde voor 2010 voor de jaargemiddelde NO2-concentraties, zijnde 40 µg/m³. Deze figuur laat ook zien, dat evenals bij fijn stof er gedurende een langere periode sprake is van dalende concentraties.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
43
...................................................................
Figuur 3: jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide Plangebied
De belangrijkste wegen in het plangebied zijn de Nieuwe Leeuwarderweg, de Kerkbuurt en de Wartensterdyk. Deze wegen zijn een schakel in de verbinding Leeuwarden-Warten. De maximum snelheid op deze wegen is 30 km/uur.
Uitgangspunten
In het plangebied wordt de maatgevende situatie bepaald door de weg Kerkbuurt, doordat bij deze weg gebouwen het dichtst bij de weg zijn gesitueerd. Met het rekenmodel CAR II is voor deze weg vastgesteld of grenswaarden en plandrempels worden overschreden. De invoergegevens zijn ontleend aan de toelichting van het Bestemmingsplan Buitengebied (paragraaf 8.3). De daarin opgenomen verkeersgegevens en -prognoses zijn ontleend aan tellingen van verschillende instanties en aan het Verkeersmodel Noord-Nederland.
Uitkomsten
Berekening van de luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden voor de jaren 2005, 2010 en 2015. Voor het berekenen van de waarden voor het jaar 2005 zijn de achtergrondwaarden van het jaar 2004 gehanteerd. Voor deze jaren is steeds uitgegaan van een verkeersintensiteit zoals deze is berekend voor het jaar 2015. De uitkomsten van het model zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze toelichting.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
44
...................................................................
Uit het model blijkt dat tengevolge van de realisatie van het plan geen van de grenswaarden wordt overschreden. Voor NO2-concentraties wordt voor het jaar 2005 een jaargemiddelde waarde van 34 µg/m³ berekend. 2005 is eveneens het maatgevende jaar. Deze waarde valt binnen de grenswaarden van 40 µg/m³. Voor fijn stof wordt voor het jaar 2005 een jaargemiddelde waarde van 30 µg/m³ berekend ten opzichte van de grenswaarde van 40 µg/m³. Ook voor fijn stof is 2005 het maatgevende jaar. Kanttekening bij de waarden voor fijn stof is dat de wettelijk toegestane aftrek van het aandeel zeezout van 6 µg/m³, nog niet heeft plaatsgevonden. Conclusie
Het bestemmingsplan voldoet aan het gestelde in Besluit luchtkwaliteit 2005. Het plan mag wat het aspect luchtkwaliteit betreft uitvoerbaar worden geacht. 5.6
Ecologie
Het voorliggende bestemmingsplan is een beheersplan. Aanzienlijke verandering van de bestaande situatie is derhalve niet mogelijk. De eventueel aanwezige ecologische waarden zullen door dit bestemmingsplan dan ook niet worden verstoord. In het plan is echter een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Middels deze wijzigingsbevoegdheden kan een uitbreiding van de jachthaven, een uitbreiding van de sportvoorzieningen en een uitbreiding van het bedrijventerrein plaatsvinden. Bij een eventuele toepassing van deze wijzigingen, zal nader onderzoek moeten plaatsvinden naar de ecologische waarden binnen het betreffende gebied. 5.7 Algemeen
Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
45
...................................................................
Archeologische waarde
Op de cultuurhistorische kaart van Fryslân (de onderstaande figuur) zijn voor het plangebied diverse gebieden van hoge archeologische waarde aangeduid. Het betreft: de dorpskern van Wergea; de gronden rond het Ald Slot; het terrein van het agrarisch bedrijf Leeuwarderweg 64; het gebied rond de percelen Wartensterdyk 2, 4 en 6; het gebied ten zuidoosten van de jachthaven. Voor het gebied dat op de FAMKE (Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra) is aangegeven als ‘streven naar behoud’ en ‘waarderend onderzoek’ (archeologisch waardevolle gebieden) is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Dit terrein is op de plankaart bestemd als “Archeologisch waardevol gebied”. Voor het herstel en behoud van archeologische waarden zijn in de voorschriften bebouwingsbepalingen en een aanlegvergunningvereiste opgenomen. Een aanlegvergunning is vereist voor de volgende activiteiten: het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen van gronden dieper dan 30 centimeter en met een grotere oppervlakte dan 50 m²; het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm; het verlagen van het waterpeil; het aanbrengen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd, met een oppervlakte groter dan 50 m².
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
46
...................................................................
Figuur 3: Fragment FAMKE, IJzertijd-Middeleeuwen, Bron: Provincie Fryslân, 16-11-2004
Archeologische verwachtingswaarde
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt tevens rekening gehouden met de te verwachten archeologische waarden. Uit de archeologische monumentenkaart FAMKE blijkt dat voor het grootste gedeelte van het gebied, de donkergele gronden weergegeven in de bovenstaande figuur voorafgaand aan bodemverstorende activiteiten een karterend onderzoek dient plaats te vinden. Het gaat daarbij om activiteiten waarbij een oppervlakte van 500 m² of meer gemoeid is. Het onderzoek dient te bestaan uit minimaal 6 boringen per hectare en minimaal 6 boringen per plan. Het onderhavige plan is een beheersplan. Er zijn bij recht geen ingrijpende bouwactiviteiten mogelijk. In het plan zijn echter wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Middels deze wijzigingsbevoegdheden kan een uitbreiding van de jachthaven, een uitbreiding van de sportvoorzieningen en een uitbreiding van het bedrijventerrein plaatsvinden. Bij een eventuele toepassing van deze wijzigingen, zal over het uit te voeren onderzoek, voor zover hier nog geen duidelijkheid over bestaat, overleg worden gevoerd met de provinciaal archeoloog.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
47
...................................................................
5.8
Water
Op grond van artikel 12 uit het Besluit op de Ruimtelijke Ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen waarin wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’. Ontwikkelingsmogelijkheden
In het onderhavige bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de waterhuishouding. Er hoeven derhalve ook geen compenserende maatregelen worden getroffen. Tevens worden geen problemen met aanwezige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding voorzien. In het onderhavige plan zijn echter wel wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Middels deze wijzigingsbevoegdheden kan een uitbreiding van de jachthaven, een uitbreiding van de sportvoorzieningen en een uitbreiding van het bedrijventerrein plaatsvinden. Bij een eventuele toepassing van deze wijzigingen, zal over het uit te voeren onderzoek overleg worden gevoerd met het waterschap.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
48
...................................................................
6
Beleid 6.1
Functioneel beleid
De in het voorliggende plan voorkomende functies zijn: wonen; voorzieningen (detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen); bedrijven; agrarische bedrijven; verkeer en verblijf; recreatieve voorzieningen; sport; water. Het beleid voor deze functies is in het navolgende aangegeven: Wonen
Het plan is in eerste instantie gericht op handhaving van het bestaande aantal woningen. Uitbreiding van Wergea vindt plaats in het aangrenzende bestemmingsplan Wergea-West. Voor het overige is in het onderhavige plan een tweetal invullocatie aanwezig die zich lenen voor woningbouw. De eerste betreft de locatie aan de Leeuwarderweg. Deze is middels toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid te benutten voor maximaal 1 woning. De tweede betreft de invullocatie aan de M. Kalsbeekstrjitte ook deze is middels een wijzigingsbevoegdheid voor maximaal 1 woning te benutten. Toename van het aantal woningen is verder beperkt tot gevallen van functiewijziging waarbij voorzieningen of bedrijven in de kom beëindigd worden en worden vervangen door een woning. Deze functiewijziging is in het plan mogelijk gemaakt door middel van een vrijstelling.
Voorzieningen
De meeste voorzieningen bevinden zich in het historische gedeelte van het dorp. Door de toekomstige uitbreiding van het dorp en de verwachte versterking van de toeristisch-recreatieve betekenis zal het draagvlak voor de aanwezige voorzieningen worden vergroot. Een aanmerkelijke uitbreiding van het voorzieningenniveau wordt, gezien de algemene tendens tot schaalvergroting, niet verwacht. Het bestemmingsplan is wat dit betreft voorwaardescheppend. Het uitgangspunt is handhaving van bestaande voorzieningen met waar mogelijk enige ruimte voor uitbreiding, en het scheppen van mogelijkheden voor passende nieuwe initiatieven. Voor nieuwvestiging wordt uit het oogpunt van concentratie het centrum
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
49
...................................................................
van het dorp aan de weerszijden van de Kerkbuurt en de Nieuwe Leeuwarderweg het meest geschikt gevonden. Dit gedeelte van het dorp heeft vanouds een gemengde functie. In het voorliggende plan heeft dit gebied dan ook een gemengde bestemming gekregen. Vanwege de fysieke situatie van de openbare ruimte, wat betreft parkeermogelijkheden, zijn de voorzieningen aan de Grote Buren en de Gele Eker beperkt tot het bestaande aantal. In het voorliggende plan zijn de bestaande voorzieningen aangeduid binnen de bestemming “Wonen”. Bedrijven
Voor de bedrijven gevestigd in de kom is het beleid gericht op handhaving. De bestaande bedrijven in de kom zijn door hun situering tussen de woningen in het algemeen beperkt tot hun bestaande omvang. Verandering van de aard van de bedrijfsuitoefening is mogelijk mits het om bedrijven gaat die toelaatbaar zijn tussen of naast woningen. De bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 van de VNG publicatie "bedrijven en milieuzonering" geven aan wat toelaatbare vormen van bedrijvigheid zijn. Het beleid voor het terrein van de voormalige zuivelfabriek is, vanaf het moment van sluiting van de zuivelfabriek gericht geweest op een invulling met nieuwe bedrijven. Inmiddels is voor alle bestaande gebouwen een invulling gevonden. Op het terrein zijn bedrijven uit milieucategorie 1, 2 en 3 (tot 50 meter) toegestaan. Gezien de situering van het terrein zijn zoneringsplichtige bedrijven voor de toekomst uitgesloten. Gezien het huidige voorzieningenniveau van het dorp en het feit dat deze voorzieningen grotendeels in het centrum zijn gesitueerd, wordt op het Fricoterrein alleen detailhandel toegestaan indien: de detailhandel voortvloeit uit de hoofdactiviteit van het bedrijf en daaraan ondergeschikt is; de detailhandel plaats vindt in combinatie met een ambachtelijk bedrijf; de detailhandel kan worden aangemerkt als watersportgebonden. Als locatie voor verdere bedrijfsontwikkeling dient een gebied oostelijk van het bestaande bedrijfsterrein. De locatie omvat de locatie van de voormalige zuiveringsinstallatie en aansluitend de gronden ten oosten van Wergea aan de noordzijde en aan de zuidzijde van de Wartensterdyk. Er zijn nog geen concrete plannen voor dit gebied. Mogelijke opties zijn: de ontwikkeling van woon/werkeenheden of representatieve vormen van bedrijvigheid aan de Wartensterdyk;
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
50
...................................................................
-
de ontwikkeling van traditionele bedrijvigheid in het centrale gedeelte aan de noordzijde van de Wartensterdyk.
Bij een verdere ontwikkeling van de bedrijfsfunctie van deze omgeving is het gewenst tevens een nieuwe ontsluiting te realiseren op de Wartensterdyk. De voorgestane nieuwe ontsluiting zal de belasting door vrachtverkeer van de J.H. Nieuwoldstraat op den duur kunnen wegnemen, doordat ook het bestaande bedrijfsterrein op deze nieuwe ontsluiting wordt aangesloten. De bedrijfsterreinen wordt niet op voorhand aangelegd maar wordt pas gerealiseerd als er concrete aanvragen liggen voor ontwikkeling van verdere bedrijvigheid. De gemeente staat in beginsel positief tegenover kleinschalige bedrijvigheid aan huis. Hieronder kan verstaan worden: een praktijkruimte, kantoor, atelier, kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies. Deze bedrijvigheid dient daarbij wel ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie. De uitoefening dient plaats te vinden in het hoofdgebouw of aan- en uitbouwen. Daarnaast bedraagt het vloeroppervlak ten hoogste 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, met een maximum van 30 m². In het gebied aan weerszijden van de Kerkbuurt en de Nieuwe Leeuwarderweg, dat vanouds een gemengde functie heeft, zijn bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Voorwaarden zijn: de nieuwvestiging mag geen hinder opleveren voor de omgeving (onder meer verkeersbelasting, parkeren); de schaal van de vestiging moet passen bij de aanwezige ruimte in het pand en op het perceel; karakteristieke bouwvormen moeten gehandhaafd blijven. Agrarische bedrijven
De binnen het plangebied aanwezige agrarische bedrijven zijn overeenkomstig hun huidige functie bestemd. De ligging aan de rand van het dorp, op korte afstand van woningen is de reden dat de bedrijven Leeuwarderweg 40 en 42 tot hun bestaande omvang zijn beperkt.
Verkeer en verblijf
Het voorliggende plan is in hoofdlijnen gericht op handhaving van de bestaande wegenstructuur
Sportvoorzieningen
Door het bestuur van de tennisvereniging is de wens geuit om te komen tot vergroting van het tenniscomplex. Bij de discussies rond de Structuurvisie Wergea was een van de opties om de sportvelden te verplaatsen naar de noordoostkant van het dorp en de sportvelden te benutten voor woningbouw. Het gemeentebestuur ziet hier van af vanwege de kosten van deze operatie en omdat het gebied binnen de
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
51
...................................................................
nieuwe vaarroute om het dorp voldoende woningbouwcapaciteit biedt tot na 2010. De gemeente zal meewerken aan uitbreiding van het tenniscomplex binnen het plangebied. In het onderhavige plan is om deze uitbreiding van de sportvoorzieningen mogelijk te maken een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden ten oosten van de H.J. Kooistrawei en een deel van de H.J. Kooistrawei. Een mogelijkheid is dat het zuidelijke deel van de H.J. Kooistrawei wordt omgeleid om de uitbreiding van het sportterrein aan te sluiten op de bestaande sportvelden. Bij de aanleg van nieuwe tennisbanen zal rekening moeten worden gehouden met een zekere afstand tot woonbebouwing. In de VNG-nota Bedrijven en milieuzonering wordt een wenselijke afstand tussen een verlichte tennisbaan en woonbebouwing van 50 meter genoemd. Recreatieve voorzieningen
Zuidzijde van Wergea In het kader van versterking van de watersportfunctie van Wergea is uitbreiding van de jachthavenvoorzieningen nabij het dorp wenselijk. In de nabijheid van de bestaande jachthaven aan de Hilleburen bestaan hiervoor de ruimtelijke mogelijkheden. In aansluiting op deze jachthaven zal op de plek waar de Staande Mastroute en de Wergeasterfeart elkaar ontmoeten een terrein kunnen worden ingericht voor dagrecreatieve voorzieningen en/of een kleine camping. Bij dagrecreatieve voorzieningen kan worden gedacht aan een speelterreintje, een picknickplek en/of een dagcamping. Verblijfsrecreatieve voorzieningen zullen beperkt moeten blijven tot een kampeerterrein: gezien de omvang van het terrein en de situatie op de verhuurbungalowmarkt in Fryslân is de bouw van recreatiebungalows niet wenselijk. Dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen zullen zich primair moeten richten op de gebruikers van de nieuwe vaarroute. Als er concrete aanleidingen zijn voor de bovenstaande uitbreiding, zal de gemeente hieraan medewerking verlenen. Noordzijde van Wergea Het tracé van de Staande Mastroute volgt de ringfeart en de Peinjedyk en volgt een tracé westelijk van de boerderij Leeuwarderweg 64. Zoals is aangegeven, in paragraaf 4.3, is de keuze voor dit lange westelijke tracé mogelijk van invloed op functies ten noorden van de Nieuwe Leeuwarderweg. Thans is in dit gebied sprake van een hoofdzakelijk agrarische functie. Na de aanleg van de Staande Mastroute is het zeer wel mogelijk dat de functies in dit deel van het plangebied zullen wijzigen. Mogelijkheden waar in dit gebied aan gedacht wordt zijn:
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
52
...................................................................
-
uitbreiding van de jachthaven; uitbreiding van de jachtwerf; verblijfsrecreatie; dagrecreatieve voorzieningen.
Van een concrete uitwerking van de verschillende functies in dit gebied is nog geen sprake. In het onderhavige plan zijn de gronden dan ook bestemd voor het huidige gebruik. Water
Het beleid is gericht op handhaving van de bestaande waterstructuur. Met name in het centrum van het dorp zullen passantenplaatsen moeten worden gecreëerd, zodat watersporters het dorp kunnen bezoeken. Voor erven grenzend aan het water is maximaal één ligplaats per erf toegestaan. Voor het overige wordt in het plangebied niet in vaste ligplaatsen langs de oever voorzien. 6.2
Dorpsvernieuwing
Over de dorpsvernieuwing in Wergea is reeds een groot aantal plannen en beleidsnota's verschenen. Het begon in 1978 met een saneringsplan voor enkele bouwwerken in het dorp, welk plan is uitgevoerd. In het vervolgtraject heeft de nota van aanpak dorpsvernieuwing een spilfunctie vervuld. In deze nota is behalve een inventarisatie van knelpunten en problemen ook de meningsvorming van en inspraak door de bevolking aangegeven. In de Nota van Aanpak is een drietal deelterreinen voor de dorpsvernieuwingactiviteiten onderscheiden: a. bebouwing; b. openbare ruimte; c. voorzieningen/accommodaties. Als uitgangspunten voor de verschillende activiteiten geldt het volgende: Bij het opstellen van plannen voor de dorpsvernieuwing dient het historische en specifieke karakter van de verschillende delen van Wergea te worden gehandhaafd en waar mogelijk te worden verbeterd. De plannen tot vernieuwing van de minder historisch waardevolle delen van het dorp dienen enerzijds het woon- en leefklimaat van het dorp te verbeteren en anderzijds het specifieke kleinschalige karakter van Wergea te verbeteren.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
53
...................................................................
Uitgevoerd zijn: de reconstructie van de Gele Eker en de Nieuwe Leeuwarderweg en Kerkbuurt; herinrichting omgeving de Bidler en de Wobkeshoek; verbetering walkanten; instellen 30 km/uur regime voor het gehele dorp; herinrichting Kleine Buren; de verbetering van de brug in de Hilleburen; de herstructurering van de Fricowei (hier zijn 28 nieuwe woningen gerealiseerd aan de Fricowei, de P.J. Kleistraat en de J.H. Nieuwoldstraat); aanleg passantenplaatsen; herinrichting Nieuwe Hoek; herinrichting Grote Buren. Tevens zijn enkele zaken uit het Plan van Aanpak achterhaald. Daarmee is de dorpsvernieuwing voor wat betreft het Plan van Aanpak afgerond. Echter, voor het gebied van De Marren, het gebied rond de Ds. De Stoppelaarstrjitte, C. Kasjestrjitte en M. Kalsbeekstrjitte en het gebiedje aan de Kerkbuurt wordt in de nota van aanpak dorpsvernieuwing aangegeven dat de openbare ruimte opgewaardeerd zou moeten worden. In het woonplan uit 2003 is aangegeven dat voor deze gebieden een meer ingrijpende aanpak noodzakelijk is. Voor deze buurten wordt samen met de bewoners en woningbouwvereniging een inventarisatie gemaakt van de knelpunten en wordt een plan van aanpak voor herstructurering opgesteld. In het onderhavige plan is om de herstructurering van deze drie buurten mogelijk te maken een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De grens van deze wijzigingsbevoegdheden komt overeen met het in het woonplan aangegeven gebied. Fricoterrein Het complex van de voormalige zuivelfabriek ligt centraal in Wergea. Aan alle kanten spelen ruimtelijke ontwikkelingen: in de omgeving van de Bidler heeft een herinrichting plaatsgevonden, in de nabije omgeving heeft de herstructurering van de Fricowei plaats gevonden waarbij de oude woningen zijn vervangen voor 28 nieuwe woningen, de realisatie van de Staande Mastroute is in voorbereiding. Deze ontwikkelingen hebben invloed op alle ontsluitingszijden van het complex: de pleinvorming bij de Bidler aan de voorkant, de herinrichting van de J.H. Nieuwoldstraat als ontsluitingsroute voor vrachtverkeer en de Staande Mastroute in verband met de ontsluiting
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
54
...................................................................
over water. In ruimtelijke zin dient het complex een goede inpassing te krijgen binnen de genoemde ontwikkelingen. Het onderhavige bestemmingsplan speelt bij de ruimtelijke inpassing van het complex een faciliterende rol. In het meerjarenprogramma stads- en dorpsvernieuwing is het aanbrengen van beplanting rond de voormalige zuivelfabriek een onderwerp. Het voorterrein van de zuivelfabriek is heringericht. Deze herinrichting is een eerste aanzet tot het weer openbaar maken van de kade. Hierdoor kan dit potentieel aantrekkelijke gebied weer aangesloten worden op de rest van het dorp en kunnen de toeristische mogelijkheden optimaal benut worden. Een opwaardering van de voormalige zuivelfabriek dient vanuit de eigenaren van het gebouw en het terrein te worden opgezet. De gemeente is van mening dat daarbij het gebouw als één geheel beschouwd dient te worden. Op basis van een gezamenlijke visie kan de ruimtelijke inpassing van het complex vorm worden gegeven.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
55
...................................................................
7
Toelichting op de voorschriften 7.1
Wettelijk kader
Algemeen
Ingevolge artikel 12 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening 1985 (Bro) moet een bestemmingsplan worden vervat in: 1. een omschrijving van de bestemmingen, waarbij het toe te kennen doel of de doeleinden worden aangegeven, alsmede in het voorkomende geval een beschrijving in hoofdlijnen van de wijze waarop met het plan dat doel of die doeleinden worden nagestreefd; 2. een of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden worden aangewezen; 3. voor zover nodig, voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van de zich daarop bevindende opstallen; 4. voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en vrijstellingsbepalingen. Voorts dient een dergelijk plan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak.
Doel en inhoud beschrijving in hoofdlijnen
In de voorschriften is, in aansluiting op de in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 aangegeven mogelijkheid, een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen. In een afzonderlijk artikel (artikel 3) is de afstemming op de aanwijzing van Wergea tot beschermd dorpsgezicht, de toepassing van nadere eisen, vrijstellingen en wijzigingen en de afstemming op andere wetten en verordeningen aangegeven. Voor het overige is de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen bij de bestemming waar deze ook van toepassing is. De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan hoe met het plan in de betreffende bestemming aangegeven doeleinden worden nagestreefd. De beschrijving dient om richting te geven aan de wijze van uitvoering van de inrichting van de openbare ruimten en als indicatie voor het stellen van nadere eisen en de toepassing van de vrijstellings- en uitwerkingsbevoegdheid. Zowel de inrichting van de openbare ruimte als de bebouwing dienen in overeenstemming te zijn met de beschrijving in hoofdlijnen. De in de beschrijving opgenomen criteria ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur zijn bindend voor het gemeentebestuur. Voor het handelen van burgers is de toetsing aan de beschrijving in hoofdlijnen
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
57
...................................................................
beperkt tot het bouwen, het uitvoeren van werken en werkzaamheden, indien daarvoor een vergunning nodig is, en het gebruik indien middels gebruiksvoorschriften een duidelijke relatie met de beschrijving in hoofdlijnen is gelegd. Bebouwingsbepalingen
Bij de bebouwingsbepalingen en de daarbij behorende nadere eisen en vrijstellingen, is rekening gehouden met de AmvB: Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningsplichtige bouwwerken zoals dat op 1 januari 2003 in werking is getreden. Ten aanzien van het bovenstaande moet worden opgemerkt dat in een beschermd stads- of dorpsgezicht bouwwerken niet bouwvergunningsvrij zijn. Tevens is er gezocht naar optimale afstemming op het gemeentelijke welstandsbeleid, dat als gevolg van de wijziging van de Woningwet door de gemeenteraad is vastgesteld.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij woningen
Al vele jaren is er discussie over de definitie van deze begrippen en vervolgens over de interpretatie van definities. In dit plan sluit de gemeente aan bij de wetgeving en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten. In het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken, is specifiek voor aan- en uitbouwen en voor bijgebouwen een regeling opgenomen. Deze gebouwen zijn in de wettelijke regeling niet gedefinieerd. In de Memorie van Toelichting staat: “Aan- en uitbouwen zijn bouwwerken die in een directe verbinding staan met het (hoofd)gebouw waaraan zij worden gebouwd. Een aanbouw is een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, terwijl een uitbouw een vergroting van een bestaande ruimte is. Deze bouwwerken breiden het bestaande (hoofd)gebouw uit, welke uitbreiding dient ter vergroting van het woongenot”. Uit deze tekst blijken twee dingen: er wordt geen functioneel onderscheid gemaakt tussen de aanen uitbouwen en het hoofdgebouw; aan- en uitbouwen worden gezien als een uitbreiding van het hoofdgebouw. In dit plan worden aan- en uitbouwen daarom gedefinieerd als onderdeel van het hoofdgebouw. Dit betekent dat alle voorschriften voor het hoofdgebouw van toepassing zijn, behalve als de aan- of uitbouw krachtens de AmvB zonder vergunning mag worden gebouwd, of als het voldoet aan de regels voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Aan- en uitbouwen dienen door hun maatvoering ondergeschikt aan de hoofdgebouwen te blijven. Ook de situering dient ondergeschikt te zijn. Ook over bijgebouwen is de AmvB expliciet: “Bijgebouwen zijn op zichzelf staande gebouwen, zoals een schuur, een garage of een ander bijgebouw bij een
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
58
...................................................................
(hoofd)gebouw”. Dit is een ruime definiëring waarin geen nadere functionele omschrijving is gegeven en waaruit ook niet blijkt of het gebouw vrijstaand dient te zijn of aangebouwd mag worden. In de bebouwingsregeling bij woningen is een logische aansluiting gezocht bij de bepalingen in de eerder genoemde AmvB. Dit leidt tot de volgende stappen: de rechtensregeling van het bestemmingsplan staat vergunningsvrije bouwwerken toe (aan- en uitbouwen van beperkte omvang en bijgebouwen en/of overkappingen tot in totaal 30 m² die aan de hoogte- en situeringseisen voldoen). Dus voor de bouwer geen procedures en geen welstandstoezicht; de rechtensregeling staat eveneens een ruimere situering en een grotere hoogte (tot 5 meter) toe. Als deze gebouwen niet groter worden dan 50 m² is een lichte vergunningsprocedure mogelijk. Als de bestaande oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gezamenlijk meer is dan 50 m², dan mag deze gehandhaafd worden. Ook mogen deze gebouwen worden gesloopt en vernieuwd tot maximaal de bestaande oppervlakte. Deze vernieuwing mag er niet toe leiden dat meer dan 50% van achter- en zijerven wordt bebouwd; voor grotere bouwpercelen (vanaf 800 m²) kan vrijstelling worden verleend voor een gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot maximaal 70 m². Maar ook hier geldt dat dit er niet toe mag leiden dat meer dan 50% van achteren zijerven wordt bebouwd. Een procedure voor de vrijstelling wordt door de gemeente gewenst geacht, omdat bij een groter oppervlak sprake kan zijn van onevenredige hinder voor het woongenot van de buren. Bij de aanvraag voor een vrijstelling dient deze afweging te kunnen worden gemaakt. Bijgebouwen bij bedrijven
Voor bedrijven buiten het gebied voor gemengde doeleinden is er voor gekozen om na vrijstelling buiten het bouwvlak 50 m² bebouwing tot een hoogte van 3 meter toe te staan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Ook de bebouwingsregeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, sluit aan bij de bepalingen van de AmvB. Dit betekent dat het plan in principe uitgaat van de regels voor: erfscheidingen; speelapparatuur; tuininrichting; overkappingen (carports); antennes;
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
59
...................................................................
voorzieningen voor verkeer en openbaar nut, zoals die zijn opgenomen in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken. In het plan is nadrukkelijk aangegeven dat de gemeente zeer terughoudend omgaat met het toestaan van steigers. Binnen diverse bestemmingen zijn alleen bouwwerken al bedoeld in artikel 43 van de Woningwet bij recht toegestaan. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers en vlonders, kunnen binnen deze bestemmingen alleen bij vrijstelling worden gerealiseerd. Beschermd dorpsgezicht
Een gedeelte van het plangebied is gelegen binnen het als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied. De grens van dit gebied is op de plankaart aangegeven met "grens beschermd dorpsgezicht". De in de toelichting op de bescherming aangegeven te beschermen waarden zijn in het plan vertaald.
Additionele voorzieningen
In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, wegen, paden, parkeervoorzieningen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. 7.2
Bestemmingsdifferentiatie
Plansystematiek
Bestemmingen Gelet op het grote verschil in karakter voor wat betreft de inrichting en/of de functie is in het plan een onderscheid gemaakt tussen de volgende bestemmingen: wonen; gemengd gebied; maatschappelijke voorzieningen; bedrijven; agrarisch gebied; water; wegverkeer; sportterrein; jachthaven; archeologisch waardevol gebied. Voor zowel de inrichting van de openbare ruimte als voor de bebouwing is in de gebieden, waar geen sprake is van ingrijpende maatregelen, de bestaande structuur uitgangspunt bij de beoordeling van inrichtings- en bouwactiviteiten. Bij gebouwen met een afwijkende hoogte is de maximum bouw- en goothoogte aangegeven.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
60
...................................................................
Wonen
Binnen de bestemming "Wonen" is gedetailleerd aangegeven waar de bouwvlakken zijn gesitueerd en welke gebieden mogen worden benut voor het bouwen van bijgebouwen. Het aantal woningen mag niet worden vergroot, met uitzondering van de bouw van één woning op een invullocatie aan de M. Kalsbeekstrjitte, middels een wijzigingsbevoegdheid. Afgezien van de Nieuwe Leeuwarderweg en de Kerkbuurt, is in het hele plangebied de verkeersfunctie ondergeschikt aan de verblijfsfunctie. Alle wegen, alsmede de aangrenzende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en tuinen en erven zijn daarom aangeduid als “verkeers- en verblijfsdoeleinden”. Hierdoor is bij kleine wijzigingen in het verloop van wegen en paden geen bestemmingsplanherziening noodzakelijk. De bestaande situatie is maatgevend. In de beschrijving in hoofdlijnen is bepaald dat aanpassing van de straatprofielen en de inrichting van gebieden alleen mogelijk is nadat aanwonenden en andere belanghebbenden zijn gehoord. Daarbij gelden de bepalingen uit de gemeentelijke Inspraakverordening. Beroep aan huis is mogelijk voor zover de uitoefening plaatsvindt in het hoofdgebouw of aan- en uitbouwen. Daarnaast bedraagt het vloeroppervlak ten hoogste 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen, met een maximum van 30 m². Ten behoeve van de herstructurering van het gebied van De Marren, het gebied rond de Ds. De Stoppelaarstrjitte, C. Kasjestrjitte en M. Kalsbeekstrjitte en het gebiedje aan de Kerkbuurt is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Gemengd gebied
De bestemming "Gemengd gebied" betreft de bebouwing aan weerszijden van de Nieuwe Leeuwarderweg, de Kerkbuurt. Hier is een uitwisseling van verschillende functies toegestaan: wonen, detailhandel, zakelijke dienstverlening en kantoren, maatschappelijke voorzieningen en bedrijven. Er gelden vier restricties: 1. Gebouwen mogen alleen voor niet-woonfuncties worden benut in combinatie met de woonfunctie. 2. De schaal van een bedrijf of instelling moet aansluiten bij het dorpse karakter van Wergea. 3. Een bedrijf of instelling mag geen problemen opleveren voor de ontsluitings- en parkeersituatie ter plekke. 4. Bedrijven en voorzieningen dienen voor wat betreft geur, stof, geluid, en gevaar aanvaardbaar te zijn tussen woningen. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de bedrijven binnen de bestemming "Gemengd gebied" is gebruik gemaakt van een Staat
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
61
...................................................................
van Bedrijven die als bijlage bij de voorschriften is opgenomen. Deze Staat van Bedrijven is ontleend aan de publicatie van de VNG Bedrijven en milieuzonering. Binnen de bestemming "Gemengd gebied" zijn bedrijven toegestaan die vallen binnen de in deze publicatie genoemde categorieën 1 en 2. De bestaande horecabedrijven in het "Gemengd gebied" worden als zodanig aangeduid. Het plan staat de vestiging van nieuwe horecabedrijven niet toe. Ten behoeve van de invullocatie aan de Nieuwe Leeuwarderweg is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. Middels deze vrijstellingsbevoegdheid kan de functiewijziging worden gefaciliteerd. Ook binnen de bestemming “Gemengd gebied” zijn alle wegen, alsmede de aangrenzende parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en tuinen en erven aangeduid als “verkeers- en verblijfsdoeleinden”. De bestaande situatie is maatgevend. In de beschrijving in hoofdlijnen is bepaald dat aanpassing van de straatprofielen en de inrichting van gebieden alleen mogelijk is nadat aanwonenden en andere belanghebbenden zijn gehoord. Maatschappelijke voorzieningen
Tot de bestemming "Maatschappelijke voorzieningen" behoren de kerken, de basisschool, de begraafplaats en het museum ‘Ald slot’. Met het oog op de uitbreiding van Wergea door de nieuwe woonbuurt Wergea West is in het plan een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor een uitbreiding van de basisschool. Door middel van deze vrijstelling kan een uitbreiding van ten hoogst 250 m² worden gerealiseerd.
Bedrijven
De bestemming "Bedrijven" betreft het complex van de voormalige zuivelfabriek, het ten oosten daarvan gelegen terrein van de voormalige zuiveringsinstallatie en de bedrijven aan de Wartensterdyk. In de bestemming bedrijven is een zonering ten opzichte van omliggende woonbuurten aangebracht. In de zone “B1” zijn bedrijven toegestaan uit categorie 1 en 2, in de zone “B2” zijn bedrijven toegestaan uit categorie 1, 2 en 3 (tot 50 m) en in de zone “B3” zijn bedrijven toegestaan uit categorie 1, 2 en 3 (tot 100 m) van de V.N.G.-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999), alsmede de bestaande bedrijven. Deze zones zijn op de plankaart weergegeven. Indien de mogelijkheden van de voornoemde bedrijventerreinen zijn uitgeput, kan de locatie ten noordoosten van de kom en ten zuiden van de Wartensterdyk worden ontwikkeld. In het plan is een
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
62
...................................................................
wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarbij de bestemming "Agrarisch gebied" wordt gewijzigd ten behoeve van de bestemmingen “Bedrijven”. Bij de wijziging in de bestemming “Bedrijven” zijn alleen bedrijven toegestaan uit de milieucategorieën 1, 2 en 3 (50). Daarnaast wordt in de zone aan de noord- en zuidzijde van de Wartensterdyk gestreefd naar de realisering van kleinschalige woon-/werkeenheden of representatieve bedrijven, middels de wijzigingsbevoegdheid “wonen en werken”. Voorafgaand aan de wijzing dient ecologisch en archeologisch onderzoek en overleg met het waterschap plaats te vinden. Tevens dient de eventuele toename van het aantal bedrijfswoningen te passen binnen de afspraken omtrent woningbouw tussen de gemeente, provincie en stadsgewest. Agrarisch gebied
De bestemming "Agrarisch gebied" betreft de als zodanig in bedrijf zijnde boerderijen en de open agrarische gebieden rondom het dorp, alsmede de ijsbaan. De ijsbaan is als zodanig aangeduid. De agrarische bouwvlakken hebben in verband met de ligging ten opzichte van de woonbebouwing een restrictief karakter. De bedrijven zijn in hun bestaande omvang bestemd. Het kampeerterrein is als zodanig aangeduid. Bij de agrarische bedrijven zijn kleinschalige vormen van kamperen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie, toegestaan. Dit conform het beleid dat is verwoord in de door de gemeenteraad op 24 februari 1998 vastgestelde notitie Kamperen in Boarnsterhim. De regelgeving met betrekking tot de agrarische bedrijven is voor zover relevant overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Boarnsterhim. Het plan biedt de mogelijkheid voor functieverandering in een woon-, recreatie- of bedrijfsfunctie. Ook bestaat de mogelijkheid om een boerderij te benutten voor de stalling van boten, caravans, en dergelijke. Bij de wijziging van de agrarische functie in een verblijfsrecreatieve functie gelden de afwegingen uit de genoemde beleidsnotitie Kamperen in Boarnsterhim. Dat houdt in dat alleen kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zijn toegestaan. Daarbij kan worden gedacht aan een kamphuis of een klein, vergunningsplichtig kampeerterrein. In de genoemde notitie worden de volgende voorwaarden voor functiewijziging geformuleerd: “- de kampeerplaats voldoet aan de eisen zoals die in de Wet op de openluchtrecreatie zijn gesteld; de aanvrager kan min of meer garanderen dat de nachtelijke rust van het dorp niet zal worden verstoord; de locatie is direct op de weg en riolering aangesloten dan wel aan te sluiten;
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
63
...................................................................
-
de locatie is landschappelijk en met het oog op natuurwaarden aanvaardbaar; de locatie geeft geen milieubeperkingen voor omliggende bedrijven; de locatie geeft geen onevenredige hinder voor omliggende woningen."
In het bestemmingsplan Buitengebied zijn zones aangewezen als “recreatief kerngebied” en “dorpszone”. Het onderhavige plangebied ligt binnen deze zones. Voor de agrarische bedrijven is een regeling opgenomen die aansluit bij de bepalingen in het bestemmingsplan Buitengebied. Het is mogelijk om de bestemming te wijzigen in aan het water gebonden vormen van recreatie zoals een zeilschool, kampeerboerderij en een (vergunningsplichtig) kampeerterrein. Ook is wijziging mogelijk naar aan het water gebonden vormen van bedrijvigheid zoals verhuur, stalling en reparatie van boten. Deze laatste vorm is alleen mogelijk in combinatie met en als onderdeel van de verhuur en stalling van boten. Verder is een wijziging mogelijk naar een manege, een pension, een restaurant, een café of een hotel. Water
De bestemming "Water" omvat de Wergeasterfeart, de Foudering en de daarop aangesloten wateren.
Wegverkeer
De bestemming “Wegverkeer” omvat de doorgaande route tussen Warten en Leeuwarden die worden gevormd door de Nieuwe Leeuwarderweg en de Kerkbuurt.
Sportterrein
De bestemming "Sportterrein" is gegeven aan de sportvelden aan de zuidkant van het dorp. In het onderhavige plan is om de uitbreiding van de sportvoorzieningen mogelijk te maken een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de gronden ten oosten van de H.J. Koostrawei. Het betreft de wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied" ten behoeve van de bestemmingen “Sportterrein”. Voorafgaand aan deze wijzingen dient ecologisch en archeologisch onderzoek en overleg met het waterschap plaats te vinden. Bij de aanleg van de nieuwe sportvoorzieningen dient rekening te worden gehouden met de zonering als opgenomen in de V.N.G.-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (1999).
Jachthaven
De bestemming “Jachthaven” betreft de jachthaven aan de Hilleburen in het zuiden van het plangebied met de daarbij behorende voorzieningen en het bedrijf aan de Nieuwe hoek nr. 17/19 met de daarbij behorende aanlegplaatsen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
64
...................................................................
In het kader van versterking van de watersportfunctie van Wergea is uitbreiding van de jachthavenvoorzieningen nabij het dorp wenselijk. In de nabijheid van de bestaande jachthaven bestaan hiervoor de ruimtelijke mogelijkheden. Om deze uitbreiding mogelijk te maken is in het bestemmingsplan een wijzigingbevoegdheid opgenomen. Het betreft de wijziging van de bestemming "Agrarisch gebied" ten behoeve van de bestemmingen “Jachthaven”. Voorafgaand aan deze wijziging dient ecologisch en archeologisch onderzoek en overleg met het waterschap plaats te vinden. De uitbreiding mag er niet toe leiden dat het totaal aantal ligplaatsen meer dan 95 bedraagt. Archeologisch waardevol gebied
De in de dorpskom gelegen gronden van archeologische waarden zijn (dubbel)bestemd als “Archeologisch waardevol gebied”. In de bestemming zijn bebouwingsbepalingen en is een aanlegvergunningvereiste opgenomen voor herstel en behoud van archeologische waarden. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het uitvoeren van werken, dieper dan 30 cm en met een grotere oppervlakte dan 50 m², niet zijn toegestaan. In de voorschriften is opgenomen op basis waarvan vrijstelling, dan wel de aanlegvergunning verleend kan worden. 7.3
Wetten
Afstemming op andere wetten en verordeningen
Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen, is bij de bijzondere bepalingen (artikel 14 en 15) aangegeven hoe de afstemming op het bestemmingsplan is geregeld van de bepalingen uit: a. de Wet op de openluchtrecreatie (bijzondere vormen van kamperen) in samenhang met de nota Kamperen in Boarnsterhim; b. de Woningwet (aanvullende werking bouwverordening). ad a.
Wet op de openluchtrecreatie In de Wet op de openluchtrecreatie is voor bijzondere vormen van kamperen een vrijstelling of ontheffing mogelijk van het verbod om zonder vergunning een kampeerterrein te houden. Deze vrijstelling of ontheffing is voor een aantal vormen alleen mogelijk indien het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet. In het plangebied zijn dergelijke vormen van kamperen alleen toegestaan bij de agrarische bedrijven. Bij het verlenen van ontheffing of vrijstelling worden de richtlijnen in acht genomen, zoals die zijn opgenomen in bijlage 2 bij de notitie Kamperen in Boarnsterhim. Deze richtlijnen hebben onder andere betrekking op de brandveiligheid, de landschappelijke inpassing, de terreinindeling en het sanitair.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
65
...................................................................
Vergunningsplichtig kamperen is mogelijk bij functiewijziging van agrarische bedrijven. Daarbij gelden de eerder geformuleerde eisen uit de notitie Kamperen in Boarnsterhim. Alleen kleinschalige vormen van vergunningsplichtig kamperen (mini-camping, kamphuis) zijn toegestaan. Gedurende de planperiode zal de Wet op de openluchtrecreatie gefaseerd worden afgeschaft. Indien noodzakelijk zal de gemeente in aanvullende regelgeving voorzien. ad b.
Verordeningen
Aanvullende werking bouwverordening In gevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de voorschriften uit de bouwverordening en die van het bestemmingsplan de voorschriften uit de bouwverordening buiten toepassing. Regelt het bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp dan blijven de voorschriften uit de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken. De vraag is dan of de specifieke regeling uit de bouwverordening over bij voorbeeld erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van duidelijkheid is aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening van toepassing blijven.
In artikel 3 is in de algemene beschrijving in hoofdlijnen aangegeven dat het ruimtelijk beleid mede wordt beoordeeld bij de toepassing van Algemeen Plaatselijke Verordening, de Ligplaatsenverordening en de Vaarwegenverordening Friesland. Tevens is de relatie met de sloopregeling van de Monumentenwet a.
De Algemene Plaatselijke Verordening In de Algemene Plaatselijke Verordening is een vergunning opgenomen voor het vellen en rooien van beplantingen. Om een dubbel vergunningstelsel te voorkomen is in het plan aangegeven dat het gemeentebestuur bij de beoordeling van een verzoek om kapvergunning de betekenis van deze beplanting voor het stedenbouwkundig beeld in de beoordeling zal betrekken. Daarmee is tevens een aanwijzing gegeven voor de situering van nieuwe beplanting bij de toepassing van de herplantplicht.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
66
...................................................................
b.
Ligplaatsenverordening Het mogen aanleggen van schepen is geregeld in de gemeentelijke ligplaatsenverordening.
c.
Vaarwegenverordening Friesland 1991 Voor de Wergeasterfeart, en in de toekomst ook de nieuwe vaarroute om Wergea geldt een zone, afgebakend door de zogenoemde beheersgrens, waarbinnen het verboden is "een werk te maken, op te richten of te hebben". Ook wijzigingen in de bestaande bebouwing zijn niet zonder toestemming van de provincie als vaarwegbeheerder toegestaan. Tenslotte mag binnen een afstand van 3 meter van de waterlijn op zomerpeil geen houtgewas worden geplant. Zoals eerder aangegeven gaan wij er van uit dat de voor de bestaande Wergeasterfeart klasse 0 van toepassing blijft. Echter gaan wij er veiligheidshalve van uit dat de nieuwe Staande Mastroute onder de provinciale vaarwegklasse I zal komen te vallen. In dat geval zijn de volgende beheersafstanden en bebouwingsvrije afstanden van toepassing: Klasse
Wergeasterfeart nieuwe vaarweg
*
0 I
Beheersgrens
10 meter 15 meter
Bebouwings-vrije zone* 5 meter 10 meter
Afstanden binnen stedelijk gebied en industrieterrein Bebouwing binnen deze zone is slechts mogelijke na ontheffing volgens artikel 19 van de provinciale Vaarwegenverordening. In het plangebied komen geen nieuwe situaties voor waarvoor ontheffing noodzakelijk is.
d. Monumentenwet Dit plan bevat geen sloopregeling, omdat daarin door de Monumentenwet wordt voorzien. Waterschap
In artikel 3 is in de Algemene beschrijving in hoofdlijnen aangegeven dat bij activiteiten waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, overleg plaatsvindt met het waterschap.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
67
...................................................................
8
Overleg en inspraak 8.1
Overleg
Van de volgende instanties is een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan ontvangen, dat hen in het kader van het overleg ex artikel 10 Bro is toegezonden: 1. Commissie van Overleg; 2. Wetterskip Fryslân; 3. Vitens; 4. Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek; 5. KPN; 6. Ministerie van Defensie. 7. Gastransportservices (onderdeel van N.V. Nederlandse Gasunie); Door Gastransportservices en het ministerie van Defensie is aangegeven dat zij geen opmerkingen hadden op het plan. Van de overige reacties is hieronder een samenvatting gegeven. De complete reacties zijn in de bijlage bij deze toelichting opgenomen.
Ad. 1 Commissie van Overleg (CvO) Opmerking Wijzigingsbevoegdheid t.a.v. bedrijfsontwikkeling. (Cat. 1 ) Het gebied aan de oostkant van Wergea, houdt een agrarische bestemming, maar door een wijzigingsbevoegdheid wordt hier de realisatie van bedrijvigheid mogelijk. De Commissie constateert dat de set voorwaarden in de voorschriften te weinig concreet is (en aldus ook te rechtsonzeker) om te kunnen worden vergeleken met (wijziging in) een andere bestemming. Bebouwingspercentage en maximale hoogte zijn bijvoorbeeld niet aangegeven. De voorschriften van de bestaande bestemming Bedrijven worden niet van overeenkomstige toepassing verklaard. De Commissie acht een gebied van circa 11 hectare wel heel erg fors voor een dorp als Wergea, dat een plattelandskern is, en geen regionaal centrum, geen speerpunt voor water- en landrecreatie in het huidige Streekplan en nog geen recreatie(ontwikkelings)kern. De Commissie stelt voor: − de wijzigingsbevoegdheid in artikel 17 in deze vorm te schrappen;
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
69
...................................................................
−
−
een aangepaste wijzigingsbevoegdheid voor de realisering van kleinschalige woon/werkeenheden of kleinschalige bedrijven op te nemen, die is toegespitst op een concrete vraag; bij wijziging naar “Bedrijven” deze bestemming ook daadwerkelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren .
Reactie De Commissie merkt terecht op dat in het huidige Streekplan Wergea is aangegeven als een ‘plattelandskern’. Deze aanduiding doet echter geen recht aan de ligging van Wergea in het Stadsgewest Leeuwarden op steenworp afstand van Leeuwarden, aan de toekomstige Staande Mastroute. Bovendien ligt Wergea binnen de zogenoemde Blauwe Zone. Deze in 1994 opgestelde Streekplanuitwerking biedt Wergea de (beleids)ruimte voor versterking van de verblijfsrecreatieve en de watersportfunctie. Deze beleidsruimte wordt in het Voorontwerp Streekplan, waarin Wergea als een recreatiekern is aangegeven, gecontinueerd. Wij zijn dan ook van mening dat de omvang van de voorgestelde wijzigingsbevoegdheid passend is binnen het huidige en toekomstige provinciale beleid. Tevens zijn wij van mening dat door de omgeving van Wergea, nabij Leeuwarden aan de Staande Mastroute, de schaal van de wijzigingsbevoegdheid passend is. De bedoelde wijzigingsbevoegdheid voorziet in de mogelijkheid om diverse soorten bedrijvigheid mogelijk te maken. In de zone langs de Wartensterdyk wordt bijvoorbeeld gestreefd naar de realisering van kleinschalige woon/werk-eenheden of kleinschalige bedrijven waarbij de representatieve bedrijfsonderdelen zoals dienstwoningen, kantoren en showrooms georiënteerd zijn op de Wartensterdyk. Noordelijker wordt gestreefd naar meer traditionele bedrijvigheid (modern gemengd), bij voorkeur met een relatie met waterrecreatie. De Commissie merkt terecht op dat diverse soorten bedrijvigheid mogelijk maken binnen één wijzigingsbevoegdheid onvoldoende concreet is. Daarmee wordt onvoldoende rechtszekerheid geboden. Conform de opmerking van de Commissie is een aangepaste wijzigingsbevoegdheid voor de realisering van kleinschalige woon/werkeenheden of kleinschalige bedrijven opgenomen. Voor het gebied verder ten noorden van de Wartensterdyk is bij wijziging naar “Bedrijven” deze bestemming van overeenkomstige toepassing verklaard
Opmerking Beschermd dorpsgezicht (Cat. 2) De Commissie merkt op dat met inachtneming van de volgende opmerkingen het plan kan worden aangemerkt als beschermend in de
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
70
...................................................................
zin van artikel 36 Monumentenwet. 1. De Commissie merkt op dat ten onrechte de aanduiding verplichte gevellijn op de plankaart ontbreekt in het bouwblok Groote Buren 28-38. 2. De kenmerkende profilering van de straten (en de vaart) wordt weliswaar als te beschermen in de plantekst genoemd, doch ontbreekt op de plankaart. De Commissie beveelt derhalve aan om een aantal profielen op de plankaart aan te geven. 3. De Commissie stelt dat de brug over de Wergeasterfeart een belangrijk ruimtelijk- en structuurelement in het dorpsgezicht vormt. De Commissie geeft aan dat het wenselijk is deze brug van een afzonderlijke aanduiding te voorzien. 4. De Commissie geeft aan dat voor de volledigheid het aanvullende blad, uitgebracht bij de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht, nog aan de voorschriften toegevoegd zou kunnen worden. 5. Bij vergunningverlening zal toetsing aan de historisch-ruimtelijke waarde van het beschermde gezicht moeten plaatsvinden. De Commissie wijst hierbij op de mogelijkheid de RDMZ in te schakelen voor nadere advisering op dit punt. 6. Los van het bestemmingsplan staat de gemeente ook de sloopvergunningsregeling van artikel 37 Monumentenwet ter beschikking, ten behoeve van de handhaving van de karakteristieke bebouwingsstructuur van het beschermde dorpsgezicht. Om een koppeling te leggen met de beschermingsdoelstelling beveelt de Commissie aan dit aspect te benoemen in de algemene Beschrijving in Hoofdlijnen (art. 3), waar onder lid 2 de afstemming met een aantal andere regelingen wordt beschreven. 7. Een minimale dakhelling van 30 graden, zoals bij recht opgenomen in de bestemmingen Wonen en Gemengd Gebied, is in zijn algemeenheid te laag voor het beschermde dorpsgezicht. De Commissie beveelt aan om deze op 40 graden te stellen en zonodig lagere dakhellingen via een vrijstelling mogelijk te maken. 8. De Commissie merkt op dat in de vrijstellingsregeling van artikel 5 (lid 5, sub c) per abuis verwezen wordt naar lid 3.a.6.; dit zou 3.a.7. moeten zijn. 9. Onder de “werken en werkzaamheden” die van grote invloed zijn op de ruimtelijke karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
71
...................................................................
behoren ook het afgraven en ophogen van gronden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen. De Commissie vindt het daarom gewenst om, naast de oeverbeschoeiingen, ook aan deze activiteiten een aanlegvergunningvereiste te verbinden. 10. De Commissie geeft het in overweging om in het plan de mogelijkheid op te nemen voor de aanduidingen voor “beeldbepalende” en “beeldondersteunende” een wijzigingsbevoegdheid op te nemen voor het geval deze panden verloren gaan bij een calamiteit. Reactie 1. De Commissie merkt terecht op dat ten onrechte de aanduiding verplichte gevellijn op de plankaart ontbreekt in het bouwblok Groote Buren 28-38. Deze aanduiding is op de plankaart aangegeven. 2. Opgemerkt moet worden dat het bestemmingsplan ter plaatse van het beschermde dorpsgezicht zeer weinig ruimte laat om de profielen te wijzigen. De profielen zijn echter een essentieel onderdeel van het beschermde dorpsgezicht. Dit onderdeel vraagt derhalve een uiterst zorgvuldige regeling in het bestemmingsplan. Conform de opmerking van de Commissie zijn drie profielen op de plankaart aangegeven. 3. Evenals vele andere bruggen in dorpskernen vormt de brug over de Wergeasterfeart een ruimtelijk- en structuurelement. De betreffende brug is hierin niet uitzonderlijk, waardoor een aanduiding “beeldbepalend”, of “beeldondersteunend” niet in de rede ligt. De voorschriften van het bestemmingsplan bieden reeds een voldoende planologische regeling voor de brug. Het aanduiden van de brug is in die zin dan ook weinig zinvol. In artikel 3 (de Algemene beschrijving in hoofdlijnen) is, naar aanleiding van de opmerking van de CvO, onder bebouwingsbeeld in het beschermd dorpsgezicht een bepaling aangaande het bebouwingsbeeld van de betreffende brug toegevoegd. 4. Conform de opmerking van de Commissie is het aanvullende blad, uitgebracht bij de aanwijzing als beschermd dorpsgezicht, nog aan de voorschriften toegevoegd. 5. Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. De Commissie merkt terecht op dat ook de sloopvergunningsregeling van artikel 37 Monumentenwet ter beschikking staat. In het plan is bijgevolg geen sloopregeling
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
72
...................................................................
opgenomen, omdat de Monumentenwet hier reeds afdoende in voorziet. Bij de afstemming op andere wetten en verordening zal dit meer expliciet worden gemaakt conform de opmerking van de CvO. 7. In het bestemmingsplan wordt weliswaar in algemene zin voor panden een minimale dakhelling van 30 graden gehanteerd, maar voor de panden in het beschermde dorpsgezicht gelden aanvullende bepalingen. In de bouwvoorschriften is voor “beeldbepalende” en “beeldondersteunende” bepaald dat de bestaande dakhelling in acht genomen dient te worden. Voor de “overige” panden in het beschermde dorpsgezicht zijn, in het geval van een ingrijpende verbouwing, voorwaarden aan de dakhelling gesteld. De “overige” panden mogen evenwel in hun bestaande bouwvorm gehandhaafd blijven. Het plan is op dit onderwerp niet aangepast. 8. De vrijstellingsregeling van artikel 5 (lid 5, sub c) is aangepast in die zin dat verwezen wordt naar lid 3.a.7 in plaats van lid 3.a.6. 9. Conform de opmerking van de Commissie is voor het afgraven en ophogen van gronden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen in het beschermde dorpsgezicht een aanlegvergunningvereiste verbonden. 10. De Commissie merkt terecht op dat indien een pand bij een calamiteit verloren gaat, de aanduidingen “beeldbepalend” en “beeldondersteunend” een ongewenste belemmering kunnen vormen voor de nieuwbouw van het pand. Conform de opmerking van de Commissie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het geval deze panden verloren gaan bij een calamiteit. De aanduiding “beeldbepalend” en “beeldondersteunend” kunnen middels deze wijzigingsbevoegdheid komen te vervallen.
Opmerking Externe veiligheid (Cat. 2) In het plan is de vestiging van risicobedrijven, in de zin van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, niet uitgesloten. De Commissie adviseert u om in het plan risicobedrijven uit te sluiten. Reactie De Commissie merkt terecht op dat de vestiging van risicobedrijven binnen de bedrijfsbestemming niet uitgesloten is. Naar aanleiding van deze opmerking zijn deze bedrijven alsnog uitgesloten in de planvoorschriften.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
73
...................................................................
Opmerking Wijzigingsbevoegdheid m.b.t. bedrijfsbeëindiging agrarische bedrijfsgebouwen (Cat. 2) In de plantoelichting wordt gesproken over een wijziging van een agrarische in een verblijfsrecreatieve functie. Verwezen wordt naar de afwegingen uit de gemeentelijke Beleidsnotitie Kamperen in Boarnsterhim. Alleen kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zijn in dat geval toegestaan. Deze voorwaarden komen echter niet terug in de voorschriften. Bovendien wordt in artikel 17 onder b onder meer aangegeven, dat agrarische bedrijfsgebouwen na bedrijfsbeëindiging kunnen worden gebruikt voor (o.a.) manege, hotel, zeilschool en recreatiewoningen. De Commissie adviseert om hier nader op in te gaan en duidelijkheid te scheppen. Reactie De Commissie merkt terecht op dat de juridische toelichting en de wijzigingsbevoegdheid in artikel 17 voor een functiewijziging van agrarische bedrijfsgebouwen niet geheel op elkaar aansluit. Hierdoor lijken de toelichting en de voorschriften met elkaar in tegenspraak. De gemeentelijke Beleidsnotitie Kamperen in Boarnsterhim gaat echter over kamperen. Voor de overige genoemde functies in de wijzigingsbevoegdheid is de genoemde notitie niet van toepassing. Bij de wijzigingsbepalingen is aansluiting gezocht bij de bepalingen in het Bestemmingsplan buitengebied. De juridische toelichting op de wijzigingsbevoegdheid is aangevuld.
Opmerking Ruimtelijke kwaliteit (Cat. 2) In het voorontwerp-streekplan is het handhaven en waar mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit het centrale uitgangspunt. In dat licht acht de Commissie het gewenst dat er bij verschillende ontwikkelingslocaties expliciet aandacht wordt besteed aan de ruimtelijke kwaliteit (stedenbouwkundige aspecten, beeldkwaliteit, etc.). Reactie Opgemerkt moet worden dat het onderhavige plan een conserverend plan is, waarbij zeer zorgvuldig is omgegaan met de ruimtelijke kwaliteit in de kern Wergea. Het plan maakt op zichzelf weinig ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn in het bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen die een ontwikkeling met zich meebrengen. Er is echter juist voor gekozen om het een en ander bij wijziging mogelijk te maken, doordat er van concrete plannen nog geen sprake is. Indien stedenbouwkundige aspecten en beeldkwaliteit zouden worden vastgelegd in het onderhavige plan, ligt een rechtensregeling meer voor de hand. Gezien de onzekerheden rond de betreffende ontwikkelingen
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
74
...................................................................
is hier echter niet toe overgegaan. Bij het uitvoeren van de wijzigingen zal conform het voorontwerp-streekplan expliciet aandacht worden besteed aan de ruimtelijke kwaliteit.
Opmerking Overige opmerkingen (Cat. 3) De Commissie merkt op dat als het agrarisch bedrijf aan de noordwestkant verdwijnt en plaats maakt voor een meer (vaar)recreatief getinte functie, er dan ook ontgronding zal plaatsvinden. De Commissie wil in verband hiermee kortheidshalve verwijzen naar het gestelde in de Ontgrondingenverordening Friesland van 1996 en adviseert om hier nader adequaat op in te gaan. De Commissie merkt op dat de toelichting op blz. 49 spreekt over 2 keer een wijzigingsbevoegdheid naar wonen terwijl blz. 62 spreekt over 1 keer vrijstelling en 1 keer wijzigingsbevoegdheid. De Commissie adviseert het een en ander op elkaar af te stemmen. Reactie Opgemerkt moet worden dat voor een eventuele functiewijziging van het agrarisch gebied aan de noordwestzijde van het dorp een eigenstandige planologische procedure zal worden doorlopen. Voor de huidige situatie voorziet het onderhavige plan in een afdoende regeling. Conform de opmerking van de Commissie is de toelichting aangepast wat betreft de realisatiemogelijkheden van woningen.
Opmerking Verklaring ex artikel 19 lid 2 WRO. De Commissie adviseert het college van GS om deze verklaring af te geven met uitzondering van de wijzigingsbevoegdheden. De Commissie adviseert voorts om de verklaring in het vooruitzicht te stellen voor situaties van concrete vraag naar ruimte voor bedrijvigheid (kleinschalige woon/werkeenheden of kleinschalige bedrijven), waarbij duidelijkheid is geboden over externe veiligheid. Reactie Deze opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
75
...................................................................
Ad. 2 Wetterskip Fryslân; Opmerking Het waterschap merkt op dat het plan geen aanzienlijke verandering van de bestaande situatie mogelijk maakt. Wel is een aantal wijzigingsbevoegdheden in het plan opgenomen. Indien er wijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de waterhuishouding, dient vroegtijdig overleg plaats te vinden met het waterschap. Reactie In de planvoorschriften is in de algemene beschrijving in hoofdlijnen (artikel 3) aangegeven dat bij activiteiten, waarbij ook belangen van het waterschap een rol spelen, overleg met het waterschap dient plaats te vinden. Tevens is bij de wijzigingsbevoegdheden als voorwaarde gesteld dat voorafgaand aan de wijziging, de watertoets uitgevoerd dient te worden. Een vroegtijdig overleg met het waterschap is, indien er wijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de waterhuishouding, derhalve gewaarborgd.
Opmerking Het waterschap wijst er op dat de mogelijkheden voor eventuele veranderingen in het gebied ten noorden van Wergea beperkt kunnen worden door de aanleg van de Staande Mastroute. Wetterskip Fryslân geeft aan graag betrokken te willen worden bij de verdere uitwerking van deze plannen. Reactie Het waterschap merkt terecht op dat het van belang is om de realisatie van de Staande Mastroute en ontwikkelingen aan de noordzijde van Wergea integraal te bezien. Daarom is er ook voor gekozen om deze ontwikkelingen niet in het onderhavige plan op te nemen. Bij de ontwikkeling van het gebied zal het waterschap, gezien het waterbelang, uiteraard in een vroeg stadium betrokken worden.
Ad. 3 Vitens; Opmerking Vitens geeft aan dat binnen het plangebied hoofdleidingen, distributieleidingen en een 315 mm PVC transportleiding aanwezig zijn. Verzocht wordt de transportleiding op de plankaart aan te geven met de nevenbestemming “openbare nutsleidingen”.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
76
...................................................................
Reactie Het belang van de leidingbeheerder is in de wetgeving afdoende geregeld. Bij het bouwen dient door de bouwer te worden getoetst of er leidingen in het geding zijn. In de juridische toelichting is aangegeven dat ondergrondse leidingen e.d. in de diverse bestemmingen zijn begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. In aanvulling hierop; indien op enig moment de leidingen beperkingen met zich meebrengen, kan dat in onderling overleg tussen belanghebbenden middels privaatrechtelijke overeenkomsten worden geregeld.
Ad. 4 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek; Opmerking De ROB spreekt zijn waardering uit over de wijze waarop de gemeente is omgegaan met de archeologische belangen, door het veiligstellen van de archeologische waarden middels de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” en de voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheden. Reactie Van de reactie van de ROB is kennis genomen.
Ad. 5 KPN. Opmerking KPN verzoekt om bij de nadere uitwerking van het plan rekening te houden met de belangen van KPN. Reactie Het belang van de leidingbeheerder is in de wetgeving afdoende geregeld. Bij het bouwen dient door de bouwer te worden getoetst of er leidingen in het geding zijn. In de juridische toelichting is aangegeven dat ondergrondse leidingen e.d. in de diverse bestemmingen zijn begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Gelet op de in het kader van de opstelling van het bestemmingsplan verzamelde gegevens is het uitgesloten dat er straalpaden over het plangebied lopen.
8.2
Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 30 maart 2005 gedurende vier weken ter inzage gelegen. Tevens is op 20 april
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
77
...................................................................
een inspraakavond gehouden. Het verslag van de inspraakavond is als bijlage toegevoegd. Tijdens de inspraakavond is een mondelinge reactie van de heer Vrouwe onbeantwoord gebleven. Middels een brief is deze vraag aan de heer Vrouwe beantwoord. De brief is als bijlage toegevoegd. Verder is tijdens de inspraaktermijn een inspraakreactie ontvangen van: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
LTO-Noord namens de heer P. van den Akker, Wartenserdyk 6; W.W.M. Hodes, Turfskipper 17; P. Talsma, Moezel 89, Drachten; R. van der Ploeg, Hilleburen 30; P. Postma, Nieuwe Hoek 17; T. Kamsma, Kleine Buren 3; Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen, namens de heer G.S. Bakker, Hilleburen 15; M.J. Pothof en J.W. Pothof-Van Uitert, Grote Buren 1.
Ad. 1 LTO-Noord namens de heer P. van den Akker Opmerking De heer Van den Akker kan zich op een aantal punten niet verenigen met het voorontwerp-bestemmingsplan. Dit betreft in de eerste plaats de geprojecteerde dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” met de daarbij behorende planologische beperkingen; een dergelijke dubbelbestemming heeft enorme consequenties voor de bedrijfsvoering. Reactie De bestemming waar de heer Van den Akker op doelt, is in eerste instantie "Agrarisch gebied" (artikel 8) met de dubbelbestemming "Archeologisch waardevol gebied" (artikel 13). Het bouwvlak binnen de agrarische bestemming wordt deels overlapt door de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied”. Indien wordt gebouwd binnen de bestemming "Archeologisch waardevol gebied" en het te bebouwen oppervlak groter is dan 50 m², dient vrijstelling te worden verleend van de bepaling in deze bestemming. Deze vrijstelling wordt slechts verleend indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden aanwezig zijn.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
78
...................................................................
De betreffende dubbelbestemming is een uitvloeisel van de doorvoering van Europees beleid. Een en ander is uitvoerig toegelicht in paragraaf 5.7 van de toelichting. Daarin is ook gemotiveerd waarom de verschillende percelen al dan niet een dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” hebben gekregen; de regeling is gebaseerd op informatie zoals opgenomen in de Friese Archeologische Monumenten Kaart Extra (FAMKE). Een verzoek om planschade kan worden ingediend nadat het plan is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Een onafhankelijk orgaan zal vervolgens het planschadeverzoek behandelen.
Opmerking Binnen het plangebied is geen uitbreidingsmogelijkheid in oostelijke richting opgenomen voor het agrarisch bouwblok van het bedrijf van Van den Akker; dit terwijl de onderliggende bestemmingsplannen deze mogelijkheid wel boden. Reactie Het onderliggende bestemmingsplan ter plaatse van het bedrijf van Van den Akker betreft het "Plan in Hoofdzaak van de voormalige gemeente Idaarderadeel" (vastgesteld door de gemeenteraad op 27 april 1965, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 april 1966). In het "Plan in Hoofdzaak" hebben de gronden de bestemming “Agrarische doeleinden, gebied P” en "Agrarische doeleinden, gebied Q" (strook grond met een breedte van 100 meter aan weerszijden van de weg). De gronden waren bestemd voor de uitoefening van akkerbouw, veeteelt, tuinbouw of enige nadere tak van bodemcultuur. Op grond van deze bestemmingen is zonder “ontheffing” van B&W geen bebouwing toegestaan. De opmerking dat de onderliggende bestemmingsplannen een uitbreidingsmogelijkheid bieden voor het agrarisch bouwblok is dus niet juist. Voorgaande neemt niet weg dat de gemeente in zijn algemeenheid van mening is dat bestaande agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden moeten hebben om zich te ontwikkelen. Om die reden is in het voorliggende bestemmingsplan ook een bouwvlak opgenomen ten behoeve van het agrarisch bedrijf van Van den Akker. In het kader van de inspraak inzake het bestemmingsplan “Staande Mastroute Voormalig tracé Wergea-Oost” is namens Van den Akker ook een schriftelijke inspraakreactie ingediend. Door Van den Akker is onder meer aangegeven dat het plan uitbreidingsmogelijkheden in oostelijke richting uitsluit. Binnen het voorliggende bestemmingsplan kan het bouwvlak nog met circa 20 meter in oostelijke richting worden
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
79
...................................................................
verschoven c.q. uitgebreid. Indien een verdere uitbreiding in oostelijke richting wordt gewenst betreft dit gronden die in het bestemmingsplan bestemmingsplan “Staande Mastroute Voormalig tracé Wergea-Oost” zijn opgenomen. De gemeente vindt het niet wenselijk dat een agrarisch bedrijf in twee verschillende bestemmingsplannen ligt. In het kader van de inspraakreactie van Van den Akker is bekeken of het mogelijk is dat de bebouwingsmogelijkheden vergelijkbaar worden met het bestemmingsplan Buitengebied 1998. Hiertoe heeft op 19 oktober met de heer Van den Akker een overleg plaatsgevonden. In overeenstemming met de heer Van den Akker is besloten het bouwvlak in oostelijke richting te vergroten. Daarmee is ook de plangrens in oostelijke richting verschoven.
Opmerking De heer Van den akker stelt dat het bestemmingsplan niet is onderworpen aan de toetsing van het Besluit Luchtkwaliteit. Reactie De stelling van de heer Van den Akker dat het besluit luchtkwaliteit niet bij het plan is betrokken is onjuist. In paragraaf 5.5 van de plantoelichting is uitgebreid op dit onderwerp ingegaan. Wel is inmiddels het Besluit luchtkwaliteit vervangen door het Besluit luchtkwaliteit 2005. De plantoelichting is hierop aangepast.
Opmerking Als laatste kan Van den Akker zich niet verenigen met de tot dusverre gevoerde procedure t.a.v. de oostelijke variant van de Staande Mastroute. In de periode vanaf 1995 is het bedrijf “besmet” geweest met de planologische schaduwwerking van het voorgenomen oostelijke tracé van de Staande Mastroute. Dit heeft zijn weerslag gehad op de ontwikkeling van het agrarische bedrijf ter plaatse, met alle financiële consequenties van dien. Reactie Opgemerkt moet worden dat het onderhavige bestemmingsplan slechts zijdelings een relatie heeft met de planologische procedure in het kader van de Staande Mastroute. Ten aanzien van deze procedure merken wij het volgende op. Het is juist dat er reeds sinds 1995 wordt gewerkt aan de totstandkoming van de Staande Mastroute, met inbegrip van de omleiding Wergea. Of en in hoeverre daarbij sprake is van financiële consequenties voor het bedrijf, zal beoordeeld moeten worden in het
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
80
...................................................................
kader van het verzoek om planschade dat door Van den Akker in 2004 is ingediend.
Ad. 2 W.W.M. Hodes; Opmerking De heer Hodes verzoekt het bouwvlak te vergroten ter plaatse van de woning aan de Turfskipper 17, zodat de realisatie van een kap op de garage mogelijk wordt. De heer Hodes stelt dat er geen overwegende ruimtelijke bezwaren zijn om de aanpassing van het plan niet toe te staan. Reactie Bij het tekenen van de plankaart zijn de hoofdgebouwen op hoekpercelen zorgvuldig begrensd. Naast het hoofdgebouw is ruimte voor een bijgebouw, of aan- en uitbouw. Deze mogen ten hoogste 5 m hoog zijn en moeten duidelijk ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. In het plan is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen van deze bouwvoorschriften. Deze vrijstellingsmogelijkheid wordt per situatie beoordeeld. In de onderhavige situatie merkt de heer Hodes terecht op dat er geen overwegende ruimtelijke bezwaren zijn om de (beperkte) aanpassing van het plan niet toe te staan. Het bouwvlak ter plaatse van de woning Turfskipper 17 is daarom aangepast.
Ad. 3 P. Talsma; Opmerking De heer Talsma heeft belangstelling voor aankoop van het pand/perceel Narderbuorren 2 te Wergea. Hij zou graag een vrijstaande woning willen realiseren. De buurman heeft aangegeven een deel van Narderbuorren 2 te willen kopen om zijn woning (Narderbuorren 4) uit te breiden. De heer Talsma verzoekt om het bouwvlak van de woningen te vergroten om het een en ander beter mogelijk te maken. Reactie De gronden van het pand/perceel Narderbuorren 2 hebben de bestemming “Wonen” en vallen binnen de aanduiding “Archeologisch waardevol gebied”. De panden Narderbuorren 2 en 4 zijn voorzien van een bouwvlak, dat de buitenste lijnen van de bestaande gevels volgt. Een aanduiding “te bebouwen erven” is aangegeven op het zuidwestelijke gedeelte van de kavels.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
81
...................................................................
Het betreffende perceel ligt aan de doorgaande weg richting Grou. De aanwezige bebouwing (Narderbuorren 2, 3, 4 en 6) vormt de zuidelijke entree van Wergea. Voor een situatie als de onderhavige, is het een logische keuze om het bouwvlak langs de bestaande gevels te leggen. De bebouwing bevindt zich op een gevoelig punt in het dorp, namelijk bij de entree. In een dergelijke situatie wordt gekozen voor een min of meer consoliderende wijze van regelen. Er wordt globaal vastgelegd wat er is. Dit neemt niet weg dat er geen andere mogelijkheden zijn voor invulling en bebouwing op de gronden Narderbuorren 2 en 4. Gezien de gevoelige locatie ligt het echter niet voor de hand in dit stadium bij recht een nieuw bouwvlak op te nemen, zoals verzocht door de heer Talsma. Hierbij speelt de dubbelbestemming “Archeologisch waardevol gebied” een rol. Voorts dienen nadere gegevens beschikbaar te komen, waarbij te denken is aan een akoestisch onderzoek (het betreffende weggedeelte kent een maximumsnelheid van 80 km/uur) en ecologisch onderzoek. Ook zal het voorgenomen plan moeten passen binnen de op te stellen stedenbouwkundige randvoorwaarden voor deze plek. Indien bovenstaande gegevens tijdig beschikbaar komen, kan, bij akkoord, een eventueel gewijzigd of nieuw bouwvlak in het bestemmingsplan worden opgenomen. In een later stadium kan, bij akkoord, vrijstelling worden verleend voor het bouwplan.
Ad. 4 R. van der Ploeg; Opmerking De heer Van der Ploeg stelt dat de woning Hilleburen 30 thans een bedrijfsbestemming categorie 3, SBI-code 45 heeft. Hij verzoekt om deze bestemming te handhaven. Reactie De gronden van de woning/perceel Hilleburen 30 hebben de bestemming “Wonen” aangeduid met “bedrijven”. Op het perceel is naast het wonen het bestaande bedrijf en bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering toegestaan. Hiermee is het huidige gebruik passend bestemd en worden voor een toekomstig gebruik voldoende mogelijkheden geboden. Het bij recht toestaan van categorie 3 bedrijven is gezien de ligging in een woonomgeving niet mogelijk.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
82
...................................................................
Opmerking De heer Van der Ploeg merkt op dat het bestemmingsplan niet voorziet in een planologische regeling voor een bedrijfsgebouw op het Fricoterrein. Voor het gebouw is volgens de heer Van der Ploeg de bouwvergunning eerste fase verleend. De heer Van der Ploeg verzoekt het bestaande schiphuis in het bestemmingsplan op te nemen en hiervoor een uitbreidingsmogelijkheid op te nemen. Tevens verzoekt de heer Van der Ploeg om een bedrijfswoning aan de Fricowei in het plan op te nemen. Reactie Eén van de uitgangspunten van het bestemmingsplan ten aanzien van het Fricoterrein is het weer openbaar maken van de kade. Hiertoe is op de plankaart het gebied rond het Fricogebouw aangeduid met “verkeers- en verblijfsdoeleinden”. Het potentieel aantrekkelijke gebied kan hierdoor weer aangesloten worden op het dorp, waardoor de toeristische mogelijkheden optimaal benut kunnen worden. Om deze reden is het in 1999 voorgestelde bouwvlak aangepast. Middels een vrijstellingsprocedure ex artikel 19, lid 3 is aan Noham b.v. vrijstelling verleend voor de realisatie van showroom, kantoor en opslag. Het is niet bekend wat de plannen van de heer Van der Ploeg ten aanzien van deze locatie zijn. Deze zullen eerst moeten worden getoetst. Het onderhavige bouwvlak is gehandhaafd. Voor het gebied van het Fricoterrein streeft de gemeente naar een integrale visie op het terrein. Zoals in de plantoelichting is aangeven is het onderhavige plan hierin faciliterend. De eigenaren van het gebouw en het terrein zullen in onderling overleg een integrale visie voor het gebied moeten opstellen. Voor het bestaande schiphuis aan de Wergeasterfeart is geen bouwvergunning verleend. Er is dan ook een handhavingstraject in gang gezet. Voor een bedrijfswoning aan de Fricowei is geen contingent beschikbaar. Tevens is de aangegeven locatie in het kader van een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk (bedrijfswoning in woonwijk). Een situering op het bedrijventerrein zou meer voor de hand liggen. Een duidelijke noodzaak voor een bedrijfswoning ontbreekt.
Opmerking De heer Van der Ploeg vraagt zich af wat de mogelijkheden zijn ten noorden van Wergea voor een camping, jachthaven, of schiphuizen.
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
83
...................................................................
Reactie De bedoelde gronden ten noorden van Wergea liggen deels buiten het plangebied. Zoals in de plantoelichting is aangegeven, biedt de komst van de Staande Mastroute tal van mogelijkheden op het gebied van recreatie en toerisme. Het onderhavig plan voorziet hier echter niet in. In een later stadium zal worden voorzien in een zelfstandige planologische procedure, waarbij uiteraard belanghebbenden bij de planvorming zullen worden betrokken.
Ad. 5 P. Postma; Opmerking De heer Postma merkt op dat bij de jachthaven aan de Nieuwe Hoek geen bouwvlak is opgenomen. De heer Postma verzoekt om nabij de haven een bouwvlak op de plankaart aan te geven, zodat in de toekomst schiphuizen gerealiseerd kunnen worden. Op 7 september 2005 heeft de heer Postma zijn inspraakreactie mondeling aangevuld. Hij heeft aangegeven dat de behoefte bestaat om een nieuwe botenopslagloods te bouwen op het terrein gelegen tussen jachthaven en huidige loodsen. Reactie Het overkappen van de jachthaven is vanuit een landschappelijke optiek en in het kader van de Vaarwegenverordening Friesland 1991 niet aanvaardbaar. De afstand van bebouwing tot de Wergeasterfeart dient op basis van de Vaarwegenverordening Friesland 1991 tenminste 10 m te bedragen. Het perceel grenst aan het buitengebied. Afschermende beplanting tussen de bebouwing en het buitengebied is ruimtelijk noodzakelijk. Vanwege de geringe breedte van het perceel is er onvoldoende ruimte voor een overdekking van de jachthaven en de realisatie van afschermende beplanting. De jachthaven is voor het huidige gebruik bestemd. De realisatie van een gebouw voor winterstalling acht de gemeente wel aanvaardbaar. Een bouwvlak voor een extra loods van 15 m bij 35 m in het verlengde van de bestaande loods is op de plankaart opgenomen.
Ad. 6 T. Kamsma; Opmerking De heer Kamsma verzoekt om aan het pand/perceel Kleine Buren 3 de bestemming “Gemengd gebied” toe te kennen. De heer Kamsma geeft aan dat in het pand sinds enige tijd een organisatiebureau is
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
84
...................................................................
gevestigd. Eveneens merkt hij op dat er geen overwegende bezwaren zijn op de bestemming “Gemengd gebied” aan de gronden toe te kennen. Reactie De fysieke situatie van de openbare ruimte laat een gemengde bestemming van de panden aan de Kleine Buren niet toe. Bedrijven en voorzieningen in het historische gedeelte van het dorp zijn derhalve beperkt tot het bestaande aantal. Deze zijn als zodanig op de plankaart aangegeven. Een uitzondering hierop wordt gevormd door de Kerkbuurt, waar de openbare ruimte een gemengde bestemming wel toelaat. Bestaande bedrijven en voorzieningen zijn in het plan aangeduid binnen de bestemming “Wonen”. Aan het pand Kleine Buren 3 is naar aanleiding van deze opmerking de aanduiding “kantoren” op de plankaart toegevoegd. Hiermee is voorzien in een passende planologische regeling.
Ad. 7 Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen, namens de heer G.S. Bakker; Opmerking Mr. M.A.A. Soppe van Kienhuis Hoving Advocaten en Notarissen geeft aan dat zijn cliënt, de heer G.S. Bakker, van menig is dat het beschermde dorpsgezicht van Wergea in één bestemmingsplan opgenomen dient te worden. Volgens de heer Bakker zou dit blijken uit artikel 36 lid 1 van de Monumentenwet. De heer Bakker merkt op dat een deel van het beschermde dorpsgezicht is opgenomen in het bestemmingsplan “Wergea-west Fase 1 en 2”. Volgens de heer Bakker zal dit laatste bestemmingsplan het dorpsgezicht ernstig geweld aan doen. Reactie De heer Bakker merkt terecht op dat uit de plantoelichting de conclusie zou kunnen worden getrokken dat het plangebied het gehele beschermde dorpsgezicht beslaat. Dit is niet het geval. Een deel van het beschermde dorpsgezicht is opgenomen in het bestemmingsplan “Wergea-west Fase 1 en 2”. De toelichting van het onderhavige bestemmingsplan is op dit onderwerp aangepast. De stelling dat het beschermde dorpsgezicht van Wergea in één bestemmingsplan opgenomen dient te worden is onjuist. In artikel 36 lid 1 van de Monumentenwet wordt gesproken over een bestemmingsplan en niet over één bestemmingsplan, hetgeen blijkt uit het tweede lid van het bedoelde artikel. De overige opmerkingen ten aanzien van het beschermde dorpsgezicht hebben geen betrekking op
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
85
...................................................................
het plangebied en zijn derhalve in de onderhavige bestemmingsplanprocedure niet relevant. Wel moet worden opgemerkt dat de heer Bakker stelt dat er een duidelijke relatie ligt tussen het beschermde dorpsgezicht en de geprojecteerde woonuitbreiding. Dit pleit er juist voor om dit deel van het beschermende dorpsgezicht in het bestemmingsplan op te nemen die deze woonuitbreiding planologisch mogelijk maakt, zoals de gemeente heeft gedaan.
Ad. 8 M.J. Pothof en J.W. Pothof-Van Uitert, Grote Buren 1. Opmerking De heer en mevrouw Pothof verzoeken in het bestemmingsplan het gebruik van Grote Buren 10 voor een tearoom en logies mogelijk te maken. Zij menen dat een dergelijk gebruik goed passend is binnen het recreatiebeleid van de gemeente. Reactie Thans is er ter plaatse van het van Grote Buren 10 geen bestemmingsplan vigerend. Wel is een voorbereidingsbesluit van kracht. Een eventueel bouwplan dient getoetst te worden aan het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. Ten aanzien van het gebruik gelden thans de bepalingen ten aanzien van milieu en leefomgeving, zoals ondermeer is vastgelegd in de gemeentelijke verordeningen. Het gemeentelijk beleid is gericht op permanente bewoningen in de komgebieden in Boarnsterhim. Het is gewenst dat het pand permanent bewoond wordt, gezien de ligging in een woongebied. Binnen komgebieden en tussen gewone woningen is recreatieve bewoning ongewenst. Het pand is in het onderhavige bestemmingsplan bestemd voor “Wonen” .
.................................................................... 025.00.17.35.00.toe
86