BESTEMMINGSPLAN SLEEN BRINK 12 MOTTENKAMPSTEEG (WONEN)
BESTEMMINGSPLAN SLEEN - BRINK 12 MOTTENKAMPSTEEG (WONEN)
CODE 1041118 / 30-08-12
GEMEENTE COEVORDEN 1041118 / 30-08-12 BESTEMMINGSPLAN SLEEN - BRINK 12 - MOTTENKAMPSTEEG (WONEN) TOELICHTING INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING
1. 1. 1. 2. 1. 3. 2.
Aanleiding Planologische regeling Leeswijzer
BELEIDSKADER
2. 1. 2. 2.
Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
blz 1 1 1 2 3 3 3
3.
VOORGESTELDE ONTWIKKELINGEN
5
3. 3. 3. 3.
1. 2. 3. 4.
5 5 6 7
4.
TOETS AAN WET- EN REGELGEVING
4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4. 4.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Geluid Milieuzonering Bodem Water Externe veiligheid Luchtkwaliteit Ecologie Archeologie Kabels en leidingen
8 8 9 9 10 10 10 11 12
5.
JURIDISCHE VORMGEVING
13
5. 1. 5. 2. 5. 3. 6.
Huidige situatie Beschrijving initiatief Ruimtelijke inpassing Afbraakovereenkomst
8
Algemeen Toelichting op de bestemmingen Afwijken van het bestemmingsplan
13 13 14
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
15
6. 1. 6. 2.
Algemeen Exploitatieplan
15 15
7.
OVERLEG
16
8.
RAADSVASTSTELLING
17
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Randvoorwaarden stedenbouwkundige en beeldkwaliteit Wateradvies Ecologisch onderzoek Archeologisch bureauonderzoek Overlegreactie Zienswijzennotitie
1041118
1.
blz 1
INLEIDING
1. 1. Aanleiding In het noorden van de historische kern Sleen ligt een agrarisch bedrijf. De karakteristieke boerderij bij dit bedrijf ligt aan de Brink. De achterliggende bedrijfsbebouwing wordt ontsloten op de Mottenkampsteeg, een zijstraat van de Brink. De eigenaar van het bedrijf heeft het plan opgevat om de bedrijfsbebouwing te slopen en hier een woonhuis voor terug te bouwen. Het plangebied ligt op de cultuurhistorisch waardevolle es van Sleen, ten zuiden van de Mottenkampsteeg. De begrenzing is afgestemd op de kadastrale perceelsgrenzen. De ligging van het plangebied is gevisualiseerd in figuur 1.
Figuur 1.
De ligging van het plangebied
1. 2. Planologische regeling Het perceel valt onder de regeling van het bestemmingsplan Sleen, dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 14 oktober 2003. Het onderhavige perceel heeft hierin de bestemming “Agrarisch gebied” met daarop een bouwvlak, waarbinnen agrarische bedrijfsbebouwing gerealiseerd mag worden. Ook is de historische kern van Sleen, waaronder het plangebied, aangewezen als “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden”. Het beoogde woonhuis kan niet op basis van dit bestemmingsplan worden gerealiseerd. Omdat het verwijderen van landschapsontsierende bedrijfsbebouwing deel uitmaakt van het initiatief, wil de gemeente Coevorden in principe hieraan medewerking verlenen. Hiervoor dient een nieuw bestemmingsplan te worden vastgesteld. De nieuwe woning wordt hierin juridischplanologisch mogelijk gemaakt en de mogelijkheden voor een agrarisch bedrijf komen te vervallen.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 2
1041118
1. 3. Leeswijzer De toelichting op het bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet, waarin wordt ingegaan op de provinciale en gemeentelijke beleidsuitgangspunten ten aanzien van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de ruimtelijke en functionele aspecten van het plangebied en de voorgenomen ontwikkeling. Hoofdstuk 4 behandelt vervolgens de verantwoording ten aanzien van de omgevingsaspecten die van belang zijn voor het bestemmingsplan. Hoofdstuk 5 gaat kort in op de juridische regeling van het bestemmingsplan, waarna in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. De laatste hoofdstukken behandelen de bestemmingsplanprocedure.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
2.
blz 3
BELEIDSKADER
2. 1. Provinciaal beleid Omgevingsvisie Drenthe Provinciale Staten hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is het strategisch kader voor de ruimtelijke economische ontwikkeling van Drenthe en bevat themagerichte beleidslijnen. De omgevingsvisie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POPII). De provincie geeft in de Omgevingsvisie Drenthe met betrekking tot dit plan een aantal beleidsregels. In de omgevingsvisie wordt in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik aangegeven dat er wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Verdichting gaat voor uitbreiding. In het bebouwde gebied is er ruimte voor het ontwikkelen van deze functie, mits dit niet ten koste gaat van cultuurhistorische dorpskernen. In deze situaties wordt gezocht naar een maatwerkoplossing. De ontwikkeling vindt plaats in een cultuurhistorische dorpskern. Het uitgangspunt voor het plan is dan ook dat de cultuurhistorische en landschappelijke waarden ter plaatse versterkt worden. Door het verwijderen van een grote hoeveelheid ontsierende bedrijfsgebouwen en deze te vervangen door een woonhuis dat aansluit bij de karakteristiek van de dorpskern, gaat de ontwikkeling niet ten koste van de cultuurhistorische waarden van de omgeving. De voorgestelde ontwikkeling sluit aan bij de bestaande bebouwing en zal de omgevingswaarden niet in negatieve zin aantasten. Hierdoor is de ontwikkeling ruimtelijk inpasbaar binnen de bestaande woonomgeving. De voorgestelde ontwikkeling sluit aan bij het provinciaal beleid zoals verwoord in de omgevingsvisie. 2. 2. Gemeentelijk beleid Woonplan In het Woonplan II heeft de gemeente Coevorden het woonbeleid voor de periode 2005-2015 omschreven. In dit woonplan wordt het toekomstige woonbeleid en de ambities op het gebied van wonen, zorg en welzijn van de gemeente Coevorden verwoord. In het woonplan wordt Sleen als hoofdkern gekarakteriseerd. Deze kernen hebben voornamelijk een woonfunctie voor de eigen behoefte, in samenhang met de plaatselijke werkgelegenheid. Voor Sleen is per 1 januari 2005 een contingent voor 27 woningen beschikbaar. Onlangs heeft het college de notitie Woningbouwstrategie voor de grote en kleine kernen van de gemeente Coevorden tot 2020 vastgesteld. Het huidige woningbouwprogramma voor de kernen in de gemeente Coevorden, zoals geformuleerd in het Woonplan II, is in deze notitie geactualiseerd en aangepast op grond van de meest recente demografische gegevens. Er is een herverdeling gemaakt van de nog uit te geven kavels, waarbij de meest kansrijke kernen ook de meeste uitbreidingsmogelijkheden krijgen.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 4
1041118
Welstandsnota Het welstandsbeleid van de gemeente Coevorden is verwoord in de Welstandsnota 2009 gemeente Coevorden. Voor het krijgen van een positief welstandsadvies moeten bouwplannen aan bepaalde criteria voldoen. Deels gaat het om algemene eisen die voor alle bouwwerken in de hele gemeente gelden, deels zijn de criteria steeds per gebied bepaald. Daarnaast zijn objectgerichte welstandscriteria opgenomen. De algemene welstandscriteria liggen ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. Het plangebied is gelegen in het welstandsgebied “Esdorp”. Voor dit gebied is een aantal welstandscriteria voor onder andere woningen opgesteld. Vanwege de ligging in een cultuurhistorisch waardevolle kern zijn voor de locatie randvoorwaarden voor de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit opgesteld. Deze zijn opgenomen in bijlage 1. Het uitgangspunt voor het plangebied is dat het beoogde bouwplan aansluit bij het wensbeeld en vergezeld gaat met een definitief, positief welstandsadvies. De regeling in dit bestemmingsplan is afgestemd op de welstandscriteria. Een goede beeldkwaliteit voor het perceel wordt hierdoor, tezamen met de welstandsbeoordeling, voldoende gewaarborgd.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
3.
blz 5
VOORGESTELDE ONTWIKKELINGEN
3. 1. Huidige situatie Het onderhavige perceel ligt op de cultuurhistorisch waardevolle es, in het noorden van Sleen. Het dorp Sleen is ontstaan rondom de brink in het noorden van het dorp en in de 19e eeuw behoorlijk uitgebreid richting het zuiden. Rondom het plangebied zijn de historische structuren nog duidelijk zichtbaar. Het plangebied ligt aan de oude hoofdroute door het dorp, de Brink. Aan deze weg staat op het perceel een karakteristieke boerderij. Hierachter, aan de Mottenkampsteeg, staan een dubbele loods en een mestsilo. Rondom de bebouwing is het perceel grotendeels voorzien van verharding. Het meest westelijke deel van het plangebied is onverhard en wordt gebruikt voor de opslag van werktuigen en materialen. Figuur 2 geeft een luchtfoto van het perceel weer.
Figuur 2.
Luchtfoto plangebied
3. 2. Beschrijving initiatief De initiatiefnemer heeft het plan opgevat om de bedrijfsbebouwing ten westen van de boerderij te slopen en hiervoor een compensatiewoning terug te bouwen. De boerderij krijgt hierbij een functie als woonhuis. De ontwikkeling is in lijn met de provinciale Ruimte voor Ruimte regeling. Voor de sloop van meer dan 750 m2 aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in het buitengebied, mag een woning worden teruggebouwd. Omdat de ontwikkeling niet in het buitengebied plaatsvindt, kan niet van de regeling gebruik worden gemaakt. De gemeente heeft aangegeven toch medewerking te willen verlenen, aangezien het initiatief leidt tot een kwaliteitsverbetering op de locatie.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 6
1041118
Een concreet bouwplan voor de woning is nog niet gemaakt. De bouwmogelijkheden die in dit bestemmingsplan worden geboden, zijn afgestemd op de stedenbouwkundige randvoorwaarden die door de gemeente zijn opgesteld. De woning wordt georiënteerd op de Mottenkampsteeg. De voorgevel ligt op minimaal 12 meter vanaf deze weg. Omdat het wenselijk is dat de nieuwbouw aansluit bij de bestaande bebouwing, dient deze binnen 50 meter vanaf de achtergevel van de bestaande boerderij te worden gebouwd. Bijgebouwen dienen ten zuiden en westen van de woningen te worden gerealiseerd. Het ontwerp van de hoofdvorm dient aan te sluiten bij de karakteristiek van de bestaande omliggende bebouwing, waardoor de cultuurhistorische waarden in de omgeving worden gerespecteerd. Deze karakteriseert zich door het toepassen van een lage gootlijn. De gevels zijn van roodbruine bakstenen gebouwd en het dak is bedekt met dakpannen of riet. 3. 3. Ruimtelijke inpassing Vanwege de ligging op een historische brink van cultuurhistorische waarde, is een bijzondere welstandstoetsing aan de orde. Een goede inpassing van de woning in de omgeving is van groot belang. Het vasthouden aan het transparante karakter van het dorp vormt het wensbeeld voor het plangebied. Een mogelijke toekomstige inrichting van het plangebied, die aansluit bij de welstandseisen en de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan, is weergegeven in figuur 3.
Figuur 3.
Voorbeeldinrichting
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 7
3. 4. Afbraakovereenkomst De sloop van de bedrijfsbebouwing wordt gegarandeerd door middel van een afbraakovereenkomst, welke tussen de gemeente en de initiatiefnemer is gesloten. Met deze overkomst is vastgelegd dat er niet eerder met de bouw van de woning mag worden begonnen, dan wanneer alle bedrijfsbebouwing op het perceel is verwijderd.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 8
4.
1041118
TOETS AAN WET- EN REGELGEVING
4. 1. Geluid Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is alleen geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang. In de wet is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds. De Wgh stelt dat op de gevels van geluidsgevoelige objecten voldaan moet worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Op de Brink geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur, waarmee deze weg zoneplichtig is. De beoogde woning staat op circa 45 meter vanaf de Brink. Uitgaande van reële verkeersintensiteit van 1.000 motorvoertuigen per etmaal, zal zelfs zonder afschermde lintbebouwing worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De Mottenkampsteeg betreft een ondergeschikte weg voor de ontsluiting van de aangelegen (agrarische) percelen op de Brink. De verkeersintensiteit wordt hier geschat op maximaal 200 motorvoertuigen per etmaal. Op basis hiervan is de afstand van de 48 dB contour berekend op 4,6 meter vanaf de Mottenkampsteeg. Aangezien de woning op 12 meter van deze weg mogelijk wordt gemaakt, wordt ruimschoots voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. De woning aan de Brink betreft een bestaande situatie. Deze woning krijgt geen uitbreidingsruimte richting de weg. Omdat de akoestische situatie voor deze woning niet verandert, is het niet nodig om voor deze woning een akoestisch onderzoek uit te voeren. Omdat met zekerheid kan worden gesteld dat op de gevels van de nieuwe woning aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, ontstaan er als gevolg van dit bestemmingsplan geen conflicten met de Wgh. 4. 2. Milieuzonering In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Rondom het plangebied overheerst de woonfunctie. Het wijzigen van de agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming levert milieutechnisch een betere situatie op. In de directe omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor. Vanuit de milieuzonering bestaan er dan ook geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 9
4. 3. Bodem Voor het onderhavige project geldt als uitgangspunt dat de grond geschikt is voor de toekomstige functie. Verdachte plekken dienen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. Waar nodig moeten de saneringsmaatregelen worden aangegeven. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico’s voor de volksgezondheid aanwezig zijn. Omdat het perceel momenteel wordt gebruikt door een agrarisch bedrijf is het niet uit te sluiten dat de bodem binnen het plangebied verontreinigd is. Voor de gewenste ontwikkelingen geldt dat voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een onderzoek naar de gesteldheid van de bodem uitgevoerd moet worden. Daar waar sprake is van een verontreiniging dient sanering plaatst te vinden. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan komt hiermee niet in het geding, omdat het plangebied niet te boek staat als (potentieel) verdachte locatie. Een bodemonderzoek in het kader van het voorliggende bestemmingsplan is niet noodzakelijk. 4. 4. Water Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De ontwikkeling is voorgelegd aan het waterschap Velt en Vecht via de digitale watertoets. Vanwege de ligging in een kwetsbaar watergebied dient de normale procedure voor de watertoets te worden doorlopen. Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit advies is opgenomen in bijlage 2 en hieronder samengevat. Afval- en hemelwatersysteem Het bovengronds afkoppelen van hemelwater en het infiltreren van hemelwater op eigen perceel geniet de voorkeur van het waterschap. Voorts is het wenselijk om geen gebruik te maken van uitlogende materialen. Indien infiltratie op eigen erf niet mogelijk is, kan misschien aangesloten worden op het gebied Schaapstreek – Bannerschultestraat. Kwetsbaar water Emissies van verontreinigingen naar het grond- en oppervlaktewater dienen teruggebracht te worden. Proces De afname van het verhard oppervlak die dit bestemmingsplan voorstelt, is gunstig voor de waterhuishouding. De invloed van het plan op de waterhuishouding is ook gering. Wanneer rekening wordt gehouden met het wateradvies in de verdere planvorming, heeft waterschap Velt en Vecht geen bezwaar.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 10
1041118
4. 5. Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Drenthe bekeken. Hieruit blijkt dat er in of nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet binnen een invloedsgebied van een transportroute voor gevaarlijke stoffen of binnen de inventarisatieafstand voor buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor de voorgestane ontwikkelingen geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven. 4. 6. Luchtkwaliteit Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze “niet in betekenende mate” bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Kleine woningbouwlocaties, en daarmee dit initiatief, behoren daar ook bij. Het voorliggende bestemmingsplan maakt slechts extra één woning mogelijk en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Hiermee wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in de Wet milieubeheer. 4. 7. Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied dat in het kader van de Natuurbeschermingswet is beschermd. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is op ruime afstand gelegen. Voorts maakt het plangebied geen deel uit van gebieden die provincie Drenthe van belang acht voor de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De dichtstbijzijnde EHS gebieden liggen op drie kilometer ten noorden van Sleen.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 11
De ontwikkeling vindt binnen de bebouwde kom plaats. Er worden geen milieubelastende functies voorgesteld. De ontwikkeling zal dan ook geen invloed op de doelstellingen de EHS gebieden hebben. Soortenbescherming De bescherming van soorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Hierin zijn bepalingen opgenomen van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze wet is een aantal planten- en diersoorten aangewezen die licht, middelzwaar of zwaar beschermd zijn. Voor licht beschermde soorten geldt een vrijstelling bij ruimtelijke projecten. Voor middelzwaar beschermde soorten geldt alleen een vrijstelling wanneer de beoogde werkzaamheden worden uitgevoerd volgens een door LNV goedgekeurde gedragscode. Voor zwaar beschermde soorten dient bij ruimtelijke ingrepen ontheffing te worden aangevraagd. Behalve de Flora- en faunawet is ook de Rode Lijst van belang, waarop zeldzame en bedreigde soorten zijn opgenomen. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan worden opgemerkt dat in het omliggende gebied de woonfunctie overheerst. Het plangebied zelf betreft het terrein behorende bij een voormalige agrarisch bedrijf. Wel wordt voor de uitvoering van dit bestemmingplan enige bedrijfsbebouwing gesloopt. Het is mogelijk dat deze bebouwing een habitat voor beschermde soorten, zoals vleermuizen, vormt. Voor de ontwikkeling is daarom een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Het bijbehorende rapport is opgenomen in bijlage 3. Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied geen habitat voor middelzwaar of zwaar beschermde soorten vormt. Wel komen enkele broedvogels voor. Indien buiten het broedseizoen met de werkzaamheden wordt begonnen, veroorzaakt de uitvoering van dit bestemmingsplan geen conflicten met de Flora- en faunawet. Voor alle soorten blijft de algemene zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. 4. 8. Archeologie Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg als onderdeel van de Monumentenwet in werking treden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen en projecten rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Op de archeologische monumentenkaart van de provincie is de es van Sleen, waaronder het plangebied, aangewezen als terrein van hoge archeologische waarden. Er kan dan ook niet worden uitgesloten dat zich in het plangebied archeologische resten bevinden. Door Libau is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Hierbij is beoordeeld welke archeologische resten aangetroffen kunnen worden en op welke manier hier op een verantwoorde wijze mee kan worden omgegaan. Het bijbehorende rapport is opgenomen in bijlage 4.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 12
1041118
Aan de hand van het onderzoek wordt geadviseerd om tijdens de sloop van de funderingen van de gebouwen en bij het uitgraven van de bouwput een archeologische inspectie te laten uitvoeren. De resultaten van deze inspectie dient te worden doorgegeven aan het bevoegd gezag (gemeente Coevorden). Mochten bij de inspectie archeologische waarden worden aangetroffen dan kan worden beoordeeld of vervolgonderzoek noodzakelijk is. De potentiële archeologische resten in de bodem worden in de bestemmingsplan beschermd doordat voor alle bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 25 m2 een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Voor het verkrijgen van deze vergunning dient archeologisch onderzoek te worden verricht. Voor de locatie waar de schuren staan geldt een afwijkende regeling. Hier dienen bodemverstorende werkzaamheden onder archeologische begeleiding te worden gedaan. De exacte invulling daarvan kan nader worden bepaald door de gemeente Coevorden. Op de voorgenoemde wijze wordt op een verantwoorde manier omgegaan met de archeologische waarde van het terrein en is het bestemmingsplan uitvoerbaar. 4. 9. Kabels en leidingen In en rondom het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. De kabels en leidingen die in en rondom het gebied voorkomen hoeven niet te worden voorzien van een planologische regeling.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
5.
blz 13
JURIDISCHE VORMGEVING
5. 1. Algemeen Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden, met inachtneming van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. 5. 2. Toelichting op de bestemmingen Wonen Het gehele plangebied valt onder de bestemming “Wonen”. Binnen deze bestemming is de woonfunctie met bijbehorende voorzieningen mogelijk. De regeling behorende bij deze bestemming is afgestemd op het bestemmingsplan Sleen. De bebouwing is vastgelegd binnen een bouwvlak. De bestaande boerderij is strak vastgelegd en voorzien van de aanduiding “karakteristiek”. Hiermee wordt geregeld dat de bestaande hoofdvorm ongewijzigd blijft. Op basis van de welstandscriteria is een bouwvlak voor de nieuwe woning gelegd. Binnen dit bouwvlak mag één vrijstaande woning gerealiseerd worden. Bijgebouwen dienen binnen de aanduiding “bijgebouwen” gebouwd te worden. Waarde - Archeologie De mogelijke archeologische resten in het plangebied worden beschermd in de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. Binnen deze bestemming dient voor bodemingrepen groter dan 25 m2 eerst een archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Binnen de aanduiding “specifieke vorm van waarde - archeologische begeleiding” is de bouw van het woonhuis in beginsel uitvoerbaar. Wel dienen bodemverstorende werkzaamheden onder archeologische begeleiding te worden uitgevoerd of dient een inspectie te worden gedaan.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 14
1041118
5. 3. Afwijken van het bestemmingsplan De gemeente Coevorden heeft in 2010 de facetbestemmingsplannen Lokale bouwprojecten en Recreatie vastgesteld. Deze bestemmingsplannen bieden de mogelijkheid om onder voorwaarden van het bestemmingsplan af te wijken. Er wordt op deze wijze voorzien in beperkte ontwikkelingen, zoals woningsplitsing, kleinschalig kamperen en Bed & Breakfast. De afwijkingsmogelijkheden uit de facetbestemmingsplannen zijn in dit bestemmingsplan, voor zover relevant, overgenomen in artikel 5 en 6.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
6.
blz 15
ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID
6. 1. Algemeen Bij de uitvoering van een plan kan in zijn algemeenheid onderscheid worden gemaakt tussen de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Bij het eerste gaat het om de kosten en andere economische aspecten die met de verwezenlijking van het plan samenhangen. Bij het tweede gaat het er om hoe de verwezenlijking door de maatschappij (overheid en burgers samen) wordt gedragen. Dit laatste komt aan de orde in hoofdstuk 7. 6. 2. Exploitatieplan Doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden. In het voorliggende plan is er op basis van het Bro sprake van een bouwplan. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Voor het bestemmingsplan is daarom een grondexploitatieplan niet noodzakelijk.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 16
7.
1041118
OVERLEG
In het kader van het overleg is het voorontwerp bestemmingsplan naar de betrokken instanties gestuurd. Van de provincie Drenthe is een schriftelijke reactie ontvangen. De VROM-Inspectie heeft per mail aangegeven niet inhoudelijk te reageren op het bestemmingsplan, omdat er geen nationale ruimtelijke belangen in het plan zijn opgenomen. Verder heeft Vereniging Dorpsbelangen Sleen-Diphoorn een (informele) reactie gestuurd. Deze geeft geen aanleiding tot het aanpassen van het bestemmingsplan. De vooroverlegreactie van de provincie is opgenomen in bijlage 5 en hieronder samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie. Provincie Drenthe De provincie geeft aan dat in het bestemmingsplan het aspect “Cultuurhistorie” van provinciaal belang is. De provincie constateert dat het plan tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit leidt en dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de kernkwaliteit “Cultuurhistorie”. Wel wordt bij het opstellen van het concrete bouwplan aandacht gevraagd aan de schaal en verhouding ten opzichte van de bestaande bebouwing. Reactie gemeente:
Buro Vijn B.V.
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
8.
blz 17
RAADSVASTSTELLING
Ingekomen zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan Sleen – Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen) heeft van 2 mei 2012 tot en met 12 juni 2012 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze omtrent het plan kenbaar te maken. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is door de gemeente voorzien van een passende beantwoording in de Zienswijzennotitie: BP Sleen – Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen). Deze notitie en de ingekomen zienswijze zijn opgenomen in bijlage 6. De zienswijze geeft geen aanleiding om het bestemmingsplan gewijzigd vast te stellen. Vaststelling Op ___________________ heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Sleen – Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen) ongewijzigd vastgesteld.
===
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
BIJLAGE 1
Gemeente Betreft Locatie Datum
: Coevorden : randvoorwaarden stedenbouwkundige en beeldkwaliteit : Coevorden, Brink 12 Sleen : 22-02-2010
Beschrijving locatie De locatie is gelegen aan de Brink te 12 Sleen. De bestaande boerderij staat direct met de zijgevel aan de Brink. Naast het perceel loopt de Mottenkampsteeg. De bestaande schuren staan met de nok evenwijdig aan deze steeg. De steeg veranderd na het perceel in een laan met aan weerszijde een rij bomen. Karakterstiek voor de bebouwing in de directe omgeving is dat de afstand tussen de gebouwen beperkt is. Er is duidelijk een structuur te ontdekken in de nokrichtingen.
bestaande situatie
Ontwikkeling Het ligt in de bedoeling de bestaande agrarische bedrijfsgebouwen te slopen en te vervangen door een enkel woonhuis. Het huis wordt op het kadastrale perceel 1502 gebouwd. Welstandscriteria Volgens de welstandsnota van de gemeente Coevorden zijn de algemene welstandscriteria en de gebiedsgerichte criteria van gebied D1 Welstandscriteria Esdorp van toepassing. Als aanvulling gelden daarnaast de volgende voorwaarden en aandachtspunten. Ruimtelijke voorwaarden en aandachtspunten Wensbeeld
De criteria voor gebied D1 zijn erop gericht om bij veranderingen de transparantie van het dorp in stand te houden. Er wordt vastgehouden aan het bestaande karakter van het dorp.
Oriëntatie
De oriëntatie wordt evenwijdig aan de Mottekampsteeg gehouden. De nokrichting voor hoofd- en bijgebouwen komt parallel aan de Mottenkampsteeg. De gevel aan de steeg is de voorgevel, de afstand tussen de voorgevel en het hart van de steeg wordt tenminste 12 meter. De nieuwbouw van hoofd- en bijgebouwen wordt binnen 50 meter vanaf de achtergevel van het bestaande pand Brink 12 gehouden.
Luchtfoto Google
Erfsituatie
Het terrein is zichtbaar vanaf de Mottenkampsteeg. Dit houdt in dat de privé-tuin niet aan de steeg komt. De erfafscheiding met de Mottenkampsteeg en de erfafscheiding met het open landschap wordt uitgevoerd dmv. hagen.
Erfindeling
Belangrijk is dat de woning als onderdeel van de bestaande dorpsbebouwing gezien moet worden. Bijgebouwen en aanbouwen zijn alleen aan de zuid- en westzijde mogelijk. Ze worden tenminste drie meter achter de voorgevel van de woning geplaatst.
Hoofdvorm
Voor het ontwerp van de hoofdvorm moet gekeken worden naar de karakteristiek van de bestaande bebouwing. Deze kenmerkt zich door een eenvoudige hoofdvolume zonder aanbouwen. Het dak wordt uitgevoerd als een zadeldak zonder wolfseinden. De dakhelling krijgt een hellingsgraad voor hoofd- en bijgebouwen van minimaal 45˚. Het dak is voor hoofd- en bijgebouwen dominant. Platte daken worden alleen bij ondergeschikte gebouwdelen toegepast. Bijgebouwen lagere gootlijn max. 2,50 m. De gootlijn voor woning en bijgebouwen wordt maximaal 3 meter. De woning en bijgebouwen wordt in traditionele materialen uitgevoerd. Gevels in baksteen met eventueel ondergeschikte delen in hout. De bijgebouwen kunnen ook geheel in hout worden uitgevoerd. Daken gedekt met pannen of met riet.
Materiaalgebruik
Detaillering
Kleurgebruik
APS 22-2-2010
Sober maar verzorgd detailleren. d.w.z. geen “versierende”, niet functionele ornamenten toevoegen. De gevels krijgen een gesloten vertikaal gerichte gevelopbouw. Kleuren afstemmen op bebouwing in omgeving. Stenen in normaal formaat in roodbruine kleur. Dakpannen in antraciet/zwarte kleur in matte uitvoering. Houten geveldelen in zwart/zwartbruine kleur.
BIJLAGE 2
Op 26 januari 2011 heeft waterschap Velt en Vecht uw verzoek om een wateradvies, via de website www.dewatertoets.nl, ontvangen. In kader van de ruimte voor ruimte regeling wordt aan de Brink 12 te Sleen de agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Hiervoor wordt ter plaatse een nieuwe woning terug gebouwd. Uit uw informatie blijkt dat: 1. afvalwater (DWA) en hemelwater (HWA) aangesloten wordt op het gemengde rioolstelsel dat binnen het plangebied ligt; 2. het plan op de kaart is aangemerkt als kwetsbaar water. In kader van de watertoets heeft het waterschap de volgende opmerkingen/aanvullingen: 1. Bij het waterschap geniet het bovengronds af koppelen van hemelwater en infiltreren op eigen perceel de voorkeur. Om bodemvervuiling tegen te gaan is het wenselijk geen gebruik te maken van uitlogende (bouw‐)materialen. Wanneer er geen mogelijkheden zijn om het hemelwater op eigen terrein te infiltreren, kan misschien aangesloten worden op het gebied Schaapstreek ‐ Bannerschultestraat (vanaf huisnr.4) waar het verharde oppervlak al is afgekoppeld. Wanneer ook dit niet mogelijk is, dient het afvalwaterriool en het hemelwaterriool tot op de perceelgrens gescheiden te worden aangeboden en daarna te worden gekoppeld op het gemengde rioolstelsel. Op deze wijze kunnen het huishoudelijk afvalwater en hemelwater bij eventuele toekomstige aanleg van een gescheiden rioolstelsel eenvoudig op de daarvoor bestemde riolen worden aangesloten. Wel adviseer ik u om in het plan duidelijk aan te geven dat er verschillende kleuren rioolbuizen gebruikt zullen worden. 2. Het plan ligt in een gebied dat is aangemerkt als kwetsbaar water. Concreet betekent dit, om emissies van verontreinigingen naar grond‐ en oppervlaktewater terug te dringen. Binnen het plan neemt het verharde oppervlak af, dit is gunstig voor de waterhuishouding. De invloed van het plan op de waterhuishouding is gering. Wanneer voornoemde opmerkingen in het plan worden meegenomen heeft waterschap Velt en Vecht geen bezwaar. Hoogachtend, Lammert Lasker, Medewerker watertoets Waterschap Velt en Vecht Postbus 330 7740 AH Coevorden
BIJLAGE 3
GEMEENTE COEVORDEN' 2 4 AUG 2011
, n 9
l j
Class.nr.
Z)
TOETSING
Flora- en faunawet voor sloop en nieuwbouw Mottenkampsteeg te Sleen
fpmo
jakker a d v i e s b u r o
v o o r e c o l o g i e bv
T O E T S I N G FLORA- E N F A U N A W E T V O O R SLOOP E N N I E U W B O U W M O T T E N K A M P S T E E G T E SLEEN
Gebruik en overname van gegevens alleen toegestaan met volledige bronvermelding: B/tro Bakker (2011); Toetsing Flora- en faunawet voor sloop en nieuwbouw Mottenkampsteeg te S/een. Bnro Bakker adviesburo voor ecologie BV te Assen, in opdracht van Dhr. A Fokke.
in
opdracht
van:
D H R . A. F O K K E
uitgevoerd
door:
B U R O B A K K E R ADVIESBURO V O O R E C O L O G I E B V Weiersloop 9 Postbus 10034 9400 CA Assen - tel. 0592-313389 -
[email protected]
Projectleiding: Ir. M.S. Vim
Kerkvoorde
Veldwerk en rapportage: big. M. Oudshoorn
Inhoud
1
2
3
4
INLEIDING
1
1.1
AANLEIDING EN DOEL
1
1.2
WETTELIJK KADER
1
1.3
METHODE
1
1.4
PLANGEBIED
1
1.5
VOORGENOMEN ONTWIKKELING
2
FLORA E N F A U N A OP D E LOCATIE: POTENTIES, EFFECTEN E N VERVOLG... 3 2.1
FLORA
3
2.2
VOGELS
3
2.3
VLEERMUIZEN
4
2.4
G R O N D G E B O N D E N ZOOGDIEREN
4
2.5
REPTIELEN E N A M F I B I E Ë N
4
2.6
VISSEN
4
2.7
ONGEWERVELDEN
5
2.8
L I C H T BESCHERMDE SOORTEN
5
CONCLUSIES
6
3.1
SAMENVATTING M A T I G E N ZWAAR BESCHERMDE SOORTEN
6
3.2
S A M E N V A T T I N G VERVOLG
6
BRONNEN
BIJLAGE I FLORA- E N F A U N A W E T
7
1
1.1
INLEIDING
AANLEIDING EN DOEL
Men is voornemens de schuren en mestsilo aan de Mottenkampsteeg te Sleen te slopen en op deze locatie een woonhuis te realiseren. Effecten op beschermde flora en fauna als gevolg van de gewenste ontwikkeling, kunnen niet op voorhand worden uitgesloten. Buro Bakker is gevraagd om middels een verkennende toetsing (quickscan) eventueel aanwezige beschermde flora en fauna in beeld te brengen en de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten te beoordelen. Met de quickscan wordt eenduidig in beeld gebracht o f en welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Indien de gewenste ontwikkeling kan leiden tot negatieve effecten voor deze soorten, leidt de quickscan tot aanbevelingen voor vervolgstappen. Het uiteindelijke doel is het afstemmen van de ontwikkeling op de aanwezigheid van beschermde soorten, zodat gewerkt wordt binnen de kaders van de Flora- en faunawet. 1.2
W E T T E L I J K KADER
De Nederlandse natuurwetgeving is gebaseerd op de Europese Vogel- en Habitatrichdijn. De soortbescherming is hierbij uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet beschermt een aantal veelal zeldzame o f kwetsbare planten- en diersoorten. Relevant zijn in het kader van deze quickscan vooral de bepalingen die van toepassing zijn op ruimtelijk inrichting en ontwikkeling. De Flora- en faunawet is overal in Nederland van toepassing, ongeacht het type of de omvang van de werkzaamheden o f activiteiten. Er worden in de Flora- en faunawet drie verschillende beschermingsniveaus gehanteerd: een lichte, een matige en een zware bescherming. Voor soorten met een lichte bescherming geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen. Bij matig en zwaar beschermde soorten zijn mitigerende maatregelen van toepassing als effecten van de gewenste ontwikkeling niet uitgesloten kunnen worden. D i t betekent dat ontwerp, planning en/of uitvoering afgestemd moeten worden op de beschermde soorten, zodanig dat de functionaliteit van de verblijfplaats van deze soorten behouden blijft. Een ontheffingsprocedure treedt in werking als mitigatie niet mogelijk is. Een toelichting op de Flora- en faunawet staat in Bijlage I . 1.3
METHODE
Voor de beschikbare verspreidingsgegevens van beschermde soorten zijn de meest actuele en relevante bronnen geraadpleegd (zie bronnen achter in dit rapport). Op 11 augustus 2 0 1 1 is een ecologische verkenning in het gebied uitgevoerd. Daarbij is gelet op de aanwezigheid van beschermde flora en fauna. Daarnaast zijn inschattingen gemaakt van het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten op basis van terreinkenmerken. 1.4
PLANGEBIED
Het plangebied is gelegen aan de Mottenkampsteeg in Sleen (zie figuur 1). Het betreft een perceel met daarop twee geschakelde schuren en een mestsilo. De westelijke schuur heeft dienst gedaan als koeienstal. De oostelijke schuur was in gebruik voor opslagloods (machines e.d.). Beide schuren waren ten tijde van het veldbezoek in gebruik als opslag. Het perceel ligt aan de westkant van Brink nr. 12. De noordzijde van het plangebied grenst aan de Mottenkampsteeg, de westzijde grenst aan paardenweiden en een bijbehorende rijbak. Ten zuiden van het plangebied liggen woonhuizen.
Quickscan F f w e t Mottenkampsteeg Sleen
1
Figuur 1. De ligging van het plangebied (Bron: Google Earth Pro).
De twee schuren
Het plangebied in oostelijke richting
Figuur 2: Impressie van het plangebied. 1.5
VOORGENOMEN ONTWIKKELING
Beide schuren, evenals de mestsilo worden gesloopt. Op het perceel zal een woonhuis worden gebouwd. Het is onduidelijk o f de twee bomen aan de Mottenkampsteeg worden gekapt.
2
fe.ro fakh.T20!l/l'U170
2
FLORA EN FAUNA OP DE LOCATIE: POTENTIES, E F F E C T E N EN VERVOLG In de paragrafen 2.1 tot en met 2.7 wordt de (mogelijke) aanwezigheid van zwaar en matig zwaar beschermde flora en fauna besproken. De mogelijke aanwezigheid van deze soorten kan leiden tot de aanbeveling voor vervolgonderzoek o f tot een mitigatieopgave. In paragraaf 2.8 wordt ingegaan op de aanwezigheid van licht beschermde soorten. Tevens worden de effecten beoordeeld die de voorgenomen ontwikkeling heeft op beschermde flora en fauna.
2.1
FLORA Voorkomen
Er zijn geen zwaar en matig zwaar beschermde soorten binnen het plangebied aanwezig. Deze kunnen gezien de terreinkarakteristieken worden uitgesloten. Het plangebied is deels verhard. Het overige deel is sterk verruigd en voedselrijk met diverse soorten grassen en zuringen en brandnetels. Aan de noordzijde van het plangebied groeien een enkele Zwarte els en een Zomereik. Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.2
VOGELS Voorkomen
Het plangebied heeft een zeer beperkte waarde voor broedvogels. De schuren en mestsilo bieden geen mogelijkheden voor jaarrond beschermde nesten van de Huismus. Er zijn geen geschikte openingen onder de daldaag aanwezig waar de Huismus en andere soorten gebruik van kunnen maken. Overige jaarrond beschermde nesten, van bijvoorbeeld roofvogels en Roek, kunnen worden uitgesloten. I n de schuren zijn geen nesten van bijvoorbeeld Boerenzwaluw aangetroffen. In de twee bomen binnen het plangebied zijn geen (oude) nesten aanwezig. Effecten en vervolg
Jaarrond beschermde soorten Niet van toepassing. Algemene broedvogels Verstoring op broedende vogels en/of vernietiging van de nesten is niet toegestaan en hiervoor wordt bovendien geen ontheffing verleend. Ook individuele broedgevallen buiten de globale broedperiode genieten een zware bescherming. Ten tijde van het veldbezoek zijn geen nesten in de schuren en in de bomen aangetroffen. Aangezien enkele ramen in de deuren stuk zijn, heeft bijvoorbeeld Boerenzwaluw wel de mogelijkheid de schuren binnen te gaan en hier nesten te maken. Wanneer de schuren voor of na het broedseizoen van 2012 worden gesloopt en de bomen eventueel worden gekapt, hoeven er geen vervolgstappen te worden genomen. Eventueel kan binnen het broedseizoen worden gewerkt, indien de werkzaamheden voor het broedseizoen (half maart-juli) worden opgestart en continu voortduren. Op deze wijze zullen vogels alternatieve nestlocaties zoeken. Deze zijn in de nabije omgeving in ruime mate aanwezig. Indien dit niet mogelijk is, dient er enkele dagen voorafgaand aan de sloop en kap een broedvogelcheck door een vogeldeskundige te worden uitgevoerd.
Quickscan FF-weJ MottenkarapstcegSlccn
3
2.3
VLEERMUIZEN Verblijfplaatsen
De schuren zijn ongeschikt om potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen te bevatten. De dakplaten liggen namelijk direct op de constructie, waardoor geen tussenruimtes beschikbaar zijn. De opslagloods heeft metalen wanden, waarop vleermuizen geen houvast hebben. Er zijn geen spouwmuren o f andere ruimtes aanwezig waar vleermuizen kunnen wegkruipen. Ook de mestsilo is ongeschikt voor vleermuizen door het gladde materiaalgebruik en tochtige omstandigheden. Er zijn geen sporen (uitwerpselen, prooiresten) aangetroffen die duiden op (recente) aanwezigheid van vleermuizen. In de twee bomen binnen het plangebied zijn geen holtes en/of spleten aanwezig die gebruikt kunnen worden door boombewonende soorten. Belangrijke
vliegroutes
De twee bomen binnen het plangebied maken geen deel uit van een doorlopende bomenrij. De bomenrijen langs de Mottenkampsteeg sluiten aan op de bomenrijen langs de Vijverbrinkenweg, die potentieel als vliegroute voor diverse soorten kunnen fungeren. De beoogde ontwikkelingen hebben geen effecten op deze bomenrijen. Belangrijk
foerageergebied
Binnen het plangebied zullen soorten als Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger foerageren. Gezien het beperkte oppervlakte en open terreininrichting maakt het plangebied geen essentieel deel uit van het foerageergebied van vleermuizen. Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.4
GRONDGEBONDEN ZOOGDIEREN Voorkomen
Het plangebied heeft geen waarde voor zwaar beschermde soorten als Eekhoorn en Das. Er zijn geen sporen aangetroffen van de matig zwaar beschermde Steenmarter, waardoor aanwezigheid van deze soort uitgesloten kan worden. Ook overige zwaar en matig zwaar beschermde soorten kunnen worden uitgesloten. Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.5
REPTIELEN EN AMFIBIEËN Voorkomen
Watergangen en -partijen, die mogelijk geschikt zijn als voortplantingswateren, zijn binnen het plangebied afwezig. Er zijn geen waarnemingen van zwaar en matig zwaar beschermde soorten in de directe omgeving van het plangebied bekend (Uchelen, 2010). Het plangebied biedt door de ligging en de verharding danwel grazige vegetatie geen geschikt leefgebied voor reptielen. Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.6
VISSEN Voorkomen
Binnen het plangebied zijn geen watergangen en —partijen aanwezig, zodat (beschermde) vissoorten kunnen worden uitgesloten.
4
faro fokker 20I1/PU170
Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.7
ONGEWERVELDEN Voorkomen
Het plangebied biedt geen geschikt biotoop voor beschermde vlinders, libellen en overige ongewervelden. Deze kunnen op basis van de terreinkarakteristieken en biotoopeisen worden uitgesloten. Effecten en vervolg
Niet van toepassing. 2.8
LICHT BESCHERMDE SOORTEN Voorkomen
Naast de in dit hoofdstuk behandelde matig en zwaar beschermde soorten, zal ook een aantal licht beschermde soorten voorkomen. In tabel I is hiervan een overzicht opgenomen. T a b e l 1. Overzicht van licht beschermde soorten die (mogelijk) binnen het plangebied voorkomen. Soortgroep Zoogdieren
Soort
Type waarneming
Mol Talpa europaea
Leefgebied aanwezig Leefgebied aanwezig
Egel Erinaceus europeus Huisspitsmuis Crocidura Veldmuis Mkrotus
arvalis
Leefgebied aanwezig
Hermelijn Mustela
erminea
Foerageergebied aanwezig Foerageergebied aanwezig
Wezel Mustela Bunzing Mustela Amfibieën
Uitwerpselen in de schuren aanwezig
russula
nivalis
Foerageergebied aanwezig
putorius
Bruine kikker Rana
temporaria
Bastaardkikker Rana ktepton
escutenta
Overwinteringsmogelijkheden aanwezig
Gewone pad Bufo bufo Kleine watersalamander Triturus
Overwinteringsmogelijkheden aanwezig Overwinteringsmogelijkheden aanwezig
vulgaris
Overwinteringsmogelijkheden aanwezig
Effecten en vervolg
De negatieve effecten op licht beschermde planten en dieren zullen niet leiden tot het vernietigen van hele populaties. Het betreft allemaal algemene soorten waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Schade aan soorten waarvoor een vrijstelling geldt voor de Flora- en faunawet hoeft niet te worden gecompenseerd. Op deze soorten is de zorgplicht wel van kracht (artikel 2 Flora- en faunawet). De zorgplicht bepaalt dat men wilde planten en dieren zo min mogelijk schade dient te berokkenen. Een veelgebruikte invulling van deze zorgplicht bestaat uit het ongeschikt maken van het plangebied voor dieren, door deze enkele dagen voorafgaande aan de werkzaamheden kort af te maaien. Ook door het tijdig opruimen van hopen met maaisel, takken en stenen krijgen dieren dan de tijd om het plangebied te verlaten en elders leefgebied te zoeken.
Quickscan Ff-wet Mortcnkunpstecg Sleen
5
3
CONCLUSIES
3.1
SAMENVATTING MATIG EN ZWAAR BESCHERMDE SOORTEN
In het overzicht hieronder is aangegeven welke zwaar en matig zwaar beschermde soorten (mogelijk) binnen het plangebied voorkomen en waar de ontwikkelingen effecten op kunnen hebben. T a b e l 2. Overzicht van waargenomen of waarschijnlijk in het plangebied voorkomende zwaar of matig zwaar beschermde fauna. Soortgroep
soort
runcue
Beschermingsregime
Vogels
Alle broedvogels
Schuren en bomen bieden nestgelegenheid. In 2011 hier geen nesten aanwezig.
Zwaar beschermd
De overige in het plangebied gevonden en te verwachten soorten zijn licht beschermd. Voor deze soorten geldt een vrijstelling. Een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet hoeft voor deze soorten niet te worden aangevraagd. De algemene zorgplicht (zie Bijlage 1) is dan wel van kracht. 3.2
SAMENVATTING VERVOLG
Indien de schuren voor of na het broedseizoen in 2012 (half maart-half juli) worden gesloopt en eventuele bomen worden gekapt, zijn er geen vervolgstappen nodig. Eventueel kunnen werkzaamheden binnen het broedseizoen plaatsvinden, als werkzaamheden voor het broedseizoen worden opgestart en continu voortduren. Zodoende zoeken vogels alternatieve nestlocaties. Indien dit niet mogelijk is, dient enkele dagen voorafgaand aan de sloop en kap een broedvogelcheck door een vogeldeskundige te worden uitgevoerd. Ten aanzien van de (mogelijk) in het plangebied voorkomende soorten zijn geen vervolgstappen nodig. Wel is de zorgplicht van kracht.
6
«urn fokker 201 I / P U 170
4
BRONNEN Flora Werkgroep Vlerakartering Drenthe, 1999. Atlas van de Drentsche Flora. Schuyt & Co Uitgevers en Importeurs BV, Haarlem / Werkgroep Florakartering Drenthe. Amfibieën en reptielen Creewers, KC.M. & J.J.CW. van Delft (RAYON) (redactie), 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. Nederlandse fauna 9. Nationaal natuurhistorisch museum Naturalis, European Invertebrate Syrvey - Nederland, Leiden. Uche/en, van E., 2010. Amfibieën en reptielen in Drenthe; voorkomen en levenswijze. Uitgeverij Profiel, Bedum. Zoogdieren hangt) R., P. Twisk, A. van Winden en A. van Diepenbeek, 1994. Zoogdieren van West-Europa. K N N V Uitgeverij. Kaptejn, K., 1995. Vleermuizen in het landschap. Over hun ecologie, gedrag en verspreiding. Schuyt & Co Uitgevers, Haarlem. Vogels DR-loket, 2009. Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten Flora- en faunawet. SOVON
Yogelonder^oek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998 - 2000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch museum Naturalis, K N N V Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.
Insecten Dijkstra, A.C.J., J. de Yries en B.J. Hoentjen, 2003. Dagvlinders in Drenthe. Voorkomen en verspreiding 1990 - 2001. Uitgeverij PubliQue / Vlinderwerkgroep Drenthe. Nederlandse vereniging voor libellenstndie (2008). Brachytron 11(2) Themanummer: actualisatie atlas, N V L ,
Overig www, waarneming, nl www.telmee.nl Google Earth Pro. 2009 Tele Atlas.
Quickscnn Ff-wet Mottenkampsteeg Sleep
7
BIJLAGE I FLORA- EN FAUNAWET Wetsartikelen Door de in april 2002 in werking getreden Flora- en faunawet is de verplichting ontstaan om ruimtelijke plannen aan deze wet te toetsen. Het doel van de wet is om in het wild levende planten en dieren te beschermen. Voor dit project zijn de volgende artikelen van de wet relevant: • Artikel 2 legt een zorgplicht op. Dat houdt in dat ingrepen zodanig worden uitgevoerd dat de beïnvloeding van de in het wild levende soorten planten en dieren minimaal is. • Artikel 8 verbiedt het plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen o f op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen van beschermde inheemse planten. • Artikel 9 verbiedt het doden, verwonden, vangen, bemachtigen o f met het oog daarop opsporen van beschermde inheemse dieren. • Artikel 10 verbiedt het verontrusten van beschermde dieren. • Artikel 11 verbiedt het beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen o f verstoren van nesten of holen van beschermde inheemse dieren. • Artikel 75 biedt de mogelijkheid ontheffing aan te vragen van de verbodsbepalingen. Beschermingscategorieën De Flora- en faunawet in samenhang met het Besluit en de Regeling beschermde dier- en plantensoorten biedt de mogelijkheid tot het verkrijgen van vrijstellingen en ontheffingen van die verboden, mits aan voorwaarden wordt voldaan. De volgende beschermingsregimes worden onderscheiden: Licht beschermde soorten. Hieronder vallen de zogenaamde tabel 1-soorten. Dit betreft een aantal beschermde, maar algemene soorten in Nederland, waarvan de gunstige staat van instandhouding niet in het geding is. Voor deze soorten geldt op voorhand een vrijstelling, mits bij ingrepen sprake is van de uitvoering van bepaalde werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik o f de uitvoering van werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Matig beschermde soorten. Dit betreft soorten waarvoor niet op voorhand vrijstelling of ontheffing wordt verleend. Voor deze soorten geldt een vrijstelling, als volgens een door de Minister van L N V (thans EL&I) goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Als niet volgens een gedragscode wordt gewerkt, zal voor deze soorten een ontheffing aangevraagd moeten worden. Deze ontheffing wordt verleend als geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten (de zogenaamde lichte toets). Zwaar beschermde soorten. Dit zijn soorten die vermeld zijn in bijlage 1 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten, alsmede soorten die voorkomen op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn alsmede de van nature binnen de Europese Unie voorkomende vogelsoorten. Een ontheffing met betrekking tot deze soorten wordt verleend als wordt voldaan aan drie criteria: 1) er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de betreffende soorten; 2) er is sprake van een in o f bij de wet genoemd belang; 3) er is geen andere bevredigende oplossing. Aan de alle drie de criteria moet worden voldaan. Deze vormen gezamenlijk de zogenaamde uitgebreide toets. Broedvogels Voor vogels, evenals voor diersoorten genoemd op bijlage I V van de Habitatrichtlijn en bepaalde soorten die bij amvb zijn aangewezen, geldt ingevolge de Floraen wet het zwaardere beschermingsregime. Dit beschermingsregime is aan de orde bij de ontheffingverlening. Werkzaamheden waarbij nesten of vaste rust- en verblijfplaatsen worden beschadigd, vernield, uitgehaald, weggenomen o f verstoord, zijn op grond van artikel
11 Flora- en faunawet verboden. Voor veel vogels wordt aangenomen dat zij alleen tijdens het broedseizoen een nestplaats respectievelijk een vaste rust- en verblijfplaats hebben en buiten deze periode niet. Om te voorkomen dat in strijd wordt gehandeld met het verbod van artikel 11 Flora- en faunawet, dient in dat geval het broedseizoen te worden ontzien. Voor een kleine groep vogels geldt dat zij hun nestplaatsen respectievelijk hun vaste rust- en verblijfplaatsen jaarrond in gebruik (kunnen) hebben. Deze plaatsen vallen dan ook jaarrond onder het beschermingsregime van artikel 11. De vogelsoorten waarvoor dit geldt, zijn door de Dienst Regelingen van het Ministerie van E L & I vermeld op de "Aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten ontheffing Flora- en faunawet ruimtelijke ingreep" van augustus 2009. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan worden voorkomen dat in strijd wordt gehandeld met de verbodsbepaling van artikel 11 Flora- en faunawet. Indien aantasting o f verstoring van de nestplaats o f de vaste rust- en verblijfplaats niet te voorkomen is, dient een ontheffingsaanvraag te worden ingediend. TOETSINGSKADER FLORA- EN FAUNAWET
Stroomschema
Op 26 augustus 2009 is door het toenmalige ministerie van L N V een aangepast beoordelingsschema voor de ontheffingsplicht bij ruimtelijke ingrepen gepubliceerd (Min. L N V , 2009). Centraal in deze beoordelingswijze staan de mitigerende maatregelen waarmee de functionele leefomgeving van beschermde planten en dieren behouden moet blijven. Pas als de effecten van de beoogde ruimtelijke ingrepen op beschermde soorten niet gemitigeerd kunnen worden, is er in het kader van de Flora- en faunawet sprake van een ontheffingsplicht. I n het stroomschema in figuur A is de beoordelingswijze voor soorten met een verschillend beschermingsregime uitgewerkt.
Hebben uw activiteiten (bij een luimtelijke ingreep) effecten op de bescheimde diet- of plantensoorten?
i Lichte bescherming
1
1 Matige bescherming
Broedvogels
Zware bescherming
Kunt u weiden volgens een goedgekeuide gedragscode?
Soorten uit Bijlage 1 Beslui vnjstelling bescheimde diei- en plantensoorten
Soorten uit Bijlage IV Habitatlichtlijn
Kunt u inltlijeieiiile iiin.itiegelen nemen om de functionaliteit van de vaste verblijfplaats of groeiplaats te garanderen?
JA
I nee Vooi deze soorten geldt een vrijstelling IJ hoeft geen ontheffing aan te vragen Wel is de zorgplicht van toepassing
U hoeft geen ontheffing van de Floia- en faunawet aan te viagen, maai J moet uw activiteiten aantoonbaar uitvoeren zoals in de ijeili.igscoite staat De zorgplicht is wel van toepassing
Viaag een ontheffing aan (zie vooi nadeie uitleg tekst)
Ei konvooi deze soorten ijeen onttnfllng worden aan-gevraagd voor activiteiten in het kader van lurmtelike ingrepen
U hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aan te viagen (zie uitleg tekst)
Figuur A . Stroomschema van dc werking van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ingrepen (op basis van: ministerie van L N V , 2009).
Mitigatie als uitgangspunt
Als er bij de effectenbeoordeling van een activiteit is vastgesteld dat negatieve gevolgen op beschermde soorten kunnen optreden (dat wil zeggen: overtreding van de verbodsbepalingen van artikel 8 t / m 12 in de Flora- en faunawet), zijn vervolgstappen aan de orde. Met uitzondering van de categorie 1 soorten, waarvoor een vrijstelling geldt, staat het treffen van mitigerende maatregelen hierbij steeds centraal. Mitigerende maatregelen zijn gericht op het voorkomen van negatieve gevolgen van een activiteit. Onder mitigatie valt bijvoorbeeld het aanpassen van de planning van de werkzaamheden op de aanwezigheid van beschermde soorten, het wegvangen van dieren voorafgaand aan werkzaamheden o f het aanbieden van alternatieve verblijf- en foerageerplekken. De mitigerende maatregelen zijn voldoende als de functionaliteit van het leefgebied continu behouden blijft. Belangrijke aspecten hierbij zijn: • Het leefgebied omvat naast een voortplantings- en/of vaste rust- en verblijfplaats ook de foerageergebieden en de migratieroutes die nodig zijn om de verblijfplaats te gebruiken. • Ook een tijdelijke achteruitgang als gevolg van de activiteit is niet toegestaan. De mitigatie moet dus al werken op het moment dat het negatieve effect van de activiteit optreedt. • Over het succes van de mitigerende maatregel dient een hoge mate van zekerheid te bestaan. Deze zekerheid kan bijvoorbeeld verkregen worden door wetenschappelijk onderzoek of aantoonbare praktijkervaringen. Procedures per beschermingscategorie
Uit figuur A. blijkt dat er bij elke beschermingscategorie op een andere manier invulling gegeven kan worden aan de mitigatie van effecten. Licht beschermde soorten. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. Er geldt geen mitigatieverplichting. Wel is de zorgplicht van toepassing. Deze plicht houdt in dat iedereen bij al zijn handelen nadelige gevolgen voor alle in het wild levende dieren en planten zoveel mogelijk moet voorkomen. Het onnodig toebrengen van schade is niet toegestaan. Matig beschermde soorten. Voor het uitvoeren van mitigerende maatregelen kan bij matig beschermde soorten worden teruggegrepen op een goedgekeurde gedragscode (of eventueel zelf een gedragscode worden opgesteld). Gedragscodes worden opgesteld door sectoren (zoals waterschappen, gemeenten o f de bouwsector) en ter goedkeuring voorgelegd aan Dienst Regelingen. Iedereen kan gebruik maken van deze gedragscodes voor zover de betreffende activiteit en het effect hiervan op beschermde soorten in de gedragscode zijn opgenomen. De situatiespecifieke uitwerking van de mitigatie moet dan worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol. Als geen gedragscode beschikbaar is, geldt de werkwijze zoals bij zwaar beschermde -soorten is beschreven. Zwaar beschermde soorten. Het werken volgens een gedragscode is bij zwaar beschermde soorten niet toegestaan. De mitigerende maatregelen moeten in dit geval worden vastgelegd in een activiteitenplan. In de praktijk zullen de mitigerende maatregelen die in een activiteitenplan worden vastgelegd veel overeenkomst vertonen met een werkprotocol voor matig beschermde soorten. Een wezenlijk verschil is dat er geen goedkeuring van Dienst Regelingen aan een activiteitenplan ten grondslag ligt. Formeel is deze goedkeuring niet nodig; met de uitvoering van mitigerende maatregelen worden negatieve effecten immers voorkomen. Het Ministerie van E L & I adviseert echter wel om het activiteitenplan ter beoordeling aan Dienst Regelingen voor te leggen. Een positieve afwijzing van de aanvraag van Dienst Regelingen verkleint de kans op vertraging, bijvoorbeeld als er iemand bezwaar maakt tegen de plannen. Vogels. Voor broedvogels bestaat de mitigatie in de regel uit het ontzien van de broedtijd of het treffen van maatregelen om te voorkomen dat vogels in het projectgebied tot broeden komen. Voor soorten met een jaarrond beschermde nestplaats is daarnaast een omgevingscheck vereist. Hierbij moet worden vastgesteld of de soort zelfstandig in de
omgeving een vervangend nest kan vinden. Is dat niet het geval dan moet een alternatief nest worden aangeboden. Als ook dat niet mogelijk is, geldt er een ontheffingsplicht. On th effingsp licht
Op het moment dat de functionaliteit van het leefgebied van beschermde soorten met het uitvoeren van mitigerende maatregelen niet gegarandeerd kan worden, is er sprake van een ontheffingsplicht. De aanvraag voor een ontheffing, of bij een WABO-procedure voor een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen, wordt door Dienst Regelingen op de volgende criteria beoordeeld: 1. De gunstige staat van instandhouding van de soort 2. Is er sprake van een wettelijk belang (niet voor matig beschermde soorten) 3. Is er een alternatieve oplossing (niet voor matig beschermde soorten). Dienst Regelingen zal beoordelen of het wettelijk belang zwaarder weegt dan overtreding van de verbodsbepalingen. Voor soorten uit Bijlage I V van de Habitatrichtlijn (dit betreft een aantal van de zwaar beschermde soorten, waaronder alle vleermuizen) alsmede voor broedvogels geldt dat ruimtelijke ingrepen geen wettelijk belang zijn voor een ontheffing. Er dient sprake te zijn van een zwaarder belang, zoals volksgezondheid, openbare veiligheid of grote redenen van openbaar belang. Als dit zwaardere belang niet aanwezig is, is voor deze soorten het uitvoeren van voldoende mitigerende maatregelen de enige manier om doorgang aan het initiatief te kunnen geven. Rode lijsten Soorten zijn opgenomen in Rode lijsten als ze worden bedreigd in hun voortbestaan. Deze lijsten omvatten verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige planten en dieren in Nederland, verdeeld over achttien soortgroepen. Maatgevend voor plaatsing op deze lijst is mede de mate van afname van een soort in de afgelopen jaren. De Rode lijst biedt echter geen bescherming zoals de Flora- en faunawet dat doet. Voor het Ministerie van L N V zijn de Rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Het Ministerie streeft ernaar dat een volgende Rode lijst, die per soortgroep elke tien jaar verschijnt, ldeiner zal zijn dan de huidige lijst. Hiertoe stimuleert het Ministerie dat bij bescherming en beheer van gebieden rekening wordt gehouden met de Rode lijst-soorten, en dat zo nodig en zo mogelijk aanvullende soortgerichte maatregelen zullen worden genomen. Van de verschillende overheden en terreinbeherende organisaties mag worden verwacht dat zij bij beleid en beheer rekening houden met de Rode lijsten (Ministerie van L N V , 2004). I n de Rode lijst worden diverse categorieën onderscheiden: • • • •
ernstig bedreigd (EB): zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam; bedreigd (BE): sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam; kwetsbaar (KW): matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, o f sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam; gevoelig (GE): stabiel of toegenomen maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen maar nog algemeen.
augustus 2 0 1 1
V ormgeving: Joop Striker, Assen
BIJLAGE 4
Brink 12 te Sleen (gemeente Coevorden) Een archeologisch bureauonderzoek
1.1
V f
.
A'sf'
i
ïr I
:
'V:
:
1/ A
r
T
Wrnm. :
•
;
-
• •
r
• :
VS»»-
v
•
S l i: t w
'ft*
mm
I V' 1
j J t
's V
i f. I
I
!
ra I
\ I
Libau, 30 juni 2011
i
C-
It-
1
cl
x
Administratieve gegevens provincie:
Drenthe
gemeente:
Coevorden
plaats:
Sleen
toponiem:
Brink 12
bevoegd gezag:
gemeente Coevorden
opdrachtgever:
gemeente Coevorden
coördinaten:
noordwest: noordoost: zuidoost: zuidwest:
kaartblad:
17H
onderzoeksmeldingsnummer:
47365
beheer documentatie:
Libau, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, gemeente Coevorden en Edepot
uitvoerder:
Libau
auteur:
M. de Jong MA
autorisatie:
drs. J. Molema
telefoon: fax: e-mail:
050-3126545 050-3123362
[email protected]
Libau, 30 juni 2011
250.299/532.877 250.461/532.890 250.455/532.855 250.312/532.828
Brink 12 te Sleen (gemeente Coevorden) Een Archeologisch Bureauonderzoek
Planvoornemen In opdracht van de gemeente Coevorden, vertegenwoordigd door mw. G. Alting-Boerema, is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor de locatie Brink 12 te Sleen (zie figuur 1). Aanleiding voor dit onderzoek is het voornemen om de bestaande schuren (agrarische bebouwing) te slopen en een nieuwe woning te realiseren. De oude boerderij aan de Brink wordt gehandhaafd. Voor het vervangen van de agrarische bebouwing door een woning moet het bestemmingsplan worden gewijzigd. Het gebied waar de ingrepen gaan plaatsvinden wordt hieronder verder aangeduid als plangebied.
500 m Figuur 1:
Plangebied Brink 12 te Sleen: de locatie van het plangebied is rood omcirkeld (bron: Archis).
Informatie Het plangebied ligt aan de Brink te Sleen. Het esdorp Sleen ontstond in de middeleeuwen. Sleen werd voor het eerst vermeld in 1160 (Encyclopedie Drenthe). Sleen ligt op de Rug van Sleen, onderdeel van de Rolderrug. Deze rug is op de geomorfologische kaart omschreven als 'rug mogelijk door tectonische beweging ontstaan en waarschijnlijk door landijs beïnvloed, bedekt met dekzand' (code 4K2). Het plangebied ligt op de westzijde van deze rug, de flank van de rug betreft hier hooggelegen, grondmorene welvingen (code 3L2a). De bebouwde kom van Sleen, waaronder het plangebied, is weergegeven als bebouwd gebied (zie bijlage: Geomorfologische kaart). Ook op de bodemkaart is het plangebied gekarteerd als bebouwd gebied. Uit de omliggende bodemtypen blijkt dat het plangebied waarschijnlijk ligt op de overgang van kamppodzolgronden bestaande uit leemarm en zwak lemig fijn zand (code cHd21) en/of loopodzolgronden bestaande uit lemig fijn zand (code cY23) op de rug naar veldpodzolgronden, bestaande uit lemig fijn zand op de flank van de rug (Hn23; zie bijlage: Kaart archeologie). Zowel de toevoeging loo als kamp duidt op de aanwezigheid van een esdek van 30 cm tot 50 cm dikte. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland
Libau, 30 juni 2011
(AHN) komt de Rug van Sleen duidelijk naar voren. Het plangebied ligt op de overgang naar een lager gebied (zie figuur 2). Het gehele kaartbeeld ligt overigens ruim boven NAP; ter vergelijking de laagst gelegen gebieden (donkerblauw) liggen op circa 14,5 m +NAP en de hoogstgelegen gebieden (rood) op circa 19,5 m +NAP.
••li Of N376
\
•
1
Ond
r
Figuur 2:
•
Hoogteverschillen in en rond het plangebied (bron: ahn.nl). De ligging van het plangebied is aangegeven met een PÜI-
Het plangebied ligt binnen een terrein dat geregistreerd is op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); namelijk de middeleeuwse kern van Sleen (AMK-terrein 14505; zie bijlagen: Kaart archeologie & Uitgebreide rapportage monumenten). Te Sleen zijn onder meer fragmenten van middeleeuws aardewerk (waarneming 238586), een sarcofaag en menselijke skeletresten (waarneming 16963) en resten van een urnenveld (waarnemingen 238592 & 302459) aangetroffen. Iets verder naar het westen, buiten de Rug van Sleen is een hamerbijl uit de late bronstijd of ijzertijd gevonden (waarneming 42). De AMK-terreinen rondom Sleen betreffen nederzettingsresten uit de Romeinse tijd (AMK-terreinen 14353 & 14396), een terrein met prehistorische grafheuvel en nederzettingsresten uit de Romeinse tijd en vroege middeleeuwen (AMK-terrein 1358) en een mogelijk grafveld uit de laat-Romeinse tijd of vroege middeleeuwen (AMK-terrein 14388). De genoemde waarnemingen en AMK-terreinen zijn weergegeven in de bijlage Kaart archeologie. In de Hottinger-atlas (kartering 1788-1792) is Sleen al een tamelijk dichtbebouwd dorp. De woning Brink 12 was toen nog niet aanwezig. Verder westwaarts is binnen het plangebied een boerderij weergegeven (zie figuur 3). Op het kadastrale minuutplan (gemeente Sleen, sectie C4) uit het begin van de 1 9 eeuw is te zien dat het oude huis is verdwenen en vervangen door een huis op de huidige bebouwde locatie (zie bijlage: Kadastrale minuut). Het plangebied was volgens de kadastrale leggers in gebruik als huis en erf, bouwland en heide (watwaswaar.nl). Gedurende de 1 9 eeuw blijft de situatie in het plangebied vergelijkbaar met die op de kadastrale minuut zo blijkt uit de topografische militaire kaart uit 1852 (watwaswaar.nl) en de Bonnekaart uit het begin van de 2 0 eeuw (zie bijlage: Projectie van de huidige situatie op de Bonnekaart). Op de topografische kaart uit 1985 worden ten westen van de woning drie schuren weergegeven (watwaswaar.nl). de
de
ste
Libau, 30 juni 2011
Figuur 3:
Sleen op de Hottingerkaart van 1788-1792. De kaart is georiënteerd op het noorden. Het plangebied is globaal omlijnd.
Overweging en advies Het plangebied ligt binnen een geregistreerd archeologisch terrein. In het plangebied bestaat kans op het aantreffen van archeologische resten uit (met name) de middeleeuwen maar ook oudere resten kunnen aanwezig zijn. Ook kunnen resten van de 18 -eeuwse (of oudere) boerderij worden aangetroffen. Door de erfsituatie en door de bestaande schuren zal de bodem in het plangebied gedeeltelijk verstoord zijn. Echter de aanwezigheid van een esdek zal de bodem deels tegen de recente(re) bodemingrepen hebben beschermd. Mochten de bestaande schuren op stiepen zijn gefundeerd dan zal de bodem nog grotendeels intact zijn. de
Geadviseerd wordt om tijdens de sloop van de funderingsresten en het uitgraven van de bouwput een archeologische inspectie uit te laten voeren. De inspectie kan worden uitgevoerd door een lokale historische vereniging of amateurarcheoloog of d o o r e e n archeologische marktpartij. De resultaten van de inspectie dienen terstond te worden medegedeeld aan de gemeente Coevorden (mevr. I. den Hollander & dhr. J. Molema). Mocht uit de archeologische inspectie blijken dat zich hier archeologische resten bevinden die ook in de rest van het terrein te verwachten zijn dan kan door het bevoegd gezag (de gemeente Coevorden) worden beoordeeld of vervolgonderzoek aan de orde is.
Libau, 30 juni 2011
Bijlagen: Geomorfologische kaart; Kaart archeologie; Uitgebreide rapportage monumenten; Hottinger-atlas; Projectie van de huidige situatie op de Bonnekaart.
Libau, 30 juni 2011
Geraadpleegde literatuur, kaarten en bronnen Actueel Hoogtebestand Nederland (www.ahn.nl).. Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Encyclopedie Drenthe Online (http://www.encyclopediedrenthe.nl). Luchtfoto's Google Earth/Maps. Minuutplans, topografische militaire kaarten en topografische kaarten uit het begin van de negentiende eeuw (www. watwaswaar. nl). Stiboka, 1985. Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000. Stiboka, Wageningen (Toelichting gepubliceerd in 1986; kaartopname d o o r A . E . Clingeborg et al.). Versfeit, H.J., 2003. De Hottinger-atlas Groningen.
van Noord- en Oost-Nederland
1773-1794. Heveskes uitgevers.
Versfeit, H.J. & M. Schroor, 2005. De atlas van Huguenin. Militair-topografische 1819-1829. Heveskes Uitgevers, Groningen/Veendam.
Libau, 30 juni 2011
kaarten van
Noord-Nederland,
Archeologische periodes paleolithicum paleolithicum vroeg paleolithicum midden paleolithicum laat paleolithicum laat A paleolithicum laat B
tot 8800 v.Chr. tot 300000 C14 3 0 0 0 0 0 - 3 5 0 0 0 C14 35000 C 1 4 - 8 8 0 0 v.Chr. 3 5 0 0 0 - 18000 C14 18000 C 1 4 - 8 8 0 0 v.Chr.
mesolithicum mesolithicum vroeg mesolithicum midden mesolithicum laat
8800 8800 7100 6450
-4900 v Chr. - 7 1 0 0 v Chr. - 6 4 5 0 V Chr. - 4 9 0 0 V Chr.
neolithicum neolithicum vroeg neolithicum neolithicum neolithicum midden neolithicum neolithicum neolithicum laat neolithicum neolithicum
5300 5300 5300 4900 4200 4200 3400 2850 2850 2450
-2000 -4200 -4900 -4200 -2850 -3400 -2850 -2000 -2450 -2000
vroeg A vroeg B midden A midden B laat A laat B
V V V V V V V V V V
Chr Chr. Chr. Chr. Chr. Chr. Chr. Chr. Chr. Chr.
bronstijd bronstijd vroeg bronstijd midden bronstijd midden A bronstijd midden B bronstijd laat
2000 - 800 v.Chr. 2 0 0 0 - 1800 v.Chr. 1 8 0 0 - 1100 v.Chr. 1 8 0 0 - 1500 v.Chr. 1 5 0 0 - 1100 v.Chr. 1 1 0 0 - 8 0 0 v.Chr.
ijzertijd ijzertijd vroeg ijzertijd midden ijzertijd laat
800 - 1 2 v.Chr. 800 - 500 v.Chr. 500 - 250 v.Chr. 2 5 0 - 12 v.Chr.
Romeinse tijd Romeinse tijd vroeg Romeinse tijd Romeinse tijd Romeinse tijd midden Romeinse tijd Romeinse tijd Romeinse tijd laat Romeinse tijd Romeinse tijd
12 v.Chr. -450 n.Chr. 12 v.Chr. - 7 0 n . C h r . 12 v . C h r . - 2 5 n.Chr. 25 - 70 n.Chr. 70 - 270 n.Chr. 7 0 - 150 n.Chr. 1 5 0 - 2 7 0 n.Chr. 2 7 0 - 4 5 0 n.Chr. 270 - 350 n.Chr. 350 - 450 n.Chr.
vroeg A vroeg B
middeleeuwen middeleeuwen vroeg middeleeuwen middeleeuwen middeleeuwen middeleeuwen middeleeuwen laat middeleeuwen middeleeuwen nieuwe tijd nieuwe tijd A nieuwe tijd B nieuwe tijd C
Libau, 30 juni 2011
midden A midden B laat A laat B
vroeg vroeg vroeg vroeg laat A laat B
A B C D
4 5 0 - 1 5 0 0 n.Chr. 4 5 0 - 1050 n.Chr. 450 - 525 n.Chr. 525 - 725 n.Chr. 725 - 900 n.Chr. 9 0 0 - 1 0 5 0 n.Chr. 1 0 5 0 - 1 5 0 0 n.Chr. 1 0 5 0 - 1250 n.Chr. 1250 - 1500 n.Chr. 1500 - heden 1500 - 1650 n.Chr. 1650 - 1850 n.Chr. 1850-heden
Geomorfologische kaart van Sleen en omgeving
27-06-2011 251716/534208
\
J
Legenda HUIZEN TOP10((C)TDN)
E O M O R F O L O G I E ((c)Alterra)
<
Wanden Hoge heuvels en ruggen Terpen Hoge duinen Plateaus Terrassen Plateau-achtige vormen Waaiervormige glooiingen Niet-waaiervormige glooiingen Lage ruggen en heuvels Welvingen Vlakten Laagten Ondiepe dalen Matig diepe dalen Diepe dalen
u3
Water Bebouwing Overig (Dijken etc)
14
3K1
L
K
500 m 4L
Archis2 . \
249030/531522
Rijksdienst voor hei Cultureel Erfgoed Min&tfrie ral Oiufcnvys, Cuttuuren Wetenschap
Kaart archeologie Brink 12 te Sleen (gemeente Coevorden)
27-06-2011
Combinatiekaart van AMK, bodemkaart en Archis
251716 / 534208
7
CY23
cHd21
Legenda
Hn23
WAARNEMINGEN
cY21
Hd21
HUIZEN
33534
34824
cY23
B O D E M ((c)Allerra)
46184
MONUMENTEN
o
1189
[
I archeologische waarde hoge archeologische waarde I
Hn23
zeer hoge archeologische waarde I zeer hoge arch waarde, beschermd
T O P 1 0 ((c)TDN)
34825
bebouwd gebied doorgaande wegen CY23
bos bouwland
cY23
2153
Hn23
weiland
23
boomgaard/kwekerij heide
s o 1450
42
zand
Hn23 SHE
L.
CY23
^
0
begraafplaats water overig bodemgebruik
•
Hn23 Hn23
cY23
oft
^,4 r# B|eoywX o
cY23 •
Hn21
V
1698616§55ï ° : 0
ZEZ23
302J5 2155
„ O " ra
4« i
4 cHd21
'I
o
0418
500 m
Hn21
Archis2
21
cHd2to-i.
Hn:
249030/531522
Rijksdienst voor her Cultureel Erfgoed
Ministerie van Onderwijs, Weienschap
Ctttuiuren
Uitgebreide Rapportage Monumenten Monumentnr:
14505
CMA-nr:
17H-048
Oppervlakte:
Status:
Terrein van hoge archeologische waarde
Toponiem:
ZUIDSLEEN-DORP
Plaats:
Zuidsleen
Gemeente:
Coevorden
Provincie:
Drenthe
Coördinaten:
250399 / 532971
Terreinbeheerder:
Niet van toepassing
152.888 m2
Complexen Complextype
Begindatering
Einddatering
Stad
Middeleeuwen vroeg
Middeleeuwen laat
Beschrijving Terrein met bewoningssporen uit de Vroege-, en Late Middeleeuwen. Het betreft Zuid Sleen, zoals weergegeven op de topografische militaire kaart van 1853. Sleen is een oud esdorp (typologie T. Spek). Onder de kern bevinden zich mogelijk sporen van vroegere bewoning. CAA: -. Grondgebruik: bebouwing. Literatuur SPEK, TH. 1998 , in: Typologie van historische nederzettingen in Drenthe (ongepubliceerd manu- script V A N A S - K L E I J W E G T D ; BAKERMANS,M.M.G.J. & V A N BOLHUIS,P. 1987 , in: Op weg met het verleden: cultuurhistorische kartering van Drenthe.
1 van 1
Kadastrale minuut Brink 12 te Sleen (bron: watwaswaar.nl) Het plangebied is globaal omlijnd TV Sectie C4
®
-1 i
S
r -
•
\
\
\
l
) Sectie H3
Sectie C3
Projectie van de huidige situatie op de Bonnekaart: plangebied Brink 12 te Sleen
K &\R
s-y,
A
• i
19^
• i-
Zn 1
ar", I
HF
l
en)
n
i «
<8 J i
OP
\
BIJLAGE 5
Provinciehuis Westerbrink i , Assen Postadres Postbus 122, 9400 A C Assen www.drenthe.nl
T (0592)365555 F (0592)365777
yr ui ML teDrenthe
Aan: Gemeente Coevorden Postbus 2 7740 A A COEVORDEN 7 7 4 0 AA2
' 9n
2 3 DEC 2011
i Assen, 22 december 2011 Ons kenmerk 201102192-00303402 Behandeld door mevrouw K.E. Blanke (0592) 365897 Onderwerp: Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Geacht college, U hebt ons gevraagd advies uit te brengen over het voorontwerp-Bestemmingsplan Brink 12Mottenkampsteeg in Sleen. Het betreft de realisatie van één woning in ruil voor nog te slopen agrarische bebouwing. Provinciaal belang Op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juni 2010) is in het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan het volgende aspect van provinciaal belang: cultuurhistorie. Advies De ontwikkeling is in de geest van de ruimte voor ruimte-regeling. In dit geval vindt deze plaats binnen bestaand stedelijk gebied waardoor het plan niet voldoet aan de voorwaarden van deze regeling. De verwijdering van landschapsontsierende agrarische bebouwing leidt onzes inziens wel tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Daarom kunnen wij concluderen dat het plan uitvoering geeft aan de gedachte van de regeling. Wij hebben op dit punt geen bezwaar tegen de ontwikkeling. In en om het plangebied speelt het aspect cultuurhistorie. Ten behoeve van dit plan zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Gezien het aspect cultuurhistorie en de ligging in de dorpsrand zijn wij met u van mening dat het aansluiten van de nieuwe bebouwing bij de bestaande bouw aan de orde is. Ook dient het ontwerp van de hoofdvorm aan te sluiten bij de karakteristiek van de bestaande omliggende omgeving. Bij het opstellen van het concrete bouwplan vragen wij dan ook aandacht voor de schaal en verhouding ten opzichte van de bestaande bebouwing.
provincieT/renthe Inzet instrumenten Indien het plan overeenkomstig dit voorontwerp in procedure wordt gebracht, mag u er vanuit gaan dat Gedeputeerde Staten geen reden zullen zien om vanuit provinciaal belang in te grijpen in de verdere procedure. Hiermee is, voor wat betreft de provinciale diensten, voldaan aan het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Voor vragen of overleg inzake dit advies kunt u contact opnemen met mevrouw K.E. Blanke, telefoon 0592 365897 of
[email protected]. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Drenthe, namens dezen,
P.J. van Eijk, manager Ruimtelijke Ontwikkeling, Milieu en Natuur
BIJLAGE 6
Zienswijzennotitie:
BP Sleen – Brink 12 – Mottenkampsteeg (wonen)
Het ontwerp bestemmingsplan Sleen – Brink 12 – Mottenkampsteeg (wonen) heeft van 2 mei 2012 tot en met 12 juni 2012 (6 weken) voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is er één zienswijze ingediend. De zienswijze is op 12 juni 2012 ontvangen. De indiener wenst anoniem te blijven. Hieronder wordt een samenvatting van de zienswijze weergegeven met een reactie van de gemeente daarop.
Naam en Adres Anoniem Zienswijze (samenvatting) 1. De voorliggende gewenste ontwikkeling is in strijd met de ruimte-voor-ruimte-regeling van de provincie, omdat de onderhavige locatie niet in het buitengebied gelegen is. 2. De stelling dat er sprake zou zijn van landschapsontsierende agrarische bebouwing en het feit dat het slopen daarvan en het realiseren van een woning op de betreffende locatie zou bijdragen aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetring is een subjectieve voorstelling van zaken. 3. Een deel van de bestaande agrarische bebouwing valt binnen het Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Volgens de visiekaart 2020 mogen in die gebieden geen compensatiewoningen gebouwd worden. 4. Verdrag van Malta (flora, fauna en archeologie) moeten in acht genomen worden. 5. Bezwaar tegen de bouw van de woning. Reactie gemeente 1. Dit is een juiste constatering. Om deze reden hebben wij ook geen gebruik gemaakt van die provinciale regeling. Wel hebben we qua uitgangspunten en voorwaarden aansluiting gezocht bij de provinciale ruimte-voor-ruimte-regeling (zie pagina 5 van de toelichting van het bestemmingsplan). Dit is een werkwijze die wij reeds sinds enkele jaren hanteren om niet alleen in het buitengebied, maar ook in de kernen een ruimtelijke kwaliteitsverbetering te kunnen creeeren. Om deze werkwijze te formaliseren, hebben wij de beleidsregel ruimte voor ruimte vastgesteld, waarin genoemd staat wanneer een initiatiefnemer een woning mag toevoegen ter compensatie van het slopen van een bepaalde oppervlakte aan bebouwing. Het onderhavige verzoek past binnen het vastgestelde gemeentelijk beleid. 2. Om objectief te kunnen beoordelen of er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitsverbetering, door (voormalige agrarische) bebouwing te slopen en daarvoor een woning terug te bouwen ter compensatie, wordt er een beroep gedaan op een daartoe deskundige. Onlosmakelijk daarmee verbonden is dat ook de agrarische bestemming wordt gewijzigd in een woonbestemming. In hoofdstuk 3 van de toelichting van het bestemmingsplan is nader ingegaan op de kwaliteitsverbetering. Om te waarborgen dat sprake is van een goede inpassing zijn
stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden (zie bijalge 1 van de toelichting van het bestemmingsplan) dienen als uitgangspunt voor het opstellen van dit bestemmingsplan. In onderhavig geval gaat het om een reductie van circa 600m2 van het bebouwingsoppervlak. De nieuw te bouwen woning zal aansluitend aan de bestaande woning gebouwd worden met een uitstraling dat passend is bij de bestaande bebouwing in de kern. Wij zijn van mening dat daarmee wel degelijk sprake is van een kwaliteitsverbetering. 3. Ten eerste willen wij opmerken dat de EHS een ‘nee, tenzij’ principe kent. Dat betekent niet, zoals reclamant stelt, dat het op voorhand onmogelijk is om binnen de EHS iets te realiseren. In onderhavige situatie is geen sprake van ligging in de EHS.
4. De onderdelen ‘flora & fauna’ en ‘archeologie’ zijn nader onderzocht, daarmee is wel degelijk voldaan aan de wettelijke verplichtingen ten aanzien van flora & fauna en archeologie. Zowel de rapporten als de resultaten als de maatregelen die getroffen moeten worden zijn respectievelijk opgenomen in de bijlagen, de toelichting en de regels van het bestemmingsplan. Wij kunnen reclamant’s zienswijze dan ook niet volgen. 5. Op dit moment is er geen sprake van een besluit die genomen is op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Er staat hiertoe dan ook geen rechtsgang open. Het bezwaar is daardoor niet ontvankelijk. Daarbij merken wij tevens op dat u op grond van de Algemene wet bestuursrecht in onderhavige geval geen belanghebbende bent. Conclusie Gezien bovenstaande gemeentelijke reactie zien wij geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
GEMEENTE COEVORDi N 'ng Gemeente Coevorden B&W
■ .u IN 201
Aan
Postbus 2 7740 AA Coevorden
Sleen, 11 juni 2012 Betreft: zienswijze perceel M ottenkampsteeg
Geacht college,
Hierbij dien ik mijn zienswijze in m.b.t. de bouw van een woning op het perceel M ottenkampsteeg, aansluitend aan Brink 12 te Sleen Mijns inziens is het voornemen van het realiseren van een woning op bovengenoemde locatie in strijd met de ruimte voor ruimteregeling, zoals de Provincie deze omschrijft. De ruimte voor ruimte regeling heeft betrekking op locaties gelegen in het buitengebied. Aangezien genoemde locatie niet in het buitengebied valt, voldoet deze dus niet aan de voorwaarden van genoemde regeling. Daarnaast is het zeer de vraag wanneer iets leidt tot het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en valt onder landschapsontsierende agrarische bebouwing. Dit is m.i. een subjectieve voorstelling van zaken, waarbij ik mij voor kan stellen dat een andere benadering en visie op de huidige bebouwing niet zou hoeven leiden tot een landschapsontsierend karakter van de daar aanwezige bouwwerken. Daarnaast valt een deel van de bestaande agrarische bebouwing onder Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Volgens de visiekaart 2020, waarbij gebieden die zijn aangewezen als EHS, mogen geen compensatiewoningen gebouwd worden, (zie bijlage) Tevens dient duidelijk te worden gekeken naar de situatie omtrent flora, fauna en archelogie, conform het Verdrag van M alta. Derhalve dien ik bezwaar in tegen de bouw van een woning op het perceel M ottenkampsteeg, aansluitend aan Brink 12 te Sleen. Tevens wil ik hierbij vermelden mijn persoonlijke gegevens n iet openbaar beken d te maken. Hoogachtend,
8
O
O
4
1
«i
GEMEENTE COEVORDEN 1041118 / 30-08-12 BESTEMMINGSPLAN SLEEN - BRINK 12 - MOTTENKAMPSTEEG (WONEN)
REGELS INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Artikel 1 Artikel 2
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels
HOOFDSTUK 4 Artikel 8 Artikel 9
BESTEMMINGSREGELS
Wonen Waarde - Archeologie
HOOFDSTUK 3 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
INLEIDENDE REGELS
Begrippen Wijze van meten
HOOFDSTUK 2 Artikel 3 Artikel 4
blz
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht Slotregel
1 1 4 5 5 8 10 10 11 13 14 14 15
R
1041118
blz 1
HOOFDSTUK 1 Artikel 1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
1.1 plan: het Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen) van de gemeente Coevorden; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0109.003BP00000-0003 met de bijbehorende regels; 1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf: een dienstverlenend beroep of bedrijf dat op ondergeschikte schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroeps- en bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming met de woonfunctie is, de bewoner de uitoefenaar van het aan huis gebonden beroep en bedrijf is en waarvan maximaal 35 % van het brutovloeroppervlak van de woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, hiervoor mag worden gebruikt met een maximum van 50 m²; 1.4 aanbouw: een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw; 1.5 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.7 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.8 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.9 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.10 bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 2
1041118
1.11 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.12 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.13 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.14 bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel; 1.15 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.16 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.17 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.18 hoofdgebouw: een op zichzelf staand al dan niet vrijstaand gebouw dat, door zijn vorm en/of constructie, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwvlak kan worden aangemerkt; 1.19 kampeermiddel: a. een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar; b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; dat geheel of ten dele blijvend kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf; 1.20 karakteristiek gebouw: een gebouw dat vanwege haar cultuurhistorie of architectuur opvalt en waarvan het beleid is om de verschijningsvorm te behouden bij verandering of uitbreiding; 1.21 peil: a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg; b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein; c. bij ligging anders dan een weg of verhard terrein: het maaiveld;
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 3
1.22 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.23 voorgevel: de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt; 1.24 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 4
Artikel 2
1041118
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.2 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.4 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.5 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens: de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 5
HOOFDSTUK 2 Artikel 3 3.1
BESTEMMINGSREGELS
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een woning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf; b. aanbouwen en bijgebouwen; waarbij wordt gestreefd naar het behoud en waar mogelijk het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden; waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de gebouwen wordt nagestreefd; met daaraan ondergeschikt: c. groenvoorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. water; h. wegen en paden; met de daarbijbehorende: i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 3.2
Bouwregels
3.2.1 Algemeen Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a en b genoemde gebouwen geldt de volgende regel: ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd en tot een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 400 m². 3.2.2 Hoofdgebouw Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels: a. de woning dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd; b. het hoofdgebouw wordt vrijstaand gebouwd; c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen; d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen; e. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45° bedragen. 3.2.3 Aanbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder b genoemde aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: a. aanbouwen en bijgebouwen mogen zowel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' als binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de goothoogte van de aanbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 2,50 m bedragen; c. de bouwhoogte van de aanbouwen en bijgebouwen zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 6
1041118
d. de afstand van de aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,00 m bedragen. 3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen. 3.3
Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d in die zin dat de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 10,50 m; 3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; b. het aanwenden van vrijstaande bijgebouwen voor bedrijfsmatig medegebruik. 3.5
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.5.1 Vergunningplicht Voor het (gedeeltelijk) slopen van bouwwerken, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', is een omgevingsvergunning vereist. 3.5.2 Uitzondering Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan. 3.5.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien: a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing; b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld; c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 7
d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 8
1041118
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. 4.2
Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 25 m2 wordt verleend, dient: a. door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; b. in voldoende mate te worden aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; c. in afwijking van het bepaalde in sublid a en b, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van waarde - archeologische begeleiding" dienen de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen a. Indien uit het in lid 4.2 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties. b. Indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden worden verbonden als bedoeld in sublid a, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. 4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 9
a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen; c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting; d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen. 4.3.2 Uitzondering Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die: a. het normale onderhoud betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie; d. niet dieper gaan dan 0,30 m beneden het maaiveld. 4.3.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden. 4.3.4 Onderzoeksplicht Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin: a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd. 4.3.5 Voorwaarden omgevingsvergunning a. Indien uit het in lid 4.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. b. Indien aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorwaarden worden verbonden als bedoeld in sublid a, b en c, wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 10
1041118
HOOFDSTUK 3 Artikel 5
ALGEMENE REGELS
Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
blz 11
Artikel 6 6.1
Algemene gebruiksregels
Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen; b. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed en breakfast; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen, of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie; f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen. 6.2
Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 6.1 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een bed en breakfast, mits: 1. de bed en breakfast voorziening wordt gevestigd in een woonhuis of een bedrijfswoning; 2. de bed en breakfast voorziening niet wordt gevestigd in een bijgebouw, tenzij uit de bouwkundige inrichting van het bijgebouw expliciet blijkt dat het bijgebouw uitsluitend gebruikt wordt voor de bed en breakfast voorziening; 3. de bed en breakfast voorziening ondergeschikt is aan de woonfunctie: 4. de initiatiefnemer van de bed en breakfast voorziening de hoofdbewoner is; 5. er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf is; b. het bepaalde in lid 6.1 sub e en f in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van kleinschalig kamperen, mits: 1. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot het dichtstbijzijnde kampeerterrein of een terrein voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt; 2. de afstand van de gronden waar het kleinschalig kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de naastgelegen woning ten minste 50 m bedraagt; 3. de betreffende gronden direct aansluiten aan het erf van de woning van de aanvrager; 4. het kleinschalig kampeerterrein in gebruik is in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg van kampeermiddelen zal zijn; 5. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter; 6. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 12
1041118
de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan; de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan; de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving; 7. de te realiseren voorzieningen alleen worden bestemd voor een natweer onderkomen en uitsluitend voor eigen gasten; 8. de te realiseren voorzieningen in bestaande gebouwen worden verwezenlijkt en niet meer dan 100 m² bedragen; 9. het parkeren van komende en gaande bezoekers van de minicamping op eigen terrein plaatsvindt; c. het bepaalde in lid 6.1 sub e en f in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, mits: 1. het tijdelijk groepskamperen plaatsvindt in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober en aangetoond wordt dat buiten deze periode het terrein leeg zal zijn; 2. het aantal dagen per groepskamperen ten hoogste 10 bedraagt; 3. op de betreffende gronden geen trekkershutten, chalets of stacaravans worden geplaatst; 4. het terrein op een goede wijze landschappelijk wordt ingepast, afgestemd op het gebiedseigen karakter.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
Artikel 7
blz 13
Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van: a. de bij recht in de bestemmingsregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak in die zin dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door: 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen; 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen; mits: de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden; d. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen, in die zin dat het vernieuwen of het herschikken van de aanwezige bebouwing wordt toegestaan, wanneer de bestaande bebouwingsomvang meer dan 250 m² maar niet meer dan 500 m² bedraagt, mits: 1. het bebouwingsoppervlak in totaal niet toeneemt; 2. bij herschikking de ruimtelijke samenhang op het perceel verbetert; 3. bij nieuwbouw van een bijgebouw de bouwmassa van het bijgebouw het hoofdgebouw niet mag overheersen; 4. indien sprake is van waardevolle bebouwing, de hoofdvorm van deze bebouwing gehandhaafd blijft; e. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van woonhuizen in die zin dat bij herbouw of verbouw van een woonhuis, binnen het bestaande bouwlichaam, maximaal 2 woningen worden gecreëerd, mits: 1. er een perceelinrichtingsplan overlegd wordt; 2. de hoofdvorm gehandhaafd blijft in geval van waardevolle bebouwing; f. het bepaalde in de gegeven bestemmingen in die zin dat gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein worden gebouwd, mits: een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.2 sub b is verleend; 1. voldoende is aangetoond dat de bestaande gebouwen op het perceel, waarin de voorzieningen voor de minicamping kunnen worden gerealiseerd, minder dan 50 m² bedragen; 2. de oppervlakte van de nieuw te bouwen gebouwen niet meer dan 50 m² per kampeerterrein bedraagt; 3. de goot- en bouwhoogte aansluiten bij de bestaande bebouwing; 4. geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van: de natuurlijke en landschappelijke waarden van het gebied en de directe omgeving daarvan; de waardevolle essen in het gebied en de directe omgeving daarvan; de stedenbouwkundige structuur van de bebouwing en omgeving.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.
blz 14
1041118
HOOFDSTUK 4 Artikel 8 8.1
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 8.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Buro Vijn B.V.
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
1041118
Artikel 9
blz 15
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen), van de gemeente Coevorden. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van …………… 20…...
De voorzitter,
De raadsgriffier,
……………………..
……………………..
===
Bestemmingsplan Sleen - Brink 12 - Mottenkampsteeg (wonen)
Buro Vijn B.V.