Zienswijzennota
Bestemmingsplan “Regenboogschool - Sportvoorziening”
Gemeente Hardinxveld-Giessendam Datum: 21 januari 2015 GemHG\Intern\17599 Zaaknr: HG 12838
Inhoud 1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota 1.2 Procedure bestemmingsplan 1.3 Ingekomen zienswijzen 2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding 2.2 Zienswijze perceel Hobbemastraat 10 2.3 Zienswijze perceel Hobbemastraat 14 2.4 Zienswijze perceel Hobbemastraat 12 3. Wijzigingen in het bestemmingsplan 3.1 Ambtshalve wijzigingen
-2-
1. Inleiding 1.1 Status zienswijzennota De zienswijzennota behoort bij het besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan “Regenboogschool - Sportvoorziening”. De nota bestaat uit drie hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van de ingekomen zienswijzen en de verdere procedure van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 aangegeven of de zienswijze ontvankelijk is. Daarna wordt een samenvatting van de zienswijze gegeven en wordt deze beantwoord. De zienswijze wordt samengevat weergegeven. Dit betekent niet dat die onderdelen van de zienswijze, die niet expliciet worden genoemd, niet bij de beoordeling zouden zijn betrokken. De zienswijzen zijn in hun geheel beoordeeld. Bij de beoordeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met de volledige inhoud van de ingediende zienswijzen. In de conclusie is opgenomen of de zienswijze aanleiding geeft tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Hoofdstuk 3 bevat een overzicht van de wijzigingen die bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden doorgevoerd. In het onderhavige bestemmingsplan betreft dit uitsluitend ambtshalve wijzigingen. 1.2 Procedure bestemmingsplan Zienswijzenronde Het ontwerpbestemmingsplan heeft na publicatie in de gemeentelijke voorlichtingsrubriek in Het Kompas en de Staatscourant met ingang van met ingang van donderdag 4 december 2014 tot en met woensdag 14 januari 2015 ter inzage gelegen. Tevens is het bestemmingsplan gedurende deze termijn onder het planid-nummer NL.IMRO.0523.BP2015REGENBOOG-DO01 ook digitaal raadpleegbaar geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl. Dit is in overeenstemming met artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Gedurende de termijn van 6 weken kon iedereen schriftelijk of mondeling een zienswijze indienen bij de gemeenteraad. Vaststelling Na de zienswijzenronde beslist de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan. De raad weegt hierbij de ontvangen zienswijzen mee. De vaststelling wordt mede bekend gemaakt in de Staatscourant en de gemeentelijke voorlichtingsrubriek. De indieners van een zienswijze krijgen een brief met informatie over de vaststelling en de mogelijkheid tot indienen van beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. 1.3 Ingekomen zienswijzen Er zijn naar aanleiding van de publicatie over het ontwerpbestemmingsplan drie schriftelijke zienswijzen ontvangen.
2. Zienswijzen: ontvankelijkheid, samenvatting, reactie en conclusie 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn de zienswijzen samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. In de conclusie is aangegeven of, en zo ja, welke wijzigingen in het plan worden doorgevoerd naar aanleiding van de zienswijzen. 2.2 Perceel Hobbemastraat 10 Ontvankelijkheid De dagtekening van de zienswijze is 12 januari 2015. De zienswijze is op 20 januari 2015 bij de gemeente ingekomen. De poststempel dateert van 16 januari 2015. De brief is gedateerd na afloop van de terinzageleggingstermijn. Deze zienswijze is derhalve te laat ingediend. De zienswijze is derhalve niet ontvankelijk Mocht appellant kunnen aantonen dat de zienswijze tijdig (uiterlijk op 14 januari 2015) gepost is en dat het aldus niet aan hem of haar verwijtbaar is dat deze te laat is ingekomen, dan kan ontvankelijkheid wel worden aangenomen. Uit contact met de reclamant is dit echter niet aangetoond. Los van het ontvankelijkheidsvraagstuk wordt opgemerkt dat zienswijze inhoudelijk dezelfde strekking heeft als de ingediende zienswijze ‘perceel Hobbemastraat 12’ (paragraaf 2.4). Mocht het in een onverhoopte beroepsprocedure alsnog komen tot een inhoudelijke afweging van de zienswijze, dan wordt kortheidshalve verwezen naar de beantwoording onder paragraaf 2.4.
-3-
Aanpassing De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2.3 Perceel Hobbemastraat 14 Ontvankelijkheid De dagtekening van de zienswijze is 12 januari 2015. De zienswijze is echter pas op 19 januari 2015 bij de gemeente ingekomen, derhalve na afloop van de zienswijzentermijn. Indien een zienswijze binnen de termijn is verzonden en uiterlijk een week na afloop van de termijn is ontvangen, wordt volgens vaste jurisprudentie de zienswijze aangemerkt als ontvankelijk (artikel 3:16 lid 3 jo. 6:9 lid 2 Awb). Hierbij wordt gekeken naar een poststempel of een bewijs van aangetekend verzenden. De enveloppe met poststempel is echter helaas bij de gemeente in het ongerede geraakt. Daarom is contact opgenomen met reclamant. Van die zijde is betoogd dat de zienswijze op 12 januari 2015 en dus voor het einde van de zienswijzentermijn per post is bezorgd. In eerdere jurisprudentie is in een geval waarin de gemeente niet meer over de enveloppe beschikte de Afdeling ervan uit gegaan dat de zienswijze op tijd is ingebracht. Wat hiervan ook zij, door het ontbreken van de enveloppe kan door de gemeente het risico van het niet kunnen vaststellen wanneer de brief op de post is gedaan niet volledig aan de reclamant worden toegerekend. Gelet hierop en de omstandigheid dat de zienswijze binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen, wordt aangenomen dat de zienswijze tijdig ter post is bezorgd. Voorgesteld wordt daarom de zienswijze ontvankelijk te verklaren. Voor de inhoudelijke beantwoording van deze zienswijze verwijzen wij kortheidshalve naar de beantwoording van de ingediende zienswijze ‘perceel Hobbemastraat 12’ (paragraaf 2.4). Deze zienswijze kent namelijk inhoudelijk dezelfde strekking. Aanpassing De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 2.4 Perceel Hobbemastraat 12 Ontvankelijkheid De zienswijze, getekend d.d. 13 januari 2015 en ingekomen op 13 januari 2015, is tijdig ingediend. De zienswijze is aan het college van B&W gericht in plaats van aan de gemeenteraad. Wij sturen de zienswijze door. De zienswijze is ontvankelijk en zal hieronder worden samengevat en beantwoord. Samenvatting Appellant is woonachtig tegenover het perceel waar nu de Regenboogschool is gevestigd. Dit perceel krijgt nu een woonbestemming in plaats van een maatschappelijke bestemming. Vanwege privacyredenen is appellant het niet eens met deze bestemmingswijziging. De huizen die voorzien zijn worden erg dicht tegenover de woning van appellant gebouwd en hiervoor heeft appellant niet gekozen toen de woning is gekocht. Appellant geeft aan nu een redelijk vrij uitzicht te hebben, wat zal veranderen als de huizen op deze manier worden gebouwd. Dit zal volgens appellant leiden tot waardedaling van de woning. Om die reden wordt gevraagd of het besluit kan worden herzien. Beantwoording Appellant geeft aan dat zijn privacy en uitzicht worden aangetast door de planologische wijziging. Ook wordt gevreesd voor een waardedaling van de woning. Voor de beantwoording wordt een vergelijking gemaakt tussen het vigerende planologische regime en het beoogde nieuwe planologische regime en wat dit betekent voor het perceel van appellant.
-4-
Uitsnede nieuwe bestemmingsplan
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
Bestemmingsplan Hardinxveld 2014 Afstand bouwblok tot perceelsgrens Afstand tussen perceelsgrenzen Maximale bouwhoogte Maximale goothoogte
Boven-
5 meter
Bestemmingsplan Regenboogschool – Sportvoorziening 2015 3 meter
Effect op woning appellant verslechtering
12,5 meter
12,5 meter
ongewijzigd
12 meter 8 meter
10 meter 6 meter
verbetering verbetering
Geconstateerd wordt dat hoofdgebouwen in het beoogde bestemmingsplan tegenover het perceel van appellant twee meter verder naar voren gebouwd mogen worden dan in het vigerend bestemmingsplan. De afstand tussen de perceelsgrens van appellant en de perceelsgrens van de nieuwe woningen blijft gelijk, namelijk 12,5 meter. De maximaal toegestane goot – en nokhoogte van hoofdgebouwen tegenover het perceel van appellant worden verminderd met 2 meter ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Voor de nieuwe woningen is een stedenbouwkundige verkaveling gemaakt:
Hierin is gezocht naar een optimale balans tussen de aantallen woningen op de kavel, de positionering van de woningen en de oppervlaktes. Ook is hierbij gekeken naar de woningen in de nabije omgeving. Voor de voortuinen hanteren wij een diepte van 3 meter wat relatief gangbaar is in deze dorpse schaal. Voor de woningen aan de Hobbemastraat geldt dezelfde voortuindiepte. Ruimtelijk gezien is er geen aanleiding om dit te verruimen naar bijvoorbeeld 4 of 5 meter. Dit gaat bovendien ten koste van de beschikbare (woon)oppervlakte en diepte van de achtertuinen. De aangevoerde redenen en belangen van appellant vormen voor ons onvoldoende aanleiding om het besluit (op dit onderdeel) te herzien. De planologische wijziging heeft ons insziens geen onevenredige nadelige effecten op de privacy of het uitzicht van appellant, mede gelet op de ruime afstand tussen beide percelen van 12,5 meter. De directe zichtrelatie tussen de percelen wordt bovendien onderbroken door een doorgaande weg met langsparkeerplaatsen en trottoirs. Daarnaast zijn de aspecten privacy en uitzicht in het vigerend bestemmingsplan ook niet gegarandeerd, aangezien
-5-
tegenover de woning van appellant op de bouwblokgrens een (voor publiek toegankelijke) maatschappelijke voorziening gebouwd mag worden met een goothoogte van 8 meter en een bouwhoogte van 12 meter. Het gegeven dat hier nu lager is gebouwd dan daadwerkelijk is toegestaan biedt ook in het vigerend plan geen garantie voor de toekomst. Tenslotte staat voor ons niet vast dat bij de afweging van belangen geen groter gewicht toegekend mag worden aan de belangen die met de realisering van dit bouwplan gemoeid zijn ten opzichte van de belangen van appellant. Appellant geeft aan hiervoor niet gekozen te hebben bij aankoop van de woning. De woning is aangekocht in 1989. Op dat moment gold een ander bestemmingsplan (“Boven- Hardinxveld 1988”). Toen was weliswaar geen woningbouw tegenover appellant toegestaan, maar een maatschappelijke voorziening, evenals in de herziening van het bestemmingsplan die volgde in 2004. Echter, sinds 1988 is reeds een goothoogte van 8 meter en een nokhoogte van 12 meter toegestaan tegenover de woning van appellant. Daarnaast bestaat er voor een ieder in Nederland een maatschappelijk risico, waarbij effect ondervonden kan worden van een overheidsmaatregel, in dit geval een bestemmingsplanwijziging. Ten aanzien van de gevreesde waardedaling door de planologische wijziging wijzen wij appellant op de mogelijkheden om een planschadeverzoek in te dienen bij de gemeente. Hierover is meer informatie te vinden op de website van de gemeente www.hardinxveldgiessendam.nl. Aanpassing De zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. 3. Wijzigingen in het bestemmingsplan In dit hoofdstuk is een overzicht opgenomen van de wijzigingen in het bestemmingsplan. Het betreft zowel de ambtshalve wijzigingen in de toelichting als de wijzigingen die het gevolg zijn van de beantwoording van de zienswijze. 3.1 Ambtshalve wijzigingen Planregels a. Om te voldoen aan de Reparatiewet BZK 2014 worden de bepalingen uit de bouwverordening ten aanzien van het parkeren geregeld in het bestemmingsplan: Voldoende parkeergelegenheid a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie Verbeelding 1. Het bouwblok van de Regenboogschool wordt aan de noordzijde vergroot zodat ook de fietsenstalling binnen het bouwblok komt te liggen. Hiermee is er de mogelijkheid om ook een gebouwde fietsenstalling te realiseren. 2. Het bouwblok dat gelegen is ter plaatse van de oude sportzaal wordt aangepast, zodat hier tevens de bouw van grondgebonden woningen mogelijk wordt gemaakt. Een programma met grondgebonden woningen heeft momenteel in de markt meer kans van slagen dan de urban villa’s op deze locatie. Gestreefd wordt wel naar maximale flexibiliteit qua planologie. Bijlage Het akoestisch onderzoek is aangepast n.a.v. opmerkingen van de omgevingsdienst. De uitkomst is dat voor één bouwblok (bouwblok A) een ‘tamelijk slecht’ akoestisch klimaat geldt in plaats van ‘matig’ (classificatie volgens methode Miedema, gevelbelasting van 61 tot 65 dB). Op het moment dat deze twee woningen gebouwd gaan worden, wordt het van belang om hier meer inzicht in te verkrijgen, ook in overleg met eventuele kopers. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan vormt dit geen belemmering.
-6-