Bestemmingsplan Markelo-Oost
Bestemmingsplan Markelo-Oost
Inhoud: Toelichting en bijlagen Voorschriften Plankaart nr. 050.00.06.30.00
Goor/Assen Projectnummer 050.00.06.30.00 5 april 2007
! "
#
Toelichting
050.00.06.30.00.toe
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Beschrijving van het plangebied
5
3
Beleid 3.1 Provinciaal Beleid 3.2 Gemeentelijk beleid
9 9 9
4
Milieu en onderzoek 4.1 Inleiding 4.2 Wegverkeerslawaai 4.3 Spoorweglawaai 4.4 Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer 4.5 Bedrijvigheid/milieuzonering (geluid/geur) 4.6 Bodem 4.7 Belemmeringen 4.8 Water 4.9 Archeologie 4.10 Ecologie 4.10.1 Inleiding 4.10.2 Beleid 4.11 Externe veiligheid
13 13 13 14 14 14 15 15 15 17 19 19 20 23
5
Juridische vormgeving 5.1 Inleiding 5.2 Algemene uitgangspunten 5.3 Bestemming Woongebied 5.4 Woongebied I 5.5 Sportdoeleinden en recreatieve doeleinden 5.6 Maatschappelijke doeleinden 5.7 Dienstverlening 5.8 Horeca 5.9 Verkeersdoeleinden 5.10 Groenvoorzieningen 5.11 Groene ruimte 5.12 Water 5.14 Algemene bepalingen 5.15 Bijzondere bepalingen
25 25 26 27 28 29 29 29 30 30 30 30 30 31 31
6
Economische uitvoerbaarheid
33
050.00.06.30.00.toe
7
Inspraak en overleg 7.1 Inspraak 7.2 Overleg
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6.
050.00.06.30.00.toe
Toelichting archeologische waardering terreinen Toelichting Beleidskader Water Toelichting Besluit externe veiligheid inrichting Rekenblad Wegverkeerslawaai Onderzoek luchtkwaliteit Schriftelijke inspraak- en overlegreacties
35 35 38
1
Inleiding
Aanleiding
De gemeente Hof van Twente is het traject gestart om een aantal verouderde vigerende bestemmingsplannen te actualiseren, te standaardiseren en te digitaliseren. Daarbij zal gedurende het actualiseringtraject het aantal vigerende plannen binnen de gemeente worden teruggebracht. Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is dan ook in eerste instantie gelegen in de noodzaak om een aantal verouderde plannen te herzien, te standaardiseren en te digitaliseren. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de woonwijken Beusbergen, Koekoek en Anholtskamp aan de oostzijde van Markelo. Voor het plangebied wordt verwezen naar het overzichtskaartje voor in dit bestemmingsplan.
Vigerende bestemmingsplannen
Op dit moment gelden voor het plangebied de volgende bestemmingsplannen: Koekoek II (vastgesteld op 24-10-1966 en goedgekeurd op 19-06-1967); Beusbergen 1977 (vastgesteld op 13-12-1977, goedgekeurd op 18-04-1978); Anholtskamp (vastgesteld 30-10-1990, goedgekeurd op 13-02-1991). Daarnaast hebben er nog een aantal wijzigingen ex artikel 11, partiële herzieningen en vrijstellingen ex artikel 19 plaatsgevonden.
Opzet bestemmingsplantoelichting
In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 3 is aandacht besteed aan het voor dit bestemmingsplan relevante provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 4 is vervolgens aandacht besteed aan de milieuaspecten en benodigde onderzoeken. In hoofdstuk 5 is ingegaan op de juridische vormgeving, waarna in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 de inspraak en het overleg aan de orde zijn.
050.00.06.30.00.toe
3
2
Beschrijving van het plangebied
Cultuurhistorie
Markelo ligt in het dekzandgebied van Twente. Het dekzandgebied is voor het overgrote deel gevormd tijdens het Weichselien. Deze koude periode, die 70.000 à 10.000 jaar geleden heerste, werd gekenmerkt door een afwisseling van koude en minder koude perioden. Het landijs bereikte Nederland toen niet meer. In de dooiperioden vormde zich smeltwater dat niet in de bevroren onderbodem (permafrost) kon wegzakken. Dit smeltwater nam veel zand en grind mee. Omdat de vegetatie gedurende een lange periode ontbrak of schaars was, had de wind vrij spel. Dit had tot gevolg dat langdurige verstuivingen optraden. De windafzettingen vormden een zanddek over de oudere lagen. Dit zand wordt dekzand genoemd. Deze zanden worden aangeduid als de Formatie van Twente. Het Twentse zandgebied bestaat uit een bonte afwisseling van grote en kleine hoogteverschillen: stuwwallen, grote en kleine dekzandruggen en -koppen. Aanvankelijk zullen de eerste nederzettingspatronen - die bestonden uit verspreide groepjes van kleine boerderijen - vooral hebben gelegen op de overgangszones tussen "hoog" en "laag", dus op of langs kleine ruggen en kopjes in het dekzandgebied. De akkers lagen vooral op de hoger gelegen delen, waar de afwatering optimaal was (de essen). Markelo is in de Middeleeuwen ontstaan aan de oostflank van de Markelerberg. Dit was de plek waar de bisschop van Utrecht met zijn Twentse onderdanen samenkwam. Markelo ligt in het dekzandgebied van Twente en is een jong dorp. Op de historische kaart van rond 1900 is er nog geen kombebouwing te zien. Er is sprake van een verspreide agrarische bebouwing (zie historische kaart van circa 1850). In het lagergelegen beekdal zijn de rationele, rechthoekige patronen van een recentere ontginning te herkennen (zie historische kaart van circa 1900). Op deze gronden, die ongeschikt waren als bouwland, is de dorpskom ontwikkeld. De westzijde van het dorp heeft haar oude agrarische karakter nog grotendeels behouden. Na 1960 ontstonden ten oosten van het dorp nieuwbouwwijken, waaronder het plangebied.
050.00.06.30.00.toe
5
Historisch kaart circa 1850
Historische kaart circa 1900
050.00.06.30.00.toe
6
Plangebied
Het bestemmingsplan Markelo-Oost is een herziening van de woonwijken gelegen aan de oostzijde van het centrum van Markelo. Het plangebied omvat de woonwijken Beusbergen, Koekoek en Anholtskamp. Beusbergen ligt ten zuiden van de Goorseweg. Koekoek en Anholtskamp liggen ten noorden van de Goorseweg. Het gebied wordt grofweg begrensd door de Rijssenseweg, het Beukenlaantje, de Helpeweg, de Prinses Beatrixstraat en de Prinses Irenestraat. Markelo-Oost kent voornamelijk een woonfunctie. Zoals al aangegeven is de ontwikkeling van woningbouw aan de oostzijde van Markelo in de jaren zestig begonnen. In het plangebied bevinden zich rijenwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, geschakelde woningen en vrijstaande woningen. Daarnaast bevindt zich een aantal overige functies in het plangebied. In het plangebied bevinden zich onder andere een kapper, petitrestaurant, basisscholen, rijschool, huisarts, ijsbaan, et cetera.
Ontwikkelingen
In het plangebied is één locatie waar eventuele toekomstige planologische ontwikkelingen zijn voorzien. Deze locatie is middels wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van woningbouw in het plan opgenomen.
050.00.06.30.00.toe
7
3
Beleid 3.1
Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid voor de leefomgeving is verwoord in het Streekplan Overijssel 2000+. In het streekplan wordt de kern Markelo aangemerkt als grotere kern (meer dan 4.000 inwoners). Dit betekent in feite dat de woon-, werk- en verzorgingsfunctie vooral lokaal van aard is. In aanvulling op het kernenbeleid vermeldt het streekplan ten aanzien van Markelo het volgende. De ruimtelijke structuur legt voor de kern Markelo beperkingen op aan de uitbreidingsrichting. Aan de zuidwestzijde is de waardevolle Markeloseberg en de daar bijbehorende Dorpsesch, een belemmering. Aan de zuidoostzijde geldt een vergelijkbare belemmering vanwege het daar aanwezige reliëfrijke gebied en de Herikerberg. De betreffende gebieden zijn landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol. Slechts het aan de noordkant gelegen grootschalige escomplex de Achteres vormt in mindere mate een ruimtelijke belemmering. Om deze reden is in het gebied een nieuwe woningbouwlocatie voorzien. Ook een bij de schaal en omvang van de kern passende bedrijvenlocatie heeft in dit gebied zijn beslag gekregen. In de betreffende gebieden welke zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het provinciaal beleid een direct afwegingskader vormt. De geformuleerde richtlijnen in het provinciaal beleid hebben dan ook geen gevolgen voor de onderhavige herziening. 3.2
Gemeentelijk beleid
Woningmarktonderzoek Hof van Twente (2001)
In 2001 is het rapport "Woningmarktonderzoek Hof van Twente" uitgebracht. In dit rapport zijn onder meer ontwikkeling, samenstelling en spreiding van de woningvoorraad onderzocht. Ook onderwerpen zoals ontwikkeling, spreiding en opbouw van de bevolking, werkgelegenheid en woonsatisfactie zijn in beeld gebracht, evenals de woningbehoefte en de woonwensen. Het rapport vormde de basis voor de hierna te noemen "Woonvisie Gemeente Hof van Twente".
Woonvisie Hof van Twente
De "Woonvisie Gemeente Hof van Twente", met als ondertitel "De kern van wonen: in de kern wonen" is vastgesteld in de raad d.d. 9 september 2003. De woonvisie geeft het beleid weer dat de gemeente de komende jaren, samen met andere partijen, wil uitvoeren. De woonvisie heeft als basis het rijksbeleid, het provinciaal
050.00.06.30.00.toe
9
beleid, het collegeprogramma en het hierboven genoemde woningmarktonderzoek. De woonvisie kent een aantal hoofdthema's van beleid, namelijk: verbetering van de kwaliteit van de woning en de woonomgeving; de kwetsbare doelgroepen; wonen en zorg; leefbaarheid buitengebied; bevorderen van de betrokkenheid van de burger. Toekomstige bevolkingsomvang
De woonvisie constateert dat de bevolkingsgroei in de gemeente is achtergebleven bij vergelijkbare gemeenten. Deze opgelopen achterstand in groei wil de gemeente in de komende periode inlopen, tegelijk overigens met het stimuleren en creëren van werkgelegenheid. De woonvisie gaat daarbij uit van een inwonertal van circa 36.500 inwoners in 2015. Tegelijk met de woonvisie en tegen de achtergrond van de gewenste bevolkingsontwikkeling heeft de raad in september 2003 ook het gemeentelijke woningbouwprogramma voor de periode van 2003 tot 2010 vastgesteld. Naar aanleiding van de jaarlijkse bijstelling voorziet dit programma voor de periode 2004-2011 in de bouw van 2.824 woningen, als volgt verdeeld over de verschillende kernen. Tabel 1 Bijgesteld woningbouwprogramma Hof van Twente 2004-2011 per kern Kern Aantal woningen Bentelo 75 Delden 643 Diepenheim 82 Goor 1.444 Hengevelde 72 Markelo 428 Buitengebied 40 Particuliere verzoeken 40 Totaal 2.824 Bron: Woningbouwprogramma Gemeente Hof van Twente (periode 2004-2011)
Het woningbouwprogramma geeft per kern en per project ook inzicht in de verdeling naar sector (huur, koop, kaveluitgifte) en in de doelgroep (starters, ouderen/zorg, overig). Welstandsnota
Op grond van de wijziging van de Woningwet zijn gemeenten voor het welstandstoezicht verplicht te beschikken over een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. De Welstandscommissie dient vervolgens de bouwplannen aan deze, door de gemeenteraad geformuleerde en voor iedereen kenbare, uitgangspunten te toetsen. De Welstandsnota Hof van Twente (vastgesteld in juni 2004 en in werking getreden op 1 juli 2004) geeft in hoofdlijnen aan welke beleidsmatige inzet en procedures het gemeentebestuur kiest voor
050.00.06.30.00.toe
10
het voeren van een welstandstoezicht. Op basis van een verkenning van de gemeente zijn gebiedsgerichte criteria voor deelgebieden van landschappen en kernen en objectgerichte criteria beschreven. Per deelgebied is aangeduid hoe en waarop het gemeentebestuur bouwplannen gaat toetsen. Er zijn acht deelgebieden voor de kernen onderscheiden, namelijk, Historische centra, Nieuwe centra, Linten “aan de weg”, Linten “los op de kavel”, Linten “oud en nieuw”, Buurten, Industrie en Bedrijfsterrein. In de kern Markelo komen al deze deelgebieden voor met uitzondering van Industrie. Afhankelijk van de locatie in de kern dient voor het betreffende deelgebied getoetst te worden aan de criteria die betrekking hebben op plaatsing, hoofdvorm, gevel, detaillering en erf. Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan Hof van Twente
Het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan is in 2002 opgesteld. Dit plan geeft een analyse van de huidige situatie van de gemeente en haar kernen ten aanzien van de huidige wegenstructuur, busroutes en bereikbaarheid. Daarnaast is de objectieve onveiligheid (ongevallen) beschreven en is de subjectieve onveiligheid onder de burgers geïnventariseerd. Op basis van het vorengaande is een pakket van maatregelen geformuleerd om tot een wegencategorisering te komen. Voor de categorisering van de wegen in de kern Markelo wordt verwezen naar het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan. De geformuleerde uitgangspunten in het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan passen binnen het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met het Gemeentelijk Verkeersveiligheidsplan.
Ruimtelijke ontwikkelingsvisie MarkeloCentrum
De gemeente Hof van Twente heeft een ruimtelijke ontwikkelingsvisie voor Markelo-Centrum opgesteld (vastgesteld door de Raad in juli 2002). Het document is opgesteld om in een samenhangende visie inzicht te geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van de verschillende functies in het centrum. Basisgedachte hierbij is het eigene en het karakter van Markelo te respecteren en daarnaast een versterking van het centrum voor ogen te hebben. Voor meer informatie wordt verwezen naar de ontwikkelingsvisie. De ontwikkelingsvisie is voor de onderhavige herziening niet relevant.
Waterplan
De gemeente Hof van Twente heeft in 2004 het “Waterplan, gemeente Hof van Twente” opgesteld in nauwe samenwerking met het Waterschap Regge en Dinkel en het Waterschap Rijn en IJssel. Het doel van dit waterplan is om de verschillende taakvelden binnen de gemeente en de taken van het waterschap op elkaar af te stemmen. Het plan omvat een beschrijving van de wijze waarop de gemeente wil omgaan met water.
050.00.06.30.00.toe
11
Relevant voor onderhavig plangebied is dat de gemeente de beekloop Beusbergerwatergang in Markelo wil herstellen. Voor de Beusbergerwatergang geldt dat de beek nu (gedeeltelijk) ondergronds loopt en weer zichtbaar door Markelo moet gaan stromen. Het weer zichtbaar maken van de Beusbergerwatergang in Markelo zal met name moeten meeliften met ontwikkelingen die gaan spelen. Als ter hoogte van de loop van de beek sprake is van herinrichting of groot onderhoud dan kan het zichtbaar maken van de beek voor een gedeelte van het tracé gelijk worden meegenomen. Zo wordt stap voor stap weer een zichtbaar stromende beek bereidt. Het opengraven van de Beusbergerwatergang in Markelo wordt in samenhang met het afkoppelen van verhard oppervlak bekeken. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen deze ontwikkeling. Daarnaast is een uitgangspunt het creëren van nieuw water en de aanleg van retentie. In onderhavig plangebied komt de oostzijde van Markelo in beeld als het gaat om waterberging. Voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure is op basis van een vrijstellingsprocedure de planologische mogelijkheid gecreëerd het betreffende gebied in te richten voor waterbeheersing. Op de plankaart is dit gebied als zodanig aangeduid.
050.00.06.30.00.toe
12
4
Milieu en onderzoek 4.1
Inleiding
Normaliter dient in verband met nieuwe ontwikkelingen een aantal milieuaspecten nader te worden onderzocht en een aantal onderzoeken te worden uitgevoerd. Het betreft hier onder meer de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem en eventueel de aanwezigheid van nabijgelegen bedrijvigheid. Daarnaast dient aandacht aan de archeologie, water, ecologie en veiligheid te worden besteed. In het kader van dit bestemmingsplan wordt op de volgende milieuaspecten en onderzoeken ingegaan. 4.2
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones met uitzondering van die wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en die wegen waar op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Het betreft hier een voornamelijk conserverend plan. De bestemming Woongebied 1 (op het deelblad zuid van de plankaart) maakt de bouw van maximaal zes woningen mogelijk. Deze planologische mogelijkheid was al in een eerder stadium in het bestemmingsplan “Beusbergen Markelo, Hemmelweg” geregeld. In het kader van dit bestemmingsplan is de nodige aandacht aan de verschillende onderzoeken besteed. Wat betreft de bouwmogelijkheid nabij de Rijssenseweg (zie plankaart deel blad noord) is onderzocht in hoeverre de nieuw te realiseren woningen voldoen aan de eisen van de Wet geluidhinder. De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen is 50 dB(A). Berekend is de 50 dB(A)-geluidscontour van de Rijssenseweg. Daarbij is gebruikgemaakt van de verkeerswaarnemingen van de provincie Overijssel. De huidige verkeersintensiteit (2004) bedraagt 3.700 mvt/etmaal. Op grond van extrapolatie wordt verwacht dat de verkeersintensiteit op deze weg in 2015 4.958 mvt/etmaal zal bedragen. De samenstelling van het verkeer is als volgt: 94% lichte motorvoertuigen, 3% middelzware motorvoertuigen en 3% zware motorvoertuigen. Op grond van artikel 103 van de Wet geluidhinder is van de rekenresultaten 5 dB afgetrokken. Uit de berekening blijkt dat de 50 dB(A)-geluidscontour op 31 m uit de as van de Rijssenseweg ligt. Alle nieuwbouwlocaties liggen op meer
050.00.06.30.00.toe
13
dan 31 m uit de as van de Rijssenseweg en dus buiten de 50 dB(A)geluidscontour. In de zin van de Wet geluidhinder kent deze locatie derhalve geen geluidsoverlast. De berekening is in de bijlagen opgenomen. De locatie die in het bestemmingsplan is opgenomen met een wijzigingsbevoegdheid ligt in de woonwijk die als verblijfsgebied is aangemerkt. De locatie ligt niet aan een doorgaande weg binnen de wijk. Door de ligging van het gebied en het feit dat het plangebied als verblijfsgebied is aangemerkt waar een snelheidsregime geldt van 30 km/uur is akoestisch onderzoek niet nodig. 4.3
Spoorweglawaai
Spoorweglawaai is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. 4.4
Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer
Beleid
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit (96/62/EG) uit 1996 zijn de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd. Nederland heeft de Europese regels geïmplementeerd in het Besluit luchtkwaliteit (Blk). Inmiddels is een nieuw besluit vastgesteld. Met dit Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt een aantal regelingen vervangen die voor onduidelijkheid zorgden.
Onderzoek
Op basis van het Besluit luchtkwaliteit is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit van het plangebied. De resultaten zijn verwoord in de notitie Onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Markelo-oost van 26 oktober 2005. Uit de scenarioberekeningen in dit onderzoek blijkt dat voor geen van de in het Besluit luchtkwaliteit genoemde stoffen in 2005 of 2010 de jaargemiddelde grenswaarden of plan- en alarmdrempels meer dan toegestaan worden overschreden, hetgeen betekent dat er vanuit het Besluit luchtkwaliteit 2005 geen belemmeringen aan het bestemmingsplan worden opgelegd. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlagen. 4.5
Bedrijvigheid/milieuzonering (geluid/geur)
Nabij het plangebied bevindt zich bedrijvigheid waaronder de Coöperatie Arkervaart-Twente aan de Goorseweg en een motorbrandstoffenverkooppunt aan de Prinses Irenestraat. Dit motorbrandstoffenverkooppunt verkoopt geen LPG. De bestaande functies en bedrijvigheid, waaronder ook een Snackbar/Petit restaurant aan de Goorseweg, vormen geen belemmering voor
050.00.06.30.00.toe
14
onderhavige actualisering. Het betreft hier, zoals al aangegeven, een conserverend plan. 4.6
Bodem
Op dit moment is een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk. Indien gebruik gaat worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zal de bodem ter plekke van de betreffende locatie nader worden onderzocht. 4.7
Belemmeringen
In het plangebied komen geen belemmeringen voor die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Wel loopt De Beusbergerwaterleiding door het plangebied. In deelgebied zuid loopt deze, zoals eerder aangegeven, ondergronds. Middels de keur van het waterschap is deze waterleiding beschermd. Indien activiteiten plaatsvinden nabij deze leiding dient namelijk toetsing aan de waterschapskeur plaats te vinden. Er zal dan overleg plaatsvinden met het waterschap. Zie hiervoor ook de juridische toelichting in hoofdstuk 5. 4.8
Water
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, dienen decentrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. In de bijlagen is nadere aandacht aan het beleidskader gegeven.
Huidige situatie waterhuishouding
Waterinfiltratie of -retentie
Waterparagraaf Het plangebied is wat betreft waterhuishouding afgestemd op de stedelijke functie. Zoals aangegeven, zal op korte termijn aan de oostzijde van Markelo een gebied worden ingericht als retentiegebied, om de waterhuishoudkundige situatie in Markelo en omgeving te verbeteren. Via een vrijstellingsprocedure is de planologische mogelijkheid gecreëerd om het retentiegebied te realiseren. Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en e oppervlakteverhardingen. In het kader van het Waterbeleid 21 eeuw betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem
050.00.06.30.00.toe
15
wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen of bij nieuwe ontwikkelingen in het bestaande gebied bekijkt de gemeente of duurzame maatregelen, zoals afkoppelen en infiltratie mogelijk zijn. Riolering
De gemeente streeft met name bij nieuwe ontwikkelingen naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk worden afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. Bij ingrepen in het bestaande gebied zet de gemeente in op toepassing van duurzame maatregelen binnen de technische mogelijkheden.
Wateraanvoer en -afvoer
De toekomstige afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de huidige afvoer. Voor een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen dan ook op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier worden eventuele problemen, betreffende het waterafvoer, niet op omliggende gebieden afgewenteld. Indien in de toekomst sprake is van uitbreiding van verharde vlakken, zet de gemeente in op het toepassen van duurzame waterbeheersingsmogelijkheden, zodat mogelijke problemen niet worden verschoven naar een ander gebied.
Duurzaam stedelijk waterbeheer
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer is bij de inrichting van de wijken niet expliciet rekening gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Er werd niet gestreefd naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren. Mochten in de loop der tijd herstructurering of daar waar mogelijk inbreiding plaatsvinden, dan wordt de nadruk gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen. Het watersysteem dient dan tevens zo te worden vormgegeven dat geen of tenminste zo weinig mogelijk problemen worden doorgeschoven naar andere tijden, plaatsen of milieucompartimenten.
Resumé
Met het realiseren van het retentiegebied zal het waterhuishoudkundig systeem in Markelo en omgeving verbeterd worden. Het actualiseren van het bestemmingsplan heeft verder geen gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem. Indien gebruik gemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheid, dan zal in het kader van de betreffende procedure de watertoets voor de betreffende locaties worden uitgevoerd en zal nader overleg met het waterschap worden gevoerd.
050.00.06.30.00.toe
16
4.9
Beleid
Archeologie
Verdrag van Malta Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Nota Belvedere Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedere (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvederegebieden. Het plangebied maakt deel uit van het Belvederegebied Zuid-Twente. Karakteristiek voor het gebied zijn de relatief gave delen van het kleinschalige kampontginnings- en esdorpenlandschap. Tevens wordt de bijzondere waarde van dit gebied bepaald door de zeer grote concentratie van landgoederen historische buitenplaatsen en parken die het landschap domineren. De fysieke dragers van het gebied zijn hier een afgeleide van. De belangrijkste fysieke dragers zijn: de escomplexen en verspreid liggende essen met hoge archeologische verwachtingswaarde; de samenhangende kenmerken van het esdorpenlandschap en kampontginningslandschap; de met het esdorpen- en kampontginningslandschap verweven landgoederen en buitenplaatsen zone; de textielfabrieken en zouttorens.
050.00.06.30.00.toe
17
050.00.06.30.00.toe
18
De Kaart archeologische waarden bestaat uit AMK (Archeologische Monumentenkaart) en de IKAW (Indicatieve kaart archeologische waarden). AMK
Op de AMK is de waardering van archeologische monumenten weergegeven. Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Er zijn vier waarderingscategorieën. Binnen het plangebied komen geen terreinen voor met een AMK die behoren tot een waarderingscategorie. Voor de betekenis van de waardering van de terreinen wordt verwezen naar de bijlagen.
IKAW
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig zijn te karteren. Om greep te krijgen op deze nog onbekende informatie is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) uitgegeven. Deze kaart geeft een beeld van het bodemarchief dat complementair is aan de Archeologische Monumentenkaart. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor, het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Vertaling naar het bestemmingsplan Het onderhavige plan is in essentie een conserverend plan. Uit de kaart archeologische waarden blijkt dat er geen terreinen in het plangebied liggen die zijn aangegeven als AMK-terreinen. Het plangebied is deels wel en deels niet gekarteerd. De deels overlappende, omliggende en aangrenzende gebieden kennen een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde op basis van de IKAW. Aangenomen kan worden dat het plangebied deze waarden ook kent.
Conclusie
Dit betekent dat wanneer bodemingrepen worden gepland de betreffende initiatiefnemer in principe een inventariserend veldonderzoek moet laten uitvoeren, dan wel advies vragen bij de provinciaal archeoloog. Dit geldt dus ook voor de wijzigingsbevoegdheid, die deels niet gekarteerd is en deels een middelhoge en lage verwachtingswaarde kent. 4.10 Ecologie 4.10.1 Inleiding Voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van en eventuele effecten op de Ecologische
050.00.06.30.00.toe
19
Hoofdstructuur, speciale beschermingszones en Natuurmonumenten. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen. Het betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen tot weinig planologische ontwikkelingen worden voorzien. Op één locatie is in de toekomst een planologische ontwikkeling mogelijk. Voor deze locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen en wordt te zijner tijd een apart onderzoek gedaan. 4.10.2 Beleid
Natura 2000-beleid
Gebiedsbescherming Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones voor natuurlijke habitatten op grond van de Europese Habitatrichtlijn (1992) en de vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn (1979).
Ecologische Hoofdstructuur
De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones.
Natuurbeschermingswet
In 1968 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Op grond hiervan zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd Natuurmonument (of Staatsnatuurmonument). Op deze manier worden kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd. Per oktober 2005 valt alle gebiedsbescherming onder de Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de nog niet definitief aangewezen Habitatrichtlijngebieden.
Aantasting
Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met effecten op beschermde gebieden uit het Natura 2000-beleid en Natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat voor de plannen en dat alle schade wordt gecompenseerd. Daarover moet het bevoegd gezag een beslissingsdossier opbouwen waarvoor de initiatiefnemer de rapportage moet leveren. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als
050.00.06.30.00.toe
20
aantoonbaar is dat het project van groot maatschappelijk belang is. Hier geldt het zogenaamde "nee-tenzij"-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd. Inventarisatie en conclusie
Flora- en faunawet
Het plangebied behoort niet tot en grenst niet aan een speciale beschermingszone die is aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde aangemelde Habitatrichtlijngebied is De Borkeld (kortste afstand 3,5 km). De Sallandse Heuvelrug is aangemeld als Habitat- en als Vogelrichtlijngebied (ongeveer 9 km). Het dichtstbijzijnde Natuurmonument is Weldam bij Goor (ongeveer 6 km). Deze gebieden en hun omgeving behoren ook tot de Ecologische Hoofdstructuur. De bossen tussen Markelo en Goor behoren ook tot de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. De afstand tussen het plangebied en de Ecologische Hoofdstructuur is daardoor ongeveer 250 m. Tussen de bosgebieden en het plangebied liggen open weilanden, infrastructuur en een sportcomplex. Er zijn geen duidelijke ecologische relaties tussen het plangebied en de speciale beschermingszones of de Ecologische Hoofdstructuur. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een actualisering. Er zijn geen ingrijpende planologische ontwikkelingen voorzien. De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zijn van dusdanige geringe omvang dat negatieve effecten van deze activiteiten op de beschermde gebieden niet te verwachten zijn. Dit bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met een van de richtlijnen. Soortbescherming Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de "lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten". Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. Voor soorten uit tabel 1 geldt een vrijstellingsregeling van de verboden. Voor soorten uit tabel 2 en voor vogels geldt een vrijstelling als wordt gewerkt
050.00.06.30.00.toe
21
volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de soorten uit tabel 2 ontheffing van de verboden worden verleend als geen sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de soorten uit tabel 3 kan bij ruimtelijke ontwikkeling ontheffing worden verleend. Er mag dan geen afbreuk worden gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort en een redelijk alternatief voor de ingreep moet ontbreken. Ook voor ontheffing van het verstoren van vogels gelden deze voorwaarden. Bekende gegevens
Bij het natuurloket is (in augustus 2005) een rapportage opgevraagd van de kilometerhokken rond het plangebied. Hierin staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van elke soortgroep. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde en rode lijstsoorten aangegeven, niet het aantal individuen. Een kilometerhok is een hok van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling van de topografische kaarten van Nederland. Het plangebied valt voor het grootse deel in de kilometerhokken 230-472, 231-472. Voor de volledigheid zijn de kilometerhokken 231-473, 230-471 en 231-471 ook meegenomen. Hierin ligt slechts een klein deel van het plangebied. Het oostelijke deel van het plangebied valt in kilometerhok 230-472. Binnen dit hok liggen woningen, gebouwen, infrastructuur, groenvoorzieningen en waterpartijen. In het overige deel van het kilometerhok liggen de overige bebouwing van Markelo, weilanden, akkers en de Markeloseberg met bos. Het kilometerhok is goed en recent op vaatplanten onderzocht. Het is redelijk onderzocht op dagvlinders en matig op zoogdieren. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit de gegevens op te maken dat er ten minste zes beschermde soorten voorkomen: drie vaatplanten (twee tabel 1, één tabel 2 of 3), drie zoogdieren (één tabel 1, twee tabel 2 of 3); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. In 231-472 zijn binnen het plangebied woningen, gebouwen, infrastructuur, groenvoorzieningen, een ijsbaan, een volkstuinencomplex en waterpartijen aanwezig. In de rest van het kilometerhok liggen weilanden, akkers, stukken bos, infrastructuur en sportvelden. Het hok is goed en recent op vaatplanten en broedvogels onderzocht. Het is redelijk onderzocht op dagvlinders en matig op zoogdieren en watervogels. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit deze gegevens op te maken dat er ten minste negen beschermde soorten voorkomen, namelijk vijf vaatplanten (tabel 1) en vier zoogdieren (één tabel 1, drie
050.00.06.30.00.toe
22
-
tabel 2 of 3); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. Er is één Habitatrichtlijnsoorten (zoogdieren) bekend, dit zijn waarschijnlijk vleermuizen. In de kilometerhokken 231-473, 230-471 en 231-471 ligt een heel klein deel van het plangebied. Hierin liggen groenvoorzieningen, staan woningen en lopen wegen. In deze drie hokken zijn in totaal minimaal 10 beschermde soorten waargenomen. Dit zijn zes vaatplanten (tabel 1), en vier zoogdieren (tabel 1).
Inventarisatie en conclusie
Het merendeel van de beschermde soorten, met name de vaatplanten, aangetroffen bij de gegevens van het Natuurloket zal voorkomen in het Ecologische Hoofdstructuurgebied ten oosten van Markelo. De zwaarder beschermde vaatplant groeit waarschijnlijk op de Markeloseberg, niet binnen het plangebied. Binnen het plangebied leven de meeste beschermde soorten in de groenvoorzieningen, ijsbaan en de waterpartijen. Een deel van de soorten in de bebouwde kom en dus in het plangebied worden vermeld in tabel 1. Voor verstoring van deze soorten geldt een vrijstelling. Ze worden niet bedreigd door de ontwikkelingen die worden toegestaan middels het plan. Alle vogelsoorten in het gebied zijn beschermd. Vogelsoorten die al in de bebouwde kom leven worden niet ernstig verstoord door de ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Vogels mogen niet in het broedseizoen (15 maart – 15 juli) worden verstoord. Waarschijnlijk zijn er zwaar beschermde vleermuiskolonies aanwezig in de opgaande begroeiing en gebouwen in het plangebied. Vleermuizen zijn ook beschermd door de Habitatrichtlijn en zullen (een deel van) de meldingen van Natuurloket vormen. Zolang deze plaatsen niet worden aangetast, worden deze soorten niet bedreigd. Bij werkzaamheden aan gebouwen en kap van bomen zal nader onderzoek moeten worden gedaan naar de aan- of afwezigheid van kolonies.
Ontwikkelingen
In het plangebied wordt één locatie opgenomen, waarvoor zoals aangegeven een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, waar toekomstige planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. Hiervoor moet een vooronderzoek in het kader van de Flora- en faunawet worden uitgevoerd. 4.11 Externe veiligheid Het beleid ten aanzien van het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen begint steeds vastere vormen aan te nemen. De overheid werkt hard aan het vastleggen van
050.00.06.30.00.toe
23
veiligheidsnormen die in acht moeten worden genomen en waarmee zowel op het gebied van milieu als op het gebied van de ruimtelijke ordening moet worden rekening gehouden. Nieuw aan het veiligheidsbeleid is dat de afwegingen ten aanzien van risico’s op ongevallen die doden en gewonden tot gevolg kunnen hebben duidelijk zichtbaar moeten worden gemaakt en niet langer onbewust of impliciet moeten plaatsvinden. Inmiddels is ten aanzien van inrichtingen het Besluit externe veiligheid inrichtingen in werking getreden. Ook ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen zullen in de toekomst wettelijke normen worden vastgesteld. Vooralsnog dient op dit punt echter te worden gewerkt met bestaande circulaires, nota’s en handreikingen zonder wettelijke status. Voor een nadere toelichting op het Besluit externe veiligheid inrichtingen wordt verwezen naar de bijlagen. Op basis van inventarisatie en de Risicokaart van de provincie Overijssel is geconstateerd dat in het plangebied of in de directe nabijheid daarvan geen categoriale inrichting voorkomt die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen valt. Er is dan ook geen verdere aandacht besteed aan het aspect externe veiligheid in relatie tot inrichtingen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn ten aanzien van vervoer van gevaarlijke stoffen geen vervoersfuncties voor het plangebied van belang.
050.00.06.30.00.toe
24
5
Juridische vormgeving 5.1
Inleiding
In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen op welke wijze de functies in het plangebied verder kunnen worden ontwikkeld. Daarbij is het beleid zoveel mogelijk vertaald naar uitgangspunten voor de bestemmingsplanopzet. Voorzover deze vertaling van de uitgangspunten in de juridische regeling nog toelichting behoeft, wordt dit vermeld in dit hoofdstuk. Uitgangspunten
Van groot belang is dat bestemmingsplannen goed afleesbaar zijn voor zowel de gemeente zelf als de burgers. Dit is des te belangrijker nu de bestemmingsplannen digitaal beschikbaar komen. Verder hecht de gemeente aan rechtszekerheid voor de burgers, maar wil men tegelijk af van de vele vrijstellingsprocedures. Als uitgangspunt wordt dan ook gekozen voor een gedetailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt vrijstellingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig vaag plan dat interpretatieverschillen ontstaan. In feite betekent dit een keuze voor een bestemmingsplan volgens het mengkraanmodel.
Juridische regeling
Het is zaak om voor de toekomstige en bestaande bebouwing en functies een bestemmingsregeling te ontwerpen die zoveel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming. Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen een mogelijke beschadiging van de belangen van andere burgers wordt verwacht, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van een “vrijstellingsbevoegdheid” of, voor zwaardere gevallen, een “wijzigingsbevoegdheid”. In het laatste geval is het vooraf niet
050.00.06.30.00.toe
25
Wijzigingsbevoegdheid
goed mogelijk te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situatie deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegepast. Tot 1991 was aan een wijzigingsbevoegdheid altijd automatisch een goedkeuring van Gedeputeerde Staten gekoppeld. Met de wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in 1991 is aan deze koppeling een einde gekomen. Het wijzigen van een plan zonder goedkeuring van Gedeputeerde Staten is nu mogelijk, indien: Gedeputeerde Staten bij goedkeuring van het bestemmingsplan ten aanzien van de betreffende wijzigingsbevoegdheid hebben aangegeven dat de resultaten daarvan hun goedkeuring niet behoeven; tegen de ontwerp-wijziging geen zienswijzen kenbaar zijn gemaakt.
Vrijstellingsbevoegdheid
Bij wijzigingsbevoegdheden zal een procedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht worden gevoerd. In sommige gevallen zal dat ook bij vrijstellingen gebeuren afhankelijk van de belangen die in het geding zijn.
Inhoud bestemmingsplan
Ieder bestemmingsplan moet voldoen aan de regels gesteld in artikel 12 en volgende van het Besluit op de ruimtelijke ordening. Een bestemmingsplan bestaat uit een plankaart en voorschriften. Bij een bestemmingsplan hoort een toelichting. De voorschriften moeten worden gelezen in samenhang met de plankaart. De plankaart geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er kan worden gebouwd. In de voorschriften wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de voorschriften uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie op de plankaart moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de voorschriften te bekijken in samenhang met de plankaart als er daadwerkelijk gaat worden gebouwd of als andere ontwikkeling worden gepland. 5.2
Algemene uitgangspunten
Binnen de gemeente Hof van Twente wordt met standaard voorschriften gewerkt die de basis vormen voor de bestemmingsplannen van de gemeente. De belangrijkste punten uit de standaard zijn hieronder op een rij gezet: De bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de planvoorschriften. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen. De bestaande situatie is in beeld gebracht door de
050.00.06.30.00.toe
26
-
-
combinatie van luchtfoto’s, inventarisatie en het bouwvergunningarchief. Er is sprake van globale bestemmingen. Binnen deze bestemmingen is in de doeleindenomschrijving alleen aangegeven welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Woondoeleinden worden bijvoorbeeld zowel de eengezinswoningen als de meergezinswoningen begrepen en vallen ook tuinen, verhardingen en erftoegangswegen onder de woonbestemming. Om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid is gebruikgemaakt van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn met name aan de zijde van de openbare ruimte gedetailleerd vastgelegd. Bij een inspringende rooilijn zijn de voorgevels in de bouwvlakken zodanig neergelegd dat een eventuele vermindering van open ruimte en toetreding van licht voor naastgelegen panden tot een minimum beperkt blijft.
Deze uitgangspunten zijn ook toegepast in het onderhavige bestemmingsplan. 5.3
Bestemming Woongebied
De gebieden met bestaande woningen in het plangebied zijn bestemd tot woongebied. Onder woongebied vallen naast woningen met tuinen ook het openbaar gebied met groen, wegen en andere voorzieningen. Binnen deze bestemming geven bouwvlakken aan waar mag worden gebouwd. Door middel van een indelingslijn binnen het bouwvlak is de bouwstrook, met het hoofdgebouw, gescheiden van het erf. Met aanduidingen in het bouwvlak is aangegeven wat de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn voor de bouwstrook en het achtererf. Als in een bepaalde bouwstrook geen bebouwingspercentage staat vermeld op de plankaart, dan betekent dit dat deze bouwstrook voor 100% kan worden bebouwd. Bij de bestemming Woongebied heeft een afweging plaatsgevonden tussen het geven van een grotere vrijheid aan de gebruikers van de gronden en het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft, zoals ook in de standaard, geleid tot het opnemen van een ruim bouwvlak om woningblokken dat aan de zijde van de openbare ruimte gedetailleerd is vastgelegd. Dit ter bescherming van de relatie tussen het bebouwingsbeeld en de openbare ruimte. Aan de achterzijde van de bouwstrook geldt een meer soepel beleid. Hier is de bouwstrook in
050.00.06.30.00.toe
27
de meeste gevallen verruimd. De volgende dieptes worden gehanteerd voor de bouwstrook: standaard: 12 m; in het geval van kleine ondiepe kavels: 9 m; in het geval van diepe kavels: 15 m. Daar waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt is gewenst, is gekozen voor een bouwvlak per afzonderlijke woning in plaats van een bouwvlak per woningblok. Bouwen nabij de perceelgrens
In het gebied 3 m uit de zijdelingse perceelgrens is het mogelijk om een, al dan niet aangebouwd, gebouw op te richten, mits de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aanduiding op het bijbehorende achtererf, de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 3 m bedraagt en de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 1,5 m bedraagt.
Bouwen op het achteref
Bebouwing is tot de achterste perceelgrens toegestaan, zolang de goot- en bouwhoogten, alsmede het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse op de plankaart is aangeduid. Dit laatste onder de voorwaarde dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 75 m². Met vrijstelling is het mogelijk tot maximaal 150 m² te bebouwen.
Bouwen buiten het bouwvlak
Dit betreft de bebouwing van het voorerf. Binnen het plan is het bouwen van een erker op het voorerf toegestaan tot een maximale diepte van 1,5 m en een oppervlakte van 6 m².
Beroep aan huis
Onder wonen is de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mede begrepen. De woning moet wel in overwegende mate haar woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitstraling of uitwerking hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Voor het beroep aan huis mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak (= woonoppervlak) van de woning worden gebruikt. 5.4
Woongebied I
Het gestelde in paragraaf 5.3 met betrekking tot de bestemming Woongebied is grotendeels ook van toepassing op de bestemming Woongebied I. De bestemming Woongebied I heeft daarentegen betrekking op de nieuw te realiseren woningen.
050.00.06.30.00.toe
28
5.5
Sportdoeleinden en recreatieve doeleinden
Het gebied van de huidige ijsbaan heeft de bestemming Sportdoeleinden en recreatieve doeleinden gekregen. Hieronder valt de ijsbaan. Voor dit gebied is aangegeven dat het als overloopgebied voor water kan dienen. De bestaande gebouwen op het terrein kunnen worden gehandhaafd en kunnen voor diverse sportieve en recreatieve doeleinden worden gebruikt. Hieronder zou bijvoorbeeld ook scouting of ander jeugd- en jongerenwerk kunnen vallen. Om hierover geen misverstand te laten bestaan, is dit in de doeleindenomschrijving specifiek aangegeven. Aan de functie gebonden horecavoorzieningen zoals een koek-en-zopietentje of een kantine zijn mogelijk. Zelfstandige horeca is echter uitgesloten. De gebouwen kunnen eventueel met een vrijstelling worden vernieuwd en/of vergroot en op een andere plaats worden herbouwd. Daarvoor moet dan wel eerst onderzoek worden verricht zodat diverse waarden zoals flora en fauna en archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, zijn gewaarborgd. 5.6
Maatschappelijke doeleinden
Voorzieningen als de scholen en het woonzorgcomplex hebben de bestemming Maatschappelijke doeleinden gekregen. Er is, met uitzondering van het woonzorgcomplex dat op de plankaart is aangeduid, geen nadere onderverdeling gemaakt in functies, hetgeen de onderlinge uitwisselbaarheid van maatschappelijke voorzieningen ten goede komt. Onder maatschappelijke doeleinden worden verstaan educatieve voorzieningen, sociaal-medische voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. De maximale bouwhoogte is per maatschappelijke voorziening op de plankaart aangegeven. 5.7
Dienstverlening
Onder deze bestemming vallen dienstverlenende bedrijven en kantoren. Bij dienstverlenende bedrijven kan worden gedacht aan het verlenen van economische en maatschappelijke diensten. Hieronder vallen ook kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen inrichtingen. Vanaf de eerste en volgende verdiepingen mag binnen de bestemming ook worden gewoond. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de plankaart aangegeven.
050.00.06.30.00.toe
29
5.8
Horeca
De horeca is in het plan als horecadoeleinden bestemd. De maximale goot- en bouwhoogte zijn op de plankaart aangegeven. Horecafuncties zijn in verband met mogelijke overlast verdeeld in drie categorieën. In dit plan zijn alleen de eerste twee categorieën toegestaan. Bovendien is de ijssalon door een extra aanduiding op de plankaart “beperkt gebruik” uitsluitend als ijssalon bestemd. Dit omdat deze voor de hoofdbebouwing aan de straat ligt. Ter verduidelijking wordt erop gewezen dat ‘beperkt gebruik‘ geen betrekking heeft op de tijdsperiode van het gebruik. 5.9
Verkeersdoeleinden
Alleen de doorgaande wegen binnen het plangebied zijn opgenomen in de bestemming Verkeersdoeleinden. Kleinere wegen zijn opgenomen in de bestemming Woongebied. 5.10 Groenvoorzieningen De groenelementen die structuurbepalend zijn, zijn bestemd als Groenvoorzieningen. De bestemming is ruim van opzet, zodat hierin ook waterlopen en -partijen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden kunnen worden opgenomen. 5.11 Groene ruimte Onder deze bestemming is semi-agrarisch gebruik in de vorm van weide en gras- en akkerland toegestaan. De bestaande bosjes zijn als bosschage aangeduid. Verder vallen de speeltuin en de volkstuinen onder de bestemming en is ruimte gereserveerd als overloopgebied voor de afvoer en tijdelijke berging van hemelwater. In de bestemming is één wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee in de toekomst wellicht woningbouw kan worden gerealiseerd. Het beoogde gebied is op de plankaart aangegeven. 5.12 Water De primaire watergangen en -partijen zijn bestemd voor Water. Door het plangebied loopt een hoofdwaterleiding (Beusbergerwaterleiding) die eventueel in de toekomst deels zal worden opengelegd. Het exacte (toekomstige) tracé hiervan is niet bekend. Binnen de grotere bestemmingen (zogenaamde gebiedsbestemmingen met meerdere functies) is de functie water uitdrukkelijk benoemd. Voor het
050.00.06.30.00.toe
30
openleggen of terugbrengen van het water in de woonwijk is de mogelijkheid bij recht dus opgenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn er diverse open waterverbindingen waarlangs stroken vrij van bebouwing moeten worden gehouden. De gemeente kiest er, in overleg met het waterschap, voor om de oeverstroken langs het water mede voor Water te bestemmen. Daarmee is het belang van het waterschap voldoende afgedekt, omdat binnen de bestemming Water geen gebouwen mogen worden gebouwd. Naast het bestemmingsplan geldt ook de waterschapkeur die voorkomt dat er bouwactiviteiten of andere activiteiten nabij belangrijke watergangen en bijvoorbeeld ook op het tracé van de waterleiding kunnen plaatsvinden. 5.14 Algemene bepalingen In de Algemene bepalingen zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Zie de artikelen 1 en 2, voorafgaand aan de bestemmingen. 5.15 Bijzondere bepalingen In de Bijzondere bepalingen zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft onder meer de uitsluiting van de aanvullende werking van de Bouwverordening, een uitsluiting van artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie, een algemene vrijstellingsbevoegdheid, overgangsbepalingen en de slotbepaling.
050.00.06.30.00.toe
31
6
Economische uitvoerbaarheid
De kosten voor de realisering van onderhavig plan komen voor rekening van de gemeente. Indien te zijner tijd gebruikgemaakt gaat worden van de wijzigingsbevoegdheid dan zal in dat kader de gemeente zorgdragen voor een exploitatieopzet.
050.00.06.30.00.toe
33
7
Inspraak en overleg 7.1
Inspraak
Het voorontwerp van het plan heeft vanaf 6 april 2006 gedurende twee weken ter inzage gelegen. Tijdens deze termijn kon eenieder schriftelijk, dan wel mondeling inspraakreacties naar voren brengen. In deze periode zijn drie schriftelijke reacties binnengekomen. Wij hebben een schriftelijke reactie ontvangen van: 1. mevrouw G.H. Klein Teselink-Megelink, Rijssenseweg 6, 7475 VB Markelo; 2. familie M. Dijkstra, A. ten Hovestraat 12, 7475 CZ Markelo; familie N. Pleijsier, A. ten Hovestraat 13, 7475 CZ Markelo; familie M. Chel, A. ten Hovestraat 15, 7475 CZ Markelo; familie H.W. Lonink, A. ten Hovestraat 17, 7475 CZ Markelo; familie M. Hollander, A. ten Hovestraat 19, 7475 CZ Markelo; familie P.J. Izaks, A. ten Hovestraat 21, 7475 CZ Markelo; familie B. Schreurs, A. ten Hovestraat 23, 7475 CZ Markelo; 3. de heer W. Minkjan en mevrouw G. Minkjan, Burgemeester de Meesterlaan 17, 7475 EM Markelo. De schriftelijke reacties zijn als bijlage in het bestemmingsplan opgenomen.
1.
De heer/mevrouw G.H. Teselink-Megelink, Rijssenseweg 6, 7475 VB Markelo
Opmerking Volgens inspreker gaat het bestemmingsplan uit van een conserverende bestemming voor het gebied WG1 dat ongeveer 30 jaar geleden is vastgelegd. Gezien de grote ontwikkelingen die in de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden rondom het betreffende gebied, ziet inspreker graag dat dit gebied anders wordt ingevuld. Volgens inspreker zal de bouw van zes woningen, waarin het bestemmingsplan voorziet, moeilijk te realiseren zijn en zullen in de toekomst vele juridische en technische problemen ontstaan. Inspreker wil graag het gebied WG1 zodanig gewijzigd zien dat in de toekomst vervelende procedures kunnen worden voorkomen. Reactie Er is geen reden om te veronderstellen dat de bouw van de zes woningen op problemen zal stuiten. De bouw van maximaal zes
050.00.06.30.00.toe
35
woningen is in het vigerend bestemmingplan juridisch mogelijk gemaakt en kan op basis van dat plan ook nu worden gerealiseerd. De bestemming WG 1 wordt dan ook gehandhaafd. Op dit moment wordt tezamen met de inspreker gekeken naar een meer optimale invulling van de locatie. Indien dit het geval is, zal in een afzonderlijke procedure de invulling van de gewijzigde locatie mogelijk worden gemaakt.
2.
Familie M. Dijkstra, A. ten Hovestraat 12, 7475 CZ Markelo Familie N. Pleijsier, A. ten Hovestraat 13, 7475 CZ Markelo Familie M. Chel, A. ten Hovestraat 15, 7475 CZ Markelo Familie H.W. Lonink, A. ten Hovestraat 17, 7475 CZ Markelo Familie M. Hollander, A. ten Hovestraat 19, 7475 CZ Markelo Familie P.J. Izaks, A. ten Hovestraat 21, 7475 CZ Markelo Familie B. Schreurs, A. ten Hovestraat 23, 7475 CZ Markelo
Opmerking Insprekers zien graag dat de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van wonen voor de strook van 30 m wordt herzien en dat deze strook wordt ingezet ten behoeve van waterretentie voor de wijken Koekoek en Anholtskamp. Met betrekking tot dit standpunt verwijzen de insprekers naar de correspondentie met het waterschap in 2005, waarin het waterschap heeft aangegeven dat de strook nodig zal zijn voor de waterretentie en dat deze strook een absorberende werking moet krijgen. Insprekers geven vervolgens aan dat het waterschap heeft aangegeven dat het de oorspronkelijke natuurwaarden wil terugbrengen in dit gebied. In de plannen zoals die er nu liggen, gaat het waterschap volgens de insprekers voorbij aan die natuurwaarden. Het laagste punt (daar waar het water naar toe gaat) ligt in de betreffende strook van 30 m. Hier zou dus een retentievijver moeten liggen en geen bebouwing moeten plaatsvinden. Vervolgens geven insprekers aan dat het waterschap in zijn brief aangeeft ‘geen noemenswaardige toename van waterhoeveelheden bij extreme neerslaghoeveelheden’ te verwachten. Insprekers geven aan dat zij bang zijn dat deze verwachting niet uitkomt. Zij geven aan al geruime tijd wateroverlast te ervaren. Reactie In overleg met het waterschap is het betreffende gebied, met uitzondering van het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is, zoals opgenomen op de plankaart van dit bestemmingsplan, als retentiegebied aangewezen. Op basis van
050.00.06.30.00.toe
36
onderzoek heeft het waterschap aangegeven dat het betreffende gebied voldoende bergingscapaciteit heeft. Voor de inrichting van dit gebied is een afzonderlijke vrijstellingsprocedure gevoerd. De inrichting van het retentiegebied is vervolgens één-op-één overgenomen in dit bestemmingsplan. In het kader van het overleg ex artikel 10 Bro ten aanzien van dit bestemmingsplan heeft het waterschap geen opmerkingen gemaakt over de inrichting van het gebied, waarvoor de wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Met waterbeheersingsmogelijkheden zal de afwatering van dit betreffende gebied uiteindelijk via het bestaande stelsel plaatsvinden. De realisatie van de woningen in de strook is meegewogen in de aanleg van het retentiegebied. In het definitieve ontwerp zal langs de A. ten Hovestraat een sloot worden geprojecteerd. De sloot zal op een zodanige diepte worden aangelegd dat een eventuele verhoging van de grondwaterstand als gevolg van de aanleg van het retentiegebied richting de aangrenzende woningen wordt afgevlakt. Bijkomend voordeel is dat door de sloot de mogelijkheid ontstaat om regenwater van de A. ten Hovestraat af te koppelen van de riolering. De realisatie van de woningen zal dan ook geen extra druk op het waterhuishoudkundig systeem veroorzaken. De voorziene ontwikkeling zal bijdragen in de verbetering van de waterhuishouding van de woonwijk.
3.
De heer W. Minkjan en mevrouw G. Minkjan, Burgemeester de Meesterlaan 17, 7475 EM Markelo
Opmerking Insprekers geven aan dat de goothoogte van hun woning maximaal 6 m is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Op de plankaart staat een goothoogte van 3 m. Zij zien graag de goothoogte aangepast op de plankaart overeenkomstig de huidige situatie. Daarnaast verzoeken zij de indelingslijn tussen de bouwstrook en het achtererf in noordelijke richting op te schuiven en de gehele garage binnen de bouwstrook te laten vallen, omdat de voorgevellijn ook terugspringt bij de voorkant van de garage ten opzichte van de voorgevel van de woning. Op deze wijze blijft de bouwstrook even diep. Reactie De maximale goothoogte en de diepte van de bouwstrook worden aangepast op de plankaart.
050.00.06.30.00.toe
37
3.
De heer W. Minkjan en mevrouw G. Minkjan, Burgemeester de Meesterlaan 17, 7475 EM Markelo
Opmerking Insprekers geven aan dat de goothoogte van hun woning maximaal 6 m is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Op de plankaart staat een goothoogte van 3 m. Zij zien graag de goothoogte aangepast op de plankaart overeenkomstig de huidige situatie. Daarnaast verzoeken zij de indelingslijn tussen de bouwstrook en het achtererf in noordelijke richting op te schuiven en de gehele garage binnen de bouwstrook te laten vallen, omdat de voorgevellijn ook terugspringt bij de voorkant van de garage ten opzichte van de voorgevel van de woning. Op deze wijze blijft de bouwstrook even diep. Reactie De maximale goothoogte en de diepte van de bouwstrook worden aangepast op de plankaart. 7.2
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 10 Bro is het bestemmingsplan ter beoordeling naar een aantal instanties gestuurd. De volgende instanties hebben een reactie gegeven. De reacties zijn als bijlage bij het plan gevoegd. 1. Provincie Overijssel; 2. VROM Inspectie; 3. Gasunie; 4. Waterschap Rijn en IJssel; 5. Het Oversticht; 6 Vitens.
1.
Provincie Overijssel
Opmerking In het plan kunnen op twee locaties bij recht nieuwe woningen worden gerealiseerd. Ten aanzien van de bouwlocatie aan de Rijssenseweg geeft de provincie aan niet te kunnen herleiden of er een bodemonderzoek is uitgevoerd. Om te kunnen beoordelen of deze locatie geschikt is voor woningbouw, wordt verzocht om de plantoelichting op dit punt aan te vullen. Hiernaast wordt in de plantoelichting uitsluitende in algemene zin gesproken over de woonvisie en het woningmarktonderzoek. De
050.00.06.30.00.toe
38
vertaalslag naar de twee bouwlocaties wordt echter (nog) niet gemaakt. Verzocht wordt de plantoelichting op de genoemde punten aan te vullen. Reactie De bouwlocatie aan de Rijssenseweg is gebaseerd op de bouwmogelijkheden zoals die zijn opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. De bestemming WG 1 wordt dan ook gehandhaafd. Op dit moment wordt tezamen met de inspreker gekeken naar een meer optimale invulling van de locatie. Indien dit het geval is, zal in een afzonderlijke procedure de gewijzigde invulling van de locatie mogelijk worden gemaakt. In de afzonderlijke procedure wordt in het kader van de uitvoerbaarheid de nodige aandacht aan de onderzoeken en aan de te maken vertaalslag naar de woonvisie besteed. Ten aanzien van de locatie aan de Hemmelweg wordt met betrekking tot de onderzoeken en daarmee ook het woningbouwprogramma en de te bedienen doelgroepen verwezen naar het bestemmingsplan Markelo Beusbergen, Hemmelweg. Opmerking Uit de toelichting blijkt dat het plangebied deels wel en deels niet is gekarteerd. De provincie onderschrijft de aannames zoals verwoord in de toelichting en adviseert om bij eventuele bodemingrepen in het plangebied contact op te nemen met de provinciaal archeoloog. Verzocht wordt om bij eventuele bodemingrepen rekening te houden met het advies van de provinciaal archeoloog. Reactie Het Oversticht heeft het plan bekeken op archeologische aspecten en heeft medegedeeld geen opmerkingen te hebben. Opmerking In de plantoelichting wordt ingegaan op het aspect ecologie en de aanwezigheid van mogelijke beschermde soorten binnen het plangebied. Voor de ontwikkelingslocatie wordt geconstateerd dat er in het kader van de Flora- en faunawet een vooronderzoek moet worden uitgevoerd. De provincie wijst erop dat voor vaststelling van het bestemmingsplan duidelijk dient te zijn of er eventuele beschermde soorten voorkomen.
050.00.06.30.00.toe
39
Reactie Aangezien de invulling van de locatie nog niet voldoende concreet is en daarmee de start van de uiteindelijke bouw van de woningen niet vaststaat, lijkt het ons voorbarig op voorhand dit onderzoek uit te voeren. Indien het namelijk langer dan vijf jaar duurt, dient in het kader van de Flora- en faunawet het onderzoek te worden geactualiseerd. Voor wat betreft de wijzigingsbevoegdheid in het artikel Groene ruimte zal als randvoorwaarde worden opgenomen dat ecologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd, zoals de provincie voorstelt in de opmerking ten aanzien van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Opmerking Verzocht wordt om het waterschap te betrekken bij de verdere planvorming en rekening te houden met de door hun gemaakte opmerkingen. Reactie De opmerkingen van het waterschap worden verwerkt in het plan. Tevens zullen wij het waterschap blijven betrekken bij verdere planvorming. Opmerking In de plantoelichting wordt op pagina 30 gesproken over twee wijzigingsbevoegdheden. Dit is niet correct; in het plan is slechts één wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Verzocht wordt dit aan te passen. In artikel 10 (Groene ruimte) is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van wonen opgenomen. Hierbij is als randvoorwaarde gesteld dat de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden gebruikt, indien wordt voldaan aan de bepaling in de Wet geluidhinder (gevelbelasting niet meer dan 50 dB(A), dan wel een verkregen hogere waarde). De provincie onderschrijft dit. Tevens is de provincie van mening dat, gelet op het bovenstaande, aan de wijzigingsbevoegdheid ook randvoorwaarden voor de aspecten bodemgesteldheid, archeologie en ecologie dienen te worden toegevoegd. Verzocht wordt het plan hierop aan te passen. Reactie Het plan is vooraf hierop aangepast.
050.00.06.30.00.toe
40
2.
VROM Inspectie
Opmerking De VROM Inspectie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Dit voorontwerpbestemmingsplan kan naar de mening van de VROM Inspectie voor het college een basis vormen voor het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Hierbij is wel een positief advies van de provincie vereist. Reactie Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
3.
Gasunie
Opmerking De Gasunie geeft aan dat in dit plangebied geen leidingen of stations van de Gasunie aanwezig zijn. Reactie Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
4.
Waterschap Rijn en IJssel
Opmerking Op pagina 30 van het plan staat onder paragraaf 5.10 ‘Groene ruimte’ dat de gronden semi-agrarisch zijn bestemd met onder meer de bestemming ijsbaan. Het waterschap geeft aan dat de ijsbaan tevens een waterstaatkundige functie heeft voor de opvang van overtollig water. Verzocht wordt de ijsbaan tevens te voorzien van de arcering water. Reactie In de voorschriften zal worden opgenomen dat de ijsbaan tevens een waterstaatkundige functie heeft. Ten behoeve van de leesbaarheid is het niet verstandig om dubbele aanduidingen op te nemen. De hoofdfunctie is in dit geval de ijsbaan met als nevenfunctie de waterstaatkundige functie. Dit is dus in de voorschriften geregeld. Opmerking Op pagina 31 van het plan staat dat naast het bestemmingsplan ook de waterschapskeur voorkomt en dat bouwactiviteiten of andere activiteiten nabij belangrijke watergangen en bijvoorbeeld ook het
050.00.06.30.00.toe
41
tracé van de watergang kunnen plaatsvinden. In de voorschriften van het bestemmingsplan wordt dit onvoldoende gegarandeerd. Het waterschap stelt voor dat bij de voorschriften onder de paragraaf Nadere eisen wordt opgenomen dat toetsing plaatsvindt aan de waterschapskeur. Reactie In de voorschriften van de bestemming Water, artikel 11 van het bestemmingsplan, staat duidelijk dat er geen andere bouwactiviteiten dan enkel gerelateerd aan de waterhuishouding en het verkeer in en over het water mogen worden gerealiseerd. Dit is juridischplanologisch voldoende gegarandeerd. Opmerking Op pagina 31 van de voorschriften staat onder artikel 11 Water dat de gronden tevens zijn bedoeld voor verkeer in en over het water. Omdat dit doel op dit moment niet en door de beperkte omvang van het bestemde water wellicht ook niet in de toekomst wordt gebruikt, wordt voorgesteld dit doel te schrappen. Reactie Ten behoeve van onderhoud in de vorm van bijvoorbeeld maaiboten, bestaande bruggen en waterovergangen is het noodzakelijk dit doel in de voorschriften te laten staan. Opmerking Op de plankaart is oppervlaktewater dat van overwegend belang is apart bestemd tot Water. Het waterschap heeft aangegeven welke watergangen de status A-watergang hebben en verzoekt deze op de plankaart aan te geven. Reactie De plankaart zal worden aangepast.
5.
Het Oversticht
Opmerking Het Oversticht heeft het plan bekeken op archeologische aspecten en deelt mee geen opmerkingen te hebben. Reactie Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
050.00.06.30.00.toe
42
6.
Vitens
Opmerking Na bestudering van het ontwerpplan en de plankaarten op voor Vitens relevante onderdelen komt Vitens tot de conclusie dat in het plangebied geen bijzondere infrastructuur ligt die aanwijzing op de plankaart en toelichting behoeft overeenkomstig de Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen. Reactie Wij nemen dit voor kennisgeving aan.
050.00.06.30.00.toe
43
Bijlagen
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Toelichting archeologische waardering terreinen Toelichting Beleidskader Water Toelichting Besluit externe veiligheid inrichting Rekenblad Wegverkeerslawaai Onderzoek luchtkwaliteit Schriftelijke inspraak- en overlegreacties
Toelichting archeologische waardering terreinen Terreinen van zeer hoge archeologische waarde Het betreft terreinen van nationaal belang die deels wettelijk zijn beschermd of voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn deze terreinen aangewezen als behoudenswaardig. Terreinen van hoge archeologische waarde Deze archeologische monumenten hebben een lagere score op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde dan de terreinen van zeer hoge archeologische waarde. Voor een aantal terreinen geldt echter dat de exacte kwaliteit en omvang van het monument nog niet vaststaat. Op grond van een vervolgonderzoek kan een dergelijk terrein alsnog bij een hogere categorie worden ingedeeld. Een aantal terreinen kan worden geselecteerd met de bedoeling deze voor te dragen voor bescherming op grond van de Monumentenwet. Terreinen van archeologische waarde Dit zijn terreinen die op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn aangewezen als archeologisch waardevol. De archeologische informatie van deze terreinen is veelal aangetast door natuurlijke erosie en/of door grondwerkzaamheden. Toch is niet uit te sluiten dat er nog belangrijke archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Terrein van archeologische betekenis Naast de gewaardeerde terreinen bestaat er nog een categorie ongewaardeerde vindplaatsen. Deze zijn op de kaart aangegeven als terreinen van archeologische betekenis. Het betreft terreinen waar op grond van gedane vondsten en/of waarnemingen (meer) archeologische sporen en vondsten kunnen worden verwacht.
Toelichting Beleidskader Water Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota e Waterhuishouding, Waterbeleid 21 eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening e en water, op basis van het Waterbeleid 21 eeuw. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: waterbesparende maatregelen in de woning; het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; het infiltreren van regenwater in de bodem; het bergen van regenwater in vijvers; herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden. Waterbeleid 21e eeuw Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en e zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21 eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en vertraagd afgevoerd. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden gehouden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Provinciaal beleid
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren. Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk-, en
-
-
-
recreatiegebieden, bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid. De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen. Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels. Grondwateroverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.
De Stroomgebiedvisie Vecht-Zwarte Water
Een stroomgebiedvisie bestaat uit een ruimtelijke visie op de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in het stroomgebied, gebaseerd op principes van water en ruimtelijke ordening. Bij de principes vanuit water gaat het, zoals gezegd, om niet afwentelen, vasthouden-bergen-afvoeren, schoonhouden, scheiden en saneren. Markelo valt binnen deze gebiedsvisie. In deze visie is het gebied Markelo Oost aangewezen als primair watergebied. Zoals bij het gemeentelijk beleid is beschreven is hier ook invulling aangegeven en is dit gebied als retentiegebied op de plankaart aangeduid.
Beleid waterschap Rijn en IJssel
Waterschap Rijn en IJssel ziet zijn taken niet los van elkaar, maar als een samenhangend geheel om zo goed mogelijk voor het watersysteem te zorgen. Dat wordt ook wel “integraal waterbeheer” genoemd. Om hier een goede invulling aan te kunnen geven heeft het waterschap een Watervisie opgesteld, waarin de gewenste ruimtelijke inrichting van ons werkgebied voor de komende vijftig jaar weergegeven is. Daarnaast heeft het waterschap zijn beleid rond integraal waterbeheer vastgelegd in het waterbeheersplan. Speerpunten hierin zijn stedelijk waterbeheer, het beschermen van de natte natuur (HEN Water), het gebruiken van de watergangen voor natuurontwikkeling en recreatie, het verminderen van de uitstoot van vervuilende stoffen naar het water, het zoveel mogelijk beperken van de verspreiding van verontreinigingen en het bruikbaar houden van grondwater als grondstof voor drinkwater. Waterschap Rijn en IJssel heeft een Watervisie opgesteld. In deze Watervisie geeft het waterschap aan hoe aangekeken wordt tegen de
gewenste ruimtelijke inrichting van het werkgebied om de wateropgaven waarvoor we de komende vijftig jaar staan, duurzaam op te lossen. De visie geeft richting aan onze eigen activiteiten, bijvoorbeeld als het gaat om het bestrijden van verdroging en regionale wateroverlast. De Watervisie dient in eerste instantie als voeding voor de Reconstructieplannen in het waterschapsgebied. Binnen deze plannen wordt gekeken naar de herinrichting van het buitengebied op basis van regelgeving van de rijksoverheid. Waterschap Rijn en IJssel wil hierin ook het waterbeheer een plaats geven. De Watervisie vormt voor het waterschap tevens de basis voor overleg met andere overheden over de toekomstige inrichting van de streek van Rijn en IJssel. Waterschap Rijn en IJssel heeft een beheersplan waarin het beleid van het waterschap voor de periode 2002-2005 is beschreven. Hierin komen ook het onderhoud van watergangen, het aanleggen van ecologische verbindingszones en het omgaan met grondwaterstanden aan bod. Daarnaast zijn ook de onderwerpen waterkeringen en vaarwegbeheer meegenomen waarmee alle taakvelden van het waterschap in één plan beschreven worden. Omdat de reconstructie van het landelijk gebied eraan komt is besloten alleen het huidige beleid op te nemen. Als de reconstructie een feit is wil het waterschap zo spoedig mogelijk een daarop toegesneden beheersplan ontwikkelen.
Toelichting Besluit externe veiligheid inrichting Het Besluit externe veiligheid inrichting richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico’s met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico’s onderscheiden. Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats, waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen, aangezien het om punten gaat waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. Voor de zogenaamde categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij slechts één stof of categorie van stoffen verantwoordelijk is voor het risico, kan het plaatsgebonden risico eenvoudig worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om LPG, enkelvoudige opslagen, ammoniakopslag en dergelijke. Voor deze inrichtingen is op basis van een ministeriële regeling de plaatsgebonden risicocontour vertaald in een afstand. Bij de niet-categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij niet steeds dezelfde stoffen aanwezig zijn en waarbij stoffen wellicht worden bewerkt, kan geen standaard afstand worden bepaald. De ligging van de plaatsgebonden risicocontour zal hierbij moeten worden bepaald door een risicoanalyse. Voor kwetsbare objecten geldt een harde normstelling in de vorm van een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. De grenswaarde dient altijd en de richtwaarde zoveel mogelijk in acht te worden genomen. Zowel de grens- als de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico zijn bepaald op 10-6 per jaar (1 op de 1.000.000). Voor bestaande kwetsbare objecten mag
gedurende drie jaren na de vaststelling van het besluit een grenswaarde van 10-5 per jaar (1 op de 100.000) worden aangehouden en moet uiterlijk op 1 januari 2010 aan de norm van 10-6 worden voldaan. Voor situaties met een te hoog risico geldt bovendien dat tot 2010 de situatie niet mag verslechteren (standstill-beginsel). -5 Indien bijvoorbeeld sprake is van woningen binnen de 10 -contour, doet zich een acute saneringssituatie voor en zal binnen drie jaren de milieuvergunning moeten worden ingetrokken, aangescherpt of moet de woning zijn gesaneerd. Aangezien het bij beperkt kwetsbare objecten slechts gaat om een richtwaarde, geldt voor deze objecten geen saneringsverplichting. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit een bij het besluit behorende ministeriële regeling en de in concept beschikbare Handreiking Groepsrisico.
Rekenblad Wegverkeerslawaai
REKENBLAD STANDAARD-REKENMETHODE I (2002) datum: 25-okt-05 gemeente: Hof van Twente bestandsnaam: HoMaRi1.xls bestemmingsplan: Markelo-oost situatie: Rijssenseweg jaar basisgegevens: 2004 prognosejaar: 2015 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------waarneempunten 1 1 rijlijnnummer 1 1 intensiteit basisjaar 3700 3700 mvt groeipercentage 34,0 34,0 % dag/nacht D N dag/nacht uurintensiteit 6,8 0,8 % etmaal int.(prognose) Qetm 4958 4958 mvt Qlv 314,6 37,3 mvt/u gemiddelde Qmv 10,0 1,2 mvt/u uur Qzv 10,0 1,2 mvt/u intensiteit Qmr 0,0 0,0 mvt/u Qtot 334,7 39,7 mvt/u Vlv 50 50 km/u snelheid Vmv 50 50 km/u Vzv 50 50 km/u Vmr 50 50 km/u waarneemhoogte Hw 4,5 4,5 m wegdekhoogte Hweg 0,0 0,0 m objectfractie fobj 0,0 0,0 wegdekverharding afstand obstakel 0,0 0,0 m afstand-kruising a 0,0 0,0 m bodemfactor b 0,77 0,79 afstand (schuin) r 28,4 31,7 m afstand (hor.) d 28,2 31,4 m ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------emissie Elv 71,75 62,49 dB(A) Emv 63,45 54,19 dB(A) Ezv 66,41 57,15 dB(A) Emr 0,00 0,00 dB(A) Etotaal 73,34 64,08 dB(A) correctie Ckruispunt (vri) 0,00 0,00 dB(A) Cobstakel 0,00 0,00 dB(A) Creflectie 0,00 0,00 dB(A) Ctotaal 0,00 0,00 dB(A) demping Dafstand 14,53 15,01 dB(A) Dlucht 0,20 0,22 dB(A) Dbodem 2,92 3,09 dB(A) Dmeteo 0,68 0,75 dB(A) Dtotaal 18,34 19,07 dB(A) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------zichthoekcorrectie N N dB(A) LAeq 55,00 45,00 dB(A) LAeq totaal dB(A) (sommatie over rijlijnen) LAeq (voor afronding) 55,00 45,00 dB(A) LAeq (na afronding) 55 45 dB(A) nachtcorrectie 0 10 dB(A) aftrek artikel 6 RMW 5 5 dB(A) etmaalwaarde 50 50 dB(A) ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Onderzoek luchtkwaliteit Bestemmingsplan Markelo-oost
Opsteller:
BügelHajema Adviseurs, Vaart nz 48-50 postbus 274, 9400 AG Assen telefoon: 0592 316206
Projectnummer: Datum:
050.00.06.30.00 26 oktober 2005
Inhoudsopgave
1 2 3 4 5 6
Inleiding Beleid en regelgeving Normstelling Bestemmingsplan Resultaten Conclusie
1
Aanleiding
In verband met het in procedure brengen van het bestemmingsplan Markelo-Oost dient in het kader van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (artikel 12 tot en met 24) te worden gekeken naar de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied. Hieronder volgen de resultaten van dit onderzoek.
2
Beleid en regelgeving
Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit (96/62/EG) uit 1996 zijn de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd. Deze kaderrichtlijn is uitgewerkt in dochterrichtlijnen voor verschillende luchtverontreinigende stoffen. In 1999 trad de eerste dochterrichtlijn (1999/30/EG) in werking voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof en lood. De richtlijn stelt voor deze stoffen grenswaarden vast, geeft plandrempels en alarmdrempels. In 2001 is de tweede dochterrichtlijn (2000/69/EG) in werking getreden voor benzeen en koolmonoxide. In 2002 is de derde dochterrichtlijn (2002/3/EG) in werking getreden met normen voor ozon. De vierde dochterrichtlijn met vooral normen voor zware metalen is in voorbereiding.
Besluit Luchtkwaliteit 2005
Nederland heeft de Europese regels geïmplementeerd in het Besluit luchtkwaliteit. Dit besluit is vervangen door het Besluit Luchtkwaliteit 2005 dat op 5 augustus 2005 in werking is getreden. Het oude Besluit luchtkwaliteit was in de praktijk niet altijd duidelijk, waardoor ongewenste effecten optraden. Het ging hierbij met name om de uitoefening van bevoegdheden in het algemeen en van stedelijke herstructurering in het bijzonder in situaties waarin luchtkwaliteitsnormen werden overschreden. Veel maatregelen die zeer lokaal tot een beperkte verslechtering leidden, maar per saldo tot een verbetering, werden hierdoor onmogelijk gemaakt. Het nieuwe besluit (Besluit luchtkwaliteit 2005) is hierop aangepast. Ook is de definitie van “verontreinigende stof” aangepast. Dit wordt: “een stof die direct of indirect in de lucht gebracht wordt door de mens en die schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens of het milieu in zijn geheel”. Deze definitie maakt het mogelijk om een stof die zich van nature in de lucht bevindt en die niet schadelijk is voor de volksgezondheid of het milieu (zoals zeezout), buiten beschouwing te laten bij de vaststelling van het niveau van luchtverontreiniging. Artikel 5, eerste lid, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 voorziet hierin.
Omwille van de duidelijkheid is er voor gekozen het oude Besluit luchtkwaliteit te vervangen door het Besluit luchtkwaliteit 2005. Een groot deel van de bepalingen is echter ongewijzigd gebleven.
3 Normstelling
Normstelling
Het doel van het Besluit luchtkwaliteit 2005 is mensen te beschermen tegen risico’s van luchtverontreiniging. Het besluit bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Het geeft aan op welke termijn de normen gelden en moeten worden gehaald en welke bestuursorganen verantwoordelijk zijn voor het halen van die normen. In het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels vastgelegd. Alarmdrempels zijn er voor zwaveldioxide (SO2) en stikstofdioxide (NO2). Ze zijn bedoeld om beschermende maatregelen te kunnen opleggen bij kortdurende blootstelling, vergelijkbaar met de Smogregeling. Plandrempels zijn vastgesteld voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Met de plandrempels wordt gestreefd naar het geleidelijk toewerken naar de grenswaarde. Er is met de plandrempel een afnemende overschrijdingsmarge toegestaan in een aantal jaren, tot het jaar waarin de grenswaarde definitief gehaald moet worden. Grenswaarden zijn voor alle stoffen vastgesteld. Voor een aantal stoffen geldt daarnaast een termijn waarop uiterlijk aan de grenswaarde moet worden voldaan bijvoorbeeld stikstofdioxide (jaargemiddelde concentratie; in 2010 aan te voldoen) en fijn stof (jaargemiddelde concentratie; in 2005 aan te voldoen). De soort normen die zijn gesteld, betreffen diverse concentratie-eisen, maar ook het maximum aantal overschrijdingen per dag per jaar van een normwaarde (24-uursconcentratie). Het aantal overschrijdingen van deze normwaarde moet in dat geval onder een maximum aantal dagen per jaar blijven.
‘Stand still’-beginsel
Als er geen overschrijding is van de grenswaarde, dan mag er als gevolg van de uitoefening van de bevoegdheid (bijvoorbeeld een wegaanpassingsbesluit op grond van de Spoedwet wegverbreding) een kleine verslechtering van de luchtkwaliteit optreden, zolang dit niet leidt tot overschrijding van de grenswaarde op de realisatiedatum.
Om die reden is in artikel 2, tweede lid, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 het “stand still”-beginsel (artikel 5.2, derde lid, Wet Milieubeheer) buiten toepassing verklaard. Relevante luchtkwaliteiteisen nieuwe situaties
De meest relevante luchtkwaliteitseisen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Het in acht nemen van de grenswaarden voor NO2 en PM10 houdt in dat bij het vormgeven van ruimtelijke plannen, die de bouw van nieuwe woningen of de aanleg van nieuwe infrastructuur mogelijk maken, wordt getoetst aan de grenswaarden voor 2005 (PM10) en 2010 (NO2). Er moet aannemelijk worden gemaakt dat ter plaatse in 2005 of 2010 aan de grenswaarden zal worden voldaan. Daarbij moet rekening worden gehouden met de te verwachten resultaten van een bestuurlijk vastgesteld plan van aanpak, gericht op het realiseren van een goede luchtkwaliteit in 2005 respectievelijk 2010. Er mag worden uitgegaan van het luchtkwaliteitsniveau dat met deze maatregelen wordt bereikt. De geldende normen voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) op basis van het Besluit luchtkwaliteit zijn opgenomen in onderstaand tabel. Tabel 1 Grenswaarden luchtconcentraties NO2 en PM10 Luchtconcentratie Norm NO2 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 uurgemiddelde concentratie 200 µg/m3 maximaal 18 maal per jaar PM10 jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 24-uursgemiddelde concentratie 50 µg/m3 maximaal 35 maal per jaar
Relevante luchtkwaliteiteisen bestaande situaties
In bestaande situaties – situaties die zich momenteel voordoen dienen bestuursorganen ingevolge artikel 8 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 maatregelen te treffen om te bewerkstelligen dat overschrijding of dreigende overschrijding van een grenswaarde zo spoedig mogelijk wordt beëindigd of zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ingeval in aanvulling op een grenswaarde, die op termijn van kracht wordt, een plandrempel van toepassing is, dienen Burgemeester en Wethouders bij overschrijding van een plandrempel ingevolge artikel 9 een actieplan op te stellen en uit te voeren om te bewerkstelligen dat tijdig aan de grenswaarden wordt voldaan.
Stikstofdioxide (NO2)
Bij het opnemen van voor luchtverontreiniging gevoelige bestemmingen in ruimtelijke plannen dient te worden getoetst aan de norm voor NO2 per 2010. Dat betekent dat nieuwbouw vanaf die
datum blijvend aan de norm van NO2 dient te voldoen. Het werken met een prognosetermijn van tien jaar brengt geen verandering in dit vereiste. Wanneer nieuwbouw wel binnen de prognosetermijn, dus bijvoorbeeld in 2014, maar niet vanaf 2010 aan de normen voldoet, is die nieuwbouw niet toegestaan. Fijn stof (PM10)
Fijn stof (PM10) heeft een grootschalig verspreidingspatroon. Dat betekent dat de concentraties van fijn stof in Nederland voor een groot deel worden veroorzaakt door emissies die in het buitenland plaatsvinden. Omgekeerd zijn Nederlandse bronnen de oorzaak van concentraties fijn stof in het buitenland. Lokaal kunnen ten gevolge van emissies van plaatselijke bronnen hogere concentraties dan gemiddeld over Nederland voorkomen. Sinds 1 januari 2005 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. De concentraties van fijn stof liggen in een groot deel van Nederland boven de grenswaarden. Om de concentraties van fijn stof te verminderen, zijn primair internationale maatregelen noodzakelijk. Nieuw in het Besluit luchtkwaliteit 2005 is de correctie voor zwevende deeltjes (zeezout), die zich van nature in de lucht bevinden en niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens. De wijze waarop mag worden gecorrigeerd, wordt beschreven in de Meetregeling luchtkwaliteit 2005. Voor de gemeente Hof van Twente betekent dit dat de jaargemiddelde concentratie van PM10 mag worden verminderd met 3. Het aantal overschrijdingsdagen mag worden verminderd met 6. Daarnaast geldt voortaan de zogeheten saldobenadering. Bij de saldobenadering wordt gekeken of de luchtkwaliteit per saldo verbetert in een gebied, of in ieder geval niet verslechtert. Tot voor kort kon worden volstaan met een zinsnede dat fijn stof een grootschalig verspreidingspatroon heeft en dat de verantwoordelijkheid voor de aanpak ervan primair bij de rijksoverheid ligt. Deze redenering gaat echter, gelet op meerdere uitspraken van de ABRS, niet meer op. Provincies en gemeenten kunnen namelijk die concentraties ook beïnvloeden. Dus ook provincies en gemeenten hebben de verplichting om de grenswaarden voor fijn stof in acht te nemen. Het is derhalve belangrijk bij het opstellen van een ruimtelijk plan inzicht te krijgen in de kwaliteit van de lucht en antwoord te krijgen op de vraag of aan de grens- dan wel drempelwaarden kan worden voldaan.
4
Bestemmingsplan
Locatie
Voor het bestemmingsplan zijn op 10 m uit de as van de belangrijkste ontsluitingswegen scenarioberekeningen uitgevoerd naar de luchtkwaliteit in de huidige situatie en in 2010. Zie bijgevoegd kaartje.
Verkeersintensiteiten
De gebruikte verkeersintensiteiten zijn gebaseerd op tellingen van de provincie Overijssel en de gemeente Hof van Twente. De in de berekeningen gebruikte intensiteiten hebben betrekking op de huidige situatie en het jaar 2010 en zijn verkregen door extrapolatie. De betreffende verkeersintensiteiten zijn opgenomen in tabel 2. Tabel 2 Verkeersintensiteiten 2005 en 2010 Nr Weg 2004 1 Rijssenseweg 3700 2 Goorseweg 4800 3 Stationsweg 3500
CAR II-Rekenmodel
Intensiteiten 2005 3793 4848 3605
2010 4255 5088 4130
Gerekend is met het CAR II-model versie 4, van maart 2005. De immissieconcentraties op leefniveau zijn bepaald door de verspreiding van verkeersemissies met het CAR II-model te berekenen. Het model is ontwikkeld om op korte afstand van de wegas (afhankelijk van het type weg), de luchtverontreiniging te bepalen als gevolg van verkeersemissies. In CAR II wordt gebruikgemaakt van de meest recente emissiefactoren en een geïntegreerde module, waarbij op basis van rijksdriehoekscoördinaten de achtergrondconcentratie opgegeven wordt. De berekende verkeersbijdrage wordt bij de achtergrondconcentratie opgeteld en deze gecombineerde concentratiewaarde wordt vervolgens getoetst aan de grenswaarden. Aspecten die van invloed zijn op de immissieconcentratie zijn: meteorologische omstandigheden, verschillende wegtypen, aantal parkeerbewegingen (koude motor) en aanwezigheid van bomen. Met al deze aspecten is rekening gehouden in het model.
Het CARII-model berekent de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging ten opzichte van de achtergrondconcentraties. Deze achtergrondconcentraties zijn gebaseerd op het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Het RIVM heeft, aan de hand van deze meetwaarden, de achtergrondconcentraties voor heel Nederland bepaald. Voor de toetsing aan de normen (grenswaarden) uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt de bijdrage van het verkeer bij de achtergrondconcentratie opgeteld om de totale hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Deze totale hoeveelheid luchtverontreiniging wordt getoetst aan de norm.
De luchtkwaliteit is bepaald als gevolg van veranderingen in de verkeersintensiteiten. Bij de bepaling zijn naast de genoemde verkeersintensiteiten de volgende uitgangspunten aangehouden. Als weerconditie is voor 2005 het gepasseerde jaar en voor 2010 de meerjarige meteorologie genomen. Het aantal parkeerbewegingen per 100 m is gesteld op 10. Als snelheidstype is “doorstromend stadsverkeer” aangehouden. Als wegtype is type 3a (beide zijden van de weg bebouwing) aangehouden. Als bomenfactor is 1.5 gekozen.
5
Resultaten
In tabel 3 is de luchtkwaliteit weergegeven van op de afbeelding opgenomen locaties. Tabel 3 Luchtconcentraties NO2 en PM10 (na toepassing zeezout-correctie) Luchtconcentratie Norm 2005 Locatie 1 NO2 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 24 200 µg/m3 max. 18 d/j 0 NO2 Uurgemiddelde concentratie PM10 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 24 PM10 24-uursgemiddelde concentratie 50 µg/m3 max. 35 d/j 6 Locatie 2 NO2 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 25 NO2 Uurgemiddelde concentratie 200 µg/m3 max. 18 d/j 0 40 µg/m3 24 PM10 Jaargemiddelde concentratie PM10 24-uursgemiddelde concentratie 50 µg/m3 max. 35 d/j 8 Locatie 3 NO2 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 23 NO2 Uurgemiddelde concentratie 200 µg/m3 max. 18 d/j 0 PM10 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m3 24 PM10 24-uursgemiddelde concentratie 50 µg/m3 max. 35 d/j 5
2010
In de tabel 3 is de berekende jaargemiddelde concentratie uitgedrukt 3 in µg/m . Bij de uurgemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie is de overschrijding daarvan in dagen per jaar weergegeven. De berekeningen (exclusief de zeezout-correctie) zijn opgenomen in de bijlagen. Voor stikstofdioxide blijkt uit de scenarioberekeningen, dat in 2010 (normjaar voor NO2) noch de jaargemiddelde concentratie noch de uurgemiddelde grenswaarden of plan- en alarmdrempels meer dan toegestaan worden overschreden.
22 0 26 18 22 0 26 19 22 0 26 18
Voor fijn stof blijkt uit de scenarioberekeningen dat in 2005 (normjaar voor PM10) en 2010 de jaargemiddelde concentratie en de 24-uursgemiddelde grenswaarde of plan- en alarmdrempel niet meer dan toegestaan worden overschreden.
6
Conclusies
De normen zoals die in het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn weergegeven, worden niet overschreden. Dit betekent dat er vanuit het Besluit luchtkwaliteit 2005 ook geen belemmeringen aan het bestemmingsplan worden opgelegd.
Schriftelijke inspraak- en overlegreacties
..................................................................
Voorschriften
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
..................................................................
Inhoudsopgave
Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 2 Wijze van meten
3 3 9
Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Woongebied (bestaand) Artikel 4 Woongebied 1 Artikel 5 Sportdoeleinden en recreatieve doeleinden Artikel 6 Maatschappelijke doeleinden Artikel 7 Dienstverlening Artikel 8 Horecadoeleinden Artikel 9 Verkeersdoeleinden Artikel 10 Groenvoorzieningen Artikel 11 Groene ruimte Artikel 12 Water
11 11 15 19 22 24 27 29 31 32 34
Bijzondere bepalingen Artikel 13 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening Artikel 14 Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie Artikel 15 Algemene vrijstellingsbevoegdheid Artikel 16 Overgangsbepalingen Artikel 17 Slotbepaling
37 37 38 39 40 41
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
..................................................................
Algemene bepalingen Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: a.
aan huis verbonden beroep: een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerp-technisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel, dat in de eigen woning wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m² en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
b.
achtererf: het deel van het bouwperceel dat is gelegen achter de bouwstrook;
c.
achterste perceelgrens: de aan de achterzijde van een gebouw gelegen perceelgrens die evenwijdig ligt aan de voorgevel;
d.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
e.
bebouwingspercentage: een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van de oppervlakte van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
f.
beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
3
..................................................................
g.
bestaand bouwwerk: een bouwwerk dat ten tijde van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
h.
bestaand gebruik: het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
i.
bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
j.
bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
k.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
l.
bouwgrens: een als zodanig op de plankaart en/of in de voorschriften aangegeven lijn;
m.
bouwlaag: het geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw, uitgezonderd kelders;
n.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en waarvan de omvang wordt bepaald door de kadastrale begrenzing ten tijde van de bouwaanvraag;
o.
bouwstrook: het deel van het bouwperceel dat is gelegen tussen de voorgevelbouwgrens en de indelingslijn;
p.
bouwvlak: een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten vlak;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
4
..................................................................
q.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
r.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
s.
dienstverlenend bedrijf: een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
t.
dienstwoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
u.
erker: een ondergeschikte uitbouw aan een gebouw met een beperkte omvang (breedte, hoogte, diepte), waardoor het stedenbouwkundig aanzicht niet wezenlijk wordt beïnvloed;
v.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
w.
gebruik: het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
x.
horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
5
..................................................................
y.
horeca, categorie I: een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en ’s avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
z.
horeca, categorie II: een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt, en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's;
aa.
horeca, categorie III: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;
bb.
indelingslijn: een als zodanig op de plankaart aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
cc.
kantoor: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;
dd.
kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen of het Vuurwerkbesluit een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
ee.
maatschappelijke voorzieningen: educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
6
..................................................................
behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen; ff.
plan het: het bestemmingsplan Markelo-Oost van de gemeente Hof van Twente;
gg.
plankaart de: de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen;
hh.
risicovolle inrichting: een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
ii.
seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
jj.
voorgevel: De gevel van een gebouw die in architectonisch opzicht, dan wel gelet op de bestemming, als voorkant van dat gebouw kan worden aangemerkt;
kk.
voorgevelbouwgrens: het (evenwijdig aan de indelingslijn) naar de weg gekeerde deel van de bouwgrens;
ll.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
7
..................................................................
mm. woonoppervlak: zowel de oppervlakte van de woning zelf als de bij de woning begrepen (bij)gebouwen; nn.
zijerf: het deel of de delen van de bouwstrook dat is of die zijn gelegen tussen de bouwgrens en de zijdelingse bouwperceelgrens.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
8
..................................................................
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: a.
peil: het niveau van 15 cm tot 35 cm boven de kruin van de aanliggende weg, dan wel de bestaande afwijking tot de mate waarin een bouwwerk van het in de aanhef genoemde niveau afwijkt;
b.
de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend;
c.
de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
d.
de oppervlakte van een bouwwerk: de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op één bouwperceel staande c.q. op te richten gebouw of gebouwencomplex, dan wel overkappingen in de vorm van bouwwerken, gemeten op 1 m boven peil;
e.
de inhoud van een bouwwerk: boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens: vanaf de zijdelingse grens van een bouwperceel tot enig punt van een gebouw.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwc.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
9
..................................................................
Bestemmingsbepalingen Artikel 3
Woongebied (bestaand)
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. groenvoorzieningen; d. openbare nutsvoorzieningen; e. speelvoorzieningen; f. water, met dien verstande dat de gebieden die op de plankaart zijn aangeduid met ”waterbeheersing” specifiek zijn bedoeld als groot overloopgebied voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en de overige delen in beperkte mate. Onder wonen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede begrepen. In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de woningen in de bouwstrook, met dien verstande dat autoboxen met een maximale bouwhoogte van 3 m of met een hellend dakvlak tot 4 m, ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, voorzover de plankaart is voorzien van de aanduiding “autoboxen”; 2. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; 3. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende bepalingen: a. de goot- en bouwhoogten per afzonderlijk onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
11
..................................................................
b.
4.
het bebouwingspercentage, dat in (een deel van) een bouwvlak op de plankaart is aangegeven, mag in dat (deel van het) bouwvlak niet worden overschreden, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 75 m²; c. op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens is het bouwen van gebouwen toegestaan mits: de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van het bijbehorende achtererf, dan wel de goot- en bouwhoogte van de bestaande gebouwen indien deze meer bedragen; de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 2,5 m bedraagt, dan wel de afstand van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt; het bepaalde onder c geldt niet voor de aangebouwde zijden van de tot twee aaneen gebouwde woningen en de aaneengesloten woningen; voor de voorgevelbouwgrens van een bestaande woning is een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m; geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; geen grotere oppervlakte mag hebben dan 6 m²; geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe hij behoort; niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3,5 m bedraagt.
b.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
12
..................................................................
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan: a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane goothoogte 3 m bedraagt; b. de plaats van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; stedenbouwkundige karakteristieke gebouwen; vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a. lid 2, sub a, onder 3, onderdeel a: voor een bouwhoogte van ten hoogste 6 m; b. lid 2, sub a, onder 3, onderdeel b: voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden; Bij de toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen bij de beoordeling te worden betrokken.
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
13
..................................................................
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
14
..................................................................
Artikel 4
Woongebied 1
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor woongebied 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen; b. verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. groenvoorzieningen en water; d. openbare nutsvoorzieningen; e. speelvoorzieningen. Onder wonen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede begrepen. In de bestemming zijn seksinrichtingen niet begrepen. Onder water worden doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en de woning in de bouwstrook; 2. het aantal woningen bedraagt niet meer of indien aangegeven niet minder dan op de plankaart aangegeven in een bouwvlak; 3. per afzonderlijk bouwperceel gelden de volgende bepalingen: a. de woningen worden vrijstaand en/of tot ten hoogste twee aaneen gebouwd; b. de goot- en bouwhoogten per afzonderlijk onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer en de dakhelling bedraagt niet meer en niet minder dan is aangegeven op de plankaart; c. het bebouwingspercentage, dat in (een deel van) een bouwvlak op de plankaart is aangegeven, mag in dat (deel van het) bouwvlak niet worden overschreden, met dien verstande dat de
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
15
..................................................................
4.
bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 75 m²; d. op een afstand van minder dan 3 m van de zijdelingse perceelgrens is het bouwen van gebouwen toegestaan, mits: de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van het bijbehorende achtererf, dan wel de goot- en bouwhoogte van de bestaande gebouwen indien deze meer bedragen; de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 2,5 m bedraagt, dan wel de afstand van het bestaande gebouw indien deze minder bedraagt; het bepaalde onder d geldt niet voor: de aangebouwde zijden van de tot twee aaneen gebouwde woningen en de aaneengesloten woningen; voor de voorgevelbouwgrens van een woning is een erker toegestaan, met dien verstande dat deze: geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1,5 m; geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m; geen grotere oppervlakte mag hebben dan 6 m²; geen grotere breedte mag hebben dan 60% van de voorgevelbreedte van de woning waartoe hij behoort; niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg gelegen bouwperceelgrens minder dan 3,5 m bedraagt.
b.
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen: 1. de inhoud bedraagt per gebouw niet meer dan 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
c.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van vlaggenmasten ten hoogste 6 m bedraagt en de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
16
..................................................................
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan: a. de plaats van de gebouwen waarvan de maximaal toegestane goothoogte 3 m bedraagt; b. de plaats van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden; c. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a. lid 2, sub a, onder 3, onderdeel b: voor een bouwhoogte van ten hoogste 6 m over een bouwdiepte van 5 m; b. lid 2, sub a, onder 3, onderdeel b: voor een gehele of gedeeltelijk platte afdekking, dan wel een andere dakhelling; c. lid 2, sub a, onder 3, onderdeel c: voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden. Bij de toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen bij de beoordeling te worden betrokken.
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
17
..................................................................
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
18
..................................................................
Artikel 5
Sportdoeleinden en recreatieve doeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor sportdoeleinden en recreatieve doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportdoeleinden en recreatieve doeleinden; b. groenvoorzieningen en water; c. speelvoorzieningen; d. verkeers- en verblijfsdoeleinden; e. openbare nutsvoorzieningen; f. bestaande gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 166 m²; met dien verstande dat: onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen met dien verstande dat het gebied tevens is bedoeld als groot overloopgebied voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater; in de bestemming mede is begrepen het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van jeugd- en jongerenverenigingen; in de bestemming geen horecadoeleinden zijn begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. bestaande gebouwen mogen worden gehandhaafd en vernieuwd; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m, met dien verstande dat op en nabij de ijsbaan lichtmasten met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m mogen worden gebouwd en dat ter plaatse van de aanduiding “zendmast” een zendmast mag worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 35 m.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
19
..................................................................
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of grotere bouwhoogte dan 1,5 m.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, sub a voor de vervanging van bestaande gebouwen op een andere plaats binnen deze bestemming tot een maximale oppervlakte van 200 m² en een bouwhoogte van 6 m, onder de voorwaarden dat: a. de bestaande gebouwen voor functies die worden vervangen worden gesloopt; b. de maximale oppervlakte van gebouwen binnen de bestemming, met uitzondering van de bestaande gebouwen bij de zendmast, niet meer bedraagt dan 240 m²; c. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet nader is onderzocht. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal een (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen; d. de kwaliteit van de bodem nader is onderzocht. Een onderzoek dient aan te geven dat, al dan niet door het nemen van saneringsmaatregelen, geen risico’s bestaan voor de volksgezondheid; e. er nader onafhankelijk en deskundig onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke archeologische waarden in de grond en dat de bescherming van eventueel aangetroffen waarden wordt gewaarborgd.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
20
..................................................................
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5 indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
21
..................................................................
Artikel 6
Maatschappelijke doeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor maatschappelijke doeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. wonen, al dan niet in samenhang met centrale voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging, indien op de plankaart aangeduid met “woonzorgcomplex”; c. verkeers- en verblijfsdoeleinden; d. groenvoorzieningen en water. Onder water worden doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogte, dan wel de bestaande hoogte indien deze meer bedraagt.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met uitzondering van zodanige bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
22
..................................................................
6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m, voorzover wordt gebouwd buiten het bouwvlak.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, onder b ten behoeve van een bouwhoogte tot maximaal 6 m.
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
23
..................................................................
Artikel 7
Dienstverlening
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. dienstverlenende bedrijven; b. kantoren; c. wonen op de eerste en volgende verdiepingen van gebouwen, alsmede bestaand wonen op de begane grond; d. groenvoorzieningen en water; In de bestemming zijn seksinrichtingen en risicovolle inrichtingen niet begrepen. Onder wonen is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mede begrepen. Onder water worden doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2. per afzonderlijk onderdeel van het bouwperceel gelden de volgende bepalingen: a. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal; b. de goot- en bouwhoogten per afzonderlijk onderdeel van het bouwperceel bedragen niet meer dan is aangegeven op de plankaart, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogten indien deze meer bedragen; c. het bebouwingspercentage, dat in (een deel van) een bouwvlak op de plankaart is aangegeven, mag in dat (deel van het) bouwvlak niet worden overschreden, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 75 m²; voorzover geen
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
24
..................................................................
percentage is aangegeven, gelden er geen beperkingen. b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden en openbare nutsvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen, in die zin dat deze in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a. lid 2, sub a, onder 2, onderdeel b: voor een bouwhoogte van ten hoogste 6 m over een bouwdiepte van 5 m; b. lid 2, sub a, onder 2, onderdeel c: voor het vergroten van de bebouwde oppervlakte van het achtererf tot maximaal 150 m², mits het bebouwingspercentage niet wordt overschreden. Bij de toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast en reclame-uitingen bij de beoordeling te worden betrokken.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
25
..................................................................
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
26
..................................................................
Artikel 8
Horecadoeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor horecadoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. horeca, categorie I en II; b. bestaande dienstwoningen; met dien verstande dat een bouwvlak dat is aangeduid met “beperkt gebruik” uitsluitend mag worden gebruikt ten behoeve van een ijssalon.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2. de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de op de plankaart aangegeven hoogten, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,5 m, voorzover wordt gebouwd buiten het bouwvlak.
4
Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
27
..................................................................
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid; vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2, onder b ten behoeve van een bouwhoogte tot maximaal 6 m.
5
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
6
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 5, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
7
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 5 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
28
..................................................................
Artikel 9
Verkeersdoeleinden
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor verkeersdoeleinden aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, met een functie voor zowel het verkeer met een doorgaand karakter als voor de ontsluiting van aanliggende gronden; b. parkeren; c. groenvoorzieningen en water; d. nutsvoorzieningen; met dien verstande dat: in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes en dergelijke zijn begrepen; de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet; onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater worden begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: 1. de inhoud bedraagt ten hoogste 50 m³; 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 m.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt ten hoogste 10 m.
3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld;
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
29
..................................................................
de verkeersveiligheid; nadere eisen stellen aan de plaats en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van ten minste 2,5 m.
4
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor reclamedoeleinden.
5
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 4, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
6
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
30
..................................................................
Artikel 10
Groenvoorzieningen
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. fiets-/voetpaden; c. nutsvoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. speeltuin, voorzover op de plankaart aangeduid als “speeltuin”; f. water. Onder water worden doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater begrepen.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
3
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
4
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
31
..................................................................
Artikel 11
Groene ruimte
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor groene ruimte aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. semi-agrarische doeleinden in de vorm van weide en gras- en akkerland; b. bescherming van landschapswaarden, op de plankaart aangegeven met “bosschage”; c. speelvoorzieningen, voorzover op de plankaart aangeduid met “speeltuin”; d. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen, groenstroken, bermen met beplanting; e. fiets-/voetpaden; f. volkstuinen, voorzover op de plankaart aangeduid met “volkstuinen”; g. openbare nutsvoorzieningen; h. water, met dien verstande dat de gebieden die op de plankaart zijn aangeduid met ”waterbeheersing” specifiek zijn bedoeld als groot overloopgebied voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater en de overige delen in beperkte mate.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
3
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
4
Vrijstelling van gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
32
..................................................................
beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
5
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
6
Wijzigingsbevoegdheid
a.
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming van het gebied dat op de plankaart wordt begrensd door de “grens wijzigingsbevoegdheid” wijzigen ten behoeve van wonen, met dien verstande dat: de wijziging uitsluitend van toepassing is in die gevallen waarbij wordt voldaan aan de bepaling in de Wet geluidhinder dat de gevelbelasting als gevolg van verkeerslawaai niet hoger mag zijn dan 50 dB(A) dan wel een verkregen hogere waarde. de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet nader is onderzocht. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft, zal een (bouw)werkzaamheid pas kunnen plaatsvinden nadat een ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Flora- en faunawet is verkregen; de kwaliteit van de bodem nader is onderzocht. Een onderzoek dient aan te geven dat er, al dan niet door het nemen van saneringsmaatregelen, geen risico’s bestaan voor de volksgezondheid; er nader onafhankelijk en deskundig onderzoek is uitgevoerd naar mogelijke archeologische waarden in de grond en de bescherming van eventueel aangetroffen waarden wordt gewaarborgd.
b.
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
33
..................................................................
Artikel 12
Water
1
Doeleindenomschrijving
De op de plankaart voor water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterhuishouding; b. verkeer in en over het water; met dien verstande dat de gebieden die op de plankaart zijn aangeduid met ”waterbeheersing” specifiek zijn bedoeld als groot overloopgebied voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater.
2
Bebouwingsbepalingen
a.
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b.
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen, met uitzondering van de hoogte van bruggen die niet meer dan 2,5 m mag bedragen. De hoogte wordt gemeten ten opzichte van de hoogte van het aangrenzend maaiveld.
3
Gebruiksbepalingen
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in lid 1 gegeven doeleindenomschrijving.
4
Vrijstelling van de gebruiksbepalingen
Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 3, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
34
..................................................................
5
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid 3 wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a onder 2° van de Wet op de economische delicten.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
35
..................................................................
Bijzondere bepalingen Artikel 13
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. anti-cumulatiebepaling; c. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer; d. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; e. ruimte tussen bouwwerken; f. erf- en terreinafscheidingen; g. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen; h. verbod tot bouwen op verontreinigde grond.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
37
..................................................................
Artikel 14
Toepassing artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie
Het bestemmingsplan verzet zich tegen het gebruik als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de Wet op de openluchtrecreatie.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
38
..................................................................
Artikel 15
Algemene vrijstellingsbevoegdheid
1
Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a. de op de plankaart of in de voorschriften gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmingsof bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 m mag bedragen.
2
De onder 1 bedoelde vrijstelling mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van: de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; het bebouwingsbeeld; de verkeersveiligheid.
3
Bij de toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid dienen de effecten op het woongenot van aangrenzende percelen, de milieuhinder, de mate van verkeersaantrekking, eventuele parkeeroverlast, buitenopslag van goederen en reclameuitingen bij de beoordeling te worden betrokken.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
39
..................................................................
Artikel 16
Overgangsbepalingen
A
Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken
Bestaande bouwwerken die in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bouwaanvraag geschiedt binnen 18 maanden na het tenietgaan.
B
Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik
Het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met de aan die gronden en bouwwerken gegeven bestemming en dat in enigerlei opzicht afwijkt van het plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zo lang en voorzover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
C
Uitzonderingen
1.
Het bepaalde in lid A is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
2.
Het bepaalde in lid B is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
40
..................................................................
Artikel 17
Slotbepaling
Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: "Voorschriften deel uitmakende van het bestemmingsplan MarkeloOost van de gemeente Hof van Twente".
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ...........................
, voorzitter
, griffier
5 april 2007
.................................................................... 050.00.06.30.00.vrs
41
C:\geocomm\wmut\kader noord.dgn 11-4-2007 13:24:54
C:\geocomm\wmut\kader zuid.dgn 11-4-2007 13:26:49
Colofon Opdrachtgever: Gemeente Hof van Twente Contactpersoon: Mevrouw K. Lueks
Bestemmingsplan: BügelHajema Adviseurs Fotografie: BügelHajema Adviseurs Projectleiding: Mevrouw drs. P.E. de Jong, BügelHajema Adviseurs Supervisie: De heer ir. J.A. Haarsma, BügelHajema Adviseurs Projectnummer: 050.00.06.30.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Vaart NZ 48-50 Postbus 274 9400 AG Assen Telefoon (0592) 31 62 06 Telefax (0592) 31 40 35 www.bugelhajema.nl E-mail:
[email protected]
Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort