Bestemmingsplan Kotermeerstal-Oost
Bestemmingsplan Kotermeerstal-Oost
Inhoud: Toelichting Voorschriften Plankaart nr. 115.22.50.01.00.C01 (blad 1 en 2) Verkavelingsschets nr. 115.22.50.01.00.B01
DATUM ONTWERP TER VISIE: VASTSTELLINGSBESLUIT: GOEDKEURINGSBESLUIT: UITSPRAAK RAAD VAN STATE: ONHERROEPELIJK:
Hardenberg/Assen Projectnummer 115.22.50.01.00 16 september 2004
NUMMER
Overzicht gebied waarop het bestemmingsplan Kotermeerstal-Oost betrekking heeft
Gemeente Hardenberg tek.nr. 115.22.50.01.00 bron: Topografische Dienst
..................................................................
Toelichting
................................................................... 115.22.50.01.00.toe
...................................................................
Inhoudsopgave
1
Inleiding
3
2
Ontwikkeling van Dedemsvaart 2.1 Cultuurhistorische ontwikkeling en huidige situatie 2.2 Archeologie 2.2.1 Beleid 2.2.2 Kaart archeologische waarden
5 5 9 9 10
3
Beleidskader 3.1 Provinciaal beleid 3.2 Gemeentelijk beleid
13 13 14
4
Planbeschrijving 4.1 Ruimtelijke structuur 4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur 4.3 Woningbouwprogramma 4.4 Beeldkwaliteit 4.5 Het park
21 21 23 28 28 29
5
Juridische vormgeving 5.1 Algemeen 5.2 Planvorm 5.3 Bestemmingen 5.4 Afstemming op andere wetten en verordeningen
31 31 31 31 32
6
Milieu 6.1 Wegverkeerslawaai 6.2 Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer 6.3 Milieubeheer 6.4 Belemmeringen 6.5 Bodem 6.6 Water 6.7 Ecologie 6.8 Externe veiligheid
37 37 38 41 42 43 44 48 50
7
Economische uitvoerbaarheid
53
8
Inspraak en overleg 8.1 Inspraak 8.2 Overleg
55 55 55
Bijlagen
................................................................... 115.22.50.01.00.toe
...................................................................
................................................................... 115.22.50.01.00.toe
...................................................................
1
Inleiding
Aanleiding voor het voorliggende plan is het voornemen van de gemeente, in samenwerking met de Stichting Grond-Exploitatiemaatschappij Kotermeerstal-Oost (GEKO) om woningbouw mogelijk te maken in het gebied Kotermeerstal-Oost om in de behoefte aan woningbouw voor de komende jaren te voorzien. Het plangebied biedt ruimte voor ongeveer 370 woningen en voorziet voor de komende zes jaar in de woningbouwbehoefte. Tevens voorziet het plan in de mogelijkheid tot het ontwikkelen van het parkgebied aan de zuidzijde van de nieuwe woonwijk. Vigerende bestemmingsplannen
Bij de vaststelling van dit plan worden de volgende bestemmingsplannen (gedeeltelijk) herzien: Bestemmingsplan Kotermeerstal 1997, vastgesteld op 19 juni 1997, goedgekeurd op 3 oktober 1997. Bestemmingsplan Buitengebied Avereest, vastgesteld op 27 december 1989, goedgekeurd op 14 augustus 1990, Kroonbesluit: 10 maart 1993. Bestemmingsplan Kotermeerstal, vastgesteld op 11 september 1985, goedgekeurd op 29 april 1986. Plan in hoofdzaak, vastgesteld op 28 februari 1963, goedgekeurd op 4 mei 1964.
Plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het zuidoostelijk deel van Dedemsvaart. Het plangebied wordt globaal begrensd door de bebouwing aan de Moerheimstraat in het noorden, de Van Rooyens Hoofdwijk in het oosten, de Oostwijk in het zuiden en de Kotermeerstal in het westen. Het plangebied is aangegeven op de overzichtskaart. De gemeente werkt tussen 2002 en 2007 aan de actualisering van haar bestemmingsplannen voor het bebouwde gebied. Om de plannen structureel op elkaar te laten aansluiten, is ook een zekere mate van standaardisatie nodig. Beide aspecten zijn verenigd in het rapport Een gemeentelijke standaard (gemeente Hardenberg, 2002). De standaard geldt als handleiding voor het opstellen van alle nieuwe bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan is dan ook opgesteld conform de standaard. Indien het plan daar aanleiding voor geeft, is afgeweken van deze standaard en is waar nodig gedetailleerder op het onderhavige plan ingegaan.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
3
...................................................................
Opbouw bestemmingsplan
In het volgende hoofdstuk zal de ontwikkeling van Dedemsvaart in het kort worden beschreven. Hoofdstuk 3 geeft het relevante beleidskader weer. In hoofdstuk 4 is het plan beschreven. De wijze waarop dit bestemmingsplan juridisch is vormgegeven, is in hoofdstuk 5 aan de orde. Aspecten die samenhangen met natuurwaarden en milieu (hygiëne) zijn beschreven in hoofdstuk 6. Vervolgens is ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
4
...................................................................
2
Ontwikkeling van Dedemsvaart 2.1
Cultuurhistorische ontwikkeling en huidige situatie
Dedemsvaart is een hoogveenkolonie met achtervaart. De nederzetting is in 1811 als veenkolonie langs de Hoofdvaart en de parallel gelegen Langewijk ontstaan. Over twee zandruggen liepen routes tussen de Hoofdvaart en de Langewijk, waarlangs bebouwing bestond (zie historisch kaartje ± 1830, Grote Historische Atlas van Nederland 1830-1855). Het dorp werd gesticht door mr. W.J. Baron van Dedem, tevens naamgever van de kolonie. Het dorp ontwikkelende zich zoals gezegd langs twee vaarten, de noordelijk gelegen Langewijk en de Hoofdvaart, die bij Rollepaal (sluis 6) samenkomen en als Rheezerend verder gaan. Eerst groef men de Langewijk en pas in 1817 de Hoofdvaart of Dedemsvaart. In 1837 werd het gebied toegevoegd aan de gemeente Avereest. Door de beschikbaarheid van turf werden langs de Kalkwijk (nu Zuidwolderstraat) vanaf 1820 kalkovens gebouwd, waarin de uit de Waddenzee afkomstige schelpen werden gebrand tot kalk, bestemd voor Noord-Hollandse bouwplaatsen. De in 1890 opgerichte scheepswerf (locatie Peterswijk) werd, omdat de Langewijk werd gedempt, in 1966 naar Kampen verplaatst. De grond aan de oostzijde van het dorp bleek uitstekend geschikt voor tuinbouw. In 1896 stichtte vervener H. Scholten in Rheezerend een bloemen- en plantenkwekerij. In 1888 volgde de kwekerij Moerheim van B. Ruys waarnaast zich nu de tuinen van Mien Ruys bevinden. Vanaf het begin van de twintigste eeuw volgde een eerste opvulling tussen de beide linten in de vorm van de Julianastraat en de Van Haeringenstraat (zie historisch kaartje ± 1900, Historische Atlas Overijssel). De Julianastraat is vanouds de belangrijkste verbinding tussen de twee vaarten en loopt centraal in het dorp van noord naar zuid. De Dedemsvaart is grotendeels als vaart behouden en is daarmee een van de belangrijkste dragers van de structuur van het dorp. De Dedemsvaart verdeelt de kern in een noordelijk en een zuidelijk gedeelte.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
5
...................................................................
Historisch kaartje ± 1830, Grote Historische Atlas van Nederland 1830-1855
Historisch kaartje ± 1900, Historische Atlas Overijssel Recente uitbreiding woningbouw Dedemsvaart
Na afronding van de zandwinning Kotermeerstal is, in de zone tussen de Dedemsvaart en de ontstane plas, de ontwikkeling van de meest recente uitbreiding van Dedemsvaart op gang gekomen. Het totale gebied telt circa 60 ha, onder te verdelen in vier deelgebieden die worden begrensd door de oost-west gesitueerde Mien Ruyslaan en de noord-zuid gerichte sloot. Het noordwestelijke kwartier bestaat uit overwegend twee-onder-eenkapwoningen en schakelwoningen, gesitueerd binnen een haaks stratenpatroon. Het zuidwestelijke kwartier bestaat uit vrijstaande huizen op grote kavels, waarvan het merendeel direct grenst aan de Kotermeerstal.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
6
...................................................................
Deze buurt kent een “lobbenstructuur” en een patroon met gebogen straten. De Mien Ruyslaan fungeert als de belangrijkste wijkontsluitingsweg. Infrastructuur
In Dedemsvaart-Zuid wordt de hoofdwegenstructuur gevormd door de Sportlaan en de Nieuwewijk. Deze komen uit op de Wisseling/Moerheimstraat. Voor het plangebied zijn de Mien Ruyslaan en de Van Rooyens Hoofdwijk van belang. De Mien Ruyslaan zal worden doorgetrokken naar de Moerheimstraat en aansluiten op De Magnolia. De Van Rooyens Hoofdwijk is in de huidige situatie een ontsluitingsweg voor hoofdzakelijk agrarisch verkeer. Deze weg zal in aangepaste vorm in de toekomstige situatie ook een erfontsluitingsfunctie krijgen voor aanliggende nieuwbouwwoningen. De verbinding Mien Ruyslaan met de Moerheimstraat/De Magnolia is planologisch reeds vastgelegd in het bestemmingsplan Kotermeerstal van 1997 (zie fragment plankaart, Bestemmingsplan Kotermeerstal 1997).
Voorzieningen en bedrijvigheid
Dedemsvaart beschikt over een goed voorzieningenniveau. In vergelijking tot andere plaatsen in Nederland met een vergelijkbaar inwonertal heeft Dedemsvaart een groot winkelaanbod. De winkels hebben een functie voor Dedemsvaart zelf en de regio. Het merendeel van de winkels is gevestigd in de omgeving Julianastraat, Wisseling, Markt en Marktstraat. Vanouds is de Julianastraat de belangrijkste winkelstraat. Mede door de ontwikkeling van het winkelcentrum De Vaart is het zwaartepunt in de loop der tijd meer komen te liggen op de Marktstraat. Ook op het gebied van onderwijsvoorzieningen is een ruim aanbod. In Dedemsvaart is openbaar en christelijk basisonderwijs, VMBO en de brugklassen van HAVO en VWO. Het overige voortgezet onderwijs is voornamelijk te vinden in Zwolle, Hardenberg en Coevorden. Sportvoorzieningen zijn aanwezig in de vorm van een sporthal, gymnastiekzalen, een zwembad, sportvelden en tennisbanen. Ten westen van het plangebied ligt het recreatiegebied de Kotermeerstal en op enige afstand het Zuiderbos. Aan de plas is het nieuwe zwembad De Kiefer gesitueerd. Op enige afstand ligt ten oosten van het plangebied het bedrijventerrein De Rollepaal. Het betreft een gezoneerd bedrijventerrein en heeft geen invloed op het plangebied. In de omgeving van het plangebied ligt nog een aantal bedrijven. Het betreffen tien bedrijven. Hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 6 Milieu, waar verder wordt ingegaan op bedrijvigheid en de zoneringen (gewenste afstand in meters ten opzichte van milieugevoelige functies is aangegeven).
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
7
...................................................................
Fragment plankaart, Bestemmingsplan Kotermeerstal 1997
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
8
...................................................................
Bodem en water
De gronden binnen het plangebied zijn in de huidige situatie in agrarisch gebruik. De in het plangebied gelegen percelen waren reeds in eigendom of zijn door de planontwikkelaar verworven ten behoeve van woningbouw en met de bedoeling een park- en recreatiezone te ontwikkelen. Daarmee zal binnen het plangebied de agrarische functie van de gronden komen te vervallen. De Van Rooyens Hoofdwijk is een belangrijk water in de afwateringsstructuur van het gebied rond Dedemsvaart. Deze wijk blijft gehandhaafd. Wel zal er ten behoeve van de aanleg van de hoofdontsluitingsweg een dam met duiker in de Van Rooyens Hoofdwijk worden gelegd. 2.2
Archeologie
2.2.1 Beleid Verdrag van Malta Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag krijgen hun beslag in de ophanden zijnde wijziging van de Monumentenwet (in werking 2004). Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Nota Belvedere Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de nota Belvedere (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedere-gebieden.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
9
...................................................................
Het plangebied maakt geen deel uit van een dergelijk Belvederegebied. 2.2.2 Kaart archeologische waarden AMK
Op de Kaart archeologische waarden is de waardering van archeologische monumenten weergegeven (AMK staat voor Archeologische Monumentenkaart). Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Er worden de volgende waarderingscategorieën onderscheiden. Binnen het plangebied komen deze terreinen niet voor. Volledigheidshalve wordt de betekenis van de waardering van de terreinen behandeld. Terreinen van zeer hoge archeologische waarde Het betreft terreinen van nationaal belang die deels wettelijk zijn beschermd of voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn deze terreinen aangewezen als behoudenswaardig. Terreinen van hoge archeologische waarde Deze archeologische monumenten hebben een lagere score op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde dan de terreinen van zeer hoge archeologische waarde. Voor een aantal terreinen geldt echter dat de exacte kwaliteit en omvang van het monument nog niet vaststaat. Op grond van een vervolgonderzoek zou een dergelijk terrein alsnog bij een hogere categorie kunnen worden ingedeeld. Een aantal terreinen kan worden geselecteerd met de bedoeling deze voor te dragen voor bescherming op grond van de Monumentenwet. Terreinen van archeologische waarde Dit zijn terreinen die op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn aangewezen als archeologisch waardevol. De archeologische informatie van deze terreinen is veelal aangetast door natuurlijke erosie en/of door grondwerkzaamheden. Toch is niet uit te sluiten dat er nog belangrijke archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Terrein van archeologische betekenis Naast de gewaardeerde terreinen bestaat er nog een categorie ongewaardeerde vindplaatsen. Deze zijn op de kaart aangegeven als terreinen van archeologische betekenis. Het betreft terreinen waar op grond van gedane vondsten en/of waarnemingen (meer) archeologische sporen en vondsten kunnen worden verwacht.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
10
...................................................................
Uit de bijgevoegde kaart blijkt dat deze waarden niet voorkomen in het plangebied. IKAW
Archeologische waarden zijn in Nederland veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig zijn te karteren. Om greep te krijgen op deze nog onbekende informatie is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) uitgegeven. Deze kaart geeft een beeld van het bodemarchief dat complementair is aan de Archeologische Monumentenkaart. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Uit de bijgevoegde kaart blijkt dat het betreffende gebied een middelhoge en lage verwachtingswaarde kent. Gezien deze waarden is ten aanzien van de archeologie advies gevraagd bij Het Oversticht. Het Oversticht geeft aan dat het plangebied in een veenkoloniale ontginningsvlakte ligt waar een dekzandwelving doorheen loopt. In bodemkundig opzicht bestaat het uit veengronden en moerige podzolgronden. Op grond hiervan heeft het gebied een lage tot middelhoge verwachting. In het plangebied of de omgeving daarvan zijn geen archeologische vondsten bekend. Een archeologische inventarisatie wordt dan ook niet nodig geacht.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
11
Kaart archeologische waarden Gemeente Hardenberg Kotermeerstal-Oost
Legenda AMK (ROB)
IKAW
archeologische betekenis
niet gekarteerd
archeologische waarden
lage trefkans
hoge archeologische waarden
middelhoge trefkans
zeer hoge archeologische waarden
hoge trefkans water
±
...................................................................
3
Beleidskader 3.1
Provinciaal beleid
Het provinciale beleid voor de leefomgeving is verwoord in het Streekplan Overijssel 2000+. Het streekplan wil de positie van de stadsgewesten verbeteren door wonen, werken en voorzieningen in de steden te concentreren. De kern Hardenberg is een van die stadsgewesten. Hardenberg krijgt extra ontwikkelingsmogelijkheden om zijn regionale functie verder uit te bouwen. Wat de werkgelegenheid betreft, zullen de mogelijkheden voor Hardenberg in samenhang met die van Dedemsvaart moeten worden bekeken. Hardenberg en Dedemsvaart hebben een zogenaamde verzorgingsfunctie voor het noordelijke deel van de gemeente. De overige grotere kernen krijgen mogelijkheden om hun veelal lokale functies voor wonen, werken en voorzieningen in stand te houden. De kleine kernen krijgen de ruimte om aan de eigen behoefte aan wonen, werken en voorzieningen te voldoen. In het streekplan is de kern Dedemsvaart aangewezen als grote kern. Grotere kernen hebben in het algemeen een meer lokale woon-, werk-, en verzorgingsfunctie. Ten aanzien van ontwikkelingsmogelijkheden op het gebied van woningbouw en bevolking stelt het streekplan het volgende. De woningbouwmogelijkheden zijn afgestemd op de lokale functie van deze kernen. In ieder geval dienen de gemeenten ervoor te zorgen dat er voldoende huisvestingsmogelijkheden zijn voor de doelgroepen starters en ouderen en mensen die door hun werk zijn aangewezen op een woning in de kern. Aangegeven is dat na voltooiing van het huidige bestemmingsplan Kotermeerstal een verdere uitbreiding in (zuid)oostelijke richting in de rede ligt. Inmiddels is Kotermeerstal voltooid. Ten aanzien van het aspect werken stelt het streekplan dat voor deze kernen een lokale economische ontwikkeling met het ruimtelijk beleid wordt ondersteund. Voor vestiging en uitbreiding van uit de kern voortkomende en qua aard en schaal van de kern passende werkgelegenheid moeten voldoende mogelijkheden aanwezig zijn. Tevens wordt gestreefd naar handhaving van de aanwezige verzorgingsstructuur. De grotere kernen hebben in het algemeen een verzorgende functie voor de inwoners van de betreffende kern en de directe omgeving. Specifiek voor Dedemsvaart geeft het streekplan het volgende aan ten aanzien van de ontwikkeling Kotermeerstal-Oost. Na voltooiing
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
13
...................................................................
van het huidige bestemmingsplan Kotermeerstal-Oost lijkt een verdere uitbreiding in (zuid)oostelijke richting in de rede te liggen. De uitbreiding vindt plaats in een gebied dat volgens het streekplan is aangeduid met "zone 1" en als “wateraandachtsgebied” voor landbouw. In dit gebied heeft de landbouw de hoofdfunctie. In deze zone zijn tevens de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie gering. Om het groene karakter van het verstedelijkte deel van de provincie te behouden, dienen nieuwe woon- en werkgebieden landschappelijk goed te worden ingepast door middel van een goede stedenbouwkundige en landschappelijke vormgeving van de overgang tussen kern en land. Er dient rekening te worden gehouden met de omgeving, zoals natuur, landschap, water en milieu. Belangrijk is hierbij dat uitbreiding van dorpen en steden op compacte wijze plaatsvindt. Verder speelt duurzaam ruimtegebruik een belangrijke rol. 3.2
Gemeentelijk beleid
Intergemeentelijk structuurplan Avereest, Gramsbergen en Hardenberg
In het kader van de uitbreiding Kotermeerstal-Oost speelt het intergemeentelijk structuurplan Avereest, Gramsbergen en Hardenberg (vastgesteld door de gemeenteraden van Avereest, Gramsbergen en Hardenberg, januari 1985) een rol. Het opstellen van dit plan hing nauw samen met de herziening van het Streekplan Noordoost-Overijssel. In dit plan is al aangegeven dat het voor de hand ligt om de ruimte tussen het toekomstige recreatiegebied “Kotermeerstal” en de kern met woningen te bebouwen. Op de kaart Toekomstige ruimtelijke Structuur van Dedemsvaart, behorende bij het intergemeentelijk structuurplan, staat het gebied dat in de huidige situatie als het noordelijke deelgebied van het plangebied Kotermeerstal-Oost kan worden beschouwd, als toekomstig woongebied aangeduid. Tevens is een tracé van de huidige Mien Ruyslaan aangeduid. Het tracé is in de huidige situatie aangepast aan de huidige inrichting ten aanzien van het ontwerpplan Kotermeerstal-Oost.
Bouwlocaties Dedemsvaart en Woon- en recreatiegebied Dedemsvaart
Er is dus al geruime tijd geleden begonnen met het plannen van de uitbreiding Kotermeerstal. Als voorbereiding voor de exacte locatiekeuze zijn tevens twee voorstudies verricht. In november 1992 is de studie Bouwlocaties Dedemsvaart verschenen en vastgesteld in de raad van januari 1993 en daaropvolgend (in september 1993) de studie Woon- en recreatiegebied Kotermeerstal. Het rapport Bouwlocaties Dedemsvaart bevat een stedenbouwkundige studie voor de verdere uitbreiding van de kern Dedemsvaart. De studie Woon- en recreatiegebied Kotermeerstal laat een mogelijke uitwerking van het recreatiegebied Kotermeerstal en de eerste fasen van de woonwijk
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
14
...................................................................
ten noorden daarvan zien. De beide visies richten zich op de keuze voor woningbouw ten zuiden (Kotermeerstal) en zuidoosten (Kotermeerstal Oost) van Dedemsvaart. Inmiddels is Kotermeerstal gerealiseerd. Dit plan voorziet in de ontwikkeling van KotermeerstalOost. Welstandsnota
Op grond van de wijziging van de Woningwet zijn gemeenten voor het welstandstoezicht verplicht te beschikken over een door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. De Gemeentelijke Commissie voor Welstand en Monumenten dient vervolgens de bouwplannen aan deze, door de gemeenteraad geformuleerde en voor iedereen kenbare, uitgangspunten te toetsen. De gemeente Hardenberg heeft op 26 september 2002 de welstandsnota Gemeente Hardenberg voor altijd mooi vastgesteld. In deze nota staan de uitgangspunten behoud, herstel en versterken van de dorpsstructuur centraal. In de welstandsnota zijn de structuurdragers voor Dedemsvaart besproken. Tevens zijn de naoorlogse wijken in Dedemsvaart en het bedrijventerrein besproken. Ten aanzien van deze deelgebieden en aspecten worden de kenmerken en de bijzondere elementen besproken, waarna het beleid en de specifieke bepalingen ten aanzien van deze aspecten worden benoemd. Vervolgens is een aantal punten opgesteld waarop een bouwplan in het kader van het welstandsbeleid dient te worden getoetst. Belangrijke kenmerken van Dedemsvaart zijn de veenkoloniale hoofdstructuur, de Julianastraat, de bebouwing en het Ommerkanaal. Daarnaast zijn bijzondere elementen benoemd, zoals de voorgevels op de straten en de beleving van straatwanden, waardoor de essentie van de hoofdstructuur wordt versterkt. Tevens is aandacht besteed aan de vooroorlogse bebouwing, de rijkere bebouwing aan de Moerheimstraat en de Tuinen van Mien Ruys, naoorlogse woonwijken en recente woningbouw. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de welstandsnota. Het plan Kotermeerstal is wat betreft structuur gebaseerd op de veenkoloniale structuur. Het plan bestaat voornamelijk uit een rechte blok structuur. In de waterstructuur is de historische wijkenstructuur te herkennen. Het plan past niet binnen het huidige kader van de welstandsnota. Voor de eerste fase van het plan is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Tegen de tijd dat de tweede fase wordt ontwikkeld, zal hiervoor tevens een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. De beeldkwaliteitsplannen gaan deel uitmaken van de welstandsnota.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
15
...................................................................
Wat betreft de juridische afstemming tussen het bestemmingsplan en de welstandsnota wordt verwezen naar het hoofdstuk Juridische vormgeving.
Woningmarktonderzoek
Beleid ten aanzien van woningbouw In april 2003 heeft in de gemeente Hardenberg een woningmarktonderzoek plaatsgevonden. De doelstelling van het woningmarktonderzoek is: inzicht verkrijgen in de actuele (kwantitatieve en kwalitatieve) woonbehoefte voor de komende vijf jaar (2003 tot en met 2007), in het bijzonder van doelgroepen zoals ouderen en starters; inzicht verkrijgen in de leefbaarheidsituatie; onderbouwing van het gemeentelijk woningbouwbeleid. De gemeente heeft inmiddels naar aanleiding van de bevonden resultaten een woonplan in concept opgesteld. Het concept zal na het woningmarktonderzoek worden behandeld. De verwachting is dat het woonplan in 2004 zal worden vastgesteld door de gemeenteraad. In het woningmarktonderzoek wordt aangegeven dat de respons voor dit onderzoek voldoende is om betrouwbare uitspraken te doen op het niveau van de gemeente over de woningmarkt en de aandachtsgroepen (verhuisgeneigden, geïnteresseerden voor nieuwbouw, lageinkomensgroepen, starters, en ouderen et cetera). De uitkomsten van het onderzoek ten aanzien van Bevolking (hoofdstuk 2 woningmarktonderzoek), Woningvoorraad (hoofdstuk 3) en Leefbaarheid (hoofdstuk 4) zijn ook voor de kernen voldoende betrouwbaar. De gegevens rond vraag en aanbod zijn enkel alleen betrouwbaar op gemeentelijk niveau. De resultaten van hoofdstuk 5 (aanbod) en hoofdstuk 6 (vraag) worden in het onderzoek tegen elkaar afgezet in hoofdstuk 7 (vraagoverschotten en -tekorten). Uit dit hoofdstuk blijkt dat voor Dedemsvaart sprake is van een vraagoverschot van 418, met een betrouwbaarheidsmarge van 68. Dit betekent dat het vraagtekort ligt tussen de 418 + 68 = 486 en tussen de 418 - 68 = 350. In het woningmarktonderzoek wordt aangegeven dat het absolute vraagoverschot het grootst is in het centrum van Hardenberg, gevolgd door Dedemsvaart. Om tot een goed woningaanbod in het plan Kotermeerstal-Oost te komen, is het woningmarktonderzoek nader geanalyseerd. Op basis van de resultaten van het woningmarktonderzoek zijn ten aanzien van woningbouw de volgende randvoorwaarden en uitgangspunten geformuleerd.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
16
...................................................................
Het woningbouwprogramma: omvat minimaal 45 sociale huurwoningen met een huurprijs beneden de maximale huursubsidiegrens; omvat minimaal 42 sociale koopwoningen met een maximale VON-prijs van € 138.000,--, prijspeil 2003, jaarlijks te corrigeren met het inflatiepercentage; omvat minimaal 42 prijsgelimiteerde woningen met een maximale VON-prijs van € 175.000,--, jaarlijks te corrigeren met het inflatiepercentage; omvat maximaal 25% woningen uitgevoerd als twee-onder-eenkap, waarbij de sociale en prijsgelimiteerde woningen voor dit woningtype niet hoeven te worden meegerekend; omvat minimaal 5% kavels die de stichting aanbiedt zonder verplicht gesteld bouwplan/ontwerp; houdt er rekening mee dat de appartementen die worden gebouwd, in ieder geval geschikt zijn voor senioren volgens minimaal de VROM-eisen voor een seniorenlabelwoning; houdt er rekening mee dat de sociale huur- en koopwoningen evenredig worden verdeeld over de overeengekomen bouwfasen. Woonplan 2003-2007, gemeente Hardenberg
Het woningmarktonderzoek heeft als basis gediend voor het woonplan. De keuzen die in het woonplan zijn verwoord, zijn mede gebaseerd op de uitkomsten van dat onderzoek. In dit woonplan zijn de hoofdlijnen van het gemeentelijk woonbeleid beschreven voor de periode 2003 tot en met 2007. Tevens is aangegeven wat de woonmissie van de gemeente is. Woonmissie gemeente Hardenberg De gemeente Hardenberg wil een landelijke, groene gemeente blijven, waar het goed en veilig wonen is. Zij biedt allereerst aan de eigen inwoners voldoende woonmogelijkheden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar jongeren, ouderen en mensen met een laag inkomen. Maar daarnaast biedt de kern Hardenberg voldoende woningen voor mensen die in de regio werken, maar elders geen geschikte woning kunnen bemachtigen. Doordat voldoende woningbouw wordt gepleegd, groeit het inwonertal van de gemeente en krijgt de kern Hardenberg een voorzieningenniveau dat past bij een kleine stad. Dedemsvaart heeft bij deze woningbouw een aanvullende functie. In het woonbeleid van Hardenberg worden drie groepen onderscheiden die extra aandacht verdienen: senioren, starters en de minder draagkrachtigen. Dit zijn de drie prioritaire doelgroepen van het gemeentelijke woonbeleid, naast de algemene doelgroepen.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
17
...................................................................
Het woonplan noemt de volgende vijf doelen voor het gemeentelijke woonbeleid: 1. Om de leefbaarheid op peil te houden, streeft de gemeente naar een gedifferentieerde leeftijdsopbouw van de bevolking. Vanwege dit streven naar een evenwichtige bevolkingsopbouw wil de gemeente jonge starters meer mogelijkheden bieden om een woning te vinden. 2. Het gemeentelijk woonbeleid is erop gericht bij woningaanpassing en nieuwbouw zo goed mogelijk in te spelen op de sterk toegenomen diversiteit van de kwalitatieve woningvraag van alle woningzoekenden. 3. Specifieke doelgroepen als ouderen en gehandicapten hebben veelal behoefte aan specifiek voor hen geschikte woningen. Extra aandacht dient uit te gaan naar het realiseren van voor hen geschikt woningaanbod om op deze behoefte te kunnen inspelen. 4. De gemeente streeft naar voldoende mogelijkheden voor de lagere-inkomensgroep voor het verkrijgen van een woning. 5. Het woningbouwprogramma in de gemeente Hardenberg moet bijdragen aan het bereiken van de beleidsdoelen 1 tot en met 4. Bij de inrichting van de locaties zijn gedifferentieerde bevolkingsopbouw, kwaliteit van de leefomgeving en respect voor cultuurhistorische waarden kernbegrippen. Voor nadere informatie en het beleidskader waarbinnen het woonplan heeft vorm gekregen, wordt verwezen naar het Woonplan zelf. Dit geldt tevens voor een verdere uitwerking van het woonbeleid van Hardenberg. Ten aanzien van het bouwprogramma is voor Dedemsvaart en voor het plan Kotermeerstal-Oost het volgende relevant. Zoals uit het woningmarktonderzoek is gebleken, geldt voor Dedemsvaart een vraagoverschot van 418 woningen. Het nieuwbouwprogramma voor de periode 2003-2007 is voor Dedemsvaart 284 woningen. Dit betekent een tekort van 134 woningen. Voor de komende periode kan in elk geval worden voorzien in de 284 woningen. Voor de gehele gemeente geldt een vraagoverschot van 2.134 woningen. Voor de periode 2003-2007 komt dat overeen met 427 woningen per jaar. Ten aanzien van de verdeling van het aantal te bouwen woningen wordt de volgende nieuwe verdeling voorgesteld. Het is niet reëel te verwachten dat de benodigde forse vergroting van het bouwprogramma (van ongeveer 175 woningen per jaar nu naar 427 woningen per jaar op basis van het woningmarktonderzoek)
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
18
...................................................................
onmiddellijk kan worden gerealiseerd. Daarom gaat de verdeling uit van ongeveer 320 woningen. Ten aanzien van Dedemsvaart vermeldt het woonplan het volgende. In Dedemsvaart: ervoor zorgen dat het inwonertal in 10 jaar groeit met 1.000 personen. Dit betekent een uitbreiding van ongeveer 65 woningen per jaar. Dit plan levert overigens een significante bijdrage aan de huisvesting wat betreft de prioritaire doelgroepen van het gemeentelijk woonbeleid, te weten senioren, starters en de minder draagkrachtigen. Inmiddels is bij het aantal te bouwen woningen per jaar een kanttekening te plaatsen. Opgemerkt is dat bij een groeiscenario van 100 inwoners per jaar 65 woningen per jaar niet voldoende is. Bij de berekening van 65 woningen per jaar is namelijk gerekend met een gemiddelde woningbezetting van 2,66. Deze woningbezetting geldt indien de woningbezetting met hetzelfde tempo daalt als in de periode 1995-2001. Verwacht mag echter worden dat de komende jaren de gemiddelde woningbezetting sneller zal dalen. Om het groeiscenario van gemiddeld 100 inwoners per jaar te realiseren lijkt het bouwen van 65 woningen per jaar niet voldoende, maar lijkt ingezet te moeten worden op het bouwen van 75 woningen per jaar. Zowel het aantal te realiseren woningen, de te bedienen doelgroepen, het respecteren van de cultuurhistorische kenmerken en het realiseren van een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving staan centraal bij het ontwerpen van het plan Kotermeerstal-Oost. Een balans tussen de woningbehoefte en een kwalitatief hoog stedenbouwkundige invulling van het plangebied en het in acht nemen van de vorengenoemde randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van het woningbouwprogramma hebben geresulteerd in het volgende concrete woningbouwprogramma, zoals aangegeven in tabel 1. Het plangebied zal gefaseerd worden ontwikkeld. Het noordelijke deel van het plangebied zal als eerste worden ontwikkeld. Hierbij zal worden ingezet op het realiseren van 75 woningen per jaar. Met dit bouwtempo wordt een versnelling in de woningbouw voor Dedemsvaart bewerkstelligd, waardoor vooral dit plan een forse bijdrage levert aan de inhaalslag op het eerder geconstateerde tekort en tevens aan de realisering van de bestuurlijke afspraak tussen de provincie en de gemeente met betrekking tot opvoering van de woningbouwproductie (pilotproject).
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
19
...................................................................
Tabel 1. woningbouwprogramma Woningtype Rijenwoningen en beneden/bovenwoningen sociale huur en sociale koop Goedkope koop (o.a. kleine 2^1woningen) 2^1 woningen groot
Noord 48
Zuid 40
Totaal 88
24
20
44
24
36
60
Geschakelde woningen
32
20
52
Appartementen
9
22
31
Vrijstaande woningen (incl. vrij uitgeefbare kavels) Patiowoningen
29
37
66
24
24
6
6
205
371
Waterwoningen Totaal
166
Woningen Sociale sector
Middeldure woningen
Duurdere woningen
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
20
...................................................................
4
Planbeschrijving
Voor het plangebied is een stedenbouwkundige visie ontwikkeld. In deze planbeschrijving is deze visie beschreven. De schets van het plan Kotermeerstal-Oost is apart bij het plan gevoegd. Eerst is aandacht besteed aan de woningbouwlocatie. Nadien is het parkgebied beschreven. 4.1
Ruimtelijke structuur
De kern Dedemsvaart is vanouds een veenkoloniale nederzetting. Teneinde een plan te creëren dat een nauwe relatie heeft met de karakteristiek van Dedemsvaart en omgeving, dient het stedenbouwkundig plan en de verkaveling te zijn geïnspireerd op de plaatselijke gegevenheden. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de opstrekkende verkaveling, de vaarten, Kotermeerstal en zichtlijnen naar het open landschap. Zoals in hoofdstuk 3 al is genoemd, is de ruimtelijke structuur gebaseerd op de cultuurhistorische ontwikkeling van Dedemsvaart. De veenkoloniale structuur is terug te vinden in de ruimtelijke structuur en verkaveling van het plan. De ruimtelijke structuur van Dedemsvaart wordt in grote lijnen bepaald door de ligging van de wegen. De veenkoloniale hoofdstructuur de Dedemsvaart, de Julianastraat, de Nieuwe wijk en de Van Rooyens Hoofdwijk zijn belangrijke elementen. De rechthoekige structuur van Dedemsvaart is een afgeleide van deze wegen. Deze rechthoekige veenkoloniale structuur is een belangrijk gegeven voor het plangebied. Van belang voor Kotermeerstal-Oost is dan ook de historische herkenning, de verkaveling en de wijkenstructuur. De bestaande kenmerkende rechthoekige ruimtelijke structuur van het plangebied blijft gehandhaafd en is uitgangspunt voor het stedenbouwkundig plan. Op deze wijze sluit de uitbreiding Kotermeerstal-Oost wat betreft ruimtelijk structuur en veenkoloniale herkenning aan op de kern Dedemsvaart. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de rechte wegenstructuur, (Van Rooyens Hoofdwijk, de Nieuwe wijk, woonstraten in het plan) de wijkenstructuur en de blokverkaveling. Door gebruik te maken van inheemse beplantingen, natuurlijke situaties en aan te sluiten op reeds aanwezig water- en padenstructuren kan het plan stevig worden ingebed in haar omgeving.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
21
...................................................................
4.2
Stedenbouwkundige hoofdstructuur
Een belangrijk ruimtelijke element en een belangrijke drager van de ruimtelijke structuur in het plangebied is de Mien Ruyslaan. Deze weg wordt doorgetrokken en zal aansluiten op de Moerheimstraat ter hoogte van De Magnolia. De Mien Ruyslaan heeft de functie als verzamelweg en structurerend element in het plangebied. Daarmee krijgt dit gebied een noordelijke en een zuidelijke component. Het uitgangspunt van de invulling van het gehele plangebied is er op gericht dat het noordelijke deel intensiever zal worden bebouwd dan het zuidelijke deel. De dichtheid van de bebouwing van noord naar zuid zal afnemen. Hierdoor ontstaat een losse en meer open overgang naar het parkgebied. Door te voldoen aan het woningbouwprogramma (zoals beschreven in paragraaf 3.2) heeft op een aantal plekken een verdere verdichting plaatsgevonden, zowel in het noordelijke als in het zuidelijke deel. De noord-zuidas is de belangrijkste hoofdontsluiting voor de bebouwing binnen het plangebied. De route wordt gevormd door een rechte ontsluitingsweg die aan de westzijde grenst aan een brede groenstrook. De route loopt in het zuidelijke deel van het plangebied dood. In het noordelijke deel buigt de weg naar het westen om aansluiting te vinden in de bestaande naastgelegen woonwijk. Van een strakke rechte weg in het noordelijke deel van het plangebied is echter ook geen sprake. De ligging van het hieronder beschreven eiland en de oostelijk gelegen blokverkaveling spelen hierbij een rol. De rechte noord-zuid gerichte as verdeeld het plangebied eveneens in twee deelgebieden, een westelijk en een oostelijk. Op deze manier ontstaan in feite vier deelgebieden. Daarbij kent het gebied rondom de Mien Ruyslaan een bijzondere invulling. De bebouwingsstructuur van de vier deelgebieden bestaat voornamelijk uit een kenmerkende rechthoekige blokverkaveling. In de ruimtelijke structuur en de rechte infrastructuur is de cultuurhistorische veenkoloniale structuur te herkennen. Eiland
Het noordwestelijke deel van het plangebied vormt hierop een uitzondering. Voor dit gedeelte is een langwerpig eiland ontworpen. Het eiland wordt ontsloten voor autoverkeer aan de oostzijde van het eiland. Het eiland is aan de westzijde door middel van twee langzaamverkeersroutes ontsloten op de bestaande buurt Kotermeerstal. Op het eiland worden uitsluitend vrijstaande woningen gebouwd. De woningen zijn georiënteerd op de noord-zuid lopende ontsluiting op het eiland. Het eiland kent eveneens een blokverkaveling. Om het "eilandbeeld" te versterken, dient in ieder
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
23
...................................................................
geval de rand van het eiland gevrijwaard te blijven van bebouwing. Rondom het eiland is een brede waterpartij gesitueerd met aansluitend een brede groenstrook. In de brede groenstrook aan de oostzijde van het eiland ligt een voetpad, waardoor een parkachtig geheel wordt gecreëerd. Ten noorden van dit eiland ligt een buurt die vooral bestaat uit rijenwoningen, geschakelde woningen en boven- en benedenwoningen. Deze buurt kent eveneens een rechte structuur en een blokverkaveling. Noordoostelijk woongebied
De noordoostelijke buurt bestaat uit vrijstaande woningen, tweeonder-een-kapwoningen en geschakelde woningen. Ook hier is sprake van een rechte structuur en een blokverkaveling. De infrastructuur van deze buurt is recht en sluit aan op de noord-zuid lopende ontsluitingsas. Ten zuiden van deze buurt en ten noorden van de Mien Ruyslaan is een appartementsgebouw in een groene setting gesitueerd. Aan de andere zijde van de Mien Ruyslaan is eveneens een appartementsgebouw gesitueerd. Deze bevindt zicht voor een deel in het water.
Centrale deel
De directe omgeving van de Mien Ruyslaan is opengelegd en omgeven met royale waterzones. De twee appartementsgebouwen en de zes waterwoningen onder bijzondere architectuur accentueren het centrale plandeel met de hoofdontsluiting.
Zuidoostelijk woongebied
De zuidoostelijke buurt bestaat eveneens uit een blokkenstructuur. De veenkoloniale structuur is duidelijk herkenbaar. Op de kop van deze buurt bevinden zich drie van de eerder genoemde waterwoningen. De buurt wordt aan de oostzijde met twee langzaamverkeersroutes ontsloten op de Van Rooyens Hoofdwijk, waarvan de meest zuidelijke ontsluiting tevens in geval van uitzondering of calamiteiten kan worden gebruikt voor autoverkeer. Deze ontsluiting is dus normaal gesproken afgesloten voor autoverkeer, maar te gebruiken voor langzaam verkeer. Het noordelijk deel van deze buurt is redelijk intensief bebouwd en bestaat voornamelijk uit rijenwoningen en beneden- en bovenwoningen. Hier is eveneens ruimte gereserveerd voor een speelveld. In zuidelijke richting vindt een overgang plaats naar tweeonder-een-kapwoningen en vervolgens naar vrijstaande woningen. De noord-, oost- en zuidzijde is omsloten met water. De rechte watergang aan de oostzijde van de buurt benadrukt nogmaals de veenkoloniale structuur.
Zuidwestelijk woongebied
Ook in het zuidwestelijke deel van het plangebied is de rechte stedenbouwkundige veenkoloniale structuur te herkennen. Eveneens bevinden zich drie waterwoningen op de kop van deze buurt. Deze buurt is minder intensief bebouwd en bestaat voornamelijk uit
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
24
...................................................................
geschakelde woningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen. In dit deelgebied bevindt zich tevens een cluster van zogenaamde vrijstaande patiowoningen. Ook deze buurt ligt aan een rechte watergang. Tevens spelen zichtrelaties en functionele relaties van de buurt met de plas Kotermeerstal een rol. Deze geven deze buurt haar eigen karakter. De ruime tuinen, in combinatie met de brede groenzone aan de westzijde van de hoofdontsluiting en de landelijke omgeving, waarborgen een groene wijk. Relatie Kotermeerstal
In het plangebied speelt water een belangrijke rol. Anders dan in het gerealiseerde plangebied Kotermeerstal is hier gekozen voor een verdere doortrekking van de ruimtelijke relatie met de bestaande plas. Hiertoe is, zoals al eerder beschreven, vooral de directe omgeving van de Mien Ruyslaan opengelegd en omgeven door royale waterzones. Veel woningen in het plan zijn aan het water gesitueerd dat een visuele verbinding krijgt met de bestaande plas. Hiermee wordt een extra ruimtelijke en recreatieve dimensie aan het wonen in dit gebied toegevoegd.
Bruggen als wegverbinding
Ten behoeve van de kleine vaarrecreatie zullen wegverbindingen als brug worden uitgevoerd. Dit geldt dus voor de kruising van de Mien Ruyslaan met de noord-zuid lopende watergang, de verbinding met het zuidelijke plandeel, als de voet-/fietsverbindingen met het aanliggende woongebied en de oeverzone van de Kotermeerstal, het parkgebied en de verbinding met de Van Rooyens Hoofdwijk. Het water van de wijk ter hoogte van de zogenaamde visuele verbinding is gescheiden van het water van de plas door middel van een soort damwand. Deze scheiding is ten behoeve van de kwaliteit van het water in de Kotermeerstal dat het predikaat zwemwater kent. In de waterparagraaf zal hierop verder worden ingegaan. Door de realisatie van een steiger vlak boven het water komt er een visuele open relatie met de plas tot stand. Te midden van deze steiger is een constructie gedacht die het mogelijk maakt dat kleine bootjes (kano's, surfplanken) van het ene water naar het andere water kunnen varen. Over deze constructie is een bruggetje gepland.
Verkeerstructuur
De woningen worden bij voorkeur aan doorgaande straten gesitueerd. De woningen zijn dus in principe vanuit twee richtingen te bereiken. Voor hulpverleningsdiensten zijn de woningen dan ook, bijvoorbeeld bij calamiteiten, beter te bereiken indien zich verkeerssituaties voordoen die een belemmering vormen aan één zijde van de straat. Tevens zijn doorlopende wegen voor overige diensten, zoals vuilniswagens, eveneens wenselijk, omdat keren of achteruitrijden niet nodig is.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
25
...................................................................
Het autoverkeer en langzaam verkeer wordt in de woonstraten niet strikt gescheiden. Voor de wijk geldt, met uitzondering van de Mien Ruyslaan (regime 50 km/uur) en de Van Rooyens Hoofdwijk (regime 80 km/uur) een snelheidsregime van 30 km/uur. Voor de inrichting van de wegen zullen passende maatregelen moeten worden getroffen. De maatregelen dienen gebruiksvriendelijk te zijn voor hulpverleningsdiensten. Langs de wijk- en buurtontsluitingswegen bevinden zich voetpaden. De Mien Ruyslaan is aan de noordzijde voorzien van een vrijliggend voetpad en aan de zuidzijde van een vrijliggend fietspad. Daar waar de Mien Ruyslaan noord-zuid gericht is, bevindt zich aan de westzijde van de Mien Ruyslaan een vrijliggend voet-/fietspad. Een aantal wandelpaden zijn binnen de buurten opgenomen in het groen en verbonden met de paden buiten het plangebied. De voetpaden van het eiland richting de westelijke woonwijk sluiten aan op de wegen in deze wijk. Parkeren
In het plangebied is de parkeernorm gehanteerd van 1,5 parkeerplaats per woning voor rijenwoningen. Voor twee-ondereenkapwoningen en vrijstaande woningen zijn de normen van respectievelijk 1,8 en 2,0 parkeerplaats per woning gehanteerd. In de gebieden met vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen vindt het parkeren overwegend op eigen erf plaats. In de hoofdontsluitingsweg en de woonstraten kunnen auto’s ook op de straat worden geparkeerd. In de woonstraten met rijenwoningen zijn stroken met haaks- en langsparkeerplaatsen opgenomen. Daarnaast ligt er in het noordelijke gedeelte van het plangebied een extra parkeerterrein.
Groenstructuur
In verband met het streven naar beheersbaarheid en lage onderhoudskosten wil de gemeente Hardenberg bij aanleg van nieuwe woongebieden het groen zoveel mogelijk concentreren in robuuste groenstructuren en kleinschalige groenstroken c.q. snippergroen vermijden. De gedachte die daarachter steekt, is ook dat een aantrekkelijke en verzorgde groene woonomgeving evenzeer een verantwoordelijkheid is van de bewoners en dat particuliere tuinen daar een belangrijke rol in spelen. De groenstructuur van de nieuwe woonwijk is als volgt opgebouwd: De voortzetting van de huidige Mien Ruyslaan, via een deel van de Van Rooyens Hoofdwijk tot aan de Moerheimstraat, vormt een groene verkeersader. Het profiel van de Mien Ruyslaan bestaat tot aan de aansluiting op de Van Rooyens Hoofdwijk uit brede bermen en aan weerszijden een bomenrij. Daar waar de Mien Ruyslaan in noordelijke richting afbuigt zal een bomenrij enkel aan de westzijde geprojecteerd zijn ten behoeve van het open landschap aan de oostzijde van het plangebied.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
26
...................................................................
De noord-zuid ontsluitingsweg vormt de tweede groene ader door de wijk. Deze is aan de westzijde voorzien van een brede groenzone met een parkachtig karakter, waar doorheen in het noordelijk deelgebied een wandelpad loopt. Deze groene noord-zuidroute vormt een groene verbinding tussen het woongebied en het park. In tegenstelling tot de eerstgenoemde groene ader is deze niet voorzien van bomenrijen, maar van losse boomgroepjes en solitaire bomen in een loper van gras. Op het kruispunt van beide groene aders ligt een grotere groene plek die dient als aankleding van de hierin geprojecteerde woongebouwen en bijbehorende verblijfsfuncties, zoals parkeren en spelen. De oevers van het water in een rond het woongebied hebben een groen en deels natuurlijke uitstraling. Op de verbindingspunten voor langzaam verkeer met het westelijk gelegen woongebied en op de verbindingspunten tussen het eiland en de rest van het plangebied worden met groen accenten aangebracht. In de zijstraten en op het eiland is geen structureel groen gepland. De erfscheidingen die grenzen aan openbaar gebied worden groen, in de vorm van hagen, uitgevoerd. In het beeldkwaliteitsplan wordt hier nadere aandacht aan besteed. De groene erfscheidingen zijn wel aangegeven op de verkavelingschets. Langs de hoofdroute in het noordelijke deelgebied wordt een meer “stedelijk” beeld nagestreefd. Hier worden tuinmuurtjes gerealiseerd die in samenhang met de architectuur van de geschakelde woningen worden ontworpen. -
Speelvoorzieningen
Zowel in het noordelijke als in het zuidelijke deel is rekening gehouden met het realiseren van speelvoorzieningen. De speelvoorziening in het zuidelijke deel is in het dichtstbebouwde deelgebied geprojecteerd. Het is te midden van een blok rijenwoningen geprojecteerd. Eveneens is een officiële speelvoorziening in de groenzone langs de noord-zuid route gepland. In het noordelijke deel is eveneens een gebied aangewezen voor spelen. Tevens kunnen kinderen gebruik maken van de bestaande speelvoorzieningen aan de Diepenbroekstraat. De speelvoorzieningen staan aangegeven op de verkavelingsschets. Daarbij kan de gehele wijk en in het bijzonder de zuidwijk gebruik maken van het park, waarin een trap-/vliegerveldje, een trimbaan en avonturenveldje worden aangelegd. Verder kunnen brede groenzones in het plangebied worden gebruikt als informele speelvoorzieningen.
Duurzaam bouwen
In de hoofdstructuur is rekening gehouden met de principes van duurzaam bouwen. Door het water en de aansluitende natuurlijke
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
27
...................................................................
oevers nadrukkelijk in het ontwerp te betrekken, ontstaan ruime buffer- en filtermogelijkheden voor het op te vangen hemelwater. De vele gradiënten maken het ontstaan van een scala van biotopen mogelijk. De overwegende noord-zuid oriëntatie van de woningen maakt het passief gebruik van zonne-energie mogelijk. Door ook de methode van bouwrijp en woonrijp maken, de materialen voor de inrichting van de openbare ruimte en de woningen zorgvuldig te kiezen en het beheer af te stemmen, zal een hoge mate van duurzaamheid kunnen worden bereikt. 4.3
Woningbouwprogramma
Het woningbouwprogramma is al aan de orde geweest in hoofdstuk 3. Volledigheidshalve is het programma tevens in de planbeschrijving opgenomen. Woningtype Rijenwoningen en beneden/bovenwoningen sociale huur en sociale koop Goedkope koop (o.a. kleine 2^1woningen) 2^1 woningen groot
Noord 48
Zuid 40
Totaal 88
24
20
44
24
36
60
Geschakelde woningen
32
20
52
Appartementen
9
22
31
Vrijstaande woningen (incl. vrij uitgeefbare kavels) Patiowoningen
29
37
66
24
24
6
6
205
371
Waterwoningen Totaal
166
Woningen Sociale sector
Middeldure woningen
Duurdere woningen
Het woningbouwprogramma is vertaald naar noord en zuid. Het noordelijke deel (het gebied ten noorden van de Mien Ruyslaan inclusief de Mien Ruyslaan zelf) zal als eerste worden ontwikkeld. Hierbij zal, zoals eerder is aangegeven, worden uitgegaan van 75 woningen per jaar. 4.4
Beeldkwaliteit
De kwaliteitsrichtlijn voor de woningbouw en de inrichting van de openbare ruimte zal worden uitgewerkt en vastgelegd in een beeldkwaliteitsplan. Nadere maatvoering in relatie tot bouwhoogten, het al dan niet verplicht stellen van een kap voor bepaalde
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
28
...................................................................
deelgebieden is vastgelegd in de voorschriften en nader uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan. Aan de hand van het beeldkwaliteitsplan kan de gemeente de kaders van de kwaliteitsbeoordeling vastleggen. In de voorschriften van dit bestemmingsplan is een link gelegd met het beeldkwaliteitsplan. Voor fase 1, het noordelijke deel van het plangebied (inclusief de Mien Ruyslaan), zal in eerste instantie een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. Tegen de tijd dat fase 2, het zuidelijke deel, kan worden ontwikkeld, zal hiervoor een beeldkwaliteitsplan worden opgesteld. 4.5
Het park
Ten zuiden van de woonwijk zal een park worden gerealiseerd. Het park heeft een functie als recreatief uitloopgebied voor de nieuwe woonwijk en als bovenwijks recreatiegebied. Daarnaast heeft het park een belangrijke functie in de ontwikkeling van de ecologische structuur en het landschap. Het park krijgt daarbij het karakter van struinnatuur. Zoals aangegeven zullen in het park tevens een trap/vliegerveldje, avonturenveldje, trimbaan et cetera worden aangelegd. Het park krijgt een afwisselend beeld door het toepassen van verschillende gradiënten en vormt de drager voor zowel ecologische routes als fiets- en wandelroutes (zie Indicatieve inrichtingsschets van de gemeente Hardenberg). Tussen het toekomstige woongebied en het parkgebied ligt een breed waterelement. Het waterrijke element zoals dat nadrukkelijk aanwezig is in het woongebied zal minder aanwezig zijn in het parkgebied. Het bestemmingsplan voorziet door middel van een wijzigingsbevoegdheid in de ontwikkeling van een zogenaamd paviljoen. Dit paviljoen is gericht op het recreatief gebeuren van de waterplas Kotermeerstal en de recreatieve functie van het parkgebied. In elk geval biedt het bestemmingsplan de mogelijkheid om in het parkgebied een kleed- en toiletvoorzieningen en een kiosk te realiseren. Het park vormt in landschappelijk opzicht een verbindende schakel tussen de verschillende structuren van de recreatieplas aan de westzijde, de stedenbouwkundige structuur van de woonwijk aan de noordzijde en het open landschap aan de oost- en zuidzijde. Het park wordt daarmee stevig ingebed in zijn omgeving.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
29
...................................................................
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
30
...................................................................
5
Juridische vormgeving 5.1
Algemeen
Het plan is overeenkomstig artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening vervat in: twee plankaarten, schaal 1:1.000, met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden is aangewezen; een omschrijving van de bestemming, waarbij het toe te kennen doel of de toe te kennen doeleinden is/zijn aangegeven; voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen. 5.2
Planvorm
Voor het plangebied is gekozen voor een gebiedsgerichte, globale bestemming. Voor de afmetingen van de gebouwen zijn voorschriften gegeven met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, de afstand tot de perceelgrens en dergelijke. 5.3
Bestemmingen
Een eerste afweging met betrekking tot de toelaatbaarheid van functies, omvang en plaats is gemaakt bij de voorbereiding van het onderhavige plan. Dit heeft geresulteerd in de volgende bestemmingen. Het grootste gedeelte van het noordelijk deel van het plangebied valt onder de bestemming “woongebied”. Deze bestemming omvat, naast de woonfunctie, ook verkeers- en verblijfsdoeleinden, nutsvoorzieningen, groen en water. Het in het zuidelijk deel gelegen park is als zodanig bestemd. De aanleg van waterpartijen, fiets- en voetpaden en speelvoorzieningen is in de bestemming begrepen. Een klein deel van het plangebied kan worden gewijzigd voor de bouw van een paviljoen. Hierbij moet worden gedacht aan horecavoorzieningen en dagrecreatieve voorzieningen. Binnen de wijziging is ook de mogelijkheid voor maatschappelijke voorzieningen opengelaten. Tot slot is de bestemming verkeersgebied opgenomen voor de reeds bestaande en de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg, door het plangebied lopende ontsluitingsweg.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
31
...................................................................
Bij het bepalen en uitwerken van deze bestemmingen is rekening gehouden met de in deze toelichting omschreven ruimtelijke kwaliteiten en uitgangspunten. Zo zijn de bestaande bebouwing en de overgang naar het landelijk gebied nadrukkelijk bepalend geweest voor het aanbrengen van juridische grenzen. 5.4
Afstemming op andere wetten en verordeningen
Met het oog op de duidelijkheid, dan wel om een dubbel vergunningenstelsel te voorkomen, is ten aanzien van een aantal wetten en/of verordeningen in artikel 6 van de voorschriften aangegeven hoe het gemeentebestuur bij de toepassing van de daarin opgenomen regelingen rekening houdt met het ruimtelijk beleid, zoals dat met het bestemmingsplan wordt nagestreefd. Dit betreft: de Wet op de openluchtrecreatie; de Woningwet (aanvullende werking Bouwverordening en de Welstandsnota); het prostitutiebeleid. Wet op de openluchtrecreatie Ingevolge de Wet op de openluchtrecreatie is voor bijzondere vormen van kamperen een vrijstelling of ontheffing mogelijk van het verbod om buiten een kampeerterrein te mogen kamperen. Deze vrijstelling of ontheffing is alleen mogelijk indien het bestemmingsplan zich daar niet tegen verzet. In het plangebied zijn dergelijke vormen van kamperen ongewenst. Met het oog op de duidelijkheid is aangegeven dat het bestemmingsplan zich verzet tegen deze bijzondere vormen van kamperen. Woningwet Aanvullende werking Bouwverordening Ingevolge de Woningwet (artikel 9) blijven, bij strijdigheid tussen de voorschriften uit de Bouwverordening en die van het bestemmingsplan, de voorschriften uit de Bouwverordening buiten toepassing. Regelt het bestemmingsplan niets over het betreffende onderwerp, dan blijven de voorschriften uit de Bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. Onduidelijkheid kan ontstaan indien het bestemmingsplan een algemene regel geeft, bijvoorbeeld ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De vraag is dan of de specifieke regeling uit de Bouwverordening over bijvoorbeeld erfscheidingen buiten toepassing blijft. Met het oog op het geven van duidelijkheid is
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
32
...................................................................
aangegeven welke stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening van toepassing blijven. Welstandsnota Vaak bestaat onduidelijkheid in hoeverre de in een bestemmingsplan gegeven marges door welstand mogen worden ingevuld. Mag in het geval van een in het bestemmingsplan voorgeschreven goothoogte van maximaal 6 m, welstand een lagere goothoogte eisen? De nieuwe Woningwet regelt in artikel 12 de relatie tussen de voor gemeenten verplicht gestelde welstandsnota, op basis waarvan het welstandstoezicht moet plaatsvinden, en het bestemmingsplan. Analoog aan de hierboven besproken relatie tussen de Bouwverordening en het bestemmingsplan is in dit artikel van de Woningwet het volgende aangegeven: "voorzover de toepassing van de criteria uit de welstandsnota leidt tot strijd met het bestemmingsplan of met de in de Bouwverordening opgenomen voorschriften van stedenbouwkundige aard, blijven die criteria buiten beschouwing". Vanwege de duidelijkheid is aangegeven wanneer er sprake is van de volgens de wet bedoelde strijd met het bestemmingsplan. Hierbij moet worden bedacht dat het voor het gebied op te stellen beeldkwaliteitsplan als aanvulling op de welstandsnota moet worden gezien. Prostitutiebeleid In het bestemmingsplan is aangegeven dat het bestemmingsplan zich verzet tegen het gebruik als seksinrichting. Handhaving De gemeentelijke overheid is verantwoordelijk voor de handhaving van het bestemmingsplan. Het doel is om situaties die in strijd zijn met de voorschriften tegen te gaan. Handhaving omvat verschillende activiteiten. Zo zal controle en toezicht moeten plaatsvinden om te constateren of er overtredingen bestaan. Vervolgens zal in veel gevallen worden getracht om door overleg met de betrokkene een einde te maken aan de overtreding. Als dit niet lukt, zullen specifieke handhavingsmiddelen worden toegepast, zoals bestuursdwang. Het legaliseren van een overtreding of het gedogen van een
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
33
................................................................... overtreding valt niet onder handhaving1. Hierna wordt ingegaan op de instrumenten waarmee een gemeente handhavend kan optreden. Het handhavingsbeleid zal in verband met de recente gemeentelijke herindeling in de nieuwe organisatiestructuur verder worden ontwikkeld. Preventieve handhaving Preventieve handhaving heeft als doel om op voorhand overtreding van het bestemmingsplan te voorkomen. Voor een doelmatige handhaving van een actueel bestemmingsplan dient aan een aantal (algemene) voorwaarden te worden voldaan. 1. Voorlichting Duidelijkheid verschaffen over de inhoud en de doelstellingen van het bestemmingsplan. Hieraan zal in ieder geval via de inspraak over het bestemmingsplan inhoud worden gegeven. 2. Klachtenregistratie Door toepassing van een (geautomatiseerd) klachtenregistratiesysteem kunnen de binnengekomen klachten worden geregistreerd. Bijvoorbeeld door het halfjaarlijks opstellen van een trendrapport, kan inzicht worden verschaft over hoe vaak een bepaald soort klacht voorkomt. Door verbeteracties kunnen in de toekomst klachten worden vermeden. 3. Toezicht Structurele controle in het veld heeft consequenties voor de inzet van personeel. Er zal tijd moeten worden vrijgemaakt voor regelmatige controles. In dit kader kan een afstemming tussen ruimtelijke ordenings- en milieucontroles mogelijk worden gemaakt door het geïntegreerd opstellen van een handhavingsprogramma. De buitendienstambtenaar dient herkenbaar te zijn, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van speciale kleding of een auto met logo van de gemeente. 4. Financiële maatregelen Financiële maatregelen, zoals de verplichting extra legeskosten te betalen als pas achteraf een vergunning wordt aangevraagd, of het
1
Legaliseren is het in overeenstemming brengen van de overtreding met de geldende regelgeving. Legalisatie is mogelijk door vergunningverlening, het verlenen van een vrijstelling of wijziging/herziening van het bestemmingsplan. Gedogen is het bewust afzien van handhaving. Het gedogen kan zowel expliciet geschieden in een schriftelijke gedoogbeschikking als impliciet in uitlatingen of gedragingen waaruit de overtreder kan afleiden dat wordt afgezien van handhaving.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
34
...................................................................
verbinden van legeskosten aan de afgifte van een gedoogbeschikking. 5. Heldere lijn Door een eenduidige lijn te brengen in de gedragingen van de gemeente kan het optreden tegen overtredingen gemakkelijker worden gemotiveerd. Er ontstaat meer draagvlak voor het bestemmingsplan, omdat op gelijke wijze tegen gelijke gevallen wordt opgetreden. Repressieve handhaving Handhaving kan plaatsvinden door publiekrechtelijk, privaatrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Deze vormen van handhaving zijn repressief van karakter. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente middelen heeft, waarmee zij naleving kan afdwingen of tegen normafwijkend gedrag correctief kan optreden. De repressieve handhavingsmiddelen worden hierna kort beschreven. 1. Publiekrechtelijke handhaving Deze vorm van handhaving bestaat uit het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom. Bestuursdwang omvat het doen wegnemen of herstellen van hetgeen in strijd is met de te handhaven regels of verplichtingen die uit de regels volgen. Dit houdt meestal in dat illegaal gebouwde bouwwerken worden afgebroken en illegaal gebruik van gronden en opstallen wordt beëindigd. Het kan ook gaan om het beletten van een overtreding; in dat geval heeft een aanzegging tot bestuursdwang een preventieve werking. Voordat tot bestuursdwang wordt overgegaan, moet sprake zijn van een volledige belangenafweging van het belang van de overtreder tegen het openbare belang. 2. Privaatrechtelijke handhaving Een overheidsorgaan kan slechts in bepaalde gevallen privaatrechtelijk optreden in geval van een overtreding van een bestemmingsplan. Bij deze vorm van handhaving moet sprake zijn van een privaatrechtelijke relatie tussen de overheid en de burger. Dit kan het geval zijn doordat het overheidsorgaan eigenaar is van grond of gebouwen, als een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat bij verkoop of erfpacht of als sprake is van een jegens de overheid onrechtmatige daad. Hierbij moet het belang van een overheidsorgaan worden geschaad; het enkel overtreden van een voorschrift is niet voldoende. 3. Strafrechtelijk optreden In een bestemmingsplan is de strafbaarstelling opgenomen met daarbij de strafmaxima. Opsporingsambtenaren worden genoemd in
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
35
...................................................................
de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast zijn algemene opsporingsambtenaren van het Openbaar Ministerie (politie) bevoegd tot opsporing van strafbare feiten. Het strafrecht wordt als laatste middel in handhaving gezien; het bestuursrechtelijk optreden heeft de voorkeur. Convenant "de ruimte op orde" De gemeente heeft het convenant "de ruimte op orde" met de provincie Overijssel ondertekend, waarbij de gemeente onder meer heeft aangegeven dat zij met een plan van aanpak komt om gestructureerde handhaving van bestemmingsplannen vorm te geven.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
36
...................................................................
6
Milieu
Voorzover een bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, dient een aantal milieuaspecten nader te worden onderzocht. Hierbij gaat het onder meer om de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder en de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem. Daarnaast dient er eventueel rekening te worden gehouden met nabijgelegen bedrijvigheid. Tevens dient in het kader van de Flora- en faunawet de aanwezige natuurwaarden in het plangebied te worden onderzocht. Een en ander kan vergaande ruimtelijke consequenties hebben voor nieuwe ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn deze aspecten aan de orde. 6.1
Wegverkeerslawaai
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van nieuwbouwwoningen. Gezien de ligging van deze woningen is hoofdstuk 6 (zones langs wegen) van de Wet geluidhinder van belang. In dit kader kennen alle wegen binnen de bebouwde kom met één of twee rijstroken op grond van artikel 74, lid 1 een zone van 200 m ter weerszijden van de weg. Dit artikel is niet van toepassing indien het wegen betreft waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt of wegen waar op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 m uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. Volgens de vastgestelde geluidsniveaukaart kennen de Mien Ruyslaan en de Van Rooyens Hoofdwijk (noordelijk wegvak) een zone. De wegen in het plangebied zullen een 30 km/uur-regime krijgen. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen de zone van een weg als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel een waarde van 50 dB(A). Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij de zone van een weg dient een akoestisch onderzoek te worden ingesteld naar de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige objecten. Indien de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) te boven gaat, kunnen Burgemeester en Wethouders Gedeputeerde Staten verzoeken een hogere waarde vast te stellen. De gevallen waarin Gedeputeerde Staten een hogere waarde kunnen vaststellen,
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
37
...................................................................
zijn aangegeven in de algemene maatregel van bestuur "Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen" (20 november 1981). Indien het een nog niet geprojecteerde woning langs een aanwezige weg betreft, kan Gedeputeerde Staten in "stedelijk gebied" een hogere waarde tot maximaal 65 dB(A) vaststellen. De geluidsniveaukaart betreft een verkeersprognose voor het jaar 2005. Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is het noodzakelijk dat de betreffende berekeningen worden geactualiseerd, waarbij als prognosejaar 2014 wordt aangehouden. Hierbij is uitgegaan van het volgende. De etmaalintensiteit op de Mien Ruyslaan en de Van Rooyens Hoofdwijk (noord) is gelijk; de berekening is gebaseerd op 960 mvt/etm in het jaar 2005 (gelijk aan de Adelaarweg). Voor het zuidelijk deel van de Van Rooyens Hoofdwijk geldt een zeer beperkte verkeersfunctie, zodat de 50 dB(A)-contour op minder dan 10 m uit de as van de weg ligt. De groei van het verkeer tussen 2005 en 2014 wordt bepaald door de komst van de wijk. Uitgaande van zes ritten per woning genereert de wijk ongeveer 1.680 ritten per etmaal. Verwacht wordt dat de helft hiervan gebruik zal maken van de Mien Ruyslaan en de Van Rooyens Hoofdwijk. De verkeersintensiteit op deze wegen zal ongeveer 1.800 mvt/etmaal bedragen in 2015. De verharding bestaat zowel voor de Mien Ruyslaan als de Van Rooyens Hoofdwijk uit asfalt. Berekend zijn de 50 dB(A)-geluidscontouren van bovengenoemde wegen (inclusief een aftrek van 5 dB(A) op grond van artikel 103 van de Wet geluidhinder) op een waarneemhoogte van respectievelijk 1,5, 4,5 en 7,5 m boven het maaiveld. De afstand tussen de wegas en de 50 dB(A)-geluidscontouren bedragen respectievelijk 11,5, 12,5 en 12,0 m. De rekenblad is als bijlage toegevoegd. Aan de hand van bovenstaande contouren is de nieuwbouwlocatie getoetst. De geluidsgevoelige bebouwing zal op ten minste 12,5 m uit de as van de betreffende wegen worden gesitueerd en ligt daarmee buiten de 50 dB(A)-geluidscontour van deze wegen. In de zin van de Wet geluidhinder zal derhalve geen geluidsoverlast optreden. 6.2
Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer
Lucht en verkeer Het Europees beleid op het gebied van luchtkwaliteit is vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit 1999/30. Hierin staan luchtkwaliteitsnormen centraal, normen die aangeven waaraan de
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
38
...................................................................
kwaliteit van de lucht in de lidstaten op een bepaald moment aan moet voldoen. Omdat sprake is van een kaderrichtlijn bevat deze die luchtkwaliteitsnormen niet zelf. Wel biedt de kaderrichtlijn de juridische basis voor het vaststellen van zulke normen in zogenaamde “dochterrichtlijnen”. Elke lidstaat moet dus zelf luchtkwaliteitsnormen vaststellen. Naast beleid voor de luchtkwaliteit is door de EU ook beleid opgezet voor het terugdringen van de voertuigenmissies (97/24/EG voor motoren, 97/68/EG voor werktuigen en grote voertuigen en 98/69/EG voor personenauto's). In deze richtlijnen zijn normen opgenomen waaraan de emissies van de voertuigen moeten voldoen. Deze lopen parallel aan de zogenaamde Euro-3 norm, die aangeeft hoeveel luchtvervuilende stoffen een motor mag emitteren. De eisen in deze norm moeten in 2005 worden gehaald. Lucht In het Besluit Luchtkwaliteit, d.d. 19 juli 2001 van kracht geworden, zijn normen opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen in de buitenlucht. Voor de stoffen zwaveldioxide (SO2) stikstofoxide (NO), stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes/fijn stof (PM10) zijn deze landelijke normen gebaseerd op de Europese regelgeving (de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit 1999/30). In het besluit zijn ook de reeds bestaande Nederlandse normen opgenomen voor koolmonoxide (CO) en benzeen. In het Besluit Luchtkwaliteit zijn grenswaarden, plandrempels en alarmdrempels vastgelegd: Alarmdrempels zijn er voor zwaveldioxide (SO2) en stikstofdioxide (NO2). Ze zijn bedoeld om beschermende maatregelen te kunnen opleggen bij kortdurende blootstelling, vergelijkbaar met de Smogregeling. Plandrempels zijn vastgesteld voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Met de plandrempels wordt gestreefd naar het geleidelijk toewerken naar de grenswaarde. Er is met de plandrempel een afnemende overschrijdingsmarge toegestaan in een aantal jaar tot het jaar waarin de grenswaarde definitief moet worden gehaald. Grenswaarden zijn voor alle stoffen vastgesteld. Voor een aantal stoffen geldt daarnaast een termijn waarop uiterlijk aan de grenswaarde moet worden voldaan, bijvoorbeeld stikstofdioxide (jaargemiddelde concentratie; in 2010 aan te voldoen) en zwevende deeltjes (jaargemiddelde concentratie; in 2005 aan te voldoen). De soort normen die gesteld zijn betreffen diverse concentratie-eisen, maar ook het maximum aantal overschrijdingen per jaar. Het aantal
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
39
...................................................................
overschrijdingen van een normwaarde moet in dat geval onder een maximum aantal blijven. Bepaling luchtkwaliteit De luchtkwaliteit is bepaald als gevolg van veranderingen in de vervoersaantallen. De luchtkwaliteit als gevolg hiervan is bepaald met het zogenaamde CAR II-model. Dit model berekent uit het aantal auto's en wegkenmerken eerst de emissies van de verschillende stoffen. Vervolgens wordt met behulp van de verspreidingsmodule de immissie bepaald. Hieronder worden de begrippen emissie en immissie nader toegelicht en wordt iets dieper ingegaan op het CAR II-model. Emissie (uitstoot wegverkeer) De totale emissies (per wegvak, per basisjaar) zijn afhankelijk van de verkeersintensiteit, de wegvaklengte, het percentage vrachtverkeer, het basisjaar en de gemiddelde snelheid per voertuigtype. Indien één van deze aspecten verandert, zal de totale emissie veranderen. Immissie (luchtkwaliteit op leefniveau) De luchtkwaliteit op leefniveau wordt bepaald door de aanwezigheid en de concentratie van de chemische verbindingen die zijn genoemd in het Besluit Luchtkwaliteit. Het basisniveau wordt bepaald door de achtergrondconcentratie. Daarnaast is er een bijdrage van lokale bronnen, in dit geval de bijdrage van het verkeer op de weg. CAR II-model De immissieconcentraties op leefniveau kunnen worden bepaald door de verspreiding van verkeersemissies met het CAR II model te berekenen. Het model is ontwikkeld om op korte afstand (enkele tientallen meters) van de wegas de luchtverontreiniging te bepalen als gevolg van verkeersemissies. In het CAR II-model wordt gebruikgemaakt van de meest recente emissiefactoren en een geïntegreerde module waarbij op basis van rijksdriehoekscoördinaten de achtergrondconcentratie wordt opgegeven. De berekende verkeersbijdrage wordt bij de achtergrondconcentratie opgeteld en deze gecombineerde concentratiewaarde wordt vervolgens getoetst aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Aspecten die van invloed zijn op de immissieconcentratie zijn: meteorologische omstandigheden, verschillende wegtypen, aantal parkeerbewegingen (koude motor) en aanwezigheid van bomen. Met al deze aspecten is rekening gehouden in het model. Het CAR II-model berekent de bijdrage van het verkeer aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een bijdrage omdat er al vervuilende stoffen in de omgeving aanwezig zijn. Deze zijn afkomstig
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
40
...................................................................
van industrie, huishoudens en bronnen buiten de regio en soms uit het buitenland. Deze concentratie van luchtverontreinigende stoffen wordt “achtergrondconcentratie” genoemd. Deze achtergrondconcentraties zijn gebaseerd op het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Het RIVM heeft aan de hand van deze meetwaarden de achtergrondconcentraties voor heel Nederland bepaald. Voor de toetsing aan de normen (grenswaarden) uit het Besluit Luchtkwaliteit moet eerst de bijdrage van het verkeer bij de achtergrondconcentratie worden opgeteld om de totale hoeveelheid luchtverontreinigende stoffen te bepalen. Deze totale hoeveelheid luchtverontreiniging wordt getoetst aan de norm. Toekomstige situatie Voor de toekomstige situatie is de luchtkwaliteit als gevolg van verkeersemissies bepaald. In het CAR lI-model zijn de achtergrondconcentraties opgenomen voor 2002 voor de stoffen PM10 en NO2. De achtergrondconcentratie van de beide stoffen in het plangebied in de huidige situatie (2002) bedraagt: PM10: 30 µg/m³; NO2: 16 µg/m³. Voor het bepalen van de bijdrage van het verkeer is uitgegaan van de verkeersstromen in de toekomstige situatie (2014). Uit de berekeningen voor de Mien Ruyslaan en de Van Rooyens Hoofdwijk volgt dat de totale immissieconcentratie voor PM10 op 5 m afstand uit de wegas 31 µg/m³ bedraagt. Dit is lager dan de grenswaarde uit het Besluit Luchtkwaliteit van 40 µg/m³. Voor NO2 zijn de maximale immissieconcentraties respectievelijk 18 en 17 µg/m³. Dit is eveneens lager dan de grenswaarde van 40 µg/m³. Er zijn geen berekeningen uitgevoerd voor de overige straten. De verkeersstromen op deze straten zijn kleiner en leveren daardoor een geringere bijdrage aan de afname van de lokale luchtkwaliteit. Het rekenblad is opgenomen in de bijlagen. 6.3
Milieubeheer
Er is in hoofdstuk 2 aangegeven welke bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied ligt. Gemakshalve zijn de bedrijven eveneens in deze paragraaf weergegeven.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
41
...................................................................
Adres Aard bedrijf Mts Pomp Moerheimstraat 71 Rundveemesterij VTN Moerheimstraat 79 Metaalbedrijf RRS Moerheimstraat 79b Machinebedrijf FKM Moerheimstraat 81 Kunststof Tielbeke Moerheimstraat 83 Opslag Antuma Moerheimstraat 87 Landbouwloonbedrijf Mts Oosting Oostwijk 27 Landbouw Mts Oosting-Veddes Oostwijk 29 Landbouw Tabbert Oostwijk 31 Landbouw Zijlstra Oostwijk 33 Landbouw
Gewenste afstand in meters 100 100 50 100 100 100 100 271 100 100
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering geeft afstanden aan tussen bedrijven en gevoelige functies (wonen) teneinde mogelijke overlast te voorkomen. Deze zijn in bovenstaande tabel opgenomen. Ten opzichte van agrarische bedrijven (rundvee) geeft de VNGpublicatie een gewenste afstand van 100 m. De geprojecteerde woningen zullen op voldoende afstand worden gebouwd. De bedrijvigheid aan de Moerheimstraat 79 tot en met 87 valt binnen het bestemmingsplan Van Haeringenstraat en heeft de bestemming “bedrijfsdoeleinden II”. Binnen deze bestemming zijn naast de bestaande bedrijven ook bedrijven uit milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Bij vrijstelling zijn tevens bedrijven uit milieucategorie 3 (50 m) mogelijk. De bestaande bedrijven hebben alle een vergunning in het kader van de Wet milieubeheer, waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van woningen op kortere afstand dan de geplande nieuwbouw. De aanwezigheid van de bestaande bedrijven levert geen belemmeringen op voor de woningbouw. Gezien de ligging van het plangebied en de daarin geplande woningbouw is de aanwezige bedrijvigheid niet van invloed op het betreffende plan. De zonering van een aantal bedrijven overlapt wel het plangebied aan de zuidkant. Aangezien hier geen woningbouw in het plangebied is gepland, leidt dit niet tot problemen. Met betrekking tot milieuhinder is er geen sprake van een conflictsituatie. 6.4
Belemmeringen
Onderzocht is of er kabels en leidingen door het gebied lopen die een belemmering kunnen zijn voor de uitvoering van de plannen. Informatie is ten aanzien van kabels en leidingen opgevraagd bij Klic. In het gebied zelf komen geen kabels en leidingen voor. Langs de Van Rooyens Hoofdwijk loopt een elektriciteitskabel. Hiermee dient rekening te worden gehouden, maar vormt geen belemmering voor de woningbouw. Aan de westzijde loopt eveneens een elektriciteitsleiding. Bij het realiseren van de visuele verbinding van de
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
42
...................................................................
plas met het plangebied dient hiermee rekening te worden gehouden. Overleg met Essent is gewenst. 6.5
Bodem
Voordat wordt gestart met de bouw van de woningen, moet voor de locatie van de bebouwing in het bestemmingsplangebied verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Tauw heeft een verkennend (water)bodem- en asfaltonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Voor nadere informatie ten aanzien van het onderzoek, werkwijze en de resultaten wordt verwezen naar het rapport (Water)bodem- en asfaltonderzoek ter plaats van ontwikkelingsplan Kotermeerstal-Oost te Dedemsvaart, definitief, 7 mei 2004, R001-4327770JPR-D01-N-E. Voor de uitgebreide conclusie en aanbevelingen wordt verwezen naar het rapport. In deze paragraaf is enkel de algemene conclusie en aanbeveling opgenomen. De bodem ter plaats van de onderzoekslocatie is niet geheel vrij van verontreinigingen. Bij toetsing aan de streef- en interventiewaarden uit de Wet bodembescherming is in het mengmonster van boringen 150 t/m 155 ter plaatse van het puinpad een matig verhoogd gehalte aan PAK-10 gemeten. In het grondmengmonster hieronder is het gehalte aan PAK-10 verhoogd gemeten (zie rapport). Formeel dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd ten behoeve van de horizontale afperking. Echter een nader onderzoek ten behoeve van horizontale afperking is naar mening van Tauw niet van belang daar de verontreiniging te relateren is aan het puinpad. In het geanalyseerde grondmonster waar zintuiglijk puin- en plasticdelen zijn waargenomen, is een matig verhoogd gehalte aan PAK-10 gemeten. De verontreiniging is tijdens onderhavig onderzoek verticaal afgeperkt op een diepte van 1,0 m –mv. Algemeen kan worden gesteld dat, buiten de aangetroffen verontreiniging met PAK-10 ter plaatse van de boringen 150 t/m 155 en boring 139 de aangetroffen gehalten/concentraties dusdanig zijn dat, ons inziens, geen risico’s voor de volksgezondheid en het milieu te verwachten zijn. Als zodanig is er op basis van de onderhavige onderzoeksresultaten, milieuhygiënisch gezien, geen bezwaar tegen de voorgenomen locatieontwikkeling. Wel dient er rekening mee te worden gehouden dat plaatselijk (indicatief) de samenstellingswaarden voor schone grond uit het Bouwstoffenbesluit worden overschreden, zodat deze grond niet voor onbeperkt hergebruik geschikt is.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
43
...................................................................
In algemene zin wordt opgemerkt dat het onderhavige onderzoek een algemeen beeld schetst van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Bij het uitvoeren van grondverzet dient men dan ook alert te zijn op mogelijk plaatselijk voorkomende zintuiglijke afwijkingen. 6.6
Water
Op grond van artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening, dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Beleidskader Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21ste eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het Waterbeleid 21ste eeuw. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: waterbesparende maatregelen in de woning; het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering; het infiltreren van regenwater in de bodem; het bergen van regenwater in vijvers; herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden. Waterbeleid 21ste eeuw Met het Waterbeleid 21ste eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21ste eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen: vasthouden, bergen en afvoeren; schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
44
...................................................................
geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Provinciaal beleid
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren: Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk- en recreatiegebieden bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid. De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen. Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels. Grondoverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moeten duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening. Daarnaast is het beperken van wateroverlast en het bijdragen aan de verbetering van de productieomstandigheden voor de landbouw relevant voor Dedemsvaart.
Beleid waterschap
In het Waterbeheerplan 2002-2006 staat het beleid van het Waterschap Velt en Vecht verwoord. In het waterbeheerplan staan de korte- en langetermijndoelstellingen van het Waterschap Velt en Vecht. Het Waterschap Velt en Vecht kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als in kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het rapport Waterbeleid 21ste eeuw nadrukkelijk is meegenomen. De betreffende uitbreiding ligt tegen de kern Dedemsvaart aan in het buitengebied. Het waterbeheer is gericht op de landbouw. Het grondwaterpeil, de wateraanvoer en de inrichting van de watergangen zijn gericht op de landbouwfunctie.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
45
...................................................................
Waterparagraaf In het kader van de ontwikkelingen van dit plan is overleg gevoerd met het Waterschap Velt en Vecht. De afspraken ten aanzien van de waterhuishoudkundige situatie, voorzover relevant in het kader van het bestemmingsplan, zijn opgenomen in deze waterparagraaf. Uitgangspunt bij de waterhuishoudkundige situatie is zoals gezegd het Waterbeleid 21ste eeuw waar de hiervoor genoemde principes voor duurzaam waterbeheer zijn geïntroduceerd. Vanuit het oogpunt van duurzaamheid wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gesloten waterbalans. Huidige situatie waterhuishouding
Zoals al is aangegeven, is het betreffende gebied wat betreft waterhuishouding afgestemd op de agrarische functie. In het midden van het plangebied loopt een watergang die noord-zuid is georiënteerd. Aan de oostzijde van het plangebied ten oosten van de Van Rooyens Hoofdwijk bevindt zich een hoofdwatergang. Het streefpeil bedraagt N.A.P. + 5,25 m. De afwatering vindt plaats in zuidelijke richting. De huidige afvoer is 1,2 l/s/ha. De grondwaterstand in het gehele plangebied ligt globaal tussen de 1,2 m en 1,5 m beneden het maaiveld. Dit komt overeen met het oppervlaktewaterpeil in het gebied van circa N.A.P. + 5,25 m.
Waterinfiltratie of retentie
Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwenteling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakteverhardingen. In het kader van het Waterbeleid 21ste eeuw betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Dit is in de onderhavige situatie ook het geval. Het hemelwater wordt geloosd op de omliggende waterpartijen in het plangebied. Een bodempassage heeft doorgaans de voorkeur boven rechtstreekse lozing op het oppervlaktewater. Infiltratie is niet ideaal gezien de bodemsamenstelling.
Riolering
Om hemelwater af te koppelen zijn afhankelijk van het plan verschillende oplossingen mogelijk. De gemeente streeft bij nieuwe ontwikkelingen naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk worden afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwaterzuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. In het onderhavige plan wordt dan ook een gescheiden stelsel aangelegd. Zoals gezegd, verdient het de voorkeur om regenwater bovengronds af te voeren.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
46
...................................................................
In het plan moet volgens de normen van het Waterschap Velt en Vecht het oppervlakte aan water 8% tot 12% van het oppervlak van het plangebied zijn. Ten behoeve van het oppervlaktewater is alleen uitgegaan van het te bebouwen plangebied. Het parkgebied krijgt slechts een andere inrichting, maar blijft onverhard. Het oppervlakte aan water in het te bebouwen gebied is ruim 15%. De afvoer van water uit het gebied mag namelijk niet groter zijn dan de huidige afvoer. Voor een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen dan ook op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Op deze manier worden eventuele problemen betreffende waterafvoer niet op omliggende gebieden afgewenteld. Door voldoende bergingsoppervlakte en een gedoseerde afvoer van het water op de hoofdwaterlossing, zal de afvoer niet groter zijn dan in de huidige situatie. Waterkwaliteit
De kwaliteit van het water van de Kotermeerstal en de kwaliteit van het water in het woongebied zijn belangrijk in relatie tot dit plan. De kwaliteit van het water van de Kotermeerstal is van zeer goede kwaliteit en heeft, zoals gezegd, het predikaat zwemwater. Voorkomen moet worden dat het water voedselverrijking en opwarming ondergaat. Dit gaat ten koste van de kwaliteit. Om deze zwemkwaliteit van de plas te waarborgen, is niet voor een open verbinding tussen het water in het woongebied en het water van de plas gekozen. Het water is gescheiden door middel van een zogenaamde wand. In overleg met het waterschap is tot deze oplossing gekomen. De kwaliteit van de plas wordt beschermd, maar de openheid en de relatie woonwijk-plas wordt versterkt. Ten behoeve van de recreatieve functie van het water in de wijk is een constructie gerealiseerd die het mogelijk maakt dat kleine bootjes van het water in de woonwijk naar het water in de plas kunnen varen en vice versa, zonder dat menging van water optreed. Ten behoeve van de kwaliteit van het water in het woongebied is het eveneens noodzakelijk opwarming en voedselverrijking te minimaliseren.
Duurzaam stedelijk waterbeheer
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer zal bij de inrichting van het plangebied rekening worden gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. De nadruk wordt gelegd op het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren. De gemeente heeft immers het Convenant duurzaam bouwen ondertekend.
Toekomstige situatie waterhuishouding
Door de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, is er sprake van een toename van verhard oppervlak. Hierdoor kan het af
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
47
...................................................................
te voeren water toenemen. Om deze toename niet op naastgelegen gebieden af te wentelen, zijn compenserende maatregelen getroffen, zoals brede waterpartijen. Het oppervlaktepeil is in droge perioden gelijk aan het grondwaterpeil. Aanvoer vindt alleen plaats via afstromend regenwater. De diepte van de waterpartijen bedraagt minimaal 1 m. Plaatselijk zullen de waterpartijen dieper worden uitgevoerd. Om opwarming te voorkomen, kan voor het circuleren water uit de diepere en koelere delen worden gebruikt. Tevens is door de breedte van de waterpartijen van nature reeds sprake van enige circulatie als gevolg van windeffecten. Het water zal zoals gezegd indien nodig gedoseerd, volgens landbouwkundige maatstaven, worden geloosd op de hoofdwaterlossing. Dit betekent dat de uitbreiding vrijwel geen gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie in het buitengebied. 6.7
Ecologie
Er heeft in het kader van de Flora- en faunawet een natuurwaardenonderzoek plaatsgevonden. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ad.Eco. De bevindingen zijn geformuleerd in het rapport Advies Flora- en faunawet Uitbreiding Kotermeerstal-Oost Dedemsvaart (gemeente Hardenberg, november 2003). De conclusies van dit rapport zijn kort in deze paragraaf weergegeven. In het rapport wordt geconcludeerd dat in of rond het plangebied geen speciale beschermingszones (Structuurschema Groene Ruimte, Natuurbeschermingswet, Vogelrichtlijngebieden of Habitatrichtlijngebieden) aanwezig zijn. Niet bedreigde waarden Er zijn op dit moment geen belangrijke floristische waarden in het plangebied. Bij het handhaven van de slootkanten wordt het voortbestaan van de daar levende ware muizen, Woelrat, marterachtigen en Egel niet bedreigd. Het aan te leggen park en slootkanten bieden verblijfplaatsen en voedsel. Ree, Haas en Konijn zullen geen nadelige gevolgen ondervinden van de uitvoering van het plan. Bebouwing van de percelen bedreigt de in het gebied voorkomende insecten en vleermuizen niet, de aanleg van het park zal de levensomstandigheden eerder verbeteren. Niet te ontheffen waarden Alle vogelsoorten zijn beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Daarmee is in principe iedere ontwikkeling moeilijk te realiseren. Toch zal ontwikkeling mogelijk moeten blijven. Er zal dus een goede afweging ten aanzien van de gevolgen moeten worden gemaakt.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
48
...................................................................
Bebouwing van het terrein betekent verlies van het oppervlakte van het leefgebied van de voorkomende vogelsoorten. Dat is een vorm van verstoring. Dit zal geen relevante gevolgen hebben voor het voortbestaan van de vogelsoorten of -populaties. De percelen maken deel uit van een groter gebied waar de voorkomende soorten andere foerageergebieden kunnen vinden. Ontheffingen Voor Woelrat, Mol, Dwergmuis en Bosmuis moeten ontheffingen worden aangevraagd. Deze diersoorten vallen volgens de conceptAMvB betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet, in het lichtste beschermingsregime. Zolang de AMvB niet is ingevoerd, zal het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit standaard voor deze soorten een ontheffing afgeven. Het is voldoende om aannemelijk te maken dat deze soorten voorkomen in het plangebied en dat met de voorgenomen activiteiten een redelijk belang is gemoeid. Voor deze soorten moet een ontheffingsaanvraag via het bureau Laser bij de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden ingediend. Voor amfibieën is de aanleg van water met natuurvriendelijke oevers in het plangebied een uitstekende maatregel die de levensomstandigheden verbetert en hier kunnen ook de aanwezige muizen en insecten van profiteren. Conclusie Op grond van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat een beperkt aantal ontheffingen dient te worden aangevraagd. Er kan worden aangenomen dat redelijkerwijs ontheffing wordt verleend. Tot slot De bouwwerkzaamheden dienen uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van de vogels teneinde verstoring en verontrusting te voorkomen. Het betreffende ecologisch onderzoek is tevens bekeken door De Koppel Natuuractiviteitencentrum Hardenberg. Hun bevindingen zijn de volgende. Het gebied ten oosten van Kotermeerstal bestaat voornamelijk uit zeer intensief gebruikte landbouwgrond en is in het kader van flora en fauna geen belangrijk gebied. In de diverse databestanden zijn geen soorten aangetroffen die een belemmering vormen voor de plannen. Als kanttekening dient te worden opgemerkt dat uit het rapport niet direct duidelijk wordt in hoeverre de Van Rooyens Hoofdwijk aan de oostzijde in het hele plan is betrokken.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
49
...................................................................
Dit water herbergt namelijk de amfibieënsoorten: gewone pad (Bufo bufo); bruine kikker (Rana temporaria); middelste groene kikker (Rana esculenta synklepton); kleine watersalamander (Titrus vulgaris); vissoort kleine modderkruiper (Cobitis taenia). Bovenstaande soorten betreffen recente inventarisaties (2000-2002) en zijn nog niet bij Ravon in bezit en zodoende ook nog niet in hun databank aanwezig. Het tijdstip en de wijze van uitvoering van werkzaamheden aan waterhoudende elementen dienen zodanig te worden gepland, dat verstoring van amfibieën wordt voorkomen. 6.8
Externe veiligheid
Bij beslissingen op het gebied van ruimtelijke ordening spelen risico's van een inrichting voor haar omgeving een belangrijke rol. Daarom zijn normen voor externe veiligheid opgesteld. Deze normen zijn opgesteld voor twee risicomaten: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico geeft burgers in hun directe woonomgeving een minimum beschermingsniveau. Het groepsrisico heeft tot doel dat de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet wordt afgewogen en verantwoord. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een plaats buiten de inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken. Het plaatsgebonden risico wordt aan de hand van risicocontouren rondom een inrichting weergegeven. Een risicocontour is een geografische lijn die punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbindt. Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) gelden normen voor het plaatsgebonden risico. Deze normen hebben de status van een grenswaarde, dat is een waarde die door het bevoegd gezag niet mag worden overschreden. Op deze wijze wordt aan de bevolking een minimum beschermingsniveau geboden. De PR-norm die voor nieuwe situaties wordt gehanteerd, bedraagt één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Deze norm geldt zowel voor woningen en andere kwetsbare objecten, als voor beperkt kwetsbare objecten zoals sportvoorzieningen.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
50
...................................................................
Groepsrisico Onder het groepsrisico wordt de kans per jaar verstaan dat in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt van een ongeval, bij een risicovolle activiteit. Bij dit risico wordt rekening gehouden met het aantal mensen rond de inrichting: hoe meer mensen in de omgeving van de inrichting, des te groter het groepsrisico. Voor het groepsrisico gelden nog geen wettelijke normen. Wel is een zogeheten buiten-wettelijke oriëntatienorm opgenomen voor het groepsrisico. Verder geldt een verantwoordingsplicht bij de motivering van besluiten die op het groepsrisico van invloed zijn. De oriëntatienorm die voor inrichtingen wordt gehanteerd, bedraagt: tien of meer doden: kans van eenmaal per honderdduizend jaar (10-5 per jaar); 100 of meer doden: kans van eenmaal per tien miljoen jaar (10-7 per jaar); 1.000 of meer doden: kans van eenmaal per miljard jaar (10-9 per jaar). Bij de normstelling voor het groepsrisico wordt geen onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en minder kwetsbare objecten. Daarnaast worden bij het hanteren van de norm slachtoffers betrokken in zowel de woonomgeving als in andere kwetsbare functies. In de situatie van Kotermeerstal te Dedemsvaart speelt het thema externe veiligheid verder geen rol. Er zijn geen inrichtingen (bepaalde bedrijven, LPG-stations) die van invloed kunnen zijn op het plangebied Kotermeerstal-Oost. Door Dedemsvaart loopt wel een route voor gevaarlijke stoffen (zie hiervoor het kaartje van de provincie Overijssel “Routering gevaarlijke stoffen”), maar deze route heeft geen invloed op het plangebied. Ook de kabels en leidingen, zoals behandeld in paragraaf 6.4 Belemmeringen vormen in het kader van externe veiligheid geen belemmering.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
51
...................................................................
7
Economische uitvoerbaarheid
De kosten van het plan zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente heeft in samenwerking met de Stichting GEKO een exploitatieovereenkomst opgesteld, waarin afspraken omtrent kosten en uitvoering zijn opgenomen. Voor het park is een exploitatieopzet gemaakt, waaruit blijkt dat het park kan worden aangelegd.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
53
...................................................................
8
Inspraak en overleg 8.1
Inspraak
Het voorontwerp van het plan heeft vanaf donderdag 15 april 2004 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Tijdens dit termijn konden ingezetenen en in de gemeente een belanghebbende, natuurlijke en rechtspersonen schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen naar voren brengen. Woensdag 12 mei 2004 was de laatste dag van de inspraaktermijn. Op dinsdag 27 april 2004 heeft er een inloopbijeenkomst plaatsgevonden in zalencentrum ’t Centrum, Julianastraat 54 te Dedemsvaart. Tijdens deze gelegenheid kon van het plan kennis worden genomen en konden er vragen worden gesteld. Verder was er voor belangstellenden een flyer over het plan, een procedureoverzicht en een model-inspraakformulier beschikbaar. Hiervan zijn circa 90 exemplaren afgenomen. Naar schatting hebben zo'n 125 personen van deze bijeenkomst gebruikgemaakt. De inspraakmogelijkheid is bekendgemaakt in het huis-aan-huis-blad de Toren van 14 april 2004. Tevens is hier melding gemaakt van de inloopbijeenkomst op 27 april 2004. Er zijn zestien inspraakreacties kenbaar gemaakt. Het eindverslag van de inspraak is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd. 8.2
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 10 Bro is het bestemmingsplan verzonden aan de betrokken instanties. De GLTO, Essent en Natuur en Milieu Overijssel hebben niet gereageerd. Van de volgende instanties is wel een reactie ontvangen. De binnengekomen reacties zijn als bijlagen opgenomen. a. Provincie Overijssel; b. VROM Inspectie Oost; c. Vitens Overijssel; d. Waterschap Velt en Vecht; e. Het Oversticht.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
55
...................................................................
Provincie Overijssel Opmerking Aangegeven wordt dat het verplichte bodemonderzoek nog niet afgerond is. De provincie is van mening dat er met betrekking tot de bodemkwaliteit van het plangebied duidelijkheid moet bestaan voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Reactie Het bodemonderzoek is inmiddels afgerond. Uit het onderzoek is gebleken dat algemeen gesteld kan worden dat op basis van de onderhavige onderzoeksresultaten, milieuhygiënisch gezien er geen bezwaar is tegen de voorgenomen locatieontwikkeling. De resultaten van het onderzoek zijn in de toelichting opgenomen. Opmerking De provincie adviseert de afstand tussen de wegas van de Mien Ruyslaan en van de Van Rooyens Hoofdwijk in relatie tot de te realiseren woningen vast te leggen teneinde te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. Daarnaast adviseert de provincie bij het akoestisch onderzoek een waarneemhoogte van 7,5 m te hanteren. Reactie Bij het akoestische onderzoek is inmiddels gerekend met een waarneemhoogte van 1,5 m, 4,5 m en van 7,5 m. De afstanden tussen de wegas en de 50 d(B)A-geluidscontouren bedragen respectievelijk 11,5, 12,5 en 12, 0 m. Het rekenblad is in de bijlagen opgenomen. De toelichting is op dit punt aangepast. De bedoelde afstand van 12,5 m wordt gewaarborgd door de op de plankaart opgenomen bouwvlakken. Opmerking Ten aanzien van de flora en fauna adviseert de provincie voor de in het onderzoek genoemde beschermde diersoorten (woelrat, mol, dwergmuis en bosmuis) ontheffing aan te vragen. Reactie Inmiddels is voor de genoemde beschermde diersoorten ontheffing aangevraagd bij het bureau Laser. Opmerking In artikel 3 (Woongebied) wordt in lid 7 (Vrijstelling van de gebruiksbepaling) en lid 8 (Strafbepaling) abusievelijk verwezen naar lid 5 in plaats van lid 6. Geadviseerd wordt de voorschriften op dit onderdeel aan te passen.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
56
...................................................................
Reactie De voorschriften zijn op dit onderdeel aangepast.
VROM Inspectie Oost Opmerking De inspectie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. Het voorontwerpbestemmingsplan kan wat de Inspectie betreft, voor het college een basis vormen voor het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Alvorens de vrijstellingsprocedure conform artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan worden toegepast, is er tevens een (positief) advies van de provincie vereist. Reactie De gemeente neemt dit voor kennisgeving aan.
Vitens Overijssel Opmerking Ten aanzien van de grondwaterbescherming wordt opgemerkt dat zich binnen het betreffende plangebied geen winlocaties van Vitens bevinden. Ten aanzien van de infrastructurele voorzieningen wordt opgemerkt dat in het plangebied nog geen drinkwaterstructuur van Vitens aanwezig is. Voor een nieuw te bouwen woonwijk is uitbreiding van het drinkwaternet van Vitens noodzakelijk. Voor de leidingstroken ten behoeve van hun leidingen acht Vitens zes uitgangspunten van belang. Hiervoor wordt verwezen naar de brief in de bijlagen. Verzocht wordt tijdig voor de aanvang van de uitvoering van de benodigde werkzaamheden contact op te nemen met de projectbestuurder voor dit gebied van de Afdeling Infra Overijssel. Reactie Ten aanzien van de infrastructurele voorzieningen zal rekening worden gehouden met de algemene uitgangspunten die Vitens van belang acht. Tevens zal tijdig contact opgenomen worden met de betreffende projectbestuurder. Opmerking Vitens gaat er zonder nadrukkelijk tegenbericht vanuit, dat de concentratie van eventuele bodemverontreiniging in het plangebied
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
57
...................................................................
zodanig is, dat permeatie van deze stoffen in de aan te leggen kuststof drinkwaterleidingen onmogelijk is. Reactie Inmiddels is het bodemonderzoek afgerond. Uit het onderzoek is gebleken dat algemeen gesteld kan worden dat op basis van de onderhavige onderzoeksresultaten, er milieuhygiënisch gezien geen bezwaar is tegen de voorgenomen locatieontwikkeling. De resultaten van het onderzoek zijn in de toelichting opgenomen.
Waterschap Velt en Vecht Opmerking Het waterschap geeft aan dat het betreffende plan tot stand is gekomen in overleg met het Waterschap. De opmerkingen en aanvullingen die eerder door het waterschap zijn gemaakt, zijn verwerkt in het plan. Het Waterschap heeft geen bezwaar tegen de uitvoering van dit plan. Reactie De gemeente neemt deze reactie voor kennisgeving aan.
Het Oversticht Het Oversticht adviseert extra aandacht te besteden aan de volgende punten: - De nieuwe Woningwet laat toe dat een groot aantal bouwwerken aan de achterzijde van woningen vergunningsvrij gebouwd kan worden. In verband met ruimtelijke kwaliteit dient in het bestemmingsplan helder te zijn wat de voor- en achterkant van een (toekomstige) woning is. Zo wordt voorkomen dat vergunningsvrije bouwwerken de geplande ruimtelijke kwaliteit kunnen aantasten. - Wat betreft de relatie tussen de welstandsnota, het bestemmingsplan en het nog op te stellen beeldkwaliteitsplan dient te worden voorkomen dat discrepantie ontstaat tussen regels en voorschriften met betrekking tot dakhellingen en goothoogten en dergelijke. Reactie De gemeente is van mening dat het bestemmingsplan een voldoende vanzelfsprekend beeld geeft van wat de voorkant en achterkant van de nieuw te bouwen woningen zijn. Tevens is in de voorschriften opgenomen dat de situering van de woningen door middel van het
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
58
...................................................................
stellen van nadere eisen gestuurd kan worden. In de voorschriften is inmiddels aan de nadere eisen de regeling van artikel 3, lid 4; onder a toegevoegd dat de hoofdgebouwen met de voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens, dan wel op een bepaalde afstand uit de as van de (ontsluitings-)weg moeten worden gebouwd. Op deze wijze heeft de gemeente volledige sturing over de situering van de woning. Het is vanzelfsprekend dat nauwkeurig de inhoudelijke afstemming tussen de verschillende documenten plaatsvindt. In artikel 6 van de voorschriften is de juridische afstemming geregeld van het bestemmingsplan met de welstandsnota.
.................................................................... 115.22.50.01.00.toe
59
...................................................................
Bijlagen
....................................................................
REKENBLAD STANDAARD-REKENMETHODE I (2002) datum: 17-mei-04 gemeente: Avereest bestandsnaam: AvKoMi1.xls bestemmingsplan 115,22,50,01,00 Dedemsvaart Kotermeerstal-Oost situatie: Mien Ruyslaan/Van Rooyens Hoofdwijk jaar basisgegevens: 2005 (geluidsniveaukaart) prognosejaar: 2014 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------waarneempunten 1 1 1 rijlijnnummer 1 1 1 intensiteit basisjaar 960 960 960 mvt groeipercentage 87,5 87,5 87,5 % dag/nacht D D D dag/nacht uurintensiteit 6,8 6,8 6,8 % 1800 1800 1800 etmaal int.(prognose) Qetm mvt Qlv 115,4 115,4 115,4 mvt/u gemiddelde Qmv 4,9 4,9 4,9 mvt/u uur Qzv 1,2 1,2 1,2 mvt/u intensiteit Qmr 0,0 0,0 0,0 mvt/u Qtot 121,5 121,5 121,5 mvt/u Vlv 50 50 50 km/u snelheid Vmv 40 40 40 km/u Vzv 40 40 40 km/u Vmr 50 50 50 km/u waarneemhoogte Hw 1,5 4,5 7,5 m wegdekhoogte Hweg 0,0 0,0 0,0 m objectfractie fobj 0,0 0,0 0,0 wegdekverharding DAB DAB DAB afstand obstakel 0,0 0,0 0,0 m afstand-kruising a 0,0 0,0 0,0 m bodemfactor b 0,55 0,58 0,55 afstand (schuin) r 11,7 13,0 13,6 m afstand (hor.) d 11,7 12,4 11,8 m ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------emissie Elv 67,40 67,40 67,40 dB(A) Emv 59,43 59,43 59,43 dB(A) Ezv 56,47 56,47 56,47 dB(A) Emr 0,00 0,00 0,00 dB(A) Etotaal 68,34 68,34 68,34 dB(A) correctie Ckruispunt (vri) 0,00 0,00 0,00 dB(A) Cobstakel 0,00 0,00 0,00 dB(A) Creflectie 0,00 0,00 0,00 dB(A) Ctotaal 0,00 0,00 0,00 dB(A) demping Dafstand 10,67 11,13 11,32 dB(A) Dlucht 0,09 0,10 0,10 dB(A) Dbodem 1,92 1,77 1,69 dB(A) Dmeteo 0,66 0,33 0,22 dB(A) Dtotaal 13,34 13,33 13,33 dB(A) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------zichthoekcorrectie N N N dB(A) LAeq 55,00 55,00 55,00 dB(A) LAeq totaal dB(A) (sommatie over rijlijnen) LAeq (voor afronding) 55,00 55,00 55,00 dB(A) LAeq (na afronding) 55 55 55 dB(A) nachtcorrectie 0 0 0 dB(A) aftrek artikel 103 Wgh 5 5 5 dB(A) etmaalwaarde 50 50 50 dB(A) ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
CAR II
Versie 2.0.10
Stratenbestand
T:\avereest\kotermeerstal oost\luchtkwaliteit.txt
Gebruiker Bedrijf Gemeente/Plaats
BügelHajema Adviseurs BügelHajema Adviseurs Assen
Jaartal Meteorologische conditie Personenauto's Middelzwaar verkeer Zwaar verkeer
2002 Gepasseerd jaar 1 1 1
Legenda: Geen overschrijding Overschrijding grenswaarde Overschrijding plandrempel
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
Plaats
Straatnaam
Dedemsvaart Dedemsvaart
Mien Ruyslaan Van Rooyens Hoofdwijk
X
228200 228300 X
228200 228300 X 228200 228300 X
228200 228300 X
228200 228300 X 228200 228300
Y
NO2 [µg/m³] Jaargemiddelde
512500 512800 Y
18 17 PM10 [µg/m³] Jaargemiddelde
512500 512800 Y
Y
512500 512800
# Overschrijdingen plandrempel 0 0
# Overschrijdingen grenswaarde 30 30
SO2 [µg/m³] Jaargemiddelde
33 35
1 1
Jm achtergrond 2 2
CO [µg/m³] 98-Percentiel 8h
# Overschrijdingen 24 uursgemiddelde 2 0 2 0
98-Percentiel achtergrond 895 862
BaP [ng/m³] Jaargemiddelde
790 790
Jm achtergrond 0,5 0,5
0,5 0,5
0 0
# Overschrijdingen plandrempel
Jm achtergrond 1 1
512500 512800 Y
Jm achtergrond
Benzeen [µg/m³] Jaargemiddelde
512500 512800
# Overschrijdingen grenswaarde 16 16
31 31
512500 512800 Y
Jm achtergrond
9 10