Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Gemeente Steenwijkerland 18 maart 2011 Ontwerp 9V3899B0
George Hintzenweg 85 Postbus 8520 3009 AM Rotterdam +31 (0)10 443 36 66 010-4433688
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Verkorte documenttitel Status
Ontwerp
Datum
18 maart 2011
Projectnaam
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Projectnummer
9V3899B0
Bevoegd gezag
Gemeente Steenwijkerland
Referentie
9V3899B0/R04/140198/Rott
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding en doel Ligging van het plangebied Geldend bestemmingsplan Procedure
3 3 3 4 4
2
BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid
5 5 7 13
3
OMGEVINGSASPECTEN 3.1 Archeologie en landschap 3.2 Ecologie 3.3 Luchtkwaliteit 3.4 Externe veiligheid 3.5 Water 3.6 Bodem 3.7 Verkeer 3.8 Depositie stikstof 3.9 Fosfaatbelasting 3.10 Geluid 3.11 Zonering agrarische bedrijven
17 17 19 24 25 25 29 31 31 32 33 35
4
PLANBESCHRIJVING 4.1 Huidige situatie 4.2 Functionele en ruimtelijke uitgangspunten 4.3 Nieuwe situatie
37 37 37 38
5
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING 5.1 Algemeen 5.2 Methodiek 5.3 Planregels 5.4 Bestemmingsregels 5.5 Artikelsgewijze toelichting
41 41 41 41 42 42
6
UITVOERBAARHEID 6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2 Economische uitvoerbaarheid
47 47 48
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott -1-
18 maart 2011
BIJLAGEN Lijst van separate bijlagen, behorende bij dit plan: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Een toekomstperspectief voor Scheerwolde, oktober 2005. Beeldkwaliteitsplan woon- en recreatiepark Scheerwolde, 30 maart 2007. Grontmij: Inventariserend veldonderzoek, documentnummer 153615, januari 2005. SOB Research, Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, november 2006. Gemeente Steenwijkerland: Toetsen rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde, 28 oktober 2010. Kragten: Dorpsuitbreiding Scheerwolde – Toetsing aan de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, 24 november 2010. Kragten: Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper, 25 november 2010. Royal Haskoning: Het bepalen van de luchtkwaliteit voor project Scheerwolde, 19 mei 2010. MOS Grondmechanica, Uitbreiding Scheerwolde – modelberekeningen, 7 februari 2011. Royal Haskoning: Notitie depositie Scheerwolde, 7 januari 2010. Kragten: Toelichting inzake fosfaat, 10 februari 2011. Royal Haskoning: Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Scheerwolde ten gevolge van wegverkeer, 10 februari 2011. Provincie Overijssel, Vooroverlegreactie 3.1.1 Bro Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 20 juli 2010. VROM-Inspectie, Steenwijkerland vooroverleg bestemmingsplan “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” 32987, 2 juli 2010. Waterschap Reest & Wieden, Watertoets ontwerpbestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 13 juli 2010. Brandweer gemeente Steenwijkerland, Het bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 14 juli 2010.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde -2-
Ontwerp
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doel Arcus Projectontwikkeling BV heeft het initiatief genomen voor de realisering van een uitbreiding van het dorp Scheerwolde met 50 woningen, met de daarbij behorende wegen, water- en groenvoorzieningen, alsmede een kleine insteekhaven ten behoeve van de watersport. De uitbreiding is geprojecteerd aan de zuidzijde van Scheerwolde (zie afbeelding 1.1).
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied (rood gearceerd).
De gemeente Steenwijkerland is voornemens haar medewerking aan dit initiatief te verlenen. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan staat de beoogde ontwikkeling echter niet toe. De gemeente Steenwijkerland wil daarom medewerking verlenen aan een herziening van het geldende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.3). Het voorliggende document vormt, samen met de daarbij behorende verbeelding en regels het nieuwe bestemmingsplan. Hierbij behoren tevens enkele bijlagen, waaraan in de tekst wordt gerefereerd. Enkele daarvan zijn in deze toelichting opgenomen, de andere zijn separaat bij dit plan gevoegd. De inhoudsopgave bevat een complete lijst van alle bijlagen. Voor de onderhavige uitbreiding heeft in 2010 een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegen. Na de tervisielegging en verwerking van zienswijzen heeft de gemeente Steenwijkerland besloten het betreffende ontwerp niet vast te stellen, dit om procedurele redenen en om enkele noodzakelijke actualisaties, aanvullingen en verduidelijkingen door te voeren. Hierbij is het plan in essentie overigens niet veranderd. De diverse aanpassingen hebben enige tijd gevergd. Uit oogpunt van een zorgvuldige planvoorbereiding is het plan in 2011 opnieuw in ontwerp ter visie gelegd.
1.2
Ligging van het plangebied Het plangebied ligt aan de zuidkant van het dorp Scheerwolde, tussen de Scheerwolderweg, het Steenwijkerdiep en een agrarische perceelsgrens tussen deze verkeersweg en deze vaart. Het plangebied heeft een oppervlakte van 11,6 ha. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott -3-
18 maart 2011
1.3
Geldend bestemmingsplan Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen het plangebied van het geldende bestemmingsplan "Buitengebied - Jong ontginningslandschap en De Wetering". Dit bestemmingsplan is in 1983 vastgesteld en had, gelet op de wettelijke maximale planperiode, al eerder moeten worden herzien. Ter plaatse van het plangebied geldt hoofdzakelijk een agrarische bestemming. Het huidige gebruik is overeenkomstig de bestemming, maar de beoogde dorpsuitbreiding niet.
1.4
Procedure Het bestemmingsplan ziet op een project als bedoeld in categorie 3.1 van bijlage 1 van de Crisis- en herstelwet. Dat betekent dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van die wet van toepassing is. Deze afdeling bevat procedurele regels die afwijken van het algemene bestuursprocesrecht, met name voor wat betreft de beroepsprocedure. Daarmee wordt beoogd de procedure voor een project te versnellen. Categorie 3.1 luidt: 3.
Gebiedsontwikkeling en werken van lokaal of regionaal belang 1. ontwikkeling en verwezenlijking van werken en gebieden krachtens afdeling 3.1 of afdeling 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening ten behoeve van de bouw van meer dan 20 woningen in een aaneengesloten gebied of de herstructurering van woon- en werkgebieden;
In het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en in de bekendmaking van dat besluit zal worden vermeld dat afdeling 2 van hoofdstuk 1 van de Crisis- en herstelwet van toepassing is."
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde -4-
Ontwerp
2
BELEIDSKADER In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welk voorheen geldend beleid van het rijk, de regio, de provincie Overijssel en de gemeente Steenwijkerland de onderhavige ontwikkeling in beginsel is gebaseerd, maar ook dat de ontwikkeling zich verhoudt met het geldende beleid van de genoemde bestuurslagen.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Gebiedsperspectief In het Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel is onder andere vastgelegd dat de natuurverbinding tussen de Rottige Meenthe in Zuid-Friesland en de Oldematen in Staphorst via de Wieden-Weerribben een versterking moet ondergaan om de natuur tot een optimale ontwikkeling te laten komen. Noordwest-Overijssel moet een belangrijke schakel worden in een breder nationaal ecologisch netwerk, dat loopt van de provincie Zeeland tot Friesland. Deze ecologische verbinding werd in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening de “Natte As” genoemd. Op het gebied van recreatie en toerisme is de volgende hoofddoelstelling geformuleerd: ‘recreatie en toerisme is het ontwikkelen van een duurzame recreatie, die voldoet aan de recreatiebehoeften van de eigen inwoners en de elders komende recreant. Duurzam recreatie sluit aan bij de natuurlijke kwaliteiten van het gebied en brengt geen schade toe aan andere functies’. Er zijn in Noordwest-Overijssel grootschalige en goed ingerichte landbouwgebieden, waaronder de Domeinpolders rond Scheerwolde. Natuur- en landschap zijn samen met het cultureel erfgoed in de gemeente Steenwijkerland (onder meer te vinden in oude Zuiderzeestadjes) van een grote internationale zeldzaamheid en betekenis.
2.1.2
Nota Ruimte De Nota Ruimte (2006) bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De Nota Ruimte vervangt de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (VINEX) en het Structuurschema Groene Ruimte. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak in Nederland. Meer specifiek richt de nota zich op vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter-)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid (tegen water en risicovolle activiteiten). Twee begrippen staan centraal in de Nota Ruimte: Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur; basiskwaliteit. De Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur bestaat uit de belangrijkste gebieden in Nederland op het terrein van economie, infrastructuur en verstedelijking, water, natuur en landschap. Het plangebied maakt geen deel uit van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott -5-
18 maart 2011
Voor de gebieden die geen deel uitmaken van de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur is het rijksbeleid gericht op het waarborgen en zo mogelijk vergroten van de basiskwaliteit. De eerste verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit ligt bij de provincie. De Nota Ruimte geeft op een aantal punten zelf invulling aan de basiskwaliteit. Allereerst geldt als basiskwaliteit dat in (alle) dorpen nieuwe woningbouw mogelijk is, ten minste om te kunnen voorzien in de eigen behoefte. Ook de vestiging van nieuwe, lokaal georiënteerde bedrijvigheid is mogelijk in dorpen. Daarbij gelden wel twee voorwaarden, namelijk regionale afstemming van wonen en werken én het principe van bundeling (uitbreidingen dienen plaats te vinden in of aansluitend aan bebouwd gebied). Op meer procesmatig gebied geldt de watertoets als onderdeel van de basiskwaliteit, evenals het voldoen aan de wetgeving en de Europese Richtlijnen. In de omgeving van Scheerwolde liggen de natuurgebieden De Weerribben en De Wieden. Deze natuurgebieden behoren wel tot de Nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur, vanwege de aanwijzing als Natura2000-gebied in de zin van de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, als nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en als Nationaal Park in oprichting. Gelet op de ligging van deze natuurgebieden ten opzichte van het plangebied wordt tevens ingegaan op het beleid voor ecologische verbindingen tussen natuurgebieden. In de Nota Ruimte zijn negen robuuste verbindingen opgenomen. Robuuste verbindingen zijn brede zones in het landschap die een verbinding vormen tussen grote natuurgebieden. Het doel van deze verbindingen is om de samenhang tussen de onderdelen van de Ecologische Hoofdstructuur te versterken. De ecologische hoofdstructuur wordt op provinciaal niveau uitgewerkt. De in de Nota Ruimte opgenomen PKB kaart 5 (Ecologische hoofdstructuur) geeft de ligging van de hier relevante robuuste verbinding Vledder Aa – Weerribben aan (Afbeelding 2.1). Deze verbinding was in een eerder stadium geprojecteerd langs het Steenwijkerdiep maar uiteindelijk is voor een ander tracé gekozen. De ecologische verbinding loopt nu van Steenwijk naar Ossenzijl.
Afbeelding 2.1: PKB-kaart Ecologische Hoofdstructuur. 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde -6-
Ontwerp
De robuuste verbinding Vledder Aa – Weerribben moet nog in een provinciale structuurvisie worden opgenomen. Om vooraf meer duidelijkheid over deze verbindingszone te krijgen hebben diverse partijen een onderzoek gedaan naar de mogelijke ligging van de robuuste verbinding. Uit dit onderzoek is een tracé naar voren gekomen vanaf Steenwijk via het Kanaal Steenwijk-Ossenzijl naar Ossenzijl (onderzoek: Van Wold naar Weerribben, voorjaar 2007). De conclusie hiervan is dat de genoemde robuuste verbinding geen relatie met het plangebied heeft.
2.2
Regionaal beleid
2.2.1
Noordwest-Overijssel Uitgangspunt voor het beleid voor het gebied Noordwest-Overijssel zijn de afspraken uit het Perspectief voor Noordwest-Overijssel (1997) 1) en de bestuursovereenkomst Gebiedsgericht beleid Noordwest-Overijssel (1998). Beide beleidsdocumenten zijn voortgekomen uit de aanwijzing tot Strategisch Groenproject in het (voormalige) Structuurschema Groene Ruimte. In deze groenprojecten wil het rijk samen met de provincie investeren in gebieden die van groot belang zijn als vitaal onderdeel van de ecologische hoofdstructuur. Doel van het genoemde perspectief is om de problemen en uitdagingen van het landelijk gebied van Noordwest-Overijssel (ruimtevraag van landbouw, natuur, water, recreatie en wonen) integraal en in onderlinge samenhang aan te pakken.
2.3
Provinciaal beleid
2.3.1
Algemeen De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt stoelt primair op het hiervoor omschreven beleid van het Perspectief voor Noordwest-Overijssel. In paragraaf 2.3.2 wordt daarom ingegaan op de vertaling van het Gebiedsperspectief in het toenmalige streekplan Overijssel 2000+. Uit oogpunt van een zorgvuldige ruimtelijke ordening moet echter ook rekening worden gehouden met het huidige beleid. In paragraaf 2.3.3 wordt daarom aangegeven in hoeverre deze ontwikkeling zich verhoudt tot het daaropvolgende beleid, zoals dat is neergelegd in de Omgevingsvisie Overijssel en het daarin opgenomen ‘Uitvoeringsmodel’ en de Omgevingsverordening Overijssel.
2.3.2
Streekplan Overijssel 2000+ In het kader van de uitvoering van het Gebiedsgerichte Beleid Noordwest-Overijssel is een Gebiedsperspectief opgesteld, waarin verschillende ‘Gele Vlekken en Stippen’ zijn aangewezen. Op deze kaart (zie afbeelding 2.2.) is Scheerwolde in het Gebiedsperspectief aangewezen als “Gele Stip” in combinatie met het vergroten van open water. De ontwikkeling in dit bestemmingsplan ligt in de lijn van dit Gebiedsperspectief. De kern van het Gebiedsperspectief is dat de problemen en uitdagingen van het landelijk gebied van Noordwest-Overijssel integraal en in onderlinge samenhang worden aangepakt. De ontwikkeling in en nabij Scheerwolde (woningbouw, recreatie) wordt eveneens integraal opgepakt, waarbij – om redenen als genoemd in paragraaf 1.1. – dit bestemmingsplan zich beperkt tot het gedeelte van de permanente woningbouw. De
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott -7-
18 maart 2011
ontwikkeling van deze woningbouw biedt mogelijkheden om een kwaliteitsimpuls aan Scheerwolde te geven.
Afbeelding 2.2: Fragment Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel.
Toelichting op afbeelding 2.2: In het Gebiedsperspectief is bij Scheerwolde een “Gele Stip” in combinatie met een “Blauwe Stip” opgenomen. De “Gele Stippen” passen bij een kern en omgeving passende recreatieve ontwikkelingen. 2.3.3
Omgevingsvisie Overijssel 2008 De opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+, de Omgevingsvisie Overijssel, is op 1 juli 2009 vastgesteld. Leidende thema' s voor de Omgevingsvisie zijn: Duurzaamheid; Ruimtelijke kwaliteit. De definitie van duurzaamheid luidt: “duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: “de goede functie op de goede plek op de goede manier ingepast in de omgeving”. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door naast bescherming ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen, de essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt. De hoofdambitie van de omgevingsvisie is een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en voorraden. Door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieus: dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen. 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde -8-
Ontwerp
Enkele belangrijke beleidskeuzes waarmee de provincie haar ambities willen realiseren zijn: Investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan. Zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik bij bebouwing door de zogenaamde ' SER-ladder' als regel voor Overijssel in te voeren. Deze methode gaat ervan uit dat je eerst het gebruik van de ruimte optimaliseert, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik onderzoekt en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden bekijkt. Hierbij is afstemming tussen gemeenten over woningbouwprogramma' s en bedrijfslocaties noodzakelijk. Ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
Afbeelding 2.3: Uitsnede Omgevingsvisiekaart Overijssel.
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. Voor het plangebied Scheerwolde is in de omgevingsvisie het volgende ontwikkelingsperspectief opgenomen (zie ook afbeelding 2.1): Dorpen en kernen als veelzijdige leefmilieus, breed spectrum woon-, werk- en mixmilieus: geplande woonwijk (lichtroze). Nieuwe woon- en werkmilieus moeten op zo’n manier worden toegevoegd, dat de veelzijdigheid van de dorpse leefmilieus wordt versterkt en de karakteristiek van het betreffende dorp/kern wordt gediend. Het onderhavige bestemmingsplan speelt in op bovenstaande beleidkeuzes waardoor er meerwaarde zal ontstaan voor Scheerwolde.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott -9-
18 maart 2011
2.3.4
Omgevingsverordening Overijssel Tegelijk met de omgevingsvisie is op 1 juli 2009 de Omgevingverordening Overijssel vastgesteld. De Omgevingsverordening is, naast gebiedsontwikkeling, subsidies en prestatieafspraken, één van de instrumenten om de ambities van de Omgevingsvisie te realiseren. Uitgangspunt daarbij is dat niet meer geregeld is dan strikt noodzakelijk is en dat dubbelingen met andere regelgeving ongewenst zijn. In de Omgevingsvisie kiest de provincie voor ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid. Voor de verordening betekent dit bijvoorbeeld het verankeren van het principe van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ofwel: benutten van bestaand bebouwd gebied voordat er wordt uitgebreid, bijvoorbeeld door herstructurering. Het combineren van verschillende functies, bijvoorbeeld water en natuur, wonen en werken wordt gestimuleerd. Bovendien waarborgt de verordening dat dit soort ontwikkelingen op creatieve wijze worden verbonden met aanwezige gebiedskenmerken, zoals landschap, infrastructuur, duurzame energie, ondergrond, enz. Specifiek ten aanzien van nieuwe woningbouwlocaties staat in de Omgevingsverordening het volgende: Bestemmingsplannen en projectbesluiten voorzien in de totstandkoming van nieuwe woningbouwlocaties voor zover de nieuwe woningbouwlocatie naar aard, omvang en locatie in overeenstemming is met een woonvisie waarover overeenstemming is bereikt met de buurgemeenten en met Gedeputeerde Staten van Overijssel. De Woonvisie is een gemeentelijk beleidsdocument waarin staat hoe het woningbouwprogramma binnen de gemeente zal worden ingevuld en dat tot stand komt in onderlinge afstemming met buurgemeenten. Zie de paragraaf ' Gemeentelijk beleid' .
2.3.5
Toetsing aan Uitvoeringsmodel In Omgevingsverordening is bepaald dat in de toelichting op bestemmingsplannen wordt onderbouwd dat de nieuwe ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. Hiertoe wordt het uitvoeringsmodel uit de Omgevingsvisie gehanteerd. Onder het versterken van ruimtelijke kwaliteit wordt in de Omgevingsverordening begrepen: het leggen van nieuwe verbindingen tussen bestaande gebiedskwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen waarbij bestaande kwaliteiten worden benut en waar mogelijk nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd. Hierna wordt een verantwoording gegeven van de toepassing van het uitvoeringsmodel met betrekking tot de dorpsuitbreiding Scheerwolde, waarbij tevens wordt ingegaan op de wijze waarop de ruimtelijke kwaliteit wordt versterkt.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 10 -
Ontwerp
Uitvoeringsmodel De Omgevingsvisie bevat een ' uitvoeringsmodel'ten einde van een beoogde ruimtelijke ontwikkeling te kunnen bepalen: of waar hoe
de ontwikkeling überhaupt nodig is (generieke beleidskeuze); de ontwikkeling het beste gerealiseerd kan worden (ontwikkelingsperspectief); de ontwikkeling (op hoofdlijnen) moet worden uitgevoerd (gebiedskenmerken).
In schema:
Generieke beleidskeuze Ten aanzien van het eerste niveau (het of) wordt verwezen naar het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid (woonvisie), dat nader is omschreven in paragraaf 2.3.1 van deze toelichting. In de genoemde paragraaf wordt verwezen naar een separaat bij dit plan behorend Toekomstperspectief.1 In dit document wordt uitgebreid ingegaan op de noodzaak om tot een uitbreiding van de huidige kern Scheerwolde te komen én wordt aangegeven dat hiervoor ook mogelijkheden aanwezig zijn (paragraaf 3.3. Toekomstvisie). Overigens heeft de gemeente Steenwijkerland ten aanzien van het onderdeel ' Scheerwolde'uit de woonvisie overeenstemming bereikt met de Provincie Overijssel en de buurgemeenten (zie ook art. 2.2.2, lid 1 Omgevingsverordening). Ontwikkelingsperspectief Ook ten aanzien van het tweede niveau (het waar) kan worden verwezen naar bijlage 1 van deze toelichting. In het eerder aangehaalde "Toekomstperspectief" is gemotiveerd dat een dorpsuitbreiding aan de zuidzijde van de bestaande bebouwing uit zowel stedenbouwkundig (vanuit het dorp bezien) als landschappelijk (vanuit de landelijke omgeving bezien) de meest logische keuze is. Niet alleen wordt het dorp "afgebouwd" op een wijze die past bij de huidige stedenbouwkundige structuur, maar ook blijft de bestaande groene omgeving intact en wordt het aangrenzende open landschap zo min mogelijk aangetast. De provincie Overijssel heeft de hiervoor beschreven uitgangspunten inmiddels overgenomen in haar Ontwikkelingsvisie. Zoals hiervoor reeds is verwoord en verbeeld is de locatie "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" opgenomen op de Omgevingsvisiekaart (zie figuur 2.1 van deze toelichting). 1
Een Toekomstperspectief voor Scheerwolde, oktober 2005
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 11 -
18 maart 2011
Gebiedskenmerken Op het derde niveau wordt de ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de verschillende gebiedskenmerken (met de daarbij behorende kwaliteitsopgaven en -voorwaarden) zoals aangegeven in de "Catalogus Gebiedskenmerken Omgevingsvisie". De gebiedskenmerken zijn onderverdeeld in vier ruimtelijke ' lagen'waarvan er voor de onderhavige ontwikkeling drie relevant zijn, namelijk: 1. de natuurlijke laag > gebiedstype: laagveengebieden (in cultuur gebracht) 2. de laag van het agrarisch cultuurlandschap > gebiedstype laagveenontginningen 3. de stedelijke laag > gebiedstype: woonwijken > 1955
ad 1. de natuurlijke laag In principe is voor deze laag/dit gebiedstype de norm gesteld dat er een passende, beschermende bestemmingsregeling moet worden opgenomen, gericht op instandhouding van de waterkwaliteit en de natuurkwaliteit respectievelijk behoud van het veenpakket en een waterpeil dat voor graslandgebruik niet lager dan noodzakelijk is. Bij de uitwerking van het ruimtelijk plan van de dorpsuitbreiding is terdege rekening gehouden met de kwaliteiten van het aansluitende gebiedstype. Een belangrijke relatie tussen de beoogde ontwikkeling en (het behoud van) de landschappelijke omgeving betreft het water. Bij de planuitwerking is rekening gehouden met onder meer het vereiste hoge grondwaterpeil in de omgeving (en hoe eventuele gevolgen daarvan voor de bestaande en nieuw gebouwde omgeving beperkt kunnen worden). Tevens is bij de bepaling van de diepte van de nieuwe waterpartij rekening gehouden met het aanwezige veenpakket. Door de diepte van de waterpartij te beperken blijft deze intact. Om te voorkomen dat door de uitvoering van werken, zoals graven of dempen van open water of het aanleggen van drainage het bereikte optimum inzake het grondwaterpeil wordt verstoord, zijn deze werken in het plan aan een omgevingsvergunning verbonden. Een ander van belang zijnd aspect is de kwaliteit van de droogweerafvoer. Hiertoe wordt het ' vuile'water van de droogweerafvoer afgevoerd naar de zuivering. Het schone hemelwater wordt vervolgens via een berm- of bodempassage afgevoerd naar het oppervlaktewater. Voor een beschrijving van de overige maatregelen die zijn of worden getroffen in het kader van de waterhuishouding wordt verwezen naar paragraaf 3.5 van deze toelichting. ad 2. de laag van het agrarisch cultuurlandschap De omgevingsvisie stelt als norm dat de laagveenontginningen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de ter plaatse karakteristieke maat en schaal van de ruimte, met onderscheid tussen gebieden met grote open ruimtes en gebieden met een langgerekte kavelstructuur met beplanting. In het plan is voorzien in een goede landschappelijke inpassing in de omgeving en in een goede aansluiting op de bestaande kern Scheerwolde. Daar waar de bestaande kern Scheerwolde is begrensd door opgaande begroeiing in de lager gelegen polder, wordt de nieuwbouw voorzien van waterpartijen in een meer open setting, aansluitend op het Steenwijkerdiep. De aanhechting tussen Scheerwolde en de nieuwbouw vindt met name plaats door middel van het doortrekken van de brink van Scheerwolde naar het nieuwe woongebied, waar de beleving van open water wordt geaccentueerd (zie verder ook hoofdstuk 4 van deze toelichting). 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 12 -
Ontwerp
ad 3. De stedelijke laag Voor naoologse woonwijken geldt als richtinggevend beleid dat nieuwe bebouwing zich voegt in de aard, de maat en het karakter van het grotere geheel (patroon van onder andere wooneenheden en parken), maar als onderdeel daarvan wel herkenbaar is. De groenstructuur is onderdeel van het wijkontwerp. In paragraaf 4.2. van deze toelichting zijn de uitgangspunten voor het ontwerp van de dorpsuitbreiding beschreven, namelijk de dragende functie van de Scheerwolderweg, de doorvertaling van het karakteristieke groenblauwe kader van Scheerwolde en de doortrekking en accentuering van de centrale groene ruimte van het dorp. Vanuit deze uitgangspunten zijn een ruimtelijke structuur en een verkaveling bereikt welke de beschreven elementen uit het richtinggevende beleid in zich dragen. De essenties van de ruimtelijke structuur en de verkaveling zijn vervolgens gedetailleerd bestemd en geregeld in het bestemmingsplan.
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1
Ontwikkeling gele gebieden + actualiseringsrapportage voorjaar 2007 Ontwikkeling gele vlek Scheerwolde In december 2002 presenteert het bestuur van Plaatselijk Belang Scheerwolde haar Dorpsplan met de titel “Geef Scheerwolde meer kleur”. Hierin is de ambitie neergelegd om het dorp, na jaren van achterstand in onderhoud, vernieuwing en aanpassing aan veranderende woonbehoefte, op te waarderen. Dit is fysiek en financieel alleen te realiseren in combinatie met een aanvulling van permanente bewoning. Daarnaast biedt de ontwikkeling van Scheerwolde goede mogelijkheden om de vaarverbinding Steenwijkerdiep-Wetering te verbeteren. In 2003 hebben burgemeester en wethouders een stappenplan vastgesteld voor de realisatie van een woon- en recreatiepark bij Scheerwolde in het kader van Gebiedsgericht beleid en de ontwikkeling van met name de gele vlek Scheerwolde. Dit beleid (en deze vlek) vloeit voort uit het ‘Gebiedsperspectief’ zoals toentertijd is beschreven in het streekplan Overijssel 2000. De gemeente Steenwijkerland heeft vervolgens in 2003 besloten om, behalve met de ontwikkeling van het recreatiepark, gelijktijdig te starten met het opstellen van een programma van eisen voor de opwaardering van de leefbaarheid van de kern Scheerwolde. Dit betekent dat ook de onderhavige ontwikkeling van de dorpsuitbreiding Scheerwolde, beleidsmatig gezien, in eerste instantie is gegrond op het (oorspronkelijke) gebiedsgerichte beleid c.q. de gele vlek Scheerwolde. In december 2004 hebben burgemeester en wethouders ingestemd met de verdere uitwerking van de diverse onderdelen voor herwaardering van de kern. In 2005 is met het bestuur van Plaatselijk Belang gewerkt aan deze uitwerking. Uiteindelijk is voor zowel het recreatiepark als de dorpsuitbreiding een integraal bestemmingsplan in procedure gebracht. Het goedkeuringsbesluit op dat betreffende bestemmingsplan is door de Raad van State vernietigd.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 13 -
18 maart 2011
2.4.2
Woonvisie Steenwijkerland Op 27 juni 2007 is de Woonvisie “Een wijde blik op Steenwijkerland” 2007-2010 vastgesteld. Centraal hierin staat het aanbieden van goede, gevarieerde woonmilieus, met voldoende aanbod voor alle doelgroepen. In het kader van genoemd Gebiedsgericht beleid is het plangebied in de thans voorliggende vorm uitgewerkt. De achtergrond is als volgt. Scheerwolde is één van de kleine kernen in de gemeente. Op 1 januari 2007 telde het dorp Scheerwolde 760 inwoners (inclusief de buurtschappen Nederland en Wetering). In het verleden was het de bedoeling dat Scheerwolde zou uitgroeien tot een kern van 1700 inwoners, maar zover is het niet gekomen. Voor een klein dorp als Scheerwolde is er sprake van een hoog percentage huurwoningen. Deze huurwoningen worden in de komende jaren verkocht. In de Woonvisie 2007 staat verder vermeld dat met name de aanpak van Scheerwolde urgent is: de leefbaarheid van deze kern staat onder druk en de kwaliteit van delen van de voorraad - zowel bouwtechnisch als woontechnisch - is niet opgewassen tegen de eisen van de huidige tijd, laat staan bestand tegen de toekomst. Nadrukkelijk wordt in de Woonvisie uitgegaan van de bouw van woningen in het duurdere segment tot € 300.000,-. De ontwikkeling van de onderhavige woningbouwlocatie sluit aldus aan op de benodigde kwaliteitsimpuls van de kern Scheerwolde, namelijk: er ontstaat een gedifferentieerde woningmarkt (de verhouding koop / huur en goedkoop / duur verbetert); er ontstaan daardoor meer mogelijkheden voor nieuwe bewoners en doorstromers binnen Scheerwolde; de doelgroepen jongeren en senioren kunnen beter bediend worden; de leeftijdsopbouw wordt minder eenzijdig; de uitstraling van het dorp verbetert.
2.4.3
Beeldkwaliteitsplan Voor de onderhavige ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. De in het beeldkwaliteitsplan opgenomen beschrijvingen en karakteristieken van de dorpsuitbreiding zijn richtinggevend voor de inrichting van het gebied. Het beeldkwaliteitsplan is separaat bij dit bestemmingplan beschikbaar.2 In dit verband is met name hoofdstuk 4 van het beeldkwaliteitsplan relevant. Het algemene beleid ten aanzien van de dorpsuitbreiding is dat een goed functionerend, aantrekkelijk en landschappelijk passend woongebied bereikt moet worden. De dorpsuitbreiding moet een kwalitatieve toevoeging zijn aan het dorp. Concreet geeft het beeldkwaliteitsplan de volgende uitgangspunten aan: Het nieuwe woongebied sluit aan op de centrale brink van het dorp Scheerwolde en kent verder een waterrijke aanleg. Een deel van de nieuwe woningen in het woongedeelte bij het dorp vormt een schil langs de Scheerwolderweg in blokjes van twee aaneen gebouwde woningen en appartementen. Verder zijn er relatief grote bouwpercelen met een oppervlakte in de orde van grootte van 1.500 m². met vrijstaande woningen, gelegen aan het water. Bij de aan het water gelegen woningen kunnen bescheiden boothuizen worden gebouwd. 2
Beeldkwaliteitsplan woon- en recreatiepark Scheerwolde, 30 maart 2007.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 14 -
Ontwerp
Het nieuwe woongebied heeft mede een verbetering van de beeldkwaliteit ten doel, die uitstraalt naar het hele dorp. Uitgangspunt daarbij is het realiseren van een eigentijds bebouwingsbeeld. Daarnaast geeft het beeldkwaliteitsplan meer gedetailleerde randvoorwaarden ten aanzien van de situering, vormgeving en detaillering (inclusief kleur- en materiaalgebruik) voor de bebouwing aan. Ten aanzien van de situering en hoofdvorm worden deze randvoorwaarden vertaald in de planregels. Het beeldkwaliteitsplan is reeds vastgesteld en maakt als zodanig onderdeel uit van de gemeentelijke welstandsnota (= toetsingskader voor bouwplannen).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 15 -
18 maart 2011
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 16 -
Ontwerp
3
OMGEVINGSASPECTEN Om (milieu-)planologische conflictsituaties te voorkomen moeten diverse omgevingsaspecten worden beschouwd. Daarbij moet uiteraard rekening worden gehouden met actuele wetgeving en richtlijnen. Voor de informatie in dit hoofdstuk is gedeeltelijk gebruik gemaakt van een eerder opgestelde rapportages. Deze rapportages zijn separaat bij dit plan beschikbaar (zie inhoudsopgave). Voor een aantal thema’s is aanvullend onderzoek uitgevoerd, dat eveneens separaat beschikbaar is (dan wel integraal in deze toelichting is opgenomen). In de paragrafen hierna wordt waar nodig naar de betreffende rapportage verwezen. Daarnaast is, eveneens waar nodig, aangegeven van welke overige literatuur gebruik is gemaakt. In de navolgende paragrafen zijn de resultaten van de onderzoeken samengevat. Daarbij wordt opgemerkt dat het gebruik van gronden en de overige omstandigheden ter plaatse van het plangebied ten opzichte van de momenten waarop de onderzoeken hebben plaatsgevonden niet (wezenlijk) zijn veranderd.
3.1
Archeologie en landschap
3.1.1
Archeologie Inleiding In 1992 werd op Malta het Europees Verdrag van Valletta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland. Doelstelling van dit verdrag is het veiligstellen van het (Europese) archeologisch erfgoed. Ter implementatie van het verdrag in de Nederlandse wetgeving, is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische Monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) in werking getreden. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De wet verplicht gemeenten bij het opstellen van o.a. bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische waarden. Voor het plangebied geldt een middelhoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten. Tijdens een eerste inventariserend archeologisch veldonderzoek3 zijn geen archeologische resten of grondsporen aangetroffen. Wel zijn in het veld hoger gelegen zandkoppen met een intact podzolprofiel waargenomen die zouden kunnen duiden op vroegere bewoning en dus archeologische resten. Om deze reden is in de zones waar deze zandkoppen voorkomen aanvullend archeologisch onderzoek4 verricht. Voor dit plangebied betreft het locatie 4, zoals in afbeelding 3.1 is aangegeven. Beoordeling De gemeente heeft op basis van de beschikbare stukken een advies opgesteld5 waarin voor het onderhavige plangebied de volgende conclusies zijn getrokken. Zoals hiervoor reeds is vermeld blijkt dat de in het plangebied aanwezige dekzandkoppen (waaronder
3
Grontmij: Inventariserend veldonderzoek, documentnummer 153615, januari 2005 (bijlage 3). 4 SOB Research, Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. grondboringen Woonen recreatiegebied Scheerwolde, november 2006 (bijlage 4). 5
Gemeente Steenwijkerland: Toetsen rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde, 28 oktober 2010 (bijlage 5).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 17 -
18 maart 2011
locatie 4) geschikt zijn geweest voor menselijke bewoning. Er is kans op het aantreffen van vuursteenvindplaatsen met name uit het paleolithicum en/of het mesolithicum.
Afbeelding 3.1: Ligging locatie 4 aanvullend inventariserend veldonderzoek
Op grond van de uitkomsten en in overleg met de provinciaal archeoloog van Overijssel, mevrouw Wentink, is een boorplan opgesteld. Er is geboord in een grid van 20 x 25 m. Ten aanzien van locatie 4 zijn geen bewijzen van menselijke activiteiten aangetroffen. Conclusie Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan wordt op archeologische gronden vrijgegeven. Omdat er geen bewijzen van menselijke activiteiten zijn aangetroffen, gelden er geen archeologische beperkingen. Mochten tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten (zoals bijvoorbeeld grondsporen en vuurstenen artefacten) worden gevonden, dan moet dit, volgens de Monumentenwet 1988 art. 53 en 54, gemeld worden bij het bevoegd gezag. Dit kan bij de gemeente Steenwijkerland of bij het provinciaal archeologisch depot te Deventer. 3.1.2
Landschap Voor wat betreft het landschap is met name de samenhang tussen de verschillende ontginningslandschappen in de omgeving van het plangebied van belang. Het plangebied maakt deel uit van een jong ontginningslandschap dat niet bijzonder zeldzaam c.q. behoudenswaardig is. In het plan is voorzien in een goede landschappelijke inpassing in de omgeving en in een goede aansluiting op de bestaande kern Scheerwolde. Daar waar de bestaande kern Scheerwolde wordt omkleed met opgaande begroeiing in de lager gelegen polder, wordt de nieuwbouw voorzien van waterpartijen in een meer open setting, aansluitend op het Steenwijkerdiep. De aanhechting tussen Scheerwolde en de nieuwbouw vindt met name plaats door middel van het doortrekken van de brink van Scheerwolde naar het nieuwe woongebied, waar de beleving van open water wordt geaccentueerd (zie verder ook hoofdstuk 4 van deze toelichting). Conclusie: het plan is uit oogpunt van bescherming van archeologische waarden uitvoerbaar. Ten aanzien van de landschappelijke inpassing geldt dat door het plan geen zeldzaam of bijzonder landschap verloren gaat. Daarnaast voorziet het plan in een aanvaardbare inpassing in het omliggende landschap.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 18 -
Ontwerp
3.2
Ecologie
3.2.1
Wettelijk kader en onderzoek De Nederlandse natuurbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (soortbescherming) en de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedbescherming). Tevens is door de provincies de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur vastgelegd (gebiedbescherming). Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient nagegaan te worden of negatieve effecten op zullen treden op beschermde soorten en/of beschermde gebieden. Er heeft derhalve een toetsing van het voornemen plaatsgevonden aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. De rapportage6 van deze toetsing is als separaat document bij dit plan gevoegd. In de voorliggende paragraaf zijn de conclusies van de toetsing opgenomen.
3.2.2
Soortbescherming De Flora- en faunawet regelt de bescherming van bedreigde planten- en diersoorten in Nederland. Wat betreft de flora is het verboden om beschermde soorten uit te steken, te vernielen, te beschadigen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8 Flora- en faunawet). Ten aanzien van de fauna geldt dat het verboden is beschermde dieren in hun natuurlijke leefomgeving te doden of te verwonden, opzettelijk te verontrusten of voortplantingsplaatsen (bijvoorbeeld nesten) te verstoren, te beschadigen of weg te nemen (artikel 9 t/m 13 Flora- en faunawet). Daarbij gelden verschillende beschermingsregimes voor verschillende categorieën van soorten. Voor algemeen beschermde soorten (tabel 1, AMvB artikel 75 Flora- en faunawet) geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen geen vergunningplicht bestaat wanneer negatieve effecten optreden. Voor strenger beschermde soorten (tabel 2 en 3, AMvB artikel 75) is wel een ontheffing nodig van de Flora- en faunawet, wanneer deze negatieve effecten ondervinden van het voornemen. Uit literatuuronderzoek is gebleken dat binnen het plangebied en de directe omgeving hiervan streng beschermde diersoorten voorkomen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de soorten die vallen onder het zwaardere beschermingsregime van de Flora- en faunawet (soorten uit tabel 2 of 3, AMvB artikel 75). Binnen het plangebied voor de dorpsuitbreiding en de directe omgeving komen grote modderkruiper, meervleermuis en mogelijk ook overige vleermuissoorten voor. Deze soorten zijn alle streng beschermd krachtens de Flora- en faunawet (tabel 3, AMvB artikel 75). Tevens vormt het plangebied mogelijk broedgebied voor akker- en weidevogels. Tenslotte kunnen de knotbomen langs het Steenwijkerdiep nestgelegenheid bieden aan holenbroeders. Vrijwel alle vogelsoorten in Nederland zijn opgenomen in tabel 2 AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet. Grote Modderkruiper Bij realisatie van de dorpsuitbreiding gaat leefgebied van de grote modderkruiper verloren. Het betreft de sloot aan de noord- en oostgrens van het plangebied, die tijdens de werkzaamheden zal worden gedempt. Voor het verloren gaan van leefgebied van de grote modderkruiper wordt een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd. Een dergelijke ontheffing is reeds eerder aangevraagd en verleend (FF/75C/2008/0228). Deze ontheffing is wegens vertragingen in de planvoorbereiding echter inmiddels
6
Kragten: Dorpsuitbreiding Scheerwolde – Toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, 24 november 2010 (bijlage 6).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 19 -
18 maart 2011
verlopen, zodat een nieuwe ontheffing noodzakelijk is. Zie verder de separate rapportage.7 Om het voortbestaan van de populatie grote modderkruipers in de directe omgeving van het plangebied te garanderen, worden de grote modderkruipers voorafgaand aan het dempen van de sloot weggevist en uitgezet in een sloot in de buurt waaraan geen werkzaamheden zullen plaatsvinden. Vleermuizen Effecten op de meervleermuis en de mogelijk voorkomende andere vleermuissoorten tijdens de realisatiefase worden voorkomen door alleen overdag werkzaamheden uit te voeren. Dat betekent dat de plaatsing van werkverlichting niet noodzakelijk is, zodat geen lichtuitstraling plaatsvindt naar het Steenwijkerdiep, dat een vaste vliegroute vormt voor de meervleermuis. Evenmin vindt lichtuitstraling plaats richting de laanbeplanting aan de Scheerwolderweg, die mogelijk door andere vleermuizen gebruikt wordt als vliegroute. Doordat de oevers van het Steenwijkerdiep slechts op twee plekken over beperkte lengte worden doorgestoken, zal het realiseren van een waterverbinding tussen het Steenwijkerdiep en het plangebied geen negatief effect hebben op de vliegroute en het foerageergebied van de meervleermuis. Het gebruik van het plangebied als woongebied zal evenmin leiden tot negatieve effecten op vleermuizen. Doordat aan de zijde van het Steenwijkerdiep een groene buffer wordt aangehouden en de plaatsing van verlichting hier niet is toegestaan, vindt geen lichtuitstraling plaats richting watergang. Het verplaatsen van de aanlegplaatsen van de watersportvereniging betekent dat de oever van het Steenwijkerdiep niet langer onderbroken wordt door menselijke activiteiten, wat gunstig is voor de meervleermuis. Binnen het plangebied wordt opgaand groen gerealiseerd in de vorm van openbare groenvoorzieningen en tuinbeplanting. Ook is na realisatie van de dorpsuitbreiding open water binnen het plangebied aanwezig. Deze elementen maken het plangebied aantrekkelijker als foerageergebied en als vaste vliegroute voor de meervleermuis en andere vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis, de laatvlieger en de watervleermuis. Aangezien geen negatieve effecten optreden op de meervleermuis en/of andere vleermuissoorten, is het aanvragen van een ontheffing van de Flora- en faunawet voor deze soortgroep niet noodzakelijk. Broedvogels Nesten van vogels zijn in ieder geval gedurende het broedseizoen streng beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Om negatieve effecten op broedende vogels te voorkomen, worden de aanlegwerkzaamheden, in ieder geval het schonen van het terrein, uitgevoerd buiten het broedseizoen. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, dan wordt het terrein kort voorafgaand aan de werkzaamheden geschouwd op het voorkomen van broedgevallen. Ook de te kappen knotbomen aan de oever van het Steenwijkerdiep worden voor de kap gecontroleerd op de aanwezigheid van nesten. Wanneer broedende vogels worden aangetroffen, dan worden de werkzaamheden pas uitgevoerd wanneer de jongen het nest hebben verlaten. Gedurende de werkzaamheden wordt vervolgens de vestiging van nieuwe broedgevallen zoveel mogelijk voorkomen. Wanneer de dorpsuitbreiding gerealiseerd is, vormt het plangebied niet langer een geschikt broedbiotoop voor akker- en weidevogels. Voor deze soorten is echter in de omgeving van Scheerwolde meer dan voldoende agrarisch gebied aanwezig dat
7
Kragten: Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper, 25 november 2010 (bijlage 7).
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 20 -
Ontwerp
gebruikt kan worden als broedgebied. Gezien de toename van opgaand groen en open water binnen het plangebied, vormt het nieuwe woongebied wel een geschikt broedbiotoop voor algemeen voorkomende park- en tuinvogels en watervogels. Door in acht name van de kwetsbare periode van broedvogels worden negatieve effecten op deze soortgroep voorkomen en is aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet niet aan de orde. 3.2.3
Gebiedsbescherming Zoals aangegeven in de inleiding, bestaat de gebiedsbescherming in Nederland uit de Natuurbeschermingswet 1998 en de door de provincies begrensde Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op beheer, herstel en bescherming van de Natura2000-gebieden (Europese Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden). Ter bescherming van de natuurwaarden waarvoor de verschillende Natura2000-gebieden zijn aangewezen, mogen projecten die de kwaliteit van de habitats significant kunnen verslechteren of die een verstorend effect hebben op soorten, niet worden uitgevoerd zonder een zorgvuldige afweging. Hierbij is van belang dat de Natuurbeschermingswet 1998 een zogenaamde ‘externe werking’ kent. Dit houdt in, dat ook projecten buiten beschermde gebieden vergunningplichtig kunnen zijn, wanneer zij een negatief effect hebben op het beschermde gebied. De EHS vormt een netwerk van natuurgebieden en verbindingen tussen deze gebieden. Ook hier geldt dat ingrepen die negatieve effecten hebben op de aanwezige natuurwaarden slechts onder strikte voorwaarden mogen plaatsvinden (nee, tenzijregime). Het beschermingsregime van de EHS kent echter geen ‘externe werking’. De dorpsuitbreiding Scheerwolde is niet gelegen binnen een Natura2000-gebied en/of de EHS. Het plangebied bevindt zich echter wel in de directe nabijheid van twee Natura2000-gebieden. Het betreft het Natura2000-gebied De Weerribben (circa 750m afstand) en het Natura2000-gebied De Wieden (circa 1.500m afstand; zie afbeelding 3.1).
Afbeelding 3.1: Ligging van het plangebied voor de dorpsuitbreiding Scheerwolde ten opzichte van de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden.
De beide Natura2000-gebieden zijn aangewezen voor diverse Habitattypen en Vogelen Habitatrichtlijnsoorten. Gezien de ligging van het plangebied buiten de Natura2000gebieden is er geen directe relatie met deze habitattypen en soorten. Wel kan er een Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 21 -
18 maart 2011
indirecte relatie bestaan (‘externe werking’). In de toetsing die door Kragten8 is uitgevoerd is nagegaan of sprake is van ‘externe werking’. Op de verschillende habitattypen van De Weerribben en De Wieden worden geen negatieve effecten verwacht als gevolg van de dorpsuitbreiding (‘externe werking). Het ontbreken van een relatie tussen het plangebied en de habitattypen blijkt uit de volgende karakteristieken van de werkzaamheden en het toekomstig gebruik: De habitattypen binnen de Natura2000-gebieden bevinden zich op geruime afstand van het plangebied van de dorpsuitbreiding (circa 1.500m). De realisatie van de dorpsuitbreiding leidt niet tot veranderingen in het peil van oppervlakte- (Steenwijkerdiep) en grondwater. Bij de aanleg van open water binnen de dorpsuitbreiding vinden geen graafwerkzaamheden plaats in de veenlagen in de ondergrond. Zo wordt voorkomen dat fosfaten vrijkomen uit deze veenlagen en in het oppervlakte- of grondwater terecht komen. De maatregelen uit de watertoets waarborgen dat geen sterke wijzigingen optreden in de grondwaterstand binnen het plangebied en in de directe nabijheid hiervan. Vrachtvervoer van ophoogzand en materieel tijdens de aanlegfase vindt plaats vanuit oostelijke richting en zal geen gebruik maken van wegen door de Natura2000-gebieden. Stikstofdepositie als gevolg van het extra verkeer: de toename vanwege het verkeer weegt niet op tegen de afname als gevolg van afname landbouwareaal, zie paragraaf 3.8 van deze toelichting. De nieuwe woningen binnen de dorpsuitbreiding leiden tot een extra vuilwaterbelasting van de rwzi Steenwijk. Het betreft echter een zeer geringe toename: circa 150 inwonerequivalenten extra op een totaal van 50.000 inwonerequivalenten. Dit zal dan ook niet leiden tot een merkbare verhoging van de fosfaatbelasting van het oppervlaktewater. Zie verder paragraaf 3.9 van deze toelichting. De toename van het aantal recreanten in De Weerribben en De Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding is verwaarloosbaar, wanneer dit wordt vergeleken met het totaal aantal recreanten dat jaarlijks een bezoek brengt aan de natuurgebieden. Net als voor de habitattypen geldt ook voor de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten dat de afstand van de leefgebieden van deze soorten binnen de Natura2000-gebieden tot het plangebied voor de dorpsuitbreiding aanzienlijk is. Binnen het plangebied zijn voor de meeste van de aangewezen soorten geen geschikte biotopen aanwezig, zodat het plangebied geen onderdeel uit zal maken van het leefgebied van deze soorten. Wel zijn in het plangebied en/of de directe omgeving de grote modderkruiper en de meervleermuis aangetroffen, welke aangewezen soorten zijn voor De Weerribben en De Wieden. Op de effecten van de dorpsuitbreiding op de grote modderkruiper en de meervleermuis is in het voorgaande reeds ingegaan. Realisatie van de dorpsuitbreiding vindt zodanig plaats, dat de meervleermuis geen effecten zal ondervinden van de werkzaamheden en het toekomstig gebruik van het plangebied als woongebied. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet noodzakelijk. De grote modderkruiper zal binnen het plangebied wel negatieve effecten ondervinden van de 8
Kragten: Dorpsuitbreiding Scheerwolde – Toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, 24 november 2010 (bijlage 6). 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 22 -
Ontwerp
dorpsuitbreiding. Grote modderkruipers zijn echter weinig mobiel, zodat het niet waarschijnlijk is dat deze individuen onderdeel uitmaken van de populatie in De Weerribben en De Wieden. Ook voor deze soort is een Natuurbeschermingswetvergunning dan ook niet noodzakelijk. Verder kunnen ook purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan mogelijk een relatie hebben met het plangebied, aangezien deze soorten buiten de Natura2000-gebieden voedsel zoeken. Voor geen enkele van deze soorten vormt het plangebied of de directe omgeving hiervan echter een belangrijk onderdeel van het foerageergebied. Rondom Scheerwolde blijven grote oppervlakten agrarisch gebied aanwezig waar de vogelsoorten hun voedsel kunnen vinden. Deze gebieden zijn veelal geschikter als foerageergebied dan het plangebied momenteel is. Verandering van agrarisch grondgebruik naar woongebied binnen het plangebied zal voor de purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan dan ook niet leiden tot negatieve effecten. De dorpsuitbreiding leidt verder tot een toename van het aantal inwoners van Scheerwolde. Dat betekent tevens dat het aantal potentiële recreanten in de directe nabijheid van de Natura2000-gebieden toeneemt. Recreanten kunnen leiden tot verstoring van broedende, rustende of foeragerende vogels. Door de dorpsuitbreiding zal het aantal inwoners toenemen met circa 150. Aangezien jaarlijks enkele honderdduizenden mensen een bezoek brengen aan De Weerribben en De Wieden, is deze toename verwaarloosbaar en zal dan ook niet leiden tot een toename van de verstoring van de Vogelrichtlijnsoorten. Hieruit volgt dat de aangewezen Vogelrichtlijnsoorten geen negatieve effecten zullen ondervinden van de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet noodzakelijk. Conclusie: het plan is uit oogpunt van bescherming van natuurlijke waarden uitvoerbaar, zonodig met inachtneming van de volgende maatregelen, waaraan kan en zal worden voldaan: In de aanlegfase dient voorkomen te worden dat gedurende de periode dat vleermuizen actief zijn (zonsondergang tot zonsopgang in de periode februari tot oktober) werkzaamheden in de nabijheid van het Steenwijkerdiep uitgevoerd worden, waarbij verlichting nodig is. De oeverzone wordt zodanig bestemd dat er geen verlichtingarmaturen mogen worden geplaatst. In dit plan is hierin voorzien door de gehele oever als Groen Water te bestemmen, waarin (voor deze zone) een verbod op het plaatsen van verlichtingsarmaturen is opgenomen. Er wordt een verlenging van ontheffing nr. FF/75C/2008/0228 of een nieuwe ontheffing aangevraagd en de betreffende sloot zal opnieuw worden bevist voor het geval zich in de tussenliggende periode nieuwe grote modderkruipers in het slootgedeelte hebben gevestigd. Bij aantasting van een vaste verblijfplaats van vogels buiten de broedtijd dient een ontheffing aangevraagd te worden. De normale zorgplicht dient in acht te worden genomen.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 23 -
18 maart 2011
3.3
Luchtkwaliteit
3.3.1
Wettelijk kader Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van deze nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit hoofdstuk wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (Wlk) genoemd. Door deze wijziging zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2006 en de regeling saldering komen te vervallen. Nieuw zijn, naast de wijzigingen in de ‘Wet luchtkwaliteit’, een aantal nieuwe Ministeriële regelingen en Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s). Een van deze nieuwe AmvB’s is de AmvB ‘Niet in betekenende mate'(NIBM). Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) veroorzaakt van maximaal 3% van de jaargemiddelde grenswaarden van fijn stof en NO2. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBMgrens blijft: aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt; op andere wijze aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium.
3.3.2
Beoordeling Bijlage 3A en 3B van de Regeling NIBM geven aan in welke gevallen een nieuwe woningbouwlocatie in ieder geval NIBM is. NIBM-grens woningbouwlocaties (3% criterium): 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg; 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (voorschrift 3A.2). Het onderhavige plan omvat een uitbreiding van het dorp Scheerwolde met 50 woningen. Dit betekent dat het plan als NIMB mag worden beschouwd. Nader onderzoek is daarom niet nodig. Aanlegfase Tot slot is nagegaan of ten aanzien van de aanleg van de dorpsuitbreiding er tijdelijke effecten zullen optreden inzake de luchtkwaliteit. In bijlage 2 van deze toelichting zijn de resultaten hiervan beschreven. Kortweg kan gesteld worden dat, op basis van de ingevoerde gegevens (volgens het worst case scenario), gesteld kan worden dat de maximale bijdrage van het extra verkeer 0,98 g/m³ NO2 en 0,10 g/m³ PM10 zal bedragen. De bijdrage van het extra verkeer is “niet in betekenende mate” bijdragend. Dit betekent dat ook op dit punt geen nader onderzoek nodig is. Uitdraaien van de gehanteerde NIBM-tool zijn volledigheidshalve hier opgenomen. Zie verder de separate bijlage over luchtkwaliteit.9
9
Royal Haskoning: Het bepalen van de luchtkwaliteit voor project Scheerwolde, 19 mei 2010 (bijlage 8).
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 24 -
Ontwerp
Conclusie: het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
3.4
Externe veiligheid Op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) en de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (REVI) en het Vuurwerkbesluit gelden sinds 2004 wettelijke normen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven / transporten met gevaarlijke stoffen. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden grenzen gesteld aan de risico’s gelet op de kwetsbaarheid van de omgeving. De risico’s worden daarbij in twee maten gemeten: het plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico gelden harde grenswaarden c.q. afstanden, voor het groepsrisico zijn wettelijk geen vaste waarden vastgelegd. Wel geldt er een verantwoordingsplicht. In het plangebied en de omgeving van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die zorgen voor een verhoogd risico ten aanzien van externe veiligheid. Ook is in het plangebied geen sprake van gastransportleidingen of andere ondergrondse leidingen. Bij de inrichting van het plan is ook rekening gehouden met de bereikbaarheid voor hulpdiensten zoals de brandweer. Conclusie: het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
3.5
Water In de startbijeenkomst Waterbeleid in de 21e eeuw (een gezamenlijk document van de VNG, de provincies, het Rijk en de Unie van Waterschappen) is in 2001 vastgelegd dat bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met de belangen van het water door middel van een watertoets. Concreet betekent dit dat over ruimtelijke plannen vooroverleg met het betrokken waterschap plaatsvindt (en eventuele andere waterbeheerders) en dat ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten waarin de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding in beeld worden gebracht. Eén en ander is sinds 2003 wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Waterschappen hebben op grond van de Wet op de waterhuishouding een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. In een waterbeheersplan dienen zij functies aan het water te geven waarbij afstemming wordt gezocht met het ruimtelijk beleid. Als leidende principes voor duurzaam waterbeheer geldt een tweetal ‘tritsen’:
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 25 -
18 maart 2011
vasthouden, bergen en afvoeren (kwantitatief); schoonhouden, scheiden en zuiveren (kwalitatief). De trits ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms in de bodem en in het oppervlaktewater wordt vastgehouden. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas, als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij ‘schoonhouden, scheiden en zuiveren’ gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Voor dit plan zijn de gevolgen voor de waterhuishouding onderzocht en heeft een watertoets plaatsgevonden. Daarnaast hebben aanvullende onderzoeken op het gebied van bodem en grondwaterstand, meer inzicht gegeven in de waterhuishouding ter plaatse. 3.5.1
Beschrijving huidige watersysteem De stromingspatronen van het grondwater zijn in het algemeen afhankelijk van het reliëf en de bodemopbouw c.q. de aanwezigheid van doorlatende of slecht doorlatende lagen. Scheerwolde en omgeving ligt - net als het overgrote deel van de gemeente - verzonken in het laagveengebied tussen het hoog oplopende Drents Plateau en het Land van Vollenhove. Het hoogteverschil tussen beide is plaatselijk groter dan 8 meter. Het geohydrologische systeem in en rond Scheerwolde is complex. Dit komt vooral doordat de om de boezem (waaronder de natuurgebieden De Weerribben en De Wieden) gelegen diepe polders (waaronder het plangebied) door sterke inklinking en ontginning steeds lager komen te liggen dan de boezem zelf. Hierdoor is het plangebied een kwelgebied waar het grondwater permanent vanuit de ondergrond naar boven stroomt. In het gebied wordt in de huidige situatie - gelet op de landbouwkundige functie - het polderpeil gehandhaafd.
3.5.2
Beleid waterschap Het plangebied valt in het beheersgebied van het waterschap Reest & Wieden. Het beleid van het waterschap is beschreven in het Waterbeheerplan 2010-2015. Alle waterbeheerders in Nederland hebben nieuwe waterbeheerplannen opgesteld voor de periode 2010-2015. Deze plannen zijn op 1 januari 2010 in werking getreden. De nieuwe Waterwet (2009) verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door de waterschappen Reest en Wieden, Velt en Vecht, Regge en Dinkel, Groot Salland en Rijn en IJssel. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. Ook het nieuwe waterbeheerplan is een resultaat van deze samenwerking. De opzet en grote delen van dit waterbeheerplan zijn inhoudelijk hetzelfde als dat van de andere waterschappen in Rijn-Oost. Het waterbeheerplan bevat het integrale beleid van het waterschap met als hoofdthema’s: veiligheid, watersysteembeheer en de afvalwaterketen.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 26 -
Ontwerp
De komende jaren zal er geïnvesteerd worden in onder andere het creëren van extra waterberging om lokale wateroverlast te voorkomen, aanpassing van de waterhuishouding in de kop van Overijssel, de bestrijding van verdroging en het aanpassen van enkele rioolwaterzuiveringsinstallaties. Bovendien worden delen van beken meer natuurlijk gemaakt en worden stuwen vispasseerbaar gemaakt. In het Waterbeheerplan worden functies aan het water toegekend. Voor dit bestemmingsplan zijn twee functiecategorieën van belang (zie afbeelding 3.2): Functie A: Landbouw; Dit betreft het plangebied en het omliggende gebied. Het beleid is hier gericht op optimaal landbouwkundig gebruik. De waterhuishouding is afgestemd op de landbouw. Functie D: Natuur; De natuurgebieden De Weerribben en De Wieden liggen in deze zone. Het beleid richt zich op het herstel en de ontwikkeling van natuurwaarden. De waterhuishouding wordt afgestemd op behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden.
Afbeelding 3.2: Fragment Waterbeheersplan (functiekaart).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 27 -
18 maart 2011
3.5.3
Watertoets Bij de ruimtelijke inrichting van de dorpsuitbreiding heeft het thema water een doorslaggevende rol gespeeld. Een aspect waar specifiek op is gelet, is de mogelijk hogere grondwaterstand in de omgeving van het plangebied. Door een hoger peil in combinatie met extra wateroppervlak, is er kans dat de grondwaterspiegel ten noorden van de Scheerwolderweg stijgt. Om deze reden is rondom de dorpsuitbreiding zorgvuldig gekeken naar de hoeveelheid oppervlaktewater en naar de ligging en de diepte ervan. Door de diepte van de waterpartij nabij de woningen te beperken wordt grondwateroverlast in Scheerwolde voorkomen. In het kader van de watertoets voor de dorpsuitbreiding zijn verder de volgende waterhuishoudkundige zaken van belang: de bestaande kade langs het Steenwijkerdiep wordt doorbroken. Om aan de veiligheidsnormen te kunnen voldoen wordt de waterkerende functie heringepast in het plangebied. De waterkering wordt extra verstevigd en de opbouw bestaat uit zand en klei. De mogelijkheid bestaat de waterkerende hoogte te garanderen door in het ontwerp de ontsluitingsweg op een hoogte van NAP+ 0 aan te brengen (een verhoging van 1,30 m ten opzichte van het huidige wegpeil); het vuile water (droogweerafvoer) wordt afgevoerd naar de zuivering. Het schone hemelwater wordt via een berm- of bodempassage afgevoerd naar het oppervlaktewater; voorkomen moet worden dat nadelige effecten ontstaan voor het ten westen van de dorpsuitbreiding gelegen landbouwperceel. Daartoe moet de huidige afvoer op de bermsloot langs de Scheerwolderweg gehandhaafd blijven. Tevens is het van belang dat de huidige veenlaag, die de bodem van de nieuwe waterplas vormt, intact blijft. Zie in dit verband de onderstaande onderzoeksresultaten en conclusies; in het ontwerp worden ofwel plasbermen bij steile oevers ingepast ofwel flauwe oevers aangelegd; voor de waterkwaliteit is het wenselijk dat de minimale waterdiepte 1 meter bedraagt en de doorstroming wordt gegarandeerd. In werkelijkheid zal de waterdiepte 1,15 m bedragen, aan deze belangrijke eis wordt derhalve voldaan. Naar de mogelijke stijging van de grondwaterstand in het plangebied en de manier waarop effecten hiervan beperkt kunnen worden is afzonderlijk onderzoek verricht.1011 Ten eerste zijn de mogelijke effecten van de aanleg van de waterpartij nader bestudeerd. Geconcludeerd kan worden dat, door de waterdiepte te beperken, de veenlaag intact blijft. Ten tweede kan worden geconcludeerd dat door het ophogen van het maaiveld ter plaatse het effect van een mogelijke stijging van de grondwaterstand kan worden gecompenseerd. Ter plaatse van het direct ten westen van het plangebied gelegen weiland wordt de grondwaterstand in beperkte mate verhoogd. Op de twee meest oostelijk gelegen stroken (van dat weiland) bedraagt de verhoging circa 0,05 m. Op de rest van het perceel neemt de verhoging af tot 0,02 m en minder. In de huidige situatie is de ontwatering in het gebied naar verwachting 0,6 à 1,0 m. Een exacte studie is niet mogelijk omdat het perceel niet toegankelijk is voor onderzoek. De gegevens zijn daarom voornamelijk gebaseerd op het Actueel Hoogtebestand
10
MOS Grondmechanica, Uitbreiding Scheerwolde – modelberekeningen, 7 februari 2011 (bijlage 9). Waterschap Reest & Wieden, Watertoets ontwerpbestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 13 juli 2010 (bijlage 15). 11
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 28 -
Ontwerp
Nederland (AHN). Door de realisatie van de dorpsuitbreiding zal de ontwatering in geringe mate minder worden. Mogelijk echter ligt het maaiveld lokaal (genoemd weiland) lichtelijk lager dan het AHN aangeeft. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de beperkte vermindering van de ontwatering niet leidt tot natschade. Er kan eerst zekerheid worden verkregen nadat op basis van een terrestische meting (NAP en RD) de huidige maaiveldhoogte en daarmee de ontwateringsdiepte vastgesteld is. Indien blijkt dat toch sprake is van een ontoelaatbare natschade op (een deel van) het perceel, zijn maatregelen nodig. De meest effectieve en eenvoudigste wijze is het ophogen van (een deel van) het perceel. Nabij de kern Scheerwolde bedraagt de verhoging van de grondwaterstand in het algemeen minder dan 0,05 m op een smalle strook nabij de dorpsuitbreiding. In natte perioden bedraagt, in de nieuwe situatie, de ontwatering minstens 0,80 m. In relatie tot de dorpsuitbreiding zijn op dit onderdeel geen hydrologische maatregelen nodig. Ten opzichte van het gehele plangebied en de directe omgeving geldt dat na uitvoering van het plan de ontwatering voldoende zal zijn voor het beoogde gebruik van de betreffende gronden. Naburige poldergebieden zullen na planrealisatie een verhoogde waterafvoer hebben. Gezien de aanwezige capaciteit van de gemalen behoeft dit geen probleem te zijn. Volgens de gegevens van het Waterschap zal ook na de realisatie van het plan ruim voldoende reservecapaciteit van de gemalen aanwezig zijn. Ook op dit punt zijn dus geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Conclusies: de watertoets is uitgevoerd en afgerond; het plan is uit het oogpunt van een goede waterhuishouding uitvoerbaar mits het plan conform het wateradvies wordt uitgevoerd (hetgeen zal geschieden); de te verwachten ontwateringdiepte c.q. de kans op natschade zal de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet negatief beïnvloeden.
3.6
Overstromingsrisicoparagraaf
3.6.1
Quickscan van toepassing zijn overstromingsrisicoparagraaf Het plangebied is gelegen aan de zuidzijde van het dorp Scheerwolde. Het gebied ligt tussen de Scheerwolderweg en het Steenwijkerdiep (vaart) en heeft een omvang van circa 11,6 ha, het gaat om 50 woningen. Het plangebied is gelegen in dijkring 9, Vollenhove. Dit dijkringgebied loopt een risico op overstroming als resultaat van haar situering in de lage delen van Overijssel en de ligging ten opzichte van de primaire waterkering van de Vecht. Omdat het plan de ontwikkeling betreft van niet incidentele overstromingsgevoelige functies en gelegen is in dijkring 9 is een overstromingsrisicoparagraaf verplicht. De overstromingsrisicoparagraaf moet inzicht bieden in de risico’s bij overstromingen als gevolg van het falen van een primaire waterkering. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de getroffen maatregelen en voorzieningen om deze risico’s te voorkomen dan wel te beperken.
3.6.2
Risico-inventarisatie Voor de keringen van dijkring 9 geldt een veiligheidsnorm van 1/1250e per jaar. De overschrijdingskans is 1/1250e per jaar. De daadwerkelijke kans op een overstroming in deze dijkring is nog niet bekend. Deze volgen nog uit de resultaten van het project Veiligheid Nederland in Kaart. Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 29 -
18 maart 2011
Conform de aanname van het planbureau voor de leefomgeving, wordt voor de overstromingsrisicozonering bij een dergelijke overschrijdingskans uitgegaan van een kleine kans op overstromen (Pieterse e.a., 2009). Op basis van de risicokaart is bepaald met welke maximale waterdiepte het plangebied kan worden geconfronteerd bij een overstroming. Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied in geval van een overstroming als gevolg van het falen van een primaire waterkering voldoende hoog is gelegen om overstroming te voorkomen.
Afbeelding 3.3: Uitsnede risicokaart
3.6.3
Maatregelen en voorzieningen om overstromingsrisico’s te voorkomen of te beperken Aanvullend op de waterkeringen is er een draaiboek hoogwater beschikbaar en worden inwoners via de Denk Vooruit campagne geïnformeerd. Conclusie: het overstromingsrisico is inzichtelijk gemaakt en blijkt voor het onderhavige plan niet tot bijzonderheden te leiden.
3.7
Bodem12 Ontwikkelingsplannen dienen inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van het plan. Eén van de aspecten hierbij is het aspect ‘bodem’. In september en oktober 2004 is verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd, ondermeer ter plaatse van het plangebied. Hierbij zijn op basis van een locatieinspectie delen van het plangebied als verdacht en onverdacht aangemerkt. Vervolgens is er een veldonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het veldonderzoek zijn getoetst aan de toen geldende Vierde Nota Waterhuishouding en het Bouwstoffenbesluit. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat op een aantal percelen een lichte verontreiniging is aangetroffen. Gezien de aangetroffen verontreinigingen en de concentraties daarvan, kan worden geconcludeerd dat aanvullend onderzoek niet nodig is. Conclusie: het plan wordt niet belemmerd door de bodemsituatie, de bodem is geschikt voor de hierop geprojecteerde functies. 12
Bij het opstellen van deze paragraaf is gebruik gemaakt van de volgende literatuur: “Verkennend bodemonderzoek, Toekomstig recreatiepark te Scheerwolde”, Grontmij, februari 2005.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 30 -
Ontwerp
3.8
Verkeer
3.8.1
Inleiding In deze paragraaf wordt ingegaan op de effecten van de planontwikkeling op het verkeer. Bij de effectbepaling is zowel de afwikkeling van het autoverkeer als de afwikkeling van het scheepvaartverkeer van belang. Beide zaken staan in onderling verband vanwege de beweegbare brug over het Steenwijkerdiep. Het plangebied wordt voor autoverkeer ontsloten via de Scheerwolderweg in het noorden en oosten en de weg Steenwijkerdiep-Noord in het zuiden. Nabij het plangebied ligt de N333 ofwel de Blokzijlseweg. Dit is de doorgaande weg tussen Steenwijk en Emmeloord. De route Scheerwolderweg - Kooiweg loopt weliswaar door Scheerwolde, maar de weg heeft slechts een beperkt aantal direct aanliggende woningen. Aan de Blokzijlseweg is een bushalte aanwezig voor het hele dorp Scheerwolde. De uitbreiding van Scheerwolde heeft uiteraard een toename van de verkeersintensiteit in het (omliggende) gebied als gevolg. De effecten hiervan kunnen echter worden aangemerkt als (slechts) beperkt negatief, gelet op de breedtes en de ligging van de wegen ten opzichte van de bestaande bebouwing. De effecten op de verkeersveiligheid worden verzacht door de snelheidsremmende maatregelen binnen de bebouwde kom en de aanleg van vrijliggende fietspaden (in het kader van de landinrichting).
3.8.2
Scheepvaartverkeer De bestaande ligplaatsen voor de watersportvereniging in het Steenwijkerdiep worden opgeheven en verplaatst naar een locatie binnen het plangebied. Dit verbetert de doorstroming van het recreatiescheepvaartverkeer, met name op drukke momenten. Conclusie: het plan is verkeerskundig inpasbaar en levert een verbetering op voor het scheepvaartverkeer.
3.9
Depositie stikstof In het kader van het bestemmingsplan dorpsuitbreiding Scheerwolde dient het aspect depositie te worden onderzocht. Ten gevolge van het plan zullen verbrandingsemissies van stikstofoxide (NOx) optreden welke tot depositie in de omgeving kan leiden. De te realiseren woningen komen, zoals elders in deze toelichting is aangegeven, in de nabijheid van een aantal Natura 2000-gebieden te liggen. Vanuit het oogpunt van natuurbescherming dient nagegaan te worden of er sprake zou kunnen zijn van een significant effect van het plan op de Natura 2000-gebieden, in welk geval een passende beoordeling moet worden verricht. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in een separate notitie.13 Uit het onderzoek blijkt dat de maximale depositie ten gevolge van de 50 nieuwe woningen circa 0,40 mol/ha/jaar bedraagt. Ter hoogte van het Natura2000-gebied ‘De Weerribben’ is de maximale depositie circa 0,10 mol/ha/jaar. Voor het Natura2000gebied ‘De Wieden’ zal de depositie lager dan 0,05 mol/ha/jaar uitvallen. De ordegrootte van de depositie ten gevolge van de emissie van 50 woningen is vergelijkbaar met hetgeen 1 koe als depositie tot gevolg heeft. In de landelijke omgeving 13
Royal Haskoning: Notitie depositie Scheerwolde, 7 januari 2011 (bijlage 10).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 31 -
18 maart 2011
van Scheerwolde, met de vele nabijgelegen veehouderijen, is deze depositie verwaarloosbaar klein en behoeft vanuit dat oogpunt geen nadere beschouwing door een ecoloog in de vorm van het opstellen van een passende beoordeling. Niettemin is sprake van een toename, zodat in het kader van het provinciaal beleid en uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening een nadere motivering noodzakelijk is. In dit verband is het belangrijk te constateren dat het onttrekken van bemeste agrarische grond (als gevolg van de dorpsuitbreiding) betekent dat hier in de toekomst geen mest meer wordt uitgereden. Dit leidt tot een zekere vermindering van depositie. Uiteraard mag deze mest dan niet zondermeer op andere (bijvoorbeeld naastgelegen) landbouwgronden worden gebracht. De huidige mestwetgeving kent strenge normen op dit punt. Uit onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (2009) blijkt dat het uitrijden van mest gemiddeld 25 kg per ha/jaar aan stikstof in de lucht brengt. Op basis van gegevens van het Ministerie van Vrom staat deze hoeveelheid gelijk aan circa 867 motorvoertuigbewegingen per etmaal (bron: RBOI). Dit aantal verkeersbewegingen wordt vanwege het huidige plan (circa 50 woningen) zeker niet gehaald. Per saldo zal ten aanzien van stikstofdepositie als gevolg van het plan dus geen significante verslechtering optreden. Conclusie: nader onderzoek in de vorm van een passende beoordeling is niet nodig.
3.10
Fosfaatbelasting Er is onderzoek verricht naar de (mogelijke) fosfaatbelasting van het bestemmingsplan op de Natura2000-gebieden “De Wieden” en “De Weerribben”. De resultaten van het onderzoek staan beschreven in een separate rapportage.14 Opzet van het onderzoek Het onderzoek betreft deels literatuuronderzoek, zoals rapporten inzake de waterkwaliteit van het Waterschap Reest en Wieden en deels laboratoriumonderzoek. Laatstgenoemd onderzoek is noodzakelijk gebleken om de (mate van) uitspoeling van fosfaat naar het grond- en oppervlaktewater in te schatten, waardoor het fosfaatgehalte in de bouwvoor met onderliggend veenpakket bepaald kan worden. In de genoemde notitie wordt uitgebreid beschreven op welke wijze dit gehalte is bepaald (namelijk: door middel van een bodemindicator). Vervolgens gekeken naar de interactie tussen fosfaat en grondwater/oppervlaktewater. Vanwege de complexiteit van dit proces, dat van veel factoren afhankelijk is, is op basis van expert-judgement hiervoor een schatting gemaakt. De reden hiervoor is dat exacte berekeningen niet mogelijk zijn vanwege kennislacune qua fosfaatgedrag en het hydrologisch systeem en het ontbreken van ervaringsgetallen. Conclusies De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat de hoeveelheid vrijkomende fosfaat als gevolg van het bestemmingsplan op de fosfaatbalans van de boezem nihil is. Daarnaast wordt door de experts ingeschat dat, mede op basis van de diverse literatuur, gemobiliseerd fosfaat niet de kwetsbare delen in De Wieden en De Weerribben bereikt. Derhalve kan worden uitgesloten dat vrijkomend fosfaat leidt tot een dusdanige toename
14
Kragten: Toelichting inzake fosfaat, 10 februari 2011 (bijlage 11).
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 32 -
Ontwerp
van het fosfaatgehalte in de boezem van Noordwest Overijssel dat er sprake is van (significante) effecten op genoemde Natura 2000-gebieden. Daarnaast voldoet de realisatie van het bestemmingsplan aan het beleid dat aangeeft dat de ontwikkeling geen toename in de fosfaatbelasting op de boezem mag veroorzaken. Op de korte termijn kan een beperkte en tijdelijke toename van de fosfaatbelasting vanuit het bestemmingsplan niet worden uitgesloten. Ook deze tijdelijke toename zal geen significant effect hebben op De Wieden en De Weerribben. Op termijn staat het vast dat de fosfaatbelasting vanuit het bestemmingsplan op de boezem afneemt als gevolg van uitputting van de bron (veenhoudende bodem). Het bestemmingsplan zorgt niet voor het overschrijden van een kritische fosfaatgerelateerde grens als gevolg van stapeling van effecten van andere ontwikkelingen/maatregelen. Conclusie: het aspect fosfaatbelasting (op de omgeving van het plangebied) heeft geen consequenties voor het plan.
3.11
Geluid Ten aanzien van het aspect ‘geluidhinder’ is de Wet geluidhinder (Wgh) bepalend. Uitgangspunt is dat er geen met deze wet strijdige situaties ontstaan. Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening (wegen, spoorwegen, vliegvelden). Voor het voorliggende plan is uitsluitend het aspect ‘wegverkeerslawaai’ van belang. De geluidsituatie is onderzocht en gerapporteerd.15 Het onderzoek is uitgevoerd met als doel om te bepalen of de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen volgens de bepalingen in de Wet geluidhinder (Wgh) kunnen worden gerealiseerd. In deze paragraaf worden de belangrijkste onderdelen uit dit onderzoek beschreven. Geluidssituatie De planlocatie is gelegen binnen de geluidzone van de Scheerwolderweg, Steenwijkerdiep Noord, Steenwijkerdiep Zuid. De verkeersintensiteiten op de wegen Steenwijkerdiep Noord en Steenwijkerdiep Zuid zijn zeer gering en daardoor niet meegenomen in het akoestisch onderzoek. De provinciale weg Blokzijlseweg is gelegen op een afstand van 560 meter van de geprojecteerde woningen en hoeft hierdoor akoestisch gezien niet te worden onderzocht. Voor 30 km/uur wegen is er geen wettelijk kader, maar in het kader van een goede ruimtelijke ordening is het 30km/uur wegvak van de Scheerwolderweg toch beschouwd. Gehanteerde verkeersgegevens De verkeersgegevens van 2020 zijn aangeleverd door de gemeente Steenwijkerland en afkomstig uit het akoestisch model van augustus 2007. Het gehanteerde peiljaar is 2021. Als groeifactor is 1% per jaar gehanteerd ten opzichte van het peiljaar 2020. Tevens is er bij de Scheerwolderweg ten gevolge van aantrekkend verkeer bij een nieuw te projecteren centrum 182 personenauto’s in de dag en 64 personenauto’s in de avond extra aan de verkeersgegevens toegevoegd. In tabel 1 zijn de verkeersgegevens van 2021 opgenomen. De etmaalintensiteiten zijn inclusief de ontwikkeling van
15
Royal Haskoning: Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Scheerwolde ten gevolge van wegverkeer, 10 februari 2011 (bijlage 12).
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 33 -
18 maart 2011
recreatiewoningen. Deze ontwikkeling gaat (voorlopig) niet door, maar als worstcase is hier wel van uitgegaan bij de etmaalintensiteiten. maximum
Motorvoertuigen per
weg
snelheid [km/uur]
wegdektype
etmaal
Scheerwolderweg
30
Elementenverharding in keperverband
3700
Scheerwolderweg
60
Fijn asfalt (DAB)
2300
Afbeelding 3.3: 30 km/h zone Scheerwolde (rekenmodel). Het 30 km/h gedeelte is gelegen tussen de rode pijlen.
In afbeelding 3.3. is aangegeven waar in het akoestisch model een maximum snelheid van 30 km/uur wordt aangehouden. Een gedetailleerde invoer van de verkeersgegevens is opgenomen in bijlage 1 van de hiervoor genoemde rapportage. Ook voor de berekening wordt naar de rapportage verwezen. Beoordeling en conclusie De geluidbelasting (Lden) tengevolge van de 60 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg op de gevels van de te projecteren woningen bedraagt minder dan 48 dB. De geluidbelasting is inclusief de reductie van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Hiermee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en hoeven er geen aanvullende maatregelen worden onderzocht. Voor 30 km/uur wegen is er geen wettelijk toetsingskader. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidbelastingen niettemin inzichtelijk gemaakt. De geluidbelasting (Lden) tengevolge van de 30 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg op de gevels van de te projecteren woningen direct gelegen naast de weg bedraagt tussen de 48 en 51 dB en wordt als ‘acceptabel’ beschouwd. Aangezien we voor het beoordelingskader van de 30 km/uur weg refereren aan de Wet geluidhinder is de geluidbelasting inclusief de reductie van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Geluidsituatie bestaande woningen Scheerwolderweg Ten aanzien van de nieuwe woningen kan ervan uit worden gegaan dat er circa 5 voertuigbewegingen per woning per etmaal extra zullen plaatsvinden. Dit komt overeen met een etmaalintensiteit van 5 x 50 = 250 motorvoertuigen per etmaal. De etmaalintensiteit is in de huidige situatie volgens het hiervoor genoemde rekenmodel
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 34 -
Ontwerp
circa 150 mvt/etm voor het gedeelte van 60 km/uur en 1300 mvt/etm voor het 30 km/uur gedeelte. Op dit moment kan niet precies worden gezegd hoe het verkeer zich over de Scheerwolderweg zal verdelen. Uitgaande van een ‘worstcase’ scenario zijn de resultaten, globaal berekend, dan als volgt: van 150mvt --> 400mvt (150+250) --> circa 4 dB toename; van 1300mvt --> 1550 mvt (1300+250) --> circa 1 dB toename. De bestaande woningen nabij het plangebied liggen allemaal langs het 30 km/hgedeelte. Hier is sprake van een toename van circa 1 dB. Ter referentie: volgens de Wgh is sprake van reconstructie wanneer de geluidsbelasting meer dan 1,5 dB toeneemt. De circa 1 dB toename kan daarom aanvaardbaar worden geacht. Ten aanzien van de circa 4 dB toename (worstcase) geldt dat dit met name betrekking zou kunnen hebben op de meest westelijk gelegen bestaande woningen langs de Scheerwolderweg (nabij de westelijke entree van de kern). Nu het meeste nieuwe verkeer naar verwachting in oostelijke richting Scheerwolde zal verlaten (of vanuit oostelijke richting zal arriveren) en gezien het feit dat de hiervoor bedoelde woningen niet direct aan het 60 km/h gedeelte zijn gelegen (maar gelegen zijn langs de 30 km/h zone), mag ook hier redelijkerwijs worden aangenomen dat de hiervoor bedoelde reconstructiewaarde niet wordt overschreden. Aanlegfase Tijdens de aanlegfase van de dorpsuitbreiding zal er – behoudens het reguliere bouwverkeer en de overige bouwactiviteiten – binnen een aaneengesloten periode aanvoer van zand en grond van elders plaatsvinden ten behoeve van (met name) de ophoging van de woonpercelen. De grond en het zand worden aangevoerd door middel van vrachttransport, via de N333 en de Kooiweg/ Scheerwolderweg. In totaal betreft het circa 8.000 transportbewegingen. Op basis van de bij het luchtkwaliteitsonderzoek reeds gehanteerde gegevens (zie paragraaf 3.3 en de daarin vermelde separate rapportage) bedraagt de extra toename van de geluidbelasting als gevolg van de aanvoer van grond circa 1 dB. Deze waarde is een etmaalwaarde en heeft betrekking op het 30 km/h-gedeelte van de Scheerwolderweg. Hoewel deze toename niet groot is zullen de piekbelastingen uiteraard wel hoger liggen. Zonodig zal de gemeente met de ontwikkelaar c.q. bouwer afspraken maken om de eventuele hinder voor de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Conclusie: het aspect geluid heeft geen consequenties voor het plan.
3.12
Zonering agrarische bedrijven De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve effecten op de agrarische bedrijven in de omgeving. De agrarische gronden binnen het plangebied verdwijnen grotendeels. Aan het Steenwijkerdiep-Zuid is sprake van een agrarisch bedrijf. Rondom dit bedrijf is - ter bescherming van het bedrijf - sprake van een stankcirkel van 100 meter waarbinnen geen geurgevoelige objecten mogen worden gebouwd. Het plan voldoet aan deze voorwaarde. Conclusie: het aspect zonering agrarische bedrijven heeft geen consequenties voor het plan.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 35 -
18 maart 2011
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 36 -
Ontwerp
4
PLANBESCHRIJVING
4.1
Huidige situatie Het plangebied ligt in een jonge veenontginning met een kenmerkende openheid en een rationele opstrekkende verkaveling. Het gebied ligt tussen het Steenwijkerdiep en de Scheerwolderweg. Het huidige grondgebruik is agrarisch. Het plangebied maakt deel uit van een gaaf cultuurlandschap achter de voormalige zeedijk van de toenmalige Zuiderzee. Dit landschap bestond uit een zone achter de dijk met een reeks inpolderingen, met daarachter een waterrijk landschap van veensloten en veenmeren. De verkaveling in het plangebied vertoont een overwegend oostwestrichting. Dit is goed te verklaren door de richting van de Wetering (noordzuidgericht), die een belangrijke functie had bij de afvoer van de afgegraven turf. De zuidzijde van Scheerwolde wordt gemarkeerd door het Steenwijkerdiep. Het plangebied ligt tussen De Wieden en het Nationaal Park De Weerribben, welke tot het landschapstype veenmoeras behoren.
Afbeelding 4.1: Zicht op het plangebied vanuit het zuiden.
Ten slotte is vermeldenswaardig dat de noordoostelijk van het plangebied aanwezige bomenlaan de ' groene rug'vormt van de huidige kern Scheerwolde. Deze is te zien in afbeelding 4.1. Bovendien is te zien dat er nu enkele volkstuinen aanwezig zijn.
4.2
Functionele en ruimtelijke uitgangspunten
4.2.1
Programma Het functionele programma voor de dorpsuitbreiding bestaat uit: 34 woningen en 16 appartementen; ruimte voor de verplaatsing van de passantenhavens in het Steenwijkerdiep.
4.2.2
Ruimtelijke uitgangspunten Voor de bepaling van de ruimtelijke structuur van het nieuwe woongebied zijn twee uitgangspunten primair van belang: het woongebied is een uitbreiding van het dorp Scheerwolde; het woongebied ligt in een groene, waterrijke omgeving. Om het woongebied als uitbreiding van Scheerwolde te kunnen beschouwen moet het qua structuur en beeld een logische aanvulling zijn op het bestaande dorp. Dit wordt bereikt door de volgende ontwerpuitgangspunten: de Scheerwolderweg is niet langer ' de weg langs het dorp'maar wordt een echte dorpse laan, die de ruimtelijke drager wordt van zowel de bestaande kern als het nieuwe woongebied. De aanwezige, fraaie laanbeplanting ondersteunt dit en komt nog beter tot zijn recht; Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 37 -
18 maart 2011
het kenmerkende groenblauwe kader waarop Scheerwolde is ingepast in het landschap (de schil met de laanbeplanting langs de Scheerwolderweg, het Steenwijkerdiep en de overige groenstructuur) wordt doorvertaald naar het nieuwe woongebied; de nieuwe centrale groene ruimte sluit aan bij het centrumgebied en wordt gemarkeerd met bebouwingsaccenten in maximaal drie bouwlagen.
4.3
Nieuwe situatie Het nieuwe woongebied is onderverdeeld in twee deelgebieden, zie afbeelding 4.2. Beide deelgebieden krijgen een eigen signatuur als het gaat om de beeldkwaliteit. Het verbindend element is water: voor beide deelgebieden geldt namelijk dat de alle percelen direct aan of nabij het water komen te liggen. Dit wordt mogelijk gemaakt door het herinpassen van de waterkering in de vorm van een ontsluitingsweg ter hoogte van NAP+0 (circa 1.30 m. hoger dan het huidige wegpeil). Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de in de figuren 4.2 t/m 4.4 zichtbare verkaveling indicatief is.
Afbeelding 4.2: Schetsontwerp dorpsuitbreiding.
Het eerste deelgebied (zie afbeelding 4.3.) bestaat uit een schil met nieuwe woningen langs de Scheerwolderweg. Het gaat hier vooral om de vormgeving van een bij het dorp Scheerwolde passende dorpsuitbreiding. De bedoeling is dat hier een verbetering van de beeldkwaliteit wordt bereikt die uitstraalt naar het hele dorp.
Afbeelding 4.3: Deelgebied 'de schil'.
Het tweede deelgebied (zie afbeelding 4.4) omvat het overige deel van het nieuwe woongebied, een westelijke rand en een temidden van water gelegen centraal deel, inclusief enkele kavels langs de Scheerwolderweg bij de entree van het dorp. Alle kavels zijn bestemd voor vrijstaande woningen. Het gaat in dit deelgebied om relatief 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 38 -
Ontwerp
grote bouwpercelen met een oppervlakte in de orde van grootte van 1.500 m². De kavels worden aangelegd op gronden welke worden opgehoogd (zie ook paragraaf 3.5.3.).
Afbeelding 4.4: Deelgebied 'overig deel'.
Een deel van het nieuwe woningaanbod is primair gericht op de inwoners van Scheerwolde. Een ander deel richt zich meer op de woningmarkt in de gehele gemeente en bevat ook woningen uit het duurdere (koop)segment. Hiermee wordt tevens voorzien in een grotere diversiteit in de woningvoorraad. Uitgangspunt is de realisering van 50 woningen, waarvan 16 in de beide appartementengebouwen. 4.3.1
Aanlegplaatsen watersportvereniging en woningen Het gebied grenst aan het Steenwijkerdiep. Deze vaart wordt met name gebruikt voor de recreatievaart en maakt deel uit van een netwerk van recreatieve vaarroutes. Omdat de bestaande aanlegplaatsen voor de watersportvereniging Scheerwolde (gelegen nabij de brug) in het hoogseizoen een goede doorvaart belemmeren, worden deze verplaatst naar de ' oksel'tussen het Steenwijkerdiep en de Scheerwolderweg. Verder wordt voor twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen de mogelijkheid gecreëerd om een eigen boot bij de betreffende woning aan te leggen. Uitdrukkelijk wordt vermeld dat het hier dus niet gaat om ligplaatsen voor ' passanten' .
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 39 -
18 maart 2011
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 40 -
Ontwerp
5
JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING
5.1
Algemeen Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (formeel: geografische plaatsbepaling, voorheen plankaart genoemd), planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2008. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2008. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
5.2
Methodiek In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden nadere aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de planregels wordt gegeven.
5.3
Planregels De planregels zijn ondergebracht in vier hoofdstukken. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden: Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hierin worden de gebruikte begrippen en de wijze van meten uiteengezet, teneinde een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke planregels en de verbeelding te waarborgen. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hier worden voor alle op de verbeelding voorkomende bestemmingen en de bijbehorende regels uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Hierin staan de algemeen geldende regels, zoals de anti dubbeltelregel en de algemene afwijkingsregels. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de citeertitel.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 41 -
18 maart 2011
5.4
Bestemmingsregels De bestemmingsregels volgen een éénduidige opbouw, conform SVBP2008. Planregels voor bestemmingen zijn in de regel als volgt opgebouwd: Bestemmingsomschrijving Bouwregels In de bestemmingsomschrijving wordt aangegeven welke functies binnen de bestemming zijn toegelaten, en of gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en/of andere werken zijn toegelaten. De bouwregels bevatten regels voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Het betreft meestal regels inzake de situering en inzake de (maximale) bouwhoogte. Bij sommige bestemmingen wordt onderscheid gemaakt tussen (soorten) gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde. Daarnaast komen in sommige bestemmingen één of meer van de volgende onderdelen voor: Nadere eisen Afwijken van de bouwregels Specifieke gebruiksregels Afwijken van de gebruiksregels Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden Met de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen kunnen burgemeester en wethouders bewerkstelligen dat een aanvrager van een omgevingsvergunning het bouwwerk op een bepaalde wijze situeert, bijvoorbeeld met het oog op een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid. Met de bevoegdheid tot afwijken kan, zij het beperkt en mits gemotiveerd, worden afgeweken van de bestemmingsregels, bijvoorbeeld voor kleine overschrijdingen van het bouwvlak of voor de realisering van een wat groter bijgebouw. Ook wordt in dit plan regels gesteld aan het gebruik van de gronden. In de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik als strijdig gebruik gezien wordt. Bij de bevoegdheid tot afwijken van de gebruiksregels wordt aangegeven welk verboden gebruik via een omgevingsvergunning toch kan worden toegestaan. De omgevingsvergunningplicht voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden, is opgenomen om ervoor te zorgen dat de aanwezige landschappelijke en natuurlijke waarden niet worden aangetast als de waterhuishouding in het gebied veranderd.
5.5
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1: Begrippen
In dit artikel zijn begrippen verklaard die genoemd worden in de regels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van de regels.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 42 -
Ontwerp
Artikel 2: Wijze van meten
In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. De regels inzake de wijze van meten voorkomen interpretatieverschillen bij de toepassing van de regels over maatvoeringen. Artikel 3: Groen - Water
Binnen deze bestemming vallen groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen. Binnen de bestemming is een aanduiding opgenomen die aanleggelegenheid voor vaartuigen mogelijk maakt. Er is een aanlegmogelijkheid voor maximaal 25 vaartuigen in verenigingsverband. Er geldt een maximale waterdiepte van 1,15 meter. Deze beperking is opgenomen vanwege de mogelijke negatieve waterhuishoudkundige gevolgen van een grotere waterdiepte. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Permanente bewoning is niet toegestaan. De gronden (wateren) mogen niet gebruikt worden als ligplaats voor woonschepen. Binnen het bestemmingsvlak geldt een omgevingsvergunningsplicht voor werken, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden. Dit ter toetsing aan de landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden en/of de stedenbouwkundige structuur. Een omgevingsvergunning is nodig voor het dempen of graven van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen en het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde een bouwwerk. Voorts geldt er een beperking ten aanzien van de situering van lichtmasten, die mogen niet binnen een zone van 10 m vanaf de grens met de bestemming Water worden geplaatst. Dit is op de plankaart aangegeven met de codering (sg-la). Artikel 4: Verkeer - Verblijfsgebied
Met dit bestemmingsvlak worden de openbare verkeersfuncties aangegeven, zoals straten, fiets- en voetpaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen. De verkeersfunctie is beperkt tot die van lokaal verkeer. Binnen het bestemmingsvlak mogen geen gebouwen worden gebouwd. Artikel 5: Water
Het water van het Steenwijkerdiep behoort tot dit bestemmingsvlak. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Het bestemmingsplan maakt het evenmin mogelijk om in dit bestemmingsvlak aanlegsteigers te plaatsen. Deze aanlegsteigers worden voorzien in het gebied dat op de verbeelding is aangeduid als ‘aanleggelegenheden toegestaan’. De hoogte van oeverbeschoeiingen mag niet meer dan 40 centimeter vanaf het winter(water)peil bedragen. Het is voorts niet toegestaan binnen dit bestemmingsvlak een ligplaats voor woonschepen te realiseren. Verder geldt er een omgevingsvergunningplicht voor werken, geen bouwwerk zijnde, en voor werkzaamheden. Dit stelsel komt overeen met dat van de bestemming Groen – Water, zoals hiervoor is beschreven. Artikel 6: Wonen - 1
De bestemming ‘Wonen – 1’ heeft betrekking op de bestaande woonbebouwing aan het Steenwijkerdiep, welke om praktische redenen is opgenomen in dit bestemmingsplan. Behalve voor het wonen is het mogelijk hier een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen of een agrarisch neven- of hobbybedrijf. Andere vormen van bedrijvigheid zijn niet toegestaan. De bouwvoorschriften maken onderscheid tussen het hoofdgebouw (dat wil zeggen het woonhuis) en aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Door middel van het bouwvlak is de situering van het hoofdgebouw vastgelegd, in de
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 43 -
18 maart 2011
bebouwingsbepalingen is onder meer de (goot)hoogte en de dakhelling van het hoofdgebouw geregeld. De regels zijn erop gericht de bestaande bebouwingskenmerken van het hoofdgebouw vast te leggen. Dit sluit aan bij de op het oog willekeurige situering van de bijgebouwen in de praktijk. Het bouwen van steigers, vlonders, plankieren en paardenbakken is niet toegestaan. Om te voorkomen dat de woningen worden gebruikt ten behoeve van recreatieve bewoning, is hiervoor een verbodsbepaling in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Ook is het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning niet toegestaan. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven is strijdig met deze bestemming, evenals het gebruik ten behoeve van detailhandel, horecadoeleinden en de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen. Binnen deze bestemming is ook een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden. Hierbij dient te worden getoetst aan de waterhuishoudkundige waarden ter plaatse van de bestemming en in de directe omgeving. Het gaat hier om werken als graafwerken, drainagewerken en het aanbrengen van oeverbeschoeiingen. Artikel 7: Wonen - 2
Dit bestemmingsvlak heeft betrekking op de nieuwe woonpercelen van de dorpsuitbreiding. Ook hier is het toegestaan een ruimte te gebruiken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep. Andere vormen van bedrijvigheid zijn niet toegestaan. Binnen het bestemmingsvlak ' Wonen - 2'zijn in totaal maximaal 34 vrijstaande of halfvrijstaande woningen toegestaan. Het aantal te bouwen woningen is per bestemmingsvlak vastgelegd. De woningen bestaan uit maximaal twee bouwlagen met een kap. Teneinde een open bebouwingsbeeld te garanderen is verder bepaald dat een bouwperceel voor maximaal 10% mag worden bebouwd. Het bouwen van steigers, vlonders, plankieren en paardenbakken is niet toegestaan. Het is wel toegestaan om bij woonhuizen botenhuizen te bouwen. Per woonhuis mag ten hoogste één boothuis gebouwd worden met een oppervlakte van niet meer dan 25 m² en met een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter. Om te voorkomen dat de woningen worden gebruikt ten behoeve van recreatieve bewoning, is hiervoor een verbodsbepaling in de specifieke gebruiksregels opgenomen. Ook is het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning niet toegestaan. Het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven is evenmin toegestaan, evenals het gebruik ten behoeve van detailhandel, horecadoeleinden en de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen. Een ligplaats voor boten is toegestaan, mits dit is voor eigen gebruik. Binnen deze bestemming is ook een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden. Hierbij dient te worden getoetst aan de waterhuishoudkundige waarden ter plaatse van de bestemming en in de directe omgeving. Het gaat hier om werken als graafwerken, drainagewerken en het aanbrengen van oeverbeschoeiingen.
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 44 -
Ontwerp
Artikel 8: Wonen - Gestapeld
Aan de entree van het nieuwe woongebied wordt een parkje aan het water gesitueerd, zodat centraal in het dorp de verblijfskwaliteit vergroot wordt. Ondersteunend aan de entree van de woonwijk zijn twee appartementengebouwen beoogd. Deze gebouwen zijn geprojecteerd binnen de bestemmingsvlakken ‘Wonen – Gestapeld’. Het aantal woningen bedraagt maximaal 16 (2 x 8) en is op de verbeelding aangegeven. De hoogte van een woongebouw mag maximaal 10 meter bedragen. Door de geringe bouwhoogte van de woongebouwen passen deze in de omgeving van de bestaande bebouwing en sluiten deze ook aan bij de nieuw te bouwen woningen in Scheerwolde. Het bebouwingspercentage van een bouwvlak bedraagt maximaal 80%. Ook voor deze woningen geldt het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning als strijdig gebruik. Dit geldt ook voor het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden, detailhandel, kunstnijverheid en ateliers, de verhuur van boten, fietsen en andere recreatieve vervoermiddelen. Een ligplaats voor boten is hier, gelet op de ruimtelijke structuur, niet toegestaan. Binnen deze bestemming is ook een omgevingsvergunningplicht opgenomen voor de uitvoering van bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden. Hierbij dient te worden getoetst aan de waterhuishoudkundige waarden ter plaatse van de bestemming en in de directe omgeving. Het gaat hier om werken als graafwerken, drainagewerken en het aanbrengen van oeverbeschoeiingen. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemming mag worden gewijzigd in de bestemming Wonen - 2. Deze bevoegdheid kan worden toegepast indien veranderingen in het woningbouwprogramma voor Scheerwolde binnen de planperiode daartoe aanleiding geven. Artikel 9: Anti-dubbeltelregel
De anti-dubbeltelregel voorkomt dat dezelfde gronden meerdere keren in aanmerking mogen worden genomen bij het verlenen van (verschillende) omgevingsvergunningen, waardoor bebouwingsmogelijkheden onbedoeld kunnen worden verruimd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 10: Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels is opgenomen dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning kan verlenen voor het in geringe mate afwijken van de maten en bestemmingsgrenzen zoals deze in het plan zijn opgenomen. Artikel 11: Overgangsrecht
Het overgangsrecht is van toepassing op bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening, conform de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen tekst. Artikel 12: Slotregel
De slotregel geeft aan hoe de regels van het plan moeten worden aangehaald.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 45 -
18 maart 2011
9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 46 -
Ontwerp
6
UITVOERBAARHEID
6.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1.1
Inspraak In het kader van de eerdere planvorming is over de dorpsuitbreiding reeds uitvoerig overleg gevoerd met de bevolking en andere belanghebbenden. Tevens zijn er in die periode meerdere informatieavonden belegd. Een (nieuwe) inspraakronde zou weinig toevoegen. Personen of instellingen die desondanks alsnog (of nogmaals) op het plan zouden willen reageren, kunnen dit doen door middel van het indienen van een zienswijze tijdens de tervisieligging van het ontwerpbestemmingsplan. Gelet op een eerdere tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, waarbij twee zienswijzen zijn ingediend, kan worden geconcludeerd dat het plan in overwegende mate maatschappelijk aanvaardbaar is. De zienswijzen zijn uiteraard betrokken bij de aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan, zoals in de inleiding van deze toelichting is verwoord. Om die reden is afgezien van een nieuwe inspraakprocedure, voorafgaand aan de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan (2011).
6.1.2
Eerder ontwerp Voor de onderhavige uitbreiding heeft in 2010 een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegen. Na de tervisielegging heeft de gemeente Steenwijkerland besloten het betreffende ontwerp niet vast te stellen, dit om procedurele redenen en om enkele noodzakelijke actualisaties, aanvullingen en verduidelijkingen door te voeren. Hierbij is het plan in essentie overigens niet veranderd. De diverse aanpassingen hebben enige tijd gevergd. Uit oogpunt van een zorgvuldige planvoorbereiding is in 2011 het onderhavige plan als een nieuw ontwerp ter visie gelegd.
6.1.3
Bestuurlijk overleg Vanaf 21 juni 2010 heeft er formeel vooroverleg plaatsgevonden met de overleg partners. Hierop zijn de volgende reacties ontvangen: Provincie Overijssel16 Plantoelichting voor wat betreft woningbouwbehoefte komt nog niet geheel overeen met de systematiek van de omgevingsvisie. De instandhoudingsdoelen komen door de plannen niet in gevaar, mits er rekening wordt gehouden met de vliegroute van meervleermuizen. De provincie constateert, dat het plan voldoet indien wordt voldaan aan de hiervoor gemaakte opmerkingen. VROM-Inspectie17 De betrokken rijksdiensten zien geen aanleiding tot het maken van opmerkingen op het voorliggend plan.
16
Provincie Overijssel, Vooroverlegreactie 3.1.1 Bro, Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 20 juli 2010 (bijlage 13). 17 VROM-Inspectie, Steenwijkerland vooroverleg bestemmingsplan “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” 32987, 2 juli 2010 (bijlage 14). Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 47 -
18 maart 2011
Waterschap Reest & Wieden18 Het waterschap adviseert om de conclusies en de aanbevelingen uit het onderzoek van Adviesbureau Kragten, 23 maart 200619, op te nemen in de waterparagraaf van de plantoelichting, van het bestemmingsplan. Daarnaast dient er nadere afstemming plaats te vinden over de inpassing van de waterkering in het plangebied. Brandweer20 Externe veiligheid: geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Bereikbaarheid: het voorliggende plan bevat doodlopende einden, dit kan problemen opleveren. Daarnaast is het niet duidelijk wat de breedte van de weg zal zijn. Het advies is om dan ook de wegbreedte van het doodlopende einde zo breed te maken dat twee voertuigen elkaar kunnen passeren of een andere mogelijkheid is om passeerstroken aan te brengen. Bluswatervoorziening: het plangebied dient te worden voorzien van een primaire bluswatervoorziening, hetgeen betekent dat op maximaal 40 meter van de toegang van een bouwwerk een (ondergronds)brandwaterkraan aanwezig dient te zijn met een capaciteit van minimaal 30 m³ per uur. Brandweerzorgnorm: met een opkomsttijd van ± 14 minuten wordt niet voldaan aan de opkomstnorm van de brandweer. Dit is echter een kleine overschrijding, met de omgevingsvergunning zal bekeken worden of er eventueel aanvullende brandpreventie maatregelen getroffen moeten worden. Restrisico: activiteiten welke voortvloeien uit het bestemmingsplan kunnen tot incidenten leiden die beheersbaar worden geacht door de brandweer. De genoemde maatregelen verkleinen de kans op het escaleren van een incident en zorgen ervoor dat de negatieve effecten verder teruggedrongen worden. Op basis van de bovenstaande reacties is het ontwerpbestemmingsplan aangepast zoals is aangegeven door de betreffende instanties (voor zover het zaken betreft die in een bestemmingsplan geregeld kunnen worden). Hiermee kan worden gesteld dat het plan ook voor de overlegpartners aanvaardbaar is.
6.2
Economische uitvoerbaarheid
6.2.1
Grondexploitatie en financiële uitvoerbaarheid Het onderhavige plan omvat zowel projectmatige woningbouw als de ontwikkeling en (gemeentelijke) uitgifte van vrije kavels. Voor het plan is een sluitende exploitatie opgesteld. In de investeringen die met de ontwikkeling van het gebied gemoeid zijn, is onder andere rekening gehouden met de kosten van verwerving, bouw- en woonrijp maken, bouw van de woningen en algemene planontwikkelingskosten. De genoemde investeringen worden gedekt door de opbrengsten uit de gronduitgifte en de verkoop van woningen. Het financiële resultaat van de exploitatie is kostendekkend. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de realisatie van de dorpsuitbreiding Scheerwolde een financieel-economisch verantwoorde ontwikkeling is.
18
Waterschap Reest & Wieden, Watertoets ontwerpbestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 13 juli 2010 (bijlage 15). 19 genoemd onderzoek is vervangen door de separaat beschikbare rapportage: “MOS Grondmechanica, Uitbreiding Scheerwolde – modelberekeningen, 7 februari 2011” 20 Brandweer gemeente Steenwijkerland, Het bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 14 juli 2010 (bijlage 16). 9V3899B0/R04/140198/Rott 18 maart 2011
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde - 48 -
Ontwerp
6.2.2
Exploitatieplan Op grond van artikel 6.12 Wro zijn gemeenten verplicht een exploitatieplan op te stellen in geval, zoals hier door middel van een bestemmingsplan, wordt voorzien in de bouw van één of meer gebouwen en/of woningen. Er hoeft géén exploitatieplan te worden vastgesteld voorzover blijkt dat de kosten van de grondexploitatie op andere wijze is verzekerd. Onder ‘op andere wijze verzekeren’ valt onder andere het afsluiten van de exploitatieovereenkomst, de zogenaamde ‘anterieure’ overeenkomst. In relatie tot het onderhavige plan wordt opgemerkt dat gemeente Steenwijkerland en de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst hebben afgesloten, waarin mede de aansprakelijkheid ten aanzien van eventuele planschade is geregeld. Als zodanig ontbreekt de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dient tevens te worden besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.
Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde Ontwerp
9V3899B0/R04/140198/Rott - 49 -
18 maart 2011
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlagen
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
5
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
6
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Inhoudsopgave
Toelichting
3
Bijlagen Bijlage 1 Een toekomstperspectief voor Scheerwolde, oktober 2005 Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan woon- en recreatiepark Scheerwolde, 30 maart 2007 Bijlage 3 Grontmij, Inventariserend veldonderzoek, documentnummer 153615, januari 2005 Bijlage 4 SOB Research, Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, november 2006 Bijlage 5 Gemeente Steenwijkerland: Toetsen rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde, 28 oktober 2010 Bijlage 6 Kragten: Dorpsuitbreiding Scheerwolde - Toetsing aan de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, 24 november 2010 Bijlage 7 Kragten: Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper, 25 november 2010 Bijlage 8 Royal Haskoning: Het bepalen van de luchtkwaliteit voor project Scheerwolde, 19 mei 2010 Bijlage 9 MOS Grondmechanica, Uitbreiding Scheerwolde - modelberekeningen, 7 februari 2011 Bijlage 10 Royal Haskoning: Notitie depositie Scheerwolde, 7 januari 2010 Bijlage 11 Kragten: Toelichting inzake fosfaat, 10 februari 2011 Bijlage 12 Royal Haskoning: Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Scheerwolde ten gevolge van wegverkeer, 10 februari 2011 Bijlage 13 Provincie Overijssel, Vooroverlegreactie 3.1.1 Bro Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 20 juli 2010 Bijlage 14 VROM-Inspectie, Steenwijkerland vooroverleg bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" 32987, 2 juli 2010 Bijlage 15 Waterschap Reest & Wieden, Watertoets ontwerpbestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 13 juli 2010 Bijlage 16 Brandweer gemeente Steenwijkerland, Het bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 14 juli 2010
2
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
5 7 25 57 93 201 207 261 273 281 313 327 365 383 389 399 405
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
4
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 1 Een toekomstperspectief voor Scheerwolde, oktober 2005
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
7
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
8
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Een toekomstperspectief voor Scheerwolde Oktober 2005
1 1.1
Inleiding De kern Scheerwolde
Scheerwolde is één van de kleinere kernen van Steenwijkerland en ligt centraal tussen de natuurgebieden de Weerribben en de Wieden. In 1951 is gestart met de bouw van het dorp Scheerwolde. Dit geplande dorp zou uiteindelijk een omvang van ongeveer 1700 inwoners moeten krijgen met de daarbij behorende voorzieningen. Dit aantal is echter nooit gehaald. In 2002 telde het dorp 540 inwoners. Het aantal voorzieningen is zeer beperkt.
Ligging Scheerwolde
De bovenstaande topografische kaart laat zien dat het dorp naar het oosten, noorden en westen ruimtelijk afgerond is met een groenzone. De Scheerwolderweg functioneert als ruimtelijke drager van de kern. De Brink ligt aan de zuidzijde van de kern tegen de Scheerwolderweg aan. Naar het zuiden toe heeft het dorp nooit een afronding gekregen. Ruimtelijk en functioneel zijn er uitbreidingsmogelijkheden voor woningbouw aan de westzijde, maar met name aan de zuidzijde van de huidige bebouwing.
1.2
Aanleiding van de notitie
Bij de behandeling van de Woonvisie in de raad op 13 april 2004 is aandacht gevraagd voor de ontwikkelingen in de kleine kernen. Met name is gevraagd de mogelijkheden te onderzoeken of Scheerwolde een extra impuls kan krijgen voor permanente bewoning. Een extra impuls die afhankelijk is van de invulling van de gele vlek in het kader van het gebiedsgericht beleid ten zuidwesten van Scheerwolde. Daarnaast is geconstateerd dat een opwaardering van de kern Scheerwolde noodzakelijk is. Het college van B&W is zich er van bewust dat er naast een inhaalslag ook een kwaliteitsimpuls nodig is om het dorp toekomstperspectief te bieden. De leefbaarheid van de bewoners staat daarbij centraal. De opwaardering van Scheerwolde is alleen te realiseren in combinatie met de gele vlek en de extra permanente bewoning. Deze notitie geeft invulling aan de wens van de raad de mogelijkheden voor permanente bewoning te onderzoeken, met uiteindelijk als doel een extra impuls te geven aan het vergroten van de leefbaarheid in Scheerwolde en daarmee de kern meer toekomstperspectief te bieden. In de reactie aan gedeputeerde staten van 30 maart 2005 op het woonbeleid heeft het college van B&W aangegeven dat het beleid van provincie en gemeente, waarbij dit laatste is verwoord in de Woonvisie 2003+, wordt gemonitoord en waar nodig bijgesteld. Dit gebeurt in samenspraak met de corporaties en is tevens vastgelegd in de prestatieafspraken. Op vergelijkbare wijze wil de gemeente dit vastleggen in de prestatieafspraken met de provincie. In de Woonvisie is een tussentijdse evaluatie van de marktontwikkelingen en woningbehoefte aangekondigd. Inmiddels vindt er een onderzoek plaats naar de woonbehoefte in de kleine kernen. De eerste resultaten hiervan worden eind 2005 verwacht. In het verlengde van de Woonvisie is voor het dorp Scheerwolde deze sterkte en zwakte analyse opgesteld. De uitkomsten van deze analyse worden meegenomen in de tussentijdse evaluatie. Deze analyse maakt integraal onderdeel uit van de MER procedure en het voorontwerp bestemmingsplan Scheerwolde. 1.3
Leeswijzer
Aan de hand van de kenmerken van het dorp zijn in hoofdstuk 2 de sterke en zwakke punten van de huidige situatie van Scheerwolde samengevat en zijn de bedreigingen voor de leefbaarheid benoemd. Vervolgens is in hoofdstuk 3 beschreven hoe de huidig voorgestane ontwikkelingen mogelijkheden bieden de zwakke punten en de bedreigingen om te zetten in sterke punten en kansen. Met andere woorden wat bieden deze ontwikkelingen voor mogelijkheden om een kwaliteitsimpuls aan Scheerwolde te geven. Het gaat daarbij om: 1. Het recreatiepark dat in het kader van het gebiedsgericht beleid ontwikkeld wordt en waarvoor momenteel een m.e.r. wordt opgesteld; 2. Het gemeentelijk plan om extra woningen aansluitend aan het dorp te realiseren. Deze notitie wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen in hoofdstuk 4. Een beschrijving van zwakke en sterke punten van het dorp en de daaruit voortvloeiende kansen en bedreigingen is opgenomen in bijlage 1.
2 2.1
Kansen en bedreigingen in de huidige situatie Sterke en zwakke punten
Aan de hand van de kenmerken van het dorp (gebaseerd op de “Woonvisie 2003+” en het “Dorpsplan Scheerwolde” opgesteld voor en door de bewoners van Scheerwolde in 2003) zijn de sterke en zwakke punten van de kern af te leiden. Een uitgebreide beschrijving van de kenmerken van het dorp, zwakke en sterke punten en de daaruit voortvloeiende kansen en bedreigingen is opgenomen in bijlage 1. Tabel 1 is een samenvatting van de analyse. Tabel 1 Sterkte-zwakteanalyse Scheerwolde Sterk - Ligging tussen natuurgebieden - Hoeveelheid groen in de woonomgeving - Veiligheid
Kansen - Het dorp biedt een hoogwaardige en veilige leefomgeving voor de huidige en nieuwe bewoners - Inpassing van woningen (ruimtelijk en functioneel) in de huidige structuur van het dorp is goed mogelijk
Zwak - Eenzijdige woningmarkt - Eenzijdige bevolkingsopbouw - Basale voorzieningen ontbreken - De uitbreidingsruimte voor bedrijvigheid is beperkt - De werkgelegenheid is beperkt - Infrastructuur behoeft aanpassing - Uitstraling: onderhoud openbare ruimten (wateroverlast)
Bedreigingen - Hogere inkomensgroepen trekken weg - Omdat er geen doorstroming plaatsvindt trekken ook jongeren uit Scheerwolde weg - Door de vergrijzing zijn er onvoldoende voorzieningen voor ouderen en ouderenhuisvesting - Het draagvlak voor de huidige voorzieningen kalft verder af - De leefbaarheid komt verder onder druk te staan - Er treedt verpaupering van de openbare ruimte op - Werkgelegenheid verdwijnt
De zwakke punten beginnen zich meer en meer te manifesteren. Daarmee komen de bedreigingen voor de leefbaarheid van Scheerwolde steeds meer tot uiting. 2.2
Autonome groei
Er is een aantal zwakke punten geconstateerd. Deze hebben betrekking hebben op de eenzijdige woningmarkt. Er is geen sprake van een gedifferentieerd woonmilieu. Het gebrek aan de meest basale voorzieningen, de beperkte uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven, de onderhoudsituatie van de woningen, de wens voor aanpassing van de infrastructuur en de wens voor verbetering van de uitstraling van het dorp wijzen er op dat de woonomgeving ook niet direct als aantrekkelijk te kenschetsen is. Bovendien is er weinig werkgelegenheid. Met de autonome groei van het dorp door middel van de ontwikkeling van 15 woningen, zoals gesteld in de Woonvisie, worden deze bedreigingen voor Scheerwolde niet afgewend laat staan omgezet in kansen.
Eenzijdige woningmarkt De toevoeging van 15 woningen leidt niet tot de gewenste differentiatie, waarbij voldoende woningen voor zowel starters, als senioren als voor belangstellenden voor een woning in het middeldure en duurdere koopsegment beschikbaar komen. Het aantal huurwoningen in Scheerwolde blijft relatief hoog. De gewenste doorstroming kan dan ook niet voldoende plaatsvinden en de gewenste differentiatie van de woningmarkt wordt zo niet bereikt. Eenzijdige bevolkingsopbouw In Scheerwolde is sprake van vergrijzing. De leeftijdsgroep tussen de 20 en 30 is ondervertegenwoordigd (zie bijlage 1). Tevens is geconstateerd dat wat betreft inkomensopbouw, de bevolkingsopbouw eenzijdig is. Als er niet voldoende woningen beschikbaar komen voor de starters op de woningmarkt, zoekt deze groep elders een woning. Als er bovendien niet voldoende woningen beschikbaar komen voor hogere inkomens, zal deze groep ook niet groter worden. Bij de autonome groei van de woningen is dit reëel. De bevolkingsopbouw zal in de loop van de jaren daardoor een grotere vergrijzing gaan vertonen. Voor de doelgroep ouderen zijn onvoldoende woningen op maat. Dit betekent dat zij ofwel Scheerwolde moeten verlaten ofwel wonen in huisvesting die niet voldoet aan hun behoeften. Voorzieningen De aanwezigheid van voorzieningen, een bushalte en de aanwezigheid van een goed functionerende gemeenschapshuis, zijn van groot belang voor de kwaliteit van de woonomgeving en de leefbaarheid. Dit zijn de punten die in het Dorpsplan Scheerwolde hoog scoren op de prioriteitenlijst. Met de autonome groei van de bouwproductie zal het draagvlak voor voorzieningen nauwelijks groter worden. Voor een supermarkt, pinautomaat en andere voorzieningen zullen de bewoners van Scheerwolde afhankelijk blijven van Steenwijk en Blokzijl. Het draagvlak voor OV-voorzieningen (busverbinding) wordt met bouw van 15 woningen ook niet groter. De bedreiging die hiervan uitgaat is dat het draagvlak voor voorzieningen niet groter wordt. De leefbaarheid van de kern komt hierdoor verder onder druk te staan. Werkgelegenheid De autonome groei heeft betrekking op de bouw van woningen. Het is echter ook van belang oog te houden voor de uitbreidingsmogelijkheden van de huidige bedrijven. Als dat niet gebeurt, kan dat negatieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheid in en om Scheerwolde. Overige zwakke punten Met de ontwikkeling van 15 extra woningen verandert de uitstraling van de kern in principe niet. Ook de infrastructuur zal hierdoor niet veel veranderen. De verwachting is dat de autonome groei niet leidt tot een extra impuls voor verbetering van de uitstraling en de leefbaarheid van het dorp. Sterke punten Gezien het feit dat het dorp eigenlijk nooit een afronding heeft gekregen zijn er voldoende mogelijkheden nieuwe woningen goed in te passen en aan te laten sluiten bij het huidige dorp. Voor wat betreft de veiligheid geldt dat de bewoners in Scheerwolde zich redelijk veilig voelen. De bewoners vragen in het dorpsplan wel aandacht voor dit punt. Bij de autonome groei zal dit een aandachtspunt blijven.
2.3
Conclusie: autonome groei levert geen impuls voor leefbaarheid
Belangrijkste conclusie voor de bijdrage van de autonome groei in relatie tot de leefbaarheid in Scheerwolde is dat de zwakke punten die het huidige Scheerwolde kenmerken, zwak blijven en de leefbaarheid verder onder druk zetten. De autonome groei levert geen impuls aan de door de raad gewenste inhaalslag en opwaardering voor Scheerwolde. Op de langere termijn kan dit betekenen dat Scheerwolde wat betreft leefbaarheid in een negatieve spiraal terecht komt en weinig toekomstperspectief heeft.
3
Huidig voorgestane ontwikkelingen
Op het moment spelen twee ontwikkelingen die van belang zijn voor Scheerwolde: de ontwikkeling van een recreatiepark met de bedrijfsmatige verhuur van vakantiehuisjes en de ontwikkeling van een woningbouwlocatie van ca. 52 permanente woningen. Deze ontwikkelingen bieden mogelijkheden om de kern op te waarderen. In dit hoofdstuk zijn de ontwikkelingen beschreven en is aangegeven welke kansen deze ontwikkelingen voor het vergroten van de leefbaarheid bieden. 3.1 3.1.1
Recreatiepark Plan
Als invulling van de gele vlek (gebied ten zuiden van de Scheerwolderweg) is de ontwikkeling van een recreatiepark met ca 280 recreatiewoningen voor de verhuur in gang gezet. Het gebied waar het recreatiepark gepland is, is nu agrarisch gebied. De m.e.r.-procedure voor het realiseren van het recreatiepark is gestart. De m.e.r. wordt uitgevoerd in het kader van de voorbereiding van een bestemmingsplan.
Gele vlek: locatie recreatiepark
Voorkeursinrichting(voorlopige) recreatiepark
Behalve de vakantiehuurwoningen is in de plannen een aantal voorzieningen opgenomen. Het dorp kan van deze voorzieningen gebruik maken. Daarmee is er sprake van een uitbreiding van de voorzieningen voor het dorp. Daarnaast brengt de ontwikkeling van het recreatiepark naar verwachting ca. 60 arbeidsplaatsen met zich mee. 3.1.2
Kansen voor Scheerwolde
De realisering van het recreatiepark biedt kansen om de leefbaarheid te vergoten, op voorwaarde dat deze ontwikkeling afgestemd wordt op het dorp, door de mogelijkheid het dorp te vergroten met permanente woningbouw. De bedreigingen die uit de zwakke punten voortkomen kunnen zodoende omgezet worden in kansen. Hierdoor kan de opwaardering van Scheerwolde gestalte krijgen. Het dorp krijgt daarmee een beter toekomstperspectief.
Werkgelegenheid De verblijfsrecreatie zal een nieuwe impuls geven aan de regionale economie en kan bijdragen aan een toename van de werkgelegenheid. Behalve de directe groei van de werkgelegenheid vanwege het park (ca. 60 arbeidsplaatsen) kan het verblijf van toeristen een extra impuls geven aan de huidige voorzieningen en eventuele nieuwe economische activiteiten in het dorp zelf. De impulsvoor de regionale economie leidt naar verwachting tot een verdere groei van de woningbehoefte. Voorzieningen De ontwikkeling van het recreatiepark levert een belangrijke bijdrage aan de woonomgeving omdat voorzieningen die op het park gerealiseerd worden ook beschikbaar zijn voor de bewoners van Scheerwolde. Het draagvlak voor de voorzieningen in Scheerwolde zelf wordt vergroot doordat de mensen die in het recreatiepark verblijven ook gebruik zullen gaan maken van voorzieningen in het dorp. Dit biedt ook mogelijkheden voor nieuwe voorzieningen en aanvullende economische activiteiten. Verkeer Eventuele knelpunten in de verkeerssituatie kunnen aangepakt worden. Voor de ontsluiting van het recreatiepark wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande ontsluiting. Daar waar vanwege de komst van het recreatiepark aanpassingen nodig zijn, kan dit tegelijkertijd tot verbeteringen van de toegankelijkheid, bereikbaarheid en veiligheid van Scheerwolde leiden. Sterke punten Het sterke punt van Scheerwolde is met name de ligging in een aantrekkelijke groene omgeving. Dit is een aantrekkelijk uitgangspunt voor het realiseren van een verblijfsrecreatieve functie. Het recreatiepark heeft niet alleen baat bij de groene omgeving, maar de realisatie van het park en daarmee het water kan een verder bijdrage leveren aan de inrichting van het landschap. 3.2
Woningbouwontwikkeling
De gemeente heeft het plan een woningbouwlocatie te ontwikkelen grenzend aan de Scheerwolderweg en de Brink. Het betreft behalve de 15 woningen voor de doelgroepen die al voorzien waren in de Woonvisie ca. 37 woningen, in het midden en hoge segment.
Concept verkaveling, Buro Vijn, 2005
Concept verkaveling, Buro Vijn, 2005
3.2.1
Een impuls voor Scheerwolde
Woningmarkt Door toevoeging van de extra woningen in het midden en hoge segment (koop) is een grotere differentiatie van woningen mogelijk. Deze differentiatie en het accent op het midden en het hoge segment voor koopwoningen passen binnen het profiel zoals dat voor Scheerwolde in de Woonvisie gesteld is en leiden tot een betere verhouding tussen koop en huurwoningen. Het realiseren van deze woningen bevordert de doorstroming. De woningen die al in de Woonvisie opgenomen waren en de extra woningen die naar verwachting voortvloeien uit de groei van de indirecte werkgelegenheid kunnen ingezet worden om de autonome groei van de woningbehoefte van Scheerwolde op te vangen en de doelgroepen starters en senioren te bedienen. Bovendien kunnen met de nieuwbouw de scheve verhouding in de bevolkingsopbouw en de scheve verhouding huur- koopwoningen opgelost worden. Bevolkingsopbouw Zwak punt was dat de bevolkingsopbouw éénzijdig was. Door de extra impuls van de regionale economie en de bouw van de extra woningen kunnen de doelgroepen perspectief op een woning geboden worden. Het zijn die mensen die bij de huidige situatie van het dorp, Scheerwolde wellicht (noodgedwongen) zouden verlaten (jongeren en hogere inkomens) of zich vanwege een gebrek aan woningen niet konden vestigen. Inpassing in/en afronding van de structuur Daar waar tot nu toe het dorp eigenlijk nooit een afronding heeft gekregen, kan verder gewerkt worden aan een goede ruimtelijk logische en functionele afronding van de kern Scheerwolde. Het huidige verkavelingsvoorstel laat zien dat de Brink een centralere ligging krijgt. De entree van de uitbreiding wordt gekoppeld aan de centrale open ruimte in het dorp (de Brink). De verblijfskwaliteit van de Brink wordt daarmee verbeterd. De bebouwing aan de Scheerwolderweg wordt zo gesitueerd dat de voorkanten van de bebouwing op de Brink en de Scheerwolderweg gericht zijn. Uitstraling Met het realiseren van extra woningen ten zuiden van de Scheerwolderweg verbetert de uitstraling van het dorp. Op het figuur met de concept verkaveling is duidelijk te zien dat de Brink opgewaardeerd wordt. Bureau Vijn schrijft hierover het volgende: “Kenmerkend voor de gemeente zijn de waterrijke linten met de centraal gelegen watergangen en met een rustieke sfeer van afwisseling van woningen en groen, zoals Wetering en Dwarsgracht. De uitbreiding van Scheerwolde wordt in dezelfde sfeer gezocht. Aan de noordkant richt de bebouwing zich echter duidelijk op de Scheerwolderweg en sluit daarmee goed aan op het bestaande dorp. De entree van de uitbreiding wordt gekoppeld aan de centrale open ruimte binnen het dorp. Aan de entree wordt een parkje aan het water gesitueerd zodat centraal in het dorp de verblijfskwaliteit vergroot wordt. Hieraan gekoppeld zouden enkele recreatieve voorzieningen aangebracht kunnen worden. De bebouwing wordt enerzijds langs de Scheerwolderweg gesitueerd. Deze woningen worden met de voorkant naar de weg gericht. Op deze manier krijgt het plangebied een ‘gezicht’. Anderzijds worden wooneilanden met woningen gemaakt. De wooneilanden in het gebied zijn in de richting van het landschap gesitueerd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de strokenverkaveling en het waterrijke en natuurlijke gebied van de Weerribben. De ‘eilanden’ zijn kleinschalig zoals kenmerkend voor de structuur van de Weerribben/ Steenwijkerland. De verkavelingstructuur is zodanig dat de rand van het kanaal grotendeels
in tact blijft en dat op slechts drie plekken het water het gebied in komt. De groene randen hiervan vormen een natuurlijke overgang. Aan de randen van de uitbreiding wordt water aangebracht, zodat de uitbreiding vanaf de Scheerwolderweg gemarkeerd wordt door water. Zoals het huidige dorp Scheerwolde met een bosrand omsloten wordt, wordt de nieuwe uitbreiding met water omsloten.” Financieel De ontwikkelingswinsten van het recreatiepark en de gemeentelijke woningbouwlocatie worden ingezet om de onrendabele investeringen mogelijk te maken in woningbouw voor de doelgroepen, herstructurering van de bestaande woningbouw, voorzieningen en de facelift van het dorp. Dit komt de leefbaarheid en daarmee het toekomstperspectief van het dorp ten goede. 3.3
Conclusie: opwaardering kern mogelijk
Voornaamste conclusie uit de voorgaande paragrafen is dat de ontwikkeling van het recreatiepark en de ontwikkeling van de woningbouwlocatie door de gemeente goede mogelijkheden bieden om een kwaliteitsimpuls aan de kern Scheerwolde te geven. De ontwikkelingen komen juist tegemoet aan de zwakke punten die eerder geconstateerd zijn: • Er ontstaat een gedifferentieerdere woningmarkt (de verhouding koop/huur en goedkoop/duur verbetert). • Er ontstaan daardoor meer mogelijkheden om door te stromen. • De doelgroepen jongeren en senioren kunnen beter bediend worden. • De leeftijdsopbouw wordt minder eenzijdig. • Het aantal voorzieningen (ook bereikbaar voor inwoners voor Scheerwolde) neemt toe. • De mogelijkheden voor nieuwe voorzieningen en economische activiteiten nemen toe. • De werkgelegenheid neemt toe. • De uitstraling van het dorp verbetert. Dit is bovendien mogelijk zonder dat de structuur van het dorp of de groene omgeving aangetast wordt. Het dorp is in het verleden nooit “afgebouwd”. De ontwikkeling stagneerde. De nieuwe ontwikkelingen bieden de mogelijkheid Scheerwolde ruimtelijk en functioneel gezien, een logische afronding te geven. Hiermee ontstaat voor de leefbaarheid in Scheerwolde een positiever toekomstperspectief. Voorwaarde om deze ontwikkelingen ook daadwerkelijk als een kans voor het opwaarderen van Scheerwolde te benutten is dat de permanente woningen en de voorzieningen zo gepland worden dat ze logisch aansluiten bij het dorp en goed bereikbaar zijn voor de bewoners. De plannen voor het park en de woningbouwplannen van de gemeente bieden daar alle kansen voor. De aanleg van het water, dat door de ontwikkeling van het recreatiepark geïnitieerd wordt, biedt de mogelijkheden om in ruimtelijk opzicht een ontwikkeling van een aantrekkelijke woningbouwlocatie met permanente woningbouw mogelijk te maken waarbij tevens goede aansluiting op het dorp mogelijk is. Tevens biedt het de mogelijkheid de woningbouw voldoende te differentiëren en te bouwen voor de doelgroepen. Daarnaast bieden de ontwikkeling van het recreatieve park en de gemeentelijke ontwikkeling van de permanente woningbouw financieel de mogelijkheden de herstructurering van bestaande woningbouw in het dorp op te pakken, voorzieningen mogelijk te maken en een facelift van het dorp te bewerkstellingen. De hierboven genoemde ontwikkelingen (extra impuls permanente bewoning, invulling gele vlek met een recreatiepark en opwaardering van de kern Scheerwolde) hangen nauw met elkaar samen. Door de bundeling van krachten kan de kern Scheerwolde de noodzakelijke
meerwaarde krijgen en is een positieve stimulans te geven aan de leefbaarheid van deze kern. Op het moment dat geen afstemming met de huidige bebouwing (zowel ruimtelijk als functioneel) en de toekomstige permanente woningbouw plaatsvindt, heeft het recreatiepark voor Scheerwolde geen meerwaarde. Het kan zelfs een bedreiging gaan vormen op het moment dat het park “met de rug naar het dorp” komt te staan. De bedreiging is dat twee afzonderlijke werelden ontstaan.
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1 • • • • •
•
Conclusies
In de huidige situatie is er sprake van een aantal zwakke punten die een bedreiging vormen voor de leefbaarheid van Scheerwolde. De autonome groei leidt niet tot een impuls voor de leefbaarheid van Scheerwolde. De zwakke punten blijven zwak. De bedreiging van een neerwaartse spiraal blijft aanwezig. De ontwikkeling van het recreatiepark biedt mogelijkheden een positieve impuls te geven aan Scheerwolde. De aanwezige bedreigingen kunnen omgebogen worden, waardoor de leefbaarheid van Scheerwolde een meerwaarde krijgt. De ontwikkeling van een plan voor extra woningen door de gemeente is noodzakelijk voor een verder verbetering van de leefbaarheid en voor een positief toekomstperspectief. Om de impuls die Scheerwolde met het recreatiepark en de extra woningen krijgt te benutten en vast te houden, is een goede afstemming tussen de nieuwbouw van het recreatiepark en de ontwikkeling van de woningbouwlocatie door de gemeente noodzakelijk. De hierboven genoemde ontwikkelingen (extra impuls permanente bewoning, invulling gele vlek met een recreatiepark en opwaardering van de kern Scheerwolde) hangen nauw met elkaar samen. Door de bundeling van krachten kan de kern Scheerwolde de noodzakelijke meerwaarde krijgen en is een positieve stimulans te geven aan de leefbaarheid van deze kern.
4.2
Aanbevelingen
Om de kansen voor Scheerwolde ook daadwerkelijk te kunnen benutten is het aan te bevelen: 1. In de tussentijdse evaluatie en actualisatie van de Woonvisie 2003+ de extra woningen op te nemen. Het gaat dan in totaal om ca. 52 woningen; 2. Aandacht te besteden aan bereikbaarheid van de voorzieningen van het recreatiepark voor de inwoners van Scheerwolde; 3. De ontwikkeling van het recreatiepark, de ontwikkeling van de permanente woningen en de opwaardering van het dorp zelf op elkaar af te stemmen, om tot een goede kwalitatieve en integrale ontwikkeling van Scheerwolde te komen.
Bijlage 1 De kern Scheerwolde: sterke en zwakke punten 1.
Algemeen
Uitgangspunt voor het benoemen van sterke en zwakke punten van Scheerwolde is vastgesteld door de provincie in haar beleid voor het thema wonen (Partiële herziening wonen op het streekplan Overijssel 2000+, 2005): “Er zijn voor iedereen voldoende woningen in de juiste woningtypen. Deze staan, goed ingepast, op de juiste plek, in gedifferentieerde woonmilieus en in een aantrekkelijke en veilige woonomgeving, waarin mensen zich thuis voelen”. Vanuit de bestaande situatie is bekeken in hoeverre voor Scheerwolde dit doel bereikt wordt. In paragraaf 2. is daarom een beschrijving opgenomen van de kenmerken van het dorp, uitgesplitst naar kenmerken van de woningvoorraad, aanwezigheid van voorzieningen, samenstelling van de bevolking, de woonomgeving en de verkeerssituatie. Aan de hand van deze kenmerken en met de informatie uit het Dorpsplan Scheerwolde, zijn in paragraaf 3 de sterke en zwakke punten van Scheerwolde benoemd. De kansen en bedreigingen voor de ontwikkeling van Scheerwolde zijn uit de sterke en zwakke punten af te leiden. Deze zijn in paragraaf 4 opgenomen. 2.
Kenmerken van het dorp
Samenstelling woningvoorraad Uit de Woonvisie komen de volgende gegevens naar voren: - De woningvoorraad was in 2002 178 woningen. - Van het totale aantal woningen was 49% huur en 51% koop. - Relatief (ten opzichte van het gemiddelde in Steenwijkerland) zijn er veel goedkope woningen (gemiddelde WOZ- waarde in 2002 was 94.792 euro). - Er zijn ook relatief veel sociale huurwoningen (82% ten opzichte van 45% in Steenwijkerland). - Er zijn bovendien veel rijwoningen, voornamelijk in dezelfde bouwstijl (51% ten opzichte van 35% in Steenwijkerland). - De woningen zijn met name in de vijftiger jaren gebouwd.
Woningen in Scheerwolde
Kenmerken bevolking Uit de gegevens van de gemeente Steenwijkerland is de volgende opbouw te herleiden: - Het aantal inwoners in Scheerwolde is in 2003 met 2 toegenomen. De leeftijdsopbouw verandert hierdoor nauwelijks. - De leeftijdsopbouw is zoals gemiddeld in Steenwijkerland (gegevens 2002 en 2003). - De leeftijdsopbouw laat een relatief grote groep bewoners tussen de 30 en 60 jaar zien. Dit betekent dat er langzaam een vergrijzing plaatsvindt. De groep tussen de 20 en 30 is relatief klein. - Het grootste deel van de inwoners heeft een inkomen lager dan modaal (90%).
leeftijdsopbouw
leeftijdscategorie
80 en ouder 70-79 60-69 50-59 40-49 30-39 20-29 10-19 0-9
Vrouw Man
50
-50 aantal personen
Leeftijdsopbouw Scheerwolde 2003
Woonomgeving, voorzieningen en werkgelegenheid De volgende gegevens voor de woonomgeving zijn herleid uit het dorpsplan, en waarnemingen te plekke: - In Scheerwolde zijn twee basisscholen, een sportpark, één cafe, een kapsalon, een streekcentrum, een gemeenschapshuis en een begraafplaats. - De dichtstbijzijnde openbaar vervoersverbinding ligt op ca 10 minuten lopen van Scheerwolde. - Op diverse veldjes (o.a. Brink) is na een regenbui sprake van wateroverlast. - Er is veel groen in en om Scheerwolde aanwezig. - Scheerwolde ligt centraal tussen de natuurgebieden de Wieden en de Weerribben. - De Brink (ooit bedoeld als centrale plaats in het dorp) ligt a-centrisch ten opzichte van de kern aan de Scheerwolderweg. - In Scheerwolde is een klein aantal bedrijven gevestigd. Deze bevinden zich met name aan de Scheerwolderweg. Enkele bedrijven hebben behoefte aan uitbreiding.
De Brink en basisschool
Gemeenschapshuis
Verkeer Scheerwolde wordt ontsloten via de Scheerwolderweg en de brug over het Steenwijkerdiep en over de Wetering. 3.
Sterkte en zwakte
Sterk Uit de kenmerken van Scheerwolde zijn twee sterke punten aan te wijzen: de groene uitstraling en de veiligheid. De ligging van Scheerwolde tussen de twee natuurgebieden is absoluut een sterk punt. Net als de hoeveelheid groen in de kern zelf. Hierdoor heeft Scheerwolde een groene uitstraling. Uit het Dorpsplan komt verder naar voren dat de bewoners zich veilig te voelen in hun woonomgeving. Zwak Vanuit de kenmerken valt te herleiden dat de zwakke punten talrijker zijn dan de sterke punten. Voor de woningvoorraad geldt dat deze eenzijdig is. Het aandeel huurwoningen is groot. Daarbinnen is het aandeel sociale huurwoningen hoog. Het aandeel woningen in een rij is ook erg groot. De Woonvisie geeft aan dat er behoefte is aan woningen in het duurdere (koop)segment, en woningen voor starters en senioren. Die zijn nu niet voldoende aanwezig. De onderhoudstoestand van de woningen is over het algemeen ook niet goed. De bevolkingsopbouw is eenzijdig en stagneert. De leeftijdsgroep tussen de 30 en 60 is relatief groot. De groep tussen de 20 en 30 is relatief klein. Omdat er weinig doorstroming is op de woningmarkt in Scheerwolde, zijn er weinig mogelijkheden voor met name de leeftijdsgroep die starten op de woningmarkt. De Woonvisie geeft aan dat er behoefte is aan woningen voor senioren. Gezien de omvang van de groep 30 to 60-jarigen, zal die behoefte alleen maar groeien. Ook wat betreft de inkomenssituatie vertoont Scheerwolde een eenzijdige samenstelling. Het grootste gedeelte van de inwoners heeft een inkomen onder modaal. Wat betreft de woonomgeving geldt dat in het dorp de wens voor verbetering van de infrastructuur leeft. Bovendien is op sommige plaatsen wateroverlast. Dit komt de uitstraling van het dorp niet ten goede. De kern ontbeert verder een aantal basale voorzieningen zoals een supermarkt/ kruidenier en bank/ pinautomaat. De afstand tot de bushalte is op te grote afstand voor de bewoners van Scheerwolde. Gezien de eenzijdige bevolkingsopbouw en de stagnatie die optreedt, blijft de basis voor voorzieningen erg smal en is er weinig perspectief voor meer voorzieningen. De werkgelegenheid in Scheerwolde zelf is beperkt. De bewoners hebben in het Dorpsplan aangegeven dat er behoefte is aan ruimte voor kleinschalige bedrijvigheid en uitbreidingsmogelijkheden voor de huidige bedrijven. De toegankelijkheid is ook een punt van aandacht. In het Dorpsplan hebben de bewoners aangegeven dat de toegankelijkheid van de bebouwde kom en de omgeving van Scheerwolde is beperkt vanwege de smalle wegen.
4.
Kansen en bedreigingen
In onderstaande tabel zijn de sterke en zwakke punten van Scheerwolde samengevat. en is benoemd welke kansen en bedreigingen daar van uit kunnen gaan voor de verdere ontwikkeling van Scheerwolde. Sterk - Ligging tussen natuurgebieden - Hoeveelheid groen in de woonomgeving - Veiligheid
Kansen - Het dorp biedt een hoogwaardige en veilige leefomgeving voor de huidige en nieuwe bewoners - Inpassing van woningen (ruimtelijk en functioneel) in de huidige structuur van het dorp is goed mogelijk
Zwak - Eenzijdige woningmarkt - Eenzijdige bevolkingsopbouw - Basale voorzieningen ontbreken - De uitbreidingsruimte voor bedrijvigheid is beperkt - de werkgelegenheid is beperkt. - Infrastructuur behoeft aanpassing - Uitstraling: onderhoud openbare ruimten (wateroverlast)
Bedreigingen - Hogere inkomsgroepen trekken weg - Omdat er geen doorstroming plaatsvindt trekken ook jongeren uit Scheerwolde weg - Door de vergrijzing zijn er onvoldoende voorzieningen voor ouderen en ouderenhuisvesting - Het draagvlak voor de huidige voorzieningen kalft verder af - De leefbaarheid komt verder onder druk te staan - Er treedt verpaupering van de openbare ruimte op - Werkgelegenheid verdwijnt
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
23
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
24
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan woon- en recreatiepark Scheerwolde, 30 maart 2007
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
25
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
26
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Beeldkwaliteitplan woon- en recreatiepark Scheerwolde
Beeldkwaliteitplan Woon- en Recreatiepark Scheerwolde
Code 06-99-60
/
30-03-07
GEMEENTE STEENWIJKERLAND 06-99-60 / 30-03-07 BEELDKWALITEITPLAN WOON- EN RECREATIEPARK SCHEERWOLDE
INHOUDSOPGAVE
blz
1.
INLEIDING
1
2.
BEELDKWALITEIT, DOEL EN BELEID
4
3.
HET RECREATIEPARK
6
3. 1. 3. 2. 3. 3. 4.
de randen de clusters bijzondere elementen
HET WOONGEBIED
4. 1. 4. 2.
8 10 12 14
de schil woningen langs de Scheerwolderweg overig deel dorpsuitbreiding (vrijstaande woningen)
16 18
5. SAMENVATTING WELSTANDSCRITERIA WOON- EN RECREATIEPARK SCHEERWOLDE
21
06-99-60
blz 1
BEELDKWALITEITPLAN woon- en recreatiepark Scheerwolde 1. INLEIDING Het voorliggende Beeldkwaliteitplan voor het woon- en recreatiepark Scheerwolde is een onderdeel van het welstandsbeleid van de gemeente Steenwijkerland. De in dit Beeldkwaliteitplan vervatte richtlijnen en eisen vormen gezamenlijk de criteria voor de welstandsbeoordeling van bouwplannen in het nieuw te ontwikkelen woon- en recreatiepark Scheerwolde.
Afbeelding 1: woon- en recreatiepark Scheerwolde: overzichtstekening.
Afbeelding 2: situatie
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 2
06-99-60
Met het beeldkwaliteitplan wordt ook de ruimtelijke context geduid waarbinnen de bouwplannen zullen worden gerealiseerd: een nieuw ingericht recreatieterrein met een plas, oevers en randen, en bij het dorp een waterrijke entourage voor de uitbreiding van het woongebied van Scheerwolde. Het nieuwe plan wordt gerealiseerd aan de zuidwestzijde van het dorp Scheerwolde, in het gebied tussen het Steenwijkerdiep (zuid), de Wetering (oost) en de Scheerwolderweg In de welstandsnota maakt dit gebied deel uit van deelgebied 5.1, “inpoldering met Scheerwolde”, als onderdeel van het laagveenlandschap. De welstandscriteria in de welstandsnota zijn geënt op de bestaande situatie in het gebied. Het beleid is er op gericht om in de polder de bebouwingskarakteristieken van oorspronkelijke boerderijen te behouden. Voor overige gebouwen in de polder, en voor gebouwen in Scheerwolde is respect voor de bestaande bebouwingskarakteristiek het parool.
Afbeelding 3: deelgebied “inpoldering met Scheerwolde” Ten aanzien van het dorp Scheerwolde is in de welstandsnota verder nog bepaald dat vernieuwing mogelijk is mits dit gebeurt met respect voor de stedenbouwkundige structuur. De met het nieuwe woon- en recreatiepark voorgestane ontwikkeling past niet binnen de in de welstandsnota opgenomen criteria. Dit heeft te maken met de omvang en de aard van deze nieuwe ontwikkeling.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 3
status van het beeldkwaliteitplan Voor het woon en recreatiepark Scheerwolde komen de met het voorliggende beeldkwaliteitplan ontwikkelde welstandscriteria in de plaats van de voor het gebied “inpoldering met Scheerwolde” in hoofdstuk 5.1 van de welstandsnota opgenomen welstandscriteria. Daartoe stelt de gemeenteraad deze nieuwe criteria met bijbehorende beschrijving vast. De door de gemeenteraad vast te stellen criteria en beschrijving zijn als samenvatting bij dit beeldkwaliteitplan gevoegd. Bij de ontwikkeling van bouwplannen gelden deze criteria. De in het beeldkwaliteitplan opgenomen beschrijvingen en karakteristieken van recreatiepark en woonbuurt, zijn richtinggevend voor de inrichting van het gebied. leeswijzer Het beeldkwaliteitplan is als volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 zijn in het kort de doelstellingen van het beeldkwaliteitplan geformuleerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het recreatiepark en de daarin onderscheiden delen te weten: • de randen (hoofdstuk 3.1.), • de groepen met recreatiewoningen (hoofdstuk 3.2.); en • de bijzondere elementen zoals de entree en het voorzieningengebouw (hoofdstuk 3.3) In hoofdstuk 4 komt dan de dorpsuitbreiding aan bod. Deze is bestemd voor de permanente woonfunctie. Ook hier is een onderverdeling aangebracht, namelijk in: • een zone langs de Scheerwolderweg. De dorpsbebouwing van Scheerwolde wordt hier aangevuld met in acht name van de structuur van het oorspronkelijke dorp (hoofdstuk 4.1.); en • een zone met grote kavels voor vrijstaande woonhuizen, gesitueerd aan een tweetal insteekwegen vanaf de Scheerwolderweg (hoofdstuk 4.2).
Afbeelding 4: recreatiepark en dorpsuitbreiding) Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 4
06-99-60
2. BEELDKWALITEIT, DOEL EN BELEID Het doel is het realiseren van een goed functionerend, aantrekkelijk en landschappelijk passend woon- en recreatiepark. Met het beeldkwaliteitplan wordt het bereiken van dit doel ondersteund. Voor het recreatiepark geldt, dat het park de recreant moet kunnen aanspreken. In de eerste plaats doordat het mooi en goed, en doelmatig gemaakt is, met degelijke materialen. In de tweede plaats door toepassing van stijlkenmerken die de recreant kan associëren met de regio waarin de vakantie wordt gevierd. Het recreatiepark moet een aantrekkelijk decor zijn, tegen de achtergrond waarvan de recreant van zijn en haar vakantie kan genieten. De dorpsuitbreiding van Scheerwolde dient een kwalitatieve toevoeging te zijn aan het dorp. Het beeldkwaliteitplan bevat de welstandscriteria voor de te realiseren gebouwen. Bovendien geeft het beeldkwaliteitplan een impressie van de nagestreefde beeldkwaliteit van het totaal, dus inclusief de terreininrichting. Gebouwen en terreininrichting bepalen immers samen en in hun samenhang de ruimtelijke kwaliteit.
Afbeelding 5: sfeerbeeld
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
Afbeelding 6 kenmerkend beeld Steenwijkerdiep / Wetering Afbeelding 7 kenmerkend beeld Scheerwolde
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 5
blz 6
06-99-60
3. HET RECREATIEPARK Het recreatiepark is in dit beeldkwaliteitplan onderverdeeld in drie deelgebieden. Van elk deelgebied zijn de ruimtelijke kenmerken beschreven. Voor de te realiseren bebouwing zijn daarbij de welstandscriteria geformuleerd. Het eerste deelgebied omvat de randen. Het gaat hier vooral om de vormgeving van deze randen op de grens van land en water en op de grens van het recreatiepark. Algemeen uitgangspunt voor deze vormgeving is een harmonieuze inpassing in het omringende landschap. Dit deelgebied kent geen gebouwen. Wel wordt iets gezegd over de andere bouwwerken zoals steigerconstructies. Het tweede deelgebied heeft betrekking op het gedeelte van het recreatiepark met de recreatiewoningen. De woningen zijn clustergewijs gesitueerd. Algemeen uitgangspunt is een thematische benadering van deze woningen. De vormgeving en kleurstelling van de huizen is gebaseerd op verschillende thema’s, die ontleend zijn aan regionale karakteristieken, zoals het "waterstreekdorp” en “Giethoorn”. Als derde deelgebied is het gebied met bijzondere elementen benoemd. Het gaat in hoofdzaak om de entree, een voorzieningengebouw, en het strand. Algemeen uitgangspunt is dat met de vormgeving van gebouwen en terreinen, het landelijke en natuurlijke en waterrijke karakter van het recreatiepark tot uitdrukking wordt gebracht. Afbeelding 8: Overzichtstekening recreatiepark met onderverdeling deelgebieden
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 7
Afbeelding 9: Impressie van karakteristieken van de (ruime) omgeving als inspiratie voor het recreatiepark
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 8
06-99-60
3. 1. de randen
overzichtskaart
Afbeelding 10: de verschillende soorten randen van het recreatiepark.
toelichting en kenmerken In afbeelding 10 zijn de verschillende soorten randen van het recreatiepark onderscheiden. In afbeelding 11 is voor elke rand een principe dwarsprofiel getekend. Met verwijzing naar afbeelding 10 en 11 kan de beoogde vormgeving van de randen als volgt worden toegelicht. A. begeleidende boombeplanting langs de Scheerwolderweg. Referentie: de boombeplanting langs deze weg ter hoogte van de kern Scheerwolde. Parkeerplaatsen worden landschappelijk ingekaderd met groene hagen. B. beplantingsstrook aan de oostzijde van het recreatiepark. De strook vindt een pendant op enige afstand in de vorm van een beplantingsstrook langs het nieuwe woongebied. Beplantingsstroken langs de rand zijn kenmerkend voor de nieuwe nederzettingen in de Noordoostpolder en de daarop geënte dorpsstructuur van Scheerwolde C. Oeverstrook langs het Steenwijkerdiep. Het recreatiepark grenst hier direct aan het Steenwijkerdiep. Het waterpeil in het gebied ligt slechts enkele decimeters onder het maaiveld. De bestaande oever met boombeplanting blijft gehandhaafd, zij het dat de weg verdwijnt. D. Oeverstrook, grenzend aan de plas. Algemeen beeld: natuurlijke oever, ondermeer ook door kleinere eilandjes voor de kust. E. Oeverstrook aan de west- en noordzijde van de plas. Aan de westzijde een vlakke oever met een afwisseling van afschermende beplanting en open stukken met doorkijkjes tussen de weg en de plas. Aan de noordzijde is er een uitbouw tot passantenhaven met houten steigers Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
Afbeelding 11: dwarsprofielen
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 9
blz 10
06-99-60
3. 2. de clusters
overzichtskaart
Afbeelding 12: clusters als groepen en lineaire clusters
toelichting en kenmerken Lineaire clusters. Deze bevinden zich in een strook langs het Steenwijkerdiep en een strook langs de plas. De bebouwing in deze zone draagt in hoge mate bij aan het beeld van het park in z’n totaliteit van buiten af. De sfeer en het karakter die met het park worden opgeroepen, worden in belangrijke mee bepaald door het aanzien van deze randen. De vormgeving van de bebouwing zal hierop dan ook inspelen, met langs het Steenwijkerdiep het karakter van een waterstreekdorp. De woningen zijn hier vrijstaand, met een zekere individualiteit, plaatsing gericht op het water, vloeiende vormentaal en terughoudende kleurstelling. Langs de plas gaat het meer om het totaalbeeld van de rand. Plaatsing terughoudend ten opzichte van de rand en harmonieuze kleurstelling ten opzichte van de natuurlijke omgeving. Groepsclusters. Het verblijfsrecreatieve gedeelte in het binnengebied krijgt een overzichtelijk rangschikking met groepen huizen. De vormgeving is hier van belang voor de beleving van de recreant. Uitgangspunt is een samenhangende vormgeving van gebouwen en terreinen op het gehele terrein. De vormgeving is daarbij ook een interpretatie van de bebouwingskenmerken van de streek.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 11
welstandscriteria randen ASPECTEN
CRITERIA
SITUERING
- plaatsing en - richting
Langs het Steenwijkerdiep zijn de huizen geplaatst volgens de principes van het waterstreekdorp, gericht op het water. Langs de plas laten de huizen voldoende ruimte voor het maken van een natuurlijke oever.
VORMGEVING - hoofdvorm en - aanzichten
De bebouwingskarakteristiek is een interpretatie van regionale bouwstijlen, met mooie verhoudingen en veel kap ten opzichte van de maat van de onderbouw.
DETAILLERING, KLEUREN EN MATERIALEN - detaillering
Degelijk en duurzaam
- materialen
Baksteen, gebakken dakpannen, riet, hout en kunststof
- kleuren
Groen, zwart en wit en verder gedekte kleuren, in harmonie met de natuurlijke omgeving
welstandscriteria lineaire verblijfsclusters randen
welstandscriteria groepen ASPECTEN
CRITERIA
SITUERING plaatsing en richting
Ensembles van huizen in overzichtelijke bebouwingsclusters
VORMGEVING hoofdvorm en aanzichten
De verschillende woningtypen zijn zodanig gerangschikt dat een samenhangend bebouwingsbeeld in het gehele terrein ontstaat.
DETAILLERING, KLEUREN EN MATERIALEN - detaillering
Degelijk en duurzaam
- materialen
Baksteen, gebakken dakpannen, riet, hout en kunststof
- kleuren
Samenhang
welstandscriteria verblijfsclusters groepen
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 12
06-99-60
3. 3. bijzondere elementen
overzichtskaart
Afbeelding 13:
plaatsing bijzondere elementen
toelichting en omschrijving Het entree- en voorzieningengebied omvat een aantal bijzondere elementen met als gemeenschappelijk kenmerk dat ze voor alle recreanten c.a. bestemd zijn. Tegelijk en mede daarom is het hét visitekaartje van het recreatiepark. Dit impliceert dat met de vormgeving van deze elementen (zowel gebouwd als onbebouwd) de gekozen karakteristiek moet worden ondersteund. Tegelijk zijn er functionele eisen die bepalend zijn voor hoofdvorm en rangschikking van gebouwen.
Afbeelding 14:
impressie voorzieningenbebouwing.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 13
welstandscriteria bijzondere elementen: bebouwing ASPECTEN
CRITERIA
SITUERING plaatsing en richting
Centraal op het beschikbare terrein, met representatieve en entreezijde gericht naar de Scheerwolderweg.
VORMGEVING hoofdvorm en aanzichten
Landschappelijk passende compositie van gebouwen, herkenbaar als vakantiepark en met aantrekkelijke en uitnodigende gevels
DETAILLERING, KLEUREN EN MATERIALEN - detaillering
Degelijk en duurzaam.
- materialen
Baksteen, gebakken dakpannen, riet, hout en kunststof
- kleuren
Groen, zwart en wit en verder gedekte kleuren, in harmonie met de natuurlijke omgeving.
welstandscriteria bijzondere elementen
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 14
06-99-60
4. HET WOONGEBIED Het te ontwikkelen nieuwe woongebied ligt ingesloten door de Scheerwolderweg, met z’n fraaie laanbeplanting, het Steenwijkerdiep, en een groenstrook als westelijke grens in het verlengde van het kenmerkende groene kader waarmee het drop Scheerwolde is ingepast in het landschap. Het woongebied is onderverdeeld in twee deelgebieden. Beide deelgebieden krijgen een eigen signatuur als het gaat om de beeldkwaliteit. Opvallend kenmerk is dat alle woningen aan het water grenzen.
Afbeelding 15:
overzicht nieuw woongebied, met deelgebieden
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 15
Het eerste deelgebied bestaat uit een schil met nieuwe woningen langs de Scheerwolderweg. Met deze bouwmogelijkheid wordt een gedifferentieerd aanbod van nieuwe woningen nagestreefd, zowel gezinswoningen in blokjes van twee aaneen, als appartementen. Het gaat hier vooral om de vormgeving van een bij het dorp Scheerwolde passende dorpsuitbreiding, gelegen op een strategische plek, namelijk aan de route naar dorp en recreatiepark. De bedoeling is dat hier een verbetering van de beeldkwaliteit wordt bereikt die uitstraalt naar het hele dorp: nieuwe huizen goed en mooi gemaakt als nieuw decor achter de bomenrij langs de Scheerwolderweg, dat inspeelt op de vorm van het dorp. Het tweede deelgebied omvat het overige deel van het nieuwe woongebied, een westelijke rand en een temidden van water gelegen centraal deel, inclusief enkele kavels langs de Scheerwolderweg bij de entree van het dorp. Alle kavels zijn bestemd voor vrijstaande woningen Het gaat in dit deelgebied om relatief grote bouwpercelen met een oppervlakte in de orde van grootte van 1.500 m2.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 16
06-99-60
4. 1. de schil woningen langs de Scheerwolderweg
overzichtskaart
Afbeelding 16: De schilbebouwing, met gedifferentieerde woonbebouwing
toelichting en omschrijving De nieuwe bebouwing aan de zuidzijde langs de Scheerwolderweg is een aanvulling op het ruimtelijk beeld van het dorp. Qua situatie wordt aangesloten op de structurele kenmerken van Scheerwolde. Zo wordt de centrale groene ruimte doorgetrokken naar het zuiden en gemarkeerd met een tweetal appartementengebouwen in (maximaal) 3 bouwlagen. Uitgangspunt is het realiseren van een eigentijds bebouwingsbeeld: uitdrukking van modern en goed wonen. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor de appartementengebouwen, maar ook voor de overige te realiseren woonbebouwing langs de Scheerwolderweg, met bij de grondgebonden woningen wel als regel de toepassing van een hoofdvorm met een kap.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 17
Afbeelding 17: bestaande bebouwing
welstandscriteria schil ASPECTEN
CRITERIA
SITUERING
- plaatsing
Lintbebouwing langs de Scheerwolderweg. De woningen zijn georiënteerd op deze weg. Bijgebouwen zijn zodanig gesitueerd dat zij ondergeschikt zijn aan het bijbehorende hoofdgebouw en daarmee tevens een samenhangend geheel vormen
- richting
De hoofdrichting van de bouwmassas is wisselend (compositie)
VORMGEVING
- hoofdvorm
Appartementen: 3 bouwlagen (2 bouwlagen plus dakverdieping) Overige woningen 1 of 2 bouwlagen met kap (compositie)
- aanzichten
voorgevels aan de zijde van de weg
DETAILLERING, KLEUREN EN MATERIALEN - detaillering
Doelmatig en gestileerd
- materialen
Steenachtig (baksteen en dakpannen), hout en glas, eventueel kunststof kozijnen
- kleuren
Palet van okers, en rood, met kleuraccenten, gedekt
welstandscriteria woonbebouwing langs de Scheerwolderweg
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 18
06-99-60
4. 2. overig deel dorpsuitbreiding (vrijstaande woningen)
overzichtskaart
Afbeelding 18:
deelgebied vrijstaande woningen
toelichting en omschrijving Scheerwolde is een betrekkelijk jonge nederzetting (twintigste eeuw). De stedenbouwkundige opzet van het dorp is vergelijkbaar met die van de dorpen in de Noordoostpolder, en ook in diezelfde tijd gemaakt. Een belangrijk kenmerk van die opzet is het groene kader rond het dorp. In dit deelgebied wordt op dit gegeven op een nieuwe manier ingespeeld, namelijk middel (boom)beplantingen aan de westrand langs de weg, aan de voorzijde van de woningen.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 19
Uitgangspunt voor de vormgeving is het toepassen van uitsluitend vrijstaande woningen in een samenhangend bebouwingsbeeld. Door de toepassing van relatief grote terreinen ontstaat een open bebouwingspatroon waarin de begroeide tuinen sterk het beeld bepalen. Bij een gemiddelde bebouwde oppervlakte per woning van 150 tot 200 m2 is slechts 10 tot 15% van het eigenlijke bouwterrein bebouwd. Daarbij kan tevens in aanmerking worden genomen dat er ook nog veel openbaar water en het nodige openbaar groen aanwezig is. De samenhang in het bebouwingsbeeld ontstaat zo door de stedenbouwkundige setting, meer nog dan dat de woningen qua vormgeving sterk verwant zijn. Dit laatste wordt dan ook niet gevraagd. De beeldkwaliteitscriteria zijn vooral gericht op het bereiken van een goede plaatsing van de hoofden bijgebouwen (waaronder boothuizen van maximaal 20 m2), en een passende materiaal- en kleurtoepassing.
welstandscriteria overig deel (vrijstaande woningen) ASPECTEN
CRITERIA
SITUERING
plaatsing
Hoofdgebouw centraal op grote kavel. Voorzijde gericht naar het land, waterzijde privézijde. Bijgebouwen dienen zodanig gesitueerd te zijn dat zij ondergeschikt aan het hoofdgebouw.
richting
De richting van de bouwmassa is vrij.
VORMGEVING
hoofdvorm
Een of twee bouwlagen met of zonder kap, enkelvoudig of samengesteld Boothuizen en bijgebouwen bescheiden van vorm
DETAILLERING, KLEUREN EN MATERIALEN - detaillering
Doelmatig en gestileerd
- materialen
Steenachtig (baksteen en dakpannen), hout, riet, ook metaal en glas en kunststof
- kleuren
Palet van okers, en rood, met kleuraccenten, gedekt
welstandscriteria woonbebouwing langs de rand
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 20
06-99-60
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 21
5. SAMENVATTING WELSTANDSCRITERIA WOON- EN RECREATIEPARK SCHEERWOLDE
het plangebied
Gebiedsbeschrijving Structuur Het open polderlandschap van de inpoldering met Scheerwolde is regelmatig verkaveld in lange stroken en in gebruik als weide- en akkerbouwgebied. Een deel van dit landschap, aansluitend aan en ten westen van Scheerwolde wordt ontwikkeld als woon- en recreatiepark met een eigen structuur. Het recreatiepark omvat een te graven plas en recreatiewoningen in een parkachtige setting. Het nieuwe woongebied sluit aan op de centrale brink van het dorp Scheerwolde en kent verder een waterrijke aanleg. Bebouwing De recreatiewoningen in het recreatiepark zijn clustergewijs gesitueerd. Met de situering en vormgeving van de recreatiewoningen en de entreebebouwing wordt het landelijke en natuurlijke en waterrijke karakter van het recreatiepark tot uitdrukking wordt gebracht. Een deel van de nieuwe woningen in het woongedeelte bij het dorp vormt een schil langs de Scheerwolderweg in blokjes van twee aaneen gebouwde woningen en appartementen. Verder zijn er relatief grote bouwpercelen met een oppervlakte in de orde van grootte van 1.500 m2. met vrijstaande woningen, gelegen aan het water. Bij de aan het water gelegen woningen kunnen bescheiden boothuizen worden gebouwd.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
blz 22
06-99-60
Detaillering De vormgeving en kleurstelling van de recreatiewoningen en de entreebebouwing is gebaseerd op verschillende thema’s, die ontleend zijn aan regionale karakteristieken, zoals het "waterstreekdorp” en “Giethoorn”. Het woongebied kent twee appartementengebouwen op een markante plek in (maximaal) 3 bouwlagen, de grondgebonden woningen in de schil hebben als regel een hoofdvorm van één of twee bouwlagen met een kap. Uitgangspunt voor de vormgeving van de vrijstaande woningen op grote terreinen is een samenhangend bebouwingsbeeld. Bijgebouwen en botenhuizen zijn ondergeschikt van afmetingen en terughoudend (besheiden) van vorm en kleur.
Welstandsbeleid Verantwoording Algemeen uitgangspunt voor de vormgeving van het recreatiepark en met name ook de randen daarvan is een harmonieuze inpassing in het omringende landschap.. Het nieuwe woongebied heeft mede een verbetering van de beeldkwaliteit ten doel, die uitstraalt naar het hele dorp. Uitgangspunt daarbij is het realiseren van een eigentijds bebouwingsbeeld Beleid het beleid is gericht op het realiseren van een bebouwingskarakteristiek die recht doet aan de nieuwe functies die in het gebied worden geïntroduceerd. Van groot belang is tevens de vormgeving van de randen van het recreatiepark, en de aansluiting op het groene kader van Scheerwolde, zodanig dat sprake kan zijn van een harmonieuze inpassing van het woon en recreatiepark in het landschap.
Welstandscriteria Recreatiepark Situering Bebouwing wordt gesitueerd overeenkomstig de karakteristiek zoals opgenomen in de Gebiedsbeschrijving. Belangrijke criteria zijn daarbij: 1. Langs het Steenwijkerdiep zijn de huizen geplaatst volgens de principes van het waterstreekdorp, gericht op het water 2. Langs de plas laten de huizen voldoende ruimte voor het maken van een natuurlijke oever 3. Het park kenmerkt zich verder door ensembles van huizen in overzichtelijke bebouwingsclusters 4. De voorzieningenbebouwing staat centraal op het daarvoor beschikbare terrein, met de representatieve en entreezijde gericht naar de Scheerwolderweg.
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
06-99-60
blz 23
Vormgeving De in gebiedsbeschrijving opgenomen bebouwingskarakteristiek is uitgangspunt voor de ontwikkeling met als belangrijke criteria: 1. De bebouwingskarakteristiek is een interpretatie van regionale bouwstijlen, met mooie verhoudingen en veel kap ten opzichte van de maat van de onderbouw. 2. De verschillende woningtypen zijn zodanig gerangschikt dat een samenhangend bebouwingsbeeld in het gehele terrein ontstaat 3. De bebouwing met voorzieningen is een landschappelijk passende compositie van gebouwen, herkenbaar als vakantiepark en met aantrekkelijke en uitnodigende gevels Detaillering, kleuren en materialen 1. Degelijk en duurzaam wat betreft de detaillering 2. Baksteen, gebakken dakpannen, riet, hout en kunststof 3. Diverse kleuren zijn mogelijk mits leidend tot een samenhangend bebouwingsbeeld, en met langs de randen van het park toepassing van op de natuurlijke omgeving afgestemde kleuren (groen, zwart en wit en verder gedekte kleuren) Woongebied Situering Bebouwing wordt gesitueerd overeenkomstig de karakteristiek zoals opgenomen in de Gebiedsbeschrijving. Belangrijke criteria zijn daarbij: 1. Lintbebouwing langs de Scheerwolderweg. De woningen zijn georienteerd op deze weg. 2. Bijgebouwen zijn zodanig gesitueerd dat zij ondergeschikt zijn aan het bijbehorende hoofdgebouw en daarmee tevens een samenhangend geheel vormen 3. Bij de grote kavels voor vrijstaande woningen staat het hoofdgebouw centraal op de kavel. De voorzijde gericht naar het land, de waterzijde is de privé-zijde. Vormgeving De in gebiedsbeschrijving opgenomen bebouwingskarakteristiek is uitgangspunt voor de ontwikkeling met als belangrijke criteria: 1. Appartementengebouwen in 3 bouwlagen (2 bouwlagen plus dakverdieping) 2. Overige woningen 1 of 2 bouwlagen met kap 3. Boothuizen en bijgebouwen bescheiden van vorm Detaillering, kleuren en materialen 1. Detaillering doelmatig en gestileerd 2. Materialen steenachtig (baksteen en dakpannen), hout, riet, ook metaal en glas en kunststof 3. kKeurenpalet van okers, en rood, met kleuraccenten, gedekt ======
Buro Vijn B.V, beeldkwaliteitplan Scheerwolde woon en recreatiepark 30 maart 2007
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
55
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
56
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 3 Grontmij, Inventariserend veldonderzoek, documentnummer 153615, januari 2005
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
57
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
58
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Archeologisch onderzoek Scheerwolde gemeente Steenwijkerland Inventariserend veldonderzoek
GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 46
Archeologisch onderzoek Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland Inventariserend veldonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 46
Definitief
ISSN 1573-5710
Herikerberg Vastgoed bv
Grontmij Nederland bv Assen, 25 januari 2005
@ Grontmij
153615, rev. 2
Administratieve gegevens
Datum opdrachtverstrekking
Juni 2004
Opdrachtgever
Herikerberg Vastgoed bv
Uitvoerder
Grontmij Nederland bv mevr. drs. L. Soetens & mevr. drs. P. Fijma
Bevoegd gezag
Provincie Overijssel Mevr. drs. S. Wentink provinciaal-archeoloog
Locatie
gemeente
Steenwijkerland
plaats
Scheerwolde
toponiem
Scheerwolde
RD-coÓrdinaten
noord X: 197.000, Y: 530.220 zuid X: 196.120, Y: 529.200
kaartbladen
@ Grontmij
16D
153615, rev. 2 blad 3 van 13
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding.........................................................................................5 Algemeen .....................................................................................5 Plangebied....................................................................................5 Ingreep .........................................................................................5
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Bureaustudie ..................................................................................6 Werkwijze ....................................................................................6 Historische en huidige situatie ......................................................6 Geologie, geomorfologie en bodem ..............................................6 Archeologie ..................................................................................7 Archeologische verwachting .........................................................7
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.3
Veldonderzoek ...............................................................................9 Werkwijze ....................................................................................9 Boringen.......................................................................................9 Algemeen .......................................................................................9 Boorprofielen .................................................................................9 Zandondergrond ..........................................................................10 Archeologie ................................................................................11
4 4.1 4.2
Evaluatie ......................................................................................12 Samenvatting .............................................................................12 Conclusie en aanbevelingen ........................................................12
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 4 van 13
1
Inleiding
1.1
Algemeen
Herikerberg Vastgoed bv heeft aan Grontmij opdracht verleend voor het uitvoeren van het Inventariserend Veldonderzoek (IVO) ten behoeve van de aanleg van een recreatiepark in Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland. Doel van het onderzoek is het in kaart brengen van bekende en potentiële archeologische vindplaatsen. Het IVO bestaat uit een bureaustudie, een veldonderzoek en een rapportage. 1.2
Plangebied
Het plangebied wordt omsloten door het Steenwijkerdiep in het zuiden, de Wetering West in het westen en de Scheerwolderweg in het noorden. Het heeft een oppervlakte van circa 68 hectare. De exacte locatie van het plangebied wordt weergegeven in bijlage 1. Het middengedeelte van het plangebied is in gebruik als akker. Er worden aardappels en maïs op verbouwd. Het uiterste oostelijke deel is in gebruik als volkstuin. Het overige gedeelte van het plangebied is in gebruik als grasland. Op bijlage 1 wordt tevens het huidige landgebruik in het plangebied weergegeven. 1.3
Ingreep
Aanleiding van het onderzoek is de aanleg van een recreatiepark. Er zullen, naast vakantiewoningen, enkele woningen voor permanente bewoning worden gebouwd. De rest van het terrein wordt ingericht met groenstroken, open water en eventueel een golfbaan. Dit onderzoek dient, samen met het bodemkundig en milieukundig onderzoek, als basis voor het voorlopig ontwerp met verschillende mogelijke varianten en voor de Milieu Effect Rapportage (MER). Ten tijde van het onderhavige onderzoek was nog geen voorlopig ontwerp beschikbaar. Dit onderzoek dient om inzichtelijk te maken waar de noodzakelijke ingrepen in de bodem de minst verstorende effecten hebben op de eventuele archeologische resten in het gebied.
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 5 van 13
2
Bureaustudie
2.1
Werkwijze
Bij het bureauonderzoek zal aandacht worden besteed aan de huidige en historische situatie van het plangebied. Verder zullen de bekende en potentiële archeologische waarden in kaart worden gebracht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), alsmede bodem-, geologische, geomorfologische, topografische en historische kaarten. Tevens wordt de SAI Landinrichtingsproject Noordwest Overijssel uit 1999 bestudeerd. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld. Deze verwachting wordt in het veld getoetst door middel van een karterend booronderzoek. 2.2
Historische en huidige situatie
Op de historische kaart van rond 1850 is de verkaveling van het plangebied anders dan nu. De Scheerwolderweg was nog niet aangelegd. De percelen zijn groter, onregelmatiger en hebben een andere oriëntatie dan nu het geval is. Het dorp Scheerwolde is gesticht in de jaren ‘50 van de vorige eeuw. In die periode is het gebied heringericht. De huidige perceelsindeling is toen aangelegd. 2.3
Geologie, geomorfologie en bodem
Het plangebied en de omgeving ervan dankt zijn landschapsvorm aan de lage ligging. Daardoor kon zich er een uitgestrekt veenmoeras ontwikkelen. Onder het veen bevinden zich oude landschapspatronen. Voordat het veen ze aan het oog onttrok, bestond het landschap in dit gebied uit keileemopduikingen, dekzand, rivierduinen en rivieren en ander open water. De mens vestigde zich in de prehistorie bij voorkeur op hogere terreindelen, en dan met name in de nabijheid van water. In deze periode moet Noordwest-Overijssel dan ook een grote aantrekkingskracht hebben gehad op de mens. Er zijn in NoordwestOverijssel vondsten bekend uit de Steentijden, de Bronstijd en de IJzertijd. Het is nog niet duidelijk of er sprake is geweest van permanente bewoning, of dat men het gebied bij tijd en wijlen bezocht (Jager, 1999). In de directe omgeving van het plangebied zijn weinig vondsten bekend (zie paragraaf 2.4). Het veengebied is vanaf de twaalfde en dertiende eeuw ontgonnen. In het begin werd voor eigen gebruik het bovenste veen (veenmosveen) afgegraven. Omstreeks 1350 vestigden zich kolonisten in Giethoorn, die gevlucht waren voor de pest. Ze vonden een manier uit om onder water veen te winnen. Dit had grote gevolgen voor het gebied, omdat door het baggeren trekgaten ontstonden die volliepen met water. De veengebieden werden door waterwegen ontsloten. De verveningen hadden een wild karakter en er was geen controle
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 6 van 13
Bureaustudie
over hoe het land achterbleef. Dit had tot gevolg dat bij dijkdoorbraken ribben en zetwallen weggeslagen werden en er grote plassen ontstonden. Tijdens stormvloeden van 1775 en 1776 werden deze plassen nog vergroot, onder andere de Beulakerwijde. In het grote gebied rond Scheerwolde kwam een einde aan de turfwinning. Veel mensen vertrokken naar Friesland en Drenthe om daar hun natte vervening voort te zetten (Berendsen, 2000). De omgeving van het plangebied is na het ontstaan van de Noordoostpolder droger geworden en ingericht voor landbouw. In het plangebied liggen volgens de Bodemkaart van Nederland blad 16 west (Steenwijk), madeveengronden op zeggeveen, rietzeggeveen of broekveen (aVc) of madeveengronden met zand dat aangetroffen wordt binnen 1,20 m beneden maaiveld (aVp en aVz). De madeveengronden op zeggeveen, rietzeggeveen of broekveen komen voor aan de westkant van het plangebied, aan de Wetering. De bovengrond is sterk veraard en vermengd met zand. Er kan zelfs een bijmenging met klei worden aangetroffen. In de madeveengronden met zand binnen 1,20 m beneden maaiveld, is plaatselijk in het zand een humuspodzol aanwezig (aVp). Het veenpakket bestaat veelal uit moeilijk herkenbaar, sterk verweerd zegge- of veenmosveen. Het veen gaat meestal via een smerende gliedeachtige overgangslaag en een uitspoelingslaag (E-horizont) over in een inspoelingslaag (B-horizont). Onder de B-horizont wordt de C-horizont aangetroffen. Deze gronden komen voor in de noordelijke helft van het plangebied, met twee ‘uitlopers’ naar het zuiden. De madeveengronden met zand op minder dan 1,20 m zonder humuspodzol (aVz) komen voor in twee ‘slurven’ vanuit het zuidoosten. Onder de met zand verbeterde bovenlaag is een laag verweerd zeggeveen aanwezig, die overgaat in zeggeveen met houtresten. Op de overgang van het veen naar de zandondergrond is meestal een 0,05 tot 0,10 m dikke meerbodemlaag aanwezig. 2.4
Archeologie
Het plangebied heeft, volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW), gedeeltelijk een lage (geel) en gedeeltelijk een middelhoge (oranje) trefkans voor archeologische vondsten. De indeling in laag en middelhoog komt overeen met de bodemsoorten. Het gebied waar in het zand een humuspodzol wordt verwacht heeft een middelhoge trefkans (zie bijlage 2). In het deel van het plangebied ten noorden van de Scheerwolderweg is een melding bekend in het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS). Het betreft meldingsnummer 12366 en omvat enkele vuursteenvondsten uit het Mesolithicum (Midden Steentijd). Dit is de enige archeologische vondst in een straal van enkele kilometers rond het plangebied (zie bijlage 2). Het is mogelijk dat men in het plangebied tijdens de ruilverkaveling of bij grondverbeterende werkzaamheden die later zijn uitgevoerd, de zandondergrond naar boven heeft gehaald. Indien dit is gebeurd, zijn eventuele archeologische resten in het gebied vernietigd. 2.5
Archeologische verwachting
Uit de bureaustudie blijkt dat in het plangebied podzolgronden worden verwacht. Deze hebben gunstige omstandigheden voor bewoning. Bovendien is
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 7 van 13
Bureaustudie
bij deze gronden nauwkeurig vast te stellen wat de mate van bodemverstoring is. Er zijn in het plangebied archeologische resten te verwachten uit het Paleolithicum tot en met de IJzertijd en vanaf de Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. In de tussenliggende periode was het gebied te nat voor bewoning. De vondsten worden voornamelijk verwacht op de hogere delen in het landschap, zoals zandkoppen en dekzandruggen.
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 8 van 13
3
Veldonderzoek
3.1
Werkwijze
Het veldonderzoek is uitgevoerd comform het Programma van Eisen opgesteld door de provincie Overijssel (Nieuwenhuis, 13 juli 2004). Het is uitgevoerd door een archeoloog en een veldbodemkundige en heeft plaatsgevonden tussen 1 september en 7 oktober 2004. Het veldwerk is gecombineerd uitgevoerd met milieukundig en geotechnisch onderzoek. Het archeologisch veldwerk heeft bestaan uit de volgende onderdelen: •
•
Het uitvoeren van handboringen. Op het terrein zijn 323 archeologische boringen uitgevoerd in een driehoeksgrid, waarbij de afstand tussen de boringen 50 m bedraagt en de afstand tussen de raaien 40 m. Dit komt neer op ongeveer 5 boringen per ha. De locatie van de boorpunten is aangegeven op bijlage 3. De boringen zijn verricht met een Edelmanboor (diameter 10 centimeter) tot een maximale diepte van 2,6 m. De vrijkomende grond is beoordeeld op de aanwezigheid van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, bot, et cetera. Tevens is tijdens het booronderzoek gelet op de aanwezigheid van verkleuringen in de grond, die kunnen duiden op bewoningssporen of cultuurlagen. Daarnaast is tijdens het booronderzoek aandacht besteed aan de mate van bodemverstoring in het plangebied. Relevante lagen zijn gezeefd op een 4 mm-zeef. Alle boringen zijn bodemkundig beschreven volgens NEN 5104 en verwerkt met behulp van het geautomatiseerde boorprofielenprogramma van Grontmij. De resultaten van de boringen zijn in de vorm van getekende boorprofielen weergegeven in bijlage 4. Van de boorpunten zijn de RD-coördinaten met behulp van dGPS vastgesteld. Verder zijn van de boorpunten de maaiveldhoogtes ten opzichte van NAP bepaald.
3.2
Boringen
3.2.1
Algemeen
In het plangebied zijn 323 archeologische boringen uitgevoerd. Hieronder volgt een beschrijving van de boorprofielen. 3.2.2
Boorprofielen
De boorprofielen kunnen worden onder verdeeld in vier categorieën, namelijk • een profiel van veen met daaronder de gele of grijze zandondergrond; • een profiel van veen met daaronder de zandondergrond waarin een podzolprofiel is ontwikkeld; • een profiel geheel bestaande uit zand waarin een podzolprofiel is ontwikkeld en; • een profiel waarbij de bovenkant van het Pleistocene zand is verstoord (zie bijlage 3).
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 9 van 13
Veldonderzoek
Veen met daaronder de gele of grijze zandondergrond De boringen met boorprofielen bestaande uit veen op zand zonder ontwikkelde podzol (groene boorpunten op bijlage 3) zijn voornamelijk geconcentreerd in het noordelijke en oostelijke gedeelte van het plangebied. Bij deze boringen is de bouwvoor gemiddeld 0,25 m dik en bruingrijs van kleur. De bouwvoor bestaat uit humusrijk of venig, matig leemarm tot zwak lemig zand of uit zandig veen. Onder de bouwvoor is een veenlaag aanwezig die veel verschil van dikte vertoont, namelijk van minimaal 0,3 tot maximaal 1,8 m dikte. De veenlaag wordt opgevolgd door geelgrijs matig fijn of zeer fijn zand. Hierin worden soms plantenresten of houtresten aangetroffen. Veen met daaronder de zandondergrond waarin een podzol is ontwikkeld Het grootste gedeelte van het plangebied bestaat de bodem uit veen met daaronder zand waarin een podzolprofiel is ontwikkeld (gele boorpunten op bijlage 3). Deze bodemsoort komt alleen in het noordelijke gedeelte en het oostelijke gedeelte van het plangebied nauwelijks voor. De bouwvoor van deze boringen is gemiddeld 0,25 m dik en bruingrijs van kleur. De bouwvoor bestaat uit humusrijk of venig, matig leemarm tot zwak lemig zand of uit zandig veen. Bij sommige boringen was de bouwvoor niet duidelijk te onderscheiden van de veenlaag die eronder ligt. Onder de bouwvoor wordt een veenlaag waargenomen die zeer verschillend van dikte is. De veenlaag wordt opgevolgd door het Pleistocene zand, waarin een podzolprofiel is ontwikkeld. Over het algemeen komen van boven naar onder een E-, een B- en een C-horizont voor. Zand waarin een podzol is ontwikkeld De boringen waarvan het profiel bestaat uit zand met daarin ontwikkeld een podzolprofiel (rode boorpunten op bijlage 3) zijn verspreid over het plangebied aangetroffen en meestal in groepen van een aantal boringen. Tijdens het veldonderzoek werd opgemerkt dat de maaiveldhoogtes van de betreffende boorpunten relatief hoog zijn. Mogelijk is hier sprake van zandkopjes. Van de betreffende boringen is de bouwvoor gemiddeld 0,3 m dik en bruingrijs van kleur. De bouwvoor bestaat uit humusrijk of venig, matig leemarm of zwak lemig zand. Onder de bouwvoor wordt achtereenvolgens een E-, een B- en een C-horizont aangetroffen. Deze lagen bestaan eveneens uit matig leemarm tot zwak lemig zand en het humusgehalte neemt naar beneden toe af. Verstoorde profielen Er komen slechts 10 boringen in het plangebied voor waarvan de top van het Pleistocene zand is verstoord (blauwe boorpunten op bijlage 3). In het noordelijke gedeelte van het plangebied, ten noorden van de Scheerwolderweg, komen vier boringen met verstoorde profielen bij elkaar voor. De overige verstoorde boorprofielen zijn verspreid over het plangebied waargenomen. Drie van deze 10 boringen bestaan geheel uit zand. Van de overige zeven boringen is de veenlaag en het bovenste gedeelte van het zand verstoord. Van alle verstoorde boringen is het profiel verstoord tot gemiddeld 0,75 m –mv. 3.2.3
Zandondergrond
Met behulp van de maaiveldhoogtes ter plaatse van de boorpunten en de zanddieptes ten opzichte van het maaiveld is een kaart vervaardigd waarop de zanddiepte ten opzichte van NAP wordt weergegeven (zie bijlage 5). Op de kaart zijn enkele zandkoppen verspreid over het plangebied te zien. Zandkoppen werden in het verleden gezien als een gunstige plaats voor bewoning. Vooral in het midden gedeelte van het plangebied zijn de zandkop-
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 10 van 13
Veldonderzoek
pen zeer duidelijk te onderscheiden1. In het oostelijke2 en westelijke3 gedeelte gedeelte van het plangebied zijn tevens een aantal zandkoppen waar te nemen. Bij een aantal zandkoppen werd het zand in de boorprofielen vrij dicht onder het maaiveld waargenomen. Dit is een extra aanduiding voor de aanwezigheid van een zandkop. Het gaat om de zandkoppen bij 263, 254, 252, 141, 233, 147, 157 en 159, 201, 202, 210, 211, 222, 244 en 220, 284, 290, 297, 296 en 304, 83, 84 en 85, 28, 27, 22, 26, 23, 18, 15, 99, 98 en 242. De bodem bij boring 279 is verstoord waardoor de originele top van de zandondergrond niet meer te achterhalen is. Deze boring kan daardoor niet worden meegerekend met de zandkop in het zuidoostelijke gedeelte van het plangebied. Hetzelfde geldt voor boring 164 in het noordelijke gedeelte en boring 84 in het westelijke gedeelte van het plangebied. 3.3
Archeologie
Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische resten of grondsporen aangetroffen. Wel werden in het veld koppen waargenomen. Op deze plekken kon met het blote oog worden gezien dat het maaiveld hoger ligt dan het omliggende land.
1
Boringen bij zandkoppen in het midden gedeelte van plangebied: 263, 254, 253, 162, 163, 164, 141, 165, 186, 226, 233, 137, 147, 157, 159, 167, 169, 170, 179, 180, 188, 189, 181, 190, 191, 200, 201, 202, 210, 211, 222, 235, 236, 237, 238, 242, 244, 220, 214, 216, 196, 215, 152, 121, 122, 117 en 116. 2 Boringen bij zandkoppen in het oostelijke gedeelte van het plangebied: 284, 290, 297, 296, 304, 279 en 293. 3 Boringen bij zandkoppen in het westelijke gedeelte van het plangebied: 48, 83, 84, 85, 90, 34, 29, 28, 21, 30, 27, 22, 26, 23, 18, 13, 14, 15, 6, 16, 99, 98, 102, 110 en 3.
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 11 van 13
4
Evaluatie
4.1
Samenvatting
Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde op het aantreffen van archeologische resten. In het plangebied kunnen vondsten worden verwacht uit het Mesolithicum tot en met de IJzertijd en vanaf de Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. In de tussenliggende periode was het waarschijnlijk te nat voor bewoning. De vondsten worden voornamelijk verwacht in hoger gelegen gedeeltes zoals zandkoppen. In de omgeving van het plangebied zijn weinig vondsten bekend. In het noordelijke gedeelte van het plangebied is een vondst geregistreerd uit het Mesolithicum. Uit het veldonderzoek blijkt dat de bodem in het midden en westelijke gedeelte van het plangebied voornamelijk bestaat uit veen met daaronder zand waarin een podzolprofiel is gevormd. Op een aantal plaatsen is geen veen aangetroffen. Soms gaat het hierbij om zandkoppen. Verdeeld over het gehele plangebied zijn een aantal zandkoppen waargenomen. Ook hierin is een podzolprofiel geconstateerd. Zandkoppen werden in het verleden gezien als een gunstige plaats voor bewoning. Er zijn tijdens het veldonderzoek geen vondsten aangetroffen. 4.2
Conclusie en aanbevelingen
Naar aanleiding van de resultaten van het Inventariserend Veldonderzoek kan worden gesteld dat zich, ondanks dat er geen vondsten zijn gedaan, in het plangebied mogelijk archeologische resten bevinden. Het gaat hierbij voornamelijk om die gedeeltes van het plangebied waar zich zandkoppen bevinden met daarin een podzolprofiel. Daarom wordt aanbevolen om in deze gebieden een aanvullend archeologisch onderzoek uit te laten voeren in de vorm van waarderende boringen. Het doel van het aanvullende onderzoek is te onderzoeken of zich archeologische resten op de zandkoppen bevinden. Het aanvullende onderzoek dient plaats te vinden bij boringen 263, 254, 253, 162, 163, 141, 165, 186, 226, 233, 137, 147, 157, 159, 167, 169, 170, 179, 180, 188, 189, 181, 190, 191, 200, 201, 202, 210, 211, 222, 235, 236, 237, 238, 242, 244, 220, 214, 216, 196, 215, 152, 121, 122, 117, 116, 284, 290, 297, 296, 304, 293, 48, 83, 85, 90, 34, 29, 28, 21, 30, 27, 22, 26, 23, 18, 13, 14, 15, 6, 16, 99, 98, 102, 110 en 3 (zie bijlage 5). Tijdens het waarderende onderzoek dient het boorgrid worden verdicht door tussen elke twee uitgevoerde boringen een extra boring te verrichten. Hierdoor zal de afstand tussen de boringen 25 m gaan bedragen en de afstand tussen de raaien 20 m. De aanvullende boringen dienen te worden verricht met een megaboor. Relevante lagen dienen te worden gezeefd op een 4-mm zeef.
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 12 van 13
Evaluatie
De aanbevelingen voor vervolgonderzoek gelden alleen voor de plaatsen waar graafwerkzaamheden plaatsvinden ten behoeve van de aanleg van het recreatiepark. Ons inziens zijn er geen archeologische beperkingen ten aanzien van graafwerkzaamheden in het overige gedeelte van het plangebied waar geen zandkopjes in zijn waargenomen. Over deze aanbevelingen heeft overleg plaatsgevonden met de provinciaal archeoloog van Overijssel, mevr. drs. M. Nieuwenhuis.
@ Grontmij
153615, rev. 2 blad 13 van 13
Bijlage 1 Locatie plangebied en landgebruik
@ Grontmij
153615, rev. 2
Bijlage 2 IKAW en ARCHIS-meldingen
@ Grontmij
153615, rev. 2
ABK Scheerwolde
27-07-2004 L. Soetens
IVO
Legenda PLAATSNAMEN
MONUMENTEN archeologische betekenis archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde zeer hoge arch waarde, beschermd TOP10 ((c)TDN) WAARNEMINGEN
IKAW zeer lage trefkans lage trefkans middelhoge trefkans
12366
hoge trefkans
Scheerwolde
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd PROVINCIES
0
500 m N
ROB ArchisII
Bijlage 3 Locatie boringen en resultaten
@ Grontmij
153615, rev. 2
(
.j
/
0
[\
YZ
]l
]
%k
+7
)
#$
#
f& h&
),
$ ;#
m
(& .& )
-&
0& /
7&
* /:
#
&
$ (#
]a
]
_ `
_Q]^
#6
&5
5
)
h&
(
]
i
=
T
#,
+&
+
* ()
' %&
"#$
^
e`
`^d
bc
PN
MN
VW
SP
T
P
T
X
g& &*
UP
)
:f
#,
TS O Q
PQN O
LM
KJ
K R
9(
<
5&
)
]
]
]
-&
:' /#
"
+, $
`, d
,0
8
-&'
/
9: :
'
A
>
A
B
A@
?I
>
G
AHC
G
>A
?
A
1
?
A
>F
A
E
2
@
DC
B
A@
>?
34
!
Bijlage 4 Boorprofielen
@ Grontmij
153615, rev. 2
Bijlage 5 Zanddieptekaart
@ Grontmij
153615, rev. 2
+&
" ! ! 2% ,-./3 14 14 14 14 14 14 14 14 14 14 14
+&
"
!
!
& % ,-./
/ !' (& $
!
!
"! #$ ! %& '(
%) *!# !)
#
%%
+0 +
% $ !
1 1 !
Bijlage 6 Literatuurlijst
@ Grontmij
153615, rev. 2
Bijlage 6 Literatuurlijst
BERENDSEN, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Grote Historische Atlas van Nederland 1:50.000, 3. Oost-Nederland 1830-1855. WoltersNoordhoff Atlasprodukties, Groningen. JAGER, S.W., 1999. Standaard Archeologische Inventarisatie ten behoeve van het landinrichtingsproject “Noordwest-Overijssel”. Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Stiboka, 1988. Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 16 West Steenwijk. Wageningen.
@ Grontmij
153615, rev. 2
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
91
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
92
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 4 SOB Research, Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek d.m.v. grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, november 2006
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
93
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
94
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde Inhoud 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Planontwikkeling Opdrachtverlening Doel van het onderzoek Fasering Onderzoeksteam
3 3 4 4 5 5
2. 2.1 2.2 2.3 2.4
Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken Archiefonderzoek Archeologisch verwachtingsmodel Veldonderzoek Uitwerking en rapportage
9 9 9 9 10
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Resultaten archiefonderzoek Inleiding Geologische gegevens Archeologische gegevens Historische gegevens Luchtfoto’s Archeologisch verwachtingsmodel
11 11 11 11 13 14 14
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Resultaten veldonderzoek Inleiding Booronderzoek IVO Geologische opbouw Archeologische indicatoren booronderzoek Resultaten oppervlaktekartering Toetsing archeologisch verwachtingsmodel
15 15 15 15 16 17 19
5. 5.1
Samenvatting, conclusies en aanbevelingen Samenvatting
5.2
Aanbeveling
21 21 21
Literatuur
23
Verklarende woordenlijst
25
1
Bijlage 1:
Administratieve gegevens
27
Bijlage 2:
Archeologische en geologische tijdschaal
29
Bijlage 3:
Overzicht Boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 1
31
Overzicht Boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 2
55
Overzicht Boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 3
61
Overzicht Boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 4
97
Bijlage 4:
Bijlage 5:
Bijlage 6:
Bijlage 7:
Bijlage 8:
Overzicht In situ-vondsten Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 1
101
SOB Research: Gegevens
103
2
1. Inleiding 1.1. Planontwikkeling Aanleiding voor het archeologisch onderzoek zijn de plannen voor de ontwikkeling van een woon- en recreatiegebied ten zuidwesten van de bebouwde kom van Scheerwolde (Gemeente Steenwijkerland). In het kader van deze plannen, waarbij onder meer de aanleg van circa 260 recreatiewoningen en centrale voorzieningen, sportvelden, een waterplas, een natuurtransferium, camperstandplaatsen en circa 34 woningen en 16 appartementen ten behoeve van permanente bewoning wordt voorzien, zullen toekomstig werkzaamheden (onder meer aanleg-, bouw- en graafwerkzaamheden worden uitgevoerd in een gebied met een omvang van circa 68 hectare. Binnen het plangebied is eerder al door Grontmij Nederland bv archeologisch onderzoek verricht in de vorm van een bureau- en booronderzoek (Soetens & Fijma, 2005). Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek werden door de Provinciaal Archeoloog van de Provincie Overijssel binnen het plangebied een viertal zones aangewezen, die voor vervolgonderzoek in aanmerking kwamen. Omdat slechts in een tweetal zones diep reikende bodemverstorende activiteiten (aanleg waterplas en zandwinning) zouden plaatsvinden, werd geadviseerd in deze twee zones (zie Afbeelding 3, zone 1 en 2) een vervolgonderzoek in de vorm van een verdichtend booronderzoek te laten uitvoeren, met als doel het opsporen van (vuursteen)vindplaatsen. De overige twee geselecteerde zones (zie Afbeelding 3, zone 3 en 4) behoefden niet te worden onderzocht, tenzij hier alsnog bodemingrepen zouden gaan plaatsvinden. In deze beide zones (zie Afbeelding 3, zones 3 en 4) zal woningbouw en de aanleg van infrastructuur plaatsvinden, waarbij naar verwachting bodemingrepen tot een minimum beperkt zullen blijven. Toch zijn op initiatief van de opdrachtgever, Arcus Projectontwikkeling B.V. uit Goes, deze beide zones in het aanvullend onderzoek betrokken.
Afbeelding 1. Ligging van het onderzoeksgebied (rode stip) in Nederland.
3
1.2 Opdrachtverlening Op basis van het door de Provinciaal Archeoloog van de Provincie Overijssel geformuleerde advies heeft Arcus Projectontwikkeling B.V. uit Goes in eerste instantie aan SOB Research verzocht om een plan van aanpak op te stellen voor een (Aanvullend) Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO) ten behoeve van een tweetal hiertoe binnen het plangebied geselecteerde zones. Lopende de aanvraag werd door Arcus Projectontwikkeling B.V. uit Goes het aantal geselecteerde zones uitgebreid tot vier. Op basis van het door SOB Research opgestelde plan van aanpak (Aanvraag “Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde”, d.d. 17 oktober 2006) is door Arcus Projectontwikkeling B.V. uit Goes aan SOB Research opdracht verleend om ten behoeve van de vier hiertoe geselecteerde zones een Aanvullend IVO door middel van grondboringen uit te voeren.
Afbeelding 2. Ligging van het plangebied (rood omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de Topografische Kaart. Schaal 1: 25.000. Bron: Topografische Dienst, Emmen.
1.3 Doel van het onderzoek De opgave voor het onderzoek door SOB Research was de archeologische en aardkundige waarden ter plaatse van het onderzoeksgebied te inventariseren en te documenteren. Het onderzoek was gericht op de volgende aandachtspunten: •
De geologie en landschapsgeschiedenis ter plaatse van het onderzoeksgebied, in relatie tot de bewoningsmogelijkheden in het verleden;
4
•
De aanwezigheid van archeologische waarden ter plaatse van het onderzoeksgebied, met een specifieke nadruk op het opsporen van mogelijk aanwezige vuursteenvindplaatsen;
•
De aard, omvang, (diepte)ligging en indien mogelijk de datering van eventueel aanwezige archeologische vindplaatsen;
•
De mate waarin archeologische en cultuurhistorische waarden door de uit te voeren inrichtings- en bouwwerkzaamheden met aantasting worden bedreigd.
1.4 Fasering Na de opdrachtverlening is er een begin gemaakt met het onderzoek. Eerst is gewerkt aan de voorbereiding (het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel) en de planning van het onderzoek. Hierbij zijn diverse archieven geraadpleegd om al aanwezige archeologische, historische, geologische en luchtfoto-informatie zoveel mogelijk te kunnen benutten. Vervolgens is tussen 17 oktober en 23 november 2006 een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd. Dit veldonderzoek bestond uit een verdichtend booronderzoek. Tenslotte is, op basis van de verkregen gegevens, een overzicht samengesteld van de aangetroffen archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden. De verkregen gegevens, de daaraan verbonden conclusies, alsmede de op basis hiervan tot stand gekomen adviezen zijn uitgewerkt in het nu voorliggende eindrapport.
1.5 Onderzoeksteam Het onderzoeksteam van SOB Research bestond uit: F.A. van Meurs B. Tunker L.R. van Wilgen J.W. van Zessen
projectmanagement, veldwerk veldwerk archiefonderzoek, digitale grafische uitwerking en rapportage archiefonderzoek, coördinatie veldwerk, veldwerk, gegevensverwerking
5
Afbeelding 3. De ligging van de onderzoeksgebieden (rood omkaderd) binnen het plangebied (blauw omkaderd). Het betreft zandkoppen, waarbij de hoogteligging van de top van het dekzand boven 2.00 meter -NAP ligt (zie 3.1 Geologische en geomorfologische gegevens). Kaartschaal 1: 10.000.
6
Afbeelding 4. Ontwerpschets voor de toekomstige indeling van het plangebied ‘Woon- en recreatiegebied Scheerwolde’. Bron: Arcus Projectontwikkeling B.V., Goes.
7
8
2. Onderzoekssysteem: gehanteerde methoden en technieken 2.1 Archiefonderzoek In het kader van het Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen zijn diverse archieven geraadpleegd. Dit onderzoek heeft tot doel gebruik te maken van de in deze archieven beschikbare of alsnog destilleerbare informatie over de landschaps- en bewoningsgeschiedenis van het gebied. Onder meer zijn daarbij de archieven van de de Topografische Dienst en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM-ARCHIS II) geraadpleegd. Daarnaast kon van het rapport ‘Archeologisch onderzoek Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland’, Grontmij Archeologische Rapporten 46 uit januari 2005 gebruik worden gemaakt.
2.2 Archeologisch verwachtingsmodel Op basis van de resultaten van het door Grontmij Nederland bv uitgevoerde Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Hierbij gaat het vooral om een gespecificeerde verwachting ten aanzien van de mogelijk aanwezige archeologische vondstcomplexen (mogelijke aard, gaafheid en ouderdom) en de relatie (mogelijke diepteligging en context) met de geologische ondergrond. Op basis van het archeologisch verwachtingsmodel is het onderzoeksplan voor het veldonderzoek uitgewerkt.
2.3 Veldonderzoek 2.3.1 Booronderzoek Op basis van het onderzoeksplan is het booronderzoek op het terrein uitgevoerd. Om het opgestelde archeologische verwachtingsmodel te kunnen toetsen, is daartoe binnen de in het plangebied geselecteerde zones een verdichtend booronderzoek uitgevoerd, waarbij op advies van de Provinciaal Archeoloog van Overijssel het boorgrid van 40 x 50 meter naar 20 x 25 meter werd verdicht, dit met het doel de verwachte vuursteenvindplaatsen te kunnen opsporen. Door middel van boringen kunnen archeologische sporen worden getraceerd. Indicatoren voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen zijn onder meer de aanwezigheid van houtskool, verbrand bot, aardewerkfragmenten, potgruis, vuursteen, puin of verstoorde grondlagen. Vaak kan de stratigrafie, de aard, de dikte, de omvang en de ouderdom van de archeologisch interessante grondlagen aan de hand van de boringen globaal worden bepaald en verder in kaart worden gebracht. Bovendien kan door middel van grondboringen inzicht in de geologische opbouw van een gebied worden verkregen. Dit is vooral van belang omdat de bewoningsmogelijkheden in Nederland tot de Romeinse tijd volledig afhankelijk waren van de landschappelijke situatie. Ook voor wat betreft de Romeinse tijd en de Middeleeuwen is er, ondanks de toegenomen mogelijkheden om door middel van bedijking, afdamming of kanalisering het landschap vorm te geven, nog steeds sprake van een sterke relatie tussen het natuurlijke landschap en de mogelijkheden tot bewoning. Tevens kan bij een onderzoek door middel van grondboringen worden vastgesteld of de geologische opbouw nog intact aanwezig is en of er archeologische waarden in situ kunnen worden aangetroffen.
9
2.3.2 Oppervlaktekartering Bij een oppervlaktekartering wordt een terrein onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten aan het oppervlak. In gebieden waar archeologisch belangrijke lagen relatief dicht aan het oppervlak liggen (er is dan geen sprake van omvangrijke sedimentvorming op deze lagen) kan het uitvoeren van een oppervlaktekartering zinvol zijn. Vooral vers geploegde akkers lenen zich voor deze onderzoeksmethodiek. Binnen de onderzoeksgebieden is geen oppervlaktekartering uitgevoerd.
2.4 Uitwerking en rapportage Na het veldonderzoek zijn de onderzoeksgegevens uitgewerkt en geanalyseerd. Hierbij is voortdurend sprake geweest van terugkoppeling naar de uitkomsten van het archiefonderzoek (toetsing archeologisch verwachtingsmodel). Ter afronding van het archeologisch onderzoek is het nu voorliggende eindrapport samengesteld.
10
3. Resultaten archiefonderzoek 3.1 Inleiding Eerder al werd in het kader van de planontwikkeling door Grontmij Nederland bv in 2004 in het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd. Dit Inventariserend Veldonderzoek bestond uit een bureauonderzoek en een booronderzoek. De resultaten van het door Grontmij Nederland bv uitgevoerde bureauonderzoek en booronderzoek zijn in beknopte vorm in dit hoofdstuk verwerkt. Voor het uitgebreide bureauonderzoek wordt naar het rapport van Grontmij Nederland bv verwezen (Soetens & Fijma, 2005).
3.2 Geologische gegevens Op basis van de resultaten van het door Grontmij Nederland bv uitgevoerde booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van de vier onderzoeksgebieden de bodemopbouw uit veen met daaronder een zandondergrond met een ontwikkeld podzolprofiel of (dagzomend) zand met een ontwikkeld podzolprofiel bestaat. Het betreft zandkoppen of delen van een dekzandrug, waarbij de top van het dekzand in ieder geval boven de 2.00 meter –NAP ligt, met een maximale hoogte tussen 1.301.40 meter –NAP. In het geval van veen met daar onder een zandondergrond met een ontwikkeld podzolprofiel was er sprake van een bouwvoor van bruingrijs, humusrijk of venig, matig leemarm tot zwak lemig zand of bruingrijs, zandig veen. De bouwvoor kende een gemiddelde dikte van 0.25 meter. Onder de bouwvoor werd een veenlaag aangetroffen met een variabele dikte. Onder het veen bevond zich Pleistoceen zand met een ontwikkeld podzolprofiel met een E- (=A2), B- en C-horizont. Daar waar alleen zand met een ontwikkeld podzolprofiel werd aangetroffen bleek dat de maaiveldhoogtes van de betreffende (clusters van) boringen relatief hoog lagen. De bouwvoor met een gemiddelde dikte van 0.30 meter bestond uit bruingrijs, humusrijk of venig, matig leemarm of zwak lemig zand. Onder de bouwvoor werd een podzolprofiel aangetroffen met een E- (=A2), B- en Chorizont. De zandafzettingen bestaan overwegend uit matig leemarm tot zwak lemig zand met een humusgehalte dat van boven naar beneden afneemt.
3.3 Archeologische gegevens De onderzoeksgebieden maken deel uit van een zone die op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden in Nederland (IKAW, 2e generatie; ROB, Amersfoort: 2000) wordt weergegeven als een zone met een middelhoge trefkans op de aanwezigheid van archeologische waarden. Alleen voor het oostelijke deel van onderzoeksgebied 1 en het oostelijke deel van onderzoeksgebied 3 geldt een lage trefkans op de aanwezigheid van archeologische waarden (zie Afbeelding 5). In het archief van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACMARCHIS II) wordt in het deel van het plangebied ten noorden van de Scheerwolderweg één melding weergegeven. Het betreft meldingsnummer 12366 (RACM-objectcode 16DZ-1) en omvat vondsten van een kling, een afslag, een geretoucheerde microliet en een kern uit het Mesolithicum (MiddenSteentijd. Deze vondstlocatie bevindt zich op circa 250 meter ten noorden van de noordelijke begrenzing van onderzoeksgebied 3. Buiten deze vuursteenvondsten zijn in een straal van enkele kilometers rondom het plangebied geen verdere vondsten bekend (zie Afbeelding 5). Bij het door Grontmij Nederland bv in het plangebied uitgevoerde veldonderzoek zijn geen archeologische resten of grondsporen aangetroffen.
11
Afbeelding 5. De ligging van in ARCHIS II geregistreerde archeologische vondsten of vondstlocaties (geel, genummerd) en archeologische monumenten. Het plangebied is blauw omkaderd. De onderzoeksgebieden zijn rood omkaderd en genummerd 1 tot en met 4. Bron: Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM)/ARCHIS II, 24 november 2006.
12
3.4 Historische gegevens Het plangebied waarin de vier onderzoeksgebieden liggen, sluit in het zuidwesten aan op de bebouwde kom van Scheerwolde. In het kader van de analyse van historisch kaartmateriaal werden een kaart van de Gemeente Steenwijkerwolde uit de Gemeenteatlas van Kuyper uit 1868 (bron: www.atlas1868.nl), het Kadastrale Minuutplan uit circa 1820 (bron: www.dewoonomgeving.nl), de Topografische en Militaire kaart uit 1830-1855 en de Topografische Kaart uit circa 1990 geraadpleegd. Op de historische kaarten van 1868 (niet in dit rapport afgebeeld), 1820 (niet in dit rapport afgebeeld) en 1830-1855 (zie Afbeelding 6) is te zien dat ter plaatse van het plangebied toen geen bebouwing aanwezig was. Op de kaart van Kuyper maakt het plangebied deel uit van een laaggelegen, moerassig gebied met de benaming ‘Westelijke Scherwolder ribben’. Het plangebied vertoont een geheel ander verkavelingspatroon dan in de huidige situatie, met enkele grote blokvormige percelen en vele smalle, langgerekte percelen met een oriëntatie die zuidwest-noordoost is gericht. In de huidige situatie zijn de percelen groter. Bovendien geldt nu dat de percelen, met uitzondering van die aan de westelijke zijde van het plangebied, zuidoost-noordwest georiënteerd zijn. Het dorp Scheerwolde is eerst in de 50’er jaren van de vorige eeuw gesticht. In die periode werd het gebied heringericht, waarbij de huidige perceelsindeling werd aangelegd.
Afbeelding 6. De globale ligging van het plangebied (blauw omkaderd), geprojecteerd op een uitsnede van de historische kaart uit 1830-1855. Schaal 1: 25.000.
13
3.5 Luchtfoto’s In het kader van het onderzoek werden geen luchtfoto’s geraadpleegd.
3.6 Archeologisch verwachtingsmodel 3.5.1 Inleiding Op basis van de resultaten van het vooronderzoek kan worden gesteld dat de ten behoeve van een nader verdichtend booronderzoek geselecteerde onderzoeksgebieden op hoger in het landschap gelegen zandkoppen of delen van een dekzandrug zijn gesitueerd. Vanwege de hogere ligging boden deze locaties (in het verleden) gunstige omstandigheden voor menselijke activiteiten. Dergelijke hoger gelegen zandkoppen of (delen van) dekzandruggen zijn daarom gunstige locaties voor het aantreffen van vuursteenvindplaatsen uit de steentijden. 3.5.2 Gespecificeerde archeologische verwachting De geselecteerde onderzoeksgebieden zijn op basis van de hogere ligging in het landschap (zandkoppen of delen van een dekzandrug) en een bodemopbouw van veen (naar Mulder et al., 2003: Formatie van Nieuwkoop) met daar onder dekzand (naar Mulder et al., 2003: Laagpakket van Wierden van Formatie van Boxtel) met een ontwikkeld podzolprofiel of dagzomend dekzand met een ontwikkeld podzolprofiel, gunstige locaties voor het aantreffen van vuursteenvindplaatsen uit de steentijden, met name het Paleolithicum en het Mesolithicum. Het betreft vuursteenvindplaatsen die met grotere of kleinere kampplaatsen (basiskamp, jachtkamp) of met activiteitenzones in verband kunnen worden gebracht. De sites laten zich opsporen door concentraties van vuursteenmateriaal. Grondsporen in de vorm van (geïsoleerde) kuilen, mogelijke paalgaten, vlekken met oker, depressies met houtskool of concentraties van houtskool komen spaarzaam voor. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen is op dit moment niet bekend, maar deze kunnen in omvang variëren van enkele vierkante meters tot vele honderden vierkante meters. De exacte diepteligging is dat ook niet, maar te verwachten valt dat archeologische resten in de eerste meter vanaf het maaiveld kunnen worden aangetroffen. Naar uit het onderzoek door Grontmij Nederland bv is gebleken, is in de verschillende onderzoeksgebieden het bodemprofiel (en daarmee mogelijk archeologische resten) nog (redelijk) intact aanwezig. In hoeverre post-depositionele processen op het aanwezige bodemarchief hebben ingewerkt, is niet bekend. Het onderzoek dient om vast te stellen of in de intacte toplaag van het Pleistocene dekzand archeologische indicatoren aanwezig zijn. Omdat de mogelijke aanwezigheid van een vuursteenvindplaats uit de steentijden wordt verwacht, zal de aandacht met name gericht moeten zijn op de aanwezigheid van bewerkte vuurstenen- en, in mindere mate, stenen artefacten.
14
4. Resultaten veldonderzoek 4.1 Inleiding De vier onderzoeksgebieden liggen binnen het plangebied ‘Woon- en recreatiegebied Scheerwolde’, ten zuidwesten van de bebouwde kom van Scheerwolde (Gemeente Steenwijkerland). Het plangebied met een omvang van circa 68 hectare wordt omsloten door het Steenwijkerdiep in het zuiden, de Wetering West in het westen en de Scheerwolderweg in het noorden. Ten tijde van het veldonderzoek was ter plaatse van de onderzoeksgebieden geen bebouwing of infrastructuur aanwezig.
4.2 Booronderzoek IVO Binnen de onderzoeksgebieden zijn de boringen uitgevoerd in een grid waarbij de maximale afstand tussen de boringen 25 meter bedroeg. In totaal werden in het kader van het Aanvullend IVO 234 boringen uitgevoerd tot een diepte van maximaal 2.10 meter beneden maaiveld. In onderzoeksgebied 1 in het zuidwestelijke deel van het plangebied betrof het 62 boringen tot op een diepte van minimaal 1.00 meter en maximaal 2.10 meter beneden maaiveld. Boring nr.: 53 is hier komen te vervallen. Het maaiveld lag hier tussen 0.80-1.45 meter –NAP. In onderzoeksgebied 2 in het centraal westelijke deel van het plangebied betrof het 12 boringen tot op een diepte van minimaal 1.40 meter en maximaal 1.70 meter beneden maaiveld. Het maaiveld lag hier tussen 1.21-1.54 meter –NAP. In het centraal in het plangebied gelegen onderzoeksgebied 3 werden 148 boringen uitgevoerd tot op een diepte van minimaal 0.70 meter en maximaal 1.70 meter beneden maaiveld. Het maaiveld lag hier tussen 1.05 meter en 1.94 meter –NAP. In het in het oostelijke deel van het plangebied gelegen onderzoeksgebied 4 betrof het 12 boringen tot op een diepte van minimaal 1.20 meter en maximaal 1.40 meter beneden maaiveld. Het maaiveld lag hier tussen 1.58 meter en 2.15 meter –NAP. Alle boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 15 centimeter. Bij iedere afzonderlijke boring werden de in de boring te onderscheiden geologische afzettingen en archeologische sporen ten opzichte van het maaiveld ingemeten. De boorresiduen zijn voor wat de top van het dekzand betreft gezeefd op een zeef met een raster van 4 millimeter. De locatie van de boringen werd bepaald met gebruikmaking van een GPS-systeem (GeoExplorer CE/ Geo XT). Bij het gebruik van dit systeem bedraagt de maximale afwijking voor wat betreft de plaatsbepaling van de boorcoördinaten +/- 1.0 meter. De bijbehorende hoogteliggingen van het maaiveld werden ten opzichte van het Normaal Amsterdams Peil (NAP) ingemeten met behulp van een waterpas (zie Bijlagen 3 tot en met 6: Overzicht Boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Locaties 1 tot en met 4, Scheerwolde ).
4.3 Geologische opbouw In de op de vier te onderscheiden onderzoekslocaties uitgevoerde boringen werden, geheel overeenkomstig hetgeen op basis van de resultaten van het eerder door Grontmij Nederland bv uitgevoerde booronderzoek kon worden verwacht (Soetens & Fijma, 2005), een tweetal van elkaar te onderscheiden boorprofielen aangetroffen. Het betreft boringen waar de bodemopbouw bestaat uit een profiel met (onder de bouwvoor) een laag veen of een gyttja-achtige laag met daaronder een gele of grijze zandondergrond met een ontwikkeld podzolprofiel of boringen waar de bodemopbouw bestaat uit een profiel geheel bestaande uit zand met een ontwikkeld podzolprofiel.
15
In onderzoeksgebied 1 is de bouwvoor tussen de 0.20-0.45 meter dik en bestaat deze uit (donker)bruingrijs, matig fijn, matig tot sterk humeus zand met wortelresten. Soms ook is het zand venig van karakter en komen er veenbrokken in voor. In het geval van het voorkomen van een veen en/of gyttjalaag betreft het (donker)bruin tot zwart, matig tot sterk zandig, in een enkel geval matig kleiig veen of gyttja. Met name in het uiterste zuidwestelijke deel van het onderzoeksgebied is er sprake van een dikke laag van veen en/of gyttja tot maximaal 1.30 meter beneden maaiveld (Boringen nrs.: 7, 8, 9, 10, 17 en 18). De zandondergrond bestaat uit fijn zand. Het humusgehalte neemt van boven naar beneden af van sterk naar zwak. Het betreft dekzand met een ontwikkeld podzolprofiel. De C-horizont van geel of grijs zand werd bereikt tussen 0.75 meter en 1.65 meter beneden maaiveld. In onderzoeksgebied 2 is de bouwvoor tussen de 0.10-0.30 meter dik en bestaat deze uit (donker)bruingrijs, matig fijn, matig tot sterk humeus zand met wortelresten. In de Boringen nrs.: 2, 6, 7, 9 en 10 werd een veenlaag aangetroffen. Het betreft (donker)bruin tot zwart, matig tot sterk zandig veen. In Boring nr.: 10 werd onder het veen een 20 centimeter dik laagje gyttja met rietwortels en plantenresten aangetroffen. Het (onder veen) aangetroffen zand betreft dekzand met een ontwikkeld podzolprofiel. De C-horizont van geel of grijs zand werd bereikt tussen 0.90 meter en 1.45 meter beneden maaiveld. Een aantal boringen (Boring nr.: 1, 4, 5, 6, 8 en 11) vertoonde een verstoord profiel, waarbij de verstoring tot maximaal 0.90 meter beneden maaiveld reikte. In onderzoeksgebied 3 is de bouwvoor maximaal 40 centimeter dik en bestaat deze uit (donker)bruingrijs, matig fijn, matig tot sterk humeus zand met wortelresten of donkerbruin, sterk zandig veen met wortelresten. De veenlaag kent een variabele dikte en bestaat uit donker zwartbruin, donkerbruin tot bruin veen met planten- en rietresten. Daar waar het veen aan het oppervlak ligt (bouwvoor) is het veen sterk zandig en bevat het wortelresten. Het (onder veen) aangetroffen zand betreft dekzand met een ontwikkeld podzolprofiel. De C-horizont van geel of grijs zand werd bereikt tussen 0.40 meter en 1.45 meter beneden maaiveld. Een aantal boringen vertoonde een verstoorde profielopbouw, waarbij de verstoring tot maximaal 1.15 meter beneden maaiveld reikte. In onderzoeksgebied 4 werd veen op dekzand aangetroffen. De dikte van de veenlaag varieert van 0.15 tot 0.70 meter. Het betreft (donker)bruin, veelal sterk veraard, sterk zandig veen met wortelresten. In een aantal boringen bevatte het veen aan de basis rietresten. Rietresten werden soms ook in de top van het dekzand of in een overgangslaag tussen de top van het dekzand en het veen aangetroffen. Dit wijst op een toenemende vernatting in het gebied, waarbij het landschap gedurende langere tijden onder water stond. Het dekzand bestaat uit grijs tot geel, fijn zand. Vaak bevatte het zand plantenresten, een enkel keer werden er ook fijne grindjes (<0.5 mm.) in aangetroffen. In enkele boringen werd in het zand een ontwikkeld podzolprofiel waargenomen. De C-horizont van geel of grijs zand werd bereikt tussen 0.50 meter en 1.00 meter beneden maaiveld.
4.4 Archeologische indicatoren booronderzoek Tijdens de uitvoering van het Aanvullend IVO werd in onderzoeksgebied 1 in één boring een relevante archeologische indicator aangetroffen. In Boring nr.: 26 werd op een diepte tussen 0.80-0.90 meter beneden maaiveld ((1.87-1.97 meter –NAP) in bruin, fijn zand (B-horizont) een fragmentje vuursteen aangetroffen. Het betreft een kleine afslag van 7 x 6 millimeter van grijs-lichtbruine vuursteen. In geen van de overige in de verschillende onderzoeksgebieden uitgevoerde boringen werden relevante archeologische indicatoren of grondsporen aangetroffen.
16
Afbeelding 7. De positie van de boorpunten van het Aanvullend IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Kadastrale kaart van het onderzoeksgebied. De beide onderzoeksgebieden (Locatie 1 en 2) zijn rood omkaderd. Met donkerblauw is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Kaartschaal 1: 2500.
4.5 Resultaten oppervlaktekartering In het kader van dit aanvullende booronderzoek werd geen oppervlaktekartering uitgevoerd. Dit had mede ook te maken met het feit dat vanwege de aanwezigheid van grasbedekking de vondstzichtbaarheid minimaal was.
Afbeelding 8 (zie volgende pagina). De positie van de boorpunten van het Aanvullend IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Kadastrale kaart van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied (Locatie 3) is rood omkaderd. Met donkerblauw is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Kaartschaal 1: 2500.
17
18
Afbeelding 9. De positie van de boorpunten van het Aanvullend IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Kadastrale kaart van het onderzoeksgebied. Het onderzoeksgebied (Locatie 4) is rood omkaderd. Met donkerblauw is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Kaartschaal 1: 2500.
4.6 Toetsing archeologisch verwachtingsmodel Op basis van het in Hoofdstuk 3 opgestelde archeologische verwachtingsmodel kon worden ingeschat dat er binnen de op basis van het vooronderzoek geselecteerde onderzoeksgebieden archeologische sporen zouden kunnen worden aangetroffen. Het betrof zandkoppen of (delen van) een dekzandrug die vanwege de hogere ligging gunstige omstandigheden boden voor menselijke bewoning. Dergelijke hoger gelegen locaties bieden dan ook mogelijkheden voor het aantreffen van vuursteenvindplaatsen uit de steentijden. De te verwachten vuursteenvindplaatsen zouden met grotere of kleinere kampplaatsen (basiskamp, jachtkamp) of met activiteitenzones in verband kunnen worden gebracht. De sites laten zich opsporen door concentraties van vuursteenmateriaal. Grondsporen in de vorm van (geïsoleerde) kuilen, mogelijke paalgaten, vlekken met oker, depressies met houtskool of concentraties van houtskool komen spaarzaam voor. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen was niet bekend, evenals de diepte waarop deze konden worden aangetroffen. Op basis van de gegevens van het vooronderzoek konden archeologische resten binnen de eerste meter beneden maaiveld worden verwacht. Archeologische vindplaatsen zouden aan de hand van de aanwezigheid van bewerkt vuursteen- en, in mindere mate, steenmateriaal herkend kunnen worden. In onderzoeksgebied 1 werd in één boring (Boring nr.: 26) een bewerkt stukje vuursteen aangetroffen.
19
Afbeelding 10. De positie van de boorpunten van het Aanvullend IVO (in blauw), geprojecteerd op een uitvergrote uitsnede van de Kadastrale kaart van het onderzoeksgebied. De onderzoeksgebieden (Locatie 1 en 2) zijn rood omkaderd. Met donkerblauw is de begrenzing van het plangebied weergegeven. De boring (Boring nr.: 26) in onderzoeksgebied 1 waarin een relevante archeologische indicator werd aangetroffen, is rood gemarkeerd. Kaartschaal 1: 2500.
20
5. Samenvatting, conclusies en aanbevelingen 5.1 Samenvatting In opdracht van Arcus Projectontwikkeling B.V. uit Goes is door SOB Research ten behoeve van een planprocedure in het kader van plannen voor de ontwikkeling van een woon- en recreatiegebied ten zuidwesten van de bebouwde kom van Scheerwolde (Gemeente Steenwijkerland) een Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen (IVO) uitgevoerd. Dit onderzoek had tot doel binnen een viertal daartoe op basis van vooronderzoek geselecteerde zones in de vorm van in het plangebied voorkomende, hoger gelegen zandkoppen of (delen van) een dekzandrug de aanwezigheid van archeologische waarden vast te stellen. Het onderzoek was met name gericht op het detecteren van vuursteenvindplaatsen uit de steentijden. Op basis van het opgestelde archeologische verwachtingsmodel kon worden ingeschat dat er binnen de onderzoeksgebieden archeologische sporen zouden kunnen worden aangetroffen. Ter plaatse van de onderzoeksgebieden zouden op grond van de hogere ligging van deze zandkoppen met een intact podzolprofiel mogelijk vuursteenvindplaatsen uit de steentijden, met name het Paleolithicum en het Mesolithicum aangetroffen kunnen worden uit het Neolithicum, Bronstijd, IJzertijd, Romeinse Tijd en Middeleeuwen. Het complextype zou divers zijn, het kon gaan om nederzettingsterreinen en/of activiteitenzones. De omvang van de mogelijk aan te treffen archeologische sporen was nog niet bekend. De exacte diepteligging was dat ook niet, echter op basis van geologische gegevens van het vooronderzoek konden archeologische resten binnen de eerste meter beneden maaiveld worden verwacht. Op basis van de gegevens van het door SOB Research uitgevoerde booronderzoek kan worden gesteld dat ter plaatse van de onderzoeksgebieden de bodemopbouw uit een profiel met (onder de bouwvoor) een laag veen of gyttja met daaronder een gele of grijze zandondergrond met een ontwikkeld podzolprofiel of een profiel geheel bestaande uit zand met een ontwikkeld podzolprofiel bestaat. Archeologische vindplaatsen zouden kunnen worden herkend worden aan de hand van de aanwezigheid van bewerkt vuursteen- en, in mindere mate, bewerkt steenmateriaal. In onderzoeksgebied 1 werd in één boring (Boring nr.: 26) een bewerkt stukje vuursteen aangetroffen.
5.2 Aanbeveling Omdat de aanwezigheid van het bewerkte fragmentje vuursteen in Boring nr.: 26 indicatief voor de aanwezigheid ter plaatse van een vuursteenvindplaats zou kunnen zijn, maar de uit dit aanvullende onderzoek verkregen gegevens onvoldoende zijn om tot een verantwoorde waardestelling dan wel een selectiebesluit te kunnen komen, wordt, in het geval een planaanpassing niet tot de mogelijkheden behoort, aanbevolen in een straal van 2.5 meter rondom Boring nr.: 26 20 aanvullende boringen uit te voeren, waarbij de onderlinge afstand tussen de boringen 1.0 meter bedraagt. Teneinde een mogelijk hier aanwezige vuursteenvindplaats voor aantasting te behoeden, zou ook aan een planaanpassing kunnen worden gedacht. In dit deel van het plangebied zal volgens de plannen een waterplas worden uitgegraven. In het geval van een planaanpassing zou dan een zone tot 35 meter rondom Boring nr.: 26 behouden dienen te blijven en niet te worden afgegraven (zie Afbeelding 11) . Over de aanbeveling tot een nader aanvullend booronderzoek heeft overleg plaatsgevonden met de Provinciaal Archeoloog van Overijssel, mevr. drs. S. Wentink.
21
Afbeelding 11. Ontwerpschets voor de toekomstige indeling van het plangebied ‘Woon- en recreatiegebied Scheerwolde’. De globale ligging van de boring waarin een archeologische indicator in de vorm van een bewerkt fragmentje vuursteen werd aangetroffen, is met een rode stip gemarkeerd. Met een gele stippellijn is aangegeven welke zone in het geval voor planaanpassing wordt gekozen niet vergraven dient te worden, teneinde (mogelijk) aanwezige archeologische waarden voor aantasting te beschermen. Bron: Arcus Projectontwikkeling B.V., Goes.
22
Literatuur -
Kuijper, J: Gemeente Atlas van Nederland 1868, via www.atlas1868.nl
-
Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof en T.E. Wong: De ondergrond van Nederland; Groningen: 2003
-
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM): Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II); Amersfoort, 2006
-
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB): De Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, Tweede generatie; Amersfoort, 2000
-
Soetens, L. & P. Fijma: Archeologisch onderzoek Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland, Grontmij Archeologische Rapporten 46; Assen: 2005
-
Stiboka: Bodemkaart van Nederland 1: 50.000, Blad 16 West Steenwijk; Wageningen: 1988
-
Topografische Dienst: Topografische kaart van Nederland 1: 25.000; Emmen: 1995
-
Wolters-Noordhoff Atlasprodukties: Grote Historische Provincie Atlas Overijssel 1830-1855, 1: 25000; Groningen: 1992
-
www.dewoonomgeving.nl
23
24
Verklarende woordenlijst antropogeen
veroorzaakt door menselijk handelen
archeologische indicator
aanwijzing voor de aanwezigheid in het verleden van mensen.
C14 datering
bepaling van het gehalte aan radioactieve koolstof (C14) van organisch materiaal (hout, houtskool, schelpen, etc.) waaruit de ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren voor 1950 A.D.
C-horizont
moerige of minerale laag die weinig of niet is veranderd door bodemvormende processen
bioturbatie
door dieren en planten veroorzaakte sporen in een grondlaag
dekzand
fijnzandige afzettingen die onder peri-glaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn.
Edelmanboor
grondboor, te vergelijken met een palenboor
eolisch
onder invloed van de wind
erosie
verzamelnaam voor processen die het aardoppervlak aantasten en los materiaal afvoeren. Dit vindt voornamelijk plaats door wind, ijs en stromend water
Holoceen
jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd:circa 11000 BP tot heden)
in situ
bewaard gebleven op de oorspronkelijke plaats. Dit met name met betrekking tot onverstoorde archeologische sporen en vondsten
interstadiaal
relatief warme periode binnen een glaciaal
kling, geretoucheerd
vuurstenen (snij)gereedschap dat bijgewerkt is
Mesolithicum
Midden Steentijd, tussen circa 10.000 BP en 7.000 BP. In bepaalde delen van Nederland loopt het Mesolithicum langer door.
Neolithicum
Jonge Steentijd, tussen circa 7.000 BP en 4000 BP. Tijdens het Neolithicum introductie landbouw in Nederland
Paleolithicum
Oude Steentijd, tussen circa 800.000 BP en 10.000 BP
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ongeveer 2,3 miljoen jaar geleden begon. De tijd van de IJstijden, maar ook van gematigd warme perioden. Het Pleistoceen eindigt met het begin van het Holoceen
podzol
bodem waarin de humus door uitspoeling uit de bovengrond (A1-horizont) verdwenen is en op enige diepte weer neergeslagen is als een donkere band (B-horizont). Tussen de A1-horizont en de B-horizont ontstaat een grijze, humus en ijzer arme laag:de A2-horizont. Podzolisering vindt vooral plaats in zure, mineraal en lutum arme zandgronden.
25
26
Bijlage 1 Administratieve gegevens Projectnaam:
Opdrachtgever:
Uitvoerder:
Bevoegd gezag: Adviseur namens bevoegd gezag:
Datum opdracht: Datum rapport: Plaats: Gemeente: Provincie: Toponiem: Huidig grondgebruik: Toekomstige situatie: Kaartblad: Geologie: Geomorfologie: Bodemtype: NAP-hoogte maaiveld: Grondwatertrap: Kadastrale gegevens: Centrumcoördinaat:
Oppervlakte plangebied:
Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde, Gemeente Steenwijkerland Arcus Projectontwikkeling B.V. Piet Heinstraat 35 4461 GL Goes Tel.: 0113 - 246400 Fax: 0113 - 246401 E-mail:
[email protected] SOB Research Hofweg 13, Heinenoord Postbus 5060, 3274 ZK Heinenoord Tel.: 0186 604432 Fax: 0575 476139 E-mail:
[email protected] Provincie Overijssel Provinciaal Archeoloog van de Provincie Overijssel mevr.drs. S. Wentink, Provinciaal Archeoloog Overijssel Het Oversticht Aan de Stadsmuur 79-83 8000 AM Zwolle Tel: 038- 421 32 57 (alg.) Fax: 038- 421 81 84 9 oktober 2006 voor onderzoeksgebieden 1 en 2 20 oktober 2006 voor onderzoeksgebieden 3 en 4 30 november 2006 Scheerwolde Steenwijkerland Overijssel Scheerwolde akkerland, grasland, volkstuinen recreatiepark, woningbouw 16D veen op dekzand (Formatie van Nieuwkoop op Laagpakket van Wierden van Formatie van Boxtel) onbekend aVp en aVz: madeveengronden tussen 0.80 meter en 2.15 meter -NAP III onbekend onderzoeksgebied 1: 196.265/529.385 onderzoeksgebied 2: 196.300/529.550 onderzoeksgebied 3: 196.775/529.800 onderzoeksgebied 4: 197.315/529.900 circa 68 ha.
27
Oppervlakte onderzoeksgebied:
Kaart plangebied: CMA/ AMK-status: CAA -nr.: CMA -nr.: ARCHIS -monument nr.: ARCHIS -waarneming nr.: CIS-code:
Deponering vondstmateriaal en documentatie:
onderzoeksgebied 1: circa 2,6 ha. onderzoeksgebied 2: circa 0,45 ha. onderzoeksgebied 3: circa 9,3 ha. onderzoeksgebied 4: circa 0,6 ha zie Afbeeldingen 2 en 3 N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. (wel in het plangebied waarneming nr.: 12366) onderzoeksgebied 1: 19423 onderzoeksgebied 2: 19424 onderzoeksgebied 3: 19426 onderzoeksgebied 4: 19427
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Provincie Overijssel Depot A.D. Verlinde Bergpoortstraat 191-193 7411 CV Deventer
28
Bijlage 2 Archeologische en geologische tijdschaal
Op het hierbij geboden overzicht worden de geologische en archeologische hoofdperioden weergegeven. De dateringen in de linkerkolom (voor en na Chr.) zijn gekalibreerd en geven de betrouwbaarste dateringen. Bron: ROB, 1988.
29
30
Bijlage 3 Overzicht boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 1 Boring nr.: 1 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,40 matig fijn zand
X: 196214, Y: 529322,
NAP: -1.24 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking
A Organische inhoud: wortels graszode
0,40 - 0,50 veen Interpretatie: Hollandveen
donker
0,50 - 0,70 veen Interpretatie: Hollandveen
bruin
zwart
verrommelde top
bruin Organische inhoud: riet (wortels)
0,70 - 0,95 matig grof zand
grijs Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
0,95 - 1,30 matig fijn zand
donker
bruin Organische inhoud: riet (wortels)
1,30 - 1,40 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand 1,40 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
licht
geel
bruin
geel
grijs
31
C
Boring nr.: 2 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196201, Y: 529342,
NAP: -1.30 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,40 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: wortels graszode
0,40 - 0,70 gyttja
donker bruin
zwart
zandig Organische inhoud: plantenresten
0,70 - 0,80 matig fijn zand, sterk humeus
zwart
grijs
vermengd met lichtgrijs zand Organische inhoud: plantenresten
0,80 - 1,20 zeer fijn zand
1,20 - 1,40 zeer fijn zand
licht
grijs
bruin
zwak lemig, vermengd met grijs zand
bruin
grijs
fijne grindjes
1,40 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 3 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,30 matig fijn zand, matig humeus
grijs
fijne grindjes Organische inhoud: plantenresten
X: 196226, Y: 529342,
NAP: -1.30 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: wortels graszode
0,30 - 0,60 matig fijn zand, sterk humeus
donker bruin
0,60 - 0,80 zeer fijn zand
grijs
bruin
0,80 - 0,95 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
geel
bruin
0,95 - 1,50 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
geel
grijs
32
verrommeld
Boring nr.: 4 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196251, Y: 529342,
NAP: -1.21 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,25 matig fijn zand, matig humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking
grijs Organische inhoud: graszode wortels
0,25 - 0,40 veen, uiterst zandig
0,40 - 0,65 gyttja
donker zwart
donker zwart Lithologie: matig venig
0,65 - 1,00 matig fijn zand, zwak humeus
licht
1,00 - 1,20 zeer fijn zand
donker
1,20 - 1,40 zand
Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
bruin
X: 196276, Y: 529342,
grijs
grijs
bruin
geel Lithologie: met humeuze
1,40 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 5
bruin
bruin
bruin
geel
NAP: -1.12 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,25 matig fijn zand, matig humeus
C
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
bruin
grijs
Ap
Lithologie: met veenbrokken zwak venig 0,25 - 0,40 matig fijn zand
licht
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking onderin veenbrokken
Organische inhoud: graszode wortels grijs Organische inhoud: plantenresten
0,40 - 0,70 matig fijn zand
donker
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,70 - 1,00 zeer fijn zand
donker
bruin
1,00 - 1,15 zeer fijn zand, zwak humeus
donker geel
bruin
1,15 - 1,60 zeer fijn zand
grijs
geel
33
AA
C
donkerbruine humeuze zandband in top
Boring nr.: 6 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,25 zeer fijn zand
0,25 - 0,40 veen, sterk zandig
X: 196301, Y: 529342,
NAP: -1.22 Oxi/red: 0
Kleur
Horizont
donker bruin Lithologie: zwak venig
grijs
bruin
Datum: 17-10-2006 Opmerking puinbrokje
Organische inhoud: graszode wortels
zwart
licht
Gerijptheid
Ap
donker bruin Lithologie: veen, matig veraard
0,40 - 0,60 veen, matig kleiïg
0,60 - 0,75 matig fijn zand, zwak humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ
Organische inhoud: wortels plantenresten A
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,75 - 1,00 zeer fijn zand, zwak humeus
donker
bruin
A
Lithologie: zwak venig 1,00 - 1,30 zeer fijn zand
geel
bruin
zeer zwak lemig Organische inhoud: plantenresten
1,30 - 1,50 zeer fijn zand
Interpretatie: Dekzand 1,50 - 1,80 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
geel
grijs
op 150 bruin humeus zandbandje, ca 2 cm
Lithologie: met humeuze licht
geel
Organische inhoud: plantenresten grijs
34
C
zwak lemig
Boring nr.: 7 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196114, Y: 529362,
NAP: -1.23 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,45 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 18-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: graszode wortels
0,45 - 0,50 veen, sterk zandig
0,50 - 0,60 veen, sterk zandig
0,60 - 1,25 gyttja
donker bruin Lithologie: veen, licht veraard met veenbrokken
Organische inhoud: riet (wortels)
donker bruin Lithologie: met veenbrokken veen, licht veraard
Organische inhoud: riet (wortels)
donker
puinbrokje
bruin
onderin zwarte tint Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
1,25 - 1,40 matig fijn zand
licht
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
1,40 - 1,50 matig fijn zand
bruin Organische inhoud: plantenresten
1,50 - 1,65 matig fijn zand
bruin
geel Organische inhoud: plantenresten
1,65 - 2,00 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 8 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,40 matig fijn zand, sterk humeus
grijs
C Organische inhoud: plantenresten
X: 196139, Y: 529362,
NAP: -1.31 Oxi/red: 0
Kleur donker grijs
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
bruin
Gerijptheid
Datum: 18-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: graszode wortels
0,40 - 0,50 veen, uiterst zandig
donker bruin
grijs Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
0,50 - 0,90 bagger
donker zwart
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
0,90 - 1,30 gyttja
1,30 - 1,65 matig fijn zand
donker Lithologie: onderin zandig licht
bruin
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
1,65 - 2,10 zeer fijn zand
grijs
C
zwak lemig Organische inhoud: plantenresten
35
Boring nr.: 9 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196164, Y: 529362,
NAP: -1.45 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,40 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker
Gerijptheid
Datum: 18-10-2006 Opmerking
bruin Organische inhoud: wortels graszode gyttja
0,40 - 0,70 gyttja
donker grijs Lithologie: bovenin zandig
0,70 - 1,05 gyttja
bruin
bovenin zwak Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
bruin Lithologie: onderin zandig
1,05 - 1,40 matig fijn zand
licht bruin Lithologie: bovenin humeus
1,40 - 1,80 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 10 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,45 matig fijn zand, sterk humeus
Organische inhoud: plantenresten riet (wortels) grijs Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten grijs
C
enkele fijne grindjes Organische inhoud: plantenresten
X: 196189, Y: 529362,
NAP: -1.32 Oxi/red: 0
Kleur donker bruin
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
grijs
Gerijptheid
Ap Organische inhoud: graszode gyttja wortels
0,45 - 0,60 gyttja
donker zwart
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
0,60 - 1,15 gyttja
donker bruin
grijs Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten hout (algemeen)
1,15 - 1,25 matig fijn zand
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
1,25 - 1,35 matig fijn zand
licht
bruin Organische inhoud: plantenresten
1,35 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
grijs
36
C
Datum: 18-10-2006 Opmerking
Boring nr.: 11 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,30 matig fijn zand, sterk humeus
X: 196214, Y: 529362,
NAP: -1.21 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker
Gerijptheid
bruin
Datum: 18-10-2006 Opmerking baksteen puin
Organische inhoud: graszode wortels 0,30 - 0,40 matig fijn zand
donker zwart
bruin Organische inhoud: plantenresten gyttja
0,40 - 0,60 gyttja
zwart Organische inhoud: plantenresten
0,60 - 0,70 matig fijn zand
0,70 - 0,85 matig fijn zand, matig humeus
grijs
donker
grijs
Lithologie: heterogeen 0,85 - 1,00 matig fijn zand
vermengd met grijs zand Organische inhoud: plantenresten
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels) hout (algemeen)
1,00 - 1,10 matig fijn zand
licht
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels) hout (algemeen)
1,10 - 1,90 matig fijn zand
licht
geel
grijs
37
tot fijn
Boring nr.: 12 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196239, Y: 529362,
NAP: -1.24 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,25 zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 18-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: graszode wortels gyttja
0,25 - 0,35 gyttja
donker bruin
zwart
zandig, matig 'veraard' Organische inhoud: plantenresten
0,35 - 0,65 matig fijn zand, zwak humeus
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,65 - 0,90 matig fijn zand, zwak humeus
donker
grijs
0,90 - 1,00 matig fijn zand
rood
bruin
1,00 - 1,25 matig fijn zand
geel
bruin
1,25 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
geel
grijs
Boring nr.: 13 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,30 matig fijn zand, sterk humeus
X: 196264, Y: 529362,
naar onder vermengd met grijs
C
NAP: -1.30 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker
Gerijptheid
bruin Organische inhoud: graszode wortels
0,30 - 0,50 gyttja
zwart Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
0,50 - 0,70 matig fijn zand, sterk humeus
donker zwart
grijs
0,70 - 0,80 matig fijn zand
donker
bruin
0,80 - 0,90 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand 0,90 - 1,30 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand 1,30 - 1,60 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
licht
bruin
geel
bruin
grijs
grijs
38
C
Datum: 18-10-2006 Opmerking
Boring nr.: 14 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,30 zand, matig humeus
X: 196289, Y: 529362,
NAP: -1.25 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: graszode wortels
0,30 - 0,40 veen, uiterst zandig
donker zwart
bruin Organische inhoud: wortels
0,40 - 0,60 matig fijn zand, uiterst humeus
donker bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,60 - 0,90 matig fijn zand, matig humeus
donker
bruin
0,90 - 1,20 matig fijn zand, zwak humeus
donker geel
bruin
Lithologie: bioturbatie 1,20 - 1,30 zeer fijn zand
geel
grijs
Lithologie: met humeuze 1,30 - 1,60 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
licht
geel
grijs
39
bruin humeus bandje in top
Boring nr.: 15 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196314, Y: 529362,
NAP: -1.22 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,30 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Datum: 17-10-2006 Opmerking
Ap Organische inhoud: graszode wortels
0,30 - 0,50 veen, sterk zandig
zwart Lithologie: veen, licht veraard
0,50 - 0,65 veen, zwak zandig, zwak kleiïg
zwart
A Organische inhoud: plantenresten
0,65 - 0,95 matig fijn zand
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,95 - 1,25 matig fijn zand, zwak humeus
donker
grijs Organische inhoud: plantenresten
1,25 - 1,30 zeer fijn zand
donker
bruin Organische inhoud: plantenresten
1,30 - 1,40 zeer fijn zand
donker geel
1,40 - 1,75 zeer fijn zand
geel
1,75 - 2,00 zeer fijn zand, zwak
Boring nr.: 16 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,45 matig fijn zand, sterk humeus
bruin
grijs
grijs
X: 196101, Y: 529382,
zwak lemige bandjes in top
NAP: -0.89 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
grijs
Gerijptheid
Ap
donker zwart
bruin Organische inhoud: riet (wortels)
1,15 - 1,30 matig fijn zand
licht
bruin
grijs Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
1,30 - 1,50 zeer fijn zand
grijs
bruin Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
1,50 - 1,60 zeer fijn zand
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
1,60 - 1,80 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
grijs
C Organische inhoud: plantenresten
40
Opmerking puinspikkels
Organische inhoud: graszode wortels 0,45 - 1,15 gyttja
Datum: 24-10-2006
Boring nr.: 17 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196126, Y: 529382,
NAP: -0.86 Oxi/red: 0
Kleur
Horizont
0,00 - 0,10 matig fijn zand, sterk humeus
donker bruin
grijs
0,10 - 0,40 matig fijn zand, matig humeus
bruin
grijs
0,40 - 0,55 veen, uiterst zandig
Beschrijver: JZ Boorder JZ Gerijptheid
onderin wat zwak lemige brokjes Organische inhoud: wortels
zwart Lithologie: veen, matig veraard
Organische inhoud: plantenresten
bruin
sterk verweerd
zwart
lemig Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
1,00 - 1,15 zeer fijn zand, zwak humeus
licht
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
1,15 - 1,25 zeer fijn zand
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
1,25 - 1,40 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand 1,40 - 1,60 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
donker geel
bruin
grijs
G Organische inhoud: plantenresten
41
Opmerking
Ap
Lithologie: zwak venig
0,55 - 1,00 gyttja
Datum: 24-10-2006
Boring nr.: 18 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,25 matig fijn zand
0,25 - 0,40 veen, zwak zandig
X: 196151, Y: 529382,
NAP: -1.14 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin Lithologie: zwak venig
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
grijs Organische inhoud: graszode wortels
zwart Lithologie: veen, matig veraard
0,40 - 0,50 gyttja
zwart
lemig Organische inhoud: plantenresten
0,50 - 0,75 matig fijn zand
licht
grijs
0,75 - 0,95 zeer fijn zand, matig humeus
bruin
grijs
0,95 - 1,10 zeer fijn zand
rood
bruin
1,10 - 1,25 zeer fijn zand
donker geel
bruin
1,25 - 1,30 zeer fijn zand
licht
bruin
1,30 - 1,60 zeer fijn zand
licht
bruin
grijs
42
onderin grijs
Boring nr.: 19 NAP: -1.26 0.00 – 0.20 0.20 – 0.30 0.30 – 0.35 0.35 – 0.55 0.55 – 0.70 0.70 – 0.90 0.90 – 1.05 1.05 – 1.40 1.40 – 1.50 1.50
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode, zwak venig veen, zwart, zwak veraard, zwak zandig zand, donkergrijs, matig fijn, sterk humeus, met wortelresten zand, lichtgrijs, matig fijn, naar onder lichtbruingrijs, doorworteld zand, donkergrijs, fijn, zwak humeus, vermengd met donkerbruin zand zand, roodbruin, fijn zand, bruin, fijn, onderin verkitte brokjes zand, lichtbruingrijs, fijn, humeus bandje in top, met fijn grind zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 20 NAP: -1.49 0.00 – 0.25 0.25 – 0.40 0.40 – 0.50 0.50 – 0.60 0.60 – 0.85 0.85 – 0.95 0.95 – 1.10 1.10 – 1.40 1.40 – 1.60 1.60
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, zwak venig, graszode veen, zwart, zwak zandig, veraard veen, donkerbruin, zwak zandig, rietresten gyttja, donkerbruin/zwart, zwak zandig zand, grijs, matig fijn, heterogene top zand, bruin, fijn, met riet- en plantenresten zand, bruin, fijn, met riet-, hout- en plantenresten zand, lichtbruin, met rietresten en plantenresten zand, grijs, met fijn grind einde boring
Boring nr.: 21 NAP: -1.35 0.00 – 0.20 0.20 – 0.35 0.35 – 0.40 0.40 – 0.70 0.70 – 0.95 0.95 – 1.00 1.00 – 1.15 1.15 – 1.20 1.20 – 1.50 1.50
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode, zwak venig gyttja, donkerbruin/zwart, zwak zandig zand, donkergrijs, sterk humeus zand, grijs, fijn, zwak humeus, met plantenresten, gevlekt zand, bruingrijs, fijn, verrommeld zand, roodbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, lichtbruin, fijn, met verkitte brokjes onderin zand, grijs, fijn, zwak lemig, fijn grind, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 22 NAP: -1.24 0.00 – 0.30 0.30 – 0.40 0.40 – 0.60 0.60 – 0.80 0.80 – 0.85 0.85 – 0.95 0.95 – 1.50 1.50
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode, zwak venig zand, asgrijs, fijn, zwak humeus, wortels zand, donkergrijs, fijn, matig humeus zand, grijs, fijn, zwak humeus zand, donkerbruin, fijn, verkitte brokjes (B) zand, bruin, fijn, verkitte brokjes zand, lichtbruingrijs, fijn, verkitte brokjes in top, zwak lemig, fijn grind (C) einde boring
43
Boring nr.: 23 NAP: -1.16 0.00 – 0.25 0.25 – 0.55 0.55 – 1.15 1.15 – 1.40 1.40 – 1.55 1.55 – 1.60 1.60 – 1.85 1.85 – 2.00 2.00
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode, zwak venig gyttja, donkerbruin/zwart, zwak zandig zand, grijs, fijn, plantenresten zand,donkergrijsbruin, fijn zand, donkerbruin, fijn zand, bruin, fijn zand, bruingrijs, fijn zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 24 NAP: -1.30 0.00 – 0.25 0.25 – 0.50 0.50 – 0.80 0.80 – 0.90 0.90 – 1.20 1.20 – 1.60 1.60
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode, zwak venig veen, donkerbruinzwart, heterogeen gyttja, donkerbruin/zwart, zwak zandig zand, grijs, fijn, vermengd met zand, bruin zand, donkergrijsbruin, fijn, plantenresten zand, lichtbruin, fijn, met plantenresten, naar onder lichtbruingrijs, met fijn grind einde boring
Boring nr.: 25 NAP: -0.80 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20 - 1.50 1.20
graszode zand, donkerbruin, fijn, sterk humeus, zwak venig veen, zwart, onherkenbare plantenresten zand, donkergrijs, fijn (A) zand, zwart, fijn(B) zand, roodbruin, fijn (B1) zand, grijs, fijn (C) zand, lichtgeel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 26 NAP: -1.07 0.00 - 0.05 0.05 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.30 1.30
graszode zand, donkergrijs, matig fijn, sterk humeus, vermengd met veen, donkerbruin zand, bruin, fijn (B) fragmentje vuursteen (IS.1) zand, bruingeel, fijn (C) einde boring
44
Boring nr.: 27 NAP: -1.26 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.30 1.30
graszode zand, donkerbruin, fijn, sterk humeus, zwak venig, wortels zand, licht bruingrijs, fijn zand, donker bruingrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 28 NAP: -0.68 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.50 1.50
graszode veen, zwart, sterk zandig, wortels zand, witgrijs, zeer fijn zand, witgrijs, zeer fijn, met bruine aders zand, donkerbruin, zeer fijn (B) zand, bruingeel, zeer fijn, roestklonters (BC) zand, geel, zeer fijn (C) einde boring
Boring nr.: 29 NAP: -1.17 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 1.00 1.00
graszode veen, donkerbruin zand, bruingrijs, fijn zand, donkerbruin, zeer fijn (B), naar geleidelijk geelbruin einde boring
Boring nr.: 30 NAP: -1.30 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.15 1.15 - 1.30 1.30 - 1.60 1.60 - 1.70 1.70
graszode veen, zwart, zwak zandig, sterk veraard, wortels veen, bruin veen, lichtbruin, rietresten zand, zwart, fijn, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten zand, lichtbruin, fijn, rietresten (B) zand, bruingrijs, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 31 NAP: -1.32 0.00 - 0.05 0.05 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 1.30 1.70
graszode veen, bruin, sterk zandig veen, bruin zand, grijs, fijn, rietresten, humeuze top einde boring
45
Boring nr.: 32 NAP: -0.98 0.00 - 0.05 0.05 - 0.45 0.45 - 0.60 0.60 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
graszode veen, bruin, sterk zandig onderin veenbrokken, zwart zand, donkergrijs, fijn, uitgeloogd zand, witgrijs, fijn, heterogeen uiterlijk zand, donkerbruin, fijn (B) zand, lichtbruin, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 33 NAP: -1.03 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig zand, licht bruingrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn, (B) zand, oranjebruin, fijn, naar onder geleidelijk geelbruin zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 34 NAP: -1.21 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
graszode zand, donkergrijs, matig fijn, sterk humeus, vermengd met veen veen, zwart zand, donkergrijs, fijn zand, witgrijs, fijn (A) zand, donkerbruin, zeer fijn (B) zand, bruingeel, zeer fijn (C) einde boring
Boring nr.: 35 NAP: -1.36 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.90 0.90 - 1.25 1.25 - 1.30 1.30
graszode zand, donker bruingrijs, zeer fijn, vermengd met veen en dekzand, wortels zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn (C) zand, lichtgeel, fijn, (C) einde boring
Boring nr.: 36 NAP: -1.28 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.85 0.85 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.20
graszode veen, zwart, sterk zandig, wortels veen, bruin veen, lichtbruin, fijn, rietresten zand, donkergrijs, fijn, rietresten zand, lichtbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten (C) einde boring
46
Boring nr.: 37 NAP: -1.22 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.12 1.12 - 1.30 1.30
graszode veen, zwart, sterk zandig, wortels zand, zwartgrijs, zeer fijn zand, donkergrijs, zeer fijn zand, witgrijs, fijn zand, donker grijsbruin, zeer fijn (B1) zand, donkerbruin, zeer fijn (B) zand, bruin, zeer fijn zand, donker geelgrijsbruin, zeer fijn, humeus zand, geel, zeer fijn (C) einde boring
Boring nr.: 38 NAP: -1.26 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20
graszode zand, donkerbruin, matig venig zand, donkergrijs, fijn zand, grijs, fijn, met riet zand, bruin, fijn, met rietresten (B) zand, bruingrijs, fijn zand, grijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 39 NAP: -1.01 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20
graszode zand, donkerbruin, matig venig zand, grijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, grijsbruin, fijn zand, bruingrijs, fijn (C) zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 40 NAP: -1.13 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20
graszode zand, donkerbruin, matig venig veen, zwart, matig veraard zand, lichtgrijs, fijn zand, lichtbruingrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, grijsbruin, fijn zand, grijs, fijn, bioturbatie (C) einde boring
47
Boring nr.: 41 NAP: --1.16 0.00 - 0.05 0.05 - 0.15 0.15 - 0.35 0.35 - 0.65 0.65 - 0.95 0.95 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
graszode zand, zwart, matig venig zand, asgrijs, fijn zand, lichtgrijs, wortels, verrommeld uiterlijk zand, donkergrijs, met riet zand, donkerbruin, fijn (B) zand, grijsbruin, fijn zand, grijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 42 NAP: -1.28 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
graszode zand, donkerbruin, zwak venig veen, donkerbruin zand, donkergrijs, fijn, humeus zand, witgrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, fijn, bruingrijs zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 43 NAP: -1.05 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.25 1.25 - 1.55 1.55 - 1.60 1.60
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig, rietresten veen, donkerbruin, kleiig, rietresten veen, zwart, zandig, rietresten zand, grijs, fijn, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten zand, bruingrijs, fijn zand, roodbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn (C) zand, geel, fijn einde boring
Boring nr.: 44 NAP: -1.15 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig zand, witgrijs, fijn, bont zand, donkergrijs, fijn zand, bruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn (C) zand, bruingeel, fijn (C) einde boring
48
Boring nr.: 45 NAP: -1.15 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.25 1.25
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig veen, zwart, veraard, zwak zandig zand, lichtgrijs tot bruingrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 46 NAP: -1.15 0.00 - 0.05 0.05 - 0.20 0.20 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.30 1.30
graszode zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 47 NAP: -1.30 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.30 1.30
graszode zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 48 NAP: -1.15 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
graszode zand, donkerbruin, venig, humeus zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, bruingrijs, fijn zand, grijs, fijn (C) einde boring
49
Boring nr.: 49 NAP: -1.21 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
graszode veen, donkerbruin, fijn veen, zwart zand, witgrijs, fijn zand, grijs, fijn zand, bruingrijs, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 50 NAP: -1.18 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.85 0.85 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30
graszode zand, donkerbruin, fijn, zwak venig, doorworteld zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn, organisch zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn (C) zand, bruingeel, fijn zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 51 NAP: -1.19 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.50 1.50
graszode zand, donkerbruin, zwak venig veen, zwart, hout zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn, plantenresten zand, bruin, fijn (B) zand, grijsbruin, fijn, zwak grindig (C) einde boring
Boring nr.: 52 NAP: -1.45 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, matig zandig, graszode zand, grijs, fijn, plantenresten zand, fijn, donkergrijs, met rietresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, grijsbruin, fijn zand, grijs, zwak grindig, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 53 VERVALLEN
50
Boring nr.: 54 NAP: -1.29 0.00 - 0.05 0.05 - 0.35 0.35 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.25 1.25
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig veen, bruinzwart, rietresten zand, grijs, fijn zand, donker zwartgrijs, fijn zand, bruin tot roodbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn, bioturbatie (C) einde boring
Boring nr.: 55 NAP: -1.30 0.00 - 0.05 0.05 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig zand, grijs, fijn, wortels zand, donkergrijs, fijn zand, roodbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn (C) zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 56 NAP: -1.32 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20 - 1.60 1.60
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig veen, bruin, rietresten zand, bruingrijs, fijn, humeuze brokken zand, donker geelbruin, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 57 NAP: -1.26 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
graszode zand, grijsbruin, humus, wortels zand, witgrijs, fijn zand, grijs, fijn zand, witgrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn (B) zand, grijsbruin, fijn, naar onder bruingrijs zand, grijs, fijn (C) einde boring
51
Boring nr.: 58 NAP: -1.32 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.60 1.60 - 1.70 1.70
graszode veen, donkerbruin, zandig veen, zwart, zandig zand, witgrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn, plantenresten zand, lichtbruingrijs, fijn zand, grijsbruin, fijn zand, grijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 59 NAP: -1.44 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.60 0.60 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40
graszode veen, donkerbruin, sterk zandig veen, donkerbruin, rietresten, naar onder bruin veen, bruin, met riet en hout zand, lichtbruingrijs, met rietresten zand, grijs, fijn, met hout, dekzand, (C) einde boring
Boring nr.: 60 NAP: -1.33 0.00 - 0.05 0.05 - 0.35 0.35 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50 - 1.60 1.60
graszode veen, donkerbruin, uiterst zandig veen, zwart, zwak zandig zand, witgrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn, (B) zand, bruin, fijn zand, grijsbruin, fijn, (C) zand, grijs, fijn, met hout en riet einde boring
Boring nr.: 61 NAP: -1.31 0.00 - 0.05 0.05 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30
graszode veen, bruin, uiterst zandig veen, zwart zand, grijs, fijn zand, witgrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, witgrijs, fijn zand grijsbruin, fijn, (B) zand, grijs, fijn, met fijn grind, zwak lemig (C) einde boring
52
Boring nr.: 62 NAP: -1.33 0.00 - 0.05 0.05 - 0.40 0.40 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
graszode veen, bruin, sterk zandig veen, zwart, rietresten zand, lichtbruin, fijn zand, grijsbruin, fijn zand, bruingrijs, met rietresten zand, grijs, fijn, met rietresten einde boring
53
54
Bijlage 4 Overzicht boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 2 Boring nr.: 1
NAP: -1.35
0.00 – 0.30 0.30 – 0.35 0.35 – 0.90 0.90 – 1.00 1.00 – 1.10 1.10 – 1.40 1.40 – 1.60 1.60
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode veen, zwart, sterk zandig, verrommeld zand, donkergrijs, fijn, humeus, top vermengd met grijs zand, vanaf 0.85 vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn, verkitte brokken in de top zand, lichtbruin, fijn, met plantenresten zand, lichtbruingrijs, met fijn grind zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 2
NAP: -1.24
0.00 – 0.10 0.10 – 0.25 0.25 – 0.40 0.40 – 0.70 0.70 – 0.75 0.75 – 0.90 0.90 – 1.40 1.40 – 1.50 1.50
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode zand, bruingrijs, fijn, met kiezel, naar onder lemige brokjes, roestvlekken en zeer zwak venig veen, zwart, zwak veraard, zwak zandig zand, donkergrijs, matig zandig, matig humeus zand, donkerbruin, fijn, verkitte brokjes zand, geelbruin, fijn zand, lichtbruin, fijn, met weinig fijn grind, naar onder lichtbruingrijs zand, grijs, fijn einde boring
Boring nr.: 3
NAP: -1.21
0.00 – 0.10 0.10 – 0.40 0.40 – 0.55 0.55 – 1.40 1.40
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode zand, grijs, matig fijn, zwak humeus, vermengd met lichtgrijs zand zand, bruin, fijn zand, lichtbruingrijs, fijn, bruin gevlekt, fijn grind, grondwater op 1.10 einde boring
Boring nr.: 4
NAP: -1.30
0.00 – 0.15 0.15 – 0.45 0.45 – 0.60 0.60 – 0.85 0.85 – 1.05 1.05 – 1.30 1.30 – 1.32 1.32 – 1.50 1.50
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, sterk humeus, graszode zand, grijs, fijn, venige brokjes zand, donkergrijs, matig zandig, matig humeus, vermengd met donkerbruin zand zand, donkergrijsbruin, fijn, verrommelde top zand, lichtbruin, fijn zand, lichtbruingrijs, met weinig fijn grind zand, bruin, humeus, zwak lemig zand, grijs, fijn einde boring
55
Boring nr.: 5 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196301, Y: 529542,
NAP: -1.24 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,25 matig fijn zand, matig humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker
Gerijptheid
grijs
Datum: 24-10-2006 Opmerking onderin zwak venig
Organische inhoud: wortels graszode 0,25 - 0,40 matig fijn zand, zwak humeus
grijs Lithologie: met roestvlekken
0,40 - 0,75 matig fijn zand, matig humeus
bruin
grijs
vermengd met donkerbruin zand
verkitte brokken
0,75 - 0,85 zeer fijn zand, matig humeus
donker
bruin
0,85 - 1,20 zeer fijn zand
donker geel
bruin
1,20 - 1,70 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
licht
bruin
Boring nr.: 6 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196326, Y: 529542,
NAP: -1.26 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,30 matig fijn zand, matig humeus
fijne grindjes
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
bruin
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
grijs Organische inhoud: graszode wortels
0,30 - 0,40 veen, zwak zandig
donker
bruin
0,40 - 0,70 matig fijn zand, matig humeus
donker bruin
grijs
0,70 - 0,75 zeer fijn zand
rood
0,75 - 0,90 zeer fijn zand
0,90 - 1,50 zeer fijn zand
verrommeld
bruin
bruin
licht
bruin
grijs
56
zeer zwak lemig, fijne grindjes, naar onder grijs
Boring nr.: 7 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196351, Y: 529542,
NAP: -1.29 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,30 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
grijs
Lithologie: zwak venig 0,30 - 0,50 veen, matig zandig
donker zwart
bruin
vermengd met lichtbruingrijs zand
Lithologie: heterogeen 0,50 - 0,75 matig fijn zand, zwak humeus
donker
grijs
0,75 - 1,00 zeer fijn zand
donker rood
bruin
1,00 - 1,10 zeer fijn zand
licht
bruin
naar onder toe een grijze tint
grijs
fijne grindjes
1,10 - 1,50 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 8 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,25 matig fijn zand, sterk humeus
X: 196264, Y: 529562,
NAP: -1.35 Oxi/red: 0
Kleur donker bruin
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
Gerijptheid
grijs
Interpretatie: Bouwvoor
Datum: 24-10-2006 Opmerking onderin venige brokken, zwak veraard, vermengd met grijs zand
Organische inhoud: wortels
0,25 - 0,75 matig fijn zand, zwak humeus
grijs
bruin gevlekt, verrommeld
0,75 - 0,85 zeer fijn zand
donker
bruin
brokken verkit zand, heterogene top
0,85 - 1,30 zeer fijn zand
donker bruin
geel
fijne grindjes
grijs
grindjes
1,30 - 1,50 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
57
Boring nr.: 9 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196289, Y: 529562,
NAP: -1.34 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,30 matig fijn zand, sterk humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
grijs Organische inhoud: graszode wortels
0,30 - 0,45 veen, matig zandig
zwart Lithologie: veen, licht veraard
0,45 - 0,65 matig fijn zand
0,65 - 0,75 zeer fijn zand
bruin
donker
grijs
bruin
0,90 - 1,10 zeer fijn zand
licht
1,10 - 1,30 zeer fijn zand
licht
bruin
bruin
1,30 - 1,50 zeer fijn zand
Diepte
Organische inhoud: wortels
bruin
0,75 - 0,90 zeer fijn zand
Boring nr.: 10
onderin vermengd met asgrijs zand
grijs
grijs
Coördinaten:
Grondsoort
0,00 - 0,15 matig fijn zand, sterk humeus
X: 196314, Y: 529562,
NAP: -1.54 Oxi/red: 0
Kleur
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
Gerijptheid
Datum: 24-10-2006 Opmerking
grijs Organische inhoud: wortels graszode
0,15 - 0,40 veen, matig zandig
0,40 - 0,65 gyttja
donker zwart bruin Lithologie: veen, licht veraard donker zwart
Organische inhoud: riet (wortels)
bruin
jemig Organische inhoud: riet (wortels) plantenresten
0,65 - 0,85 matig fijn zand
licht
bruin
grijs Organische inhoud: plantenresten
0,85 - 1,00 zeer fijn zand
donker geel
bruin Organische inhoud: plantenresten riet (wortels)
1,00 - 1,45 zeer fijn zand
licht
bruin
Interpretatie: Dekzand 1,45 - 1,60 zeer fijn zand
planten en takken in top Organische inhoud: plantenresten takken
grijs
Interpretatie: Dekzand
58
zeer zwak lemig. bruin humeus bandje in top ca 2
Boring nr.: 11 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
X: 196251, Y: 529582,
NAP: -1.50 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,35 matig fijn zand, sterk humeus Interpretatie: Bouwvoor 0,35 - 0,45 matig fijn zand
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
donker bruin
Gerijptheid
grijs
Lithologie: zwak venig
Datum: 24-10-2006 Opmerking zwak veraardde brokjes
Organische inhoud: wortels
licht
grijs
vermengd met asgrijs zand
grijs
vermengd met bruin zand
Lithologie: heterogeen 0,45 - 0,55 matig fijn zand, matig humeus
donker Lithologie: heterogeen
0,55 - 0,80 zeer fijn zand
licht
bruin
zwak lemig Organische inhoud: plantenresten
0,80 - 1,30 zeer fijn zand Interpretatie: Dekzand
Boring nr.: 12 Diepte
Coördinaten:
Grondsoort
licht
bruin
fijne grindjes Organische inhoud: plantenresten
X: 196276, Y: 529582,
NAP: -1.31 Oxi/red: 0
Kleur
0,00 - 0,25 matig fijn zand, matig humeus
Beschrijver: JZ Boorder JZ Horizont
bruin
Gerijptheid
grijs
Interpretatie: Bouwvoor
Datum: 24-10-2006 Opmerking onderin zwak venig
Organische inhoud: plantenresten wortels
0,25 - 0,35 veen, zwak zandig
zwart
zwak lemig Organische inhoud: plantenresten
0,35 - 0,50 matig fijn zand
licht
grijs
0,50 - 0,60 matig fijn zand, zwak humeus
donker
grijs
0,60 - 0,75 matig fijn zand, zwak humeus
donker
grijs
0,75 - 0,85 zeer fijn zand, matig humeus
donker
bruin
0,85 - 1,30 zeer fijn zand
licht
1,30 - 1,40 zeer fijn zand
bruin
grijs
grijs
59
fijne grindjes
60
Bijlage 5 Overzicht boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 3 Boring nr.: 1 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.85 0.85 - 1.10 1.10 - 1.25 1.25
NAP: -1.69 veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten, zeer zwak zandig zand, bruingrijs, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm) (C) einde boring
Boring nr.: 2
NAP: -1.62
0.00 - 0.35 0.35 - 0.70
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, zwak veraarde top, rietresten vanaf 0.65 vermengd met witgrijs zand 0.70 - 0.95 zand, witgrijs,, fijn, plantenresten, rietresten 0.95 - 1.10 zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) 1.10 - 1.30 zand, geelbruin, fijn 1.30 - 1.40 zand, geel, fijn (C) op 1.40 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig 1.40 - 1.50 zand, geelgrijs, fijn 1.50 einde boring
Boring nr.: 3
NAP: -1.71
0.00 - 0.30 0.30 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, matig venig, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, rietresten veen, bruin, rietresten zand, witgrijs, fijn, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten vanaf 0.95 vermengd met donkerbruin zand zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, rietrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 4
NAP: -1.51
0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, rietresten, zwak zandig zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten, donkergrijze top zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 5
NAP: -1.86
0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, rietresten, onderin enkele fijne witgrijze zandbandjes zand, bruingrijs, fijn, zwak lemig, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, rietresten (C) zand, geelgrijs, fijn, rietresten einde boring
Boring nr.: 6
NAP: -1.64
0.00 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, zwak tot matig zandig, zwak veraarde top veen, donkerbruin, rietresten zand, grijs, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten, vermengd met witgrijs zand zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 7
NAP: -1.29
0.00 - 0.25 0.25 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25
zand, donkerbruin, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn, grijs gevlekt zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, geel, fijn (C) onderin zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 8
NAP: -1.62
0.00 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten, top vermengd met lichtgrijs zand zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 9
NAP: -1.60
0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwartbruin, zwak zandig, rietresten veen, donkerbruin, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten, vermengd met donkergrijs zand zand, geelbruin, fijn, rietresten, plantenresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
62
Boring nr.: 10 NAP: -1.56 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
zand, bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor vanaf 0.35 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, zwart, matig veraard, rietresten, zwak zandig veen, donkerbruin, rietresten zand, witgrijs, fijn, rietresten zand, witgrijs, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 11 NAP: -1.51 0.00 - 0.20 0.20 - 0.35 0.35 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.25 1.25
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, fijn zand, grijs, fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, heterogene top (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 12 NAP: -1.49 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, rietresten veen, donkerbruin, sterk amorf, matig zandigntenresten zand, geelgrijs, fijn, roestvlekjes, fijne grindjes (< 0.5 mm) einde boring
Boring nr.: 13 NAP: -1.06 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn zand, bruingrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, donkerbruin, fijn, lemige brok in top, licht heterogeen uiterlijk zand, bruin, fijn, enkele lemige brok, plantenrestjes, licht heterogeen uiterlijk zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel tot geel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
63
Boring nr.: 14 NAP: -1.36 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.15 veenbrokjes, donkerbruin, sterk veraard zand, donker bruingrijs, matig fijn, uiterst venig, rietresten zand, licht bruingrijs, matig fijn, rietresten, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, geel, fijn, rietrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 15 NAP: -1.42 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, rietresten veen, zwart, zwak zandig zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten, vermengd met lichtgrijs zand zand, donkerbruin, fijn zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten (C) op 1.20 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 16 NAP: -1.54 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, zwart, sterk veraard veen, zwart, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 17 NAP: -1.49 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.90 0.90 - 0.95 0.95 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, sterk veraard, fijne kleilaagjes veen, donkerbruin, rietresten, zegge zand, donkergrijs, fijn, venige top zand, grijs, fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenresten op 1.40 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenresten einde boring
64
Boring nr.: 18 NAP: -1.42 0.00 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin tot zwart, matig veraard zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn, heterogeen (B) zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 19 NAP: -1.46 0.00 - 0.30 0.30 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, fijn, donkergrijs gevlekt zand, grijs, matig fijn, vermengd met bruin zand zand, bruin, matig fijn, vermengd met grijs zand einde boring
Boring nr.: 20 NAP: -1.40 0.00 - 0.350 0.35 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 – 0.80 0.80 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, matig veraard, rietresten, kleibrokken zand, bruin, fijn, plantenresten, heterogene top zand, bruingeel, fijn op 0.80 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenresten einde boring
Boring nr.: 21 NAP: -1.27 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, bruin, fijn, vermengd met bouwvoor zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 22 NAP: -1.25 0.00 - 0.35 0.35 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor onderin veenbrokjes zand, lichtgrijs, fijn zand, donker bruingrijs, fijn, plantenresten, vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn, plantenresten zand, geelbruin, fijn naar onderen geel zand, geel, fijn (C) einde boring
65
Boring nr.: 23 NAP: -1.16 0.00 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn, zwak venig, plantenresten vanaf 0.50 vermengd met lichtgrijs zand zand, bruingrijs, fijn zand, bruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn, plantenrestjes zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 24 NAP: -1.17 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 1.00 1.00
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn, plantenresten zand, donker roodbruin, fijn, verkitte brokken (B) zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, geel, fijn, roestvlekken, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 25 NAP: -1.38 0.00 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, zwak zandig, rietresten zand, bruingrijs, fijn, rietresten zand, donkerbruin, fijn, matig venig, rietresten (B) zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 26 NAP: -1.59 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, zwak zandig, rietresten zand, grijs, fijn, rietresten zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn (C) einde boring
66
Boring nr.:27
NAP: -1.55
0.00 - 0.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, zwak zandig, rietresten zand, grijs, fijn, rietresten zand, bruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn op 1.15 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geel, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm) (C) einde boring
0.40 - 0.60 0.60 - 0.85 0.85 - 1.10 1.10 - 1.15 1.15 - 1.30 1.30
Boring nr.: 28 NAP: -1.50 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten, zwak veraard vanaf 0.50 donker zwartbruin zand, licht bruingrijs, matig fijn, plantenresten, rietresten zand, geel, fijn, plantenresten, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 29 NAP: -1.50 0.00 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25 - 1.35 1.35 - 1.40 1.40 - 1.50 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor, vanaf 0.35 veen, donker zwartbruin, matig veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, grijs, matig fijn, rietresten zand, grijsbruin, matig fijn, rietresten zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) zand, geel, fijn, gelaagd met bruingrijze lemige laagjes zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 30 NAP: -1.38 0.00 - 0.30 0.30 - 0.35 0.35 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, sterk veraard veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten naar onder donkerbruin zand, lichtgrijs, matig fijn, plantenresten, veengruis zand, donkerbruin, fijn, rietresten, vermengd met grijs zand (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
67
Boring nr.: 31 NAP: -1.55 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, fijn zand, donker zwartgrijs, fijn, heterogeen naar onder vermengd met witgrijs en donkergrijs zand, plantenresten zand, lichtbruin, fijn zand, geel, fijn, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 32 NAP: -1.58 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 0.95 0.95 - 1.05 1.05 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donker zwartbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, asgrijs, fijn, venige top zand, grijs, fijn, plantenresten zand, grijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenresten, enkel zwak lemig bandje (C) zand, geelgrijs, fijn, plantenresten einde boring
Boring nr.: 33 NAP: -1.39 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, zwak veraard, zwak zandig zand, licht bruingrijs, fijn, venige top, hout, vermengd met lichtgrijs zand zand, donkergrijs, fijn, hout, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, grijs gevlekt (B) zand, bruin, fijn, op 1.40 zandbandje, bruingrijs, fijn zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 34 NAP: -1.41 0.00 - 0.35
0.35 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.20 heterogeen met lichtgrijs zand onderin veenbandjes, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn zand, donkergrijs, fijn, zwak humeus zand, bruingrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand, heterogeen zand, lichtbruin tot lichtbruingrijs, fijn, licht heterogeen uiterlijk zand, donkerbruin, fijn, heterogeen zand, bruin, fijn zand, licht bruingrijs, fijn zand, geelbruin tot geel, fijn einde boring
68
Boring nr.: 35 NAP: -1.36 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donker bruingrijs, fijn, humeus onderin donkerbruin zand, geelbruin, fijn zand, licht grijsbruin, fijn, licht verrommeld uiterlijk zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 36 NAP: -1.67 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten onderin zandig zand, donkergrijs, matig fijn, sterk venig zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten zand, bruin, fijn, plantenresten, vermengd met donkerbruin zand zand, geelbruin, fijn zand, bruin tot bruingrijs, fijn, zwak lemige bandjes zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 37 NAP: -1.24 0.00 - 0.25 0.25 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.40 1.40
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, bouwvoor vanaf 0.20 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, fijn zand, donker donkergrijs, matig fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 38 NAP: -1.54 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten veen, donker zwartbruin, rietresten zand, donkergrijs, matig fijn zand, donker zwartbruin, fijn, rietresten, venige top zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
69
Boring nr.: 39 NAP: -1.49 0.00 - 0.25 0.25 - 1.15
1.15 - 1.20 1.20 - 1.35 1.35 - 1.50 1.50
zand, donker bruingrijs, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, bruin, matig fijn, heterogeen, vermengd met donker bruingrijs zand, brokken gekit zand, roestvlekken naar onder donkergrijs vanaf 0.95 bruingrijs gevlekt onderin kleibrokken zand, zwart fijn, sterk organisch, rietresten zand, geel, fijn, grote rietresten zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 40 NAP: -1.12 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.85 0.85 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, matig veraard zand, witgrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, bruingrijs gevlekt zand, roodbruin, fijn, vermengd met donkergrijs zand (B) zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 41 NAP: -1.42 0.00 - 0.35 0.35 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, zwak veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn, rietresten, licht vermengd met grijs zand (B) zand, bruin, fijn zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, rietresten (C) vanaf 1.00 zandbandjes, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, rietresten, fijne grindjes (, 0.5 mm) einde boring
Boring nr.: 42 NAP: -1.37 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, zwak veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn, bruin gevlekt zand, bruingrijs, matig fijn zand, roodbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten, bioturbatie zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten, fijne grindjes (< 0.5 mm) (C) einde boring
70
Boring nr.: 43 NAP: -1.32 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veenbrokjes, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, vermengd met witgrijs zand (B) zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 44 NAP: -1.36 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, matig fijn, heterogeen zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 45 NAP: -1.38 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, sterk venig, wortels, bouwvoor onderin enkel veenbrokje veen, zwart onderin zwak zandig zand, lichtbruingrijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenresten einde boring
Boring nr.: 46 NAP: -1.61 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor nderin veenbrokken, donkerbruin, matig veraard zand, licht bruingrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn, plantenresten (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
71
Boring nr.: 47 NAP: -1.52 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, fijn, venige bandjes en witgrijs zand in top zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) op 1.10 zandbandje, bruingrijs, fijn zand, geelgrijs, fijn, plantenresten einde boring
Boring nr.: 48 NAP: -1.45 0.00 - 0.15 0.15 - 0.30 0.30 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, matig veraard, kleibrokken, hout zand, licht bruingrijs, fijn, venige top, plantenresten zand, donker bruingrijs, fijn, vermengd met lichtgrijs zand zand, bruin, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn zand, bruingeel, fijn einde boring
Boring nr.: 49 NAP: -1.69 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.25 1.25 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veenbrokken, zwart, sterk veraard veen, zwart, sterk veraard, kleibrokken veen, donkerbruin, rietresten, enkel kleibrokje zand, brijngrijs, matig fijn zand, bruin, fijn zand, licht bruingeel, fijn (C) op 1.40 zandbandje, geelgrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 50 NAP: -1.94 0.00 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, kleiig, (grote) rietresten zand, licht bruingrijs, matig fijn, plantenresten zand, lichtbruin, fijn zand, geelbruin, fijn, plantenresten, vermengd met donkerbruin zand zand, geel, fijn (C) vanaf 1.00 zandbandjes, bruingrijs, fijn zand, geelgrijs, fijn einde boring
72
Boring nr.: 51 NAP: -1.33 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 0.95 0.95 - 1.20 1.20 - 1.35 1.35 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, sterk veraard, enkele kleibrokjes onderin zandig zand, donkergrijs matig fijn, sterk venig zand, lichtgrijs, matig fijn, plantenresten zand, donker bruingrijs, fijn, rietresten, vermengd met grijs zand zand, geelbruin, fijn zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) zand, bruin, fijn, zwak lemige bandjes zand, geelgrijs, fijn, rietresten einde boring
Boring nr.: 52 NAP: -1.38 0.00 - 0.20 0.20 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, heterogeen zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin tot bruingeel, fijn op 1.15 zandbandje, bruingrijs, humeus zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 53 NAP: -1.45 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.35 1.35 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn veen, donkerbruin, rietresten veen, donker zwartbruin, rietresten, takresten zand, donkergrijs, matig fijn, venig zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn (C) op 1.35 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
73
Boring nr.: 54 NAP: -1.57 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.35 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.35 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, grijs, matig fijn zand, bruingrijs, matig fijn, rietresten zand, grijsbruin, matig fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten (C) vanaf 1.35 zandbandjes, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm) einde boring
Boring nr.: 55 NAP: -1.24 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, zwak veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn, bruin gevlekt zand, bruingrijs, matig fijn zand, roodbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten, bioturbatie zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten, fijne grindjes (< 0.5 mm) (C) einde boring
Boring nr.: 56 NAP: -1.43 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.05
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, witgrijs, matig fijn zand, bruin, fijn zand, licht bruingrijs, fijn zand, bruin, fijn zand, licht bruingeel, fijn (C) onderin zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig 1.05 - 1.20 zand, geelgrijs, fijn 1.20 einde boring
Boring nr.: 57 NAP: -1.36 0.00 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, zwak veraard zand, witgrijs, matig fijn, venige top, bioturbatie, licht bruingrijs gevlekt zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn vanaf 0.80 bruingeel zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
74
Boring nr.: 58 NAP: -1.34 0.00 - 0.35 0.35 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 59 NAP: -1.12 0.00 - 0.30 0.30 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, matig fijn, roestvlekken, naar onder grijs zand, bruingrijs, fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, naar onder vermengd met lichtbruin zand zand, licht bruingrijs, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 60 NAP: -1.29 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, sterk humeus, wortels, bouwvoor, onderin enkel veenbrokje zand, bruingrijs, matig fijn, veenbrokjes zand, licht bruingrijs, matig fijn, veenbrokjes zand, donkerbruin, fijn, vermengd met geel zand zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C), op 1.0 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 61 NAP: -1.58 0.00 - 0.35 0.35 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, zwart, sterk veraard veen, bruin, rietresten, zegge zand, bruingrijs, fijn, zwak venig onderin donkergrijs zand, bruin, fijn, rietresten, licht heterogeen uiterlijk zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenrestjes (C) op 1.20 zandbandjes, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
75
Boring nr.: 62 NAP: -1.81 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard, zegge zand, donkergrijs, fijn, zwak humeus, zwak kleiig, rietresten zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 63 NAP: -1.58 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50 - 1.60 1.60
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, zwart, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten, zegge, houtresten veen, zwart, kleiig, rietresten, zegge zand, licht bruingrijs, fijn, kleiige top, plantenresten zand, bruin, plantenrestjes naar onder lichtbruin zand, geel, fijn, rietresten (C) zand, geelgrijs, fijn, rietresten einde boring
Boring nr.: 64 NAP: -1.73 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.95 0.95 - 1.25 1.25 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.20 veen, zwart, sterk veraard veen, donkerbruin, zwak kleiig, rietresten veen, zwart, sterk kleiig, (grote) rietresten zand, donker bruingrijs, fijn, zeer zwak kleiig, plantenresten zand, bruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, heterogeen uiterlijk, geband met lichtgeel zand zand, geel, fijn, vermengd met grijs zand, plantenresten (C) zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 65 NAP: -1.17 0.00 - 0.30 0.30 - 0.85 0.85 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, matig fijn, wortels, bouwvoor onderin veenbrokjes zand, licht bruingrijs tot lichtgrijs, matig fijn, veengruis in top vanaf 0.60 vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn zand, lichtbruin, fijn zand, geel, fijn, dekzand (C) einde boring
76
Boring nr.: 66 NAP: -1.32 0.00 - 0.20 0.20 - 0.35 0.35 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, onderin vermengd met donkerbruin zand zand, donkerbruin, fijn (B) zand, donker geelbruin, fijn zand, geel, fijn, plantenresten einde boring
Boring nr.: 67 NAP: -1.26 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, bruingrijs, matig fijn, licht heterogeen uiterlijk zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 68 NAP: -1.44 0.00 - 0.35 0.35 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, zwart, sterk veraard veen, bruin, rietresten zand, grijs, matig fijn, humeus, rietresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, licht bruingrijs, fijn zand, bruin tot geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 69 NAP: -1.43 0.00 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, grijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, bruingeel, fijn, plantenresten zand, geel, fijn (C) einde boring
77
Boring nr.: 70 NAP: -1.52 0.00 - 0.30 0.30 - 1.25 1.25 - 1.30 1.30 - 1.45 1.45 - 1.60 1.60
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, grijs, matig fijn, bruin gevlekt vanaf 0.70 zandbrokken, donkerbruin, verkit zand, geelbruin, matig fijn tot fijn, rietresten zand, zand, bruin, fijn, lemig, rietresten zand, zand, grijsgeel, rietresten einde boring
Boring nr.: 71 NAP: -1.45 0.00 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50 - 1.60 1.60
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, zwak veraard veen, bruin, rietresten, zwak veraarde top zand, asgrijs, fijn zand, grijs, fijn, plantenresten zand, donkergrijs, fijn tot matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) zand, donkergrijs, lemig, gelige tint zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 72 NAP: -1.49 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.85 0.85 - 1.10 1.10 - 1.40 1.30
zand, donkerbruin, matig fijn, zwak venig, humeus, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, zwak zandig, matig veraard veen, donkerbruin, matig zandig, rietresten zand, donkergrijs, matig fijn, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn zand, bruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 73 NAP: -1.09 0.00 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.85 0.85 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, matig fijn, zwak venig, humeus, wortels, bouwvoor zand, donkergrijs, fijn zand, lichtgrijs, fijn, roestvlekjes zand, bruingrijs, fijn, vermengd met grijs zand zand, donkerbruin, fijn, heterogene top (B) naar onder bruin zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn einde boring
78
Boring nr.: 74 NAP: -1.14 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor, vanaf 0.30 veen, zwart, sterk veraard veen, donker zwartbruin, rietresten zand, bruingrijs, fijn, zwak venig, plantenresten zand, donker grijsbruin, fijn, zeer zwak venig, plantenresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn (C) zand, licht geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 75 NAP: -1.26 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, fijn zand, donker zwartbruin, fijn, matig humeus zand, donkerbruin, fijn, vermengd met geelbruin zand (B) zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 76 NAP: -1.25 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.35 1.35 - 1.40 1.40
zand, donkerbruin, matig fijn, venig, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokjes veen, donkerbruin, veraard, matig zandig zand, donker bruingrijs, fijn zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn, lichte bruingrijzige tint (C) op1.35 zandbandje bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 77 NAP: -1.26 0.00 - 0.20 0.20 - 0.30 0.30 - 0.55 0.55 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, grijs, fijn zand, donker bruingrijs, matig fijn zand, grijsbruin, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, dekzand (C) einde boring
79
Boring nr.: 78 NAP: -1.14 0.00 - 0.30 0.30 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenresten, fijne, zwak lemige bandjes in top einde boring
Boring nr.: 79 NAP: -1.58 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.20 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.20 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, donkergrijs tot bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels zand, donkerbruin, fijn, plantenresten (B) zand, licht geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn zand, donkerbruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 80 NAP: -1.37 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.60 1.60 - 1.70 1.70
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, lichtgrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, humeus zand, donkerbruin, fijn, heterogene top (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) op 1.60 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 81 NAP: -1.05 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, rietresten onderin zandig zand, grijs, fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, plantenresten (B) zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn, rietresten zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
80
Boring nr.: 82 NAP: -1.69 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.15 1.15 -1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.20 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten zand, grijs, matig fijn zand, licht bruingrijs,matig fijn, rietresten zand, donkerbruin, fijn, plantenresten, vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn, lemig zand, geelgrijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 83 NAP: -1.28 0.00 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten zand, grijs, matig fijn, plantenrestjes zand, bruin, fijn zand, bruingeel tot geel, fijn, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 84 NAP: -1.37 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, zwart, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, grijs, matig fijn, venige top zand, donkerbruin, fijn, zwak tot matig venig, plantenrestjes (B) zand, bruingeel, fijn zand, bruingeel tot geel, fijn (C) op 1.20 zandbandje, bruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 85 NAP: -1.24 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.90 0.90 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25 - 1.45 1.45 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard, hout zand, donker bruingrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, donkerbruin, fijn (B) zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) op 1.45 zandbandje, bruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
81
Boring nr.: 86 NAP: -1.42 0.00 - 0.50
0.50 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veenbrokken, donker zwartbruin, sterk veraard vanaf 0.35 grijze kleibrokken, matig gerijpt veen, donkerbruin, matig kleiig, sterk amorf zand, donker zwartgrijs, fijn, sterk humeus, kleiig tot 0.80 zand, donker bruingrijs, matig fijn einde boring, kom niet dieper
Boring nr.: 87 NAP: -1.38 0.00 - 0.15 0.15 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.90
0.90 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn zand, bruingrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn, vermengd met lichtgrijs zand zand, bruingeel, fijn naar onder geel op 0.90 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 88 NAP: -1.23 0.00 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.45 1.45 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn, zwak venige top zand, donker bruingrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) op 1.45 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, zwak lemig einde boring
Boring nr.: 89 NAP: -1.51 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, rietresten zand, donkergrijs, matig fijn, humeus, plantenresten zand, bruin, fijn zand, bruingrijs, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
82
Boring nr.: 90 NAP: -1.42 0.00 - 0.35 0.35 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.20 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veen, bruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, sterk humeus zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 91 NAP: -1.27 0.00 - 0.45
0.45 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.35 veenbrokken, sterk veraard onderin vermengd met grijs zand zand, licht bruingrijs, fijn zand, roodbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 92 NAP: -1.43 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraarde top, rietresten onderin zandig zand, licht bruingrijs, fijn, zwak venige top zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 93 NAP: -1.62 0.00 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.95 0.95 - 1.15 1.15 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, zwak veraard veen, bruin, rietresten zand, witgrijs, matig fijn, rietresten zand, bruin, fijn, plantenresten (B) zand, geelbruin, fijn zand, geelgrijs, fijn einde boring
83
Boring nr.: 94 NAP: -1.55 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.35 1.35 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, sterk veraard fijn, bruin gevlekt veen, zwartbruin, rietresten zand, asgrijs, matig fijn zand, grijs, matig fijn, rietresten zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) zand, geelbruin, fijn, plantenrestjes zand, bruingeel, fijn, plantenresten (C) onderin zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 1095 0.00 - 0.40 0.40 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.65 0.65 - 0.95 0.95 - 1.25 1.25
NAP: -1.57
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor van 0.20 tot 0.30 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, matig fijn, heterogeen zand, donkergrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn onderin brokken verkit zand zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 96 NAP: -1.38 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.45 1.45 - 1.60 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, zwak zandig vanaf 0.65 uiterst zandig, plantenresten, houtresten zand, bruingrijs, fijn, heterogeen zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) op 1.45 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 97 NAP: -1.42 0.00 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.40 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, lichtgrijs, matig fijn, plantenresten zand, licht grijsbruin, matig fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
84
Boring nr.: 98 NAP: -1.40 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, sterk veraard, wortels, bouwvoor veen, donker zwartbruin, rietresten zand, licht bruingrijs, matig fijn, plantenresten, venige top zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn, plantenresten naar onder bruingeel zand, geel tot grijsgeel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 99 NAP: -1.30 0.00 - 0.35 0.35 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donker zwartbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs tot lichtgrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, donker grijsbruin, fijn naar onder lichtbruin zand, geelgrijs, fijn, dekzand (C) naar onder geel einde boring
Boring nr.: 100 NAP: -1.21 0.00 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn onderin zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, zeer zwak lemig einde boring
Boring nr.: 101 NAP: -1.20 0.00 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.95 0.95 - 1.05 1.05 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) bovenin brokken verkit zand zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
85
Boring nr.: 102 NAP: -1.37 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.35 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn, heterogene top (B) zand, bruin tot geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 103 NAP: -1.18 0.00 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.20 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.40 veen, donkerbruin, sterk veraard zand, grijs, matig fijn zand, donkergrijs, fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 104 NAP: -1.34 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, sterk humeus, venig, wortels, bouwvoor zand, bruingrijs, fijn, venige brokjes zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkergrijs, fijn, sterk venig zand, oranjegeel, fijn, heterogene top zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 105 NAP: -1.35 0.00 - 0.20 0.20 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.95 0.95 - 1.55 1.55 - 1.60 1.60
zand, donkerbruin, matig zandig, sterk humeus, venig, wortels, bouwvoor zand, bruin, fijn zand, oranjebruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) onderin zandbandje, donkerbruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
86
Boring nr.: 106 NAP: -1.55 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, matig veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, bruingrijs, fijn, plantenresten zand, bruingrijs, fijn, heterogene top, plantenrestjes zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 107 NAP: -1.60 0.00 - 0.25 0.25 - 0.35 0.35 - 0.60 0.60 - 0.65 0.65 - 0.95 0.95 - 1.05 1.05 - 1.15 1.15 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, matig veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, asgrijs, matig fijn, rietresten zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) vanaf 1.35 zandbandjes, bruingrijs, fijn, lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 108 NAP: -1.53 0.00 - 0.35 0.35 - 0.45 0.45 - 0.85 0.85 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, rietresten zand, licht, fijn, plantenresten, bruin gevlekt zand, donkerbruin, fijn, rietresten (B) zand, bruin, fijn zand, bruingeel tot geel, fijn vanaf 1.20 zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 109 NAP: -1.57 0.00 - 0.20 0.20 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
zand, donkerbruingrijs, matig fijn, venig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, matig fijnk veraarde topgevlekt zand, geelbruin, fijn zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenresten (C) op 1.00 zandbandjes, bruingrijs, fijn, lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
87
Boring nr.: 110 NAP: -1.39 0.00 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.40 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, grijs, matig fijn zand, licht bruingrijs, matig fijn zand, bruin, fijn zand, bruingeel, fijn, plantenrestjes zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 111 NAP: -1.49 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.75 0.75 - 1.00 1.00 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, zwak veraard, uiterst zandig, hout zand, grijs, matig fijn, zwak venig, rietresten zand, bruingeel, fijn, plantenrestjes, rietresten zand, geel, fijn, rietresten einde boring
Boring nr.: 112 NAP: -1.59 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veenbrokken, donker zwartbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, licht bruingrijs tot lichtgrijs, matig fijn, plantenrestjes zand, bruin, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn, rietresten zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, dekzand (C) einde boring
Boring nr.: 113 NAP: -1.32 0.00 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, fijn, zand, donkergrijs, fijn, brokken verkit zand in top zand, grijsbruin, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
88
Boring nr.: 114 NAP: -1.28 0.00 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, licht bruingrijs, fijn, veengruis in top zand, donkergrijs, fijn, brokken verkit zand in top zand, grijsbruin, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 115 NAP: -1.13 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, zwak veraard zand, lichtgrijs, matig fijn zand, donkergrijs, fijn, vermengd met donkerbruin zand zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 116 NAP: -1.32 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, donkerbruin, fijn, heterogeen met bruin en bruingrijs zand zand, licht bruingrijs, matig fijn tot fijn, plantenresten vanaf 0.70 grijs zand, donker bruingrijs, fijn, top vermengd met grijs zand zand, geelgrijs, fijn, leembandjes in top einde boring
Boring nr.: 117 NAP: -1.50 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, matig fijn, matig venig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, fijn, venige brokjes veen, donker bruingrijs, zandig zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 118 NAP: -1.31 0.00 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
89
Boring nr.: 119 NAP: -1.53 0.00 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 1.15 1.15 - 1.30 1.30
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, zwarte, sterk veraarde top veen, bruin, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 120 NAP: -1.62 0.00 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten, zwak zandig zand, lichtgrijs, fijn zand, bruin tot geelbruin, fijn, lichte bioturbatie, zeer zwak lemige top zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 121 NAP: -1.57 0.00 - 0.40 0.40 - 0.55 0.55 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, bruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten, zwak zandig zand, lichtgrijs, fijn, rietresten zand, bruin, fijn, heterogeen zand, bruin, fijn, vermengd met donkergrijs zand zand, geel, fijn, plantenresten (C) op 1.40 enkele zandbandjes, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 122 NAP: -154 0.00 - 0.30 0.30 - 0.45 0.45 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten, houtresten zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten zand, licht bruingeel, fijn, plantenrestjes zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
90
Boring nr.: 123 NAP: -1.41 0.00 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.30 1.30 - 1.50 1.50
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, matig fijn zand, donkergrijs, matig fijn, zwak venig, plantenresten vanaf 0.50 vermengd met lichtgrijs zand zand, bruingrijs, matig fijn zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn, plantenrestjes zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 124 NAP: -1.13 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor onderin veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, matig fijn zand, donkerbruin, zeer fijn, B-horizont zand, geelbruin, zeer fijn zand, geel, zeer fijn, C-horizont einde boring
Boring nr.: 125 NAP: -1.36 0.00 - 0.15 0.15 - 0.40 0.40 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 126 NAP: -1.55 0.00 - 0.60 0.60 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 127 NAP: -1.37 0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70
zand, donker bruingrijs, matig fijn, wortels, bouwvoor vanaf 0.20 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, donker zwartbruin, zwak zandig, matig veraard veen, zwart, rietresten zand, donkergrijs, fijn, veenbrokken einde boring
91
Boring nr.: 128 NAP: -1.40 0.00 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20
zand, donkerbruin, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, donkergeel, fijn zand, bruin, fijn, vermengd met donkergeel zand zand, donkergeel, fijn (C) zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 129 NAP: -1.45 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.75 0.75 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, rietresten, sterk veraard, rietresten veen, bruin, rietresten zand, grijs, fijn, rietresten, veenbrokjes zand, donkerbruin, fijn, plantenresten (B) zand, bruingeel, fijn zand, geelbruin, fijn, plantenresten zand, geel, fijn, plantenresten (C) einde boring
Boring nr.: 130 NAP: -1.62 0.00 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 1.00 1.00 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, sterk veraard, rietresten zand, grijs, fijn, zwak humeus, rietresten zand, donkergeel, fijn (C) zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
Boring nr.: 131 NAP: -1.61 0.00 - 0.45 0.45 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.95 0.95 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.45 1.45 - 1.60 1.60
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, donkergrijs, matig fijn, sterk venig zand, grijs, matig fijn zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn op 1.45 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, lemig bandje in top (C) einde boring
92
Boring nr.: 132 NAP: -1.54 0.00 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.15 1.15 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, donkergrijs, matig fijn, plantenresten zand, licht bruingrijs, fijn zand, bruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 133 NAP: -1.18 0.00 - 0.35 0.35 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.00 1.00 - 1.10 1.10 - 1.30 1.10
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard zand, witgrijs, fijn, enkele venige brok zand, donkerbruin, fijn (B) zand, geelbruin, fijn onderin donkerbruine brokken verkit zand zand, bruingeel, fijn, zwak lemig zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 134 NAP: -1.29 0.00 - 0.25 0.25 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.90
0.90 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, zwak zandig zand, grijs, matig, venig, heterogeen vanaf 0.80 vermengd met bruin en geel zand onderin zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 135 NAP: -1.51 0.00 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 0.75 0.75 - 1.10 1.10
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor onderin enkele veenbrokjes zand, bruingeel, fijn zand, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn (C) einde boring
93
Boring nr.: 136 NAP: -1.32 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.75 0.75 - 1.20 1.20
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor zand, licht bruingrijs, matig fijn onderin enkele veenbrokjes veen, donkerbruin, zwak zandig zand, geel, fijn, heterogene top (C) einde boring
Boring nr.: 137 NAP: -1.47 0.00 - 0.45 0.45 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 1.00 1.00
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 licht vermengd met donkerbruin zand zand, donkergrijs, matig fijn, sterk humeus zand, grijs, fijn op 0.60 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 138 NAP: -1.38 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.65 0.65 - 0.75 0.75 - 0.80 0.80 - 1.10 1.10
zand, donker bruingrijs, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor onderin enkele veenbrokjes zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, organische resten zand, donkerbruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 139 NAP: -1.46 0.00 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.20 1.20
zand, donker bruingrijs, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor onderin enkele veenbrokjes veen, donker zwartbruin, sterk veraard, vermengd met lichtgrijs zand zand, bruingeel, fijn, bruin gevlekt zand, geel, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 140 NAP: -1.65 0.00 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs, matig fijn zand, licht bruingeel, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
94
Boring nr.: 141 NAP: -1.66 0.00 - 0.30 0.30 - 0.35 0.35 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, zandig zand, lichtgrijs, matig fijn naar onder licht bruingrijs zand, bruin, fijn, heterogene top zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn, plantenrestjes zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 142 NAP: -1.56 0.00 - 0.40 0.40 - 0.70 0.70 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.20 1.20 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, bouwvoor vanaf 0.25 veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, licht grijs, matig fijn, plantenresten zand, donkerbruin, fijn (B) zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes (C) einde boring
Boring nr.: 143 NAP: -.1.26 0.00 - 0.25 0.25 - 0.60 0.60 - 0.90 0.90 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
zand, donkerbruin, matig fijn, sterk humeus, zwak venig, wortels, bouwvoor zand, lichtgrijs tot bruingrijs, matig fijn, heterogeen bovenin venige vlekken zand, bruin, fijn, top vermengd met grijs zand zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, geel, fijn, zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 144 NAP: -1.26 0.00 - 0.30 0.30 - 0.60 0.60 - 1.10 1.10 - 1.30 1.30 - 1.60 1.60
zand, donker bruingrijs, matig fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor veen, grijs, matiog fijn, veenbrokjes, donkergrijs gevlekt zand, veen, donkerbruin, zwak veraard naar onder zwak zandig, sterk amorf veen, bruin, zwak zandig, rietresten zand, geelgrijs, fijn (C) einde boring
95
Boring nr.: 145 NAP: -1.33 0.00 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.40 1.40 - 1.50 1.20
zand, donker bruingrijs, fijn, sterk humeus, wortels, bouwvoor vanaf 0.30 enkele veenbrokjes, vermengd met bruingrijs zand zand, geelbruin, fijn, wortels zand, bruingeel, fijn, wortels zand, geel, fijn, wortels, rietresten (C) op 1.40 zandbandje, donkerbruin, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 146 NAP: -1.45 0.00 - 0.40 0.40 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10
zand, donkergrijs, matig fijn, zwak venig, sterk humeus, wortels, bouwvoor onderin veenbrokjes, matig veraard zand, grijs, matig fijn, enkele veenbrokjes zand, geelbruin, fijn zand, bruingeel, fijn zand, donkergeel tot grijsgeel, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm) (C) einde boring
Boring nr.: 147 NAP: -1.52 0.00 - 0.30 0.30 - 0.50 0.50 - 0.55 0.55 - 0.70 0.70 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
zand, donkergrijs, matig fijn, zwak venig, sterk humeus, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, zwak zandig zand, grijs, matig fijn, veenbrokjes zand, bruin, fijn, bruin gevlekt zand, geelbruin, fijn op 1.30 zandbandje, bruingrijs, fijn, zwak lemig zand, geelgrijs, fijn (C) einde boring
Boring nr.: 148 NAP: -1.42 0.00 - 0.40 0.40 - 0.90 0.90 - 1.05 1.05 - 1.25 1.25
veen, donkerbruin, uiterst zandig, sterk veraard, wortels, bouwvoor zand, grijs, fijn, rietresten, sterk venig, met veenbrokken zand, geel, fijn, vermengd met grijs zand zand, geel, fijn, rietresten (C) einde boring
96
Bijlage 6 Overzicht boorgegevens Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 4 Boring nr.: 1 0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
NAP: -1.85 veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten, hout, zwak veraarde top veen, bruin, rietresten, onderin zwak zandig zand, licht bruingrijs, fijn, rietresten, venige top zand, grijs, fijn, rietresten licht geelgrijs, fijn, plantenresten, (C) einde boring
Boring nr.: 2
NAP: -2.15
0.00 - 0.15 0.15 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode veen, donkerbruin, matig amorf zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten, matig venige top zand, licht geelgrijs, fijn, plantenresten, (C) zand, grijs, fijn, plantenrestjes einde boring
Boring nr.: 3
NAP: -1.80
0.00 - 0.25 0.25 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.70 0.70 - 1.10 1.10 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, bruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten zand, grijsgeel, fijn,, plantenrestjes, fijne grindjes (< 0.5 mm), (C) naar onder grijs, lichte roestvlekjes zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 4
NAP: -1.74
0.00 - 0.15 0.15 - 0.45 0.45 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.05
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode zand, licht bruingrijs, fijn, vanaf 0.35 witgrijs zand, grijsbruin, fijn zand, licht bruingeel, fijn zand, geel, fijn, plantenrestjes, roestvlekjes, (C) vanaf 1,00 enkele lichtgrijze bandjes zand, geelgrijs, fijn, plantenrestjes, enkel grijs laagje, fijne grindjes (< 0.5 mm) einde boring
1.05 - 1.20 1.20
97
Boring nr.: 5
NAP: -1.67
0.00 - 0.25 0.25 - 0.25 0.35 - 0.45 0.45 - 0.60 0.60 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk zandig, wortels, graszode veenbrokken, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, bruingrijs, fijn, plantenresten zand, lichtgeel, fijn, plantenrestjes, fijne grindjes (< 0.5 mm), (C) einde boring
Boring nr.: 6
NAP: -1.87
0.00 - 0.20 0.20 - 0.45 0.45 - 0.70 0.70 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, bouwvoor veen, donkerbruin, sterk veraard veen, bruin, rietresten, hout, naar onder zwak zandig zand, licht bruingrijs, fijn, matig venig, rietresten, plantenresten zand, lichtgrijs, fijn, fijne grindjes, (C) einde boring
Boring nr.: 7
NAP: -1.62
0.00 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.50 0.50 - 0.60 0.60 - 0.70 0.70 - 1.30 1.30 - 1.40 1.40
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode zand, grijs, fijn zand, lichtgrijs, fijn zand, bruingrijs, fijn, licht heterogeen uiterlijk bruingrijs, fijn zand, geel, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm), (C) zand, geelgrijs, fijn einde boring
Boring nr.: 8
NAP: -1.58
0.00 - 0.25 0.25 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode zand, licht bruingrijs, fijn, bruingrijs gevlekt zand, bruingrijs, fijn zand, lichtgeel, fijn, fijne grindjes (< 0.5 mm), (C) op 1.05 zandbandje, bruingrijs, fijn, zeer zwak lemig einde boring
Boring nr.: 9
NAP: -1.91
0.00 - 0.25 0.25 - 0.30 0.30 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 0.85 0.85 - 1.20 1.40
veen, donkerbruin, sterk veraard, sterk zandig, wortels, graszode veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten fijn veen, bruin, rietresten, onderin zwak zandig zand, lichtbruin, fijn, rietresten, venig zand, grijs, fijn, zwak kleiig zand, grijs, fijn, plantenrestjes, (C) einde boring
98
Boring nr.: 10 NAP: -1.76 0.00 - 0.20 0.20 - 0.40 0.40 - 0.65 0.65 - 0.80 0.80 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, sterk veraard, uiterst zandig, wortels, graszode veen, zwart, sterk veraard, onderin zandig zand, licht bruingrijs, fijn, plantenresten, venige top zand, licht geelgrijs, fijn, plantenresten zand, grijs, fijn, plantenrestjes, fijne grindjes (< 0.5 mm), (C) einde boring
Boring nr.: 11 NAP: -1.76 0.00 - 0.20 0.20 - 0.30 0.30 - 0.35 0.35 - 0.50 0.50 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, uiterst zandig, wortels, graszode veen, donkerbruin, sterk veraard veen, donkerbruin, rietresten zand, licht bruingrijs, fijn zand, lichtgrijs, fijn, plantenresten, (C), naar onder grijs einde boring
Boring nr.: 12 NAP: -1.66 0.00 - 0.20 0.20 - 0.45 0.45 - 0.65 0.65 - 0.70 0.70 - 1.00 1.00 - 1.20 1.20
veen, donkerbruin, uiterst zandig, sterk veraard, wortels, graszode zand, lichtgrijs, fijn zand, grijsbruin, fijn zand, geelbruin, fijn zand, geel, fijn, (C) zand, grijs,fijn einde boring
99
100
Bijlage 7 Overzicht In situ-vondsten Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde: Onderzoeksgebied 1 IS.1 Boring nr.: 26 1.87 – 1.97 m. -NAP Op een diepte van 0.80 / 0.90 m. –maaiveld, in zeefmonster van B-horizont 1 fragment vuursteen, mogelijk afslag (6-7 mm)
101
102
Bijlage 8 SOB Research: Gegevens
Naam: Bezoekadres:
SOB Research Instituut voor Archeologisch en Aardkundig Onderzoek B.V. Hofweg 13, Heinenoord
Postadres:
Postbus 5060 3274 ZK Heinenoord
Telefoon: Fax: E-Mail:
0186 604432 0575 476139
[email protected]
Directeur: Raad van Advies:
jhr. J. E. van den Bosch J. van de Erve (Voorzitter) Prof. dr. ir. J. T. Fokkema (Vice-Voorzitter) J. van Kerchove (Secretaris)
Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam Inschrijvingsnummer Register: 24346983 BTW nummer: NL 8118.55.600.B.01 Bankrelatie: Rekeningcourant:
Rabobank Berkel-IJssel Nr.: 3543.43.181
103
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
199
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
200
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 5 Gemeente Steenwijkerland: Toetsen rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde, 28 oktober 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
201
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
202
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Toetsen rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek Woon- en recreatiegebied Scheerwolde, Scheerwolde De gemeente Steenwijkerland heeft het rapport Aanvullend Inventariserend Veldonderzoek door middel van grondboringen Woon-en recreatiegbied Scheerwolde, Scheerwolde ontvangen. Het onderzoek is door SOB Research uitgevoerd in opdracht van Arcus Projectontwikkeling B.V. In het plangebied wordt een nieuw woon- en recreatiegebied ontwikkeld. Voor het plangebied is door Grontmij in 2005 al een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd1. Uit dit onderzoek is een 4-tal locaties aangewezen voor vervolgonderzoek. Dit rapport is het verslag van het aanvullende onderzoek. Uit het bureauonderzoek blijkt dat de in het plangebied aanwezige dekzandkoppen (locatie 1, 2, 3 en 4) geschikt zijn geweest voor menselijke bewoning. Er is kans op het aantreffen van vuursteenvindplaatsen met name uit het paleolithicum en/of het mesolithicum. Op grond van de uitkomsten en in overleg met Suzanne Wentink (provinciaal archeoloog Overijssel) is een boorplan opgesteld. Er is geboord in een grid van 20 x 25 m. Er zijn 234 aanvullende boringen gezet ()edelmanboor Ø 15 cm). In één boring (locatie 1, boring 26, zie bijlage 1) is een klein fragmentje vuursteen ( een afslag) gevonden. Verder zijn er geen bewijzen van menselijke activiteiten aangetroffen. Het advies van SOB Research bestaat uit twee delen: 1. om tot een verantwoorde waardestelling dan wel een selectiebesluit te kunnen komen, wordt aanbevolen in een straal van 2,5 meter rondom boring 26 20 aanvullende boringen uit te voeren, waarbij de onderlinge afstand tussen de boringen 1.0 meter bedraagt 2. er kan ook aan planaanpassing gedacht worden. Hierbij zou dan een zone tot 35 meter rondom boring 26 behouden dienen te blijven en niet worden afgegraven. Conclusie Het advies van SOB Research betreft het deel van het plangebied dat ontwikkeld gaat worden tot recreatiegebied. De rest van het plangebied, wordt, op archeologisch gronden, vrijgegeven. Op dit moment wordt het recreatieve deel (nog) niet ontwikkeld. De bestemmingsplanwijziging betreft alleen het woongedeelte van het plangebied. Hiervoor gelden geen archeologische beperkingen. Mochten tijdens de werkzaamheden toch archeologische resten (zoals bijvoorbeeld grondsporen en vuurstenen artefacten) worden gevonden, dan moet dit, volgens de Monumentenwet 1988 art. 53 en 54, gemeld worden bij het bevoegd gezag. Dit kan bij de gemeente Steenwijkerland of bij het provinciaal archeologisch depot te Deventer. In bijlage 1 staan de 4 onderzoekslocaties, de boorpuntenkaart met daarop, in rood aangegeven, boring 26 en een overzichtskaartje met daarin aangegeven de locatie van boring 26 en voorgestelde maatregel tot behoud.
28 oktober 2010 M. (Marijke) Nieuwenhuis Gemeente Steenwijkerland (archeoloog)
1
Soetens, L. en P. Fijma, 2005; Archeologisch onderzoek Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland; Grontmij Archeologische
Rapporten 46; Assen.
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
205
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
206
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 6 Kragten: Dorpsuitbreiding Scheerwolde - Toetsing aan de Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet 1998, 24 november 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
207
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
208
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998
Opdrachtgever: Arcus Projectontwikkeling BV Projectnr: ARC011 Rapportnr: 10016 Datum: 24-11-2010 Kragten
Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998
© 2010 Kragten Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/ of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, dere wijze dan ook zonder ming van Kragten. Het is tevens verboden informatie en kennis verwerkt in dit rapport ter beschikking te stellen aan derden of op andere wijze toe te passen eenkomst toestemming wordt verleend.
Opdrachtgever: Arcus Projectontwikkeling BV Projectnr: ARC011 Rapportnr: 10016 Datum: 24-11-2010 Paraaf: (Peter van den Akker)
Kragten
4
Inhoudsopgave 1 Inleiding
7
1.1 Doel toetsing
7
1.2 Opbouw rapportage
7
1.3 Werkwijze
8
2 Voorgenomen ingreep
9
2.1 Toekomstige situatie
9
2.2 Realisatiefase
11
3 Ligging van het plangebied
13
3.1 Kernen en wegen
13
3.2 Natuurgebieden
15
4 Plangebied in het landschap
17
4.1 Landschappelijke karakteristieken plangebied
17
4.2 Landschappelijke karakteristieken omgeving
19
5 Toetsing Flora- en Faunawet
21
5.1 Flora- en faunawet
21
5.2 Natuurwaarden plangebied
22
5.3 Effectbeoordeling
24
5.3.1 Realisatiefase 5.3.2 Toekomstig gebruik
24 26
6 Voortoets Natuurbeschemingswet 1998
29
6.1 Natuurbeschermingswet 1998
29
6.2 Relevante Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten
29
6.2.1 Habitattypen 6.2.2 Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten
29 33
6.3 Effectbeoordeling
34
6.3.1. Realisatiefase 6.3.2 Toekomstig gebruik
34 37
5
6
7 Conclusies en aanbevelingen
41
7.1 Flora- en faunawet
41
7.2 Natuurbeschermingswet 1998
42
Geraadpleegde literatuur
45
7
Afbeelding 1: Toponiemen (bron luchtfoto: Google Earth). Het plangebied voor de dorpsuitbreiding is geel gearceerd.
8
1 Inleiding Ten zuiden van de kern Scheerwolde is men voornemens een dorpsuitbreiding te realiseren met een omvang van 34 woningen en 16 appartementen. Ten behoeve van deze dorpsuitbreiding dient het vigerend bestemmingsplan gewijzigd te worden, daar de ontwikkelingen niet passen binnen het bestaande bestemmingsplan. Ter nadere onderbouwing van de toelichting die bij het nieuwe bestemmingsplan is opgesteld, is deze toetsing aan de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd.
1.1
Doel toetsing De toetsing fungeert als nadere onderbouwing van de mogelijke effecten die de voorgenomen dorpsuitbreiding heeft op de natuurwaarden binnen de uitbreidingslocatie en in de omgeving hiervan. Daarbij vindt zowel een toetsing plaats aan de Flora- en faunawet, als een voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De natuurtoets kan dan ook worden be
en als voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Afbeelding 1 geeft een overzicht van de ligging van het plangebied en de belangrijkste toponiemen die in dit rapport worden gebruikt.
1.2
Opbouw rapportage De voorliggende natuurtoets ten behoeve van de dorpsuitbreiding Scheerwolde is als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 2: Voorgenomen ingreep. Beschreven wordt op welke wijze de dorpsuitbreiding wordt vormgegeven. Bij de beschrijving wordt zowel aandacht besteed aan de toekomstige situatie, als aan de wijze waarop de dorpsuitbreiding zal worden uitgevoerd (realisatiefase). Hoofdstuk 3: Ligging van het plangebied. Kort wordt ingegaan op de ligging van het plangebied, onder andere ten opzichte van belangrijke wegenstructuren en beschermde gebieden. Hoofdstuk 4: Plangebied in het landschap. Nagegaan worden de belangrijkste landschappelijke karakteristieken van het plangebied en de ruimere en directe omgeving. Hoofdstuk 5: Toetsing Flora- en faunawet. Dit hoofdstuk beschrijft de natuurwaarden binnen en in de directe nabijheid van het plangebied die beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet. Ingegaan wordt op de mogelijke effecten die deze natuurwaarden kunnen ondervinden van de voorgenomen ingreep. Hoofdstuk 6: Voortoets Natuurbeschermingswet 1998. Uiteengezet wordt welke Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten van de nabijgelegen Natura2000-gebieden Weerribben en Wieden een relatie hebben met het plangebied. Daarbij wordt tevens ingegaan op de mogelijke effecten die deze Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten kunnen ondervinden van de voorgenomen ingreep. Hoofdstuk 7: Conclusies en aanbevelingen. Op grond van de informatie in de voorgaande hoofdstukken wordt geconcludeerd of negatieve effecten optreden als gevolg van de voorgenomen ingreep op natuurwaarden die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet, dan wel de Natuurbeschermingswet 1998. Aangegeven wordt, welke vervolgstappen eventueel noodzakelijk zijn vanuit de vigerende wetgeving.
9
1.3
Werkwijze Ter plaatse van het plangebied is middels een eenmalig verkennend veldbezoek nagegaan welke biotooptypen binnen het plangebied aanwezig zijn.
ken binnen en in de omgeving van het plangebied. Op grond van de geconstateerde biotooptypen tijdens het veldbezoek is de “houdbaarheid” van de literatuurgegevens beoordeeld en alleen relevante gegevens zijn in dit rapport betrokken bij de toetsing aan de natuurwetgeving. Tenslotte is ook gebruik gemaakt van de gegevens uit het Achtergronddocument bij het Natura2000-beheerplan voor De Wieden en De Weerribben (Valk et al., 2008). Deze gegevens vormen een verdere ondersteuning voor de toetsing van de effecten van de dorpsuitbreiding op de beide Natura2000-gebieden.
10
2 Voorgenomen ingreep De voorliggende natuurtoets heeft betrekking op een voorgenomen dorpsuitbreiding aan de zuidzijde van Scheerwolde (zie afbeelding 1 en 2). Dit hoofdstuk beschrijft het ontwerp van de dorpsuitbreiding en de wijze waarop deze gerealiseerd wordt.
2.1
Toekomstige situatie De dorpsuitbreiding bij de kern Scheerwolde bestaat in principe uit twee delen. Allereerst worden binnen de uitbreiding maximaal 50 nieuwe eenheden gebouwd. Het betreft maximaal 34 kavels voor woningen (vrijstaand en twee-onder-een-kap) en twee kavels voor tweemaal 8 appartementen. Daarnaast worden de huidige aanlegplaatsen van de watersportvereniging van Scheerwolde aan het Steenwijkerdiep verplaatst. De aanlegplaatsen worden binnen het nieuwe plan opgenomen. Afbeelding 2 geeft het schetsontwerp van de uitbreidingslocatie weer.
Afbeelding 2: Schetsontwerp voor de uitbreiding van de kern Scheerwolde (bron: Kragten, 2008).
11
Het bestemmingsplan kent slechts enkele bestemmingen (Braun et al., 2010): Water/jachthaven, bedoeld als visueel water en water om te bevaren met relatief kleine boten/jachten. Het water krijgt een diepte die vergelijkbaar is met de diepte van het Steenwijkerdiep. Wonen, zowel vrijstaand als twee-onder-een-kap (langs de Scheerwolderweg) alsmede twee locaties voor de realisatie van samen maximaal 16 appartementen. Verkeer. Groen, een centraal in het plan gelegen ‘schiereiland’, dat wordt ingericht als openbaar groen. Daarnaast is groen gelegen langs het Steenwijkerdiep, ter (gedeeltelijke) visuele afscherming van de nieuwe woningen ten opzichte van het Steenwijkerdiep. Belangrijk onderdeel van de uitbreiding is water: alle percelen grenzen aan het water. Ten behoeve van de nieuwbouw wordt het terrein opgehoogd (zie ook paragraaf 2.2). De waterpartijen binnen het plangebied worden gerealiseerd door het onderbreken van de dijk van het Steenwijkerdiep, waarmee tevens een verbinding tussen deze watergang en het plangebied wordt gecreëerd. Door de lage ligging van de niet-opgehoogde delen stroomt het water vanuit het Steenwijkerdiep het plangebied in. De woningen worden gerealiseerd op opgehoogde stroken om de droogligging te waarborgen, waarbij de ophoging tevens dienst doet als dijklichaam. Alle grondgebonden woningen krijgen op de kavel een eigen aanlegsteiger aan het water, van waar zij in directe verbinding staan met het Steenwijkerdiep. De woningbouw binnen de uitbreidingslocatie bestaat uit twee gedeelten. Eén gedeelte bestaat uit een schil van woningen langs de Scheerwolderweg. De woningen zijn met de voorzijde gericht naar de Scheerwolderweg. De bestaande groenstructuur (laanbomen) langs de Scheerwolderweg blijft daarbij behouden en wordt versterkt door de aanleg van een groene lob tussen de beide appartementencomplexen (zie afbeelding 2). Het andere deel omvat het zuidelijke deel van de uitbreidingslocatie. Hier worden vrijstaande huizen gerealiseerd op grote kavels (ca. 1.500 m²). De woningen zijn meer gericht op het water. Onderdeel van dit gedeelte vormt tevens de nieuwe aanlegvoorziening voor de watersportvereniging van Scheerwolde. Net als het bestaande deel van de kern Scheerwolde, wordt de uitbreidingslocatie aan de westzijde begrensd door opgaande begroeiing. De oevers van het Steenwijkerdiep, de zuidgrens van de uitbreidingslocatie, worden eveneens voorzien van een natuurlijke, groene afscherming.
12
2.2
Realisatiefase Gezien de aard van de dorpsuitbreiding (te verkopen als bouwkavels) worden de bouwwerkzaamheden op traditionele wijze uitgevoerd. Fundering op staal is hier in principe mogelijk, zodat geen heiwerkzaamheden noodzakelijk zijn. De tijdstippen van bouwwerkzaamheden alsmede de uitvoeringsperiode is deels afhankelijk van de verkoopsnelheid. Momenteel wordt een doorlooptijd verwacht van circa 3 jaar. De bouwkavels en overige terreinen dienen te worden opgehoogd. Ter plaatse van het water wordt niet ontgraven. Aanvullingen vinden in principe in het droge plaats (geen aanvullingen of ‘losse grond’ in water). De totale hoeveelheid grondverzet bedraagt circa 165.000 m³ zand en grond, die wordt aangevoerd vanuit de richting Steenwijk (zie afbeelding 3). Aanvoer vindt plaats per vrachtwagen (over de weg), via de A32, N334 en de N333.
Afbeelding 3: Transportroute voor aan te voeren zand.
Gestart wordt met het opschonen van het terrein en de (te dempen) sloten. Vervolgens worden de beschoeiingen aangebracht en wordt gestart met het aanbrengen van zand en grond ter plaatse van de op te hogen terreindelen. Tegelijkertijd wordt tevens het hoofdrioleringsstelsel aangebracht. Pas na ophoging van het terrein, waarmee tevens de nieuwe kade wordt gerealiseerd, wordt de bestaande kade langs het Steenwijkerdiep op enkele plaatsen doorgebroken voor de noodzakelijke waterverbinding en kan de feitelijke verdere realisatie van de civiele inrichting plaatsvinden. Het doorbreken van de kade langs het Steenwijkerdiep vindt pas plaats na het vullen van de toekomstige waterpartij met water uit het Steenwijkerdiep. Verwacht wordt dat de straten stuk voor stuk woonrijp worden gemaakt (afgewerkt) met tussenpozen van een jaar. Dit zal neerkomen op het tweede en derde jaar van de uitvoeringstermijn. Alsdan vindt ook de inplant van de groene gebieden plaats.
13
Afbeelding 4: Ligging plangebied in de regio.
Afbeelding 5: Ligging plangebied ten opzichte van snelwegen.
14
3 Ligging van het plangebied De uitbreidingslocatie is gelegen aan de zuidzijde van de kern Scheerwolde. In dit hoofdstuk worden het plangebied en de belangrijkste relaties met de omgeving kort beschreven.
3.1
Kernen en wegen De uitbreidingslocatie, met een oppervlakte van circa 11,5 ha, bevindt zich direct ten zuiden van Scheerwolde en sluit aan bij de bestaande kern ten noorden van de Scheerwolderweg. Scheerwolde is een kleine kern (circa 760 inwoners in 2007) binnen de gemeente Steenwijkerland. De kern bevindt zich ten noorden van het Steenwijkerdiep en ten oosten van de Wetering. In de omgeving van Scheerwolde zijn grotere plaatsen aanwezig, te weten Steenwijk ten noordoosten en Blokzijl ten zuidwesten van Scheerwolde. Ook is Giethoorn vlak bij Scheerwolde
in afbeelding 4. Scheerwolde is niet gelegen aan een doorgaande provinciale weg. Vanaf de N333 tussen Steenwijk en Blokzijl, is Scheerwolde te bereiken via de Koolweg en de Scheerwolderweg. Daarbij wordt het Steenwijkerdiep via een brug overgestoken. Via de N333/N331 kan vanuit Scheerwolde de A6 bij Emmeloord en de A32 bij Steenwijk bereikt worden. Via secundaire wegen zijn vanuit Scheerwolde de buurtschappen Nederland en Wetering bereikbaar. De belangrijkste wegenstructuur in de omgeving van Scheerwolde is aangegeven in afbeelding 5.
15
Afbeelding 6: Ligging plangebied t.o.v. Natura2000 (groen) en de EHS (arcering).
Afbeelding 7: Afstand plangebied tot Natura 2000.
16
3.2
Natuurgebieden De gronden die grenzen aan de kern Scheerwolde, waaronder ook de uitbreidingslocatie, zijn momenteel in agrarisch gebruik. Deze gronden zijn niet aangewezen als beschermd natuurgebied en/of Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De houtkanten aan de oost-, west- en noordzijde van Scheerwolde maken overigens wel onderdeel uit van de EHS. Aan de westzijde van de Wetering bevinden zich eveneens EHS-gronden. Het betreft hier zowel landbouwgronden, als bestaand natuurgebied (zie afbeelding 6). Op enige afstand van Scheerwolde bevinden zich beschermde natuurgebieden. Ten westen van Scheerwolde bevindt zich het Natura2000-gebied De Weerribben (zie afbeelding 7). Het Natura2000-gebied is gelegen aan de westzijde van de Wetering. De afstand tussen de uitbreidingslocatie en de oost- en noordgrens van De Weerribben bedraagt minimaal circa 750 meter. Ten zuiden van de N333 is daarnaast het Natura2000-gebied De Wieden gelegen (zie afbeelding 7), waarbij de N333 de grens vormt tussen Weerribben en Wieden. Het Natura2000gebied De Wieden is groter dan de Weerribben en bestaat uit meer open water. De afstand tussen de uitbreidingslocatie en De Wieden bedraagt minimaal circa 1,5 km.
17
Tarwe
Gerst
Grasland
Maïs
Aardappel
Extensief grasland
Afbeelding 8: Kenmerken omgeving Scheerwolde: agrarisch landschap.
18
4 Plangebied in het landschap Dit hoofdstuk beschrijft de landschappelijke karakteristieken van het landschap binnen de uitbreidingslocatie en de ruimere omgeving.
4.1
Landschappelijke karakteristieken plangebied Het plangebied en de aangrenzende percelen zijn momenteel in agrarisch gebruik. Binnen het plangebied wordt het landgebruik gevormd door grasland en maïsteelt. Op de aangrenzende precelen worden ook aardappelen, gerst en tarwe verbouwd (zie afbeelding 8). De agrarische percelen worden veelal gescheiden door smalle sloten en het gebied heeft een open karakter. De openheid wordt alleen verbroken door de houtwallen aan de oost-, west- en noordzijde van Scheerwolde en de bomenrij langs de Scheerwolderweg. De foto’s in afbeelding 9 en 10 geven een indruk van de karakteristieken van het plangebied. Aan de westzijde van de Wetering heeft het agrarisch gebied een iets ander karakter. Hier zijn minder intensief gebruikte graslanden aanwezig. Op termijn zal hier natuurontwikkeling plaatsvinden, daar de gronden zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (zie ook hoofdstuk 2).
Afbeelding 9: Blik op plangebied (links) vanaf de Scheerwolderweg (bron: Kragten).
Afbeelding 10: Blik op het plangebied vanuit het zuiden (bron: Kragten).
Het plangebied voor de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde ligt in een jonge veenontginning. Dit landschap is ontstaan als gevolg van inpoldering, veen-/turfwinning en ontginning achter de voormalige zeedijk van de toenmalige Zuiderzee. Het polderlandschap kenmerkt zich door een ontginningsbasis van rechte wegen en watergangen, waaraan langgerekte, smalle kavels zijn ontstaan. De gemiddelde kavelgrootte in het agrarisch gebied rondom Scheerwolde bedraagt 2 ha. De openheid van het landschap is, als gevolg van het rationele agrarisch gebruik, groot. In het verleden bestond het landgebruik in de polders voornamelijk uit grasland, vanwege de natte omstandigheden als gevolg van de lage ligging. Met de huidige mogelijkheden tot ontwatering, is akkerbouw echter eveneens mogelijk geworden in de polders. De verkaveling in het plangebied is overwegend noord-oostgericht. Deze verkaveling is ontstaan vanuit de ontginningsbasis Steenwijkerdiep. In de omgeving van het plangebied is de verkaveling ook veelal oost-westgericht, waarbij als ontginningsbasis de Wetering aangewezen kan worden. De watergangen hadden ten tijde van de ontginningen tot doel de gewonnen turf af te voeren.
19
Afbeelding 11: Landschapstypen.
1. Kraggenlandschap
2. Laagveenontginningslandschap (overgang naar Weerribben)
3. Laagveenontginningslandschap (agrarisch landschap)
Afbeelding 12: Landschapstypen in de omgeving van het plangebied.
20
4.2
Landschappelijke karakteristieken omgeving In de ruimere omgeving van Scheerwolde komen diverse andere landschapstypen voor, naast het laagveenontginningslandschap (zie afbeelding 11 en 12). Ten westen van het plangebied, ter plekke van de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden, kan het kraggenlandschap worden onderscheiden. Kraggen zijn drijvende pakketten dode plantenwortels die als groeiplaats dienen voor riet en andere plantensoorten van natte milieus. Ook het kraggenlandschap vindt zijn oorsprong in de veen-/turfwinning. Het oude, kleinschalige patroon van uitgebaggerde pet- of trekgaten, opgehoogde legakkers (ribben) waar de turf werd gedroogd en veenplassen en –putten is over het algemeen nog goed zichtbaar. Het kraggenlandschap is echter niet ontwaterd en in cultuur genomen als landbouwgrond. Binnen dit landschapstype werden de veenmosrietlanden, riet- en andere open moeraslanden vanouds gebruikt als hooilanden en voor de winning van riet, veenmos en dergelijke. Deze activiteiten houden de successie naar ruigte- en bosgemeenschappen tegen, zodat het landschap open blijft. Ook vandaag de dag vindt op diverse plekken nog rietoogst plaats binnen de Weerribben en de Wieden, zodat de openheid deels behouden blijft. Ten noordoosten van Scheerwolde, in de nabijheid van Steenwijk, en aan de zuidwestzijde van de Wieden kan het landschap gekarakteriseerd worden als oud hoevenlandschap. Tot dit landschapstype behoren de gronden die al eeuwenlang in gebruik zijn als agrarische gronden. De verkaveling is hier onregelmatiger dan in de polderlandschappen, zowel qua vorm als qua oriëntatie van de kavels. Tussen deze onregelmatige kavels slingeren wegen door het landschap. De gronden binnen dit landschapstype worden in de omgeving van Scheerwolde met name gebruikt voor akkerbouw. De kavels zijn iets groter dan in het laagveenontginningslandschap, met een gemiddelde oppervlakte van circa 3 ha. Aan de westzijde van de Weerribben en de Wieden bevindt zich een band die aangeduid kan worden als zeekleilandschap. Dit landschapstype is ontstaan door de invloed van de getijdenwerking van de voormalige Zuiderzee. Door de aanvoer van slib/klei bij vloed zijn de gronden langzaamaan opgehoogd en boven de getijdenniveaus van de Zuiderzee komen te liggen. Net als het oude hoevenlandschap is het zeekleilandschap al zeer lang door de mens in gebruik voor bewoning en landbouwkundig gebruik. Het zeekleilandschap wordt momenteel gekenmerkt door openheid en intensief agrarisch gebruik (met name grasland). De gemiddelde kavelgrootte is dan ook hoger dan in het laagveenontginningslandschap en in het oude hoevenlandschap en bedraagt circa 4 ha. Het meest grootschalige en rationeel verkavelde landschap in de omgeving van Scheerwolde bevindt zich ten westen van het zeekleilandschap. Het landschap is gevormd na drooglegging van de Noord-Oostpolder. Het nieuw verworven land is verdeeld in grote, blokvormige percelen langs rechte wegen en waterlopen. De verspreid gelegen boerderijen bevinden zich op regelmatige afstanden van elkaar langs de wegen. Het gebied is voornamelijk in gebruik als akkerland (maïs, granen en bloembollen), waarbij de kavels een gemiddelde oppervlakte hebben van 24 ha.
21
22
5 Toetsing Flora- en Faunawet Het eerste gedeelte van de natuurtoets bestaat uit een toetsing aan de Flora- en faunawet. Daartoe wordt allereerst kort ingegaan op de werking van deze wet. Daarna wordt aangegeven welke natuurwaarden binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan aanwezig zijn, die beschermd zijn krachtens de Flora- en faunawet. Tenslotte worden de effecten op deze natuurwaarden uiteengezet, waarbij zowel wordt ingegaan op de realisatiefase als op de toekomstige situatie.
5.1
Flora- en faunawet De bescherming van zowel inheemse als uitheemse, in het wild levende dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet bevat een algemeen (passief) beschermingsregime voor aangewezen planten- en diersoorten. Daarnaast zijn in de Flora- en faunawet beschermde leefgebieden aangewezen voor de instandhouding van beschermde soorten. De Europese Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn zijn in onze nationale Flora- en faunawet geïmplementeerd. ! " " # $ $ beschadigen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8 Floraen faunawet). Ten aanzien van de fauna geldt dat het verboden is beschermde dieren in hun natuurlijke leefomgeving te doden of te verwonden, opzettelijk te verontrusten of voortplantingsplaatsen (bijvoorbeeld nesten) te verstoren, te beschadigen of weg te nemen (artikel 9 t/m13 Flora- en faunawet). In het Besluit van 10 september 2004 (AMvB artikel 75) wordt "
# "
#
bij mogelijk negatieve effecten. De beschermde soorten zijn hiertoe ingedeeld in een drietal categorieën (tabellen): 1. 2. 3.
Algemene soorten. ‘Overige’ soorten en alle vogelsoorten. Soorten van bijlage IV van de Habitatrichtlijn en soorten van bijlage I van de AMvB.
Voor de algemene soorten (tabel 1, AMvB artikel 75) geldt een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 # beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkeling. Voor andere activiteiten
%
" &
afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Voor ‘overige’ soorten (tabel 2, AMvB artikel 75) en alle vogelsoorten geldt dat voor activiteiten #
$ # " # ontwikkeling, vrijstelling voor artikel 8 t/m12 van de Flora- en faunawet wordt verleend, mits de activiteiten worden uitgevoerd op basis van een (door de minister goedgekeurde) gedrags '
'
* " +$
worpen aan de uitgebreide toets (zie steng beschermde soorten). Voor streng beschermde soorten (tabel 3, AMvB artikel 75) geldt dat voor activiteiten die te #
#$ verleend voor artikel 8 t/m12 van de Flora- en faunawet, mits gewerkt wordt volgens een ge ' " # ##
# # ' bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik in de land- en bosbouw wordt géén vrij-
23
stelling verleend voor het opzettelijk verontrusten (artikel 10 Flora- en faunawet) van soorten ;
" #
tabel 3 wordt getoetst aan drie criteria ( de zogenaamde uitgebreide toets): Er is sprake van een in of bij wet genoemd belang. Er is geen alternatief. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
5.2
Natuurwaarden plangebied Om na te gaan of binnen het plangebied planten- en/of diersoorten aanwezig zijn, die beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet, zijn diverse onderzoeken geraadpleegd. Het betreft daarbij onderzoeken naar het voorkomen van beschermde soorten in het algemeen (Mulder en De Boer, 2007) en vleermuizen in het bijzonder (Brekelmans en Brandjes, 2007). Beide onderzoeken zijn uitgevoerd in 2007. Uit veldbezoek is gebleken, dat de situatie in het plangebied en de directe omgeving hiervan sinds 2007 niet veranderd is, zodat kan worden aangenomen dat deze onderzoeken nog steeds een goed beeld geven van de aanwezige natuurwaarden. In het onderzoek dat door Mulder en De Boer (2007) is uitgevoerd, is binnen het plangebied en de directe omgeving gezocht naar (sporen van) beschermde soorten uit diverse relevante soortgroepen. Daartoe zijn meerdere veldbezoeken gebracht aan het gebied en verschillende onderzoeksmethoden toegepast om een goed beeld te krijgen van de soortenrijkdom. Bij dit onderzoek zijn verschillende beschermde soorten waargenomen. Hieronder wordt nader ingegaan op de soorten waarvoor geen automatische vrijstelling van vergunningplicht geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen (soorten uit tabel 2 of 3, AMvB artikel 75 van de Flora- en faunawet) en die binnen het plangebied zijn aangetroffen of worden verwacht. In de watergang/greppel aan de noordzijde van het plangebied, langs de Scheerwolderweg, werd tijdens het onderzoek in één van de uitgezette fuiken een grote modderkruiper gevangen. Deze soort is streng beschermd krachtens de Flora- en faunawet (tabel 3, AMvB artikel 75) en
Afbeelding 13: Vangstlocatie van de grote modderkruiper in het plangebied (bron: Mulder en De Boer, 2007).
24
daarnaast opgenomen in de Habitatrichtlijn. De vangstlocatie van de grote modderkruiper is aangegeven in afbeelding 13. Verder blijkt uit het onderzoek van Mulder en De Boer (2007) dat in de knotwilgen aan de zuidrand van het plangebied holten aanwezig zijn, die mogelijk geschikt zijn als broedlocatie voor bijvoorbeeld spechten of uilen. Ten tijde van de veldinventarisaties waren deze niet bewoond. In gebruik zijnde broedholten zijn op grond van de Flora- en faunawet eveneens streng beschermd en mogen niet worden vernietigd. IIn het onderzoek van Mulder en De Boer (2007) wordt melding gemaakt van het voorkomen van een kolonie van de meervleermuis in de kern Scheerwolde. Een onderzoek van Brekelmans en Brandjes (2007) levert hierover nadere informatie. De meervleermuis vindt zijn verblijfplaatsen in bebouwing. Dit geldt zowel voor de zomer- als de winterverblijfplaatsen. Bekend was reeds, dat in Scheerwolde een kraamkolonie van de meervleermuis aanwezig is. De kraamkolonie bevindt zich buiten het plangebied, vlakbij de brink in Scheerwolde (zie afbeelding 14). Op basis van de soortkenmerken en de eigenschappen van de omgeving van het plangebied hebben Brekelmans en Brandjes (2007) de vaste vliegroutes en het foerageergebied van de meervleermuizen uit deze kraamkolonie vastgesteld. Meervleermuizen maken gebruik van vaste vliegroutes tussen hun verblijfplaatsen en foerageergebieden. Zij volgen daarbij opgaande structuren, zoals bomenrijen, opgaande oeverbegroeiing, maar ook lijnvormige watergangen. Meervleermuizen mijden open terreinen. Op grond hiervan kan worden gesteld dat de beplanting aan de oostzijde van Scheerwolde rond het dorp en de sportvelden en het Steenwijkerdiep dienst doen als vaste vliegroute voor de meervleermuis (zie afbeelding 14). Het plangebied voor de dorpsuitbreiding vormt geen geschikte vliegroute voor de meervleermuis, aangezien binnen het plangebied geen opgaande begroeiing of grotere watergangen aanwezig zijn. Meervleermuizen foerageren bij voorkeur boven open water. Zij hebben daarbij een voorkeur voor gebieden met een rijke oeverbegroeiing met riet en een grillig verlopend oeverpatroon. Ook boven natte weilanden en akkers wordt wel gefoerageerd. Het plangebied is echter niet zeer geschikt voor de meervleermuis, daar hier met name goed ontwaterd en derhalve droog akker- en grasland aanwezig is. Waarnemingen van meervleermuizen zijn hier dan ook niet
Afbeelding 14: Verblijfplaats en vaste vliegroutes van de meervleermuiskolonie in Scheerwolde (bron: Brekelmans en Brandjes, 2007).
25
bekend. Het Steenwijkerdiep aan de zuidzijde van het plangebied vormt echter wel geschikt foerageergebied, gezien de aanwezigheid van met riet begroeide oevers. Het Steenwijkerdiep vormt dan ook zowel een vaste vliegroute als foerageergebied voor de meervleermuis (Brekelmans en Brandjes, 2007). Naast de meervleermuis zouden ook andere vleermuissoorten van het plangebied gebruik kunnen maken. Het betreft watervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis (Brekelmans en Brandjes, 2007). Kolonies van de laatvlieger en de gewone dwergvleermuis zijn bekend op enige afstand van het plangebied (meerdere kilometers); het plangebied zelf biedt voor vleermuissoorten echter geen geschikte verblijfplaatsen (Brekelmans en Brandjes, 2007). Waarnemingen van de genoemde soorten zijn binnen het plangebied evenmin bekend, maar het is mogelijk dat de laanbeplanting aan de Scheerwolderweg dienst doet als vaste vliegroute. Het plangebied vormt voor vleermuizen momenteel geen geschikt foerageergebied (Brekelmans en Brandjes, 2007).
5.3
Effectbeoordeling Binnen en in de omgeving van het plangebied dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van grote modderkruiper, meervleermuis en eventuele broedvogels. Bij de effectbeoordeling wordt onderscheid gemaakt in de realisatiefase en het toekomstig gebruik.
5.3.1
Realisatiefase Achtereenvolgens wordt ingegaan op de effecten die de bouw van de nieuwe woningen zal hebben op de grote modderkruiper, de meervleermuis en eventueel aanwezige broedvogels. Grote modderkruiper De grote modderkruiper is aangetroffen in de sloot die de noordgrens vormt van het plangebied voor de dorpsuitbreiding. Tijdens de realisatiefase wordt deze sloot gedempt, zodat het leefgebied van de grote modderkruiper verloren gaat en de mogelijkheid zelfs bestaat dat grote modderkruipers gedood worden. = " #
>??@
* J $ >??@Q "" X Y[\]Y>??@Y?>>@+ '
>??@$ " $ grote modderkruipers uit de sloot weggevist en overgezet naar een sloot aan de overzijde van de Scheerwolderweg, waaraan geen werkzaamheden plaatsvinden. In totaal zijn in het te dempen slootgedeelte zeven grote modderkruipers gevangen (Gooswilligen en De Jong, 2008). Voornemen was om de sloot vervolgens te dempen. Dit is echter niet gebeurd, daar vertragingen opgetreden zijn in de planvoorbereiding. Het is derhalve mogelijk dat zich opnieuw grote modderkruipers gevestigd hebben in het te dempen slootgedeelte. Voor het dempen van de #
faunawet aangevraagd, waarbij de grote modderkruipers opnieuw weggevist en overgezet zullen worden. Daarmee worden negatieve effecten op de populatie grote modderkruipers in en nabij het plangebied voorkomen. _ #" *" #+ # "
" " ` * {$ |}~
# [\+ '
# #
26
het dempen van de sloot, maar er dient wel zorvuldig gehandeld te worden om negatieve effecten zoveel mogelijk te voorkomen. dat betekent dat het dempen van de sloot vanuit één zijde " $
" ` # Tevens dient bij voorkeur buiten het voortplantingsseizoen en buiten de winterrustperiode van
" ` # Meervleermuis Het plangebied vormt momenteel geen verblijfplaats of foerageergebied voor de meervleermuis. Het Steenwijkerdiep, direct ten zuiden van het plangebied, vormt echter wel een foerageergebied en vaste vliegroute voor de meervleermuis. Effecten op het foerageergebied en de vaste vliegroute worden tijdens de realisatiefase voorkomen door alleen overdag te werken binnen het plangebied gedurende de periode dat vleermuizen actief zijn (zonsondergang tot zonsopgang in de periode februari tot oktober). Hierdoor is het niet nodig werkverlichting te plaatsen binnen het plangebied. Uitstraling van licht, en daarmee verstoring van meervleermuizen, treedt hierdoor niet op. De begroeiing die momenteel aanwezig is op de oever van het Steenwijkerdiep, zal behouden blijven, zodat geen onderbreking in de vaste vliegroute optreedt. Tenslotte zal ook het verwijderen van de ligplaatsen aan het Steenwijkerdiep, die worden verplaatst naar een locatie binnen het plangebied (zie afbeelding 1), alleen overdag plaatsvinden. De realisatiefase zal derhalve niet leiden tot negatieve effecten op de meervleermuis. Het plangebied is momenteel niet of nauwelijks geschikt voor overige vleermuissoorten. Alleen de laanbeplanting aan de Scheerwolderweg wordt mogelijk gebruikt als vaste vliegroute. Aangezien deze laanbeplanting gehandhaafd blijft en werkzaamheden alleen overdag plaatsvinden (geen bouwlampen), komt het functioneren van de vaste vliegroute niet in gevaar. Broedvogels Gegevens betreffende broedvogels zijn voor het plangebied niet beschikbaar. De agrarische gronden zijn echter in potentie geschikt als broedgebied voor akker- en weidevogels. Het bouwrijp maken van het terrein zal dan ook in principe plaatsvinden buiten het broedseizoen, zodat verstoring van broedende vogels wordt voorkomen. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt vooraf aan het verwijderen van begroeiing een schouw uitgevoerd om na te gaan of broedgevallen aanwezig zijn binnen het plangebied. Wanneer dat het geval is, wordt gewacht met (delen van) de werkzaamheden totdat de jongen het nest hebben verlaten. Ook wanneer reeds een deel van de werkzaamheden is uitgevoerd, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat broedgevallen binnen het werkterrein optreden. Daartoe worden eventuele zandhopen afgedekt, wordt het ontstaan van ruigte tegengegaan en wordt materiaal/maaisel direct afgevoerd. De knotbomen aan de zuidzijde van het plangebied, langs het Steenwijkerdiep, bevatten holten die mogelijk geschikt zijn als eventuele nestlocatie voor holenbroeders (bijvoorbeeld uilen). Deze knotbomen blijven echter grotendeels gehandhaafd. Alleen daar waar de dijk van het Steenwijkerdiep wordt doorgestoken, zal begroeiing verwijderd moeten worden. Ten tijde van de veldinventarisaties door Mulder en De Boer (2007) waren de bomen niet bewoond door holenbroeders. De te kappen bomen worden echter vooraf geïnspecteerd, om na te gaan of (vaste) nestplaatsen van vogels daadwerkelijk afwezig zijn. De holten vormen overigens, gezien de beperkte diepte, geen geschikte verblijfplaats voor vleermuizen.
27
5.3.2
Toekomstig gebruik Het landgebruik binnen het plangebied verandert van agrarisch gebruik in woongebied. De effecten van dit gewijzigd landgebruik op de grote modderkruiper, meervleermuis en broedvogels worden in deze paragraaf aangegeven. Grote modderkruiper De aanwezige grote modderkruipers in de te dempen sloot worden voorafgaand aan de werkzaamheden weggevangen en worden uitgezet in een sloot in de nabijheid, waar geen werkzaamheden plaats zullen vinden. Na de realisatiefase zullen er in het plangebied niet langer grote modderkruipers aanwezig zijn. Het toekomstig gebruik zal dan ook geen effect hebben op de grote modderkruiper.
Afbeelding 15: Mogelijke toekomstige vliegroutes van de meervleermuis door het plangebied (bron: Brekelmans en Brandjes, 2007).
28
Meervleermuis Het Steenwijkerdiep wordt door de meervleermuis gebruikt als foerageergebied en als vaste vliegroute. De situatie ter hoogte van de oevers verandert door de realisatie van de nieuwbouwplannen. Op twee plekken wordt de bestaande dijk van het Steenwijkerdiep doorgestoken. Dit leidt tot een korte onderbreking van de oever, wat echter niet zal leiden tot een onderbreking in de vaste vliegroute voor de meervleermuis. De randen van de uitbreidingslocatie aan de zijde van het Steenwijkerdiep worden voorzien van een groene buffer, die de oeverbegroeiing versterkt en uitstraling van licht vanuit de uitbreidingslocatie richting het Steenwijkerdiep voorkomt. Tevens wordt in het bestemmingsplan opgenomen dat in deze randzone geen verlichting mag worden geplaatst. Op deze wijze worden negatieve effecten van lichtuitstraling op de vaste vliegroute van de meervleermuis vanuit de uitbreidingslocatie voorkomen. Doordat de huidige aanlegplaatsen van de watersportvereniging aan het Steenwijkerdiep worden verplaatst naar een locatie binnen het plangebied, wordt de groene oever niet langer onderbroken. Ook is hier geen verlichting meer noodzakelijk. Ter hoogte van het plangebied zal dan ook niet langer verlichting aanwezig zijn op de oever van het Steenwijkerdiep. In de huidige situatie is het open, agrarisch gebruikte plangebied niet geschikt als foerageergebied of als vaste vliegroute voor de meervleermuis. In de toekomstige situatie is in het plangebied echter open water en opgaande begroeiing (openbaar groen en tuinbeplanting) aanwezig. Het plangebied wordt hierdoor aantrekkelijk voor de meervleermuis, zowel als foerageergebied als als vaste vliegroute (Brekelmans en Brandjes, 2007). De mogelijke vliegroute voor de meervleermuis binnen het plangebied is weergegeven in afbeelding 15. Voordeel van deze nieuwe vliegroute is dat de meervleermuizen niet langer de Kooibrug (Scheerwolderweg over het Steenwijkerdiep) hoeven te passeren. Deze brug is ’s nachts verlicht ten behoeve van de verkeersveiligheid, wat echter ongunstig is voor vleermuizen. Verder kan het nieuw ontstane oppervlaktewater binnen de uitbreidingslocatie dienst doen als foerageergebied voor de meervleermuis, met name daar waar enig opgaand groen op de oevers aanwezig is. De functie van de uitbreidingslocatie als foerageergebied en vaste vliegroute voor de meervleermuis wordt op deze wijze verstrekt.
"
"$ # #
" richting van het plangebied. Gewone dwergvleermuis en laatvlieger jagen bijvoorbeeld graag in de beschutting van opgaand groen. Door de toevoeging van openbaar groen en tuinbeplanting verbetert de geschiktheid van het plangebied als foerageergebied voor deze soorten. De water
" # " Broedvogels Daar het karakter van het plangebied aanzienlijk wijzigt door de bouw van de woningen, is het plangebied in de toekomst niet meer geschikt als broedgebied voor akker- en weidevogels. In de directe omgeving blijven echter grote oppervlakten agrarisch gebied aanwezig, zodat akkeren weidevogels nog steeds voldoende broedgelegenheid vinden rondom Scheerwolde. Negatieve effecten op deze soorten als gevolg van het gebruik van het plangebied als woongebied zijn dan ook niet te verwachten. Binnen het plangebied zal de hoeveelheid opgaande begroeiing toenemen. De oeverzone van het Steenwijkerdiep wordt versterkt met een groenzone aan de zuidrand van het plangebied. Het centrale deel van de uitbreidingslocatie wordt eveneens groen ingericht en krijgt een parkachtige uitstraling, met gazons, solitaire bomen en eventueel enig struweel. Tenslotte zullen
29
de nieuwe inwoners van de uitbreidingslocatie hun tuinen aanleggen met gazons, borders, heggen, struweel en solitaire bomen. Door deze afwisseling in begroeiing zal het plangebied interessant worden als broedgebied voor algemeen voorkomende watervogels en voor tuin- en # #
30
6 Voortoets Natuurbeschemingswet 1998 De bescherming van bijzondere natuurgebieden is in Nederland vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden (zie ook hoofdstuk 3). In dit hoofdstuk wordt nagegaan of deze Natura2000-gebieden negatieve effecten kunnen ondervinden van de voorgenomen dorpsuitbreiding bij Scheerwolde. Allereerst wordt echter kort ingegaan op de werking van de Natuurbeschermingswet 1998.
6.1
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet 1998 richt zich op beheer, herstel en bescherming van de Natura2000-gebieden (Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebieden). Ter bescherming van de natuurwaarden waarvoor de verschillende Natura2000-gebieden zijn aangewezen, " # #
verstorend effect hebben op soorten, niet worden uitgevoerd zonder een zorgvuldige afweging. Hierbij is van belang dat de Natuurbeschermingswet 1998 een zogenaamde ‘externe werking’ kent. Dit houdt in, dat ook projecten buiten beschermde gebieden vergunningplichtig kunnen zijn, wanneer zij een negatief effect hebben op het beschermde gebied. Om de effecten, de noodzakelijke beoordeling van de effecten en de noodzaak tot vergunningaanvraag te beoordelen, wordt een stroomschema gebruikt (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005). Dit schema is weergegeven in afbeelding 16. In dit hoofdstuk is de eerste stap uit dit stroomschema opgenomen: de oriëntatiefase/ voortoets.
6.2
Relevante Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten De beide Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden zijn aangewezen voor diverse Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Deze Habitattypen en soorten hebben echter niet allemaal een relatie met het plangebied voor de dorpsuitbreiding, dat buiten de Natura2000-gebieden gelegen is. In deze paragraaf wordt aangegeven welke Habitattypen en Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten als relevant kunnen worden beschouwd voor de effectbeoordeling.
6.2.1
Habitattypen Voor de Habitattypen kan worden aangenomen dat deze geen directe relatie hebben met het plangebied, daar de Habitattypen allemaal op grote afstand van het plangebied gelegen zijn (meer dan 1,5 km). De aanwezige habitattypen zijn met name gevoelig voor veranderingen in de waterhuishouding (kwaliteit en kwantiteit).Het oppervlaktewater binnen het plangebied wordt gerealiseerd door het doorsteken van de dijk van het Steenwijkerdiep. Door de lage ligging van de polder loopt deze op natuurlijke wijze onder water, afgraving van de bodem is daarbij niet noodzakelijk. Dat betekent tevens dat geen ingrepen noodzakelijk zijn waarbij de veenlagen in de ondergrond worden aangetast. Hierdoor wordt voorkomen dat vertering van veen, en daarmee het vrijkomen van fosfaten, optreedt. Het peil van het Steenwijkerdiep wordt niet gewijzigd ten behoeve van de dorpsuitbreiding. De woningen worden aangelegd op opgehoogde stroken, die tevens
31
Afbeelding 16: Stroomschema ter beoordeling van effecten op Natura2000-gebieden en de noodzaak tot vergunningaanvraag (bron: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2007).
32
dienst doen als nieuwe dijk voor het Steenwijkerdiep en het achterland. De waterkwaliteit en –kwantiteit van het oppervlaktewater zullen dan ook niet wijzigen als gevolg van de dorpsuitbreiding (Valk et al., 2008; Strijkstra, 2009; Kragten, 2010). De dorpsuitbreiding zal leiden tot een relatief kleine toename van de vuilwaterbelasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) Steenwijk. Vuilwater leidt, ook na zuivering, tot belasting van het oppervlaktewater met onder andere fosfaten. Momenteel kent de rwzi Steenwijk een vuilwaterbelasting van circa 50.000 inwonerequivalenten. Door de dorpsuitbreiding komen hier circa 150 inwonerequivalenten bij. Deze toename is zeer gering, waardoor de extra belasting van oppervlaktewater met fosfaten als gevolg van de dorpsuitbreiding verwaarloosbaar klein is. Door de realisatie van nieuwe zuiveringstechnieken bij de rwzi en afkoppeling van hemelwater zal de fosfaatbelasting van oppervlaktewater in de toekomt verder afnemen. Tevens staat tegenover de (geringe) toename van de vuilwaterbelasting, dat de gronden binnen het plangebied niet langer worden bemest voor landbouwkundig gebruik. Hierdoor vindt niet langer uitspoeling van meststoffen richting oppervlakte- en grondwater plaats (Kragten, 2010). Regenwater dat valt op verhard oppervlak, zal binnen het plangebied worden opgevangen en geleid worden naar het oppervlaktewater en daarmee naar het Steenwijkerdiep. In de huidige
$ " uitmonden in het Steenwijkerdiep. Regenwater wordt zodoende niet onttrokken aan het gronden oppervlaktewater, zodat de waterbalans nagenoeg neutraal blijft. Door bij de uitvoer van de dorpsuitbreiding tevens rekening te houden met de maatregelen die zijn opgenomen in de watertoets, wordt tevens voorkomen dat wateroverlast optreedt in de omgeving door stijgende dan wel dalende grondwaterspiegels en het plan zoveel mogelijk “waterneutraal” kan worden uitgevoerd (Braun et al., 2010). De lichte stijging van de grondwaterstand binnen het plangebied leidt ertoe dat het mineralisatieproces in de veenbodem stopt, zodat minder voedingsstoffen vrijkomen (Kragten, 2010). Naast de aanvoer van fosfaatrijk oppervlakte- en grondwater, wat een negatief effect kan hebben op de Habitattypen van de Natura2000-gebieden, kan ook (recreatie)scheepvaart leiden tot negatieve effecten. Door realisatie van de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde neemt het aantal aanlegplaatsen toe met 34 ligplaatsen. De woningen worden namelijk voorzien van een eigen ligplaats bij de kavel (vaste ligplaatsen van bewoners, geen passantenhaven). De beide appartementengebouwen krijgen geen aanlegplaatsen. Bij het verplaatsen van de aanlegplaatsen van de watersportvereniging naar een locatie binnen de uitbreidingslocatie worden geen extra ligplaatsen voorzien. Het totaal aantal mensen op jaarbasis dat een bezoek brengt aan de Weerribben en de Wieden is slechts globaal bekend. Voor de Weerribben wordt een inschatting gemaakt van circa 1 tot 1,5 miljoen bezoekers per jaar, hoewel dit mogelijk aan de hoge kant is. Voor de Wieden wordt uitgegaan van circa 500.000 bezoekers per jaar, maar ook dit is slechts een ruwe schatting (Hut et al., 2009). Aangezien de beide Natura2000-gebieden met name vanaf het water goed beleefbaar zijn, bezoeken veel recreanten de gebieden per boot of kano. Uitgegaan kan worden van enkele tienduizenden bezoeken per boot/kano per jaar (Hut et al., 2009). Wanneer van deze ruwe schattingen van het aantal bezoekers en het aantal boten per jaar wordt uitgegaan, dan zal de toename in bezoekers en boten als gevolg van de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde met 34 woningen/ligplaatsen en 16 appartementen slechts zeer gering zijn. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat deze zeer geringe toename leidt tot negatieve effecten op de Habitattypen van de beide Natura2000-gebieden.
33
Tabel 1: Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten van de Weerribben en/of de Wieden. Aangegeven is of de soorten mogelijk een relatie hebben met het plangebied.
34
Tenslotte zullen ook de aanlegwerkzaamheden geen effecten hebben op de Habitattypen binnen de Natura2000-gebieden. Tijdens de aanlegwerkzaamheden zijn geen ingrepen nodig in de waterhuishouding. Tevens wordt door de wijze van aanleg en inrichting voorkomen dat fosfaten uit de veenlagen in de bodem vrijkomen. Doordat het benodigde zand voor de ophogingen vanuit oostelijke richting wordt aangevoerd (zie ook paragraaf 2.2), zal geen vrachtvervoer door de Weerribben en Wieden plaatsvinden ten behoeve van de dorpsuitbreiding. Geconcludeerd kan worden dat de Habitattypen binnen de Weerribben en de Wieden geen relatie hebben met het plangebied voor de dorpsuitbreiding. Ook kan worden uitgesloten dat negatieve effecten optreden als gevolg van de uitbreidingsplannen (zowel tijdens de aanlegfase als door toekomstig gebruik). De Habitattypen zullen dan ook niet verder worden beschouwd.
6.2.2
Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten De Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden zijn aangewezen voor diverse Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Deze zijn opgenomen in tabel 1, waarbij tevens is aangegeven of deze soorten mogelijk een relatie hebben met het plangebied voor de dorpsuitbreiding (Strijkstra, 2009). In onderstaande tekst wordt een toelichting gegeven op de tabel. De Habitatrichtlijnsoorten zijn voornamelijk aquatische soorten, vissen en ongewervelden. Aangezien de afstand tussen het plangebied voor de dorpsuitbreiding en de beide Natura2000gebieden en de leefgebieden van de Habitatrichtlijnsoorten daarbinnen aanzienlijk is, lijkt het niet voor de hand te liggen dat eventueel in het plangebied voorkomende populaties onderdeel uitmaken van de populaties in de Natura2000-gebieden (Strijkstra, 2009). De grote vuurvlinder en de gevlekte witsnuitlibel zijn soorten die sterk gebonden zijn aan een # *
" $ # # " taties). Deze biotopen zijn binnen het plangebied niet aanwezig, zodat het plangebied geen geschikt leefgebied vormt voor deze beide soorten. Ook voor de rivierdonderpad, geel schorpioenmos en groenknolorchis ontbreekt geschikt biotoop in het plangebied (Strijkstra, 2009). De overige Habitatrichtlijnsoorten, te weten gestreepte waterroofkever, bittervoorn, grote modderkruiper, kleine modderkruiper, meervleermuis en platte schijfhoorn, kunnen gezien hun biotoopeisen en mobiliteit ook buiten de beide Natura2000-gebieden worden aangetroffen (Strijkstra, 2009). Uit de veldinventarisaties die door Mulder en De Boer (2007) zijn uitgevoerd, is inderdaad gebleken dat de grote modderkruiper en de meervleermuis in of in de directe nabijheid van het plangebied voorkomen. De overige habitatrichtlijnsoorten zijn tijdens de inventarisaties echter niet aangetroffen, wat erop duidt dat het plangebied geen geschikt leefgebied vormt voor deze soorten. In dit hoofdstuk wordt dan ook niet verder ingegaan op deze soorten. De aangewezen broedvogels voor de Natura2000-gebieden zullen niet tot broeden komen binnen het plangebied, aangezien dit geen geschikt broedbiotoop biedt voor deze soorten. Wel kan het plangebied voor enkele soorten geschikt foerageergebied of een vliegroute bieden. Dit geldt voor de purperreiger en de zwarte stern (Strijkstra, 2009). De zwarte stern is tevens aangewezen als typische soort voor het Habitattype meren met krabbescheer (H3150), zodat eventuele effecten op de zwarte stern indirect ook kunnen leiden tot effecten op dit Habitattype. In het agrarisch gebied rondom de Natura2000-gebieden worden regelmatig kolganzen en grauwe ganzen waargenomen die hier foerageren. Ook smient en kleine zwaan foerageren wel buiten de Natura2000-gebieden in agrarisch gebied. Derhalve zou ook het plangebied een relatie met deze vogelsoorten kunnen hebben. Het plangebied biedt voor de overige niet-
35
broedvogels geen geschikt rust- of foerageergebied, of de soorten zijn in de omgeving van het plangebied niet bekend (Strijkstra, 2009). Deze soorten worden dan ook niet verder beschouwd binnen dit hoofdstuk.
6.3
Effectbeoordeling Bij de beoordeling van de mogelijke effecten op de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden wordt alleen ingegaan op de relevante Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten, zoals in de vorige paragraaf is toegelicht. Het betreft de volgende soorten: grote modderkruiper, meervleermuis, purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan. Ingegaan wordt zowel op de effecten van de realisatiefase als op de effecten van het toekomstig gebruik van de dorpsuitbreiding op deze soorten.
6.3.1.
Realisatiefase Nagegaan wordt of de realisatiefase kan leiden tot negatieve effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten waarvoor de Weerribben en de Wieden zijn aangewezen. Grote modderkruiper Zoals al in hoofdstuk 5 is aangegeven, komt de grote modderkruiper voor in de sloot aan de noordgrens van het plangebied voor de uitbreidingslocaties. Deze sloot wordt tijdens het bouwrijp maken van het terrein gedempt, waarbij het leefgebied van de grote modderkruiper verloren gaat en zelfs grote modderkruipers gedood kunnen worden, wanneer geen maatregelen ge % #
*
Y[\]Y>??@Y?>>@+$
" derkruipers voorafgaand aan het dempen van de sloot worden weggevist en worden verplaatst naar een sloot in de omgeving, waaraan geen werkzaamheden worden verricht. Grote modderkruipers hebben slechts een beperkte actieradius. Zo worden tijdens de paaitrek slechts afstanden tot maximaal 300 meter afgelegd. Dispersieafstanden zijn naar verwachting eveneens klein (Valk et al., 2008). Het ligt dan ook niet voor de hand dat de aangetroffen populatie grote modderkruipers in het plangebied een relatie heeft met de populaties in de Weerribben en/of de Wieden, aangezien de populaties binnen deze beschermde gebieden op een afstand van 750 meter tot meerdere kilometers van het plangebied aanwezig zijn. De effecten op de grote modderkruiper binnen het plangebied zullen derhalve niet leiden tot effecten op de populaties binnen de Natura2000-gebieden. Meervleermuis De meervleermuizen die gevestigd zijn in bebouwing binnen Scheerwolde gebruiken het Natura2000-gebied De Weerribben als foerageergebied. Zij vliegen via het Steenwijkerdiep in oostelijke richting naar de Weerribben toe. Zoals in paragraaf 5.1 reeds uiteen gezet is, worden de werkzaamheden op zodanige wijze uitgevoerd dat geen negatieve effecten te verwachten zijn op de meervleermuis. De werkzaamheden, zowel binnen het plangebied als aan de oevers bij het verplaatsen van de ligplaatsen, zullen alleen overdag plaatsvinden. Op deze wijze is het verlichten van de bouwplaats, met eventuele uitstraling van licht naar het Steenwijkerdiep, niet nodig. Daarnaast blijft de oeverbegroeiing van het Steenwijkerdiep zoveel mogelijk intact. Alleen daar waar de dijk doorgestoken wordt, zal begroeiing verwijderd worden. De meervleermuizen zullen tijdens de aanlegfase geen negatieve effecten ondervinden van de
36
dorpsuitbreiding. De vaste vliegroute via het Steenwijkerdiep blijft tijdens de realisatiefase geschikt voor de meervleermuis, net als de functie van het Steenwijkerdiep als foerageergebied. Purperreiger Purperreigers broeden in laagveenmoerassen. Het plangebied en de directe omgeving vormen derhalve geen geschikt broedgebied voor de purperreiger. Het foerageergebied van deze soort bestaat uit poldergebieden met een hoge slootdichtheid van goede kwaliteit (Valk et al., 2008). Het plangebied vormt dus wel potentieel geschikt foerageergebied voor de purperreiger, hoewel Valk et al. (2008) aangeven dat de polders ten oosten van de Weerribben naar verwachting slechts een beperkte functie als foerageergebied hebben. De aanwezige kolonie in de Wieden foerageert met name ten oosten van de N334 en ten zuiden van Steenwijk. De beide kleinere kolonies in de Weerribben vinden hun foerageergebied met name ten westen van de Weerribben. De kolonies foerageren ook binnen de Natura2000-gebieden. Eventuele vliegroutes van de purperreiger zullen door de realisatie van de nieuwbouwplannen niet verstoord worden, daar er boven het plangebied geen vliegroute aanwezig is (Valk et al., 2008). Aangezien het plangebied voor de dorpsuitbreiding en de directe omgeving geen onderdeel uitmaakt van belangrijke bekende foerageergebieden van de purperreiger en er evenmin een vliegroute van de purperreiger aanwezig is boven het plangebied, zal de realisatie van de dorpsuitbreiding niet leiden tot negatieve effecten op de puperreigerkolonies in de Weerribben en de Wieden. Zwarte stern De zwarte stern broedt in de Weerribben en Wieden in het kraggenlandschap en aan de randen van grote open wateren. De soort nestelt daarbij op drijvende waterplanten (krabbenscheer). De vogels foerageren bij de grote open wateren in de Natura2000-gebieden en in laagveenweiden met een dicht netwerk van sloten met een goede waterkwaliteit en kruidenrijke oevers. De zwarte sternen in de Weerribben en Wieden zoeken hun voedsel grotendeels in de nabijheid van de kolonies: gemiddeld genomen liggen de foerageergebieden binnen 1 km afstand van de broedkolonies. De belangrijkste voedselgebieden bevinden zich met name aan de westzijde van de Weerribben en de Wieden (Valk et al., 2008). Hieruit blijkt dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van de zwarte stern. Realisatie van de nieuwe woningen ten zuiden van Scheerwolde zal dan ook niet leiden tot negatieve effecten op broedkolonies van de zwarte stern in de Weerribben en de Wieden. Grauwe gans Voor de grauwe gans vormt Nederland, met onder andere de Wieden, zowel een overwinteringsgebied als een onderdeel van de trekroute richting Zuid-Europa. In de afgelopen dertig jaar is de grauwe gans in Nederland echter een standvogel geworden, die ook in Nederland broedt. Als voedselgebieden voor de grauwe gans dienen graslanden, akkers (na de oogst) en rietlanden. Grauwe ganzen rusten op beschut gelegen open wateren (Valk et al., 2008). Bij de tellingen die na 2000 zijn uitgevoerd, zijn binnen het plangebied in geen enkel jaar grauwe ganzen aangetroffen. Ook in de directe omgeving is het aantal ganzen beperkt. Alleen op percelen aan de noordzijde van de Scheerwoldeweg, op circa 500 meter afstand van het plangebied, zijn in 2002 groepen tot 50 grauwe ganzen geteld (Valk et al., 2008). Gezien het grondgebruik is het goed mogelijk dat het plangebied sporadisch door foeragerende ganzen wordt bezocht. Door het bouwrijp maken van het plangebied zullen het aanwezige grasland en de akkers niet langer beschikbaar zijn als foerageergebied voor grauwe ganzen.
37
Lawaai van machines tijdens de realisatiefase kan er daarnaast voor zorgen dat de direct aangrenzende agrarische gronden ook minder geschikt worden als foerageergebied. Dit is echter slechts een tijdelijk effect. Gezien de beperkte aanwezigheid van de grauwe gans nabij het plangebied in vergelijking tot de aanwezigheid binnen de Natura2000-gebieden en de relatief kleine oppervlakte van het plangebied (11,6 ha) ten opzichte van het omringende agrarisch gebied kan echter worden uitgesloten dat de realisatie van de dorpsuitbreiding leidt tot negatieve effecten op de aanwezige populaties binnen de Wieden. Kolgans De Wieden vormen voor de kolgans een pleisterplek in de trek vanuit het broedgebied in Siberië naar de overwinteringsplaatsen in West-, Centraal- en Zuid-Europa. Kolganzen foerageren daarbij met name in de polders, ook in de directe omgeving van het plangebied (Valk et al., 2008). Gezien de aanwezigheid van graslanden en akkers binnen het plangebied, vormt dit eveneens potentieel foerageergebied voor de kolgans. De mogelijke effecten op de kolgans zijn vergelijkbaar met de effecten op de grauwe gans, die hiervoor beschreven zijn. Smient Een belangrijk deel van de smienten die broeden in Noord-Europa en Siberië overwinteren in Nederland, met name in het Waddengebied, Laag-Nederland en de Delta. Ook in de Wieden zijn overwinterende smienten te vinden. Overdag rusten deze vogels bij Het Eiland in de Wieden. ’s Nachts trekken ze naar de polders in het omringende veenweidegebied om te foerageren. Daarbij is de aanwezigheid van water van belang, aangezien de vogels veel drinken (Valk et al., 2008). Het plangebied vormt met zijn graslanden, sloten en de nabijheid van het Steenwijkerdiep potentieel geschikt foerageergebied voor de smient, ondanks dat bij tellingen in 2002-2005 geen smienten ten noorden van het Steenwijkerdiep bij Scheerwolde zijn aangetroffen (Valk et al., 2008). Als gevolg van het bouwrijp maken van de uitbreidingslocatie verdwijnt binnen het plangebied grasland dat geschikt is als foerageergebied voor de smient. Het betreft echter een relatief kleine oppervlakte, vergeleken bij de resterende oppervlakten agrarische percelen in de omgeving. De smienten zullen geen last ondervinden van lawaai van de aanlegwerkzaamheden. De vogels foerageren immers ’s nachts, terwijl de werkzaamheden alleen overdag uitgevoerd worden. Dat betekent dat ook de agrarische gronden in de directe nabijheid van het plangebied geschikt blijven als foerageergebied. Aangenomen kan dan ook worden dat de realisatie van de dorpsuitbreiding niet leidt tot negatieve effecten op de smient. Kleine zwaan Kleine zwanen overwinteren in Nederland en Groot-Brittannië. In Nederland is de soort met name aanwezig in Laag-Nederland, het rivierengebied en de beekdalen van Drenthe en NoordBrabant. Ook in de Wieden overwinteren jaarlijks kleine zwanen, die foerageren in de omringende polders en rusten op het Vollenhovermeer. Het betreft echter slechts een zeer klein aantal (enkele tientallen vogels). In het najaar foerageren kleine zwanen met name op waterplanten, later in het seizoen worden oogstresten en gras belangrijke voedingsmiddelen (Vink et al., 2008). Bij tellingen in de periode 2000-2005 zijn in de directe nabijheid van Scheerwolde enkele malen enkele individuen aangetroffen (Vink et al., 2008). Het plangebied kan derhalve ook sporadisch bezocht worden als foerageergebied. De belangrijkste foerageergebieden bevinden zich echter ten westen van de Weerribben en ten zuiden van de Wieden (Vink et al., 2008). Gezien de relatief geringe betekenis van de omgeving van Scheerwolde als foerageergebied voor de kleine
38
zwaan, kan worden uitgesloten dat tijdens de realisatiefase negatieve effecten optreden op deze soort. In de directe nabijheid blijft agrarisch gebied aanwezig dat geschikt is als foerageergebied, ook wanneer rekening gehouden wordt met enige verstoring door geluid van machines. De belangrijke foerageergebieden liggen op zodanig grote afstand van het plangebied (circa 3,5 km ten westen en meer dan 5 km ten zuiden van het plangebied) dat deze geen effecten zullen ondervinden van realisatie van de dorpsuitbreiding.
6.3.2
Toekomstig gebruik Na de realisatiefase zal het plangebied in gebruik genomen worden als woongebied. Nagegaan wordt of dit kan leiden tot negatieve effecten op de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten grote modderkruiper, meervleermuis, purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan. In de voorgaande paragraaf is voor de Vogelrichtlijnsoorten reeds aangegeven dat het plangebied geen dienst doet als belangrijk foerageergebied voor deze soorten. Aangenomen kan dan ook worden dat het verloren gaan van het relatief kleine oppervlakte agrarisch gebied (11,6 ha) geen negatieve effecten zal hebben op de Vogelrichtlijnsoorten. Op dit effect wordt dan ook niet voor iedere soort afzonderlijk ingegaan. Grote modderkruiper Zoals al in hoofdstuk 5 en de voorgaande paragraaf is aangegeven, worden de grote modderkruipers die in de sloot binnen het plangebied aanwezig zijn, weggevangen voordat deze sloot gedempt wordt. Daarmee wordt ervoor gezorgd dat niet langer grote modderkruipers aanwezig zijn binnen het plangebied. De grote modderkruiper zal dan ook geen negatieve effecten ondervinden van het gebruik van het plangebied als woongebied. Populaties van de grote modderkruiper binnen de grenzen van de Natura2000-gebieden zullen evenmin effecten ondervinden van de dorpsuitbreiding. Grote modderkruipers verblijven in watergangen die over het algemeen zijn afgesloten voor waterrecreatie (Hut et al., 2009). Zij zullen derhalve geen effecten ondervinden van een eventuele toename van het aantal bezoekers aan de Weerribben en de Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding. Meervleermuis Ten aanzien van de meervleermuis is in hoofdstuk 5 (paragraaf 5.3.2) reeds uitgebreid ingegaan op de te verwachten effecten als gevolg van het toekomstig gebruik van het plangebied als woongebied. Er wordt hier volstaan met een verwijzing naar deze beschrijving. Purperreiger Broedkolonies van de purperreiger bevinden zich in overjarig rietland of verdronken moerastruwelen met een oppervlakte van minimaal 20 ha. Voor deze biotopen is het van belang dat het waterniveau hoog genoeg is. In het foerageergebied is met name een goede waterkwaliteit van de sloten van belang (Vink et al., 2008). In paragraaf 6.2 is uiteengezet dat de dorpsuitbreiding geen negatieve effecten heeft op de waterhuishouding: zowel de (grond)waterstanden als de oppervlakte- en grondwaterkwaliteit veranderen niet of nauwelijks ten opzichte van de huidige situatie. Uitgesloten kan dan ook worden dat de broedbiotopen of de foerageergebieden van de purperreiger negatief worden beïnvloed door de dorpsuitbreiding.
* boot) die op korte afstand (binnen circa 50-100 meter) het nest passeren (Hut et al., 2009). De
39
nieuwe bewoners van de dorpsuitbreiding van Scheerwolde zullen naar verwachting binnen de Weerribben en de Wieden recreëren. Wanneer de toename van het aantal inwoners (circa 50) wordt vergeleken met het aantal bezoekers van de Weerribben en de Wieden (meerdere honderdduizenden per jaar) dan zal deze toename echter nauwelijks merkbaar zijn. Daarnaast zullen in de nabije toekomst rustgebieden worden ingesteld binnen de Weerribben en de Wieden die de belangrijkste broed-, foerageer- en rustplaatsen van de verstoringsgevoelige Vogelrichtlijnsoorten grotendeels zullen vrijwaren van recreatief gebruik (Hut et al., 2009). Aangenomen kan dan ook worden dat de extra recreatie binnen de Weerribben en de Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde niet zal leiden tot negatieve effecten op de purperreiger. Zwarte stern Het broedsucces van de zwarte stern wordt met name bepaald door de beschikbaarheid van nestvlotjes of drijvende waterplantenvegetaties van ongeveer 5 ha (Vink et al., 2008). De dorpsuitbreiding zal hierop geen negatieve effecten hebben. De zwarte stern is veel minder verstoringsgevoelig dan de purperreiger. De zwarte stern broedt # *" >\ " +
* al., 2009). De zeer geringe toename van het aantal recreanten binnen de Weerribben en de Wieden zal dan ook niet leiden tot negatieve effecten op de zwarte stern. Grauwe gans De grauwe gans is in de Wieden en de omgeving daarvan voornamelijk aanwezig in het winterseizoen, hoewel deze soort al vanaf september in grotere aantallen aanwezig kan zijn. De aanwezigheid van de grauwe gans overlapt hierdoor gedeeltelijk met het recreatieseizoen. Overdag zullen grauwe ganzen echter voornamelijk in het agrarisch gebied foerageren (Hut et al., 2009). Door de realisatie van de dorpsuitbreiding en daarmee de toename van menselijke activiteiten binnen en in de directe nabijheid van het plangebied (bijvoorbeeld autobewegingen) zullen de agrarische gronden in de directe nabijheid van de uitbreidingslocatie minder frequent bezocht worden. Daar de omgeving van Scheerwolde geen deel uitmaakt van belangrijke foerageergebieden van de grauwe gans en in de omgeving nog grote agrarische gebieden aanwezig zijn, zal de dorpsuitbreiding echter niet leiden tot negatieve effecten op het foerageergedrag van de grauwe gans. Zoals al is aangegeven voor de purperreiger en de zwarte stern, is de toename van het aantal recreanten dat een bezoek brengt aan de Weerribben en de Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding te verwaarlozen in relatie tot het totale aantal bezoekers aan deze gebieden. De toename in recreanten zal dan ook niet leiden tot een toename van de verstoring van eventueel aanwezige rustende grauwe ganzen. Kolgans Kolganzen zijn over het algemeen pas aanwezig in de Wieden wanneer het recreatieve seizoen is afgelopen (november-maart; Hut et al., 2009). Dat betekent dat kolganzen niet of nauwelijks verstoord zullen worden door recreanten. Ten aanzien van mogelijke effecten op het foerageergebied van de kolgans, geldt een vergelijkbare redenatie als voor de grauwe gans. Smient Net als de grauwe gans is ook de smient al vanaf september in de Wieden aanwezig. Deze eendensoort foerageert ’s nachts, zodat zij naar verwachting geen effecten zal ondervinden van de dorpsuitbreiding (Hut et al., 2009). Menselijke activiteiten binnen het plangebied zullen
40
’s nachts immers zeer beperkt zijn, zodat geen verstoring op zal treden van smienten die in de nabijheid van het plangebied foerageren. Smienten zijn daarentegen wel gevoelig voor verstoring door recreanten, aangezien de vogels overdag rusten op rustig, open water. Verstoring van rustende vogels kan plaatsvinden tot op een afstand van circa 200 meter. Om verstoring zoveel mogelijk te voorkomen, rusten de vogels meestal in ontoegankelijke of zelden bevaren plassen, poelen en doodlopende brede vaarten (Hut et al., 2009). Aangezien de toename van het aantal recreanten binnen De Weerribben en Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding slechts zeer gering is, wordt een toename van de verstoring van de smient niet verwacht. Kleine zwaan De kleine zwaan is net als de kolgans pas vanaf november in grotere aantallen in de Wieden aanwezig (Hut et al., 2009). Verstoring door recreanten zal dan ook nauwelijks optreden, daar
! foerageert de kleine zwaan onder andere in agrarisch gebied (akkers en graslanden; Vink et al., 2008; Hut et al., 2009). In de directe nabijheid van het plangebied zal de geschiktheid van het agrarisch gebied als foerageergebied voor de kleine zwaan iets afnemen, aangezien de menselijke activiteiten rondom Scheerwolde iets zullen toenemen. De directe omgeving van Scheerwolde vormt echter geen belangrijk foerageergebied voor de kleine zwaan (Vink et al., 2008). Daarnaast blijven in de verdere omgeving grote oppervlakten agrarisch gebied aanwezig. Effecten op het foerageergebied van de kleine zwaan zullen dan ook niet optreden als gevolg van de dorpsuitbreiding.
41
42
7 Conclusies en aanbevelingen Ten zuiden van de kern Scheerwolde bestaan plannen voor de realisatie van een dorpsuitbreiding bestaande uit 34 woningen en 16 appartementen binnen een waterrijke en groene omgeving. Ter nadere onderbouwing van de toelichting die bij het nieuwe bestemmingsplan is opgesteld, is een toetsing aan de Flora- faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 uitgevoerd. Het plangebied voor de dorpsuitbreiding is immers gelegen in de directe nabijheid van de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden. De belangrijkste conclusies van deze toetsing zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Tevens worden aanbevelingen gedaan voor eventueel benodigde vervolgstappen (vergunningaanvraag).
7.1
Flora- en faunawet Uit literatuuronderzoek is gebleken dat binnen en in de directe omgeving van het plangebied streng beschermde diersoorten voorkomen. Het betreft in ieder geval de grote modderkruiper en de meervleermuis en mogelijk ook enkele andere vleermuissoorten (alle tabel 3, AMvB artikel 75 Flora- en faunawet, tevens opgenomen in de Habitatrichtlijn). Tevens vormt het plangebied mogelijk broedgebied voor akker- en weidevogels. De knotbomen aan de oever van het Steenwijkerdiep kunnen tenslotte nestgelegenheid bieden aan holenbroeders. Het leefgebied van de grote modderkruiper binnen het plangebied zal tijdens de realisatiefase verloren gaan, daar de sloot waarin de soort voorkomt, gedempt wordt. Voor de grote mod # #
*
>??@
+ Op de meervleermuis en mogelijk aanwezige andere vleermuissoorten worden negatieve effecten tijdens de realisatiefase voorkomen door de werkzaamheden alleen overdag uit te voeren. Hierdoor vindt geen lichtuitstraling plaats naar het Steenwijkerdiep, dat dienst doet als vaste vliegroute voor de meervleermuis, en de laanbeplanting langs de Scheerwolderweg, die mogelijk van belang is als vaste vliegroute voor andere vleermuissoorten. De oeverbegroeiing langs het Steenwijkerdiep blijft zoveel mogelijk intact en wordt slechts op twee plekken onderbroken om een waterverbinding te maken met het plangebied. Dit zal niet leiden tot negatieve effecten op de vaste vliegroute van de meervleermuis. Ook het toekomstig gebruik van het plangebied als woongebied leidt niet tot negatieve effecten op de meervleermuis. Er vindt geen lichtuitstraling plaats richting Steenwijkerdiep door de groene buffer op de oever van de watergang. Daarnaast worden de bestaande aanlegplaatsen van de watersportvereniging in het Steenwijkerdiep naar een locatie binnen het plangebied verplaatst, zodat de oever niet langer onderbroken wordt door menselijke activiteiten. Doordat binnen het plangebied open water en opgaande begroeiing gerealiseerd worden, kunnen de meervleermuis en onder andere de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger mogelijk zelfs " #
## #
gebied en vaste vliegroute. Aangezien geen negatieve effecten zullen optreden op de meervleermuis en/of overige vleer" $
groep niet aan de orde. Om te voorkomen dat negatieve effecten optreden op broedvogels, worden de aanlegwerkzaamheden uitgevoerd buiten het broedseizoen. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt vooraf aan de werkzaamheden een schouw uitgevoerd. Ook de te kappen knotbomen ter plekke van
43
de doorsteken van de dijk van het Steenwijkerdiep worden vooraf onderzocht op de aanwezigheid van nesten. Als daarbij broedende vogels worden aangetroffen, worden de werkzaamheden pas uitgevoerd wanneer de jongen het nest verlaten hebben. Tijdens de werkzaamheden wordt de vestiging van nieuwe broedgevallen zoveel mogelijk voorkomen. Na realisatie van de dorpsuitbreiding is het plangebied niet langer geschikt als broedgebied voor akker- en weidevogels. In de omgeving is voor deze soorten echter nog meer dan voldoende agrarisch gebied aanwezig. Het plangebied zal door de toename van opgaande begroeiing en de groene buffer op de oever van het Steenwijkerdiep aantrekkelijker worden als broedgebied voor algemeen voorkomende watervogels en voor tuin- en parkvogels. Negatieve effecten op broedende vogels worden door de gekozen werkwijze niet verwacht. % # # #
7.2
Natuurbeschermingswet 1998 In hoofdstuk 6 is vastgesteld dat de Habitattypen waarvoor de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden zijn aangewezen, geen relatie hebben met het plangebied voor de dorpsuitbreidingen. Het ontbreken van een relatie volgt uit de volgende karakteristieken van de dorpsuitbreiding en de Habitattypen: De Habitattypen zijn gelegen op grote afstand van het plangebied (circa 1,5 km). Als gevolg van de dorpsuitbreiding vindt geen verandering plaats in het peil van het oppervlaktewater (Steenwijkerdiep) en het grondwater. De aanleg van de dorpsuitbreiding is zodanig, dat geen graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn in de veenlagen. Dat betekent dat geen fosfaten uit deze veenlagen terecht komen in het oppervlaktewater of grondwater. De extra vuilwaterbelasting van de rwzi Steenwijk als gevolg van de dorpsuitbreiding is zeer gering (toename van 150 inwonerequivalenten op totaal 50.000 inwonerequivalenten). De toename van fosfaatbelasting van het oppervlaktewater als gevolg hiervan is verwaarloosbaar. Door middel van een watertoets wordt gewaarborgd dat geen sterke wijzigingen in de grondwaterstand optreden binnen het plangebied en de directe omgeving. Vrachtvervoer nodig voor de aanvoer van ophoogzand tijdens de realisatiefase wordt aangevoerd vanuit oostelijke richting, zodat dit niet door/nabij de Natura2000-gebieden zal rijden. De toename van het aantal recreanten in de Weerribben en de Wieden als gevolg van de dorpsuitbreiding is verwaarloosbaar wanneer dit aantal vergeleken wordt met het totaal aantal jaarlijkse bezoekers van de beschermde gebieden. Ook voor de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten geldt dat de afstand tussen het plangebied en de leefgebieden van deze soorten binnen de Natura2000-gebieden aanzienlijk is. Bovendien is het plangebied vanwege de voorkomende biotopen niet geschikt als leefgebied voor de meeste Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. De grote modderkruiper en de meervleermuis zijn echter binnen of in de directe nabijheid van het plangebied aangetroffen. Daarnaast kunnen purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan mogelijk een relatie hebben met het plangebied, daar deze soorten buiten de Natura2000-gebieden foerageren. De effecten van de dorpsuitbreiding op de grote modderkruiper en de meervleermuis zijn in paragraaf 7.1 beschreven. De grote modderkruiper zal binnen het plangebied negatieve effec-
44
$
# # $ verleden reeds verleend is. Het is echter onwaarschijnlijk dat deze populatie een relatie heeft met de populaties binnen de Weerribben en de Wieden, daar de actieradius van de soort zeer beperkt is. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet noodzakelijk. De meervleermuis zal geen negatieve effecten ondervinden van de dorpsuitbreiding. Mogelijk
#" $
"
gaande begroeiing in het plangebied aanwezig is die dienst kan doen als vaste vliegroute en/of foerageergebied. Ook de verplaatsing van de aanlegplaatsen van de watersportvereniging zal een positief effect hebben op de meervleermuis. Het is derhalve niet noodzakelijk een vergunning aan te vragen in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 voor de meervleermuis. Voor de relevante Vogelrichtlijnsoorten is nagegaan of het plangebied onderdeel uitmaakt van belangrijke foerageergebieden van deze soorten. Voor geen enkele soort vormt het plangebied of de directe omgeving hiervan echter een onderdeel van belangrijk foerageergebied. In de verdere omgeving van Scheerwolde blijven grote oppervlakten agrarisch gebied aanwezig, die geschikt zijn voor de Vogelrichtlijnsoorten om voedsel te zoeken. Negatieve effecten op de purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan als gevolg van het verloren gaan van het agrarisch grondgebruik binnen het plangebied zullen dan ook niet optreden. Door de dorpsuitbreiding zullen in de toekomst meer inwoners en daarmee meer recreanten in de directe nabijheid van de Weerribben en de Wieden aanwezig zijn. Deze kunnen in potentie zorgen voor verstoring van broedende, foeragerende of rustende vogels. Zoals hiervoor al is aangegeven, is het verwachte aantal extra inwoners/recreanten (circa 150) zeer gering in vergelijking met het aantal bezoekers aan de Weerribben en de Wieden (enkele honderdduizenden per jaar). De toename zal dan ook niet leiden tot een toename van de verstoring van Vogelrichtlijnsoorten. De toekomstige instelling van rustgebieden binnen de Natura2000gebieden zal er verder toe leiden dat de recreatie beter gezoneerd wordt en verstoring van vogels verder afneemt. Zowel in de realisatiefase als door het toekomstig gebruik worden geen negatieve effecten veroorzaakt op de Vogelrichtlijnsoorten purperreiger, zwarte stern, grauwe gans, kolgans, smient en kleine zwaan. Een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
45
46
Geraadpleegde literatuur Braun, M., R. Buelens en D. Mereboer, 2010. Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, ontwerp. Haskoning Nederland bv, Rotterdam. Brekelmans, F.L.A. en G.J. Brandjes, 2007. Toetsing effecten vleermuizen te Scheerwolde. In relatie tot de aanleg van een recreatiepark. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Bos, D., 2008. Conclusies ten aanzien van purperreiger en zwarte stern in relatie tot recreatieve ontwikkeling nabij Scheerwolde. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv, Veenwouden. J $ >??@ # [\$ \ $
FF/75C/2008/0228. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Hut, van der R.M.G., C.J. de Jonge, R.F.A. Berkers en L. Davids, 2009. Visitormanagementplan Nationaal Park Weerribben-Wieden. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv, Veenwouden en Kenniscentrum Recreatie, Den Haag. Kragten, 2010. Toelichting inzake fosfaat. Bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde. Kragten, Roermond. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, 2005. Algemene Handreiking Natuurbeschermingswet 1998. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Den Haag. Mulder, J. en E.J.F. de Boer, 2007. Ontwikkelingslocatie Scheerwolde. Verslag veldinventarisatie beschermde soorten. Bureau Waardenburg bv, Culemborg. Gooswilligen, van J.M., Th. de Jong, 2008. Wegvangen grote modderkruiper te Scheerwolde. Bureau Viridis, Culemborg. Strijkstra, R.J., 2009. Aanvullende toetsing recreatiepark Scheerwolde. Integratie en aanvulling bestaande onderzoeken. Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv, Veenwouden. Valk, van der M., T.J. Boudewijn, G.J. van Geest, R. Lensink en W.M. Liefveld, 2008. Achtergronddocument 1: Ecologie, voortoets en maatregelen. Achtergronddocument bij het Natura2000-beheerplan voor De Wieden en De Weerribben. Bureau Waardenburg bv, Culemborg.
47
48
Colofon Titel
Uitbreiding Scheerwolde Toetsing aan Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet 1998
Rapportnummer
10016
Projectnummer
ARC011
Contact
Schoolstraat 8, 6049 BN Herten
Hambakenwetering 1, 5231 DD ‘s-Hertogenbosch
Postbus 14, 6040 AA Roermond
Postbus 2309, 5202 CH ‘s-Hertogenbosch
T 0475-395979 F 0475-317545
T 088-3366333 F 088-3366099
www.kragten.nl
Opdrachtgever
Arcus Projectontwikkeling BV
Datum
24|11|2010
Status
concept
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
259
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
260
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 7 Kragten: Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper, 25 november 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
261
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
262
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Toelichting Betreft
Ons kenmerk
Datum
Behandeld door
geodesie landschapsarchitectuur civiele techniek
Dorpsuitbreiding Scheerwolde Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper ARC011 25 november 2010 Mw. E. Thomas
Activiteitenplan ontheffingaanvraag grote modderkruiper Onderstaand wordt per onderwerp, zoals genoemd in het aanvraagformulier voor de ontheffing Floraen faunawet, een korte toelichting gegeven ten aanzien van de voorgenomen ingrepen en de effecten hiervan op beschermde soorten. A. Adresgegevens De geplande dorpsuitbreiding Scheerwolde vindt plaats aan de zuidwestzijde van Scheerwolde, gemeente Steenwijkerland, provincie Overijssel (zie afbeelding 1). Het plangebied grenst daarbij aan de noord- en oostzijde aan de Scheerwolderweg en aan de zuidzijde aan het Steenwijkerdiep.
Afbeelding 1: Ligging van het plangebied voor de dorpsuitbreiding Scheerwolde (rood). B. Omschrijving activiteiten en werkzaamheden Binnen het plangebied worden circa 34 grondgebonden woningen gerealiseerd en maximaal 16 appartementen (twee gebouwen). Tevens wordt een bestaande jachthaven langs het Steenwijkerdiep verplaatst naar een locatie binnen de dorpsuitbreiding. De openbare ruimte binnen de dorpsuitbreiding wordt ingericht met openbaar groen en water, waarbij een tweetal verbindingen met het Steenwijkerdiep worden gerealiseerd (zie afbeelding 2).
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
2
Afbeelding 2: Stedenbouwkundige schets van de dorpsuitbreiding Scheerwolde. Tijdens de realisatiefase zullen verschillende werkzaamheden plaatsvinden. Allereerst vindt opschoning van het terrein plaats en worden de aanwezige sloten gedempt. Vervolgens wordt gestart met het aanbrengen van de zandlichamen, waarop de woningen gerealiseerd zullen worden en die zullen dienen als kaden voor het water binnen de uitbreidingslocatie. Vervolgens vindt op twee locaties het doorsteken van de bestaande dijk van het Steenwijkerdiep plaatst. Wanneer de waterverbinding gereed is, kan de civieltechnische inrichting van het plangebied plaatsvinden. Verwacht wordt, dat realisatie van de woningen gefaseerd plaats zal vinden, waarbij de verschillende straten achtereenvolgens bouwrijp gemaakt worden met tussenpozen van circa 1 jaar. Verwacht wordt dat de realisatie van het gehele plan daarmee een uitvoeringsduur van 3 jaar zal hebben. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verder verwezen naar het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde; toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010). C. Ingetekende topografische kaart Hierbij wordt verwezen naar de kaart onder paragraaf A. D. Manier waarop de activiteiten worden uitgevoerd Bij de uitvoering van de hierboven beschreven werkzaamheden wordt rekening gehouden met de algemene zorgplicht, zoals deze geldt krachtens de Flora- en faunawet. Dat betekent dat de werkzaamheden op de navolgende wijze worden uitgevoerd: -
-
-
Mogelijk komen in de te dempen sloten in het plangebied algemeen beschermde amfibieënsoorten (tabel 1, AMvB artikel 75) voor. Om het per ongeluk doden van amfibieën (en vissen) tijdens de werkzaamheden zoveel mogelijk te voorkomen, vindt het dempen van de sloten vanuit één zijde plaats, zodat eventueel aanwezige amfibieën en vissen kunnen ontsnappen. Tevens wordt zoveel mogelijk buiten het voortplantingsseizoen en buiten de winterrustperiode van amfibieën en vissen gewerkt. Werkzaamheden vinden alleen overdag plaats, zodat geen werkverlichting binnen het plangebied geplaatst hoeft te worden. Hierdoor treedt geen verstoring op van vleermuizen die de omringende groen- en waterstructuren gebruiken als vliegroute. Ook andere nachtactieve dieren ondervinden zo geen hinder van de werkzaamheden. Het bouwrijp maken van het terrein zal in principe plaatsvinden buiten het broedseizoen, zodat verstoring van broedende vogels wordt voorkomen. Indien dit niet mogelijk blijkt, wordt vooraf aan
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
-
3
het verwijderen van begroeiing een schouw uitgevoerd om na te gaan of broedgevallen aanwezig zijn binnen het plangebied. Wanneer dat het geval is, wordt gewacht met (delen van) de werkzaamheden totdat de jongen het nest hebben verlaten. Gedurende de werkzaamheden wordt zoveel mogelijk voorkomen dat zich binnen het plangebied nieuwe broedgevallen vestigen. Daartoe worden eventuele zandhopen afgedekt, wordt het ontstaan van ruigte tegengegaan en wordt materiaal/maaisel direct afgevoerd. Daarmee blijft het plangebied tevens zoveel mogelijk ongeschikt voor de vestiging van kleine zoogdieren en amfibieën gedurende de realisatiefase.
E. Doel en belang van de activiteiten Het doel van de werkzaamheden vormt het realiseren van de dorpsuitbreiding bij Scheerwolde, bestaande uit circa 34 grondgebonden woningen en 16 appartementen. Daarbij vindt tevens een verplaatsing plaats van een jachthaven (geen uitbreiding ligplaatsen). De nieuwe woningen dienen een kwaliteitsimpuls te geven aan de kern Scheerwolde, waar momenteel een relatief klein percentage van het woningaanbod bestaat uit koopwoningen. Tevens zorgt de dorpsuitbreiding ervoor dat ook in het hogere woningsegment woningen beschikbaar komen in Scheerwolde, wat de doorstroming op de woningmarkt bevordert. Appartementen kunnen daarnaast juist aantrekkelijk zijn voor senioren. Het gevarieerde aanbod van koopwoningen dat door de dorpsuitbreiding binnen de kern Scheerwolde ontstaat, zorgt ervoor dat de leeftijdsopbouw evenwichtiger wordt (geen sprake van wegtrekken starters en senioren door gebrek aan geschikte woonruimte). F. Planning en onderbouwing van de activiteiten Momenteel wordt de bestemmingsplanprocedure voor de dorpsuitbreiding voltooid en worden de benodigde vergunningen, waaronder de ontheffing Flora- en faunawet, aangevraagd. Daarna kan worden gestart met de realisatiefase. Verwacht wordt dat in het najaar van 2011 de eerste werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. De realisatie van de dorpsuitbreiding vindt gefaseerd plaatst. Momenteel kan alleen de voorlopige fasering van het project worden aangegeven: - Bouwrijp maken, realiseren kaden en realiseren waterverbinding 2011-2012 - Fase 1 woningbouw 2012-2013 - Fase 2 woningbouw 2013-2014 Gezien deze, nog globale, planning wordt ontheffing voor de grote modderkruiper aangevraagd voor de maximale periode van 5 jaar. De werkzaamheden zullen dan met zekerheid zijn afgerond. G. Deskundige die betrokken is bij de activiteiten en diens kwalificaties Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten binnen het plangebied is uitgevoerd door verschillende bureaus, die beschikken over ervaren medewerkers op het gebied van ecologisch onderzoek (Bureau Waardenburg, Altenburg en Wymenga, Bureau Viridis). De effectbeoordeling is eveneens uitgevoerd door een ecoloog (Kragten). Ten aanzien van de grote modderkruiper, waarvoor deze ontheffing wordt aangevraagd, zijn mitigerende maatregelen noodzakelijk (zie paragraaf P). Voor uitvoering van deze maatregelen zal een deskundig bureau worden ingeschakeld. H. Korte termijn effecten op de beschermde soorten per fase/activiteit Binnen het plangebied kunnen diverse algemeen voorkomende zoogdiersoorten en amfibieënsoorten voorkomen. Bij het bouwrijp maken van het terrein gaat voor deze soorten leefgebied verloren. Ook gaat bij het bouwrijp maken van het terrein potentieel broedgebied voor akker- en weidevogels verloren. Door middel van de werkwijze, zoals beschreven in paragraaf D worden negatieve effecten echter zoveel mogelijk voorkomen. Tevens bevindt zich in de directe omgeving voldoende geschikt, vervangend leefgebied voor deze soorten. Uit diverse onderzoeken is verder gebleken dat binnen of in de directe nabijheid van het plangebied strenger beschermde soorten voorkomen. Het betreft de grote modderkruiper, de meervleermuis en mogelijk ook overige vleermuissoorten. In het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde;
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
4
toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010) zijn de mogelijke effecten op deze strenger beschermde soorten onderzocht. Alleen op de grote modderkruiper worden als gevolg van de voorgenomen dorpsuitbreiding negatieve effecten verwacht. De grote modderkruiper komt voor in de sloot aan de noord- en oostzijde van het plangebied (zie afbeelding 3). Bij de realisatie van de dorpsuitbreiding wordt deze sloot gedempt, zodat leefgebied van de grote modderkruiper verloren gaat.
Afbeelding 3: Locatie van de sloot waarin de grote modderkruiper is aangetroffen. De sloot wordt tijdens de werkzaamheden gedempt.
I. Lange termijn effecten op de beschermde soorten per fase/activiteit Om lange termijn effecten op de grote modderkruiper - zoals het verdwijnen van de soort uit de nabijheid van het plangebied als gevolg van het dempen van de sloot - te voorkomen, worden de grote modderkruipers uit de betreffende sloot verplaatst naar een nabijgelegen sloot (zie ook paragraaf P). Daarbij wordt erop gelet dat de sloot waarin de grote modderkruipers worden uitgezet, geschikt is als leefgebied (vergelijkbaar met de te dempen sloot). De gunstige staat van instandhouding van de populatie grote modderkruipers nabij Scheerwolde komt hierdoor niet in gevaar. Binnen het plangebied zal na realisatie van de dorpsuitbreiding geen geschikt leefgebied voor de grote modderkruiper ontstaan. Het open water dat binnen het plangebied wordt gerealiseerd vormt geen geschikt leefgebied. Aan de westgrens van het plangebied wordt wel een nieuwe sloot aangelegd. Momenteel is echter nog niet duidelijk of deze sloot gedurende het gehele jaar water zal bevatten en daarmee geschikt zal zijn voor de grote modderkruiper. J. Verantwoording van de effectenstudie De effectenstudie voor de dorpsuitbreiding is opgenomen in het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde; toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010). De effectenstudie is gebaseerd op diverse onderzoeken die binnen het plangebied en de directe omgeving hiervan hebben plaatsgevonden door deskundige bureaus. Bij de onderzoeken zijn verschillende, soortgroepspecifieke onderzoeksmethoden gebruikt, om de kans op aantonen van aanwezige beschermde soorten zo veel mogelijk te vergroten. De verschillende onderzoeken zijn uitgevoerd in 2007 en 2008 en de situatie (aanwezige biotopen) binnen het plangebied is sindsdien niet veranderd. Aangenomen mag dan ook worden dat de onderzoeksresultaten nog steeds een goed beeld geven van de aanwezige beschermde soorten ter plaatse van het plangebied.
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
5
Bij de effectenstudie is aandacht besteed aan de effecten op beschermde soorten gedurende de realisatiefase en gedurende de gebruiksfase. Tevens is aandacht besteed aan mogelijke uitstralende effecten van de dorpsuitbreiding naar aangrenzende gebieden die als leefgebied voor beschermde soorten kunnen fungeren. Gezien de realisatie van de dorpsuitbreiding momenteel de enige ruimtelijke ontwikkeling bij Scheerwolde vormt, hoeft geen rekening gehouden te worden met cumulatieve effecten. K. Overheidsinstantie die reeds toestemming heeft verleend vanuit andere wet- en regelgeving Niet van toepassing. L. Beschrijving huidige situatie van het gebied Het plangebied en de aangrenzende percelen zijn momenteel in agrarisch gebruik. Binnen het plangebied wordt het landgebruik gevormd door grasland en maïsteelt. Op de aangrenzende percelen worden ook aardappelen, gerst en tarwe verbouwd (zie afbeelding 8). De agrarische percelen worden veelal gescheiden door smalle sloten en het gebied als geheel heeft een open karakter. De openheid rondom Scheerwolde wordt alleen verbroken door de houtwallen aan de oost-, west- en noordzijde van Scheerwolde en de bomenrij langs de Scheerwolderweg. De foto’s in afbeelding 4 geven een indruk van de karakteristieken van het plangebied.
Afbeelding 4: Blik op het plangebied vanaf de Scheerwolderweg (links) en vanaf het pad langs het Steenwijkerdiep (rechts). Voor een karakteristiek van de ruimere omgeving van het plangebied en Scheerwolde wordt verwezen naar het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde; toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010). M. Positie van de uitvoeringslocatie ten opzichte van natuurgebieden Het plangebied voor de dorpsuitbreiding is niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur of beschermde gebieden op grond van de Natuurbeschermingswet 1998. Wel bevinden zich op korte afstand van het plangebied de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden (zie afbeelding 5 op de volgende pagina). In het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde; toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010) wordt uitgebreid ingegaan op de mogelijke effecten op de aangewezen Habitattypen en de Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten van deze Natura2000-gebieden. Negatieve effecten op de Natura2000-gebieden zijn niet te verwachten als gevolg van de geplande dorpsuitbreiding, zodat een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 niet nodig wordt geacht. N. Verspreiding van beschermde soorten op en nabij de uitvoeringslocatie Zoals reeds aangegeven, vormt het plangebied leefgebied voor algemeen beschermde zoogdier- en amfibieënsoorten en vormt het potentieel broedgebied voor onder andere akker- en weidevogels. Tevens zijn tijdens diverse onderzoeken strenger beschermde soorten aangetroffen in en nabij het plangebied, namelijk de grote modderkruiper en de meervleermuis. Overige vleermuissoorten maken
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
6
mogelijk gebruik van de laanstructuur langs de Scheerwolderweg; het plangebied vormt geen geschikt foerageergebied voor vleermuizen. Grote modderkruiper De grote modderkruiper is aangetoond in de sloot aan de noordzijde van Scheerwolde bij een onderzoek door Bureau Waardenburg in 2007. De andere sloten binnen het plangebied zijn regenwaterafhankelijk en staan daarmee zo nu en dan droog. Deze sloten zijn dan ook niet geschikt als leefgebied voor de grote modderkruiper.
Afbeelding 5: Ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura2000-gebieden De Weerribben en De Wieden. Voor het dempen van de sloot waarin de grote modderkruiper voorkomt, is in 2008 reeds een ontheffing aangevraagd en verleend (FF75C/2008/0228) voor de periode augustus 2008 tot december 2008. Als voorbereiding op de geplande demping van de sloot, zijn de grote modderkruipers op 7 november 2008 door Bureau Viridis weggevist uit de sloot conform de voorschriften uit de ontheffing. Daarbij zijn zeven grote modderkruipers gevangen en overgezet naar een sloot aan de noordzijde van de Scheerwolderweg. Bedoeling was om de sloot vervolgens op korte termijn te dempen. Vanwege vertragingen in de planologische procedures is de betreffende sloot echter niet gedempt en zijn evenmin andere werkzaamheden binnen het plangebied uitgevoerd. De voor het wegvissen aangebrachte dam in de sloot is verwijderd, zodat de sloot weer in verbinding is komen te staan met de overige sloten in het gebied. Het is daarom aannemelijk dat zich opnieuw grote modderkruipers in de sloot gevestigd hebben. Meervleermuis en overige vleermuissoorten In Scheerwolde is een kolonie van de meervleermuis bekend. De meervleermuizen van deze kolonie maken momenteel geen gebruik van het plangebied als foerageergebied of vaste vliegroute, zoals uit onderzoek door Bureau Waardenburg uit 2007 is gebleken. Meervleermuizen mijden open terrein en verblijven bij voorkeur in de nabijheid van opgaande groenelementen en water. De meervleermuizen foerageren dan ook onder andere langs de oevers van het Steenwijkerdiep en binnen het Natura2000-
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
7
gebied De Weerribben. Het Steenwijkerdiep vormt daarbij een vaste vliegroute voor de meervleermuis (zie afbeelding 6 op de volgende pagina). Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen kolonies van andere vleermuissoorten aanwezig. In de ruimere omgeving van Scheerwolde kunnen in principe de volgende soorten worden verwacht: watervleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger en gewone grootoorvleermuis. Waarnemingen van deze soorten zijn binnen het plangebied echter niet bekend en gezien de aanwezige biotooptypen binnen het plangebied lijkt dit ook niet geschikt als foerageergebied voor deze vleermuissoorten. Wel kan de laanbeplanting aan de Scheerwolderweg een vliegroute vormen voor onder andere gewone dwergvleermuis en laatvlieger.
Afbeelding 6: Locatie meervleermuiskolonie en vaste vliegroutes van de meervleermuis nabij het plangebied. O. Verantwoording verspreidingsinformatie Hierbij wordt verwezen naar de paragrafen G en J. P. Maatregelen om schade aan de soort te voorkomen of te beperken Uit de uitgevoerde effectbeoordeling, zoals opgenomen in het bijgevoegde rapport “Dorpsuitbreiding Scheerwolde; toetsing aan Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998" (Kragten, 2010) zullen alleen negatieve effecten optreden op de grote modderkruiper. Om te voorkomen dat de gunstige staat van instandhouding van de grote modderkruiper in de omgeving van Scheerwolde in gevaar komt, worden de volgende maatregelen in acht genomen: -
-
-
Aanwezige exemplaren van de grote modderkruiper (en eventueel aanwezige andere dieren) in de te dempen sloot worden voorafgaand aan de werkzaamheden gevangen en uitgezet op een locatie waarvan het biotoop zo goed mogelijk overeen komt met de habitateisen van de grote modderkruiper. Voor het vangen van de grote modderkruipers wordt gebruik gemaakt van steeknetten en elektrovisserij. Voorafgaand aan het wegvissen wordt de aanwezige oever- en watervegetatie gemaaid met een maaikorf en wordt het te dempen slootgedeelte afgedamd. Dit vindt circa één week voorafgaand aan het wegvissen plaats. Het wegvissen van de grote modderkruipers vindt plaats door een ecoloog of anderszins deskundige op het gebied van vissen. Het wegvissen vindt globaal plaats binnen de periode 1 augustus tot 1 november. In deze periode zijn geen voortplantingsactiviteiten meer te verwachten, maar is ook nog geen sprake van winterrust. Dit zal worden gecontroleerd door een ter zake kundige, waarbij ervan wordt uitgegaan dat bij een watertemperatuur boven 10/C nog geen sprake zal zijn van winterrust.
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
Blad
-
8
Het dempen van de sloot vindt vervolgens plaats in de richting van de delen van de sloot die niet gedempt worden. Eventueel nog aanwezige vissen en andere dieren kunnen op deze wijze nog vluchten tijdens de werkzaamheden.
De andere beschermde soorten die (mogelijk) binnen het plangebied voorkomen, ondervinden geen negatieve effecten gezien de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd (zie ook paragraaf D) en de gekozen inrichting van de dorpsuitbreiding. De dorpsuitbreiding kan voor vleermuizen zelfs een positief effect hebben, daar binnen het plangebied realisatie van opgaand groen en open water plaatsvindt. Daarmee wordt het plangebied geschikter als foerageergebied en als vaste vliegroute voor vleermuizen. Daarnaast kunnen algemeen voorkomende park- en tuinvogels en watervogels van de realisatie van de dorpsuitbreiding profiteren, daar voor deze soorten geschikt broedbiotoop ontstaat binnen het plangebied. Q. Maatregelen om onvermijdelijke schade aan de soort te herstellen Compenserende maatregelen ten aanzien van de grote modderkruiper worden niet genomen. De mitigerende maatregelen zorgen ervoor dat de gunstige staat van instandhouding van de populatie niet in gevaar komt, zodat compensatie niet noodzakelijk geacht wordt. R. Tijdstip en locatie mitigerende en compenserende maatregelen Hierbij wordt verwezen naar de paragrafen P en Q. S. Beschrijving alternatieven en redenen waarom deze alternatieven niet worden gebruikt Bij het realiseren van de dorpsuitbreiding is het dempen van de sloot noodzakelijk. Er zijn geen alternatieven beschikbaar. T. Beschrijving zorgvuldig handelen Hierbij wordt verwezen naar paragraaf D.
Doc.: P:\prj100\ARC\011\cal\Vergunningen\Flora en Faunawet\20101125-Toelichting ontheffingaanvraag Flora-en faunawet Scheerwolde.wpd
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
271
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
272
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 8 Royal Haskoning: Het bepalen van de luchtkwaliteit voor project Scheerwolde, 19 mei 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
273
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
274
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Memo Aan Van Datum Kopie Onze referentie
: : : : :
L. Jobse (Arcus Projectonwikkeling) A. van Alphen en M. Verstappen 19 mei 2010 J.W. Geuke 9V3899B0/M00011/904092/Rott
Betreft
:
Het bepalen van de luchtkwaliteit voor project Scheerwolde
1. Inleiding Het wettelijke stelsel voor luchtkwaliteitseisen wordt weergegeven in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit wettelijk stelsel is van kracht sinds november 2007 en wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ (verder Wlk) genoemd. Een belangrijk onderdeel van de Wlk vormt de flexibiliteit tussen besluiten en grenswaarden. Er kan nu een flexibelere toetsing plaatsvinden tussen (ruimtelijke) besluiten en de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Eén van de elementen daarvan is dat projecten die niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtconcentratie, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit betekent dat een project niet meer dan 3% toename van de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) mag veroorzaken ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarden. Er zijn twee mogelijkheden om aan te tonen dat een project NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit: - in de Regeling NIBM zijn categorieën aangewezen waarvoor vaststaat dat deze NIBM bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een optie is om aan te tonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt; - als het gaat om meerdere kleine plannen waarbij sprake is van een combinatie van bestemmingen is de Regeling niet van toepassing. In dit geval zal aan de hand van berekeningen aannemelijk gemaakt moeten worden dat de bijdrage NIBM is. Voor deze kleinere projecten heeft VROM in samenwerking met InfoMil een rekentool ontwikkeld. 2. Beoordeling Het luchtkwaliteitsbesluit uit 2007 maakt mogelijk om eenvoudig en snel te bepalen of een project niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Als de concentratietoename als gevolg van het project niet groter is dan de 3% grens om in aanmerking te komen voor NIBM, beperkt dit de onderzoekslast. Om te bepalen of een project NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit moet de Regeling worden nageslagen. Deze ministeriële Regeling, geeft voor een aantal categorieën van projecten een getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Woningbouw is één van de categorieën in de Regeling. Het project “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” stelt als doel om de uitbreiding van het dorp Scheerwolde te realiseren met ongeveer vijftig woningen, met de daarbij behorende wegen, water- en groenvoorzieningen. Bijlage 3A en 3B van de Regeling NIBM geven aan in welke gevallen nieuwe woningbouwlocaties in ieder geval NIBM zijn.
19 mei 2010
9V3899B0/M00011/904092/Rott
1/3
In de Regeling worden woningbouwlocaties aangewezen die in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat. Dit betekent dat het project “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” als NIBM mag worden beschouwd. Nader luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet nodig. Indien gesteld wordt dat het project “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” niet onder één van de categorieën van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 valt, dan kan de NIBM-tool uitkomst bieden. 3. Aanlegfase Het project “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” past binnen de getalsmatige grenzen van de Regeling NIBM. Het project is dan dus in ieder geval NIBM. Berekeningen met de tool om aan te tonen dat het project tijdens de aanlegfase en gebruiksfase binnen de grenswaarden valt is daarom niet noodzakelijk. Op verzoek van het bevoegd gezag is expliciet de vraag gesteld om indicatief aan te tonen wat de impact is van de aanlegfase op de luchtkwaliteit. Dit uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. Om antwoord te kunnen geven op deze vraag moet het aandeel vrachtverkeer worden geindentifcieerd als gevolg van het project. Met de NIBM-tool kan de impact van het vrachtverkeer op de luchtkwaliteit worden vastgesteld. 4. NIBM-Tool Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM een specifieke rekentool1 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan luchtverontreiniging. Het voordeel van deze NIBM rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd in het rekenmodel. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is. De onderzoekslasten voor een gemeente kunnen daardoor bij kleinere plannen zeer beperkt blijven. Het doel van deze tool is: • Eenvoudig en snel bepalen of een plan in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. • Het beperken van de onderzoekslast bij kleinere projecten • Het vaststellen van grenzen voor het aantal extra voertuigbewegingen dat niet zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate. Invoergegevens Hieronder zijn de invoergegevens in de NIBM-tool toegelicht. De meeste invoergegevens om te komen tot een worst-case benadering zijn vastgesteld door VROM. Weggegevens Volgens de Regeling beoordeling luchtkwaliteit mag 10 meter worden aangehouden, tenzij bebouwing binnen 10 meter aanwezig is. Voor worst-case benadering is uitgegaan van een smalle weg met bebouwing op 5 meter.
1
http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/luchtkwaliteit/meten-rekenen/nibm-tool/
19 mei 2010
9V3899B0/M00011/904092/Rott
2/3
Autonoom verkeer Uitgangspunt voor de worst-case benadering is dat de jaargemiddelde concentratie NO2 ter hoogte het beoordelingspunt ten gevolge van het autonome verkeer precies gelijk is aan 40,5 µg/m3. Deze concentratie betekent een overschrijding van de jaargemiddelde grenswaarde. Voor de bijdrage PM10 is de omvang van het autonome verkeer niet relevant. Extra verkeer Volgens opgaaf dient er 25.000 m3 zand en 141.750 m3 grond te worden aangevoerd. Uitgaande dat per vrachtwagen 20 m3 kan worden getransporteerd, komt dit overeen met 8.338 ritten en 16.676 voertuigbewegingen. Aangezien getoetst wordt aan een jaargemiddelde concentratie is het aantal voertuigbewegingen omgerekend naar een weekdaggemiddelde. Dit komt overeen met een etmaalintensiteit van 46 voertuigbewegingen. Het overige bouwverkeer, zoals kranen, shovels, aanvoer bouwmaterialen, etc., wordt geschat op een etmaalintensiteit 10 voertuigbewegingen (vrachtverkeer). Dit komt overeen met ruim 1.800 ritten op jaarbasis. Voertuigbewegingen veroorzaakt door bouwpersoneel is geschat op 20 voertuigbewegingen (personenauto’s). Emissiefactoren Voor de worst-case benadering zijn de emissiefactoren (vastgesteld door VROM) gekozen die gelden voor ‘stagnerend stadsverkeer’ in 2015 (NO2) en 2011 (PM10) en is voor vrachtverkeer de hoogste emissiefactoren uit die voor middelzwaar en zwaar verkeer gekozen. Locatiespecifieke achtergrondconcentraties Voor de worst-case benadering is gekozen voor de achtergrondgegevens bij x,y-coördinaten 122.000; 488.000 (2010). Overige invoergegevens Voor de worst-case benadering is op basis van meerjarige meteogegevens gekozen voor een windsnelheid van 3,63 m/s. Resultaat NIBM-tool Op basis van de ingevoerde gegevens kan gesteld worden dat de maximale bijdrage van het extra verkeer 0,98 µg/m3 NO2 en 0,10 µg/m3 PM10 zal bedragen. De bijdrage van het extra verkeer is “niet in betekende mate” bijdragend en is geen nader onderzoek nodig. Uitdraaien van de NIBM-tool zijn als bijlage bij deze memo gevoegd. Opgemerkt moet worden dat de berekening van de maximale bijdrage van het extra verkeer een worst-case benadering is. Bij een toename van de etmaalintensiteit van het vrachtverkeer van 56 naar 70 voertuigbewegingen is de bijdrage van het extra verkeer “mogelijk in betekende mate” bijdragend en is nader onderzoek nodig. Omdat uitgegaan is van een worst-case scenario zal in werkelijkheid deze toename hoger zijn. 5. Conclusie Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de aanlegfase van “Dorpsuitbreiding Scheerwolde” kan worden aangeduid als NIBM. Dit is aangetoond doordat het project valt binnen op basis van de Regeling NIBM en met behulp van de NIBM-tool kan worden aangeduid als NIBM. Dit wil zeggen dat er geen nader onderzoek noodzakelijk is.
19 mei 2010
9V3899B0/M00011/904092/Rott
3/3
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
279
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
280
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 9 MOS Grondmechanica, Uitbreiding Scheerwolde modelberekeningen, 7 februari 2011
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
281
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
282
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
311
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
312
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 10 Royal Haskoning: Notitie depositie Scheerwolde, 7 januari 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
313
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
314
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
A COMPANY OF
Notitie HASKONING NEDERLAND B.V.
Aan Van Datum Kopie Onze referentie
: : : : :
De heer J.W. Geuke (Royal Haskoning) De heer M. Hallmann (Royal Haskoning) 7 januari 2011 De heer S.M.M. Janssen (Royal Haskoning) 9V3899.B0/N0001/Nijm
Betreft
:
Notitie depositie Scheerwolde
1
MILIEU
Inleiding
Arcus Projectontwikkeling BV heeft het initiatief genomen voor de realisering van een uitbreiding van het dorp Scheerwolde met ongeveer vijftig woningen. Aangezien in de nabijheid van het gebied Natura 2000 gebieden zijn gelegen is het de vraag of depositie ten gevolge van emissies die toe te schrijven zijn aan de te realiseren woningen relevant zijn en nader getoetst dienen te worden. In deze notitie wordt dat nagegaan. 2
Depositie van verzurende en verrijkende componenten
Atmosferische depositie van SO2, NH3 en NO/NO2 (NOx) kan via verschillende effectroutes leiden tot effecten op daarvoor gevoelige habitats en plantensoorten. Het effect van verzuring en verrijking als gevolg van atmosferische depositie speelt in een groot deel van Nederland en is een van de bepalende factoren in de achteruitgang van natuurwaarden gedurende de laatste decennia. Depositie valt hierbij te onderscheiden in droge depositie en natte depositie. Droge depositie is het neerslaan van gasvormige of deeltjesvormige stoffen op de bodem onder invloed van de zwaartekracht en turbulenties in de atmosfeer. Natte depositie is het op de bodem terecht komen van gasvormige of deeltjesvormige stoffen als gevolg van uitregenen en uitwassen. 3
Depositie Scheerwolde
Ten gevolge van het rijden van wegverkeer van en naar de nieuwe woningen zullen emissies van NOx optreden welke aan de totale depositie in het gebied kunnen bijdragen. Daarnaast zal ten gevolge van het verbranden van aardgas bij CV-installaties in de woningen emissie van NOx optreden. Deze emissies zullen depositie tot gevolg hebben. Emissies van de andere verzurende en verrijkende componenten in de vorm van SO2 (alleen verzurend) en NH3 (verzurend en verrijkend) zijn vanuit het wegverkeer en CV-installaties verwaarloosbaar. Het is de vraag of depositie in relatie tot de voorgenomen plannen relevant is. Om dit na te gaan wordt begonnen met een inventarisatie van de ordegrootte waarop emissies bij de nieuwe woningen plaats kunnen vinden. Hiervoor wordt uitgegaan van een totaal aan landelijke emissies en overige landelijke data welke vervolgens worden teruggerekend naar de emissies voor de circa 50 woningen tezamen.
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
1/10
De totale geraamde emissie van NOx door wegverkeer in Nederland bedroeg voor 2010 166 kiloton per jaar1. De totale geraamde emissie door huishoudens bedroeg voor 2010 10 kiloton op jaarbasis1. Het aantal huishoudens op 1 januari 2009 bedroeg 7,31 miljoen2. De totale verkeersprestatie in Nederland bedroeg in Nederland circa 127 miljard kilometer3. Als voor de circa 50 woningen 10 km per dag aan lokaal wegverkeer wordt toegerekend dan gaat het op jaarbasis om 182.500 extra kilometers. Op jaarbasis gaat het dan naar verhouding om circa 239 kg NOx emissies ten gevolge van de nieuwe woningen. Voor de CV-installaties gaat het omgerekend om circa 68 kg aan NOx-emissies. Deze hoeveelheden zijn als ‘worst-case’ op te vatten omdat nieuwe woningen van moderne CVinstallaties met relatief lage NOx-emissies uitgevoerd zullen worden en bij de landelijke verkeersemissie van NOx ook de emissie van vrachtwagens is betrokken. 4
Uitgangspunten en modellering verspreidingsberekeningen
4.1
Te beschouwen situatie
Het woningbouwplan omvat de realisatie van circa 50 nieuwbouwwoningen. Doel van deze studie is om na te gaan van welke orde de jaarlijkse depositie van het plan zal zijn. Zodoende wordt alleen de toename in kaart gebracht. Als rekenkundig toetsingsjaar wordt uitgegaan van 2011. 4.2
Emissiebronnen
Het verspreidingsmodel Stacks is niet in staat te rekenen met lijnbronnen. Om een lijnbron te benaderen zijn de emissiebronnen afkomstig van het wegverkeer op de voornaamste ontsluitingswegen in de nabijheid van Scheerwolde. De verkeersemissies worden gelijk over 8 afzonderlijke puntbronnen verdeeld. De emissies bij de woningen worden verdeeld over 2 afzonderlijke puntbronnen. Nabij de puntbronnen zal, omdat de emissies geconcentreerd vrijkomen, een overschatting van de bronbijdrage optreden. Op grotere afstand van de bronnen (in de orde van enkele honderden meters afstand) is de optredende depositie wel representatief. 4.3
Omliggende Natura 2000 gebieden
In de nabijheid van Scheerwolde bevinden zich twee Natura 2000 gebieden. Aan de noordwestelijke zijde is het gebied Weerribben gelegen met een afstand van circa 800 meter tot de bouwlocatie. Aan de zuidzijde ligt het gebied Wieden op circa 1,4 km van de bouwlocatie. In onderstaande figuren 1 en 2 zijn de locaties van de twee Natura 2000 gebieden met daarbij ook de locatie van de bouwlocatie weergegeven.
1
Bron: www.pbl.nl Bron: Compendium voor de Leefomgeving 3 Bron: Statline.cbs.nl 2
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
2/10
Figuur 1
Het Natura 2000 gebied ‘Weerribben’
Figuur 2
Het Natura 2000 gebied ‘Wieden’
4.4
Algemene uitgangspunten verspreidingsberekeningen
Voor de berekeningen is gebruik gemaakt van het verspreidingsmodel Stacks (versie 10.2, update oktober 2010). Middels dit model is de verspreiding en depositie van de optredende emissies bepaald, onder andere rekening houdend met de emissieduur, de emissiehoogte en de meteorologische omstandigheden. Voor het uitvoeren van verspreidingsberekeningen zijn een aantal algemene uitgangspunten gehanteerd. Een overzicht van deze uitgangspunten is opgenomen in onderstaande tabel 13. Het scenariobestand van de berekening voor het jaar 2011 is bijgevoegd in bijlage 1.
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
3/10
Tabel 1
Algemene uitgangspunten voor de verspreidingsberekeningen
Parameter
Aanname
Klimatologie
De klimatologische gegevens van Nederland, vertaald naar locatiespecifieke meteo, zijn representatief voor de omgeving. Gehanteerd zijn de klimatologische gegevens van 1995 – 2004. Gerekend is met de uur-tot-uur-methode.
Receptorhoogte
Voor de receptorhoogte is 1,5 meter gehanteerd.
Ruwheidlengte
Voor de ruwheidlengte is 0,124 meter gehanteerd. Deze ruwheidslengte is berekend aan de hand van rijksdriehoekscoördinaten middels Stacks.
Afmetingen grid
De afmetingen van het oppervlak, waarin de verspreidingsberekeningen zijn uitgevoerd, zijn 10.000
Receptorpunten
Het aantal receptorpunten waarmee gerekend is bedraagt 1.681 (41 x 41)
Gebouwinvloed
Gebouwinvloed is in de modellering niet toegepast.
Warmte-inhoud
Warmte-inhoud is in de modellering niet toegepast.
meter (y) bij 10.000 meter (x).
5
Resultaten verspreidingsberekeningen
In onderstaande figuur 3 is het resultaat weergegeven van de depositie zoals bepaald met het verspreidingsmodel Stacks.
Figuur 3
NO2 depositiecontouren in de omgeving van de bouwlocatie in mol/ha/jaar op de omgeving. Hierin zijn de volgende contouren weergegeven (van buiten naar binnen): 0,05/ 0,10/ 0,15/ 0,20/ 0,30 en 0,40 mol/ha/jaar. De gemodelleerde bronnen worden met een rode ruit aangegeven. De grenzen van de Natura 2000 gebieden ‘Weerribben’ en ‘Wieden’ zijn met oranje lijnen aangegeven.
6
Ordegrootte van de depositie
Om gevoel te krijgen voor de ordegrootte van de depositie ten gevolge van de emissie van NOx als gevolg van de te bouwen woningen, wordt nagegaan hoe deze zich verhoudt tot depositie ten gevolge van emissie van NH3 vanuit veehouderijen. Daarbij zijn een aantal zaken van belang: • NOx-emissies slaan slechts ten dele neer, namelijk de in de vorm van de component NO2
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
4/10
•
De depositiesnelheid van NH3 is hoger dan die van NO2, met andere woorden NH3 zal dichter van de bron neerslaan dan NO24. Voor de depositie van potentieel zuur geldt: potentieel zuur = 2 [SO2] + 1 [NO2] + 1 [NH3] Voor stikstofdepositie (verrijking) geldt: stikstof depositie = 1 [NO2] + 1 [NH3]
• •
Op basis van een testberekening blijkt binnen 5 kilometer van een bron een factor 60 te zitten in de depositie die optreedt ten gevolge van de emissie van NH3 en de emissie van NOx. De emissie van 1 kg NH3 heeft eenzelfde aantal mol per hectare per jaar NH3 tot gevolg als de emissie van 60 kg NOx tot gevolg heeft in mol/ha/jaar NO2 depositie. Met andere woorden, 307 kilogram emissie van NOx heeft zowel een vergelijkbaar verrijkend als verzurend effect als de emissie van 5,1 kg NH3. Deze equivalente hoeveelheden ammoniak komen overeen met de jaarlijkse NH3 emissie van 1 koe5. 7
Conclusie
De maximale depositie ten gevolge van de circa 50 nieuwe woningen bedraagt circa 0,40 mol/ha/jaar. Ter hoogte van het Natura 2000 gebied ‘Weerribben’ is de maximale depositie circa 0,10 mol/ha/jaar. Voor het Natura 2000 gebied ‘Wieden’ zal de depositie lager dan 0,05 mol/ha/jaar uitvallen. De ordegrootte van de depositie ten gevolge van de emissie van 50 woningen is vergelijkbaar met hetgeen 1 koe als depositie tot gevolg heeft. In de landelijke omgeving van Scheerwolde, met de vele nabijgelegen veehouderijen, is deze depositie verwaarloosbaar klein en behoeft vanuit dat oogpunt geen nadere beschouwing door een ecoloog in de vorm van het opstellen van een passende beoordeling.
4 5
http://www.vmm.be/lucht/publicaties/lk2006/H12_06.pdf Regeling ammoniak en veehouderij
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
5/10
Bijlage 1 Scenariobestand depositieberekening Scheerwolde in Stacks
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
6/10
KEMA STACKS VERSIE 2010.2 Release 7 okt 2010
Stof-identificatie:
NO2
start datum/tijd: 30-12-2010 17:48:02 datum/tijd journaal bestand: 30-12-2010 20:18:07 GASDEPOSITIE- EN CONCENTRATIE-BEREKENING BEREKENINGRESULTATEN Geen percentielen berekend Meteo Schiphol en Eindhoven, vertaald naar locatiespecifieke meteo De locatie waarop de achtergrondconcentratie (en meteo) is bepaald : 197500 530000 De basis-meteorologie is via de PreSRM verkregen; afgeleide meteo (u*, L etc) met NNM opgegeven emissie-bestand D:\Stacks102\input\emis.dat Bron(nen)-bijdragen PLUS achtergrondconcentraties berekend! Generieke Concentraties van Nederland (GCN) gebruikt Deze zijn gelezen met de PreSRM module; versie :
1.0
Windroos-waarden berekend op opgegeven coordinaten: 197500 Windroos-waarden in de BLK file per receptorpunt berekend.
Doorgerekende (meteo)periode Start datum/tijd : 1- 1-1995 1:00 h Eind datum/tijd : 31-12-2004 24:00 h Prognostische berekeningen met referentie jaar:
2011
Aantal meteo-uren waarmee gerekend is
:
530000
87600
De windroos: frekwentie van voorkomen van de windsektoren(uren, %) op receptor-lokatie met coordinaten: 197500 530000 gem. windsnelheid, neerslagsom en gem. achtergrondconcentraties (ug/m3) sektor(van-tot) uren % ws neerslag(mm) NO2 O3 1 (-15- 15): 4429.0 2 ( 15- 45): 4748.0 3 ( 45- 75): 7266.0 4 ( 75-105): 5592.0 5 (105-135): 5214.0 6 (135-165): 6377.0 7 (165-195): 9022.0 8 (195-225): 11998.0 9 (225-255): 10949.0 10 (255-285): 9025.0 11 (285-315): 7001.0 12 (315-345): 5979.0 gemiddeld/som: 87600.0
5.1 5.4 8.3 6.4 6.0 7.3 10.3 13.7 12.5 10.3 8.0 6.8
3.7 4.0 4.3 3.7 3.5 3.6 4.4 5.1 6.2 5.1 4.5 4.0 4.6
283.70 133.80 164.80 207.20 360.50 528.90 1041.20 2118.49 1593.70 1002.20 868.80 433.30 8736.58
lengtegraad: : 5.0 breedtegraad: : 52.0 Bodemvochtigheid-index : 1.00 Albedo (bodemweerkaatsingscoefficient) :
7.53 8.26 10.40 13.49 17.11 20.68 18.54 16.10 11.80 8.74 6.41 6.20 12.5
58.28 58.35 52.47 42.43 36.00 30.04 33.95 39.62 51.80 60.51 65.81 63.18 48.7
0.20
Geen percentielen berekend Aantal receptorpunten 1681 Terreinruwheid receptor gebied [m] : 0.1236 Terreinruwheid [m] op meteolokatie in windgegevens verwerkt Hoogte berekende concentraties [m] : 1.5 Gemiddelde veldwaarde concentratie [ug/m3] : 0.00000 hoogste gem. concentratiewaarde in het grid : 13.90229 Hoogste uurwaarde concentratie in tijdreeks : 87.06824 Coordinaten (x,y) : 202050, 534000 Datum/tijd (yy,mm,dd,hh) : 1997 3 12 22
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
7/10
Aantal bronnen
:
10
********* Brongegevens van bron : 1 ** PUNTBRON ** CV-installaties woonwijk 1 X-positie van de bron [m] : 197190 Y-positie van de bron [m] : 530000 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 7.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 0.10 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 0.15 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05002 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 7.53130 Temperatuur rookgassen (K) : 323.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.003 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 43773 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000002161 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000001080 ********* Brongegevens van bron : 2 ** PUNTBRON ** CV-installaties woonwijk 2 X-positie van de bron [m] : 197450 Y-positie van de bron [m] : 529890 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 7.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 0.10 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 0.15 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05002 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 7.53130 Temperatuur rookgassen (K) : 323.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.003 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 43794 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000002161 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000001080 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 1
3
X-positie van de bron [m] : 196120 Y-positie van de bron [m] : 529910 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1743 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000943 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 2
4
X-positie van de bron [m] : 196570 Y-positie van de bron [m] : 529930 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : Temperatuur rookgassen (K) :
7 januari 2011
0.05000 0.00008 285.00
9V3899.B0/N0001/Nijm
8/10
Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1752 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000947 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 3
5
X-positie van de bron [m] : 197120 Y-positie van de bron [m] : 530040 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1791 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000969 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 4
6
X-positie van de bron [m] : 197590 Y-positie van de bron [m] : 529880 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1748 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000945 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 5
7
X-positie van de bron [m] : 197930 Y-positie van de bron [m] : 529380 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1700 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000919 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 6
8
X-positie van de bron [m] : 198690 Y-positie van de bron [m] : 529810 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
9/10
Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1719 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000930 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 7
9
X-positie van de bron [m] : 199330 Y-positie van de bron [m] : 530410 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1793 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000970 ********* Brongegevens van bron : ** PUNTBRON ** Rijden auto's 8
10
X-positie van de bron [m] : 200050 Y-positie van de bron [m] : 531220 Schoorsteenhoogte (tov maaiveld) [m] : 1.0 Inw. schoorsteendiameter (top) : 29.50 Uitw. schoorsteendiameter (top) : 30.00 Gem. volumeflux over bedrijfsuren (Nm3) : 0.05000 Gem. uittree snelheid over bedrijfsuren (m/s) : 0.00008 Temperatuur rookgassen (K) : 285.00 Gem. warmte emissie over bedrijfsuren (MW) : 0.000 **Warmte emissie voor deze bron constante - ingelezen - waarde** NO2 fraktie in het rookgas [%] : 0.05 Aantal bedrijfsuren: 1755 (Bedrijfsuren zijn uren met een emissie > 0) gemiddelde emissie over bedrijfsuren: (kg/s) 0.000047371 gemiddelde emissie over alle uren: (kg/s) 0.000000949
7 januari 2011
9V3899.B0/N0001/Nijm
10/10
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
325
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
326
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 11 Kragten: Toelichting inzake fosfaat, 10 februari 2011
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
327
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
328
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
363
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
364
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 12 Royal Haskoning: Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Scheerwolde ten gevolge van wegverkeer, 10 februari 2011
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
365
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
366
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
Aan Van Datum Kopie Onze referentie :
: : : : :
Notitie
Betreft
A.M. van Esch, A.Vermeulen 10 februari 2011 Jan –Willem Geuke 9V3899.B0/N00001//Nijm Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Scheerwolde ten gevolge van wegverkeer
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V.
1/5
INFRASTRUCTUUR & TRANSPORT
Inleiding Arcus Projectontwikkeling BV heeft het initiatief genomen voor de realisering van een uitbreiding van het dorp Scheerwolde met circa 50 woningen. De uitbreiding is geprojecteerd aan de zuidzijde van Scheerwolde (zie figuur 1). Figuur 1: locatie plangebied
Voor de te ontwikkelen locatie wordt het aspect wegverkeerslawaai onderzocht. Doel van het onderzoek is te bepalen of de nieuw te bouwen geluidgevoelige bestemmingen volgens de bepalingen in de Wet geluidhinder (Wgh) kunnen worden gerealiseerd. De nieuwe planlocatie is gelegen binnen de geluidzone van de Scheerwolderweg, Steenwijkerdiep Noord, Steenwijkerdiep Zuid. De verkeersintensiteiten op de wegen Steenwijkerdiep Noord en Steenwijkerdiep Zuid is zeer gering en daardoor niet meegonomen in dit akoestisch onderzoek. De provinciale weg Blokzijde Weg is gelegen op een afstand van 560 meter van de geprojecteerde woningen en hoeft hierdoor akoestisch gezien niet te worden onderzocht.
9V3899.B0/N00001//Nijm
Voor 30 km/uur wegen is er geen wettelijk kader. In kader van een goede ruimtelijke ordening is de 30km/uur wegvak van Scheerwolderweg toch beschouwd.
10 februari 2011
Normstelling Wettelijk kader • Zones langs wegen Op basis van de Wet geluidhinder artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het (toekomstig) aantal rijstroken en of een weg binnen- of buitenstedelijk is gelegen. Alle onderzochte wegen zijn voor een groot gedeelte buitenstedelijk gelegen m.u.v. het 30 km/uur gedeelte van de Scheerwolderweg. De Scheerwolderweg (het 60km/uur gedeelte), Steenwijkerdiep Noord en Steenwijkerdiep Zuid hebben formeel een geluidszone. De geluidszone van deze wegen bedraagt 250 meter aan weerszijde. • Voorkeurswaarde en maximale ontheffing In de zin van de Wet geluidhinder is er bij het bestemmingsplan sprake van te projecteren woningen. De voorkeurswaarde voor de gevelbelasting van de woningen bedraagt 48 dB (artikel 82 Wgh). De ten hoogst toelaatbare gevelbelasting met ontheffing voor nieuw te bouwen woningen (in buitenstedelijk gebied) bij bestaande wegen bedraagt 53 dB (artikel 83 lid 1 Wgh). Voor woningen in binnenstedelijk gebied bedraat de ten hoogst toelaatbare gevelbelasting 63 dB (artikel 83 lid 2 Wgh). Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde en maatregelen gericht op de reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, is B&W van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. • Aftrek op basis van artikel 110g Wet geluidhinder Voordat toetsing van de gevelbelasting van de grenswaarde plaatsvindt, mag voor een weg waar de toegestane snelheid lager dan 70 km/uur bedraagt, op basis van artikel 110g, een aftrek van 5 dB toegepast worden. Dit is het geval voor alle onderzochte wegen ter hoogte van het plan. Beoordelingskader 30 km/uur wegen Voor 30 km/uur wegen geldt geen geluidszone als bedoeld in (artikel 74 Wgh). Dus formeel gezien vallen deze wegvakken buiten de Wet geluidhinder. Hierdoor is er voor de woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen langs de betreffende wegen geen toetsingskader met grenswaarden. Het is dan ook niet mogelijk voor deze bestemmingen een hogere waarde vast te stellen. Wel is de jurisprudentie van de Raad van State van belang. Hieruit volgt dat het niet beoordelen van de geluidbelasting in 30 km/uur gebieden niet in strijd is met de Wet geluidhinder, maar dat het niet past binnen een ‘goede ruimtelijke ordening’. Daarom is in dit rapport het wegverkeerslawaai in beeld gebracht, ter beoordeling van de milieusituatie ter plaatse van de nieuwe woningen.
9V3899.B0/N00001//Nijm
Voor de beoordeling van de rekenresultaten wordt gerefereerd aan de wettelijke normstelling voor een te projecteren nieuwbouwwoning langs een bestaande weg in binnenstedelijk gebied. Een gevelbelasting tot en met de 48 dB wordt als “goed“ gekenmerkt, tussen de 49 en 63 dB als “acceptabel” en boven de 63 dB als “slecht”. De geluidbelastingen van de 30 km/uur wegen zijn inclusief de reductie van artikel 110g van de Wet geluidhinder.
10 februari 2011
2/5
Uitgangspunten Algemeen Het plan bestaat uit circa 50 woningen. De indicatieve locatie van de woningen is opgenomen in figuur 2. De gele blokken met blauwe rand is de indicatieve locatie van de woningen. In elk blok is aangegeven hoeveel woningen er kunnen komen. Tevens wordt de grond ter plaatse van de projecteren woningen verhoogd. De woningen worden op een terp geplaatst van 1,5 meter boven het huidige maaiveld. Figuur 2 Indicatieve locatie woningen.
Voor het op te stellen rekenmodel is gebruik gemaakt van: • Tekening ‘Gemeente Steenwijkerland, Bestemmingsplan woon- en recreatiepark Scheerwolde, code 05-61-05, d.d. 22-04-2008 afkomstig van Buro Vijn. • Akoestisch onderzoek ‘Recreatieve ontwikkeling en permanente woningbouw Scheerwolde, Akoestisch onderzoek voor het bestemmingsplan, afkomstig van Regio IJssel- Vecht en het bijbehorend akoestisch model, d.d. augustus 2007.
Verkeersgegevens
9V3899.B0/N00001//Nijm
De verkeersgegevens van 2020 zijn aangeleverd door de gemeente Steenwijkerland en afkomstig uit het akoestisch model van augustus 2007. Het gehanteerde peiljaar is 2021. Als groeifactor is 1% per jaar gehanteerd ten opzichte van het peiljaar 2020. Tevens is er bij de Scheerwolderweg ten gevolge van aantrekkend verkeer bij een nieuw te projecteren centrum 182 personenauto’s in de dag en 64 personenauto’s in de avond extra aan de verkeersgegevens toegevoegd. In tabel 1 zijn de verkeersgegevens van 2021 opgenomen.
10 februari 2011
3/5
weg 30
snelheid [km/uur]
Fijn asfalt (DAB)
Elementenverharding in keperverband
wegdektype
2300
3700
etmaal
Mototrvoertuigen per
De etmaalintensiteiten zijn inclusief de ontwikkeling van recreatiewoningen. Deze ontwikkeling gaat (voorlopig) niet door, maar als worst-case is hier wel van uitgegaan bij de etmaalintensiteiten. Tabel 1: Verkeersgegevens
Scheerwolderweg 60
maximum
Scheerwolderweg
In onderstaande figuur is aangegeven waar in het akoestisch model een maximum snelheid van 30 km/uur wordt aangehouden. Een invoer van de verkeersgegevens is opgenomen in bijlage 1. Figuur 3: 30 km/uur weg.
Berekening Algemeen De berekening is opgesteld met behulp van het software programma Geomilieu versie 1.71. Het programma is conform het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006). Een overzicht van het rekenmodel en de invoergegevens is opgenomen in bijlage 1. Resultaten
9V3899.B0/N00001//Nijm
• Scheerwolderweg (60 km/uur wegvak) In bijlage 2 zijn de rekenresultaten opgenomen van het 60 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg. De rekenresultaten zijn inclusief de reductie van artikel 110 g van de Wet geluidhinder.
10 februari 2011
4/5
De geluidbelasting (Lden) bedraagt bij alle woningen minder dan 48 dB ten gevolge van de 60 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg. • Scheerwolderweg (30 km/uur wegvak) In bijlage 3 zijn de rekenresultaten opgenomen van het 30 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg. De rekenresultaten zijn inclusief de reductie van artikel 110 g van de Wet geluidhinder. De woningen die direct naast de 30 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg zijn gelegen hebben een geluidbelasting (Lden) tussen de 48 dB en 51 dB. Bij de andere woningen bedraagt de geluidbelasting (Lden) minder dan 48 dB.
Beoordeling en conclusie De geluidbelasting (Lden) tengevolge van de 60 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg op de gevels van de te projecteren woningen bedraagt minder dan 48 dB. De geluidbelasting is inclusief de reductie van artikel 110g van de Wet geluidhinder. Hiermee wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en hoeven er geen aanvullende maatregelen worden onderzocht. Voor 30 km/uur wegen is er geen wettelijk kader. In kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de geluidbelastingen inzichtelijk gemaakt. De geluidbelasting (Lden) tengevolge van de 30 km/uur wegvak van de Scheerwolderweg op de gevels van de te projecteren woningen direct gelegen naast de weg bedraagt tussen de 48 en 51 dB en wordt als ‘acceptabel’ beschouwd. Aangezien we voor het beoordelingskader van de 30 km/uur weg refereren aan de Wet geluidhinder is de geluidbelasting inclusief de reductie van artikel 110g van de Wet geluidhinder.
9V3899.B0/N00001//Nijm
Bovenstaande geluidbelastingen zijn worst-case. In de etmaalintensiteiten zijn de vervoersbewegingen van recreatiewoningen meegenomen. De uitvoering van de recreatiewoningen gaat (voorlopig) niet door. Hierdoor zal de geluidbelasting in werkelijkheid lager zijn dan de nu berekende.
10 februari 2011
5/5
Bijlage 2 Rekenresultaten Scheerwolderweg 60 km/uur Rapport: Model:
16_A 16_B 16_C 17_A 17_B
14_B 14_C 15_A 15_B 15_C
12_C 13_A 13_B 13_C 14_A
11_A 11_B 11_C 12_A 12_B
09_B 09_C 10_A 10_B 10_C
07_C 08_A 08_B 08_C 09_A
06_A 06_B 06_C 07_A 07_B
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,27 8,87 15,54 20,79 22,25
10,53 12,84 16,82 9,51 2,82
20,57 24,31 24,83 15,83 20,29
24,03 13,90 16,34 21,54 21,45
19,70 18,05 23,30 25,48 17,56
26,40 28,00 27,50 20,14 21,97
22,93 24,69 18,23 20,78 24,93
28,20 24,35 27,07 26,90 21,67
33,50 34,65 35,37 17,80 22,64
36,24 36,60 37,89 38,75 39,38
34,93 35,18 35,55 35,80 35,71
Dag 31,25 31,45 31,66 34,38 34,73
-0,03 4,57 11,24 16,49 17,95
6,23 8,54 12,52 5,21 -1,48
16,27 20,01 20,53 11,53 15,99
19,73 9,60 12,04 17,24 17,15
15,40 13,75 19,00 21,18 13,26
22,10 23,70 23,20 15,84 17,67
18,63 20,39 13,93 16,48 20,63
23,90 20,05 22,77 22,60 17,37
29,20 30,35 31,07 13,50 18,34
31,94 32,30 33,59 34,45 35,08
30,63 30,88 31,25 31,50 31,41
Avond 26,95 27,15 27,36 30,08 30,43
-5,97 -1,38 5,37 10,62 12,07
0,28 2,65 6,64 -0,74 -7,40
10,38 14,13 14,65 5,64 10,11
13,85 3,67 6,16 11,36 11,27
9,47 7,85 13,12 15,30 7,36
16,23 17,81 17,31 9,95 11,77
12,72 14,48 8,05 10,58 14,74
18,02 14,19 16,89 16,72 11,48
23,35 24,48 25,20 7,57 12,44
26,07 26,43 27,74 28,58 29,22
24,75 25,02 25,39 25,63 25,55
Nacht 21,09 21,27 21,49 24,22 24,56
4,32 8,92 15,61 20,86 22,32
10,58 12,90 16,89 9,56 2,87
20,63 24,38 24,90 15,89 20,36
24,10 13,95 16,41 21,61 21,52
19,75 18,11 23,37 25,55 17,62
26,47 28,06 27,56 20,20 22,03
22,99 24,75 18,30 20,84 24,99
28,27 24,42 27,14 26,97 21,73
33,58 34,72 35,44 17,85 22,70
36,31 36,67 37,97 38,82 39,45
35,00 35,25 35,62 35,87 35,78
Lden 31,32 31,52 31,73 34,45 34,80
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Kooiweg 60 km/uur Ja
17_C 18_A 18_B 18_C 19_A Woning Woning Woning Woning Woning
Groep: Groepsreductie:
19_B 19_C 20_A 20_B 20_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
10-2-2011 17:32:13
Bijlage 2 Rekenresultaten Scheerwolderweg 60 km/uur Rapport: Model:
Hoogte 1,50 4,50 7,50
Dag 17,49 20,71 26,96
Avond 13,19 16,41 22,66
Nacht 7,28 10,49 16,78
Lden 17,55 20,76 27,03
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Kooiweg 60 km/uur Ja
Omschrijving
Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 21_A 21_B 21_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
10-2-2011 17:32:13
Omschr. Scheerwoldeweg Scheerwoldeweg Kooiweg
ISO H 0,00 0,00 0,00
ISO M 0,00 0,00 0,00
HDef. Eigen waarde Eigen waarde Eigen waarde
Invoertype Verdeling Verdeling Verdeling
Hbron 0,75 0,75 0,75
eerste model Februari 2011 - Scheerwolde (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Bijlage 1 Verkeersgegevens 2021 Model: Groep:
Naam 001 003 004
Geomilieu V1.71
Helling 0 0 0
V(MR) ----
V(LV) 60 30 60
V(MV) 60 30 60
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
Wegdek W0 W49a W0
10-2-2011 17:23:14
V(ZV) 60 30 60
Totaal aantal 2311,45 3729,49 3483,49
%Int.(D) 6,90 6,95 7,00
%Int.(A) 3,00 2,85 2,60
%Int.(N) 0,63 0,65 0,70
%Int.(P4) ----
%MR(D) ----
eerste model Februari 2011 - Scheerwolde (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Bijlage 1 Verkeersgegevens 2021 Model: Groep:
Naam 001 003 004
Geomilieu V1.71
%MR(A) ----
%MR(P4) ----
%LV(D) 94,60 94,35 94,00
%LV(A) 95,40 94,90 94,00
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
%MR(N) ----
10-2-2011 17:23:14
%LV(N) 96,00 96,00 96,00
%LV(P4) ----
%MV(D) 4,60 4,80 5,10
%MV(A) 3,90 4,30 5,10
%MV(N) 3,40 3,40 3,40
%MV(P4) ----
%ZV(D) 0,80 0,85 0,90
%ZV(A) 0,70 0,75 0,90
eerste model Februari 2011 - Scheerwolde (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Bijlage 1 Verkeersgegevens 2021 Model: Groep:
Naam 001 003 004
Geomilieu V1.71
%ZV(N) 0,60 0,60 0,60
MR(D) ----
MR(A) ----
MR(N) ----
MR(P4) ----
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
%ZV(P4) ----
10-2-2011 17:23:14
LV(D) 150,88 244,55 229,21
LV(A) 66,15 100,87 85,14
LV(N) 13,98 23,27 23,41
LV(P4) ----
MV(D) 7,34 12,44 12,44
MV(A) 2,70 4,57 4,62
eerste model Februari 2011 - Scheerwolde (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2006
Bijlage 1 Verkeersgegevens 2021 Model: Groep:
Naam 001 003 004
Geomilieu V1.71
MV(N) 0,50 0,82 0,83
ZV(D) 1,28 2,20 2,19
ZV(A) 0,49 0,80 0,82
ZV(N) 0,09 0,15 0,15
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
MV(P4) ----
10-2-2011 17:23:14
530400
0m
530300
Bijlage 1
Overzicht model
Bodemgebied Gebouw Hoogtelijn Toetspunt Weg
300 m schaal = 1 : 7138
530200
530100
1413 171615
18 19
00 1211 3 1009 08
530000
07
20
001
06 05
21
529900
04 03
529800
02 01 529700
4 00
529600
529400
196400 196500 196600 196700 196800 196300 Wegverkeerslawaai - RMW-2006, [Februari 2011 - eerste model] , Geomilieu V1.71
196900
197000
197100
197200
197300
197400
197500
197600
197700
197800
197900
198000
198100
9V3899.B0
529300
Bestemmingsplan Scheerwolde
529500
Bijlage 3 Rekenresultaten Scheerwolderweg 30 km/uur Rapport: Model:
16_A 16_B 16_C 17_A 17_B
14_B 14_C 15_A 15_B 15_C
12_C 13_A 13_B 13_C 14_A
11_A 11_B 11_C 12_A 12_B
09_B 09_C 10_A 10_B 10_C
07_C 08_A 08_B 08_C 09_A
06_A 06_B 06_C 07_A 07_B
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Woning Woning Woning Woning Woning
Omschrijving Woning Woning Woning Woning Woning
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
41,50 41,74 30,02 31,31 33,03
50,83 47,94 49,42 49,48 38,77
44,95 46,62 46,85 49,68 50,80
50,63 50,70 43,10 45,47 45,83
46,03 44,22 46,68 47,01 49,26
48,82 50,33 50,45 42,83 45,61
44,82 45,19 41,43 44,32 44,78
45,27 48,09 50,23 50,39 42,03
48,91 50,97 51,04 41,73 44,77
32,19 33,03 41,92 45,37 45,78
22,85 17,93 19,72 24,62 31,64
Dag 13,44 15,42 19,81 17,73 19,02
37,53 37,77 26,07 27,35 29,06
46,86 43,98 45,45 45,51 34,81
40,99 42,65 42,88 45,72 46,83
46,66 46,73 39,15 41,50 41,87
42,06 40,26 42,72 43,04 45,30
44,86 46,36 46,48 38,87 41,65
40,85 41,23 37,47 40,35 40,81
41,30 44,13 46,26 46,42 38,07
44,95 47,00 47,07 37,77 40,80
28,23 29,07 37,96 41,40 41,82
18,88 13,99 15,77 20,65 27,70
Avond 9,50 11,48 15,85 13,79 15,07
30,96 31,19 19,53 20,79 22,49
40,28 37,42 38,88 38,94 28,25
34,43 36,08 36,30 39,15 40,26
40,09 40,15 32,59 34,93 35,29
35,49 33,71 36,15 36,47 38,74
38,29 39,79 39,90 32,31 35,08
34,28 34,65 30,91 33,78 34,24
34,73 37,57 39,69 39,85 31,52
38,39 40,42 40,49 31,22 34,24
21,67 22,50 31,40 34,84 35,24
12,30 7,45 9,22 14,06 21,16
Nacht 2,96 4,93 9,26 7,25 8,53
41,52 41,76 30,06 31,34 33,05
50,85 47,97 49,44 49,50 38,80
44,98 46,64 46,87 49,71 50,82
50,65 50,72 43,14 45,49 45,86
46,05 44,26 46,71 47,03 49,29
48,85 50,35 50,47 42,86 45,64
44,84 45,22 41,46 44,34 44,80
45,29 48,12 50,25 50,41 42,07
48,94 50,99 51,06 41,77 44,80
32,22 33,06 41,95 45,40 45,81
22,87 17,98 19,76 24,64 31,69
Lden 13,49 15,47 19,83 17,78 19,06
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Scheerwolderweg 30 km/uur Ja
17_C 18_A 18_B 18_C 19_A Woning Woning Woning Woning Woning
Groep: Groepsreductie:
19_B 19_C 20_A 20_B 20_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
10-2-2011 17:32:43
Bijlage 3 Rekenresultaten Scheerwolderweg 30 km/uur Rapport: Model:
Hoogte 1,50 4,50 7,50
Dag 33,02 34,35 35,92
Avond 29,07 30,39 31,95
Nacht 22,53 23,83 25,38
Lden 33,06 34,38 35,94
Resultatentabel eerste model LAeq totaalresultaten voor toetspunten Scheerwolderweg 30 km/uur Ja
Omschrijving
Groep: Groepsreductie: Naam Toetspunt 21_A 21_B 21_C
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V1.70
Bestemmingsplan Scheerwolde 9v3899.B0
10-2-2011 17:32:43
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
381
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
382
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 13 Provincie Overijssel, Vooroverlegreactie 3.1.1 Bro Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 20 juli 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
383
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
384
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
387
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
388
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 14 VROM-Inspectie, Steenwijkerland vooroverleg bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" 32987, 2 juli 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
389
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
390
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
397
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
398
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 15 Waterschap Reest & Wieden, Watertoets ontwerpbestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 13 juli 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
399
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
400
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
403
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
404
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
Bijlage 16 Brandweer gemeente Steenwijkerland, Het bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde, 14 juli 2010
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)
405
bestemmingsplan Dorpsuitbreiding Scheerwolde
406
bestemmingsplan "Dorpsuitbreiding Scheerwolde" (ontwerp)