Bestemmingsplan Alkmaar-Noord
Bestemmingsplan Alkmaar-Noord
Inhoud: Toelichting Voorschriften + bijlage
Alkmaar/Leeuwarden Plannummer: 007.00.01.05.00 5 januari 2005
Toelichting
Inhoudsopgave 3
1
Inleiding
2
Het plangebied 2.1 Stedenbouwkundige ontwikkeling 2.2 Huidige situatie 2.3 De wijken 2.4 Groenstructuur
5 5 8 13 14
3
Beleidskader 3.1 Rijksbeleid 3.2 Provinciaal en regionaal beleid
19 19 24
4
Gemeentelijk beleid 4.1 Wijken en buurten 4.2 Werken 4.3 Verkeer 4.4 Voorzieningen 4.5 Groen en water 4.6 Milieu en duurzaamheid 4.7 Archeologie 4.8 Technische infrastructuur
37 37 41 41 42 47 50 56 57
5
Milieu 5.1 Hinder weg- en railverkeer 5.2 Bodem 5.3 Water 5.4 Externe veiligheid 5.5 Zonering spuiterij 5.6 Luchtkwaliteit
61 61 63 63 64 68 68
6
Planbeschrijving 6.1 Wonen 6.2 Centrumvoorzieningen 6.3 Bedrijven 6.4 Maatschappelijke doeleinden 6.5 Infrastructuur 6.6 Openbare ruimte 6.7 Bebouwingsregeling 6.8 Welstandsbeleid
69 69 71 73 73 73 74 77 80
7
Juridische vormgeving
85
007.00.01.05.00.toe
91
8
Uitvoerbaarheid en handhaving
9
Inspraak en overleg 93 9.1 Resultaat overleg ex artikel 10 Bro 93 9.2 Resultaat inspraak ex artikel 6a Wet op de Ruimtelijke Ordening 105 9.3 Overzicht van de aanpassingen naar aanleiding van de reacties 126 9.4 Ambtelijke aanpassingen 127
007.00.01.05.00.toe
1
Inleiding
Actualisering
De gemeente Alkmaar heeft zich tot doel gesteld verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. Daarbij zou het aantal bestemmingsplannen voor de gehele gemeente moeten worden teruggebracht van 90 geldende plannen naar een aantal van ongeveer 20. De op ontwikkeling gerichte bestemmingsplannen moeten vervangen worden door op beheer gerichte bestemmingsplannen als in een gebied geen grootschalige ontwikkelingen meer worden verwacht. De actualisering van bestemmingsplannen wordt tevens aangegrepen om stap voor stap de bestemmingsplannen te digitaliseren. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan omvat zo’n 20 geldende bestemmingsplannen.
Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan Alkmaar-Noord wordt globaal genomen begrensd door het Noordhollandsch Kanaal, het buitengebied ten noorden van de Landman, de provinciale weg N 245 en de spoorlijn Alkmaar-Den Helder en is weergegeven op de kaart voorafgaand aan de toelichting. Het gebied is een woongebied dat in de jaren ’70, ’80 en ‘90 tot stand is gekomen. Met de in het gebied gerealiseerde wijken gaf Alkmaar inhoud aan het van rijkswege opgestelde ‘groeikernenbeleid’. Alle goede, maar ook minder goede resultaten van de stedenbouwkundige opvattingen uit de tijd van de ontwikkeling zijn aan de wijk af te lezen. In de komende jaren zullen op sommige plaatsen aanpassingen in de wijk of in de buurten noodzakelijk zijn. Het voorliggende bestemmingsplan dient daarvoor als kader, enerzijds door gewenste veranderingen zonder lange procedures mogelijk te maken, en anderzijds door de stedenbouwkundige structuur, de identiteit en daarmee het geheugen van de buurten te respecteren. In hoofdzaak is het bestemmingsplan Alkmaar-Noord echter een beheerplan; een plan dat het gebruik en het bouwen regelt van een bestaand gebied. Daarbij is binnen de ruimtelijke karakteristiek gezocht naar flexibiliteit ten aanzien van het bouwen bij/verbouwen van bebouwing in het plangebied.
Herziening
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een (gedeeltelijke) herziening van een vijftiental bestemmingsplannen, twee uitwerkingsplannen en drie wijzigingsplannen: • Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1978, gemeente St. Pancras, goedgekeurd: 02-11-1982 • Bestemmingsplan Kanaaldijk, gemeente St. Pancras, goedgekeurd: 13-05-1975
007.00.01.05.00.toe
3
• • • • • • • • • • • • • • • • • • Leeswijzer
Uitbreidingsplan in hoofdzaak, gemeente Bergen, goedgekeurd: 19-10-1960 Bestemmingsplan De Weijdt-Koedijk, goedgekeurd: 19-08-1980 Uitwerkingsplan De Weijdt-Koedijk, goedgekeurd: 25-09-1984 Uitbreidingsplan in onderdelen, gemeente Koedijk, goedgekeurd: 09-11-1949 Bestemmingsplan Sportvelden Koedijk, goedgekeurd: 05-05-1975 Bestemmingsplan Kanaaldijk-Koedijk, goedgekeurd: 09-06-1981 Bestemmingsplan Daalmeer, goedgekeurd: 02-06-1981 Uitbreidingsplan in hoofdzaak, gemeente Koedijk, goedgekeurd: 09-11-1949 Uitbreidingsplan in hoofdzaak, gemeente St. Pancras, goedgekeurd: 09-07-1952 Bestemmingsplan Huiswaard-Noord, goedgekeurd: 06-02-1979 Bestemmingsplan Huiswaard 3a, goedgekeurd: 04-07-1978 Wijzigingsplan Huiswaard 3a, uitsluitend voorschriften, goedgekeurd: 22-04-1980 Uitwerkingsplan Huiswaard 3a, goedgekeurd: 14-08-1984 Bestemmingsplan Bergermeer, goedgekeurd: 27-11-1973 Bestemmingsplan Huiswaard 1, goedgekeurd: 24-11-1970 Wijzigingsplan Huiswaard 1, goedgekeurd: 25-11-1975 Wijzigingsplan Huiswaard 1, goedgekeurd: 18-04-1978 Bestemmingsplan Huiswaard 2, goedgekeurd: 12-11-1974.
In de voorliggende toelichting is in hoofdstuk 2 ingegaan op het plangebied. De ontwikkeling van de wijken is beschreven, evenals de wijken zelf (ruimtelijk en functioneel). Hoofdstuk 3 vormt het beleidskader waarbinnen de gemeentelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt kunnen worden. Zowel het relevante rijksbeleid als het provinciale en regionale beleid komt hierin aan de orde. In hoofdstuk 4 zijn de gemeentelijke beleidsstukken kort samengevat, die voor het bestemmingsplan van belang zijn. Dit hoofdstuk is onderverdeeld in een aantal thema’s, te weten: buurten en wijken, werken, verkeer, voorzieningen, groen en water, milieu en archeologie. Hoofdstuk 5 gaat in op de milieu-aspecten die binnen het plangebied van belang zijn, zoals bijvoorbeeld verkeerslawaai. Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van het plan en de vertaling van de beleidsvoornemens in de voorschriften. In hoofdstuk 7 is een toelichting gegeven op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan.
007.00.01.05.00.toe
4
2
Het plangebied 2.1
Stedenbouwkundige ontwikkeling
Algemeen
Sinds de jaren 60 is de groei van Alkmaar met name gebaseerd op de aanwijzing tot groeikern. Om Alkmaar te kunnen uitbreiden was een gemeentelijke grenswijziging noodzakelijk. Het wetsontwerp over de grenswijziging van Alkmaar werd in 1971 aanvaard. Het was toen ook de hoogste tijd om het decentralisatiebeleid van het rijk op gemeentelijk niveau te concretiseren, te meer omdat de suburbanisatie in Noord-Holland onrustbarende vormen begon aan te nemen en de groei van de voor de opvang van de overloop aangewezen kernen achter bleef bij de verwachtingen. Ondanks de lange periode tussen de aanvraag tot grenswijziging en de uiteindelijke regeringsbeslissing van 1972, heeft Alkmaar in deze periode een groot aantal naoorlogse wijken aan de zuidzijde van het Noordhollandsch Kanaal gerealiseerd. Met de ontwikkeling van de wijk Huiswaard 1 werd een eerste stap gezet over het Noordhollandsch Kanaal. De mogelijkheden voor een verdere ontwikkeling van Alkmaar lagen vooral aan deze noordzijde van het kanaal.
Alkmaar-Noord
Ruimtelijk kan Alkmaar-Noord in drie delen worden onderverdeeld: het zuidelijke deel ten zuiden van de Huiswaarderweg; het centrale deel (de wijken De Horn-Zuid, De Horn-Noord, ‘t Rak-Zuid, ’t Rak-Noord en het stadsdeelcentrum); het noordelijke deel (Daalmeer/Koedijk). Alkmaar-Noord is wijksgewijs opgebouwd, waarbij de wijken zijn gegroepeerd in klaverbladvorm rond een stadsdeelcentrum. Handhaving van de polderstructuren was een uitgangspunt. De recreatieve voorzieningen dienden geconcentreerd te worden in een groot centraal gelegen stadsdeelpark. Binnen de wijken werd een menging van verkeersstromen voorgestaan, terwijl daarbuiten (ter plaatse van de hoofdinfrastructuur) de verkeersstromen gescheiden zouden moeten worden.
Huiswaard I
Bij de ontwikkeling van Alkmaar-Noord kan een aantal plangeneraties worden onderscheiden. De eerste plangeneratie is die tot 1972, waarin de wijk Huiswaard 1 werd gerealiseerd. De eerste generatie plannen wordt onder andere gekenmerkt door een hoog percentage hoogbouw of flats, herhalingspatronen in de verkaveling, relatief grote bouwhoogten, traditionele stratenpatronen gericht op de auto, beperkte menging van woningtypen en scheiding van functies.
007.00.01.05.00.toe
5
Huiswaard 2 De Horn-Zuid De Horn-Noord ’t Rak-Zuid ’t Rak-Noord
De start van Huiswaard 2 vormde het begin van een nieuwe generatie stedenbouwkundige plannen. Hierin werden niet alleen nieuwe vormgevingsdenkbeelden verwerkt, maar werd tevens ingespeeld op een aantal landelijke tendensen en opvattingen (over de verhouding laagbouw-hoogbouw, het streven naar kleinschaligheid en de grotere aandacht voor de natuurlijke en landschappelijke gegevenheden). Ook dienden zich nieuwe woningzoekenden aan, waardoor de woningdifferentiatie moest worden aangepast (sterke toename van het percentage premie-koop- en premie-huurwoningen). Tot 1980 werden de plannen op deze wijze uitgevoerd en werden de wijken Huiswaard 2, De Horn-Zuid en De Horn-Noord, ’t Rak-Zuid en ’t RakNoord tot stand gebracht.
De Horn-Zuid
De Mare
Het plan voor De Mare kan worden geplaatst in de overgangsperiode tussen de tweede en de derde plangeneratie. Het stadsdeelcentrum De Mare diende een verzorgende functie te gaan vervullen voor geheel Alkmaar-Noord, maar dit zou niet ten koste mogen gaan van de centrale functie van het in de binnenstad gelegen winkelcentrum. Een rechthoekig bebouwingspatroon was het uitgangspunt voor het winkelcentrum, waarbij eveneens de oorspronkelijke polderstructuur gehandhaafd diende te blijven. Dit laatste had vooral betrekking op de aanwezig ringsloot. Een verregaande integratie van functies werd voorgestaan. Ook ten aanzien van de woningbouw in de wijk gold als uitgangspunt dat deze binnen een rechthoekig bebouwingspatroon moest worden ontwikkeld en voor een belangrijk deel als etagebouw moest worden gerealiseerd.
007.00.01.05.00.toe
6
Daalmeer
Na 1980 werd (weer) een formelere stedenbouwkundige benadering noodzakelijk geacht, waarbij de vormgeving op plandeel- en wijkniveau verbeterd kon worden. Er was namelijk onvrede ontstaan over de wijze van “discussiërend ontwerpen” en het streven naar architectuur op buurtniveau (met kleinschaligheid en variatie als hoofdthema’s). De nieuwe werkwijze werd gekenmerkt door een splitsing van de planvorming in een aantal fasen, waarvan de belangrijkste worden afgesloten met een bestuurlijk beslissingsmoment. De zogenaamde “derde generatieplannen” worden voornamelijk gekenmerkt door een nadrukkelijk structurering en fasering van de planvorming, de rationaliteit in de hoofdopzet, een versobering in de detaillering, meer aandacht voor de vormgeving van de hele wijk en een heldere verkavelingsstructuur. De wijken Daalmeer-Zuidoost en Daalmeer-Zuidwest zijn in deze periode en binnen deze ontwikkelingsvisie tot stand gebracht.
Daalmeer-Zuid
De verschillende deelplannen van de wijk Daalmeer vormden geen op zichzelf staande eenheden, maar onderdelen van het grote geheel. Het deelplan Daalmeer-Zuidoost is het eerste plan waarin de omslag in uitgangspunten en werkwijze duidelijk naar voren zijn gekomen. Bij het ontwikkelen van de verkaveling heeft voorop gestaan dat het deelplan als een herkenbaar geheel moest worden ervaren, zonder dat het zich losmaakte van de structuur van het totale Daalmeergebied. Voor het gehele gebied werd een rechthoekig verkavelingspatroon en concentratie van het groen het basisthema. Koedijk
Sinds de gemeentelijke herindeling van 1 oktober 1972 is het zuidelijk gedeelte van Koedijk in de gemeente Alkmaar komen te liggen. Koedijk is ontstaan langs een dijk met een oorspronkelijk zeewerende functie, de Westfriese Omringdijk. Geleidelijk vond de bouw van
007.00.01.05.00.toe
7
vissershutten en boerderijen langs de dijk plaats. De dijk bood een relatief veilige woonplek, van waaruit het achterliggende gebied werd ontgonnen. Ter plaatse van het huidige Noordhollandsch Kanaal liep vroeger een riviertje, de Rekere. De huidige bebouwing kenmerkt zich door een verscheidenheid in bouwstijl en functie. Er komen stolpboerderijen voor, historische panden en nieuwbouw. Bedrijvigheid wordt afgewisseld door de woonfunctie. De bebouwing is aan de zuidzijde tamelijk open, meer naar het noorden is dichter op elkaar gebouwd. 2.2 Demografische gegevens
Huidige situatie
Het inwonertal van de gemeente Alkmaar is het laatste decennium toegenomen met ongeveer 3,6% van 89.649 inwoners in 1990 tot 92.841 in het jaar 2000. Overigens is er in de genoemde periode niet altijd sprake geweest van groei. Na 1996 is het aantal inwoners licht gedaald. De wijk Daalmeer/Koedijk kenmerkt zich door en vrij hoog percentage jongeren (ruim 30% 0-19 jarigen). De wijk Huiswaard heeft een vrij groot aandeel 55+ers (circa 25%). Het aantal woningen is in de periode 1992-2000 uitgebreid. In 1992 bestond de woningvoorraad uit 37.000 woningen, terwijl deze in 2000 39.849 bedroeg. Vorenstaande geeft impliciet al aan dat het gemiddeld aantal personen per woning (de gemiddelde woningbezetting) is afgenomen, hetgeen volkomen in overeenstemming is met de landelijke trends. De onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het inwonertal en de woningvoorraad, alsmede de daaruit voortvloeiende gemiddelde woningbezetting weer. Tabel 1
Inwonertal, woningvoorraad en woningbezetting Alkmaar, 1990-2000 Aantal inwoners Woningvoorraad Gemiddelde woningbezetting 1990 89.649 nb 1991 90.778 nb 1992 91.817 37.466 2.45 1993 92.421 37.781 2.45 1994 92.962 38.085 2.44 1995 93.011 38.340 2.43 1996 93.052 38.816 2.40 1997 93.004 39.104 2.38 1998 92.960 39.533 2.35 1999 92.902 39.645 2.34 2000 92.841 39.849 2.33 Bron: Statline, CBS
007.00.01.05.00.toe
8
007.00.01.05.00.toe
9
Om de onderlinge verhoudingen in inwonertal en woningvoorraad tussen de wijken van Alkmaar-Noord aan te geven is in tabel 2 aangegeven hoeveel inwoners en woningen iedere wijk afzonderlijk telt. Hieruit blijkt dat de wijk De Mare de grootste woningvoorraad heeft, gevolgd door Daalmeer/Koedijk en Huiswaard. De gemiddelde woningbezetting loopt tussen de wijken sterk uiteen. Huiswaard, met zoals hiervoor reeds is aangegeven een groot aandeel ouderen kenmerkt zich door een vrij lage woningbezetting, terwijl in de wijk Daalmeer/Koedijk, waar veel kinderen zijn, juist een hoge woningbezetting wordt geconstateerd. Tabel 2
Inwonertal, woningvoorraad en woningbezetting, Alkmaar-Noord per 1-1-2001
Huiswaard De Mare Daalmeer/Koedijk Alkmaar-Noord
Inwonertal 7.599 17.701 15.402 40.702
Woningvoorraad 3.245 (8%)* 7.338 (18%)* 5.631 (14%)* 16.214 (40%)
Gemiddelde woningbezetting 2.34 2.41 2.73 2.51
* als percentage van Alkmaar als totaal Bron: O&S Alkmaar Bedrijvigheid
Binnen het plangebied is een aantal bedrijven gevestigd. Het type bedrijven loopt uiteen. Zo is er een drukkerij gevestigd in de wijk Huiswaard evenals een chemische wasserij. Aan de Kanaaldijk zijn diverse bedrijven gevestigd, zoals een vestiging van Rijkswaterstaat, aannemingsbedrijven, installatiebedrijven en dergelijke. Aan de Borinagestraat is een drukkerij (Textiel en zeefdruk) gevestigd en aan de Hertog een spuiterij.
Voorzieningen
In de verschillende wijken is een groot aantal voorzieningen gesitueerd, uiteenlopend van onderwijsinstellingen, sportcomplexen, detailhandelsvestigingen, horecabedrijven en gezondheidszorggebouwen tot buurt- en clubhuizen. Veelal zijn de voorzieningen geconcentreerd in de wijk- en buurtcentra.
Infrastructuur
Het plangebied heeft uitstekende verbindingen met de regio. De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door een tweetal provinciale wegen: de N245 en de Nollenweg. De spoorlijn vormt de verbinding met Amsterdam en Den Haag enerzijds en Hoorn en Den Helder anderzijds. Het Noordhollandsch Kanaal vormt de verbinding tussen Den Helder en Amsterdam. De ontsluitingshiërarchie is in het algemeen goed herkenbaar. Ondanks het honingraatachtige patroon komen de hoofdwegen door profiel, beplanting en materiaalgebruik goed tot uiting.
007.00.01.05.00.toe
10
De afwikkeling van het interne verkeer in de wijk Daalmeer/Koedijk vindt plaats door middel van een lusstructuur. De lus staat in verbinding met de Kanaaldijk in het noordwesten, de N245 in het oosten en de wijk De Mare in het zuidwesten en -oosten. De belangrijkste ontsluitingswegen zijn: De Landman, Penningweg, Laan van Keulen, Laan van Tata, Laan van Parijs en Laan van Rome, Laan van Athene en de Stiermarkenweg. Naast deze ontsluitingswegen zijn de volgende wegen van belang voor de ontsluiting van de wijk: Kanaaldijk, Saskerstraat en Zonneweide.
Fietspaden Alkmaar-Noord
De Mare is opgedeeld in kwadranten. Het verkeer wordt naar de randen van de wijk geleid; naar de N245 en de Kanaaldijk. Tevens is er een verbinding met Daalmeer/Koedijk. De belangrijkste ontsluitingswegen zijn: Laan van Athene, Laan van Bath, Laan van Darmstadt, Vogelweg, Laan van Brussel en Laan van Straatsburg. Naast deze ontsluitingswegen zijn voor De Horn-Zuid en ’t Rak-Zuid de volgende verzamelwegen van belang: Wielingenweg en Schoenmakerstraat. Huiswaard wordt omsloten door de provinciale wegen aan de noord en oostzijde en de spoorlijn aan de zuidzijde. De wijkontsluitingswegen zijn noord-zuid gericht en vormen de verbinding met de rondweg aan de noordzijde en het centrum van Alkmaar aan de zuidzijde. Secundaire ontsluitingswegen zijn oost-west gericht. De fietspadenstructuur in Alkmaar-Noord is zeer uitgebreid en functioneel. Er zijn voldoende noord-zuid verbindingen.
007.00.01.05.00.toe
11
007.00.01.05.00.toe
12
2.3 Huiswaard
De wijken
De verschillende deelgebieden binnen de wijk Huiswaard weerspiegelen de ontwikkelingen binnen de stedenbouw. De buurten hebben hierdoor een duidelijk herkenbare identiteit gekregen; van heldere stempels in Huiswaard 1 de kronkelige groene woonomgeving in Huiswaard 2, tot de ingewikkelde woonstructuren in het oostelijke deel. Het voorzieningenniveau is over het algemeen goed en bovendien ligt het stadsdeelcentrum De Mare op bereikbare afstand. Binnen de wijk is een gevarieerd aanbod van woningtypen, met name qua verschijningsvorm. De drive-in woningen in Huiswaard 1 maken uitoefening van aan huis verbonden beroepen tot een reële mogelijkheid. Hoogbouw is er alleen in de Muiderwaard. Deze hoogbouw is deels aangepast voor senioren. In Huiswaard 2-Oost staan gestapelde kleine en grotere etagewoningen. De verhouding tussen huur en koop ligt voor de gehele wijk op ongeveer 75%-25%. Op buurtniveau loopt het percentage huurwoningen uiteen van 50%80%. Het aantal eigenaar-bewoners neemt de laatste jaren toe, doordat zowel beleggers als woningcorporaties huurwoningen verkopen. In de wijk Huiswaard 2-Oost heeft dit geleid tot een verbetering van het woonklimaat.
De Mare
De Mare is de grootste wijk van Alkmaar en daarmee eveneens de grootste van Alkmaar-Noord. Typerend voor de wijk is de verscheidenheid in functies die in veel gevallen (met name het winkelcentrum) voor geheel Alkmaar-Noord van betekenis zijn. De ruime eengezinswoning met tuin, in de duurdere huur of betaalbare koop, gelegen aan een woonerf komt in deze wijk het meeste voor. De schakeling van kleine buurten langs de kronkelige ontsluitingsweg is karakteristiek voor de stedenbouwkundige opzet. De randweg vormt een lange rechte begrenzing en de wijk ligt onzichtbaar achter groen en geluidsschermen. Aan alle kanten, ook aan de kanaalzijde, is de wijk naar binnen gekeerd. De woningen zijn hoofdzakelijk gesitueerd binnen woonerven. Typerend voor de woonvorm zijn de tuingerichte woonkamers en de bergingen aan de voorzijde van de woningen. Bijna 75% van de woningen in de wijk bestaat uit eengezinswoningen. De schaarse hogere bebouwing staat op strategische punten en herbergt veelal kleinere woningen, bestemd voor jongeren. Boven het winkelcentrum zijn ook grotere appartementen. De verhouding tussen huur en koop is voor de wijk als geheel ongeveer 35%-65%. Op buurtniveau loopt het percentage huurwoningen uiteen van 30% tot 65%. Ook in de wijk De Mare worden door beleggers en door corporaties huurwoningen verkocht, waardoor deze verhouding verschuift in de richting van de koopsector. Dure koopwoningen zijn er nauwelijks in de wijk. De wijk huisvest over het algemeen veel
007.00.01.05.00.toe
13
gezinnen met kinderen. Jongeren en ouderen zijn op bepaalde plaatsen in de wijk geconcentreerd. Daalmeer/Koedijk
De wijk Daalmeer vormt de laatste uitbreidingswijk van Alkmaar-Noord en is de jaren ’80 en ’90 gerealiseerd. Koedijk was een zelfstandig dorp dat in 1972 gedeeltelijk bij Alkmaar is gevoegd. De bebouwing van dit lint langs het kanaal is al veel ouder en heeft een dorps karakter. Ongeveer 85% van de woningen in de wijk Daalmeer bestaat uit ééngezinswoningen met een tuintje. De bebouwingsdichtheid is vrij hoog, waardoor het woongebied vrij ”stenig” aandoet. De stedenbouwkundige opzet is, in reactie op voorgaande concepten, vrij recht toe recht aan. In de laatst opgeleverde buurten is een toenemende architectonische kwaliteit van de woningen zichtbaar. De wijk heeft een vrij hoog aandeel koopwoningen; meer dan 50% van de woningvoorraad valt binnen deze categorie. Dit aandeel neemt nog toe omdat ook in deze wijk huurwoningen worden verkocht. In Daalmeer-Noord staan vrijwel uitsluitend 4-kamerwoningen. In Daalmeer Zuidwest is een opvallend groot aanbod van kleinere woningen. De woningen die oorspronkelijk voor de ouderen zijn bedoeld zijn bij deze groep niet erg geliefd. De (te) grote afstand tot de voorzieningen speelt daarbij een belangrijke rol. Bovendien is het aandeel ouderen in deze wijk vrij laag. In de wijk wonen vrij veel jonge gezinnen met kinderen. Daalmeer ligt ver van het stadscentrum, maar heeft wel een wijkwinkelcentrum waar tevens gezondheidsvoorzieningen zijn ondergebracht. Daarnaast ligt de wijk op relatief korte afstand van het recreatiegebied Geestmerambacht en van het strand en de duinen. 2.4
Groenstructuur
Ondanks een redelijk hoge woningdichtheid, heeft Alkmaar-Noord veel groen en water. Het water en groen vormen een samenhangend systeem. Door de beplantingskeuze en het beheer is de samenhang echter niet altijd ervaarbaar. In de woonomgeving staan veel dichte en relatief hoge struiken. Direct ten noorden van Alkmaar ligt het recreatiegebied Geestmerambacht dat een belangrijke functie vervult voor met name voor het noordelijk deel van de stad. In Alkmaar-Noord zelf is een aantal parken gesitueerd: Park “De Rekerhout” Het park werd in 1977 aangelegd voor de bewoners van Alkmaar-Noord. Het ontwerp is opgedeeld in drie gebieden, met verschillende inrichting: • een door waterlopen omgeven middengebied, waar natuurbeleving centraal staat
007.00.01.05.00.toe
14
•
de recreatieve en sportieve voorzieningen zijn geconcentreerd in de randen, aansluitend op de bebouwing en bij de parktoegangen • het zuidelijk deel bevat educatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij en een kruidentuin Als gevolg van verschillen in bodemopbouw is gekozen voor verschillende beplantingen. De Rekerhout ligt gedeeltelijk op een strandwal, de bodem in het overige deel van het park bevat klei.
-
Park “De Groene Voet” Dit park is gelegen tussen Daalmeer-Zuid en De Horn-Noord en is bijna volledig omsloten door de Daalmeerringsloot. Alleen in het noordelijk deel grenst bebouwing direct aan het park. Het westelijk deel van De Groene Voet bevat sportvoorzieningen, het zuidelijk deel van het park is bestemd voor een natuurzone en door de verschillende watergangen en vergravingen heeft deze zone voldoende potentie om een gevarieerde natuurlijke vegetatie te herbergen. Het oostelijk deel van het park is voornamelijk ingericht voor speelvoorzieningen.
Enkele binnen het bestemmingsplangebied gelegen ontsluitingswegen zijn beplant met structuurbepalende boomsingels: • Laan van Straatsburg, Schinkelwaard • Laan van Darmstadt, Laan van Bath, Laan van Athene, Laan van Parijs, Laan van Tata, Laan van Keulen, Laan van Rome Deze boombeplantingen vormen samen met de in de parken aanwezige bomen de hoofdboomstructuur. Waar mogelijk moeten deze boombeplantingen versterkt of aangevuld worden. Aandachtspunt bij de beplanting van deze wegen zijn de toegangen vanaf de randweg (“de moderne stadspoorten”). Met name voor de Kanaaldijk, de Muiderwaard en de Drechterwaard wordt versterking van de boombeplanting gewenst geacht. Een aantal lineaire groenelementen langs dijken en waterlopen is kenmerkend voor de groenstructuur van Alkmaar. In Alkmaar-Noord betreft dit de Rekerdijk (onderdeel van de Westfriese Omringdijk). Langs een deel van de Rekerdijk op de scheiding tussen Huiswaard 1 en Huiswaard 2 is een groenstrook aangebracht. Tevens is op de dijk een belangrijke fietsroute gelegen, die Alkmaar-Noord met het centrum verbindt. Naast deze structuurbepalende groenelementen kunnen de volgende min of meer op zichzelf staande elementen worden genoemd: • Sportparken: In Alkmaar-Noord is het sportpark Koedijk en het tennispark Daalmeer gesitueerd.
007.00.01.05.00.toe
15
•
•
•
•
Begraafplaatsen: In Alkmaar-Noord is één begraafplaats, namelijk in Koedijk. In het algemeen geldt dat begraafplaatsen door de veelal oude beplanting waardevolle groenelementen in de stad vormen. Cultuurhistorische elementen: Voor Alkmaar-Noord is de Westfriese Omringdijk van belang. De dijk doorsnijdt de wijken Huiswaard 1 en Huiswaard 2 en volgt het Noordhollandsch Kanaal. Deze dijk is geen doorlopend geheel meer. De nog aanwezige delen genieten als ”provinciaal monument” een zekere bescherming in het kader van de Monumentenwet. Kinderboerderij: In het park de Rekerhout ligt een kinderboerderij, de waarde is voornamelijk educatief. Speelplekken.
007.00.01.05.00.toe
16
007.00.01.05.00.toe
17
007.00.01.05.00.toe
18
3
Beleidskader
In dit hoofdstuk is ingegaan op het beleidskader waarbinnen de gemeentelijke ontwikkeling en het gemeentelijke beleid worden vormgegeven. Allereerst komt het Rijksbeleid aan bod in de vorm van de Vierde en de Vijfde Nota’s over de Ruimtelijke Ordening. Daarnaast wordt aandacht besteed aan provinciale en regionale beleidsstukken. 3.1
Rijksbeleid
VINEX (1991) In 1991 de Vierde Nota Extra (VINEX) vastgesteld. De thema’s ecologie, de mobiliteitsbeheersing in en om stedelijke gebieden en beperking van intensieve landbouw en veehouderij in de landelijke gebieden staan centraal in de VINEX. Wonen
In de VINEX worden de zogenoemde VINEX-locaties geïntroduceerd. VINEX-locaties zijn woningbouwlocaties die door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zijn aangewezen als opvang voor de woningbehoefte van steden. Een derde deel van de uitbreiding wordt in bestaand stedelijk gebied gerealiseerd. Meestal worden per locatie minstens 5.000 nieuwe woningen gebouwd zodat een geconcentreerde ontwikkeling wordt bewerkstelligd. Deze grootschalige uitbreiding van het woningbestand is nodig doordat de huishoudens steeds kleiner worden (dalende gemiddelde woningbezetting). De VINEX-locaties hebben ook tot doel de koopkrachtige bevolkingsgroepen terug te winnen voor de stad. Dit wordt gerealiseerd door aantrekkelijke woonwijken te bouwen van waaruit het stadscentrum goed bereikbaar is. Er is in deze wijken veel aandacht voor de kwaliteit van de woonomgeving; duurzaam bouwen en hoogwaardig openbaar vervoer zijn de kernbegrippen van de VINEX.
Bedrijvigheid
Op zoek naar verdere mogelijkheden tot mobiliteitsreductie, aanvullend op algemene inrichtingsprincipes als bundeling en nabijheid, heeft het rijk in de VINEX specifiek locatiebeleid voor bedrijventerreinen geformuleerd. Een drietal typen locaties (A-, B- en C-locaties) zijn onderscheiden: • A-locaties zijn optimaal bereikbaar met het openbaar vervoer en de fiets. Op deze locaties (vooral stationslocaties) kunnen arbeidsintensieve en/of bezoekersintensieve bedrijven (kantoren) en voorzieningen worden gevestigd;
007.00.01.05.00.toe
19
•
•
Betekenis van het VINEXbeleid voor Alkmaar
De B-locaties zijn bedoeld voor vestigingen met een matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit en een hoge autoafhankelijkheid; De C-locaties zijn locaties die niet of nauwelijks per openbaar vervoer, maar vooral per auto bereikbaar zijn (zichtlocaties aan de autoweg bijvoorbeeld) en mogen alleen worden bestemd voor bedrijven met een lage arbeids- en of bezoekersintensiteit een hoge autoafhankelijkheid en/of een hoge afhankelijkheid van het goederenvervoer over de weg.
In het ruimtelijk rijksbeleid wordt gestreefd naar een betere verdeling van de bevolking over het land. Dit bundelingsbeleid houdt in dat in gebieden met een grote bevolkingsomvang de groei van de behoefte aan huisvesting, werkgelegenheid en voorzieningen (met een lokale niveau overschrijdend draagvlak) zo veel mogelijk wordt opgevangen. De stadsgewesten hebben hierin een belangrijke taak. Alkmaar is een stadsgewest. Het kabinet streeft naar een zodanige ontwikkeling dat de (dagelijkse) functionele relaties op het gebied van wonen, werken en verzorging zich op de schaal van het stadsgewest kunnen afspelen. Door middel van bundeling wordt beoogd: • het stedelijk draagvlak te ondersteunen; • de groei van de mobiliteit te beperken; • woningen en werkgelegenheid en voorzieningen op zodanige afstand van elkaar te situeren en met zodanige inrichting van locaties dat de bereikbaarheid met fiets en openbaar vervoer optimaal is; • verdere verstedelijking van het landelijk gebied te beperken. Ook buiten de stadsgewesten geldt het bundelingsbeleid. Enkele provincies wijzen in hun Streekplan stedelijke centra of kernen aan voor de opvangtaak. Ook de provincie Noord-Holland heeft dit gedaan. Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening: Ruimte maken, ruimte delen (2000) De Vijfde Nota bevat het nieuwe beleid dat zal worden vastgesteld tot het jaar 2020 met een doorkijk naar 2030. Het is een nota op hoofdlijnen; een strategische nota die richting geeft aan ruimtelijke ontwikkeling in Nederland, mede in Europees verband. In de Vierde Nota Extra was het nog het rijk dat voorschreef op welke plekken en in welke volumes er gebouwd moest worden. De Vijfde Nota bevat geen beslissingen over concrete locaties. Beslissingen over de concrete ruimtelijke inrichting zijn vooral een zaak voor de provincies, regio’s en gemeenten. Het motto van de Vijfde Nota is: centraal wat moet, decentraal wat kan.
007.00.01.05.00.toe
20
Contouren
In de nota wordt het contourenbeleid geïntroduceerd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de rode contouren rond bebouwd gebied, groene contour rond waardevolle natuurlijke gebieden en een balansgebied dat tussen rode en groene contourgebieden ligt. De rode contour vormt de begrenzing van het thans bebouwde gebied met daarbij gevoegd de tot 2015 benodigde uitbreidingsruimte. Binnen de rode contour moet de ruimtebehoefte voor wonen en werken worden geaccommodeerd. Uitgangspunt daarbij is zoveel mogelijk intensiveren van de ruimte en combineren van functies. Dit is mogelijk door “verrommelde” woon- en werkmilieus te transformeren en, voorzover echt nodig, nieuwe uitleggebieden te realiseren. Gemeenten en de provincie stellen in overleg de rode contouren vast. Deze worden weergegeven in het Streekplan. Uitbreiding van een vastgesteld rode contourgebied is slechts mogelijk nadat is aangetoond dat de bouwopgave binnen de contour niet kan worden gerealiseerd. Bij uitbreiding van het rode contour is partiële herziening van het Streekplan vereist en uitbreiding is alleen toegestaan als het past binnen de randvoorwaarden van het nationaal ruimtelijk beleid.
Beleid landsdeel West
Voor de landsdelen Noord, Oost, West en Zuid zijn afzonderlijke visies opgesteld. Landsdeel West bestaat uit Noord-Holland, Utrecht en Flevoland. Landsdeel West staat de komende decennia voor een forse opgave: een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in de Randstad in combinatie met het voorzien in een omvangrijke vraag naar nieuwe woningen, werkplekken, voorzieningen en de ontsluiting daarvan. De belangrijkste groeitaak is weggelegd voor de Deltametropool. De Deltametropool bestaat uit de Randstad inclusief Almere, Amersfoort en de Drechtsteden. Buiten de Deltametropool bevat landsdeel West stedelijke gebieden zoals het Noorderkwartier en Alkmaar en omstreken. Deze stedelijke gebieden zullen hun eigen groei moeten opvangen op basis van een goede infrastructurele aansluiting op de Deltametropool. Een andere doelstelling van de Vijfde Nota voor landsdeel West is dat iedere regio moet voorzien in de eigen behoefte aan wonen, werken en voorzieningen. Hiermee moet zowel de overloop uit de Randstad naar de omringende provincies worden tegengegaan, als de spreiding van de verstedelijking over het landelijke gebied. De uitvoering van het beleid zal plaatsvinden binnen het raamwerk van de bestaande bestuurlijke organisaties. Deze (overigens nooit vastgestelde) nota heeft vervolgens als input gediend voor de Nota Ruimte.
007.00.01.05.00.toe
21
Nota Ruimte (2004/2005) Het Rijk zet in de nieuwe Nota Ruimte in op sterke steden en een vitaal platteland. Met de Nota Ruimte komt het accent dan ook meer te liggen op de ruimtelijke ontwikkeling en de dynamiek en minder op de restricties. Waar nodig zal het Rijk stevig sturing geven aan de ruimtelijke ontwikkelingen, maar het Rijk geeft ook aan “los te kunnen laten”. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen. In de komende tijd zal het beleid inhoudelijk vorm worden gegeven worden gegeven op basis van de Nota Ruimte. De Nota Ruimte zal naar verwachting in 2005 van kracht worden. Structuurschema Verkeer en Vervoer II (1990) In SVV-II werden ambitieuze doelstellingen geformuleerd voor geleiding en beperking van de groei van mobiliteit, voor verlaging van de congestiekans op hoofdtransportassen, voor een verschuiving van individueel naar openbaar vervoer (vooral in de spits) en van wegvervoer naar spoor- en watervervoer, alsmede doelstellingen voor het reduceren van CO2- en NOx-emissies. Zowel op het vlak van de bereikbaarheid als van de leefbaarheid beantwoorden de uitkomsten van het beleid echter niet aan de ambities. De groei van de automobiliteit bleek groter dan verwacht. Er kwamen niet alleen meer, maar ook zwaardere auto’s op de weg, die ook meer werden gebruikt. Daarbij komt dat de groei van het vrachtvervoer zich concentreerde op de weg en het goederenvervoer over het spoor beperkt bleef. Daarnaast is de aanleg van extra infrastructuur achtergebleven bij de plannen, als gevolg van de economische recessie van de laatste jaren en de onverwacht hoge kosten van HSL en Betuwelijn. De werkingsduur van het Structuurschema Verkeer en Vervoer van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is steeds verlengd, voor het laatste voor de periode 2004-2009. Naar het zich laat aanzien zal de Nota Mobiliteit het SVV II op korte termijn vervangen. Nota Mobiliteit (2004) In de Nota Mobiliteit wordt het ruimtelijk beleid, zoals vastgelegd in de Nota Ruimte, verder uitgewerkt en wordt het overige verkeers- en vervoersbeleid beschreven. De Nota Mobiliteit is in september 2004 door de Ministerraad vastgesteld en doorloopt momenteel de procedure van een planologische kernbeslissing (PKB) in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De Nota heeft een geldigheidsduur van vijftien jaar vanaf het moment dat de nota in werking treedt. Belangrijke doelen uit de Nota Mobiliteit zijn onder meer versterking van de economie door verbetering van de bereikbaarheid;
007.00.01.05.00.toe
22
-
-
het mogelijk maken van groei van verkeer en vervoer binnen wettelijke en beleidsmatige kaders voor milieu, veiligheid en leefomgeving; een integrale netwerkbenadering om de betrouwbaarheid van zowel particulier als openbaar vervoer te verbeteren; een meer decentrale aanpak met een belangrijke rol voor provincies; het versneld inhalen van onderhoudsachterstanden; invoering van een systeem van betalen voor het gebruik van de weg; structureel onderhoud aan hoofdverbindingsassen voor openbaar vervoer; het terugdringen van emissies van vooral CO2.
In de omgeving van Alkmaar streeft de rijksoverheid naar reservering van ruimte voor verbreding van de A9 en de (al eerder voorgenomen) ombouw van de N9 tot autoweg. Zonder ingrijpende investeringen zal de A9 zich (verder) ontwikkelen als knelpunt. Nationaal beleid ten aanzien van water In het nationale waterbeleid, vastgelegd in onder meer de Vierde Nota Waterhuishouding (1998), de adviezen van de Commissie e Waterbeheer 21 eeuw en de Europese Kaderrichtlijn water staat het duurzaam omgaan met water centraal: het waarborgen van voldoende veiligheid en het zo klein mogelijk houden van de kans op wateroverlast. Dit moet mede gezien worden in het kader van de problematiek met betrekking tot ontwikkelingen als klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Hiervoor is de trits ‘vasthouden – bergen – afvoeren’ maatgevend. Kort gezegd betekent dit dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zonodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. Uitgangspunten in dit verband zijn: geen afwenteling van problemen naar andere compartimenten in ruimte in tijd; zoveel mogelijk gebiedseigen water vasthouden en de inlaat van gebiedsvreemd water zoveel mogelijk beperken; beperking van overlast door (grond)water of tekort aan water. Naast de waterkwantiteit heeft duurzaam omgaan met water ook betrekking op de waterkwaliteit. Hierbij staat de trits ‘schoonhouden – scheiden – zuiveren’ centraal. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zo veel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet
007.00.01.05.00.toe
23
mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. Uitgangspunten in dit verband zijn: vervuiling waar mogelijk bij de bron aanpakken; voorkomen van verspreiding van verontreinigingen; benutten van schoon water. Het beleidsdoel duurzaam omgaan met water dient niet alleen in waterbeheerplannen te worden uitgewerkt, maar er dient ook in de ruimtelijke ordening, waaronder de bestemmingsplannen, rekening mee te worden gehouden. Afstemming van waterbeleid en ruimtelijke ordening kan door: het bieden van ruimte voor water in verband met veiligheid, wateroverlast en zoetwaterbeheer; water als ordenend principe in de functietoekenning; kansen benutten die water biedt voor de vergroting van de belevingswaarde en functiecombinaties (bijvoorbeeld cultuurhistorische waarden van voormalige waterlinies); randvoorwaarden aan de inrichting en het beheer op basis van water (bijvoorbeeld kruipruimteloos bouwen, zodat de grondwaterstand hoog kan blijven); effecten op waterkwaliteit meewegen bij besluitvorming in de ruimtelijke ordening. 3.2
Provinciaal en regionaal beleid
Zowel de provincie als de verschillende samenwerkende regionale overheden (zoals gemeenten en waterschappen) hebben beleid geformuleerd. Het integrale provinciale beleid is verwoord in het Streekplan. Daarnaast heeft de provincie een aantal sectorale plannen en beleidsstukken opgesteld zoals een Milieubeleidsplan en een Waterhuishoudingsplan. De samenwerkende gemeenten hebben vooral veel aandacht besteed aan toekomstvisies. De waterschappen hebben eveneens gezamenlijk plannen opgesteld. De van belang zijnde beleidsstukken zijn in het navolgende aan de orde gesteld.
Doelstellingen
Streekplan Noord-Holland Noord Als een van de belangrijkste punten van het beleid uit het Streekplan Noord-Holland Noord wordt de verstedelijking van het HAL-gebied genoemd. Een andere grote opgave is verbetering van de werkgelegenheidssituatie en terugdringing van de mobiliteit. Door meer ruimte te geven aan werk en voorzieningen in de woonomgeving wordt hieraan tegemoet gekomen. De derde grote opgave in het Streekplan is het zorgen voor een evenwichtige duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.
007.00.01.05.00.toe
24
De lopers
In het Streekplan is kort aandacht besteed aan de 3 lopers rondom Alkmaar. Deze 3 lopers staan voor het te ontwikkelen ruimtelijk concept voor het HAL-gebied. De groene loper staat voor recreatie en landschap, de rode voor verstedelijking en de blauwe voor recreatie en natuur. Het gebied van de rode loper wordt bepaald door de spoorlijn die dwars door het HAL-gebied loopt. Alkmaar-Noord, met de stationslocatie aan de zuidzijde, biedt mogelijkheden om de bovenregionale en regionale functie van Alkmaar en Heerhugowaard verder te ontwikkelen. Daarbij wordt gedacht aan een nieuw aanbod van voorzieningen op het gebied van kennis, cultuur, openbaar bestuur, research, vrije tijd, horeca, manifestaties en congressen. Bij de groene loper zijn de hoofdelementen van de groene structuur: - het recreatiegebied Geestmerambacht, inclusief een uitbreiding hiervan aan de noordzijde met onder meer bos en een uitbreiding aan de zuidzijde; - Vroonermeer (gedeeltelijk) als binnenstedelijke zone tussen Alkmaar-Noord en Sint Pancras. De Blauwe Loper is buiten het plangebied gesitueerd rond het kanaal Omval-Kolhorn.
Verstedelijking HAL
Er zal een fors aantal woningen bij moeten komen, waarbij speciale aandacht dient te worden besteed aan de woonomgeving. De provincie wil ruimte bieden aan inwoners om een woning en woonomgeving te kiezen die bij hun leefpatroon past. De provincie wil in dit verband extra aandacht besteden aan huishoudens met een beperkte en huishoudens met een grote mobiliteit. Deze groepen stellen verschillende eisen aan de leefomgeving. Er moeten in alle kernen meer woningen voor ouderen komen met basisvoorzieningen op korte afstand. Ook moeten er meer woningen komen voor tweeverdienende forensen in de buurt van stations. De provincie wil een zodanige ontwikkeling bevorderen dat dit soort contrasten in leefpatronen wordt ervaren als een verrijking van de samenleving. In aansluiting op het rijksbeleid zullen inbreidingsmogelijkheden het eerst benut moeten worden. Voor de opvang van de woningbehoefte voert de provincie een kernenbeleid. Hiermee wordt beoogd de stedelijke gebieden te versterken, de voorzieningen op peil te houden, het landelijk gebied open te houden en het eigen karakter van de kernen te behouden. Voor de regio Noord-Kennemerland is de woningbouwtaakstelling 16.000 woningen in de periode 1992-2005, waarvan 13.500 woningen in het stedelijk gebied zullen worden gebouwd en 2.500 woningen in het landelijk gebied. Afhankelijk van de capaciteit van het HAL-gebied en de inbreidingsmogelijkheden in Alkmaar gaat het om minimaal 10.500 woningen en maximaal 11.500 woningen voor het HAL-
007.00.01.05.00.toe
25
gebied. Uitgegaan wordt van de realisatie van een dichtheid van 25 tot 35 woningen per hectare. Voor locaties nabij NS-stations in de stedelijke gebieden streeft de provincie naar een dichtheid van 50 woningen en waar mogelijk tot een dichtheid van 75 woningen per hectare. Exclusieve woonmilieus, zoals villawijken, moeten in eerste instantie in de steden worden geconcentreerd. Stads- en dorpsvernieuwing
Wonen
Werken
Het beleid is gericht op het handhaven en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteiten van de bestaande bebouwde omgeving. Om te kunnen voldoen aan de veranderende eisen met betrekking tot de leefbaarheid, wil de provincie behalve aan zorgvuldig behoud en beheer ook aandacht besteden aan vervanging en vernieuwing binnen kernen. De uitvoering van het beleid voor de stads- en dorpsvernieuwing is een taak van de gemeenten. De provincie vindt dat de bestaande problematiek niet overal in voldoende mate is opgelost met de gerealiseerde projecten. Daarom zal de provincie de voortgang van de stads- en dorpsvernieuwing zo veel mogelijk bevorderen. De provincie pleit ervoor dat van rijks-, provincie- of gemeentewege beschermde monumenten of objecten voldoende worden beschermd. Daarnaast vraagt de provincie aandacht voor karakteristieke beeldbepalende panden die een op behoud toegesneden bestemmingsregeling behoeven. Partiële herziening Streekplan Noord-Holland Noord Naar aanleiding van de evaluatie van het Streekplan over de ontwikkeling van de woningbouw, economie en forensisme is een partiële herziening van het Streekplan opgesteld. Uit het evaluatierapport bleek dat zowel in de stedelijke gemeenten als in de landelijke gemeenten voldoende mogelijkheden bestaan om de woningbouwtaakstellingen tot 2005 te kunnen realiseren. Algemeen bestaat de vraag om meer woningbouw te mogen realiseren. Verhoging van de taakstelling acht de provincie onder voorwaarden mogelijk, namelijk in die gevallen waar het gaat om kwaliteitslocaties. In de beleidsnotitie Woningbouwtaakstellingen is dit beleid uitgewerkt. Er zal een soepele medewerking worden verleend aan stedelijke inbreidingslocaties. Voor de landelijke gemeenten ziet de provincie geen aanleiding tot bijstelling van de contingenten. Aanvullend op het Streekplan is de regionale woningbouwtaakstelling voor de periode 2005-2007 opgenomen in de partiële herziening. Voor Noord-Kennemerland betreft het een aantal van 2700 woningen. Het Streekplan dient te worden aangepast aan de veel snellere uitgifte van bedrijventerrein, dan was voorspeld. Dit betekent tevens dat er een tekort aan bedrijventerrein ontstaat. De provincie heeft de ambitie om innovatief met de ruimte om te gaan, waarbij efficiënt ruimtegebruik een voorwaarde is. Het boeken van 10% ruimtewinst is
007.00.01.05.00.toe
26
één van de doelstellingen. Voor Noord-Kennemerland betekent dit een te realiseren besparing van 23 hectare. De provincie geeft aan dat ruimtebesparing kan worden gerealiseerd via een driesporenbeleid: • verbetering van de benutting van bestaande bedrijventerreinen; • planologisch mogelijk maken van verantwoord nieuwe bedrijventerreinen; • accommoderen van bedrijven binnen bestaand stedelijk gebied. Behalve een intensief ruimtegebruik wil de provincie een selectief ruimtegebruik bevorderen, waarbij bedrijventerreinen worden gereserveerd voor een beperkt aantal activiteiten (specialisatie). Ook wil de provincie meer aandacht besteden aan het beheer op de lange termijn van bedrijventerreinen. Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord 2003 (Ruimtelijke samenhang op uitvoering gericht) In het planologisch beleidskader 2004-2014 worden contouren aangegeven waarbinnen functies mogen voorkomen. Het plangebied van het onderhavige plan is gelegen in een gebied dat is aangegeven als ‘Bestaand stedelijk gebied’. Het beleid voor stedelijk gebied is met name gericht op verstedelijking als optelsom van stedelijke functies, maar ook andere niet-stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten. Onder stedelijke functies horen: - woonbebouwing; - individuele bedrijven en kantoren; - specifieke bedrijven of kantoorlocaties; - voorzieningen, zoals winkels, maatschappelijke voorzieningen (kerken, sportcomplexen, stadions), tuincentra; - defensiecomplexen; - infrastructurele voorzieningen, uitgezonderd agrarische wegen; - glastuinbouwcomplexen. Onder niet-stedelijke functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten horen in ieder geval: - vaarwater en waterberging; - recreatieve groene voorzieningen; - maneges en volkstuinencomplexen; - jachthavens. In de integrale lange termijn visie 2004-2030 is het deel waar onder andere het onderhavige plangebied valt aangegeven met ‘Wonen en Werk’. Binnen de in de visie als zodanig aangegeven gebieden wordt de ontwikkeling van stedelijk gebied, mede door verdichting en een mix van stedelijke functies voorgestaan.
007.00.01.05.00.toe
27
Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006, oktober 2002 Doelstelling voor het ruimtelijk milieubeleid van de provincie, zoals aangegeven in het Provinciaal Milieubeleidsplan, is een duurzame verbetering van de milieukwaliteit in Noord-Holland. Daarbij wordt aandacht geschonken aan bodem, grondwater, oppervlaktewater, waterbodem, lucht, veiligheid en geluid. De provincie wil dit onder andere bereiken door: - vernieuwing van het handhavingsbeleid, met aandacht voor nieuwe Europese regelgeving en nieuwe verantwoordelijkheden van de provincie; - vernieuwing van het energiebeleid, onder andere door nieuwe doelstellingen ten aanzien van de terugdringing van de CO2uitstoot; - streng toezicht en een flexibel waterpeilbeheer, waarbij natuur- en milieubelangen nadrukkelijk mee worden gewogen in de op te stellen stroomgebiedsvisies; - duurzaam afvalbeheer via de “ladder van Lansink” (preventie, nuttige toepassing en verwijdering); - aandacht voor externe veiligheid, onder andere via de provinciale risicokaart; - beperking van hinder door stof, geluid en geur via handhaving; - terugdringing van de milieueffecten van het autoverkeer en het aantrekkelijker maken van openbaar vervoer. De provincie zal ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, toetsen op energieaspecten en doelstellingen ten aanzien van duurzaam waterbeheer. Nieuwe woon- en werkgebieden moeten een duurzame inrichting krijgen Waterhuishoudingsplan Noord-Holland 1998-2002, (Stilstaan bij stromen) Het Waterhuishoudingsplan vormt samen met het Streekplan en het Provinciaal Milieubeleidsplan het omgevingsbeleid van de provincie. Het Waterhuishoudingsplan is opgesteld voor de periode 1998-2002, maar met een visie tot 2030. De visie is gericht op duurzaamheid en leefbaarheid, met behulp van voorraadbeheer en watersysteembenadering. Het streven van de provincie is om op de lange termijn in alle stedelijke gebieden een gezond, veilig, ecologisch en duurzaam watermilieu te realiseren. De achterliggende gedachte is dat met een goed waterbeheer in de stad de kwaliteit van het stedelijk milieu aanzienlijk kan worden verbeterd. In de oude steden van NoordHolland is water vaak hét sturende element bij inrichting. Bij jongere woonwijken is de inrichting juist gericht op een zo snel mogelijke
007.00.01.05.00.toe
28
afvoer van het water. Het water is niet meer zichtbaar, terwijl wonen en verblijven aan het water mensen juist wel aanspreekt. Water schept mogelijkheden voor natuur in de stad. Het water in de stad kan een ecologische verbinding vervullen tussen leefgebieden in het omringend landelijk gebied. Water functioneert niet alleen als essentieel onderdeel van het ecosysteem, maar wordt door de mens voor talrijke specifieke doeleinden gebruikt. Hierdoor vindt de provincie het noodzakelijk om eisen te stellen aan de belangen van het water en de inrichting van de ruimte. Door functietoekenning in het Waterhuishoudingsplan benadrukt de provincie de verschillende belangen. De functies zijn richtinggevend voor de taakuitoefening van de beheerders. De onderscheiden functies betreffen: • natuur; • agrarisch water; • stedelijk water; • zwemwater; • recreatiewater; • vaarwater; • viswater; • drinkwatervoorziening. De functie “stedelijk water” is toegekend aan bebouwd gebied en industrieterreinen en geldt voorzover de bebouwing niet zodanig verspreid is dat de functie van het aangrenzend gebied maatgevend is. De functie “stedelijk water” geldt ook voor sport- en recreatiegebieden, kleinschalige natuurgebieden en parken die binnen de directe invloedsfeer van het stedelijk gebied liggen en waaraan (nog) niet een specifieke andere functie is toegekend. Beleidslijnen voor het stedelijk water zijn: • bij de inrichting en bouw van stedelijke uitbreidingen, stadsvernieuwingsgebieden en bedrijventerreinen vormt duurzaam waterbeheer een integraal onderdeel van de plannen; • gemeenten dienen de waterbeheerders in een vroeg stadium te betrekken bij inrichtingsplannen van nieuwe stedelijke uitbreidingen, stadsvernieuwingsgebieden en bedrijventerreinen; • de drinkwaterbedrijven zetten zich in voor het in kaart brengen van mogelijkheden voor en uitvoering van waterbesparende voorzieningen. Ook de levering van niet-drinkwater aan huishoudens in duurzaam ingerichte woningbouwlocaties en bedrijventerreinen wordt onderzocht en indien mogelijk, uitgevoerd. Structuurvisie HAL De Structuurvisie HAL geeft de toekomstige ontwikkeling van de gemeenten Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk weer.
007.00.01.05.00.toe
29
In de Structuurvisie is aangegeven dat de dynamiek van de HALgemeenten voornamelijk wordt bepaald door de ligging aan de noordrand van de Randstad. De woonfunctie van de HAL-gemeenten heeft zich veel sterker ontwikkeld dan de werkgelegenheidsfunctie. De consequentie hiervan is een sterke mobiliteitsbehoefte. De lopers
In de Structuurvisie worden de drie lopers (rode, groene, blauwe) uitgewerkt. Naast de rode loper is de groene loper het meest van belang voor Alkmaar-Noord. Deze loper vormt een corridor tussen de polder de Schermer enerzijds en het wijde landschap van Noord-Holland Noord en de kust anderzijds en loopt dwars door het HAL-gebied. Het recreatiegebied Geestmerambacht aan de noordzijde van Alkmaar en het geprojecteerde landschap rond de Stad van de Zon, ten oosten van Alkmaar, vormen de twee zwaartepunten. De groene loper zal gevormd worden door een langzaamverkeersverbinding tussen beide recreatiegebieden, en parallel daaraan een te ontwikkelen verbindingszone met ecologisch verantwoorde water- en moerasmilieus. De groene loper zal ook een belangrijke verbinding voor fietsverkeer vanuit het HAL-gebied naar de kust zijn. Hiervoor is het nodig om een extra kruising met het Noordhollandsch Kanaal te maken ter hoogte van Geestmerambacht. De blauwe loper zorgt voor verdere mogelijkheden voor versterking van de watersport door het creëren van extra aanlegmogelijkheden in Alkmaar. Deze is gesitueerd rond het kanaal Omval-Kolhorn. De rode loper heeft als drager de spoorlijn Alkmaar-Heerhugowaard. De loper biedt mogelijkheden om de bovenregionale en regionale functie van Alkmaar en Heerhugowaard te versterken. Nieuwe voorzieningen kunnen hier worden ontwikkeld, zoals voorzieningen op het gebied van kennis, cultuur, openbaar bestuur, research, vrije tijd, horeca, manifestaties en congressen. Voor Alkmaar wordt een verdere ontwikkeling als bovenregionale locatie voor voorzieningen en kantoren beoogd. Voor bedrijventerreinen is de herstructureringsopgave van belang (kanaaloevers, andere verouderde bedrijventerreinen).
007.00.01.05.00.toe
30
007.00.01.05.00.toe
31
Groenontwikkelingsplan Noord-Kennemerland Noord-Kennemerland is een gebied met grote diversiteit aan landschapstypen en nederzettingsvormen. Het geologische patroon is de basis van de diversiteit. Het patroon van strandwallen en strandvlakten, drooggemalen zee-inhammen (droogmakerijen), afgeschermd van de zee door een uitgestrekt duingebied is overal herkenbaar. Het duingebied is in het open landschap van grote afstand zichtbaar. Alkmaar vormt binnen het scala aan nederzettingen de meest stedelijke variant. In de uitgestrekte woongebieden van deze stad is de relatie met het landschappelijke basisgegeven niet overal meer aanwezig. In het Groenontwikkelingsplan is aangegeven dat de verstedelijking in Noord-Kennemerland gezien moet worden als een uitloper van de Randstad. Ook in recreatief opzicht fungeert het gebied als deel van de groene structuur van de Randstad. De karakteristieke opbouw van Noord-Kennemerland op basis van globaal noord-zuid lopende geomorfologische verschillen is een waardevol gegeven, waarbij de openheid als belangrijk kenmerk geldt. Omdat de verstedelijking ten koste gaat van de openheid, is in het Groenontwikkelingsplan aangegeven dat een duidelijke vastlegging van de groene ruimte nodig is. Dit moet zowel bij onbebouwde ruimten gebeuren, maar ook langs de stadsranden. Alkmaar-Noord is één van de vast te leggen stadsranden, die grenst aan het recreatiegebied Geestmerambacht. Het beleid voor deze stadsrand is het creëren van een vloeiende overgang tussen stad met recreatie en natuur. De realisatie van een fietsverbinding maakt hiervan onderdeel uit. Het Noordhollandsch Kanaal vormt en belangrijke verbinding tussen de waterrijke gebieden en de stedelijke gebieden, en is een belangrijk toeristisch-recreatief gegeven. Door vergroting van het aantal ligplaatsen op aantrekkelijke (stedelijke) locaties kan de toeristische betekenis aan belang winnen. Het Groenontwikkelingsplan wil een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en recreatief-toeristische mogelijkheden langs het Noordhollandsch Kanaal door Alkmaar mogelijk maken. Gedacht wordt aan de aanvulling van de boombeplanting op de Schermerdijk en het veilig stellen van de continue rietzone van de oostelijke kanaaloever. Waterbeheersplan van de waterschappen in Hollands Noorderkwartier 1998-2002 In Hollands Noorderkwartier ligt de zorg voor voldoende en gezond water bij zes waterschappen. Tot voor kort maakten deze elk hun eigen waterbeheersplan. Naast de uitvoerende taken krijgen de
007.00.01.05.00.toe
32
waterschappen steeds meer verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van visie en beleid. Dit vraagt om grote personele inzet bij de planvorming met meer specialistische kennis en extra middelen. Daarom hebben de zes waterschappen nu gezamenlijk het Tweede Waterbeheersplan Hollands Noorderkwartier (WBP2) opgesteld. Vergeleken met het Eerste Waterbeheersplan (1995-1998) is het Tweede Waterbeheersplan (1998-2002) meer gericht op beheer en onderhoud. Veiligheid is als nieuw beleidsthema toegevoegd. De gezamenlijke visie en beleidslijnen betreft waterbodems, stedelijk water, peilbeheer, onderhoud en inrichting, en meetnetstrategieën voor de evaluatie van het beleid. Het plan is taakstellend en gericht op de uitvoeringspraktijk. De aandacht van waterschap Groot-Geestmerambacht is vooral gericht op het noordelijk landbouwgebied en het HAL-gebied. Voor het stedelijk water, zoals in Alkmaar, wil het waterschap de belevingswaarde van het water vergroten. Dit is mogelijk door de zichtbaarheid en recreatieve gebruiksmogelijkheden van water te vergroten en door meer variatie aan te brengen bij de inrichting van water en oevers. Vergroting van de belevingswaarde zal bij de inrichting van nieuw te ontwikkelen en oude stedelijke gebieden steeds een punt van aandacht moeten zijn. In deze planperiode worden tevens de mogelijkheden verkend tot differentiatie in (gebruiks-) functies in het stedelijk gebied. Voor stedelijk water wordt gestreefd naar een algemene basiskwaliteit. Er zullen ook enkele pilot-projecten in de planperiode worden uitgevoerd. Eén daarvan is de Oudieplas in Alkmaar-Noord. Deze plas heeft de zwemwaterfunctie, maar wordt vervuild met onder andere bacteriën uit riooloverstorten. De zwemwaterfunctie zal mogelijk moeten vervallen. De afspraken met gemeenten over het onderhoud van het water in het stedelijk gebied zijn vaak onduidelijk. Tevens kan de gemeente nog meer aandacht besteden aan de rol die het water in de stad kan vervullen voor natuur en recreatie (vergroting belevingswaarde en conservering van schoon water). In de toekomst wil het Hoogheemraadschap het onderhoud van alle stedelijke wateren overnemen van de gemeenten. Dit zal leiden tot een helder, consequent en eenduidig beleid, doordat alle stedelijke wateren onder de verantwoordelijkheid worden gebracht van één partij.
007.00.01.05.00.toe
33
Cultuurhistorie van Kennemerland: Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland De rijksnota Belvédère was voor de Provincie Noord-Holland de aanleiding om een cultuurhistorische waardenkaart (CHW-kaart) op te stellen en komt voort uit de wens om verantwoord om te gaan met cultuurhistorische waarden bij alle nieuwe plannen op het gebied van infrastructuur, woningbouw, groengebieden en bedrijventerreinen. Archeologische, historische- bouwkundige of historisch-geografische elementen en structuren die op de CHW-kaart voorkomen zijn door de provincie ingedeeld in 3 waarderingsniveaus: • van waarde; • van hoge waarde; • van zeer hoge waarde. Als een element of structuur op de kaart is opgenomen is daar altijd een grondig onderzoek aan vooraf gegaan, waarbij getoetst wordt aan specifiek voor dit doel vastgestelde criteria. Het gaat hierbij om kenmerkendheid, gaafheid, zeldzaamheid en samenhang. Het is de bedoeling dat de CHW-kaart een bron van inspiratie gaat vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwerpers en vormgevers, (landschaps)architecten en stedenbouwkundigen kunnen uitgedaagd worden het verleden in eigentijdse vorm te laten herleven, of historische processen door te trekken naar de toekomst. Een grote rol is weggelegd voor het rijk en de provincie. Zij stellen informatie beschikbaar en geven het belang van het CHW-project aan bij gemeenten en waterschappen. Het belang is verantwoord omgaan met cultuurhistorie en ruimtelijke plannen.
Historische omgeving Koedijk
007.00.01.05.00.toe
34
Binnen het plangebied Alkmaar-Noord is een aantal gebieden en elementen aangegeven. Op de kaart is het Noordhollandsch Kanaal aangegeven als geografisch belangrijk element. De vlotbrug “Bronsteebrug” is als bouwkundig element van hoge waarde aangemerkt. In het plangebied komen voorts enkele archeologische waarden voor: • de historische dorpskern Koedijk dateert uit de late middeleeuwen en heeft een hoge waarde; • de Westfriese Omringdijk dateert uit de late middeleeuwen en heeft een hoge waarde; • tijdens de aanleg van de nieuwbouwwijken De Horn-Zuid en Huiswaard zijn sporen van bewoning gevonden van de Bronstijd, vroege en late IJzertijd, Romeinse tijd en vroege Middeleeuwen. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart zijn bij de Horn-Zuid en Huiswaard twee gebieden aangegeven die van waarde zijn. De locaties van de gebieden met waarde en hoge waarde zijn op de bijbehorende toelichtingskaart aangegeven.
007.00.01.05.00.toe
35
007.00.01.05.00.toe
36
4
Gemeentelijk beleid
De gemeente Alkmaar heeft een groot aantal beleidsstukken opgesteld. De voor het bestemmingsplan van belang zijnde onderwerpen zijn in dit hoofdstuk aan de orde gesteld. 4.1
Wijken en buurten
Wijkplan Daalmeer/Koedijk 2000-2002, 2000 Het Samenwerkingsverband Daalmeer vraagt al geruime tijd om maatregelen die de veiligheid op het kruispunt van de Laan van Tata, de Laan van Keulen en de Laan van Parijs verbeteren. Een werkgroep is tot de conclusie gekomen dat door de aanleg van een rotonde de verkeersveiligheid vergroot zal worden. Deze is inmiddels gerealiseerd. Door de provincie is toegezegd dat de uitvoegstrook van de N245 wordt verdubbeld. De gemeente dringt aan op een versnelde realisatie hiervan, maar de provincie wil deze maatregel meenemen in de totale ontwikkeling en aanpassing van de N245. De Kanaaldijk is gereconstrueerd. In het kader van het Duurzaam Veilig-programma wordt de indeling van wegen herzien en aangepast. Op basis van intensiteit, de functie van de weg binnen de ontsluitingsstructuur van de wijk en de aanwezigheid van buslijnen, zijn enkele wegen in de wijk aangewezen als verkeersgebied, alwaar een maximum snelheid geldt van 50 km/uur. Het betreft de Landman, de Penningweg, de Laan van Keulen, de Laan van Tata en de Laan van Parijs. In de overige gebieden zal een 30 km/uur-regiem worden ingevoerd. Voor het voorliggende bestemmingsplan is het van belang dat een groenstrook langs de N245 een speelbestemming heeft gekregen. In overleg met de buurt , de jongeren en de gemeente zal deze ruimte worden ingericht als speelplek. In de wijk is een aantal bouwplannen actueel. Zo is de uitrukpost van de Brandweer verplaatst naar het terrein op de hoek Zonneweide/ Kanaaldijk. Bij de realisering van deze verplaatsing is het bestaande pand vrij gekomen. Hiervoor zal een passende bestemming gezocht worden. Conform het provinciaal beleid ten aanzien van verzorgingshuizen, zal het (verouderde) Zonnehof worden gesloopt. Op deze locatie zal nieuwbouw verrijzen van 33 gestapelde seniorenwoningen in twee en drie bouwlagen, een kinderdagverblijf en een gezondheidscentrum. De C-1000 supermarkt in de wijk wil graag uitbreiden. Dit is alleen mogelijk aan de achterzijde van het pand. Dit gaat echter ten koste
007.00.01.05.00.toe
37
van parkeer- en groenvoorzieningen. Voor de uitbreiding is daarom een totaalplan opgesteld dat nog verschillende opties omvat. Wijkperspectief De Mare 2010, eerste fase 2001-2003, 2001 De gemeente Alkmaar heeft de wijk De Mare aangewezen als aandachtswijk, omdat door de betrokken partijen signalen zijn opgevangen die dringend vragen om een samenhangend en integraal perspectief en een Plan van Aanpak voor de hele wijk. Het doel van het wijkperspectief is drieledig: 1. het in beeld brengen van de visie en doelstelling van gezamenlijke partijen voor de wijk De Mare in 2010. Deze visie en doelstellingen worden uitgewerkt in een zevental startprojecten die gezamenlijk de start en de basis zijn voor de integrale verbetering van de wijk; 2. het in beeld brengen van de kosten en de financieringsmogelijkheden en onderscheiden naar lopende en extra gemeentelijke middelen, investeringen en vastgoedeigenaren en bijdragen in het kader van het GSB-beleid; 3. het formuleren van een voorstel over organisatie en uitvoering van het meerjarenperspectief. Het wijkperspectief De Mare is niet gericht op een grootschalige herstructurering van de wijk, maar op een integrale en samenhangende modernisering en opwaardering van de bestaande fysieke en sociale structuren. In het streefbeeld worden drie componenten onderscheiden, te weten: de sociaal-culturele component, de economische component en de ruimtelijk-fysieke component, welke voor een bestemmingsplan van belang is. De directe omgeving van het winkelcentrum De Mare en een aantal deelbuurten hebben concrete fysieke en sociale problemen. De oplossing voor het winkelcentrum is een zeer ingrijpende aanpassing. De oplossing voor de woonbuurten moet niet worden gezocht in een grootschalige herstructurering van de woningvoorraad, omdat een groot deel van de bewoners tevreden is over de woning. Ook aanpassing van de stedenbouwkundige structuur wordt niet voorgestaan. Op kleinere schaal zijn fysieke ingrepen noodzakelijk die als maatwerk gezien moeten worden. De gemeente, de corporaties en de wijkbewoners zelf willen toe naar een gedifferentieerd woningaanbod en een menging van de functies “wonen” en “werken”, zoals een beroep-aan-huis. Ook is het op sommige plaatsen denkbaar om de openbare ruimte functioneel en kwalitatief te verbeteren. De integrale visie heeft geleid tot een zevental startprojecten. De voor het bestemmingsplan van belang zijnde projecten worden in het navolgende aan de orde gesteld. Het eerste behelst de upgrading van het winkelcentrum De Mare. De upgrading zal zowel intern gericht zijn (kwalitatieve verbetering van
007.00.01.05.00.toe
38
het winkel-, voorzieningen- en woningaanbod) als ook extern, gericht op het versterken van de relatie met de directe omgeving. Er zijn plannen in ontwikkeling voor een uitbreiding van het winkelcentrum met ongeveer 5.000 m², waarbij tevens ruimte is voor extra voorzieningen voor de buurt. In samenhang met de uitbreiding wordt gesproken over een opwaardering van het bestaande centrum en de daarbij behorende buitenruimte. In samenhang met de vernieuwing van het winkelcentrum en het gebied daar omheen kan een nieuw Wijkontmoetingscentrum worden gerealiseerd. Het nieuwe centrum vormt een functionele bundeling van de voorzieningen. Het dient een centrum voor de wijk te worden. Het zal een strategisch gelegen, uitnodigend gebouw worden. In het gebied de Pet, Eilandenbuurt en Spilstraat zal een herinrichting worden gestart om meer groen in de wijk te krijgen. Ook zal er gestreefd worden naar herinrichting van pleinen en stegen en zal een onderzoek plaatsvinden naar aanpassing van de woningvoorraad. Naast de startprojecten worden in het wijkperspectief ook enkele vervolgprojecten genoemd. Eén daarvan is de verbetering van de aanwezige groenstructuren, zoals het park Rekerhout en het groen en water in de woonbuurten. In het park ontbreken oriëntatiepunten en de herkenbaarheid van toegangen tot het park laat te wensen over. In de wijken wordt hier en daar buurtgroen gemist. De verbetering van de herkenbaarheid van de wijk vormt een ander vervolgproject. Hierbij moet met name gedacht worden aan een verbetering van het gebruik van de randen van de wijk. Tevens zal de stedenbouwkundige aansluiting op de wijk verbeterd moeten worden en zal de oriëntatie ook hier versterkt moeten worden. Om de voorgestane projecten tot ontwikkeling te brengen is een aantal nieuwe samenwerkingsvormen in de wijk van de grond gekomen. De projectorganisatie bestaat uit de stuurgroep De Mare, de projectgroep De Mare en een nader te bepalen aantal werkgroepen. De matige betrokkenheid bij de buurt wordt volgens de werkgroep in de hand gewerkt door de bouwvorm van de woningen, die vooral gericht zijn op de achtertuin en niet op de voorkant van de woning. Daarnaast zorgt de parkeerdruk voor overlast en daarmee een onaantrekkelijke woonomgeving. Het parkeren op eigen erf zou beter gehandhaafd moeten worden. Stadsdeelpark De Rekerhout, 2000 De parken in Alkmaar hebben ieder een eigen karakter. In De Rekerhout staat natuur en recreatie centraal. Het park is uniek door het grote aanbod van sport- en spelvoorzieningen. Als kerngebied in de ecologische hoofdstructuur, dienen de mogelijkheden voor
007.00.01.05.00.toe
39
natuurontwikkeling benut te worden. Het veelzijdige karakter van het park dient versterkt te worden. Wijkplan Huiswaard 1999-2001, 1999 Het Wijkplan is tot stand gekomen in overleg met de wijkverenigingen Huiswaard, bewonerskaders en in de wijk actieve organisaties. Het Wijkplan bestrijkt een periode van twee jaar en is op uitvoering gericht. Dit neemt echter niet weg dat af en toe in de verdere toekomst wordt gekeken. Langs de Muiderwaard wordt een nieuw wijk-, woon- en zorgcentrum ontwikkeld. Uitgangspunt bij de planvorming is verkrijging van een zo breed mogelijk draagvlak. In het Wijkplan wordt ook de planontwikkeling rond het NS-stationNoord genoemd. In het Wijkplan wordt aansluiting gezocht bij de voorgestelde indeling van wegen in het kader van Duurzaam Veilig. De indeling bestaat uit 30 km/uur-zones (verblijfsgebieden), 50 km/uur-gebieden (gebiedsontsluitingswegen) en wegen met een verkeersfunctie. De Neswaard, Muiderwaard (tussen de Noorderkade en de Neswaard), de Noorderkade en de Schinkelwaard vormen de 50 km/uur-wegen. De overige wegen komen in aanmerking voor een 30 km/uur-regiem. Voor het openbaar vervoer wordt gedacht om een directe busverbinding te maken tussen de Schinkelwaard en het station Alkmaar-Noord. Aan de noordzijde van de Muiderwaard (A t/m D flats) ontbreekt het voetpad voor een deel. Binnen het Wijkplan wordt de mogelijkheid onderzocht om dit ontbrekende deel alsnog te realiseren. Hetzelfde geldt voor de ontbrekende voetverbindingen aan de overzijde van het station Alkmaar-Noord langs de Keuringsdienst van Waren ter hoogte van het Leger des Heils. Structuur Voorzieningenstrook Muiderwaard, 1996 Inmiddels is het schoolgebouw aan de Muiderwaard vrijgekomen. Het voornemen hiertoe vormde de aanleiding tot het opstellen van een stedenbouwkundige verkenning voor het betreffende gebied. In het verleden is sprake geweest van de vestiging van verzorgingstehuis De Dillenburg. Door de inkrimping van het aantal bedden is dit niet meer aan de orde. Wel zal er een wijksteunpunt gerealiseerd moeten worden, waarbij tevens aandacht besteed moet worden aan de realisatie van zorgwoningen. Bij de stedenbouwkundige verkenning is het gehele gebied langs de Muiderwaard, tussen de Noorderkade en de Tochtwaard betrokken. In de verkenning is een voorkeursmodel voor de inrichting van het gebied opgenomen. Dit model bestaat uit drie onderdelen, namelijk de locatie Jan van Scorelcollege waar inmiddels zorgwoningen gerealiseerd zijn, de
007.00.01.05.00.toe
40
locatie van de Vuurvogel waar woningbouw in de vrije sector is geprojecteerd en woningbouw op het bestaande winkelcentrum. 4.2
Werken
Werken aan huis, Nota over beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen, 1997 Naast de traditionele vrije beroepen is er een toename waar te nemen van beroepen-aan-huis. In de nota Werken aan huis is aangegeven dat enerzijds het beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen stimulerend kan werken op de economische ontwikkeling. Anderzijds kan dit het woongenot van de omgeving bederven en concurrentievervalsing met zich meebrengen. In Alkmaar was behoefte aan algemeen beleid ten aanzien van dit medegebruik van woningen. Dit beleid moet zorgen voor een positief evenwicht tussen de positieve en negatieve effecten van werken-aanhuis. Het voorgestelde beleid geldt voor geheel Alkmaar. Bij een beroep-aan-huis dient de woonfunctie behouden te blijven. Daarnaast mag de activiteit geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de woonomgeving. 4.3
Verkeer
Beleidsplan Verkeer en Vervoer, 2000 Het Beleidsplan stelt voorwaarden op het gebied van verkeer en vervoer om het functioneren van het stedelijk verkeerssysteem te garanderen. De doelstelling van plan luidt dan ook “Het versterken van Alkmaar als complete en vitale stad met een hoogwaardig woon-, werk- en voorzieningencentrum voor de regio in het noordelijk deel van de Randstad, waarbij aandacht is voor leefbaarheid, bereikbaarheid, duurzaamheid en aantrekkelijkheid”. Het plan heeft een horizon tot 2010 en heeft als uitgangspunt om maatregelen tot 2005 vast te leggen. Eén van de actiepunten vormt de betere benutting van de capaciteit van de Ring, waarvan ook de Huiswaarderweg onderdeel uitmaakt. Binnen het plangebied wordt na 2005 de realisatie van een overdekte fietsenstalling bij het winkelcentrum De Mare voorgestaan. Nota Startprogramma Duurzaam Veilig (concept), 1999 Deelnota Categorisering van wegen 2000 Het doel van het categoriseren van wegen (in het kader van het concept Duurzaam Veilig) luidt: “De verkeersveiligheid verhogen door voor de weggebruiker duidelijkheid en herkenbaarheid in de wegenstructuur aan te brengen. Dit wordt bereikt door aan alle wegen binnen de gemeente een verkeers- of verblijfsfunctie toe te kennen en
007.00.01.05.00.toe
41
in de periode tot 2010 de vormgeving van de straten daarop af te stemmen”. De indeling van wegen, zoals deze is vastgesteld in de nota, vormt de basis voor alle te nemen maatregelen binnen het Duurzaam Veiligconcept. Voor de binnen het plangebied gelegen wegen is nagegaan welke stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen in de deelnota zijn aangegeven. De Huiswaarderweg en de Schagerweg worden gerekend tot de “stroomwegen” waarop een maximale snelheid geldt van 70 km/uur. Op de gebiedsontsluitingswegen zal een maximum snelheid van 50 km/uur gelden. Binnen het plangebied worden de Noorderkade, de Kanaaldijk, de Schinkelwaard, de Laan van Brussel, de Laan van Straatsburg, de Laan van Bath, de Laan van Darmstadt, de Laan van Athene, de Vogelweg, de Laan van Parijs, de Laan van Rome, de Landman en de Penningweg tot de gebiedsontsluitingswegen gerekend. Een gedeelte van de Kanaaldijk (Laan van BrusselPriemstraat) zal wellicht worden ingericht als erftoegangsweg, waar een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De overige niet genoemde wegen worden allen tot de erftoegangswegen gerekend. 4.4
Voorzieningen
Structuurvisie Detailhandel HAL, 1997 De drie HAL-gemeenten (Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk) hebben gezamenlijk een onderzoek laten doen naar de regionale afstemming van het detailhandelsbeleid over de periode van ongeveer 10 jaar. Hiertoe zijn de vraag- en aanbodverhoudingen inzichtelijk gemaakt. De essentie van de visie is de constatering dat het huidige aanbod van detailhandelsvoorzieningen naar landelijke normen gerelateerd aan de vraag, erg ruim is. De detailhandelsvestigingen functioneren in het HAL-gebied in een hiërarchische structuur, waarin het winkelcentrum De Mare wordt getypeerd als één van de drie nevencentra, die naast het hoofdwinkelcentrum (Alkmaar-centrum) de belangrijkste winkelgebieden in de regio vormen. De Mare functioneert als zodanig goed. De wijk- en buurtcentra daarentegen functioneren voor de niet-dagelijkse artikelen onder het landelijk gemiddelde. Voor dagelijkse artikelen loopt het functioneren sterk uiteen. Het probleem doet zich voor dat er in het HAL-gebied onvoldoende koopkrachtgroei te verwachten is voor het verantwoord realiseren van de diverse nieuwbouwplannen voor detailhandelsvestigingen. Voorkomen moet worden dat winkelruimtes leeg komen te staan. Er dient een zodanige ruimtelijke spreiding te zijn, dat het in het HALgebied ook voor de minder mobiele personen goed mogelijk is om de dagelijkse aankopen in de buurt te doen.
007.00.01.05.00.toe
42
In de visie worden voorstellen gedaan omtrent de toekomstige detailhandelstructuur. Van de plannen voor uitbreiding van de winkelcentra De Mare in Alkmaar, Broekerveiling in Langedijk en Middenwaard in Heerhugowaard wordt geconstateerd dat ze passen binnen de structuurvisie. Voor overige uitbreidingen van detailhandel zal een terughoudend beleid gevoerd worden. Nieuwbouw in de vorm van solitaire detailhandelvestigingen moet worden uitgesloten en ook de mogelijkheden voor detailhandel op bedrijventerreinen moeten worden beperkt. Structuurvisie Perifere Detailhandel, 1997 Als aanvulling op de Structuurvisie Detailhandel HAL is het rapport omtrent de perifere detailhandel opgesteld. Voor perifere detailhandel is geen plaats in de bestaande winkelcentra, gezien de aard en de omvang van de artikelen en de verkeersaantrekkende werking van dergelijke vestigingen. In de Structuurvisie wordt voorgesteld om binnen het HAL-gebied enkele concentratiegebieden aan te wijzen voor dergelijke ontwikkelingen. Binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan is geen concentratiegebied geprojecteerd. Buiten de concentratiegebieden dient zeer terughoudend omgegaan te worden met uitbreiding in deze sector. Voorgesteld wordt om in nieuwe bestemmingsplannen aandacht te besteden aan de (on)mogelijkheden van perifere detailhandelsvestigingen. Notitie Standplaatsenbeleid, 1995 De gemeente Alkmaar heeft standplaatsenbeleid ontwikkeld, zodat richting gegeven kan worden aan de gewenste spreiding en het maximaal aantal standplaatsen in de stad. Onder een standplaats wordt een mobiele verkoopruimte verstaan die ’s avonds wordt verwijderd. Ook binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan zijn enkele standplaatsen opgenomen. De plekken waar standplaatsen mogelijk zijn, zijn aangegeven op de plankaart. Reclameverordening, gemeente Alkmaar, 1996 De gemeente werd in toenemende mate geconfronteerd met verzoeken om reclame-uitingen te plaatsen. Teneinde zorg te dragen voor een goede inpassing van dergelijke visuele reclame is een reclameverordening in het leven geroepen. De reclame, in al zijn vormen, heeft nogal wat negatieve gevolgen, zoals snel om zich heen grijpende en onbeheerste overmaat aan reclame-elementen aan de gevels in de openbare ruimte. Een reclame is pas dan geslaagd wanneer deze enerzijds de beoogde effectiviteit van de reclame-uiting in zijn uitwerking naar het publiek bereikt en anderzijds als het een geïntegreerd onderdeel vormt van een architectonisch concept of de karakteristiek van een stedenbouwkundige ruimte ondersteunt.
007.00.01.05.00.toe
43
Het uitgangspunt van de verordening is, dat reclames weliswaar geïntegreerd dienen te zijn in het totaal van functies, doch ondergeschikt behoren te zijn aan de architectuur en omgeving. De reclames moeten optimaal worden afgestemd op het stadsbeeld en de architectuur van de individuele panden. De reclame moet in principe beperkt worden tot de ruimte aan de gevel tussen de begane grond en de eerste verdieping (tenzij de verdieping duidelijk bij de bedrijfsvoering is betrokken). Met betrekking tot grootschalige reclamemasten, waarvoor bijna altijd een bouwvergunning is vereist, zijn in de verordening richtlijnen vastgesteld. Handhaving kan plaatsvinden door, op grond van de verordening, de eigenaar of gebruiker aan te schrijven. Bijgesteld concept Masterplan “Wijk- en buurtcentra”; Alkmaar: bruisende stad met sterke wijken, 2001 In 1996 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen waarin is uitgesproken dat de wijk- en buurthuizen omgevormd dienden te worden tot wijkontmoetingscentra en wijkinformatiepunten. In het Masterplan is aangegeven welke investeringen in het wijkgericht welzijnswerk nodig zijn om de motie ten uitvoer te brengen. De doelstelling is in het Masterplan vertaald in een aantal functies van het wijkontmoetingscentrum: • ontmoetingspunt voor alle wijkbewoners van de wijk; • dienstverlenend naar de wijkbewoner toe (onder meer door middel van het wijkinformatiepunt; • thuisbasis voor het wijkgericht samenwerken; • bevordering van de maatschappelijke betrokkenheid in de wijk (sociale cohesie); • voorzien in een aanbod voor specifieke groepen. In het plan worden per wijk conclusies getrokken omtrent de welzijnsvoorzieningen. In de wijk Daalmeer/Koedijk is het bezoekersaantal van de beide wijkcentra, zeker ten opzichte van de andere wijken vrij hoog, zij het dat de trend de afgelopen jaren dalende is. Een contrast bestaat tussen het wijkcentrum in Koedijk en het wijkcentrum in Daalmeer. In Koedijk staat een fraai gebouw, dat zich bijna commercieel richt op een breed publiek. In Daalmeer is veel belangstelling is voor sociaalculturele aspecten, maar heeft het gebouw niet die uitstraling om een breed publiek te trekken. Voor beide instellingen geldt dat het activiteitenaanbod niet de vraag in de wijk representeert. Het wijkcentrum van Daalmeer wordt, gelet op de centrale ligging, in het Masterplan als het centrale wijkontmoetingscentrum betiteld. Echter, het gebouw is te klein en moet uitgebreid worden. Daarnaast dient ook de uitstraling van het gebouw en de bereikbaarheid verbeterd te worden. Er worden twee oplossingsrichtingen
007.00.01.05.00.toe
44
aangedragen om de drie doelstellingen integraal te realiseren. De eerste is uitbreiding aan de noordzijde van het gebouw, de andere is nieuwbouw aan de noordzijde van het plein. De Mare is momenteel onderbedeeld als het gaat om welzijnsvoorzieningen. ’t Ambacht en de Dobber zijn te klein om een goed, breed aanbod voor de wijk te genereren. De jongerencentra Argus en Delta voorzien in een behoefte van de jongeren en tieners in de wijk. Maar daarmee is nog geen dekkend aanbod gerealiseerd op de vraag van de doelgroepen (tieners, jongeren en allochtonen). Tot slot wordt gesteld dat ’t Ambacht een slechte uitstraling heeft. In deze wijk zal (parallel aan de voorziene uitbreiding van het winkelareaal) een nieuw wijkontmoetingscentrum gerealiseerd moeten worden. Dit centrum zal, als voorziening in Alkmaar-Noord een wijkoverstijgend karakter krijgen. Met de realisatie van het nieuwe woon- en zorgcentrum inclusief een nieuwe accommodatie voor een wijkontmoetingscentrum heeft de wijk Huiswaard voldoende fysieke capaciteit voor het algemeen wijkgericht welzijnswerk. Echter, de beroepsmatige ondersteuning is te gering, evenals het aantal vrijwilligers om een breed activiteitenaanbod in de wijk te ontwikkelen. De nieuwbouw betekent dat het huidige wijkcentrum De Rekere leeg komt te staan. In het Masterplan wordt uitgegaan van sloop van dit pand. Programma Actieplan Cultuurbereik, 2000 Het cultuurbeleid van de gemeente Alkmaar is gericht op het toegankelijk maken van kunst en cultuur voor brede lagen van de bevolking. Extra aandacht wordt geschonken aan jongeren en allochtonen. Het Actieplan richt zich binnen de algemene visie op het vergroten van de cultuurparticipatie in de wijken om in blijvende samenspraak met jongeren, allochtonen, het onderwijs en bewoners van wijken en buurten een verbreding en versterking van het aanbod in de wijken en buurten mogelijk te maken in samenwerking met de culturele instellingen en dit zoveel mogelijk te laten uitvoeren in jongerencentra, scholen en buurthuizen, in de directe omgeving van de beoogde doelgroepen. Nota Horecabeleid, 1997 De gemeente Alkmaar wil graag een positief horecabeleid voeren. Alkmaar dient als centrumstad te beschikken over een gevarieerd en groot pakket aan horecavoorzieningen ten behoeve van het uitgaansleven en ter ondersteuning van de winkelfunctie. De nota Horecabeleid is het beleidskader waarbinnen de ontwikkeling van de horeca in Alkmaar kan plaatsvinden. Voor het gebied rond het stadscentrum is afzonderlijk beleid geformuleerd. Daarbuiten zal per plangebied een afweging over de
007.00.01.05.00.toe
45
wenselijkheid van horeca gemaakt moeten worden. Daarbij spelen de volgende aspecten een rol: • in of bij horeca dient uiterst terughoudend omgegaan te worden met het toelaten van nieuwe horeca; • horecafuncties zullen zoveel mogelijk in of bij bestaande buurtcentra gerealiseerd moeten worden; • langs randwegen en uitvalswegen bestaat in beginsel de mogelijkheid om specifieke horecafuncties te realiseren; • op bedrijventerreinen moet in beginsel een mogelijkheid aanwezig zijn om restaurants te realiseren welke in hoofdzaak een functie hebben voor het betreffende terrein. Brede Scholen in Alkmaar, procesbeschrijving, 2000 De gemeente Alkmaar streeft naar het opstellen van een kadernotitie Brede School zoveel mogelijk in samenspraak met de betrokkenen. De notitie Brede Scholen is het verslag van Ronde Tafel gesprekken en een conferentie. Er wordt met name ingegaan op sociale en educatieve aspecten. Hoofddoel is de brede ontwikkeling van kinderen, gelijke kansen voor alle kinderen, vergroten van de kansen voor kansarme kinderen. Gestreefd wordt naar multifunctioneel gebruik van gebouwen. Spelen in Alkmaar; speelbeleid, 1994 In de oude wijken van Alkmaar is in het verleden weinig aandacht besteed aan de aanleg van speelvoorzieningen. Vanaf de 70’er jaren is hieraan meer aandacht besteed, maar deze speelgelegenheden zijn thans verouderd en versleten. De gemeente Alkmaar stelt zich tot doel het realiseren en instandhouden van voldoende speelvoorzieningen van voldoende kwaliteit (goede situering, goede inrichting en goede staat van onderhoud) voor jongeren van 3 tot en met 16 jaar. Met betrekking tot de situatie in het plangebied, blijkt uit de inventarisatie dat in de wijk Daalmeer/Koedijk relatief erg veel kleuters wonen. Het aantal speelplaatsen is relatief ook erg groot in deze wijk. In het algemeen zijn in Alkmaar de speelplaatsen voor jongeren in de leeftijdsgroep van 6 tot 11 jaar sterk oververtegenwoordigd, met name in de wijken Overdie, Huiswaard en Oudorp. Voor de tieners in de leeftijd van 11 tot 17 jaar bestaat daarentegen een tekort aan speelen sportvoorzieningen, met name in de wijk Huiswaard. Prostitutiebeleid in de gemeente Alkmaar, 2000 Met ingang van 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod opgeheven. Hiermee tracht de overheid de exploitatie van prostitutie te reguleren en te beheersen en de bestrijding van exploitatie van onvrijwillige prostitutie te verbeteren. In de nota Prostitutiebeleid in de gemeente Alkmaar wordt het beleid ten aanzien van prostitutie in de gemeente Alkmaar uiteengezet.
007.00.01.05.00.toe
46
Het beleid is erop gericht dat er geen seksinrichtingen worden gevestigd in specifieke woonbuurten of straten met een overwegende woonfunctie. De bestaande prostitutiebedrijven zullen als zodanig in de bestemmingsplannen worden bestemd wanneer deze worden herzien. Daarnaast is er een “paraplubestemmingsplan” waarin verbodsbepalingen over prostitutie zijn opgenomen. Voor het bedrijf aan de Achterdam is een postzegelplannetje opgesteld; dit valt buiten het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan. 4.5
Groen en water
Groenbeleidsplan Alkmaar, Groenstructuurplan april 1991 In opdracht van de gemeente Alkmaar is in 1991 een Groenstructuurplan voor Alkmaar opgesteld. Het doel is richting te geven aan de gewenste opbouw en ontwikkelingen van het groen in de stad. Voor alle wijken in Alkmaar is een inventarisatie gemaakt van de verdeling van het groen in de wijk. In het Groenbeleidsplan wordt een aantal gewenste ontwikkelingen genoemd, die voor elke wijk gelden: • het handhaven en versterken van karakteristieke groenelementen; • het bieden van mogelijkheden voor activiteiten die in de directe woonomgeving plaatsvinden zoals kijken, wandelen en spelen; • het benadrukken van wijkontsluitingswegen door middel van groen; • het globaal aangeven van de wijken waar de uitgifte van snippergroen niet tot problemen leidt; • het opheffen van achterstallig onderhoud en het tegengaan van vervuiling. Waterplan Alkmaar Vanuit het besef dat integraal, duurzaam waterbeheer alleen kans van slagen heeft door een goede samenwerking, hebben de gemeente Alkmaar, de waterschappen Het Lange Rond, Groot-Geestmerambacht en het Hoogheemraadschap Uitwaterende Sluizen samen een plan opgesteld voor een gezond en goed werkend watersysteem, met ruime mogelijkheden voor. Het plan is onderverdeeld in verschillende thema’s: • Waterkwantiteit De waterkwantiteit in Alkmaar levert geen grote problemen op. • Waterkwaliteit De waterkwaliteit is over het algemeen slecht te noemen. De oorzaken zijn: beperkte waterdiepte, een andere (gebiedsvreemde) kwaliteit van het inlaatwater of de waterbodem, riooloverstorten en verkeerde aansluitingen van het riool. Maar ook bladafval, achterstallig onderhoud en de visstand dragen bij aan de vervuiling van het water. De waterkwaliteit van het Noordhollandsch Kanaal is matig. • Waterbodem
007.00.01.05.00.toe
47
Op diverse plaatsen zijn de waterbodems verontreinigd. Oorzaken zijn riooloverstorten en bezinking van vervuild slib. Baggeren is noodzakelijk. De waterbodems waarvan de diepte gering is lopen een verhoogd kans op algenbloei. •
•
•
•
•
Natuur De watergebonden natuur in Alkmaar is beperkt ontwikkeld. Daarom moet er gewerkt worden aan de inrichting en beheer van het water en de aanliggende oevers. Recreatie De mogelijkheden voor waterrecreatie zijn nog beperkt, daarom moet de infrastructuur op het water verbeterd worden (routes voor kanoën, rondvaart en andere pleziervaart). Belevingswaarde Water in de stad heeft een belangrijke belevingswaarde. Bij eventuele aanpassingen moet rekening gehouden worden met de belevingswaarde. Beheer en behoud van de waterlopen De inrichting en het beheer van het watersysteem zijn belangrijke randvoorwaarden om een goed (veilig) waterkwantiteitsbeheer te voeren en om het water en de oevers biologisch gezond te maken. Relatie met de ruimtelijke ordening Bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden zouden de waterschappen in een vroeg stadium ingeschakeld moeten worden. Hierdoor kan al vroeg in de planvorming rekening gehouden worden met het watersysteem van het gebied.
In het plan worden per deelgebied maatregelen genoemd. In de Alkmaar-Noord wordt relatief veel water vanuit de boezem ingelaten, vooral om het watersysteem door te spoelen. Lokale kwel en de geringe waterdiepte in de polder beïnvloeden de waterkwaliteit negatief. De ecologische waarde in de polder is daardoor slechts zeer matig. Om de waterkwaliteit te verbeteren zullen de watergangen uitgebaggerd moeten worden en zou er veel minder water ingelaten moeten worden in het gebied. De Oudieplas heeft in de zomer waterkwaliteitsproblemen. Mogelijke oorzaken zijn valse aansluitingen in de rioleringen, overstorten vanuit het gemengde stelsel van Koedijk en de geringe waterdiepte van de plas. Hierdoor kan in de zomer botulisme ontstaan. Betreffende de slechte waterkwaliteit van de Oudieplas wordt nog nader onderzoek gedaan. De Groene Voet, de Rekerhout en de oevers van ’t Rak zijn kerngebieden van waaruit plant- en diersoorten zich over de oevers kunnen verspreiden. Ook het watertje langs de Rekerdijk is onderdeel
007.00.01.05.00.toe
48
van een ecologische verbindingszone. De oevers van dit voormalig veenriviertje worden extensief beheerd, waardoor de flora en fauna zich goed kunnen ontwikkelen. Veel oevers in Alkmaar-Noord zijn echter nog beschoeid en hebben een steile oever. Verspreiding wordt hierdoor bemoeilijkt. Ter bevordering van andere recreatievormen worden er extra parkeerplaatsen aangelegd voor de vissers aan de watergangen. Voor de kanoërs in het deelgebied worden er meer voorzieningen aangelegd, zoals een vaste kanoroute.
Water in Alkmaar-Noord
Ecologie beleidsplan voor de gemeente Alkmaar, 1991 De gemeente streeft naar een meer ecologisch gericht beleid, waarin naast de mens ook dieren en planten een plek in de omgeving moeten krijgen. In Alkmaar-Noord ligt het accent van biotoopontwikkeling in de natte milieus. Kerngebied vormt hier de Ouddorperhout. De Rekerhout is weliswaar een groter object, maar heeft minder ver ontwikkelde ecologische waarden. Verbindingszones worden gevormd door de vele waterlopen met hun oevers en daarnaast de bermen en dijken. Belangrijke natte kerngebieden in het buitengebied, zijn de Kleimeer in het noorden en de Beverkoog in het oosten. Biotopen die hier ontwikkeld kunnen worden zijn onder meer water- en oevervegetaties, moerassen en rietkragen, ruigkruidenvegetaties en (natte) graslanden/hooilandvegetaties. In het plan wordt een aantal knelpunten in Alkmaar-Noord gesignaleerd en wordt een visie op de ontwikkeling van ecologische waarden gegeven. • Knelpunten:
007.00.01.05.00.toe
49
-
•
verbindingen van de bebouwde kom naar het buitengebied zijn minimaal. In de toekomst zal dat veranderen bij de overgang Alkmaar-Noord – Geestmerambacht; verbindingen binnen de bebouwde kom zijn aanwezig maar rudimentair ontwikkeld zoals de Ouddorperhout en Rekerhout (via de Rekerdijk) en het waterlopenstelsel in Alkmaar-Noord. Visie: In Alkmaar-Noord is een horizontale hoofdstructuur gewenst met het accent op natte milieus. Naar het oostelijk buitengebied is een verbinding via de Hoornse vaart met de Beverkoog en de Schermer gewenst, naar het noordelijk buitengebied via onder andere de Rekerdijk, de Rekerhout, de Groene Voet en het uitgebreide waterlopenstelsel van Alkmaar-Noord met de Kleimeer.
Groen in en om de stad (GIOS); Groen om de stad Alkmaar In het HAL-gebied voltrekt zich een intensief verstedelijkingsproces. Dat komt onder andere tot uiting in het toenemende aantal inwoners (nu circa 150.000 inwoners en in 2015 circa 175.000 inwoners). In de notitie worden de projecten aangegeven die in het HAL-gebied zullen plaatsvinden. Het gaat onder andere om de realisatie van nieuwe verbindingen voor langzaam verkeer. Deze verbindingen moeten zorgen voor vermindering van de recreatiedruk op het kustgebied en vermindering van de automobiliteit, maar ook voor de mogelijkheid om fietstochten te maken. De verbindingen zijn primair bedoeld voor recreatie, maar zullen bij voorkeur ook een functie kunnen vervullen voor woon-werkverkeer en voor schoolgaande jeugd. De nieuwe verbindingen hebben een belangrijke meerwaarde ten opzichte van de bestaande verbindingen, omdat deze verbindingen aantrekkelijker, veiliger en korter worden. Voor het plangebied is de nieuwe fietsverbinding van het HAL-gebied met de kust van belang. Hiervoor zijn drie grote kunstwerken nodig: 1. een brug over het Noordhollandsch Kanaal 2. een ongelijkvloerse kruising met de N9 3. een ongelijkvloerse kruising met de weg Schagen-Alkmaar Deze projecten dienen voor 2006 gerealiseerd te zijn. 4.6
Energie en C02-reductie
Milieu en duurzaamheid
Klimaatovereenkomst provincie-gemeente Alkmaar De Provincie Noord-Holland werkt aan een intensivering van het klimaatbeleid. Per 5 maart 2001 is de nota “Provinciale energie- en CO2-beleid 2000-2005” verschenen. Met deze nota loopt de provincie vooruit op de afspraken met het Rijk in het kader van het
007.00.01.05.00.toe
50
klimaatconvenant. Een belangrijk onderdeel van het provinciale plan is het instellen van een CO2-servicepunt dat gemeenten gaat ondersteunen bij het op peil brengen van hun klimaatbeleid. Dit servicepunt is gestart per 1 juli 2001. De provincie en de gemeente Alkmaar hebben direkt een klimaatovereenkomst gesloten. Daarin staan afspraken omtrent de CO2 reductie. De gemeente Alkmaar is direct betrokken bij de organisatie en is van plan een voortrekkersrol te vervullen. Milieubeleidsplan 2001-2005 In het Milieubeleidsplan zijn voor wonen, werken, publieke instellingen, openbare ruimte en verkeer, naar aanleiding van het energie en CO2-beleid, apart doelstellingen geformuleerd. • Wonen Voor bestaande bouw ligt er een energiebesparingsdoelstelling van 5% in 2010 ten opzichte van 2000. Tevens wordt er aandacht geschonken aan het gebruik van duurzame energie. Minimaal 25% van het potentieel aan duurzame energie zou voor 2005 via bestaande woningbouw moeten worden gerealiseerd. Zowel voor bestaande bouw als voor nieuwbouw zijn er doelstellingen voor aanscherping van energieprestatie-eisen. • Werken Hier worden onderscheid gemaakt tussen bestaande bedrijven en nieuwe bedrijven. Voor bestaande bedrijven wordt bij vergunningverlening de energiebesparing als specifiek onderdeel meegenomen. Voor nieuwe bedrijven moet niet alleen aandacht geschonken worden aan energiebesparing, maar ook aan een lagere energieprestatie in het algemeen. Bij duurzame energie kan gedacht worden aan actieve wind en zonne-energielocaties op bedrijventerreinen. • Publieke instellingen De gemeentelijke gebouwen en instellingen krijgen extra aandacht voor energiereductiemaatregelen, toepassen van duurzame energie en duurzaam bouwen maatregelen. Onder andere door plaatsing van zonnepanelen en controle van stookinstallaties. Maar ook door de sportaccommodaties moet een energiereductie van 15% behaald worden. • Openbare ruimte Hierbij kan gedacht worden aan een energiebesparing bij verlichting en signaalgevers (bijna 50%). Maar ook wordt gedacht aan het aanbesteden van de inkoop van elektriciteit, gezamenlijk met meerdere regiogemeenten. • Verkeer In het Verkeer- en Vervoersplan zijn maatregelen te vinden als gevolg van het beperkt aanbieden van parkeerplaatsen nabij de werkplek, als het aanschaffen van een bedrijfsfiets of een OV-abonnement.
007.00.01.05.00.toe
51
Duurzaam bouwen
Voor nieuw te ontwikkelen ruimtelijk beleid wordt in de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening aangegeven dat de kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met ruimte om te gaan.
007.00.01.05.00.toe
52
Dit wordt in drie richtlijnen uitgedrukt: 1. Inzet voor efficiënt ruimtegebruik, zoals bijvoorbeeld intensiveren boven en/of onder de grond 2. Het combineren van ruimtefuncties, zoals bijvoorbeeld waterberging, natuur en recreatie 3. Het transformeren van ruimte zoals bijvoorbeeld het herbestemmen van oude bedrijventerreinen en/of gebouwen In het Milieubeleidsplan wordt aangegeven dat de doelstellingen voor intensief ruimtegebruik per bestemmingsplan moeten worden ingevuld waarbij behoud van de leefbaarheid het centrale uitgangspunt is. In het kader van zowel de reductie van energie en CO2 als in het kader van duurzaam bouwen zijn de volgende concrete beleidsvoornemens aan de orde: bij invullocaties/herstructureringsgebieden wordt door middel van verdichtingstudies bekeken hoeveel woningen en andere functies in het plangebied kunnen worden opgenomen; er wordt zoveel mogelijk zongericht verkaveld (minimaal 40%, circa 10° telt volledig mee, circa 25° voor tweederde); voor nieuwbouwlocaties geldt een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC), die minimaal 20% lager ligt dan de normering in het bouwbesluit; nieuwbouwwoningen worden zoveel mogelijk voorzien van een zonneboiler en een lage temperatuur verwarmingssysteem; de vaste en kosten neutrale maatregelen van het Nationale DUBOpakket worden bij nieuwbouw uitgevoerd; tenminste 30% van de niet kosten neutrale maatregelen worden bij nieuwbouw uitgevoerd; voor kleinschalige bedrijven en voorzieningen wordt het Nationale Pakket Utiliteitsbouw toegepast en wordt uitgegaan van een EPCwaarde die 10% lager ligt dan de normering in het bouwbesluit; voor het inrichten van de openbare ruimte geldt het Nationale Pakket Grond-, Weg en Waterbouw met daarin minimaal de standaard Alkmaarse maatregelen (zie Alkmaarse GWW-lijst); bij herstructureringsplannen of andere structurele nieuwe ontwikkelingen wordt studie gedaan naar de verkeersprestatie op locatie (VPL-studie); bij woningbouw, winkelvoorzieningen en recreatievoorzieningen wordt de gescheiden afvalinzameling bevorderd door meer fracties aan te bieden dan standaard en worden milieustraten ondergronds dan wel inpandig aangebracht. Geluid
In het kader van geluidhinder wordt gewerkt aan nieuwe wetgeving, middels het project Modernisering Instrumentarium Geluidsbeleid (MIG). Kern van dit project is decentralisatie van het geluidsbeleid en het mogelijk maken van een gebiedsgerichte aanpak. Gemeenten
007.00.01.05.00.toe
53
krijgen meer bevoegdheden en vrijheden en de mogelijkheid om eigen geluidsbeleid te formuleren. Water
Ten aanzien van het beleidsgebied water is het Waterplan opgesteld. Hierop is in paragraaf 4.5 ingegaan.
Vergunningen, handhaving en veiligheid
Het Milieubeleidsplan gaat mede in op het verlenen cq. handhaven van milieuvergunningen voor bedrijven en veiligheid voor zowel de interne als de externe omgeving. Deze beleidsvelden zijn voornamelijk van toepassing op de doelgroep bedrijven en winkels.
Bodem
Sinds 1 januari 2000 is de gemeente Alkmaar rechtstreekse ISVgemeente geworden met bijbehorend bodembudget. Met ingang van 1 januari 2003 heeft de gemeente alle bodemtaken van de provincie overgenomen met betrekking tot de Wet Bodembescherming. De gemeente probeert nu al op deze ontwikkeling te anticiperen en is bezig met de voorbereiding van deze nieuwe taken.
Afval
In Nederland ligt de doelstelling van het scheidingspercentage voor 2000 op 60%. Voor Alkmaar geldt een percentage van 44,5%, omdat de samenstelling van het afval sterk afwijkt van het landelijke beeld. Alkmaar realiseerde in 2000 een scheidingspercentage van 31%, gelijk aan het gemiddelde bij vergelijkbare stedelijke gemeenten. Het doel is nu dan ook om jaarlijks te blijven streven naar een verhoging van het scheidingspercentage.
Verkeer
Een van de milieudoelstellingen om de negatieve effecten van verkeer zoveel mogelijk te beperken, is beïnvloeding van de “modal split” (de keuze van het vervoermiddel) ten gunste van de fiets en het openbaar vervoer. Belangrijke instrumenten om de “modal split” te beïnvloeden zijn onder andere: • het parkeerbeleid; • het openbaar vervoerssysteem; • het fietspadenplan. Milieuprogramma 2000 Gemeente Alkmaar, deel I Inleiding en programmaoverzicht 1996-2000 en deel II Projecten 1996-2000 In het Milieuprogramma 2000 is terug te lezen wat de gemeente Alkmaar wil gaan doen aan het milieubeleid. Hiervoor wordt aangesloten bij bestaande gemeentelijke plannen als het Gemeentelijk Afvalstoffenplan, het Ecologiebeleidsplan, het Regionaal Verkeer- en Vervoersplan of het Energiebeleidsplan. Maar ook wordt aangesloten bij actuele internationale en nationale ontwikkelingen op het milieugebied.
007.00.01.05.00.toe
54
De centrale doelstelling van dit Milieuprogramma is: “Het aangeven van oplossingsrichtingen en concrete milieu-acties in Alkmaar, die een bijdrage leveren aan de lokale milieukwaliteit en aan duurzame ontwikkelingen”. Om deze centrale doelstelling te realiseren zijn vijf milieudoelstellingen geformuleerd, waarop de acties uit dit milieuprogramma zich richten: 1. Behoud en ontwikkeling van de kwaliteit van het natuurlijke basissysteem; 2. Vanuit milieu-oogpunt zuinig omgaan met ruimte; 3. Verbeteren van de milieukwaliteit van de lokale leefomgeving; 4. Vermindering van het grondstofgebruik; 5. Terugdringen van mondiaal verontreinigde emissies. Aanvullende notitie “Doelstellingen duurzaam bouwen en energiebesparing in het ISV-Ontwikkelingsprogramma”, versie 21 mei 2000 Deze notitie is een nadere uitwerking en concretisering van het streven naar duurzaamheid, zoals verwoord in hoofdstuk 6 van het meerjaren ISV-ontwikkelingsprogramma Alkmaar, sterke stad in een grote regio. In hoofdstuk 6 worden de volgende doelstellingen op het gebied van omgevingskwaliteit en duurzaamheid genoemd: • ontwikkelen van duurzaam bouwen in nieuwbouwlocaties en herstructureringswijken; • het verbeteren van de groenvoorziening in stad, wijk en omgeving; • bestrijding van geluidhinder; • het terugbrengen van het aantal vervuilde bodemlocaties; • het realiseren van een samenhangende aanpak van alle vormen van waterbeheer. Het Alkmaarse beleid inzake duurzaam bouwen en energiebesparing is uitgewerkt in een drietal beleidsdocumenten: 1. de Kadernota Duurzaam Bouwen (maart 1996); 2. het Milieukwaliteitsplan HAL (november 1996); 3. het Energiebeleidsplan (januari 1996). Kwalificering van de duurzaam bouwen doelstellingen: • bij omvangrijke renovatie van woningen wordt gestreefd naar een kwaliteitsniveau dat voldoet aan de criteria van de Fiscaal Groenregeling; • bij het inrichten van de openbare ruimte wordt het Nationaal pakket Duurzame Stedebouw toegepast en tevens alle relevante vaste maatregelen en kostenneutrale variabele maatregelen uit het Nationaal pakket Grond-, Weg- en Waterbouw; • voor alle gebouwen op bedrijventerreinen wordt gestreefd naar tenminste het basisniveau van het Dubo Register.
007.00.01.05.00.toe
55
De overalldoelstelling van het Alkmaarse energiebesparingsbeleid voor het jaar 2005 is: • het verbeteren van de energie-efficiency in de gemeentelijke gebouwen en bij gemeentelijke diensten met 20% in het jaar 2005 ten opzichte van het gebruik in 1995 • het verbeteren van de energie-efficiency bij gekozen doelgroepen (zie navolgende tabel) Doelgroep Gemeentelijke gebouwen Onderwijs Handel en zakelijke dienstverlening Openbare verlichting Woningen bestaand Nieuwbouw woningen Sport en recreatie
Verbeteren van de energie-efficiency 20% 23% 23% 23% 23% Streven naar EPC 1,0 * 15%
(* EPC: energieprestatiecoëfficient. Voor 2000 was dit streven 0,9) 4.7
Archeologie
Nota voor het College van Burgemeester en Wethouders; Stadsarcheologie op het goede spoor, 1992 Het uitgangspunt van de notitie is dat archeologisch onderzoek in principe alleen wordt uitgevoerd als het bodemarchief bedreigd wordt. De gemeente heeft een stadsarcheoloog aangesteld. Deze zal het bodemarchief van de gemeente beheren en zo nodig vastleggen door middel van opgravingen en waarnemingen op plaatsen waar gebouwd gaat worden. Als bijlage bij de nota is een kaart opgenomen waarop de archeologisch belangrijke terreinen en de archeologisch mogelijk belangrijke terreinen staan aangegeven. De archeologisch belangrijke terreinen zijn in elk geval de terreinen e waarop bebouwing is aangegeven op de 16 eeuwse kaarten. Het betreft onder andere de binnenstad van Alkmaar en de oude kernen van Oudorp, Koedijk, Huiswaardergeest en Nieuwpoort. Binnen het plangebied zijn drie gebieden aangeduid als archeologisch e belangrijke terreinen. Het betreft de 16 eeuwse (en oudere) bewoning op de Huiswaardergeest, de prehistorische nederzetting in de wijk De Horn en de middeleeuwse kern van Koedijk (zie de bijbehorende kaart). De hogere zandgronden ter plaatse van de vroegere strandwallen zijn mogelijk van archeologisch belang, omdat her en der op willekeurige plaatsen resten van prehistorische bewoning aanwezig zijn. Ook de
007.00.01.05.00.toe
56
strook grond oostelijk langs Koedijk wordt aangeduid als mogelijk belangrijk archeologisch terrein, omdat er onzekerheid bestaat omtrent de exacte begrenzing van de middeleeuwse nederzetting. Voorafgaand aan grondwerken moet op de archeologisch belangrijke terreinen archeologisch onderzoek worden verricht door een gecertificeerd archeologisch adviesbureau.De aard en de omvang van dergelijke onderzoeken is gerelateerd aan de omvang van de schade die de geplande grondwerken teweeg brengen. Bij de mogelijk belangrijke terreinen zouden vooraf of eventueel tijdens de werkzaamheden archeologische waarnemingen gedaan moeten worden om de archeologische waarde te bepalen. 4.8
Technische infrastructuur
Beleidsnotitie Antenne-installaties, 2001 Het gebruik van de mobiele netwerken heeft een enorme toevlucht genomen. Met de toename van het gebruik is ook de toename van het aantal GSM-installaties noodzakelijk. Om een wildgroei van dergelijke antenne-installaties te voorkomen zijn er stedenbouwkundige richtlijnen omtrent de plaatsingsmogelijkheden van GSM-masten verwerkt in de Beleidsnotitie Antenne-installaties. Deze richtlijnen moeten een weloverwogen behandeling van bouwaanvragen mogelijk maken, in plaats van het tot dan gevoerde ad hoc beleid. Het beleid van de gemeente Alkmaar is gericht op het uitsluiten van vrijstaande antennemasten hoger dan 25 meter. In bepaalde gebieden zijn onder strikte voorwaarden wel masten mogelijk van maximaal 25 meter. Antenne-installaties van maximaal 5 meter hoogte kunnen onder voorwaarden worden toegestaan. De gemeente heeft voor de toetsing gebiedsspecifieke voorwaarden opgesteld. De voorwaarden voor zowel de woongebieden als voor de groengebieden binnen de stad worden hierna kort aan de orde gesteld: • Woongebieden onder bepaalde voorwaarden (integratie met de bebouwing en omgeving) kunnen antennemasten op gebouwen worden toegestaan. Dit dient dan te geschieden op gebouwen met een minimale hoogte van 15 meter, waarbij de antennemast niet hoger dan 5 meter mag zijn; vrijstaande antenne-installaties zijn niet mogelijk in de woongebieden;
007.00.01.05.00.toe
57
007.00.01.05.00.toe
58
Parken en groengebieden antenne-installaties zijn in deze gebieden, met (hoge) uitzondering van sportcomplexen in beginsel niet toegestaan; indien een vrijstaande antenne-installatie wordt toegestaan mag deze installatie niet hoger zijn dan 25 meter; indien antenne-installaties op bestaande bouwwerken worden toegestaan dienen deze masten niet hoger te zijn dan 5 meter.
007.00.01.05.00.toe
59
5
Milieu 5.1
Wegverkeer
Hinder weg- en railverkeer
In 1982 is de Wet geluidhinder in werking getreden. Het doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van geluidhinder in de toekomst. In de wet is onder meer bepaald dat de geluidsbelasting op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger dan een in de wet bepaalde norm mag zijn. Op 1 maart 1993 is een wijziging van de Wet van kracht geworden. De meest ingrijpende verandering door deze wetswijziging betreft de zonering van wegen. Bij deze wijziging is onder meer artikel 74 ingrijpend gewijzigd. Daarin is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Sinds 1 maart 1993 is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, behoudens: • wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; • wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 30 km/uur; • wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidniveaukaart vaststaat dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabij gelegen rijstrook 50 dB(A) of minder bedraagt. De breedte van de zone volgens artikel 74 van de Wet geluidhinder is in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 5:
Zonebreedten
Gebied: Stedelijk Buitenstedelijk
Aantal rijstroken: Één of twee Drie of meer Eén of twee Drie of vier Vijf of meer
Breedte van de zone: 200 meter 350 meter 250 meter 400 meter 600 meter
Onder het stedelijk gebied wordt verstaan, het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van het gebied gelegen binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. Op een aantal locaties in het plangebied is vergroting van het aantal woningen mogelijk gemaakt. Het betreft locaties waarop verhoging van bebouwing mogelijk is gemaakt (extra bouwlaag bij gestapelde bebouwing) en locaties waar een wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Daarnaast is de bouw van 2 woningen in Koedijk (Smidspad) bij recht in het plan mogelijk gemaakt. In een separaat
007.00.01.05.00.toe
61
toegevoegd akoestisch rapport is op de betrokken locaties ingegaan. Voorafgaand aan de vaststelling van het voorliggende plan, vinden eventueel noodzakelijke hogere waarden-procedures plaats. Spoorwegverkeer
Op 1 juli 1987 is het Besluit Geluidhinder Spoorwegen (Staatsblad 1987, 122) in werking getreden, als gevolg waarvan het spoorwegnet is gezoneerd. Dit besluit, dat gebaseerd is op de artikelen 105-107 van de Wet geluidhinder, heeft tot doel nieuwe geluidshinderlijke situaties te voorkomen. De in het besluit genoemde grenswaarden en procedures zijn van toepassing op de volgende situaties: a. het bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan mogelijk maken van de bouw van woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen een zone van een aanwezige spoorweg, dan wel het projecteren van een nieuwe of te wijzigen spoorweg; b. het wijzigen, dan wel aanleggen van een (al dan niet voor 1 juli 1987 geprojecteerde) spoorweg buiten de onder a. bedoelde bestemmingsplanprocedure; c. het aanvragen van een bouwvergunning voor een woning die voor 1 juli 1987 is geprojecteerd binnen de zone van een aanwezige (al dan niet te wijzigen) spoorweg. Bij spoorweglawaai geldt een voorkeurswaarde voor nieuwe situaties van 57 dB(A). Er is maximaal ontheffing mogelijk tot 70 dB(A). Met betrekking tot de vaststelling van de maximaal toelaatbare gevelbelasting geldt dat Gedeputeerde Staten als hoogste instantie beslissen op verzoeken van gemeenten om een hogere waarde. Met het regeringsstandpunt naar aanleiding van de evaluatie van de Wet geluidhinder om de ministeriële goedkeuring van besluiten over hogere waarden te laten vervallen, is daarmee in deze regeling reeds rekening gehouden. In het eerder genoemde Besluit Geluidhinder Spoorwegen is bepaald dat zich langs iedere spoorweg een zone bevindt, waarvan de breedte gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf varieert van 100 meter tot 500 meter. In de Staatscourant van 6 mei 1996, nummer 86 is een gewijzigde zonekaart, behorende bij het Besluit Geluidhinder Spoorwegen, gepubliceerd. De zone langs de spoorweg rond het station Alkmaar-Noord is 100 meter. Binnen deze zone zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd.
007.00.01.05.00.toe
62
5.2
Bodem
Bodemonderzoek De afgelopen 10 jaar zijn in Alkmaar-Noord enkele tientallen bodemonderzoeken uitgevoerd, met name vanwege voorgenomen woningbouw. Ofschoon slechts een deel van het totale grondgebied is onderzocht is er toch een beeld te schetsen van de bodemkwaliteit van dit stadsdeel. Vergeleken met de rest van de stad blijkt Alkmaar-Noord een relatief schone bodem te bezitten, te verklaren uit het extensieve, agrarische gebruik van voor de ingebruikname als woongebied. Toch is Alkmaar-Noord niet vrij van bodemverontreinigingen, te onderscheiden zijn gebiedseigen en lokale verontreinigingen. Gebiedseigen bodemverontreinigingen De gebiedseigen verontreinigingen in Alkmaar-Noord zijn van dien aard dat geen enkele beperking hoeft te worden gesteld aan het gebruik van de bodem, er is geen risico voor de volksgezondheid. Lokale bodemverontreiniging Naast gebiedseigen verontreinigingen zijn in het plangebied ook enkele, deels reeds gesaneerde, lokale bodemverontreinigingen bekend. Het betreft in dit geval (voormalige) tankstations voor het wegverkeer. In Koedijk is een aantal verdachte locaties aan te wijzen. Langs de Kanaaldijk zijn allerlei ondernemingen gevestigd (geweest) die plaatselijk voor een bodemprobleem kunnen zorgen. De aard van de bedrijven is divers: garagebedrijven, handel in brandstoffen, scheepswerf etc. Tenslotte bestaat bij particuliere woningen langs de Kanaaldijk de kans op een lokale verontreiniging door de (voormalige) aanwezigheid van ondergrondse huisbrandolietanks. Bouwlocaties De bodemkwaliteit van de terreinen aan de Sperwerstraat en Johan Naberstraat is eerder onderzocht, de locaties blijken geschikt voor een woonbestemming. Naar verwachting is de bodemkwaliteit van de bouwlocaties aan de Kerkelaan (voormalige brandweerkazerne) en Arubastraat in orde; bodemonderzoek zal dit nog moeten bevestigen. 5.3
Water
In het Waterplan Alkmaar is op alle aspecten van het water ingegaan (zie paragraaf 4.5). De verbeteringen die op een aantal punten worden nagestreefd zijn binnen de regeling van het bestemmingsplan toegestaan.
007.00.01.05.00.toe
63
De waterlopen die uit het oogpunt van de waterhuishouding essentieel zijn, zijn door de bestemming “Water” (vaarweg) en de aanduiding “water” beschermd. Het overleg over het voorliggende bestemmingsplan met de waterbeherende instanties vindt vanwege het karakter van een beheerplan plaats via het overleg ex artikel 10 Bro. Daarnaast is in de beschrijving in hoofdlijnen van de voorschriften aangegeven dat voor die veranderingen waarbij belangen van het Hoogheemraadschap in het geding zijn te allen tijden vooroverleg met het Hoogheemraadschap plaats zal vinden. 5.4
Externe veiligheid
In het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) zijn de lijnen uitgezet voor een vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid. Deze vernieuwing gaat uit van de zogenaamde risicobenadering welke is onder te verdelen in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico geeft burgers in hun directe woonomgeving een minimum beschermingsniveau. Het groepsrisico heeft tot doel dat de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers expliciet wordt afgewogen en verantwoord. Beide vormen zullen in nadere regelgeving worden omgezet in harde normen. Deze normen dienen vervolgens uitgangspunt te zijn voor zowel het milieubeleid als het ruimtelijk beleid van overheden. Een aanzet tot het geven van wettelijke normen heeft inmiddels plaatsgevonden met het opstellen van het "Besluit externe veiligheid inrichtingen". Dit besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. In het besluit worden overigens enkel waarden voor het plaatsgebonden risico gegeven. Naast het plaatsgebonden risico geeft het besluit ook een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Op dit moment zijn er nog slechts oriënterende waarden voor het groepsrisico beschikbaar waarvan het nog zeer onzeker is of dit wettelijke normen worden. Deze oriënterende waarden dienen wel een rol te spelen in de afweging ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Wat daaronder moet worden verstaan 1 blijkt uit de volgende tabel .
1
De gegeven opsomming is niet limitatief. Zie voor de algemene criteria de bijlage ‘categorieën objecten’ behorende bij het besluit.
007.00.01.05.00.toe
64
Kwetsbare objecten
Beperkt kwetsbare objecten
Woningen
Kantoren, bedrijven en instellingen zonder bewoning Onderwijsinstellingen Sport- en recreatieaccommodatie Gezondheidsinstellingen Stadions Kinderopvang- en dagverblijven Aanleghavens voor passanten en jachthavens Gevangenissen Volkstuinen Kampeerterreinen Dagrecreatiegebieden Winkels Horeca Parkeerterreinen Stations Kerken Theaters, bioscopen, zalencentra en buurthuizen Crematoria en uitvaartcentra Brandweerkazernes Objecten met hoge infrastructurele waarde
Plaatsgebonden risico Voor beide soorten objecten (kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten) geldt, in bestaande situaties, dat indien het risico hoger is -5 dan 10 (één ongeval met dodelijke afloop binnen 100.000 jaar), er binnen 3 jaar na de inwerkingtreding van het besluit maatregelen moeten worden getroffen. De voorkeur gaat hierbij uit naar maatregelen aan de bron waarbij de kanttekening moet worden gemaakt dat dit in veel gevallen niet mogelijk zal zijn. Eén van de twee functies dient in dat geval te worden gesaneerd. -5
Komen de bedoelde objecten voor tussen de 10 risicocontour en de -6 10 (één ongeval met dodelijke afloop binnen 1.000.000 jaar) risicocontour dan dient voor kwetsbare objecten uiterlijk in 2010 aan -6 de grenswaarde voor nieuwe situaties (10 ) te worden voldaan. Bestaande beperkt kwetsbare objecten kunnen in principe worden gehandhaafd. Nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten zijn alleen buiten -6 de 10 risicocontour toegestaan. Een uitzondering hierop geldt voor -5 een bepaalde categorie beperkt kwetsbare objecten. Tussen de 10 –6 risicocontour en de 10 risicocontour kunnen namelijk beperkt kwetsbare objecten worden gevestigd als deze zijn bestemd voor maximaal 10 personen per hectare. Groepsrisico Zoals gezegd bestaan voor het groepsrisico geen wettelijke normen. Wel zijn er in het besluit zogenaamde oriëntatiewaarden gegeven aan de hand waarvan ruimtelijke ontwikkelingen kunnen worden afgewogen. Het gaat hierbij niet om een risicocontour maar om een
007.00.01.05.00.toe
65
dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen in het ‘schadegebied’ van een inrichting hoe groter het aantal potentiële slachtoffers. In een bijlage bij het concept-besluit zijn tabellen opgenomen waarin oriëntatiewaarden in de vorm van dichtheden van personen per hectare zijn aangegeven. Ook is de grens van het invloedsgebied van de inrichting aangegeven (1%-letaliteitsgrens). Op deze grens is de kans om te overlijden als gevolg van een ongeluk in de inrichting 1%. Vervolgens dient het aantal personen per hectare tot aan deze grens te worden afgewogen tegen de oriëntatiewaarden uit de diverse tabellen. Op de (pilot) van de provinciale risicokaart van Noord-Holland staat een verzameling gegevens die allemaal betrekking hebben op veiligheid, risico’s en rampenbestrijding. In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 is het opstellen van een risicokaart opgenomen als één van de actiepunten. Het doel van de risicokaart is om de burgers te informeren over de risico’s in de woonomgeving. Daarnaast kan de risicokaart ook door de hulpdiensten en het openbaar bestuur worden gebruikt bijvoorbeeld bij rampenbestrijding of bij het opstellen van ruimtelijke plannen en visies. Vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het onderhavige plangebied is het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg als risicovolle activiteit aangegeven op de risicokaart. Een deel van het plangebied ligt binnen deze risicozone rond de Schagerweg, de Helderseweg, de Huiswaarderweg en het NoordHollands Kanaal.
007.00.01.05.00.toe
66
-6
Op zowel de wegtrajecten als op het water wordt de norm van 10 per jaar voor het plaatsgebonden risico niet overschreden. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt evenmin overschreden. Het groepsrisico ter plaatse is 0,1 tot 0,3 maal de oriënterende waarde. (bron: risicoatlassen weg en water, AVIV) LPG
De hiervoor weergegeven regelgeving is eveneens van toepassing op tankstations met een LPG-installatie en vervangt eerdere regelgeving over de zonering rond deze inrichtingen. In het plangebied bevindt zich een LPG-installatie bij het tankstation aan de Huiswaarderweg. Bovendien bevindt zich een gasdrooginstallatie aan de Helderseweg. LPG-tankstation Huiswaarderweg Over de sanering LPG-tankstations heeft de Minister van VROM op 22 mei 2003 een circulaire toegezonden aan de gemeenten. Inmiddels is een nieuwe concept-ministeriële regeling opgesteld (versie na 25 mei 2004). In deze nieuwe concept-regeling worden andere afstanden gehanteerd, dan in de eerder verzonden circulaire waren aangegeven. De minister geeft nu aan dat bij tankstations die minder doorzetten dan 1500 m³ LPG per jaar binnen 25 meter vanaf het vulpunt van een tankstation geen kwetsbare objecten als woningen mogen voorkomen en binnen 110 meter geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Deze afstanden komen overeen met de -5 -6 zogenoemde 10 en 10 –contour voor het plaatsgebonden risico. Het tankstation aan de Huiswaarderweg voldoet gedeeltelijk aan deze norm: er is binnen 25 meter vanaf het tankstation géén woning aanwezig, maar binnen 110 meter zijn wel enkele woningen aanwezig. Dat betekent dat sanering niet urgent is. Niettemin streeft de minister ernaar binnen 3 jaar na het inwerkingtreden van het besluit nergens meer kwetsbare gebouwen binnen 110 meter vanaf een LPG-vulpunt toe te staan. Over de hiertoe te treffen maatregelen vindt nog nadere besluitvorming plaats. Naast het plaatsgebonden risico moet het groepsrisico worden bepaald. Voor een beoordeling van het groepsrisico zijn uitsluitend richtwaarden gegeven (in concept). De voorgestelde ruimtelijke ingrepen moeten worden afgezet en gemotiveerd tegen de achtergrond van deze richtwaarden zonder dat het om een wettelijke norm gaat. In de onderstaande tabel zijn de dichtheden van personen per -5 -6 hectare vanaf de contourlijnen 10 en 10 –contour aangegeven.
007.00.01.05.00.toe
67
Afstand (m) Type inrichting
Aantal personen per ha
Tot 10-5
Tot 10-6
25 25 25
45 45 110
Doorzet minder dan 500 m3 Doorzet minder dan 1000 m3 Doorzet minder dan 1500 m3
Grens invloedgebied 150 150 150
Vanaf 10-5
Vanaf 10-6
13 9 7
18 13 19
Gasdroogstation Helderseweg Door BP Nederland Energie BV is voor het gasdroogstation een zogenoemd QRA 2003-rapport opgesteld. Daaruit blijk dat de -6 10 -contour voor het persoonlijk risico niet over het Noordhollands Kanaal ligt. 5.5
Zonering spuiterij
Aan de Hertog is een autospuiterij aanwezig. Rond deze spuiterij geldt een milieucirkel. Bij een afstand tussen de 75 meter en de 125 meter mogen alleen woningen worden gebouwd als: • het bedrijf verdwijnt, dan wel als • de afvoer van de spuitcabine van het bedrijf voldoet aan de eisen als genoemd in voorschrift 2.3.7 en 4.4.1 van “Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer”. 5.6
Luchtkwaliteit
Het Besluit Luchtkwaliteit verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen de grenswaarden uit dit besluit in acht te nemen. Het doel van het Besluit is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Met het besluit worden de richtlijnen van de Europese Unie geïmplementeerd. Het besluit betreft een zestal verontreinigende stoffen, waarvoor normen zijn gesteld (plandrempels en alarmdrempels). Voor Nederland zijn stikstofdioxide en zwevende deeltjes het meest belangrijk. Voor de overige stoffen zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood worden in Nederland nauwelijks overschrijdingen verwacht. Wel kan er in specifieke lokale situaties sprake zijn van (dreigende) normoverschrijding. In het rapport “Onderzoek naar de luchtkwaliteit binnen het plangebied, projectnummer 2003037-3v1.0” van de gemeente Alkmaar is aangegeven dat de grenswaarden en plandrempels van de berekende stoffen in de toekomstige situatie (2010) niet worden overschreden. Er wordt in het rapport geconcludeerd dat binnen het plangebied ter plaatse van de gevoelige bebouwing wordt voldaan aan de in het Besluit Luchtkwaliteit van 11 juni 2001, genoemde luchtkwaliteit.
007.00.01.05.00.toe
68
6
Planbeschrijving 6.1
Wonen
De woonfunctie betreft de belangrijkste functie in het plangebied. De bestemming “Woongebied” omvat dan ook het grootste percentage van het totale oppervlak. Ook binnen de bestemming “Gemengd gebied” is het wonen de hoofdfunctie. In de vorm van wonen boven winkels is het wonen tevens van belang in de bestemming “Centrumgebied”. Woningaantal
Vergroting van het aantal woningen is op een aantal locaties aan de orde. In het navolgende wordt op deze locaties ingegaan. In de wijk De Mare is met betrekking tot de aanpassing en verbetering van enkele woonbuurten in een aantal straten de realisatie van een extra verdieping mogelijk gemaakt. Daar waar het om gestapelde bebouwing gaat, betekent dit dat het aantal woningen kan worden vergroot. Het gaat om een aantal woonblokken langs de hoofdontsluitingen. De mogelijkheid tot verhoging van de woongebouwen is met name geboden om de structuur van de hoofdontsluitingswegen te accentueren. Omdat sprake is van, in ruimtelijke opzicht, zeer zelfstandige buurten, is het gewenst juist deze samenbindende hoofdinfrastructuur te benadrukken.
Bebouwing langs de hoofdinfrastructuur
007.00.01.05.00.toe
69
Langs de Kanaaldijk komen enkele karakteristieke stolpboerderijen voor. Behoud van deze grote gebouwen is financieel vaak een hele opgave. Om deze reden en vanwege het oppervlak van deze gebouwen is splitsing binnen het bestemmingsplan mogelijk. Een stolp kan gesplitst worden in twee afzonderlijke woningen, mits de karakteristiek van het pand niet verloren gaat. Belangrijk wordt daarbij gevonden dat de 2 nieuwe bouwpercelen loodrecht op de ontsluiting staan en dat de stolp overeenkomstig deze richting wordt gesplitst. Aan het Smidspad (Koedijk) is op een inbreidingslocatie de bouw van 2 woningen bij recht in het plan opgenomen. Voor het terrein aan de Arubastraat geldt een wijzigingsbevoegdheid. Het gebied is thans gedeeltelijk in gebruik als parkeerterrein en groenvoorziening en gedeeltelijk als school/sportvoorziening. Een ontwikkeling naar een combinatie van wonen met maatschappelijke functies wordt voorzien. De plannen zijn echter nog niet zo concreet dat ze bij recht in het plan zijn opgenomen. Daarom is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid waarbij omwonenden en andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om te zijner tijd op de uitgewerkte plannen te reageren. Als voorwaarde geldt dat: • woningen en maatschappelijke functies kunnen worden gerealiseerd; • maximaal 40 woningen per hectare worden gerealiseerd; • de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan 20 meter; • de woningen door ligging en oriëntatie de vorm van de openbare ruimte dienen te ondersteunen; • minstens 10 meter afstand tot de aanduiding “water” wordt aangehouden; • minstens 20 meter afstand tot voorgevels van buiten de wijzigingsgrens gelegen woningen wordt aangehouden; • voorzien blijft in toereikende parkeervoorzieningen; • voorzien blijft in een verkeersverbinding tussen de Laan van Bath en de Factorij. Voor de locatie Sperwerstraat is een mogelijkheid tot wijziging van de bestemming opgenomen. De basisbestemming is hier “Woongebied” en “Maatschappelijke doeleinden”. De wijzigingsbevoegdheid geeft mogelijkheid voor uitbreiding van de bouwvlakken al dan niet in combinatie met een functiewijziging naar wonen, al dan niet tezamen met kleinschalige bedrijvigheid. Als voorwaarden voor deze wijzigingsbevoegdheid geldt dat: • de bestemming gewijzigd mag worden ten behoeve van verruiming van de bouwvlakken al dan niet in combinatie met den (gedeeltelijke) wijziging in de bestemming “Woondoeleinden” of “Gemengde doeleinden”;
007.00.01.05.00.toe
70
• • • •
•
binnen de wijzigingsgrens een dichtheid van ten hoogste 60 woningen per hectare mag worden gerealiseerd; de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20 meter; de gebouwen door ligging en oriëntatie de vorm van de openbare ruimte dienen te ondersteunen; er uitsluitend beroepen aan huis dan wel bedrijven uit de milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijven mogen worden gerealiseerd; er voorzien wordt in toereikende parkeervoorzieningen.
Aan huis verbonden beroepen
Binnen de woongebieden zijn beroepen-aan-huis onder een aantal randvoorwaarden overal toegelaten. De belangrijkste vereiste is dat de woonfunctie behouden blijft. Slechts een bepaald percentage van het vloeroppervlak van de woning mag voor de activiteit worden aangewend. Uiteraard mag de activiteit geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving. Het bieden van ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen ligt in de lijn van de nota Werken aan huis. Van de voorwaarde dat ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de gebouwen met een maximum van 60 m² mag worden benut voor beroepen aan huis kan vrijstelling worden verleend voor bijzondere kavels die daartoe ruimte bieden (hoekkavels en vrijstaande woningen). Ten aanzien van kamerverhuur kan worden aangegeven dat het verhuur van een kamer bij het wonen wordt gerekend tot de woonfunctie. Panden die geheel als te verhuren kamers worden opgedeeld worden echter beschouwd als kamerverhuurbedrijven en zijn binnen het plangebied niet toegestaan.
Kleinschalige bedrijven
Aan de Kanaaldijk komen woningen voor, in sommige gevallen gecombineerd met een bedrijf of instelling. Voor de bebouwing aan deze weg geldt dat bestaande bedrijven en instellingen kunnen worden gehandhaafd. Tevens wordt het gemengde karakter van dit bebouwingslint onderstreept, doordat de mogelijkheid wordt geboden om nieuwe kleinschalige en weinig milieuhinderlijke bedrijven (milieucategorie 1) toe te laten. Wel geldt de randvoorwaarde dat de woonfunctie gehandhaafd dient te worden. Bedrijven mogen geen overlast veroorzaken in de zin van verkeersaantrekking. Het parkeren dient op eigen erf te gebeuren. 6.2
Detailhandel
Centrumvoorzieningen
Met betrekking tot de mogelijkheden voor de detailhandel is in het bestemmingsplan aangesloten bij de hoofduitgangspunten van het in de Structuurvisie Detailhandel geformuleerde beleid. Nieuwvestiging van solitaire detailhandel is niet mogelijk in het plangebied. Ook de nieuwvestiging van perifere detailhandelsvestigingen is binnen het plangebied uitgesloten.
007.00.01.05.00.toe
71
Muiderwaard en Daalmeer
Voor de winkelcentra aan de Muiderwaard en het wijkcentrum Daalmeer zijn plannen in voorbereiding. Deze plannen zijn nog niet zodanig concreet, dat deze in het voorliggende bestemmingsplan kunnen worden opgenomen. Daarom is in het bestemmingsplan de bestaande bebouwde situatie geregeld. Tevens is een wijzigingsmogelijkheid opgenomen voor de wijziging van het bouwvlak.
Winkelcentrum aan de Muiderwaard
In het bestemmingsplan zijn de bestaande kiosken binnen de betreffende bestemmingen voor de winkelcentra begrepen. Een bouwvlak geeft de situering aan. Horeca
Nieuwvestiging van horeca in het plangebied is niet mogelijk. De bestaande horecagelegenheden zijn wel geregeld in het bestemmingsplan (inclusief herbouw van het café aan de Kanaaldijk). Horeca maakt onderdeel uit van de doeleindenomschrijving binnen de bestemming “Centrumgebied”. De overige horecabedrijven zijn aangeduid binnen andere bestemmingen (“Gemengd gebied” en “Bedrijfsdoeleinden”).
De Mare
De omgeving van het winkelcentrum De Mare is buiten het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan gehouden, omdat voor dit gebied een apart op de beoogde ontwikkeling toegesneden plan zal worden opgesteld.
007.00.01.05.00.toe
72
6.3
Bedrijven
In het plangebied zijn enkele bedrijven gevestigd. Voorzover deze bedrijven zijn gelegen binnen het woongebied, zijn ze opgenomen in de aparte bestemming “Bedrijfsdoeleinden”. Het betreft een garagebedrijf en een bedrijfsverzamelgebouw aan de Hertog en de vestiging van Rijkswaterstaat, een bouwbedrijf evenals een hondenpension aan de Oude Kanaaldijk. Voorzover bedrijven zijn gelegen binnen het vanouds gemengde bebouwingslint aan het Noordhollandsch Kanaal, zijn deze bedrijven voorzien van een specifieke aanduiding binnen de bestemming “Gemengd gebied”. Het gaat om enkele bouw- en installatiebedrijven, een drukkerij, een computerbedrijf en een rietdekkerij. Het beleid voor alle bedrijven is gericht op handhaving. 6.4
Maatschappelijke doeleinden
Wijkcentra
Alle binnen het plangebied aanwezige wijkcentra hebben de bestemming “Maatschappelijke doeleinden” gekregen. Dit is een brede bestemming die is gericht op sociale, culturele, educatieve, medische en religieuze instellingen. Voor het gebied waarin Argus ligt, geldt een wijzigingsbevoegdheid, omdat deze locatie zal worden bezien in relatie tot de ontwikkelingen in de stadsrand van Alkmaar en de entree rond de Laan van Tata.
Scholen
De aanwezige scholen zijn in het bestemmingsplan eveneens voorzien van de ruime bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, zodat aan de wens van multifunctioneel gebruik van de gebouwen tegemoet wordt gekomen. De kerk van Koedijk en de begraafplaats hebben ook de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”. Voor de begraafplaats is een aparte aanduiding opgenomen.
Kerk
Prostitutie
Prostitutie is binnen het plangebied uitgesloten. In de diverse bestemmingen waarin gebouwen kunnen worden gerealiseerd is dit aangegeven. 6.5
Indeling
Infrastructuur
Voor de wegen is gekozen voor een functionele indeling, waarbij de Schagerweg, Huiswaarderweg en Nollenweg de bestemming “Wegverkeer” hebben gekregen (N245 en N505). Deze wegen hebben een specifieke stroomfunctie. De wegen met een gebiedsontsluitende functie in Alkmaar-Noord zijn voorzien van de aanduiding “gebiedsontsluitingsweg” binnen de bestemming “Woongebied”.
007.00.01.05.00.toe
73
Daarbij gaat het om de volgende wegen: Laan van Athene Laan van Bath Laan van Brussel Laan van Darmstadt Laan van Keulen Laan van Parijs
Laan van Rome Laan van Straatsburg Laan van Tata Laan van Troyes (ged.) Kanaaldijk (ged.) Landman
Muiderwaard Neswaard Noorderkade Penningweg Schinkelwaard Vogelweg
De woonstraten vallen binnen de bestemming “Woongebied”, zonder nadere aanduiding. Op deze wijze is de indeling in wegencategorieën in het kader van het Duurzaam Veilig-programma verwerkt in het bestemmingsplan. Uitgangspunt voor alle wegen is dat zij in hun huidige beloop gehandhaafd zullen worden. Ondergeschikte aanpassingen worden mogelijk gemaakt. Ten aanzien van de N245 Schagerweg maakt het bestemmingsplan de verdubbeling van de uitvoegstrook mogelijk. Dit wordt aangegeven in de beschrijving in hoofdlijnen. Zodra de plannen voldoende concreet zijn zullen de akoestische gevolgen worden doorgerekend. Verwacht wordt dat geen aanvullende geluidwerende maatregelen noodzakelijk zijn. Mocht dit toch het geval zijn, dan zullen voor de vaststelling van het plan nadere voorwaarden worden opgenomen. Ook voor de Kanaaldijk is in de beschrijving in hoofdlijnen aangegeven dat voor de laatste fase een reconstructie wordt uitgevoerd en dat profielaanpassing in de bestemming is begrepen. Spoor
Het gebied rond het NS-station in de wijk Huiswaard is buiten het plangebied gelaten. Als de planvorming voor dit gebied is afgerond, zal hiervoor een apart plan worden opgesteld. De spoorverbinding zelf valt gedeeltelijk binnen het plangebied en is als zodanig bestemd.
Fietsverbinding
In het kader van de realisatie van een nieuwe fietsverbinding tussen het HAL-gebied en de kust is een nieuwe brug over het Noordhollandsch Kanaal noodzakelijk. Deze dient te worden aangelegd ter hoogte van De Landman. In het bestemmingsplan is deze brug door middel van een aanduiding mogelijk gemaakt.
Kanaal
Het Noordhollandsch Kanaal heeft de bestemming ”Water”. Het beleid is gericht op handhaving van de functie voor het verkeer over water. 6.6
Openbare ruimte
Het bestemmingsplan geeft geen gedetailleerde eisen ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte, behalve wanneer het gaat om specifieke situaties, bijvoorbeeld ter bescherming van een structuurbepalende beplanting.
007.00.01.05.00.toe
74
In gebieden waar sprake is van een voornemen tot structurele aanpassing van de openbare ruimte is deze aanpassing op beschrijvende wijze in het plan opgenomen. De beschrijving in hoofdlijnen van het betreffende artikel biedt hiervoor de aanknopingspunten. Voor de randen van Alkmaar-Noord (Huiswaarderweg en provinciale weg) is in het kader van het bestemmingsplan een apart onderzoek opgestart. Bezien wordt op welke wijze een betere presentatie van de wijk kan worden gerealiseerd. Een invulling met woningbouw en wijziging in de groenstructuur zijn opties. In het bestemmingsplan is hier echter nog geen rekening mee gehouden. Het gemeentebestuur zal hierover eerst de mening van de bevolking peilen. Groengebied
Het stadsdeelpark Rekerhout heeft de bestemming “Groengebied” gekregen. In de doeleindenomschrijving van deze bestemming is de veelzijdigheid van het park omschreven. Tevens is aangegeven dat verbetering van de inrichting van het park, zoals maatregelen die de zichtlijnen versterken en het verleggen van wandel- en fietsroutes met het oog op de sociale veiligheid, in de bestemming begrepen zijn. Ook de Groene Voet heeft de bestemming “Groengebied”. De binnen dit terrein gelegen sportvoorzieningen zijn aangeduid. Ditzelfde geldt voor het gebied rond de Oudieplas en de sportvoorzieningen van Koedijk.
Buurtgroen
Met betrekking tot het groen in de wijken wordt uitgegaan van handhaving van het bestaande gebruik en de bestaande inrichting. Indien er initiatieven zijn tot (een ondergeschikte) wijziging van het gebruik en/of inrichting zal hierover in elk geval overleg worden gepleegd met de direct betrokkenen. De structurele boombeplanting langs de gebiedsontsluitingswegen is in het bestemmingsplan beschermd, in combinatie met de mogelijkheid tot het aanvullen en versterken van delen waar nu de beplanting ontbreekt.
Parkeren
De in de laatste jaren verder toegenomen parkeerdruk is in het bestemmingsplan moeilijk op te lossen. Wel kan in het bestemmingsplan bij veranderingen in de functie, de bebouwing en de openbare ruimte de parkeerfunctie nadrukkelijk worden betrokken. Het parkeren op eigen erf is randvoorwaarde bij de in het plan begrepen vrijstellingsbevoegdheden. Voor bepaalde woningtypen zijn bovendien privaatrechtelijk afspraken vastgelegd over de instandhouding van parkeren op eigen erf (middels een kettingbeding opgenomen in de koopovereenkomst). Vervolgens zal worden aangegeven dat in de buurt gezocht zal worden naar aanvullende oplossingen. Oplossingen in de sfeer van
007.00.01.05.00.toe
75
het benutten van overhoekjes voor parkeren zullen in het plan mogelijk worden gemaakt. In de beschrijving in hoofdlijnen is aangegeven dat een aanpassing van de openbare ruimte mogelijk is, indien hierover eerst overleg is gevoerd met de meest betrokkenen. Dijk
De cultuurhistorisch waardevolle Westfriese Omringdijk wordt in het bestemmingsplan beschermd. Dit geldt voor het beloop, de hoogteligging en het groene karakter van de dijk.
Behoud parkeren op eigen erf Archeologie
Ten aanzien van de archeologisch (mogelijk) waardevolle terreinen is in het bestemmingsplan rekening gehouden met de gemeentelijke nota Stadsarcheologie op het goede spoor en de Provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Met name op de locaties waar nieuwe ontwikkelingen aan de orde zijn die binnen archeologische waardevolle of mogelijk waardevolle gebieden vallen, is de voorwaarde opgenomen dat vooraf archeologisch onderzoek plaatsvindt.
Water
De belangrijkste waterlopen binnen het woongebied van AlkmaarNoord zijn in het bestemmingsplan voorzien van een aanduiding. Voor deze waterlopen geldt dat zij worden beschermd in hun beloop. Het bestemmingsplan is zodanig van opzet dat het zich niet verzet tegen de aanleg van vissteigers, picknickplaatsen en dergelijke, voor het algemeen belang en in het openbare gebied. In de beschrijving in hoofdlijnen is ten aanzien van de oevers aangegeven dat gestreefd wordt naar een meer natuurlijke inrichting van de oevers binnen het plangebied.
007.00.01.05.00.toe
76
6.7
Bebouwingsregeling
Alkmaar-Noord bestaat, afgezien van de historische lintbebouwing van de Kanaaldijk, uit een groot aantal qua architectuur homogene bebouwingsclusters. De samenhang binnen deze clusters is in veel gevallen dusdanig dwingend dat de individuele mogelijkheden voor verandering vanwege het stedenbouwkundige beeld beperkt zijn. Door verkoop van huurwoningen is de behoefte aan verandering van de woning echter groot. In principe past een welwillende houding ten aanzien van deze veranderingsbehoefte. Deze brengt immers ook positieve aspecten met zich mee; woningen sluiten beter aan bij de individuele behoeften en leiden tot een gedifferentieerd en levendig beeld, woningen kunnen naar een hoger plan worden getild, passend binnen deze tijd (bijvoorbeeld meer ruimte op de begane grond, grotere woningen, meer bergruimte etc). Het meewerken aan veranderingen van de woning kan echter alleen als sprake blijft van ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. Algemene uitgangspunten zijn dat veranderingen aan bebouwing niet ten koste mogen gaan van: • het stedenbouwkundige beeld; • de beleving van groen en water; • de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; • de verkeersveiligheid; • de parkeerruimte op eigen erf; • de sociale veiligheid. Tevens spelen in het kader van het welstandsbeleid en als randvoorwaarde bij flexibiliteitsbepalingen een rol: • de architectonische samenhang; • de oriëntatie van bebouwing op de openbare ruimte. Bij de bovenstaande algemene uitgangspunten moet bedacht worden dat de gemeentelijke invloed op het bebouwingsbeeld in de toekomst zal verminderen. In samenhang met de wijziging van de Woningwet is ook de algemene maatregel van bestuur ten aanzien van het vergunningvrij bouwen veranderd. De AmvB merkt aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder voorwaarden als vergunningvrij aan. In grote lijnen gaat het om aan- en uitbouwen aan de achter- en zijgevel tot 2,5 meter diep en om bijgebouwen tot maximaal 30 m², in beide gevallen 3 meter teruggerooid ten opzichte van de voorgevelrooilijn en tot een maximum bebouwingspercentage van 60% van het bouwperceel. Er zijn nadere voorwaarden ten aanzien van hoogte en afstanden tot de diverse perceelsgrenzen.
007.00.01.05.00.toe
77
Het voorgestelde beleid is in het navolgende toegelicht voor drie bebouwingstypen: 1. de historische lintbebouwing; 2. de naoorlogse gestapelde bebouwing; 3. de naoorlogse grondgebonden bebouwing. Hoofdgebouwen
Situering Door de op de plankaart aangegeven bouwvlakken is het bouwen van hoofdgebouwen beperkt tot de bestaande locaties, met uitzondering van de twee bouwkavels aan het Smidspad en de locatie van de voormalige brandweerkazerne in Koedijk (Kerkelaan). Bij de historische lintbebouwing is de bebouwing opgenomen in een bouwstrook waarbinnen uitsluitend vrijstaand mag worden gebouwd (verplichte onderlinge afstand tot de zijdelingse perceelsgrens) en waarbij structurele onderbrekingen in het halfopen bebouwingslint opengelaten zijn. Hoogte • De historische lintbebouwing: Gebouwd mag worden in een bouwlaag met een kap, en bij bestaande gebouwen in twee bouwlagen, in twee bouwlagen met een kap. Bij de geïnventariseerde karakteristieke panden is behoud van bestaande goot- en bouwhoogte uitgangspunt. • De naoorlogse bebouwing: Gebouwd mag worden in het bestaande aantal bouwlagen. Naar aanleiding van de analyse van bebouwing langs de hoofdinfrastructuur zijn specifieke plekken aangegeven waarbij extra bouwlagen gebouwd mogen worden. Kap en kapvorm • De historische lintbebouwing: Gebouwd moet worden met een kap van tenminste 45° en ten hoogste 60°. Bij karakteristieke panden is de bestaande kapvorm uitgangspunt. •
De naoorlogse bebouwing: Daar waar het bouwen met kap kenmerkend is voor een bebouwingscluster wordt dit dwingend voorgeschreven. De dakhelling dient in het algemeen ten minste 30° en ten hoogste 60° te bedragen.
Bouwblokdiepte en -breedte • De historische lintbebouwing: Een bouwblokdiepte van 12 meter is in het algemeen uitgangspunt. Daar waar bestaande bebouwing dieper is, wordt het bouwblok om deze bebouwing heen getrokken. De bouwblokdiepte geeft in veel gevallen mogelijkheid voor de
007.00.01.05.00.toe
78
uitbreiding van het hoofdgebouw in achterwaartse richting, dit is langs de Kanaaldijk ruimtelijk gezien goed mogelijk en te verkiezen boven een uitbreiding van gebouwen in de breedterichting.
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
•
De naoorlogse gestapelde bebouwing: De bestaande bouwblokdiepte is uitgangspunt, een algemene vrijstelling is opgenomen voor wijziging van het bouwblok bijvoorbeeld ten behoeve van de verandering/verbetering van toegangen/entrees van bouwblokken.
•
De naoorlogse grondgebonden bebouwing: De bestaande bouwblokdiepte is uitgangspunt. Een vrijstelling is opgenomen voor hoekkavels ten behoeve van wijziging van het bouwvlak indien hierdoor de oriëntatie van de bebouwing op de openbare ruimte wordt verbeterd. Ook is een vrijstelling opgenomen voor vergroting van de bouwblokdiepte tot 12 meter, indien dit projectmatig gebeurd.
Situering Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn in principe toegestaan ten minste 3 meter teruggerooid ten opzichte van de voorgevelrooilijn. De breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel mag ten hoogste 3 meter bedragen. Bij aaneengebouwde woningen is er de aanvullende eis dat in verband met het leefklimaat van de tuinen een onbebouwde middenstrook op het achtererf vrij van gebouwen moet blijven. Aan en uitbouwen en bijgebouwen kunnen tot 3 meter achter de oorspronkelijke achtergevel worden gerealiseerd en tot 3 meter vanaf de achterste bouwperceelgrens. Middels de aanduiding “te bebouwen erven” is dit nader op de plankaart aangegeven. Daar waar bestaande aan- en uitbouwen of bijgebouwen voor de naar de weg gekeerde zijde van de hoofdgebouwen zijn gesitueerd (tuingericht wonen), kunnen zij in hun bestaande situering en omvang gehandhaafd blijven. Een vrijstelling geeft mogelijkheid voor: • Uitbreiding: Bij tuingericht wonen kan vrijstelling worden verleend voor het vergroten van aan- en uitbouwen dan wel bijgebouwen voor de voorgevelrooilijn. De ruimte tussen vrijstaande bijgebouwen en de voorgevelrooilijn kan worden opgevuld, volgens breedte en hoogte van de bestaande aanbouw, waarbij voldaan moet worden aan de algemene voorwaarden voor verandering van bebouwing. Aangebouwde bergingen aan de voorzijde van het hoofdgebouw kunnen verdiept worden tot maximaal 5 meter volgens breedte en hoogte van de bestaande aanbouw, uitsluitend voorzover de diepte van de aanbouw aansluit bij andere in het straatbeeld voorkomende aanbouwen (bestaand of via gecombineerde aanvraag), voorzover tot de voorste
007.00.01.05.00.toe
79
•
•
bouwperceelgrens tenminste 1 meter vrij blijft van gebouwen en voorzover voldaan wordt aan de algemene voorwaarden. Het voorzien van een kap, uitsluitend voorzover dit aansluit bij andere in het straatbeeld voorkomende aanbouwen (bestaand of via gecombineerde aanvraag) en in samenhang met de architectuur van het hoofdgebouw. Voor wat betreft erkers is een overschrijding van de bebouwingsgrens van ten hoogste 1,5 meter bij vrijstelling mogelijk, met uitzondering van woningen waarbij reeds aan- of uitbouwen of bijgebouwen vóór de naar de weg gekeerde gevel aanwezig zijn.
Hoogte Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van 3 meter. Het maximum voor de bouwhoogte is 4,5 meter bij aan- en uitbouwen en 3 meter bij bijgebouwen. Een bouwhoogte van 4,5 meter is bij bijgebouwen bij vrijstelling toegestaan, uitsluitend voorzover wordt voldaan aan de algemene voorwaarden. Een bouwhoogte van 7,5 meter is bij aan- en uitbouwen bij vrijstelling toegestaan (bijvoorbeeld ten behoeve van het realiseren van een kap boven een garage) voorzover wordt voldaan aan de algemene voorwaarden en voorzover deze aan- en uitbouwen zich op een afstand van tenminste 3 meter achter de voorgevelrooilijn bevinden. Deze laatste vrijstelling is niet van toepassing op het bebouwingslint langs het Noordhollandsch Kanaal. In dit lint is doorgaans veel ruimte aanwezig om in achterwaartse richting uit te breiden en is het behoud van het halfopen karakter uitgangspunt. Oppervlakte en dichtheid Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m² en een maximum bebouwingspercentage van 60% van het bouwperceel. 6.8
Welstandsbeleid
In verband met de wijziging van de Woningwet zijn gemeenten verplicht om gemeentelijk welstandsbeleid op te stellen. In principe zal de gemeente per 1 juli 2003 moeten beschikken over een welstandsnota die het gemeentelijke grondgebied bestrijkt. De gemeente Alkmaar heeft op 24 mei 2004 haar Welstandsnota
007.00.01.05.00.toe
80
007.00.01.05.00.toe
81
007.00.01.05.00.toe
82
vastgesteld. Het doel van de welstandsnota is onder meer om burgers vooraf duidelijk te maken welke welstandsrichtlijnen van toepassing zijn. In de welstandsnota zijn gebieden onderscheiden. Per gebied is bepaald in welke mate welstandstoezicht aan de orde is. Een gebied kan onder een regulier of bijzonder welstandsregime vallen, of het kan zelfs welstandsvrij worden bepaald. Beschermde stadsgezichten vragen sowieso om bijzondere aandacht. Per gebied zijn tevens gebiedsgerichte randvoorwaarden aangegeven.
Voorbeeld dwingende samenhang in bouwvorm en materiaalgebruik
In het algemeen is in Alkmaar-Noord sprake van sterk homogene architectuur per buurt of cluster. Dit klinkt door in het welstandsbeleid. Bouwvormen en materiaalgebruik vertonen soms een dwingende samenhang. Deze samenhang betekent dat aanpassingen aan bebouwing wel mogelijk zijn, maar dat goed rekening moet worden gehouden met de belendingen. Het architectonische niveau is in het algemeen niet zodanig hoog dat een zwaarder welstandsregime noodzakelijk is. Er zijn twee uitzonderingen: 1. Het historische bebouwingslint van de Kanaaldijk (inclusief de bijbehorende ten oosten van dit lint gelegen bebouwing); 2. De Galjoenstraat en omgeving. Ad 1. Vanwege de herkenbaarheid van het cultuurhistorische bebouwingspatroon en vanwege het voorkomen van relatief veel karakteristieke bebouwing is een zwaarder welstandsregime hier op zijn plaats. Van belang zijn het halfopen bebouwingspatroon, de schaal van de bebouwing, de oriëntatie van de bebouwing op de
007.00.01.05.00.toe
83
openbare ruimte, het afwisselende karakter van de bebouwing met specifiek de te handhaven karakteristieke panden. Ad 2. Het bebouwingscluster in de omgeving van de Galjoenstraat is in het kader van een prijsvraag ontworpen door architect Bonnema.
Bebouwingscluster Bonnema
Landelijk wordt het complex gezien als voorbeeld van hoogwaardige architectuur. Kenmerkend zijn de rangschikking van vierkante plattegronden in een clustervormige opzet, met verspringende rooilijnen. Kenmerkend is ook de afwisseling in hoogte en de toepassing van lessenaarsdaken. Alle bebouwing, ook de bijgebouwen zijn in hout uitgevoerd. Bij eventuele verbouwingen is aansluiting op de compositie van bouwvolumes en aansluiting op het bestaande materiaalgebruik een voorwaarde. Deze beide gebieden en het winkelcentrum De Mare zijn dan ook in de welstandsnota als bijzonder westandsgebied betiteld. De overige gebieden binnen het voorliggende bestemmingsplan zijn als regulier welstandsgebied in de welstandsnota opgenomen. In bijzondere welstandsgebieden is het welstandstoezicht gericht op het handhaven of versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. In de reguliere welstandsgebieden ligt de nadruk meer op het handhaven van de basiskwaliteit. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al teveel problemen verdragen.
007.00.01.05.00.toe
84
7
Algemeen
Juridische vormgeving
In gevolge artikel 12 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro) moet een bestemmingplan worden vervat in: a. een omschrijving van de bestemmingen, waarbij het toe te kennen doel of de doeleinden worden aangegeven, alsmede in het voorkomende geval een beschrijving in hoofdlijnen van de wijze waarop met het plan dat doel of die doeleinden worden nagestreefd; b. één of meer kaarten met bijbehorende verklaring, waarop de bestemming van de in het plan begrepen gronden worden aangewezen; c. voorzover nodig, voorschriften omtrent het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daarop bevindende opstallen; d. voorzover nodig, uitwerkings-, wijzigings- en vrijstellingsbepalingen. Voorts dient een bestemmingsplan vergezeld te gaan van een toelichting, waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten, de uitkomsten van het onderzoek, de uitkomsten van het overleg en de rapportering van de inspraak staan. In de voorschriften is in aansluiting op de in het Besluit 1985 aangegeven mogelijkheid, een beschrijving in hoofdlijnen opgenomen. De beschrijving in hoofdlijnen geeft aan hoe met het plan de betreffende bestemmingen aangegeven doeleinden worden nagestreefd. De beschrijving dient om richting te geven aan de wijze van uitvoering van de inrichting van de openbare ruimte en als indicatie voor het stellen van nadere eisen en de toepassing van de vrijstellings- en uitwerkingsbevoegdheid. In artikel 3 is de toepassing van nadere eisen, vrijstellingen en wijzigingen en de afstemming op andere wetten en verordeningen aangegeven. Voor het overige is de beschrijving in hoofdlijnen opgenomen bij de bestemming waar deze van toepassing is. Zowel de inrichting van de openbare ruimte als de bebouwing dienen in overeenstemming te zijn met de beschrijving in hoofdlijnen. De in de beschrijving opgenomen criteria ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur zijn bindend voor het gemeentebestuur. Voor het handelen van burgers is de toetsing aan de beschrijving in hoofdlijnen beperkt tot het bouwen, het uitvoeren van werken en werkzaamheden, indien daarvoor een vergunning nodig is, en het
007.00.01.05.00.toe
85
gebruik indien middels gebruiksvoorschriften een duidelijke relatie met de beschrijving in hoofdlijnen is gelegd. Additionele voorzieningen In het plan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke in de bestemming begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Ten aanzien van de planologische belangenafweging is een nadere regeling in het algemeen niet nodig. Voorzover uitsluiting of een nadere regeling gewenst is, kan dit uitdrukkelijk in de voorschriften vermeld worden. Indien dergelijke voorzieningen beperkingen met zich meebrengen, kan dat in overleg met belanghebbenden worden geregeld. Onder de zogenaamde getolereerde activiteiten zijn ingevolge Kroonjurisprudentie niet begrepen grootschalige voorzieningen, zoals het landelijk net van aardgasleidingen met een druk van 20 bar en meer en hoogspanningsleidingen. Voor dergelijke leidingen dient in bestemmingsplannen een regeling te worden opgenomen. Binnen het plangebied komen dergelijke leidingen niet voor. De voorschriften
De indeling van de bestemmingsplanvoorschriften is als volgt: I
Inleidende bepalingen Dit onderdeel bestaat uit de begripsbepalingen, de wijze van meten en de algemene beschrijving in hoofdlijnen. Als eerste worden de begripsbepalingen en wijze van meten opgenomen. Daarna volgt de beschrijving in hoofdlijnen omdat dit als samenbindend element voor het hele plan geldt.
II
Bestemmingsbepalingen In het bestemmingsplan worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als: doeleindenomschrijving, bebouwing en ander gebruik, e.d. gekoppeld.
III
Algemene bepalingen Hierin krijgen regelingen als de algemene vrijstellingsbevoegdheid, overgangsbepalingen e.d. hun plaats.
Deze indeling is afgestemd op de notitie Methode en systematiek van bestemmingsplannen die is opgesteld met het oog op standaardisering van de voorschriften. Mede met het oog op het
007.00.01.05.00.toe
86
gewenste digitaliseren van bestemmingsplannen en anticiperend op * het IMRO-systeem zijn zoveel mogelijk bepalingen in de voorschriften bij de bestemmingsbepalingen zelf ondergebracht. Indeling per bestemming
Behalve een indeling voor het gehele plan kan er ook indeling worden gemaakt van de regeling per bestemming. De meest gehanteerde indeling is de volgende: • Doeleindenomschrijving; • Beschrijving in hoofdlijnen; • Bebouwingsbepalingen; • Nadere eisen; • Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen; • Gebruiksbepalingen; • Vrijstelling van de gebruiksbepalingen; • Strafbepaling. Hieronder volgt per onderscheiden onderdeel een nadere toelichting. Doeleindenomschrijving In de doeleindenomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aangegeven bestemmingen op de plankaart. Het gaat dan om een beschrijving van de toegelaten functies (gebruiksdoeleinden), al dan niet aangevuld met aanwijzingen omtrent de ruimtelijke inrichting. In beginsel wordt er alleen aangegeven welke functie een bestemming mag vervullen, bij uitzondering mag ook aangegeven worden welke functies niet binnen de bestemming zijn begrepen. Indien nodig kunnen in een doeleindenomschrijving ook aanwijzingen worden opgenomen ten aanzien van de onderlinge verhouding (rangorde) van de doeleinden. Beschrijving in hoofdlijnen De beschrijving in hoofdlijnen is een instrument om de beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan weer te geven en te versterken. Over het algemeen wordt er aan de beschrijving in hoofdlijnen een drietal functies toegekend: • Toetsingsfunctie: Deze functie kan de rol van het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwvergunningen en flexibiliteitsbepalingen versterken vanuit een kwalitatieve invalshoek. Tevens vormt het een relatie tussen bestemmings- en doeleindenomschrijving enerzijds en de bepalingen over inrichting en beheer anderzijds.
*
Het informatiemodel ruimtelijke ordening (IMRO) heeft betrekking op objecten die in de ruimtelijke ordening worden gebruikt en heeft als doel tot standaardisatie van het uitwisselingsformaat te komen.
007.00.01.05.00.toe
87
•
•
Uitvoeringsfunctie: Deze functie kan aangeven met welke middelen het gemeentebestuur aan de integrale doelstellingen van het bestemmingsplan uitvoering geeft. Afstemmingsfunctie: Deze functie kan de interne samenhang vergroten en kan verduidelijken welke rol sectorale instrumenten kunnen spelen bij de realisering van plandoeleinden.
Bebouwingsbepalingen In de bebouwingsbepalingen wordt aangegeven aan welke voorwaarden bouwwerken moeten voldoen. Uitgangspunt voor de regeling is veelal dat de bebouwingsbepalingen zo worden ingericht dat de bepalingen voor hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, duidelijk van elkaar te onderscheiden zullen zijn. De bebouwingsbepalingen worden onderscheiden in voorschriften met betrekking tot de plaats van de bouwwerken en voorschriften ten aanzien van de afmetingen van de bouwwerken. Teneinde voor de burger zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, kan ervoor gekozen worden om een bouwvlakkenregeling op te nemen. De plaatsbepaling van bouwwerken is dan gerelateerd aan de plankaart. Voor de wat grotere homogene woongebieden kan ervoor gekozen worden om afmetingseisen in de voorschriften op te nemen. Voor andere bestemmingen kunnen de afmetingseisen van bouwwerken op de plankaart worden aangegeven. Nadere eisen Deze hebben in de praktijk meestal alleen betrekking op de plaats en afmetingen van de bebouwing. Om deze reden en omdat het hier om aanvullingen gaat op een basiseis, volgt dit onderdeel op de bebouwingsbepalingen. Nadere eisen kunnen worden gesteld aan de kwalitatief omschreven criteria, zoals de woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en kan er een directe koppeling worden gelegd met de beschrijving in hoofdlijnen. Vrijstelling van de bebouwingsbepalingen Hier kan worden aangegeven of en in hoeverre vrijstelling kan worden verleend van de bebouwingsbepalingen. Bij het verlenen van vrijstelling zijn de in de algemene beschrijving in hoofdlijnen opgenomen criteria van toepassing. De beschrijving in hoofdlijnen bij de desbetreffende bestemming kan dan meer specifieke toetsingscriteria bevatten.
007.00.01.05.00.toe
88
Gebruiksbepalingen In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig worden geacht met de bestemming. Niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen zullen worden genoemd, maar met name die, waarvan het juist niet meteen duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Vrijstelling van de gebruiksbepalingen Hierbij kan aangegeven worden in hoeverre voor specifieke vormen van gebruik vrijstelling kan worden verleend van het verbod tot gebruik in strijd met de bestemming. Ook hier wordt, voor een kwalitatieve toetsing, een relatie gelegd met de beschrijving in hoofdlijnen. Strafbepaling Bij de formulering van de bestemming, beschrijving in hoofdlijnen en de voorschriften omtrent de bebouwing zal vanaf het begin rekening gehouden moeten worden met de handhaafbaarheid. Bouwen overeenkomstig het bestemmingsplan wordt in de praktijk niet afgedwongen door regels in het bestemmingsplan, maar door middel van het vereiste van een bouwvergunning. De regel die wordt gehandhaafd is dan niet die uit het bestemmingsplan, maar de regel dat niet mag worden gebouwd zonder vergunning. Dit is volgens artikel 40 van de Woningwet. Hetzelfde geldt voor bestuursdwang en strafvervolging. Dit gebeurt ook niet rechtstreeks via het bestemmingsplan, maar via de Woningwet. Voor de pure gebruiksbepalingen kan wel vervolging worden ingesteld rechtstreeks op basis van het bestemmingsplan, mits dit blijkt uit de bepalingen in het plan. Om deze reden is een strafbepaling (volgend uit artikel 59 Wet op de Ruimtelijke Ordening) opgenomen bij elke bestemmingsbepaling.
007.00.01.05.00.toe
89
8
Uitvoerbaarheid en handhaving
Uitvoerbaarheid
Gezien de nadruk die in het bestemmingsplan ligt op het beheer, behoeft geen nadere aandacht te worden besteed aan de uitvoerbaarheid. Bij de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt pas tot wijziging overgegaan indien de uitvoerbaarheid is aangetoond.
Handhaving
Bij het opstellen van de planvoorschriften is veel aandacht besteed aan duidelijke en handhaafbare regels. Een inzichtelijk kaartbeeld is één van de factoren die mede tot een goede naleving van de voorschriften kan leiden. Ten aanzien van bedrijfscontroles en vergunningverstrekking is in het gemeentelijke Milieubeleidsplan aandacht besteed aan de handhaving (zie paragraaf 4.6). Voor het overige is het gemeentelijk handhavingsbeleid nog in ontwikkeling.
007.00.01.05.00.toe
91
9
Inspraak en overleg
In de commissie van 28 januari 2003 is het voorontwerpbestemmingsplan Alkmaar-Noord vrijgegeven voor inspraak en overleg. Op basis hiervan heeft het voorontwerp van dit bestemmingsplan met ingang van 6 februari 2003 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Binnen deze zes weken heeft een tweetal inloopbijeenkomsten plaatsgevonden omtrent dit bestemmingsplan, te weten op 13 februari en 5 maart. Middels publicatie in het Noordhollands Dagblad, alsmede de stadskrant is hieraan op 5 februari 2003 openbare bekendheid gegeven. Voorts is in het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening en artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een groot aantal instanties in de gelegenheid gesteld op het voorontwerp-bestemmingsplan te reageren. Hieronder worden de binnenkomen reacties verkort weergegeven en van een reactie voorzien. 9.1
Resultaat overleg ex artikel 10 Bro
In het kader van het voor dit voorontwerp-bestemmingsplan te voeren overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening zijn de volgende instanties aangeschreven: 1. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, t.a.v. de afdeling Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem; 2. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, postbus 3119, 2001 DC Haarlem; 3. Ministerie van Economische Zaken, Regio Noord-West, Jansweg 15, 2011 KL Haarlem; 4. Ministerie van LNV, directie noord-west, Postbus 603, 1110 AP Diemen-Zuid; 5. Ministerie van VROM, Rijksplanologische Dienst, Inspectie West, Postbus 1160, 2001 BD HAARLEM; 6. Inspectie Milieuhygiëne Noord-West, Postbus 1182, 2001 BD HAARLEM; 7. Inspectie Volkshuisvesting Noord-Holland en Flevoland, Postbus 5054, 2000 GB Haarlem; 8. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, district west, postbus 850, 1440 AW Purmerend; 9. NV PWN waterleidingbedrijf Noord-Holland, Postbus 2113, 1990 AC Velserbroek; 10. Gasunie West, afdeling tracébeheer en grondzaken operations west, postbus 444, 2740 AK Waddinxveen;
007.00.01.05.00.toe
93
11. Nuon, postbus 384, 1800 AJ Alkmaar; 12. KPN, t.a.v. de netwerkmanager beheer decentraal, postbus 58036, 1040 HA Amsterdam; 13. Rijksdienst voor oudheidkundig bodemonderzoek, kerkstraat 1, 3811 CV Amersfoort; 14. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Postbus 1001, 3700 BA ZEIST; 15. ProRail, Postbus 2520, 1000 CM Amsterdam; 16. Connexion, Postbus 514, 2003 RM HAARLEM; 17. Gemeente Bergen, postbus 175, 1860 AD Bergen-NH; 18. Gemeente Langedijk, postbus 15, 1723 ZG Noord-Scharwoude. Van de instanties onder de nummers 6 en 7 is geen reactie ontvangen. Van de overige instanties is wel een reactie ontvangen. Door 5 instanties is aangegeven geen reden te hebben om inhoudelijk commentaar te leveren op het plan. Dit betreft de instanties onder nummers 3, 4, 5 en 10, 15. Door de overige instanties zijn inhoudelijke opmerkingen gemaakt. Deze zijn samengevat en van een reactie voorzien.
1 a.
b.
c.
d.
e.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, t.a.v. de afdeling Ruimte, Wonen en Bereikbaarheid (1) Uit de toelichting blijkt niet dat onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten in het plangebied in het kader van de Flora- en faunawet. Hieraan dient aandacht te worden besteed. Het Streekplan Noord-Holland-Noord kent ter plaatse van het bestemmingsplangebied de aanduiding “stedelijk gebied”. Met het bestemmingsplan wordt op verantwoorde wijze invulling gegeven aan het bestaande stedelijk gebied. In de toelichting wordt melding gemaakt van het Provinciaal Milieubeleidsplan 1995-1999. De provincie wijst er op dat op 21 oktober 2002 het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006 is vastgesteld. De gekozen schaal van de kaart maakt het plan op onderdelen moeilijk leesbaar. Het lijkt in de rede te liggen de kaart uit meerdere bladen te laten bestaan. De aanduiding “bladgrens” duidt daar ook op. Het beleid van rijk en provincie aangaande cultuurhistorie wordt globaal weergegeven. In de toelichting wordt hoofdzakelijk in gegaan op archeologie. De Westfriese Omringdijk, de Koedijker Vlotbrug en het Noordhollandsch Kanaal worden genoemd. De vertaling naar de voorschriften vindt slechts plaats voor wat betreft de Westfriese Omringdijk in de vorm van het vereiste van een aanlegvergunning. Mogelijke bebouwing op de dijk is niet
007.00.01.05.00.toe
94
verankerd, waardoor de mogelijkheid niet is uitgesloten dat de cultuurhistorische waarde van de dijk geweld wordt aangedaan. f. Er dient aandacht te worden besteed aan het bouwen op waterkeringen in het algemeen en er dient een voorrangsregeling voor wat betreft de waterkerende functie van de dijk te worden opgenomen ten opzichte van andere bestemmingen. g. De archeologisch belangrijke terreinen en de mogelijk belangrijke archeologisch belangrijke terreinen zijn in de toelichting gevisualiseerd, waarbij wordt verwezen naar de nota “Stadsarcheologie op het goede spoor 1992”. Gesteld wordt dat voorafgaand aan grondwerken op de betreffende terreinen archeologisch onderzoek moet worden verricht. Hieraan zou kunnen worden toegevoegd: “door een gecertificeerd archeologisch adviesbureau”. Overigens is één en ander niet vastgelegd in de voorschriften. h. In de toelichting wordt verwezen naar het Waterplan Alkmaar. Uit de toelichting is niet op te maken of de watertoets heeft plaatsgevonden. Wel wordt in de voorschriften gesteld dat het waterbergend vermogen en de bestaande waterverbindingen moeten worden gehandhaafd. Het plan geeft geen inzicht in het bestaande waterbergend vermogen. i. In het bestemmingsplan wordt vermeld dat in een separaat toegevoegd akoestisch onderzoek ingegaan wordt op het wegverkeer en dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan eventueel noodzakelijke hogere waarden procedures zullen plaatsvinden. Een akoestisch rapport werd echter niet aangetroffen. j. Aan de aspecten externe veiligheid en luchtkwaliteit dient aandacht te worden besteed. k. Artikel 3 van de voorschriften verzet zich tegen het gebruik als standplaats, met uitzondering van de met “standplaats” aangeduide gronden. Deze aanduiding werd echter op de plankaart niet aangetroffen, in de begripsbepalingen werd niet omschreven wat onder standplaats wordt verstaan. l. In artikel 12 (water) wordt melding gemaakt dat het gebruik als ligplaats niet is begrepen. Het verdient de voorkeur te spreken van een verbod. De mogelijkheid tot het plaatsen van borden ten behoeve van de scheepvaart wordt gemist. m. Gedeputeerde Staten hebben gemeenten op de hoogte gesteld van het artikel 19 beleid. Na afronding van het artikel 10 overleg, bestaat in beginsel de mogelijkheid om gebruik te maken van artikel 19 lid 2 WRO. Als de gemeente van deze bevoegdheid gebruik wil maken, wordt geadviseerd om het plan toe te sturen aan de Subcommissie voor de gemeentelijke plannen en de stadsvernieuwing. Dit advies is maatgevend voor de reikwijdte van de bevoegdheid van de gemeente.
007.00.01.05.00.toe
95
Reactie a. Het onderhavige bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een conserverend plan, waarin de bestaande bebouwing van een adequate regeling wordt voorzien. Daarnaast is een vijftal mogelijke ontwikkelingslocaties aangegeven. Het betreft locaties waar op termijn een wijziging van bestaande functies of bebouwing aan de orde kan komen. Omdat er nog geen duidelijkheid is over de exacte termijn waarbinnen deze ontwikkelingen een rol zouden kunnen spelen en er nog geen concrete plannen bestaan, zijn deze locaties aangeduid met een wijzigingsgrens. Onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet heeft slechts zin, indien de plannen voor de betreffende locaties meer concreet zijn. Dan kunnen immers ook aanbevelingen worden gedaan voor ontwerpaspecten, die bestaande waarden zo veel mogelijk respecteren. Een rol speelt ook de “houdbaarheid” van het ecologisch onderzoek van 3 tot 5 jaar. Wij stellen daarom voor het onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet uit te voeren als onderdeel van de op te stellen wijzigingsplannen voor de betreffende locaties. Deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is beschreven in de toelichting en in de algemene beschrijving in hoofdlijnen in de voorschriften. b. Hiervan wordt kennis genomen. c. De toelichting is aangepast aan het nieuwe Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006. d. De schaal van de toegestuurde kaart was gericht op het verkrijgen van een goed overzicht van het plangebied. De kaart zal digitaal beschikbaar komen, zodat deze via internet raadpleegbaar is. Het is dan mogelijk gedetailleerde informatie te bekijken. Tevens zal bij de tervisielegging ervoor worden gezorgd dat de kaart voldoende leesbaar is voor alle doeleinden. De plankaart is in deelkaarten op schaal 1:1000 gesplitst. e. In de beschrijving in hoofdlijnen van de bestemmingen, die van kracht zullen zijn ter plaatse van de Westfriese Omringdijk is aangegeven dat: “De Westfriese Omringdijk is op de plankaart aangegeven met "waterkering"; voor deze gronden dient het bestaande beloop en hoogteverschil te worden gehandhaafd met het oog op de cultuurhistorische waarde”. Wij zijn van mening dat de Westfriese Omringdijk hierdoor voldoende beschermd is. De vlotbrug betreft een monument, dat in het kader van de Monumentenwet reeds voldoende bescherming geniet. Door middel van de afzonderlijke bestemming “water” voor het Kanaal is ook dit element voldoende beschermd. f. In de beschrijving in hoofdlijnen van de bestemmingen, die van kracht zullen zijn ter plaatse van de Westfriese Omringdijk is tevens aangegeven dat:
007.00.01.05.00.toe
96
g.
h.
i. j. k.
“Voor de gronden aangegeven met “waterkering” geldt dat aantasting van de waterkerende functie, één en ander ter beoordeling van de beheerder van de desbetreffende waterkering, niet is toegestaan. Voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden, anders dan de normale onderhoudswerkzaamheden dient een aanlegvergunning te worden verkregen. Wij zijn hierdoor van mening dat ook dit aspect van de dijk voldoende is veiliggesteld. Wij zijn van mening dat de toevoeging voor de hand ligt, maar hebben de toelichting en de voorschriften (beschrijving in hoofdlijnen) aangepast. Binnen het plangebied komen geen archeologische monumenten voor. Op archeologisch belangrijke terreinen zou voorafgaand aan grondwerken archeologisch onderzoek moeten worden verricht. Binnen de op de kaart aangegeven gebieden, ligt de wijzigingslocatie II (voormalige brandweerkazerne). Voor deze locatie zal archeologisch onderzoek moeten worden verricht. Voor het overige geldt dat uitsluitend kleine aanpassingen aan bestaande bebouwing kunnen worden gerealiseerd, dan wel beperkte mogelijkheden zijn voor de bouw van bijgebouwen of aan- en uitbouwen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. Aangezien de op de kaart aangegeven gebieden dicht bebouwd zijn, kan worden aangenomen dat deze reeds in hoge mate verstoord zijn. Daarom zijn er geen extra voorwaarden verbonden aan deze kleine bouwmogelijkheden. Het onderhavige bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een conserverend plan, waarin de bestaande bebouwing van een adequate regeling wordt voorzien. Daarnaast is een vijftal mogelijke ontwikkelingslocaties aangegeven. Het betreft locaties waar op termijn een wijziging van bestaande functies of bebouwing aan de orde kan komen. Omdat er nog geen duidelijkheid is over de exacte termijn waarbinnen deze ontwikkelingen een rol zouden kunnen spelen en er nog geen concrete plannen bestaan, zijn deze locaties aangeduid met een wijzigingsgrens. Uitvoering van de watertoets heeft slechts zin, indien de plannen voor de betreffende locaties meer concreet zijn. Het ontwerp kan afgestemd worden op de eisen en wensen, die in verband met berging en dergelijke worden gesteld. Wij stellen daarom voor de watertoets uit te voeren als onderdeel van de op te stellen wijzigingsplannen voor de betreffende locaties. De voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is beschreven in de toelichting en in de algemene beschrijving in hoofdlijnen in de voorschriften. Het betreffende rapport zal alsnog worden toegevoegd. De toelichting is aangevuld met een passage in de toelichting over deze aspecten. Deze regeling is geschrapt, omdat blijkt dat er geen standplaatsen binnen het plangebied zijn.
007.00.01.05.00.toe
97
l.
m.
In artikel 3, de algemene beschrijving in hoofdlijnen is aangegeven dat in het Noordhollandsch Kanaal een ligplaatsverbod geldt en is verwezen naar artikel 12. Wij nemen aan dat de regeling hiermee voldoende duidelijk is. Het plaatsen van voorzieningen ten dienste van het scheepvaartverkeer is vergunningsvrij. Voor dergelijke voorzieningen vindt geen toetsing plaats aan het bestemmingsplan. Voor kennisgeving aangenomen.
2 Ministerie van Verkeer en Waterstaat (nr.2) a. De plaatselijke benamingen van de plankaart zijn praktisch onleesbaar. b. In de beschrijving van het rijksbeleid is alleen aandacht besteed aan de Vierde en Vijfde nota ruimtelijke ordening. Het beleid in het Structuurschema Verkeer en Vervoer II en het NVVP richt zich op bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid, dat onder ander in de paragraaf Verkeer en Vervoer in de ruimtelijke plannen gestalte moet krijgen. De Vierde Nota Waterhuishouding heeft tot doel duurzame en veilige watersystemen in stand te houden of tot stand te brengen. Ook voor de uitvoering van dit beleid zal de ruimtelijke ordening een belangrijke rol moeten spelen. Voor dit bestemmingsplan is par. 3.1. "water in de stad" van belang. c. De inhoud van par. 5.3 "Water" verwijst naar het Waterplan Alkmaar, maar geeft geen inzicht in de waterhuishoudkundige situatie in en rond het plangebied. Dit is wel noodzakelijk. De volgende onderwerpen zullen in deze paragraaf beschreven moeten worden: - Het waterhuishoudkundig systeem in en rond het plangebied - Het functioneren van het systeem in het plangebied - De gevolgen van de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied voor de waterhuishouding - De robuustheid van het systeem in verband met de toename van de neerslag als gevolg van de klimaatverandering - De kwaliteit van het water - De behandeling van hemel en afvalwater. d. In par. 5.3 wordt aangegeven dat slechts de essentiële waterlopen door de bestemming water en de aanduiding water door het bestemmingsplan worden beschermd. Alle waterlopen hebben een functie in het waterhuishoudkundig systeem en zouden beschermd moeten worden. Vrij willekeurig dempen van deze watergangen kan de werking van het systeem nadelig beïnvloeden. Verzocht wordt het dempen van watergangen aan een vrijstelling te binden die pas wordt verleend na advies van het waterschap. e. De beroepsuitoefening aan huis is niet aan een vrijstellingsregeling verbonden. Hoe vindt handhaving van de beleidsuitgangspunten plaats?
007.00.01.05.00.toe
98
f.
In par. 6.5, infrastructuur, komt het aspect verkeersveiligheid niet aan de orde. Een analyse van de verkeersveiligheid op het wegennet in het plangebied zou een plaats in deze paragraaf moeten krijgen. Aan de hand van de resultaten van deze analyse zou het plan een regeling kunnen treffen voor noodzakelijke verbeteringen. g. Artikel 7 lid 1; de term "bedrijventerrein" komt niet overeen met de bestemming "bedrijfsdoeleinden". h. Het kantoor van de dienstkring Alkmaar van de directie Verkeer en Waterstaat is gevestigd aan de Kanaaldijk 301. De bestemming hiervan is weergegeven als "bedrijventerrein". Dit kantoor is niet opgenomen in de staat van bedrijven die bij de voorschriften hoort. Verzocht wordt onder SBI code 75 (openbaar bestuur en overheidsdiensten) het begrip "kantoren" toe te voegen. i. Het Noordhollands Kanaal heeft de bestemming water, maar in art. 12 lid 1 is niet de functie "vaarwater" opgenomen. j. Artikel 12 lid 1 onder b en lid 3 zijn niet in overeenstemming met elkaar. In lid 1 zijn vaste en beweegbare oeververbindingen mogelijk, terwijl lid 3 geen bouwwerken toestaat. k. In de bestemming "water" zijn ook de oeverstroken opgenomen. Het is noodzakelijk dat het plaatsen van scheepvaartvoorzieningen (zoals oeververdedigingen, meervoorzieningen en scheepvaartborden) mogelijk zijn. Reactie a. De schaal van de ten behoeve van het overleg geleverde kaart was voldoende voor een goed overzicht van de bestemmingen in het plangebied, maar op andere onderdelen was de kaart inderdaad onvoldoende leesbaar. De plankaart is digitaal beschikbaar en zal op internet opvraagbaar zijn. Door middel van de mogelijkheid om in te zoomen zal de kaart goed afleesbaar en bruikbaar zijn. Tevens zal bij de tervisielegging ervoor worden gezorgd dat de kaart voldoende leesbaar is voor alle doeleinden. b. In de toelichting is een paragraaf opgenomen waarin het beleid volgens het Structuurschema Verkeer en Vervoer II, de Nota Mobiliteit (die het NVVP vervangt) en de Vierde Nota Waterhuishouding beknopt is weergegeven. c. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een beheerplan, waarin geen wijzigingen in de waterhuishouding of de watersystemen zijn voorzien. De huidige situatie blijft gehandhaafd, het opstellen van een waterparagraaf is derhalve niet noodzakelijk. Wanneer wel initiatieven tot kleine wijzigingen worden ontplooid, voorziet het plan in de aanwijzing dat vooraf overleg met het Hoogheemraadschap dient te worden gevoerd (zie de beschrijving in hoofdlijnen bij de betreffende bestemmingen “woongebied” en “gemengde doeleinden”).
007.00.01.05.00.toe
99
d. De waterlopen die binnen een andere bestemming (bijvoorbeeld woongebied of groengebied) zijn opgenomen, zijn zeker niet “vogelvrij” verklaard. Deze waterlopen mogen niet zomaar worden gedempt. Kleine aanpassingen van het beloop zijn binnen de bestemming begrepen, mits het Hoogheemraadschap bij de planvorming betrokken wordt en hieraan goedkeuring verleent. e. De uitoefening van een beroep aan huis maakt wettelijk onderdeel uit van het wonen. Het gebruik als zodanig kan niet worden geweerd. Handhaving vindt plaats binnen de voorschriften van het bestemmingsplan. f. Het plan betreft een beheerplan; er zijn geen concrete klachten over de verkeersveiligheid in het plangebied. Het bestemmingsplan voorziet niet in concrete verkeersmaatregelen, maar de bestemming maakt verbeteringen ook niet onmogelijk. g. Het plan zal worden aangepast, begrippen zullen consequent worden gehanteerd. h. Het kantoor is onderdeel van het bestaande bedrijf. Het is niet de bedoeling dat zelfstandige kantoren worden gevestigd binnen de bestemming. Aan de doeleinden is toegevoegd dat de kantoorfunctie binnen de bestemming is begrepen, voorzover zij ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en hiervan onderdeel uit maakt. Op deze wijze is het bestaande kantoor op een adequate manier bestemd. i. De functie vaarwater is toegevoegd in de doeleindenomschrijving van de bestemming water. j. De bebouwingsbepalingen zijn aangepast; hierin zijn bepalingen toegevoegd voor bruggen. k. Scheepvaartvoorzieningen zoals oeververdedigingen en andere voorzieningen ten dienste van het waterverkeer zijn vergunningsvrij. Voor dergelijke voorzieningen vindt geen toetsing plaats aan het bestemmingsplan.
3 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (nr. 8) a. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan het woord "waterschap" te vervangen door "Hoogheemraadschap". b. Blz. 43, groen en water; het Waterplan Alkmaar is geen eindconcept meer, maar een eindrapport. c. Blz. 49, water; "ten aanzien van het beleidsgebied zal worden vastgesteld" vervangen door "ten aanzien van het beleidsgebied water is het gemeentelijk plan opgesteld, het Waterplan, dat in december 2002 door de raad is vastgesteld. Reactie a. Waterschap zal worden vervangen door hoogheemraadschap in toelichting en voorschriften van het plan. b. De kop zal worden vervangen door “Waterplan Alkmaar”
007.00.01.05.00.toe
100
c.
De aangehaalde tekst is overgenomen uit het OntwerpMilieubeleidsplan 2001-2005. Deze tekst kan niet worden gewijzigd, omdat dit een “vervalsing” van het plan zou betekenen.
4 NV PWN waterleidingbedrijf Noord-Holland (nr. 9) a. Ter veiligstelling van de in het plan te leggen c.q. aanwezige leidingen wordt verzocht voldoende ruimte in de openbare grond beschikbaar te stellen voor het ondergronds verkeer. Deze ruimte dient vrij te zijn van bomen en stekelige beplanting, terwijl de overige beplanting van dien aard dient te zijn dat ons leidingnet te allen tijde goed bereikbaar blijft. Ingeval de leidingstrook voorzien wordt van verharding, dient deze verharding "open" te zijn. Tevens dient het leidingtracé vrij te blijven van opslag e.d. b. Op blz. 57, hoofdstuk 5.2 wordt melding gemaakt van bodemverontreiniging op bouwlocaties. In het belang van de volksgezondheid mogen de gronden geen verontreinigingen bevatten die na werkzaamheden aan de leiding/leidingaanleg in het drinkwater terecht kunnen komen. c. In het plan wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van de transportleiding AC 800mm/AC 700 mm (zie bijgevoegde tekening). d. Alvorens tot effectuering van het plan wordt overgegaan wordt verzocht in overleg te treden. Voor de volledigheid zijn revisietekeningen toegevoegd die de ligging van de leidingen aangeven. Reactie a. Het onderhavige bestemmingsplan betreft een hoofdzakelijk op beheer gericht plan. Bij geprojecteerde veranderingen, waarbij tevens belangen spelen van leidingbeheerders, dienen deze bij de planontwikkeling te worden betrokken. b. In de toelichting is aangegeven dat voor enkele bouwlocaties al bodemonderzoek heeft plaatsgevonden en dat deze locaties geschikt zijn bevonden voor woningbouw. Enkele andere locaties moeten nog onderzocht worden. Onderdeel van de planontwikkeling voor deze locaties betreft het bodemonderzoek, waarbij de risico’s en mogelijkheden in beeld moeten worden gebracht. Uitgangspunt hierbij is dat geen verontreinigingen in het drinkwater terecht mogen komen. De leidingbeheerder zal bij de planvorming worden betrokken. c. In de juridische toelichting op het plan (hoofdstuk 7) is onder het kopje “additionele voorzieningen” aangegeven dat de niet in directe relatie met de bestemming staande voorzieningen, zoals ondergrondse leidingen in de bestemming zijn begrepen, zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld.
007.00.01.05.00.toe
101
d.
Bij projecten, waarbij ook belangen van een leidingbeheerder een rol spelen, dient de betreffende leidingbeheerder bij de planvorming te worden betrokken.
5 NUON (nr. 11) Aanvulling in de verschillende artikelen op beschrijving in hoofdlijnen t.a.v. nutsvoorzieningen; de eis van vrijwaren van visuele en andere hinder voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is en tegen voor NUON aanvaardbare kosten. Reactie Zodra er sprake is van realisering van bebouwing ten behoeve van nutsvoorzieningen, zal overleg plaatsvinden over de wijze van inpassing van de betreffende voorziening. Uitgangspunt is het creëren van een goede ruimtelijke situatie. Alle aspecten zullen bij een dergelijk overleg worden betrokken, waaronder het kostenaspect.
6 KPN (nr.12) Verzocht wordt om bij nadere uitwerking van het plan rekening te houden met de belangen van de KPN. In hoofdlijnen bestaan deze uit de volgende zaken: • Het creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en open verhardingen; • Het handhaven van de bestaande tracés; • Het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplanting; • Het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN; • Het vrijhouden van straalverbindingspaden van KPN van hoge objecten. Om te controleren of voor dit gebied beperkingen gelden, wordt verzocht om contact op te nemen. Reactie Het onderhavige bestemmingsplan betreft een hoofdzakelijk op beheer gericht plan. Bij projecten, waarbij de belangen van KPN een rol spelen, zal de KPN bij de planvorming worden betrokken. Genoemde aspecten zullen dan aan de orde kunnen komen.
7 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (nr. 13) Het voorontwerp is doorgestuurd naar de provincie Noord-Holland. Reactie Hiervan wordt kennis genomen.
007.00.01.05.00.toe
102
8 Rijksdienst voor de Monumentenzorg (nr. 14) a. Hoewel de Westfriese Omringdijk wel genoemd wordt onder par. 2.4 "groenstructuur" is het niet weergegeven op bijbehorende kaart op blz. 17 van de toelichting. b. Onder par. 3.2 wordt terecht de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie genoemd. Helaas wordt echter alleen de kaartlaag "Archeologie" overgenomen in de toelichting, terwijl ook de kaartlagen "Historische (steden) bouw" en "Historische geografie" van belang zijn. Verzocht wordt om de toelichting hierop aan te passen. Reactie a. De Omringdijk zal worden toegevoegd op het toelichtingskaartje. b. Op de kaartlaag Historische (steden)bouw is de vlotbrug aangegeven (hoge waarde) en op de kaart Historische geografie het kanaal (van waarde). Op blz 31 was dit reeds aangegeven.
9 a.
b.
c.
Connexxion (nr. 16) De categorisering van wegen baart zorgen. Met name de Laan van Keulen wordt niet genoemd als gebiedsontsluitingsweg, hetgeen behoorlijke gevolgen voor de dienstregeling met zich mee zal brengen en dus ook financiële gevolgen voor de gemeente Alkmaar zal hebben. Verzocht wordt bij de inrichting van erftoegangswegen rekening te houden met de servicebussen die daar deels rijden. Dit betekent busvriendelijke snelheidsmaatregelen, zoals gumatec drempels of Maldense drempels. De afdeling Verkeer en Vervoer wordt gevraagd te reageren ten aanzien van de gevolgen voor het openbaar vervoer.
Reactie a. De Laan van Keulen is abusievelijk niet genoemd als gebiedsontsluitingsweg. Dit zal worden aangepast, samen met de Neswaard, Noorderkade, Laan van Tata, Laan van Troyes (tussen de Mare en de Laan van Darmstadt). b. Op het moment is geen sprake van concrete voornemens tot wijziging van de technische inrichting van wegen. Het plan voorziet binnen bepaalde marges wel in een aanpassing van de openbare ruimte, waaronder het wegprofiel. De gronden binnen de aanduiding “gebiedsontsluitingsweg” zijn primair ingericht ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten. Dit dient ook zo te blijven, aanpassingen dienen binnen dit kader plaats te vinden. Overige wegen zijn zonder aanduiding opgenomen binnen de verschillende bestemmingen.
007.00.01.05.00.toe
103
c.
Over aanpassingen in de openbare ruimte dient eerst overleg is gevoerd met omwonenden en belanghebbenden. Er zijn een aantal voorwaarden van toepassing, die op buurtniveau dienen te worden getoetst, onder andere: - er dient geen verandering in de wegenhiërarchie plaats te vinden - de ontsluiting van de woningen dient gewaarborgd te blijven Het realiseren van specifieke technische (busvriendelijke) maatregelen is niet een onderwerp waar het bestemmingsplan zich over uitspreekt. Het bestemmingsplan maakt deze maatregelen echter ook niet onmogelijk. De afdeling Verkeer en vervoer heeft gereageerd. Zie hiervoor de toevoeging onder a.
10 Gemeente Langedijk (nr. 18) Inhoudelijk geen opmerkingen, maar verzoekt de verdere procedure van het bestemmingsplan en de daarbij behorende terinzageleggingen tevens in het Langedijker Nieuwsblad te publiceren. Reactie De gemeente Alkmaar zal het plan op de voor haar gebruikelijke wijze publiceren.
11 a.
b.
Gemeente Bergen (nr. 19) De locatie van de fietsbrug is gefixeerd recht tegenover de afwateringssloot in de gemeente Bergen. Tegen het bestemmen middels de aanduiding "brug" bestaat geen bezwaar, wel tegen het ontbreken van flexibiliteit binnen deze bestemming, om tot verschuiving te komen en daarmee een betere inpassing mogelijk te maken. Overigens wordt opgemerkt dat de exacte locatie nog in discussie is en dat de provincie hierbij het voortouw heeft genomen middels een projectgroep. Om de bouw van een brug mogelijk te maken dienen bouwvoorschriften te worden opgenomen. De bebouwingsvoorschriften geven echter aan dat op de gronden "water" geen bouwwerken mogen worden opgericht. Ook de bestemming "wegverkeer" biedt naar onze mening deze mogelijkheid niet.
Reactie a. Over de situering van de fietsbrug heeft overleg plaatsgevonden met de provincie. b. De bebouwingsvoorschriften zijn aangepast, waardoor realisatie van de brug mogelijk is gemaakt.
007.00.01.05.00.toe
104
9.2
Resultaat inspraak ex artikel 6a Wet op de Ruimtelijke Ordening
In het kader van het voor dit voorontwerp-bestemmingsplan te voeren inspraak als bedoeld in artikel 6a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zijn advertenties geplaatst en zijn de volgende instanties aangeschreven: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19.
Milieufederatie Noord-Holland, Stationsstraat 38, 1506 DH Zaandam Stichting Milieubelang Alkmaar, Leliestraat 20, 1815 XS Alkmaar Animo, Tesselschadestraat 17, 1814 EK Alkmaar Brandweer, Hertog Aalbrechtweg 36, 1823 DL Alkmaar Politie Noord-Holland Noord, t.a.v. de heer Swart, Mallegatsplein 2, 1815 AG Alkmaar Vrouwenadviescommissie, Postbus 53, 1800 BC Alkmaar Winkeliersvereniging Winkelwaard/Huiswaard, Winkelwaard 486, 1824 HX Alkmaar Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland, Postbus 326, 1800 AH Alkmaar Woningstichting Goed Wonen, Bovenweg 180a, 1834 CJ SintPancras Woningstichting Willibrordus, postbus 5010, 1802 TA Alkmaar Kamer van Koophandel, Postbus 68, 1800 AB Alkmaar Bedrijvenvereniging Ons Belang, Schoolstraat 36, 1831 GB Koedijk Bedrijvenvereniging Koedijk, De Kempenstraat 1, 1827 AG Alkmaar Wijkvereniging Huiswaard, Muiderwaard 240, 1824 XV Alkmaar St. Wijkraad Huiswaard, Sluiswaard 63, 1824 TJ Alkmaar Wijkraad De Mare, Volkerak 9, 1826 AE Alkmaar Stichting Dorpsgemeenschap Koedijk, Saskerstraat 78, 1831 CS Koedijk Winkeliersvereniging Winkelcentrum Daalmeer, J. Naberstraat 51, 1827 LB Alkmaar Ondernemersvereniging De Mare, Postbus 8063, 1802 KB Alkmaar
Van de instanties onder de nummers 4, 9 en 17 is een reactie ontvangen. Van de overige instanties niet. De brandweer geeft aan geen bezwaar te hebben tegen het plan. De reactie van de Stichting Dorpsbelangen en ook overige reacties naar aanleiding van de publicatie en de informatiebijeenkomsten zijn hieronder verkort weergegeven en van een reactie voorzien. 1. Woningstichting Goed Wonen (nr. 9) Op 26 augustus 2002 is bouwvergunning verleend voor 33 woningen, een kinderdagverblijf en een gezondheidscentrum op het perceel
007.00.01.05.00.toe
105
Kanaaldijk-Zonneweid. Dit perceel is bestemd voor "gemengde doeleinden". Op grond van artikel 5 zijn de als zodanig aangewezen gronden bestemd voor wonen, verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen. Op de plankaart ontbreekt de aanduiding "maatschappelijke voorzieningen". Verzocht wordt dit op te nemen, zodat een combinatie van wonen en maatschappelijke voorzieningen mogelijk blijft. Reactie De aanduiding "maatschappelijke voorzieningen zal voor het perceel Kanaaldijk 199-206 worden opgenomen.
2. a.
b.
c.
d.
e.
Stichting Dorpsgemeenschap Koedijk (nr. 17) Het is wenselijk om de Kanaaldijk aan te wijzen als beschermd gebied. Vanwege zijn functies, karakter en historie wordt de Kanaaldijk immers gezien als slagader en de kern van Koedijk, terwijl deze tegelijk uiterst kwetsbaar is. Onder meer vanwege de meerdere functies die deze vervult en de vele belangen die daarmee verband houden. Verzocht wordt de gemengde bestemming van de Kanaaldijk te heroverwegen en hieraan de bestemming "wonen" te geven. De combinatie van wonen en bedrijvigheid heeft zijn wortels in het verleden toen er aanmerkelijk minder verkeer en bebouwing waren. De dijk fungeert als ontsluitingsweg voor de achterliggende wijken, daarnaast is de mobiliteit gegroeid. In dit licht valt bedrijvigheid met wonen steeds moeilijker te combineren. De bestaande bedrijvigheid zou dan met een ontheffingsregeling zijn vestiging kunnen behouden, ter voorkoming dat de bestaande bedrijvigheid zich uitbreidt, danwel er zich een nieuw bedrijf vestigt. Ingestemd wordt met de versterking van het groen langs de dijk, het veiligstellen van de continue rietzone van de oostelijke oevers en de erkenning van de hoge cultuurhistorische waarde van de dijk als deel van de Westfriese Omringdijk. De formulering omtrent de rietzones is achterhaald. Rietzones zijn als gevolg van de reconstructie van de Kanaaldijk verdwenen en aangetast. Het voorontwerp zou dan ook beter kunnen voorzien in herstel van de oorspronkelijke oeverbeplanting en rietzones, in plaats van "veiligstellen". Het voornemen om de toeristische waarde van het Noord Hollands Kanaal te versterken vormt een zorgelijke en mogelijk ongewenste ontwikkeling. Dat geldt zeker voor het vergroten van het aantal ligplaatsen. Er is geen enkele aanleiding om in de regio mogelijkheden te scheppen die de drukte van mensen en verkeer, ook waterverkeer, nog verder zullen doen toenemen. Meer (water)verkeer betekent een verdergaande aantasting van
007.00.01.05.00.toe
106
f. g.
h.
i.
j.
k.
l.
m.
n.
de natuur en het cultuurhistorisch karakter van de Kanaaldijk. Verzocht wordt op blz. 18 de term "zekere bescherming" wordt aangepast, zodanig dat van een stevige bescherming kan worden uitgegaan en dat helder wordt waaruit die bescherming bestaat. Gemist worden mogelijkheden om de cultuurhistorische waarde van de historische dorpskern Koedijk veilig te stellen. De bouw van een modern appartementencomplex op de plaats van de voormalige brandweerkazerne strookt niet met het hoog gewaardeerde cultuurhistorische karakter. De aanmerking als een gebied van hoge cultuurhistorische waarde biedt de gelegenheid om dit gebied overeenkomstig die waardering te bestemmen. Verval van de zwemwaterfunctie van de Oudieplas is onaanvaardbaar. Maatregelen zouden genomen moeten worden om de verontreiniging een halt toe te brengen. Overigens staat de Oudieplas met de meeste andere wateren in Alkmaar-Noord in verbinding, hetgeen het belang van een goede waterkwaliteit versterkt. Niet duidelijk is wat bedoeld wordt met de opmerking over de functie van De Rietschoot op blz. 40. Het verbaast de Stichting dat De Rietschoot niet zou anticiperen op sociale knelpunten in de wijk, kritiek hierover heeft de Stichting niet eerder vernomen. Bij recht is de bouw van een woning aan het Schipperspad mogelijk gemaakt (blz. 55). Bij navraag blijkt het echter te gaan om twee woningen aan het Smidspad. Aangezien belanghebbenden op basis van deze foute informatie ten onrechte van bezwaar hebben afgezien dient deze bestemmingswijziging alsnog te worden gepubliceerd en de gebruikelijke procedure te worden gevolgd. Op een aantal percelen aan de oostzijde van de Achtergraft, grenzend aan de noordzijde van de Brechtjesakker, rustte oorspronkelijk een agrarische bestemming. In het plan staan deze inmiddels aangemerkt als "gemengde doeleinden". Gelet op de twee woningen aan het Smidspad wordt de kans groot geacht dat genoemde percelen op termijn ook zullen worden bebouwd. Verzocht wordt duidelijk te maken met welke reden de bestemming van deze percelen wordt gewijzigd. De plaatsaanduiding van de te bouwen fietsbrug over het Noord Hollands Kanaal op blz. 28 (t.h.v. Geestmerambacht) klopt niet met die op blz. 64 (t.h.v. de Landman). De plankaart geeft aan dat het beeld dat bijgebouwen in dit gebied de percelen volledig in beslag kunnen nemen. Dat is in strijd met de genoemde regels omtrent "halfopen" lintbebouwing. Blz. 28 onder punt 3; de goot- en nokhoogte wijken af van het voorgaande bestemmingsplan. Met name voor de woningen zijn de hoogtematen niet passend in het karakter van de
007.00.01.05.00.toe
107
lintbebouwing. Gepleit wordt om in de bepalingen de hoogtematen zowel aan een lagere limiet te binden, als deze afhankelijk te stellen van de functie van het gebouw. Reactie a. De Westfriese Omringdijk betreft een monument en is daardoor reeds beschermd. Deze bescherming op grond van de Monumentenwet staat los van het bestemmingsplan. Binnen het bestemmingsplan is de dijk voorzien van een aanduiding, waardoor het bestaande beloop en hoogteverschil wordt beschermd met het oog op de cultuurhistorisch-ruimtelijke waarde. Ook wordt hierdoor de waterkerende functie gewaarborgd. Voor de bebouwing langs de dijk, is in het bestemmingsplan gekozen voor een aparte bestemming. Hiermee onderkent de gemeente het afwisselende karakter van de bebouwing. De bestemming “gemengde doeleinden” omvat naast de woonbestemming ook de bestaande bedrijven, horeca, dienstverlening en instellingen. Tevens biedt deze bestemming de ruimte om in combinatie met de woonfunctie een bedrijf uit te oefenen, mits dit een weinig hinder veroorzakend bedrijf is (milieucategorie 1) en mits dit er niet toe leidt dat de verkeersdruk te veel toeneemt, of dat dit leidt tot parkeerproblemen. Ook in ruimtelijk opzicht is gekozen voor een set van bebouwingsbepalingen, die zich onderscheiden van de bepalingen voor de rest van het plangebied. In het bestemmingsplan is aangegeven dat het gebied zich kenmerkt door historische lintbebouwing. De panden zijn op een enkele uitzondering na, vrijstaand gebouwd. De bepalingen zijn zodanig opgesteld dat de belangrijke doorzichten naar achterliggende gebieden gehandhaafd moeten worden. Een deel van de panden is voorzien van de aanduiding “karakteristiek”, hetgeen inhoudt dat de hoofdvorm van deze panden door de bepalingen in het plan wordt beschermd. Eén en ander is toegelicht in hoofdstuk 6 van het plan. b. Zoals de Stichting Dorpsgemeenschap Kanaaldijk zelf ook al opmerkte, wordt het gebied rond de Kanaaldijk vanwege zijn functies als slagader gezien van de kern Koedijk. De verschillende functies maken dat het gebied een levendig karakter heeft en bepalen mede de aantrekkelijkheid ervan. In dit licht begrijpen wij niet dat de stichting in dit onderdeel van haar reactie een “sterfhuisconstructie” voor bedrijvigheid voorstelt. Wij achten kleine niet-milieuhinderlijke bedrijven zeer wel inpasbaar, mits deze geen verkeers- of parkeerhinder veroorzaken. Overigens geldt voor bestaande bedrijven dat deze specifiek zijn inbestemd en de bebouwing binnen het bouwvlak dient te blijven. Vestiging van nieuwe bedrijven is slechts mogelijk na een
007.00.01.05.00.toe
108
c. d.
e.
f.
g.
h.
i.
vrijstellingsprocedure, waarbij ook de belangen van omwonenden worden afgewogen. Hiervan wordt kennis genomen. De betreffende formulering staat in het Groenontwikkelingsplan Noord-Kennemerland. De gemeente zal zich inspannen om de bestaande rietzones zo veel mogelijk te handhaven en daar waar mogelijk te versterken. Mede gezien de belangrijke scheepvaartfunctie van het kanaal en een daarbij horende inrichting, is het beleid niet expliciet gericht op realisatie van natuurvriendelijke oevers van riet en oeverbeplanting. De versterking van de toeristische en recreatieve mogelijkheden van de zogenoemde “Blauwe loper”, waarvan het kanaal onderdeel uitmaakt, is beleid dat werd vastgelegd in de Structuurvisie HAL. Dit beleid werd opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraden van de gemeenten Heerhugowaard, Alkmaar en Langedijk. De specifieke invulling van dit beleid krijgt ook vorm in dat kader. Het bestemmingsplan speelt hierin niet expliciet een rol. De mogelijke extra ligplaatsen dienen te worden getoetst aan de gemeentelijke ligplaatsenverordening. De op pagina 18 bedoelde bescherming, is de bescherming in het kader van de Monumentenwet. De bestaande stedenbouwkundige structuur van de dorpskern wordt beschermd in het kader van het bestemmingsplan. Hierin is het beloop van wegen en paden en de groen- en waterstructuur evenals de bebouwingsstructuur weergegeven. Met het bestemmingsplan wordt de schaal van de bebouwing en het type bebouwing vastgelegd. De welstandsnota (die in ontwikkeling is) is het instrument waarmee de uiterlijke verschijningsvorm van de bebouwing (architectuur) kan worden beschermd. Deze nota geeft aan binnen welke marges veranderingen mogen plaatsvinden, hieraan worden criteria verbonden. Inmiddels is er meer duidelijkheid omtrent de invulling van de locatie Brandweerkazerne (voortaan locatie Kerklaan 3 genoemd). De invulling zal bestaan uit 4 woningen voor gehandicapten en 6 appartementen voor autistisch gehandicapten op de eerste en tweede verdieping. Ook opgenomen zijn een gemeenschappelijke ruimte en een kantoortje voor het personeel. De schaal van de bebouwing is passend binnen het lint. De bepalingen in het plan en de plankaart zijn hierop aangepast. De waterkwaliteit wordt niet vastgelegd in het bestemmingsplan. De waterbeherende instantie formuleert doelstellingen voor de kwaliteit en neemt maatregelen om deze te bewerkstelligen. Dit valt echter buiten het kader van het bestemmingsplan. De opmerking over de Rietschoot is overgenomen uit het plan “Bijgesteld Concept Masterplan Wijk- en Buurtcentra; Alkmaar: bruisende stad met sterke wijken, 2001”. Omdat deze opmerking
007.00.01.05.00.toe
109
j.
k.
l.
m.
geen ruimtelijke relevantie heeft, kan deze uit de toelichting van het bestemmingsplan worden verwijderd. Dit neemt niet weg dat in het kader van het onderzoek ten behoeve van het Masterplan Wijk- en Buurtcentra deze opmerking wel van belang is. Nadere informatie zou in het kader hiervan ingewonnen kunnen worden. Binnen het bestemmingsplan is de bouw van twee woningen mogelijk gemaakt in Koedijk. Abusievelijk is in de toelichting vermeld dat het om één woning gaat; dit is aangepast. De woningen zullen worden ontsloten op het Smidspad, ook dit is aangepast. De procedure van een bestemmingplan kenmerkt zich door de goede mogelijkheden die deze biedt om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen op het plan te reageren. Tijdens de inspraak kan een ieder reageren op het voorontwerp van het plan. Het college van burgemeester en wethouders neemt alle reacties in overweging, waarna het plan kan worden aangepast. Ook ambtshalve kunnen nog wijzigingen worden aangebracht. Daarna wordt de formele procedure gestart. Deze procedure biedt belanghebbenden de gelegenheid eerst zienswijzen in te dienen bij de Gemeenteraad, vervolgens bedenkingen bij Gedeputeerde Staten en tenslotte nog beroep bij de Raad van State. Er is nu geen reden om het plan opnieuw voor de inspraak ter inzage te leggen. De normale procedure zal worden vervolgd. Het onderhavige plan vervangt een groot aantal (circa 20) bestemmingsplannen, onder andere de plannen Kanaaldijk (st. Pancras en Koedijk). Deze bestemmingsplannen kennen geen agrarische bestemming. Het plan vervangt ook een zeer beperkt gedeelte van het bestemmingsplan Landelijk gebied 1978 van de gemeente st. Pancras. Het betreft de volkstuinen. Deze zijn nu opgenomen in de bestemming gemengd gebied. Naar aanleiding van de reactie van de stichting zal het gebied worden voorzien van een aanvullende aanduiding “volkstuinen”, analoog aan de aanduiding op het complex ten zuiden van de sportvelden van SV Koedijk. Hiermee wordt duidelijk voor welk doel de gronden bestemd zijn. Op deze percelen zijn geen mogelijkheden voor woningbouw. De door de stichting aangehaalde tekst op blz 28 is afkomstig uit de Structuurvisie HAL. Ten tijde van de opstelling van deze visie werd een globale plaats aangegeven voor de te realiseren fietsverbinding. Inmiddels is hierover meer duidelijkheid; de brug zal gerealiseerd worden in het verlengde van de Landman. De aanduiding “te bebouwen erven” geeft aan waar binnen het bouwperceel bijgebouwen gerealiseerd mogen worden. Deze aanduiding is veelal aangegeven achter het bouwvlak, waarbinnen het hoofdgebouw gebouwd mag worden. De aanduiding laat grotere open ruimten vrij. De voorschriften geven
007.00.01.05.00.toe
110
n.
3. a.
b.
c. d.
aan dat de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet meer dan 50 m² mag bedragen en dat niet meer dan 60% van het bouwvlak mag worden bebouwd. Het is dus niet zo dat het gebied met de aanduiding “te bebouwen erven” volledig volgebouwd mag worden. Overigens moet bedacht worden dat door de wijziging van de Woningwet een aantal gebouwen en bouwwerken vergunningsvrij zijn geworden. Daardoor heeft de gemeente niet meer alle mogelijkheden om te sturen. De bebouwingsbepalingen in het plan Kanaaldijk Koedijk kennen een goothoogte van 3,5 m voor eengezinshuizen. Binnen het plan Kanaaldijk st. Pancras is een goothoogte van 6,5 m toegelaten. In geen van beide plannen werd een limiet gesteld aan de bouwhoogte. Het onderhavige plan hanteert een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale bouwhoogte van 8 m en laat bij recht de bestaande goot- en bouwhoogte toe, indien deze meer zijn dan 3,5 m, respectievelijk 8 m. Het onderhavige bestemmingsplan is daarmee niet “liberaler” dan de vigerende bestemmingsplannen. Met het plan wordt het ruimtelijk beeld afdoende beschermd; een hoogtebepaling afhankelijk van de functie van het gebouw is dan ook niet noodzakelijk.
J.M. Drent, Schipperspad 1 Door toeval kwam het bestaan van betreffend voorontwerp mij ter ore. Later bleken de meeste buurtbewoners niet op de hoogte te zijn, terwijl een enkeling door de aankondiging in de krant van mening was dat het voorontwerp niet op dit stuk van AlkmaarNoord van toepassing zou zijn. De zinsnede "daarnaast is de bouw van 1 woning in Koedijk (Schipperspad) bij rechte in het plan mogelijk gemaakt", op blz. 55 en 60 wekte de indruk dat dit op kavel 2623 van het kadaster sloeg, omdat daarvoor eerder een bouwvergunning is afgewezen. Op de plankaart bleken echter twee kavels, nrs. 2627 en 2628, te voorzien in de bouw van een woning. De indruk bestond dat het om een bepaald rechtsartikel ging dat reeds was toegepast door het gebruik van de woorden "is mogelijk gemaakt" en "bij rechte". Tijdens de informatiebijeenkomst bleek dat "bij rechte" sloeg op het feit dat het nu nog geen recht was, maar als het bestemmingsplan is goedgekeurd wel. Het verloop van het Schipperspad is niet juist weergegeven. Met betrekking tot de bestemming "gemengde doeleinden" wordt gevraagd wat er gemengd wordt aan kavels die altijd al een agrarische bestemming hadden en nu ineens als gemengd opgevoerd worden.
007.00.01.05.00.toe
111
e.
f.
Bezwaar wordt gemaakt tegen de voorgestelde mogelijkheid van bebouwing op de kavels 2627 en 2628. Vooral tegen bebouwing van kavel 2627 zijn de bezwaren ernstig; als de bebouwing toegestaan wordt zal het vrije uitzicht van het voormalige schippershuis weg zijn en komt de achterzijde van een woonhuis daarvoor in de plaats en verliest zijn woning elk verband met de rest van de woonomgeving. Ook wordt bezwaar gemaakt tegen een verandering van de agrarische bestemming op kavel 2623 tot "gemengde bestemming".
Reactie a. De gemeente heeft de ter inzagelegging van een bestemmingsplan gepubliceerd in een huis-aan-huis blad. Op deze manier kan een ieder zich op de hoogte stellen van alle relevante besluiten en voorgenomen besluiten en kan men, indien gewenst, een reactie geven. b. De informatie die tijdens de informatiebijeenkomst werd gegeven, is juist. In een bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen “bij recht” bestemmen en “bij vrijstelling” of “bij wijziging”. Als iets bij recht in het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt, dan mag dit worden gerealiseerd, zodra het bestemmingsplan geldig is. Bij vrijstelling of wijziging betekent dat nog een aanvullende procedure gevoerd moet worden, voordat van deze mogelijkheid gebruik mag worden gemaakt. c. De kaart met daarop de ligging van wegen en paden, bebouwing en dergelijke, zijn gegevens van de Grootschalige Basiskaart Nederland. Gemeenten hanteren deze kaarten als ondergrond voor hun bestemmingsplannen. Het kan zijn dat deze niet kloppen met de werkelijke situatie. Vaak is dit niet zo belangrijk voor het doel, namelijk de regeling voor gebruik en inrichting van gronden en de bebouwingsmogelijkheden. Deze regeling wordt met name bepaald door de toegekende bestemming en eventuele aanduidingen daarbinnen. U geeft aan dat het Schipperspad onjuist is aangegeven op de ondergrond. Deze weergave heeft voor de regeling in het bestemmingsplan geen consequenties, maar gezien uw reactie en die van anderen, hebben wij de ondergrond wel aangepast. d. De doeleindenomschrijving geeft aan voor welke doelen de gronden gebruikt mogen worden. De gronden binnen de bestemming gemengde doeleinden mogen worden gebuikt voor de woonfunctie en ondersteunende functies: verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water, openbare nutsvoorzieningen. Indien de gronden zijn voorzien van een aparte aanduiding (bijvoorbeeld horeca of bouw- en installatiebedrijf), dan mogen de gronden tevens voor dat doel gebruikt worden. Hierdoor onderscheidt de bestemming “gemengde doeleinden” zich van de
007.00.01.05.00.toe
112
e.
f.
bestemming “woongebied”. Bebouwing mag worden opgericht binnen het bouwvlak en aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen tevens worden gebouwd binnen de aanduiding “te bebouwen erven”. Indien op een perceel geen bouwvlak is aangegeven en geen aanduiding te bebouwen erven, dan mag op deze gronden niet worden gebouwd. De bestemming “gemengde doeleinden” onderscheidt zich voorts van de bestemming “woongebied” door een vrijstellingsmogelijkheid ten behoeve van kleinschalige, weinig milieuhinderlijke bedrijvigheid (milieucategorie 1). De vrijstelling wordt uitsluitend verleend bij handhaving van de woonfunctie van het hoofdgebouw en indien de bedrijvigheid niet leidt tot een verhoging van de parkeerdruk of tot onevenredige hinder voor het woongebied door extra autoverkeer. Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid voor de bouw van twee woningen. De woningen zijn geprojecteerd op de percelen 2627 en 2628. Perceel 2627 ligt binnen het nu vigerende bestemmingsplan Kanaaldijk st Pancras en heeft gedeeltelijk de bestemming voortuinen. Perceel 2628 ligt binnen het nu vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied van de voormalige gemeente St Pancras en heeft de bestemming Agrarisch gebied III. Op dit perceel staat een loods. De bestaande bebouwing rond deze percelen wordt gekenmerkt door vrijstaande woningen. Enkele lange, smalle woningen aan het Smidspad staan dicht op elkaar, tussen de woningen aan het Schipperspad zijn de ruimten wat groter. Vanaf de Achtergraft is op een aantal plekken doorzicht naar het achterliggende landschap mogelijk. De Achtergraft is een gedempte watergang die nu functioneert als ontsluitingsweg. De twee in het bestemmingsplan opgenomen nieuwbouwmogelijkheden zijn uitsluitend bestemd voor vrijstaande woningen. De bouwvlakken zijn zodanig aangegeven, dat sprake blijft van een transparant bebouwingsbeeld. Zowel het zicht vanaf de Achtergraft richting het buitengebied blijft bestaan, als het zicht vanaf de woning Schipperspad 1 richting de Achtergraft. Het Smidspad vormt de (kleinschalige) ontsluiting van een beperkt aantal woningen. Het pad ontsluit in de huidige situatie enkele parkeerplaatsen en een speelveldje. De nieuwe woningen zijn zodanig geprojecteerd, dat sprake is van afronding van een kleine wooncluster rond het Smidspad. Kavel 2623 is gelegen binnen het nu vigerende bestemmingsplan Kanaaldijk st Pancras. Dit bestemmingsplan kent geen agrarische bestemming. De betreffende gronden zijn bestemd voor voortuinen. De voorgestelde bestemming gemengd gebied zonder bouwmogelijkheden is vergelijkbaar met de nu vigerende bestemming.
007.00.01.05.00.toe
113
4.
a.
b.
c.
d.
J.M. Drent, Schipperspad 1 (35 handtekeningen verzameld zonder adres, verder ondertekend door de percelen Kanaaldijk nrs. 72, 77, 84a, 85, 87, 91, 96, 98, 102, 103, 116, 119, 125, 128, 131, 137, 139, Smidspad nr. 1 en 8) In de publicatie kwam niet duidelijk naar voren dat het voorontwerp ook betrekking heeft op het gebied tussen de Landman en Nauertogt. Als gevolg hiervan heeft niet iedere belanghebbende de aankondiging herkend als op hem of haar van toepassing zijnde. Verzocht wordt op interactieve wijze overzicht te (blijven) geven (bijv. door een bijeenkomst) van de relatie tussen het voorontwerp-bestemmingsplan Alkmaar-Noord, de reconstructie van de Achtergraft en de uitbreiding van de Geestmerambacht ten aanzien van het toekomstig karakter van het gebied tussen de Landman en Nauertogt. Zo kan beter worden bewaakt dat de 3 onderwerpen in harmonie met elkaar zijn en het huidig karakter van de omgeving niet wordt aangetast. Een aantal percelen die thans een agrarische bestemming hebben staan in het voorontwerp-bestemmingsplan als "gemengde bestemming" ingetekend en op sommige zelfs (nog te bouwen) woningen. Bezwaar wordt gemaakt tegen verdere bebouwing in het gebied tussen Landman en Nauertogt. Dit tast het landelijke en karakteristieke uiterlijk van onze omgeving ernstig aan en veroorzaakt een te harde overgang van woongebied naar het toekomstig uitgebreide recreatiegebied "Geestmerambacht". Het laatste gedeelte naar de Nauertogt (o.a. huidige volkstuinen) is nog niet ingetekend. Graag worden wij expliciet op de hoogte gehouden van de verdere invulling van dit gebied.
Reactie a. Het voorontwerp heeft geen betrekking op het gebied tussen de Landman en de Nauertogt. Het groengebied ten noorden van de Landman zal worden opgenomen in een nieuw op te stellen bestemmingsplan ten behoeve van de uitbreiding van de Geestmerambacht. In de publicatietekst van het ontwerpbestemmingsplan zal nadrukkelijker worden aangegeven dat geheel Koedijk binnen dit bestemmingsplan valt. b. Het grootste belang van het bestemmingsplan voor Alkmaarnoord is het bieden van een adequate regeling voor grote delen van het plangebied, waarvoor nu nog steeds een uit te werken bestemming geldt. Deze situatie had tot gevolg dat voor heel veel bouwaanvragen een vrijstellingsprocedure moest worden gevoerd, met alle extra werk, tijd en kosten van dien. Het bestemmingsplan kan niet wachten op de ontwikkelingen tussen
007.00.01.05.00.toe
114
c. d.
5. a.
b.
c.
de Nauertogt en de Landman. Uiteraard is het uitgangspunt dat de ontwikkelingen in harmonie met elkaar zijn. Zie hiervoor de antwoorden op de reactie van J.M. Drent onder 2 d en e. Zie hiervoor de antwoorden op de reactie van Stichting Dorpsgemeenschap Koedijk onder 1 k.
R.J. Bartelse, Schipperspad 2 Volgens de publicatie betreft het bestemmingsplan het gebied tussen de Landman en (ten zuiden van) het spoor. Echter volgens (latere) tekening strekt het aangewezen gebied zich uit tot de Nauertogt. In de directe omgeving van het Schipperspad worden ook diverse wijzigingen aangekondigd, waardoor aantasting plaatsvindt van de huidige bestemming. Zo vindt er meer bebouwing plaats en wordt het Schipperspad verlegd. De oorspronkelijke bestemming van de directe omgeving is agrarisch (natuur-) gebied en zal bij wijziging van de bestemming dit karakter verliezen. Indien de huidige bestemming wordt gewijzigd zal planschadevergoeding worden gevraagd.
Reactie a. Het bestemmingsplan behelst inderdaad ook de lintbebouwing tussen de Landman en de Nauertogt. In de publicatietekst van het ontwerp-bestemmingsplan zal nadrukkelijker worden aangegeven dat geheel Koedijk binnen dit bestemmingsplan valt b. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 3 e. Het Schipperspad was onjuist op de ondergrond van de plankaart aangegeven. Dit pad zal niet worden verlegd. c. Hiervan wordt kennis genomen. Op grond van artikel 49 van de WRO bestaat de mogelijkheid om een verzoek om planschade in te dienen.
6. a.
b.
c.
E.R. Paape, Schipperspad 3 De aankondiging is misleidend, aangezien hieruit niet duidelijk was dat hierin ook het gebied tussen de Landman en de Nauertogt zal worden betrokken. In de aankondiging was aangegeven dat er op 5 locaties veranderingen bedoeld zijn, de rest geldt als vaststelling van de huidige situatie. De wijzigingen in de directe omgeving van het Schipperspad zijn hierbij niet opgenomen, de aankondiging is dus wederom misleidend. Bezwaar wordt gemaakt tegen de naamswijziging Achtergraft in Schipperspad.
007.00.01.05.00.toe
115
d. e.
f.
g.
h. i.
j.
Bezwaar wordt gemaakt tegen het verleggen van het Schipperspad. Bezwaar wordt gemaakt tegen het voorstel dat het erf van Schipperspad 3 aan de achterzijde toegang krijgt vanaf de openbare weg. Dit komt de privacy en veiligheid niet ten goede. Bezwaar wordt gemaakt tegen het voorstel om in de directe omgeving van het Schipperspad grond van bestemming agrarisch naar bouwgrond te wijzigen. Extra bebouwing en de ingetekende grote delen bestrating brengen ernstige schade aan het thans landelijke karakter van de directe omgeving en de daar heersende rust. De sloot naast Schipperspad 3 staat volgens de legenda ingetekend als gemengde bestemming en niet conform de 2 mogelijke manieren waarmee water wordt aangegeven. Dit, samen met de reconstructietekeningen van de Achtergraft waarop een verhoogde kruising is getekend op de kop van deze sloot, doet mij vermoeden dat u een weg wilt aanleggen op de locatie van de sloot. Ik heb bezwaar tegen elke verandering in dit opzicht en wil uitleg en zekerheid op behoud van de huidige situatie op dit punt. Bezwaar wordt gemaakt tegen elke wijziging van agrarische bestemming in de directe omgeving van het Schipperspad. Indien ik wordt benadeeld door wijzigingen in het bestemmingsplan ten opzichte van de huidige situatie, schroom ik niet om art. 49 WRO planschade te claimen. Het zou op prijs gesteld worden bij de volgende stappen in de totstandkoming van het bestemmingsplan expliciet persoonlijk op de hoogte te worden gebracht.
Reactie a. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent e.a. onder 3 a. b. Het plan kent een vijftal grote locaties, waarbinnen veranderingen tot ontwikkeling kunnen worden gebracht. Het betreft de locaties Arubastraat, Brandweerkazerne, winkelcentrum Muiderwaard, Winkelcentrum Daalmeer en de Sperwerstraat. Daarnaast is de nieuwbouw van de Zonnehof in het plan begrepen en de mogelijkheid voor de bouw van twee vrijstaande woningen aan het Smidspad. Met de aankondiging werd absoluut niet beoogd iemand te misleiden. c. De kaart met daarop de ligging van wegen en paden, bebouwing en dergelijke, zijn gegevens van de Grootschalige Basiskaart Nederland. Gemeenten hanteren deze kaarten als ondergrond voor hun bestemmingsplannen. Het kan zijn dat deze niet kloppen met de werkelijke situatie. Vaak is dit niet zo belangrijk voor het doel, namelijk de regeling voor gebruik en inrichting van gronden en de bebouwingsmogelijkheden. U geeft aan dat een
007.00.01.05.00.toe
116
d.
e. f. g.
h. i. j.
7. a. b.
straatnaam onjuist is aangegeven. Het is niet de bedoeling deze naam te veranderen. U geeft tevens aan dat het Schipperspad onjuist is aangegeven op de plankaart. Deze weergave heeft voor de regeling in het bestemmingsplan geen consequenties, maar gezien uw reactie en die van anderen, hebben wij de ondergrond wel aangepast. Het Schipperspad zal niet worden verlegd; uw erf krijgt geen openbare achterontsluiting. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 2 e. Het is niet de bedoeling de sloot te dempen en ervoor in de plaats een weg aan te leggen. Niet ieder water wordt in een bestemmingsplan van een bestemming of aanduiding voorzien. Slechts het NoordHollandsch Kanaal kent de bestemming water, terwijl de andere belangrijke waterstructuren zijn voorzien van een aanduiding binnen diverse bestemmingen. Ook buiten de gegeven aanduidingen is water toegestaan, zoals weergegeven in de doeleindenomschrijvingen van verschillende bestemmingen. Tevens is in de voorschriften aangegeven dat bij een aanpassing van de inrichting van de openbare ruimte overleg gevoerd dient te worden met omwonenden en belanghebbenden. Het project rond de reconstructie van de Kanaaldijk maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan; de aanpassing van het wegprofiel is binnen het bestemmingsplan begrepen. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 2 e. Hiervan wordt kennis genomen. Het is niet verplicht en niet gebruikelijk de inwoners van een bestemmingsplangebied persoonlijk op de hoogte te stellen van de termijnen van terinzagelegging van een bestemmingsplan. In een publicatie in het Alkmaars Nieuwsblad zijn twee inloopavonden aangekondigd. Tijdens de inloopavonden kon informatie worden verkregen en vragen over het plan worden gesteld. Middels een brief en mondelinge informatie zijn de wijkverenigingen binnen het plangebied op de hoogte gebracht van de mogelijkheid te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan. Onder de geadresseerden zijn o.a. de Bedrijvenvereniging Koedijk en de Stichting Dorpsgemeenschap Koedijk. Gezien de vele reacties vanuit Koedijk hebben wij de indruk dat deze werkwijze afdoende is.
J.A. Jonker, Kanaaldijk 111 De werkelijke begrenzing van het plangebied ligt bij de Nauertogt en komt niet overeen met de publicatie. Tijdens de inloopbijeenkomst van 5 maart kon helaas geen duidelijkheid worden verkregen over de uitbreiding van de Geestmerambacht. Dit deel is ook buiten het bestemmingsplan gehouden. Recent is wel door de provincie gekozen voor de
007.00.01.05.00.toe
117
c.
natte variant. De afstemming van de plannen van de provincie en het voorontwerp-bestemmingsplan zijn voor wat betreft de integratie van de bestaande lintbebouwing met het natuurgebied niet geheel duidelijk. Verzocht wordt de plannen gezamenlijk aan de belanghebbenden van de Kanaaldijk en Achtergraft voor te leggen en ze hierin te betrekken. Om de voortgang van dit bestemmingsplan zou het deel Kanaaldijk tussen de Landman en de Nauertogt buiten het plangebied worden gelaten. Dit deel kan dan in het op te stellen bestemmingsplan voor de Geestmerambacht worden betrokken. De mogelijkheden voor woningbouw aan de Achtergraft worden betreurd. Welke beweegredenen hebben hieraan ten grondslag gelegen? Dit zal tot precedentwerking leiden en kan zelfs in strijd zijn met de beleidsuitgangspunten van de integratie van het Geestmerambacht.
Reactie a. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent e.a. onder 3a. b. De uitbreiding van de Geestmerambacht zal in een apart en nog op te stellen bestemmingsplan worden opgenomen. De gemeente kiest ervoor om de gehele bestaande bebouwing van Koedijk in het bestemmingsplan Alkmaar-Noord op te nemen en deze niet op te delen. Zie ook het antwoord op de reactie van J.M. Drent e.a. onder 3 b. c. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 2 e. Aan het bieden van bouwmogelijkheden liggen goede argumenten ten grondslag. Wij zien niet in welke precedentwerking dit tot gevolg kan hebben. Elke bouwaanvraag zal zorgvuldig worden bekeken en getoetst. In dat kader zien wij niet in wat bedoeld wordt met de strijdigheid tussen de bouwmogelijkheid en het beleid voor de Geestmerambacht. De bouw van twee vrijstaande woningen ter afronding van een bestaande cluster van woningen zal geen afbreuk doen aan de integratie van recreatie en natuurontwikkeling in het gebied rond de Geestmerambacht.
8. a.
P.J.M. van Diemen-J. Boersma, Kanaaldijk 114 Bezwaar wordt gemaakt tegen het wijzigen van agrarische bestemming in een gemengde bestemming van enkele percelen tussen de Landman en de Nauertogt en tevens tegen verdere bebouwing in dit gebied. Niet alleen omdat het landelijke en karakteristieke uiterlijk van onze omgeving wordt aangetast, maar vooral ook omdat het ons woongenot aantast. Zowel vanuit de slaapkamer als vanaf het dakterras hebben wij momenteel vrij uitzicht tot aan het Geestmerambacht. Het is een ernstige
007.00.01.05.00.toe
118
b. c.
aantasting van ons woongenot als dit uitzicht in de toekomst belemmerd zal worden door woningbouw. Bezwaar wordt gemaakt tegen de reeds ingetekende (nog te bouwen) woningen op sommige thans agrarische percelen. Als ons bezwaar gevolgd zal worden door verdergaande plannen uwerzijds in het kader van bestemmingsplanwijzigingen en woningbouw zullen wij planschade claimen.
Reactie a. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 2 d en e. b. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van J.M. Drent onder 2 e. c. Hiervan wordt kennis genomen.
9. a.
b.
D. Spaander, Kanaaldijk 277 Verzocht wordt het bestemmingsplan te wijzigen in verband met het verzoek tot het bouwen van een stolpboerderij op het perceel Kanaaldijk 277A. Het is een zeer groot terrein waarvoor geen bestemmingsplan geldt, omdat dit bestempeld was als doorkijk richting Sint-Pancras. Momenteel is hier tijdelijk een groot kinderdagverblijf met parkeergelegenheid gesitueerd. Zodra de nieuwbouw van het bejaardentehuis is gerealiseerd zal de kinderopvang naar de nieuwe locatie verhuizen (ca. over 1,5 jaar). Van een doorkijk is geen sprake meer in verband met de nieuwbouw achter Koedijk, het terrein is dermate groot dat het onmogelijk wordt dat het een gevuld uiterlijk zal krijgen tussen de woningen aan de linker en rechterzijde. Het zou gaan om de realisatie van een stolpboerderij met een 110% karaktereigenschap horende bij het beeld van Koedijk.
Reactie a. Feitelijk gaat het hier om splitsing van de kavel. De bebouwing langs de oostoever van het Noord-Hollands Kanaal is van oudsher een "gebroken lint", bestaande uit kleinere, dichter tegen elkaar gebouwde (arbeiders) woningen, en stolpboerderijen staande in een grotere ruimte. Dit beeld van afwisseling tussen bebouwing en open groene ruimte is essentieel voor het karakter van het gebied. Een toename van bebouwing is hier niet passend. b. Bebouwing van het perceel op de betreffende locatie zal het oorspronkelijk beeld van afwisseling tussen groen en bebouwing in gevaar brengen. Het feit dat de ruimte achter het historische lint is volgebouwd doet daar niets aan af.
007.00.01.05.00.toe
119
10. 10 identieke reacties door: Havikweg 77, 79, 81, 83, 85, 99, 101, 103, 105, 109. a. De bewoners van de Havikweg zijn bezorgd omtrent de mogelijke bouw van een VMBO school aan de Sperwerstraat. Er zijn al 5 zorginstellingen op een kleine ruimte, te weten; Rudolf Steinerschool, medisch kinderdagverblijf de Toverhazelaar, een internaat voor moeilijk opvoedbare kinderen, kinderdagverblijf Kleine Grote Beer en jeugdhonk Argus dat regelmatig voor geluidsoverlast zorgt. b. Deze 5 zorginstellingen met daarbij nog de bouw van nog een school voor 800 tot 850 leerlingen gaat te ver met betrekking tot geluidsoverlast. c. Tevens is er weinig parkeergelegenheid voor de bewoners, omdat alles altijd bezet is. d. Wij zijn al bij 2 raadscommissies geweest en ook wethouder Eggermont is op 18 maart langs geweest. We hopen als buurt iets te kunnen bereiken en hopen dat onze zorgen serieus genomen worden. Reactie a. Een gebied rond de Sperwerstraat is in het bestemmingsplan Alkmaar-noord bestemd voor Maatschappelijke doeleinden. Deze gronden zijn bestemd voor religieuze-, medische-, sociale-, culturele- en onderwijsinstellingen evenals de ondersteunende doelen openbare nutsvoorzieningen, verkeer en verblijf, groenvoorzieningen en water en parkeervoorzieningen. Voor een deel van deze locatie geldt dat deze gewijzigd mag worden ten behoeve van een andere indeling met bouwvlakken, al dan niet met een functiewijziging naar wonen en bedrijvigheid. Daarvoor is een aantal voorwaarden aangegeven, onder meer ten aanzien van een toereikende parkeergelegenheid. Tevens geldt dat hiervoor een procedure moet worden opgestart, waarbij belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld te reageren op het plan. Het is op dit moment nog helemaal niet zeker of ter plaatse een VMBO school wordt gerealiseerd. b. Indien eventueel in de toekomst een school zal worden gerealiseerd op de betreffende locatie, zal deze moeten voldoen aan alle milieu-eisen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de bestaande woningen in de omgeving. Ook in verband met mogelijke geluidhinder zullen eisen worden gesteld. Overigens geldt dit voor alle invullingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. c. Het is bij de gemeente bekend dat in sommige delen van Alkmaar-Noord op sommige dagdelen parkeerproblemen zijn. Het bestemmingsplan regelt niet de exacte locatie van parkeervoorzieningen of het aantal parkeerplaatsen. In het bestemmingsplan is wel aangegeven dat de mogelijkheid bestaat
007.00.01.05.00.toe
120
d.
om de openbare ruimte aan te passen, in overleg met omwonenden en belanghebbenden. Aanpassingen mogen niet ten koste gaan van het aantal parkeerplaatsen, ook is aangegeven dat de bestaande verhouding tussen groen en verharding overwegend dient te worden gehandhaafd. Eén en ander betekent dat er binnen de regels van het bestemmingsplan mogelijkheden bestaan om meer parkeerplaatsen aan te leggen of meer speelgelegenheid te maken o.i.d. zonder dat daar een wijziging van het bestemmingsplan voor moet worden opgesteld. Als een wijziging van het gebied aan de orde komt, zal het gebrek aan parkeermogelijkheid hierin kunnen worden betrokken. Het is ook aan de bewoners om hierover in overleg te treden met de gemeente. Alle ingediende reacties worden serieus genomen, bij de besluitvorming in overweging genomen en beantwoord. U begrijpt dat dit niet automatisch hoeft te betekenen dat elke reactie ook gehonoreerd kan worden.
11. N.J.M. Komen, Havikweg 91 a. 100% bebouwing tot een hoogte van 20 meter is geen optie, gezien het feit dat er binnen een straal van 100 meter reeds een lagere school met 250 leerlingen, een medisch kleuterdagverblijf, een jongerencentrum, een orthopedagogisch zorgcentrum, een kleuterdagverblijf en de bewoners van de Havikweg gevestigd zijn. Bebouwing van de open ruimte is niet in zijn geheel onmogelijk, maar eerst dient te worden bezien welke mogelijkheden het gebied heeft binnen de huidige mogelijkheden. Daarbij dient specifiek te worden bezien of de bestaande instellingen in hun huidige status en de bewoners geen verstoring van hun leef- en werkomgeving ondervinden. b. Binnen dit kleine gebied met zoveel verschillende voorzieningen bestaat een wankel evenwicht tussen bewoners en instellingen. Bebouwing van deze omvang zal betrokkenen niet ten goede komen. Er bestaat nu reeds overlast vanuit de diverse instellingen, zoals geluidsoverlast van Argus en de daarbij behorende vervuiling van de omgeving (glas en zwerfvuil op de openbare weg). Tevens wordt overlast ervaren door de bewoners van het orthopedagogisch centrum; deze jongeren uiten zich door vernielingen en geluidsoverlast. c. Bebouwing van een dergelijke hoogte misstaat volledig op deze locatie, er zal een zodanig overheersend karakter van uitgaan welke niet wenselijk is voor bewoners en instellingen. d. De huidige bewoners en gebruikers leggen reeds een extra grote claim op de capaciteit van de aan- en afvoerwegen van de directe omgeving. De speciale voorzieningen die de omliggende
007.00.01.05.00.toe
121
instellingen eisen in het halen en brengen, staan extra onder druk. Reactie a. Voor bebouwing binnen het bouwvlak is een hoogte van 20 meter als maximum bouwhoogte genomen. De bouw van gebouwen met een maatschappelijke functie is bij recht mogelijk, mits zij voldoen aan deze maximummaat en liggen binnen het bouwvlak. De mogelijkheid tot wijziging ten behoeve van wonen en bedrijvigheid en de daaraan verbonden voorwaarden blijft bestaan. Wanneer het opstellen van een wijzigingsplan voor de locatie Sperwerstraat aan de orde komt, zullen alle belangen tegen elkaar worden afgewogen, dus ook de belangen van de zittende bewoners. Er dient eerst een plan te worden opgesteld. Dit plan zal ter inzage komen te liggen, zodat belanghebbenden kunnen reageren. b. Zie hiervoor het antwoord op de reactie van bewoners van de Havikweg 77, 79, 81, 83, 85, 99, 101, 103, 105, 109 onder 9 a en b. c. De hoogte, die op de plankaart is aangegeven betreft een maximum bouwhoogte van 20 meter. Voor functies die passen binnen de doeleindenomschrijving geldt deze maat als maximum. Wanneer volstaan kan worden met een lagere hoogte, dan zal daarbij worden aangesloten. d. De infrastructuur en verkeersafwikkeling in de omgeving van het gebied Sperwerstraat zal zeker worden meegenomen bij de ontwikkeling van een invulling van het gebied. Als er meer duidelijkheid bestaat over een mogelijke invulling, dan zullen belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hierover mee te praten en hun mening te geven.
12. C.F. Veel, Koggewaard 67 a. De bewoners van Koggewaard 63 zijn eigenaar geworden van grond achter hun garage. Het is niet uitgesloten dat de werkelijke situatie anders is dan de ingetekende situatie, maar door de toegepaste schaal is dit moeilijk te beoordelen. Op de situatietekening staat de geknikte aansluiting tot aan de waterpartij weergegeven. Verzocht wordt om de huidige situatie in het bestemmingsplan op te nemen. b. Tussen alle omwonenden van Koggewaard 63 en de gemeente is afgesproken dat er op het stuk grond achter de garage van nr. 63 geen bebouwing zou plaatsvinden. De bewoners van nr. 63 hebben ook aangegeven geen intentie te hebben om bebouwing daar te realiseren. In het voorontwerp-bestemmingsplan heeft de grond achter de garage dezelfde bestemming gekregen als alle achtererven. Hierop is onder voorwaarden bebouwing mogelijk.
007.00.01.05.00.toe
122
Een bestemming zonder bebouwingsmogelijkheden (erven onbebouwd?) doet recht aan hetgeen is afgesproken en vastgelegd. Verzocht wordt het plan overeenkomstig aan te passen. Reactie a. Voor de voorschriften en plankaart is niet uitsluitend de eigendomssituatie uitgangspunt, maar is het realiseren van een goede ruimtelijke situatie maatgevend. Soms kan dit betekenen dat over eigendomsgrenzen heen wordt gekeken. Volgens onze gegevens is de huidige situatie opgenomen. b. Het bestemmingsplan Alkmaar Noord heeft als één van de belangrijkste doelen te komen tot een vergelijkbare regeling voor vergelijkbare situaties in verschillende gebieden. In het gebied van de Koggewaard staan veel vergelijkbare woningen, deze hebben alle dezelfde mogelijkheden gekregen in het plan. Koggewaard 63 betreft een hoekwoning met een aangebouwde garage. De gronden achter de garage zijn voorzien van de aanduiding “te bebouwen erven”. Deze situatie vinden we bijvoorbeeld ook aan de Koggewaard 50, 72, 73 en 86. Wij vinden de afstand tussen Koggewaard 67 en het gebied aangeduid met “te bebouwen erven” ruimschoots voldoende om deze aanduiding te rechtvaardigen. Per perceel mag de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen maximaal 50 m² bedragen. Deze gebouwen mogen in zones gebouwd worden, die in het schema in de voorschriften is opgenomen. Globaal komt deze bepaling neer op het gebied naast de woning, 3 meter teruggelegen vanaf de voorgevel, het gebied aansluitend aan de achtergevel van de woning tot 3 meter daarachter en een gebied in de achtertuin, vanaf 3 meter achter de achterste perceelsgrens tot 3 meter daarvoor. Overigens is in het onderhavige geval de maximale oppervlakte op het betreffende perceel al vrijwel volledig gerealiseerd.
13. Reinzee Consultants, namens M.J.F. van Hoof, Passerstraat 7 a. In het verleden heeft de fam. Van Hoof meermalen bekend gemaakt een stukje grond naast en schuin achter hun woning Passerstraat 7 van de gemeente over te willen nemen. Hiervoor zijn de volgende redenen aangedragen: Voordat de familie de woning kocht, heeft de gemeente gronden aangeboden aan bewoners van het gebied. Zij menen aanspraak te kunnen maken op aan eerdere eigenaren gedane aanbiedingen, zeker nu Passerstraat 8 hiervan wel gebruik heeft gemaakt en ter plaatse een garage heeft gerealiseerd. Hierdoor is vanuit stedenbouwkundig en architectuurtechnisch oogpunt
007.00.01.05.00.toe
123
b.
c.
gezien een verstoring van de bouwvorm ontstaan. Het bijgebouw van nr. 8 veroorzaakt verder dat de "gemeentetuin" niet tot zijn recht komt, zoals oorspronkelijk door de architect is bedoeld. De aard van de beplanting alsmede groei en bloeiwijze doen minder recht aan de Passerstraat 7 dan zij wenselijk acht. Reeds eerder heeft de fam. Van Hoof aangegeven het recht tot aankoop van dit stukje grond te willen krijgen. Hierdoor zou de symmetrie in bouw worden hersteld, er kon een inpandige parkeerplaats worden geschapen waardoor de parkeerdruk enigszins kon worden verminderd en het zou het exterieur en aanblik van het dan resterende perkje aan de zijkant en achterzijde positief beïnvloeden. Punt 6.7 van het bestemmingsplan verzet zich niet principieel tegen de verkrijging van grond en de invulling daarvan in een later stadium. Derhalve wordt verzocht het bestemmingsplan zodanig te wijzigen dat er mogelijkheden ontstaan om haar wensen in te willigen. Wensen die recht doen aan het eerder door de gemeente gevoerde beleid en die recht doen aan gelijke behandeling van burgers in feitelijk gelijke situaties.
Reactie (a,b,c) Het bestemmingsplan doet geen uitspraken over de eigendomssituatie van gronden, maar over het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden ervan. Ander beleid, dan het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente, geeft echter aan dat vooralsnog geen gronden meer door de gemeente worden verkocht. De betreffende gronden liggen in een van de parken, die onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur. Zeker voor deze gronden geldt dat de gemeente hier niet zal verkopen. 14. L. George, Houtdraaierstraat 24 Geluidsoverlast wordt ondervonden op het gedeelte van de Houtdraaierstraat grenzend aan de Kanaaldijk. Het geproduceerde geluid staat gedocumenteerd op 64 decibel, hetgeen een minimaal geluid van 44 decibel binnenshuis produceert. Verzocht wordt om een mogelijke oplossing in het nieuwe bestemmingsplan in ogenschouw te nemen. Onze voorkeur gaat uit naar een geluidswal met beplanting van groen of een groene muur (dicht op elkaar staande coniferen). Hierdoor kan dan ook een veilige afscheiding worden gerealiseerd voor onze kinderen, aangezien zij vanuit de woonwijk vrijelijk de weg op kunnen lopen omdat er geen afscheiding aanwezig is. Reactie Alleen in situaties, die op grond van de Wet geluidhinder als nieuwe situaties worden gekarakteriseerd, dient akoestisch onderzoek te worden verricht en zonodig maatregelen te worden getroffen. Nieuwe situaties zijn situaties, waarin ofwel woningbouw wordt gerealiseerd,
007.00.01.05.00.toe
124
ofwel een nieuwe weg wordt aangelegd dan wel veranderingen aan een bestaande weg worden aangebracht. In de onderhavige situatie is hiervan echter geen sprake. Het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen is dan ook niet aan de orde.
15. Stichting Johannes Bos; kanaaldijk 235-236. a. Het zou op prijs gesteld worden als het definitieve plan de naam Alkmaar-Noord/Koedijk zou krijgen, om ook recht te doen aan de oude dorpskern. b. Het perceel Kanaaldijk 235-236 heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "gemengde doeleinden" gekregen, terwijl hier momenteel een graanmaalderij is gevestigd. Nu rust er dus een industriële bestemming, welke wij graag gehandhaafd willen zien. c. Het is de bedoeling hier een meel- en pelmolen te realiseren, waarvoor momenteel een procedure bij de gemeente loopt. Deze past uiteraard in de huidige bestemming die op de percelen rust. d. Tevens is het de bedoeling hierbij een gebouw te realiseren als ontvangstruimte, vergaderruimte, tentoonstellingsruimte of een klein museum. Hierbij horen ook horeca activiteiten. Verzocht wordt dit in het bestemmingsplan op te nemen. e. De molen zelf staat reeds op de plankaart. Verzocht wordt om gelet op de windvang om voor de percelen aan de oostzijde (groenstrook tussen Alkmaar-Noord en Koedijk) de bepaling op te nemen dat het open weidelandschap gehandhaafd blijft, zodat de windvang van de molen niet belemmerd wordt. f. Het peil van de molen zal 2,8 meter onder dijkniveau zijn. Dit is aanmerkelijk lager dan het peil van de bestaande bebouwing. In dat verband is een goothoogte van 3,5 m en een nokhoogte van 8 m die voor nieuwbouw aan de Kanaaldijk zal gelden voor ons aanvaardbaar, maar hoger niet. g. Voor de andere percelen (231, 233-234 en 244-246) streven wij ook een woonbestemming na. Reactie a. De naam Alkmaar-Noord is voor dit bestemmingsplan gekozen, omdat het betrekking heeft op de noordzijde van Alkmaar. Hieronder vallen Huiswaard, de Mare, Daalmeer en Koedijk. b. Naar aanleiding van deze reactie hebben wij de plankaart aangepast. Het betreffende complex krijgt hoofdzakelijk een educatieve functie, de maalderij staat ten dienste van deze functie. Daarom is het perceel voorzien van een aanduiding “maatschappelijke voorzieningen”. c. De bouwplannen passen binnen het voorontwerp bestemmingsplan Alkmaar-Noord. d. Kleinschalige horeca-activiteiten zijn in de bestemming begrepen, voorzover zijn passen bij de educatieve functie en hieraan
007.00.01.05.00.toe
125
e.
f.
g.
9.3
ondergeschikt blijven. Een zelfstandige horeca-onderneming is niet toegestaan. De gemeente is bereid tot planologische medewerking aan het plan voor realisatie van een nieuwe molen met een educatieve functie. Hieraan kunnen echter geen rechten worden ontleend ten aanzien van verkrijging van een molenbeschermingszone. Het betreft geen historische molen met bestaande rechten. Dit zijn de aangegeven maximum hoogten die het bestemmingsplan Alkmaar-Noord aangeeft. Voor bestaande panden geldt de bestaande hoogte als maximum.Deze percelen hebben de bestemming gemengd gebied. De hoofdfunctie van deze bestemming is de woonfunctie. Deze percelen hebben de bestemming gemengd gebied. De hoofdfunctie van deze bestemming is de woonfunctie. Overzicht van de aanpassingen naar aanleiding van de reacties
Op basis van de uitkomsten van overleg en inspraak is het voorliggende plan op de volgende punten aangepast: Toelichting a. De toelichting is aangepast aan het Provinciaal Milieubeleidsplan 2002-2006. b. Er zijn passages toegevoegd omtrent de externe veiligheid, luchtkwaliteit, Structuurschema Verkeer en Vervoer II, NvvP en de Vierde Nota Waterhuishouding. c. "Waterschap" is vervangen door "Hoogheemraadschap". d. Waterplan Alkmaar is eindrapport. e. De Westfriese Omringdijk zal op blz. 17 worden aangegeven. f. De volgende wegen worden als gebiedsontsluitingswegen toegevoegd: Laan van Keulen, Neswaard, Noorderkade, Laan van Tata, Laan van Troyes (tussen de Mare en de Laan van Darmstadt). g. In Koedijk zijn twee woningbouwpercelen opgenomen aan het Smidspad. Voorschriften a. In de Algemene beschrijving in hoofdlijnen is onder afstemming toegevoegd dat bij gebruikmaking van de wijzigingsmogelijkheden archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd, afstemming dient plaats te vinden met de Flora- en faunawet en de watertoets dient te worden uitgevoerd. Ten aanzien van de watertoets wordt het volgende aangegeven: "bij uitbreiding van verharding binnen het plangebied dient er in overleg met het Hoogheemraadschap en aan de hand van het
007.00.01.05.00.toe
126
b. c.
d.
vigerende beleid van het Hoogheemraadschap compensatie voor de verharding te worden bepaald". In artikel 7 lid 1 is de term "bedrijventerrein" vervangen door "bedrijfsdoeleinden". Aan de doeleindenomschrijving van artikel 7, bedrijfsdoeleinden, is toegevoegd dat de kantoorfunctie binnen de bestemming is begrepen voorzover zij ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie en hiervan onderdeel uitmaakt. Artikel 12 lid 3 is aangepast teneinde vaste en beweegbare oeververbindingen mogelijk te maken.
Plankaart a. De volkstuinen aan de oostzijde van de Achtergraft, grenzend aan de noordzijde van de Brechtjesakker krijgen de aanduiding "volkstuinen". b. Het verloop van het Schipperspad is aangepast. c. Het perceel achter Kanaaldijk 235-236 wordt voorzien van de aanduiding "maatschappelijke voorzieningen". De rooilijnen zijn aangepast conform het laatst bij ons bekende plan. d. Perceel Kanaaldijk 199-206 wordt voorzien van de aanduiding "maatschappelijke voorzieningen". Op deze locatie zijn woningen, een gezondheidscentrum en een kinderdagverblijf gerealiseerd. 9.4
Ambtelijke aanpassingen
Toelichting a. Paragraaf 3.1 wordt geactualiseerd met een passage omtrent de Nota Ruimte. b. Paragraaf 3.2 wordt geactualiseerd met een passage omtrent het ontwerp-Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord. c. Paragraaf 6.8 wordt geactualiseerd met het op 24 mei 2004 door de raad vastgestelde Welstandsbeleid. Voorschriften a. In artikel 1 wordt een definitie opgenomen voor een "bouwblok" (aangesloten rij huizen die een gemeenschappelijke fundering hebben). b. In artikel 1 wordt een definitie opgenomen van een "dakkapel" (uitbouw op een hellend dakvlak); c. In artikel 1 wordt een definitie opgenomen van een "dakopbouw" (een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert) d. In alle voorschriften wordt het woord "cluster" vervangen door "bouwblok".
007.00.01.05.00.toe
127
e.
f.
g.
h.
i.
j.
k. l.
m.
n.
o.
In artikel 4 is wordt de eerste alinea van de beschrijving in hoofdlijnen vervangen door de volgende tekst: "Het gemeentebestuur streeft naar handhaving van de samenhang van het bestaande bebouwingsbeeld binnen de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur. In de beschrijving in hoofdlijnen van artikel 4 en 5 wordt aangegeven dat dakterrassen en balkons niet toegestaan worden op platte daken en uitbouwen, tenzij deze in het originele bouwplan zijn opgenomen. In artikel 4 lid 1 (woongebied) en artikel 8 lid 1 (maatschappelijke doeleinden) zijn speelvoorzieningen toegevoegd aan de doeleindenomschrijving. In artikel 4 lid 1 laatste alinea is voorschrift 3.1.16 Besluit herstelinrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vervangen door: "voorschrift 2.3.7 en 4.4.1 Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer". Dit wordt ook gewijzigd in paragraaf 5.5 van de toelichting. In artikel 4 lid 5 en in de bijbehorende beschrijving in hoofdlijnen is de vrijstelling voor het verhogen van de bouwhoogte van woningen uitgebreid tot ook de goothoogte en is gewijzigd in 1 meter. In artikel 4 en 10 is de terminologie voor wat betreft de aanduiding “waterkering” afgestemd op de terminologie van de plankaart. In artikel 4 is de wijzigingslocatie V verwijderd; deze heeft uitsluitend betrekking op artikel 8. Het schema van bouwmogelijkheden in artikel 4 en in paragraaf 6.7 van de toelichting is aangepast: aan-uitbouwen en bijgebouwen kunnen gerealiseerd worden tot maximaal 3 meter naast de woning. In artikel 5 lid 10 is de wijzigingsbevoegdheid geschrapt. Het uiteindelijke bouwplan is in het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft 10 appartementen voor gehandicapten met een gemeenschappelijke ruimte en kantoortje voor het personeel. In de beschrijvingen in hoofdlijnen van de artikelen 4, 5, 10 wordt de gedragslijn voor aanpassingen aan de inrichting van wegen aangevuld met de volgende passage: "aanpassing van de inrichting is slechts in het plan begrepen, voorzover geen sprake is van reconstructie in de zin van de Wet Geluidhinder". Bij de wijzigingslocaties (artikel 4 lid 10, artikel 6 lid 8, artikel 8 lid 8) wordt als voorwaarde opgenomen dat middels een akoestisch onderzoek moet worden aangetoond dat aan de in de Wet Geluidhinder en het Besluit Luchtkwaliteit genoemde grenswaarden wordt voldaan. Tevens zal een separate watertoets moeten plaatsvinden.
007.00.01.05.00.toe
128
Plankaart a. De erkers aan de Andalusiëstraat voldoen aan de voorwaarden voor de vrijstellingsbevoegdheid; de aanduiding “te bebouwen erven” kan hierdoor vervallen. b. De aanduiding bb op het perceel tussen Kanaaldijk 279 en 277 is van de plankaart verwijderd.
007.00.01.05.00.toe
129