Businesscase/Besluitvormingsnotitie Gezamenlijke werkorganisatie Werk & Inkomen gemeenten Etten-Leur Halderberge Moerdijk Rucphen Zundert
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord……………………………………………………………………………………………………………………
I
Samenvatting………………………………………………………………………………………………………………
III
1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Samenwerking Werkplein regio Etten-Leur……………………………………………… 1 Aanleiding samenwerking Werkplein………………………………………………………………………… 1 Uitgangspunten en doelstellingen samenwerking Werkplein…………………………………… 1 Resultaten/ conclusies samenwerking Werkplein……………………………………………………. 2 Voortzetting en doorontwikkeling samenwerking……………………………………………………. 5
2. Onderzoek samenwerking backoffices……………………………………………………….. 6 2.1 Aanleiding onderzoek samenwerking backoffices……………………………………………………. 6 2.2 Ontwikkelingen……………………………………………………….…………………………………………………. 6 3. Samenvoeging backoffices en Werkpleinactiviteiten………………………………. 10 3.1 Inleiding……………………………………………………….……………………………………………………………. 10 3.2 Samenwerkingsvarianten……………………………………………………….………………………………….10 3.3 Keuze variant…………………………………………………………………………………………………………….. 12 4. Werkorganisatie samenwerking Werk en Inkomen…………………………………………. 14 4.1 Inleiding……………………………………………………….……………………………………………………………. 14 4.2 Afbakening gezamenlijke taken en activiteiten………………………………………………………… 14 4.3 Locatie van dienstverlening………………………………………………………………………………………. 16 4.4 Juridisch-bestuurlijke vormgeving……………………………………………………………………………. 17 4.4.1 Randvoorwaarden organisatievorm………………………………………………………………………. 17 4.4.2 Juridische samenwerkingsvormen…………………………………………………………………………. 18 4.4.3 keuze juridische samenwerkingsvorm…………………………………………………………………… 18 4.5 Bedrijfsvoering…………………………………………………………………………………………………………… 20 4.6 Huisvesting……………………………………………………….………………………………………………………..22 4.7 ICT……………………………………………………….……………………………………………………………………. 23 4.8 Financiering en kostentoerekening…………………………………………………………………………… 24 4.8.1 Exploitatie gezamenlijke werkorganisatie……………………………………………………………… 24 4.8.2 Verdeelsleutel en kostentoerekening……………………………………………………………………. 25 5.
Implementatie en communicatie…………………………………………………………………. 27
Bijlagen……………………………………………………….…………………………………………………………………. 28
Voorwoord
Aanleiding De gemeenten Etten-Leur, Moerdijk en Zundert zijn eind 2009 gestart met een intensieve samenwerking op het terrein van Werk en Inkomen. Wettelijke voorschriften, het streven naar een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering en het bevorderen van een klantvriendelijke dienstverlening liggen ten grondslag aan deze samenwerking. De samenwerking, die stap voor stap vorm heeft gekregen, heeft uiteindelijk geresulteerd in een gezamenlijk geïntegreerd dienstverleningsconcept voor de Werkplein-activiteiten op het terrein van Werk en Inkomen. Alle nieuwe instroom in de Wet Werk en Bijstand (WWB) voor de (aanvankelijk drie) gemeenten is sinds eind 2009 in deze gezamenlijke aanpak succesvol dienstverlening geboden op locatie van het Werkplein regio Etten-Leur. Sinds begin 2011 is ook de gemeente Rucphen, dat daarvoor al wel op onderdelen participeerde in de samenwerking, een volledig deelnemende partner in de geïntegreerde dienstverlening. Tot op heden betreft het een gezamenlijke dienstverlening op het Werkplein, waarbij iedere gemeente vanuit de eigen organisatie blijft acteren en eigen backofficeprocessen kent. In de afgelopen jaren hebben wij uw gemeentebestuur meegenomen in het vormgeven van de intergemeentelijke samenwerking. Dit heeft geleid tot een steeds verdere verdieping van de samenwerking op het Werkplein en het besluit van uw bestuur tot het onderzoeken van verdergaande samenwerking in de backoffices en het vormen van een aparte gezamenlijke werkorganisatie sociale dienst voor de vier gemeenten. In deze notitie worden de resultaten van dit onderzoek gepresenteerd. Omdat Werkplein en backoffice-activiteiten nadrukkelijk met elkaar verbonden zijn, maakt de Werkpleinsamenwerking zoals die vorm heeft gekregen onderdeel uit van deze notitie. De voorliggende businesscase/ besluitvormingsnotitie richt zich op de primaire taken op het terrein van werk en inkomen. De samenwerking zoals die tot op heden tot stand is gekomen en de doorontwikkeling tot een gezamenlijke werkorganisatie kan een opstap betekenen voor een bredere samenwerking binnen het domein van werk en inkomen in de toekomst. Gedacht kan worden aan de aanstaande Wet Werken naar Vermogen en herstructurering Wet sociale werkvoorziening. Inmiddels is ook de gemeente Halderberge aangesloten bij de samenwerking op het Werkplein regio Etten-Leur en het onderzoek naar het vormen van een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen. Doelstellingen Deze businesscase heeft tot doel inzicht te bieden in de te vormen gezamenlijke organisatie voor de uitvoering van diensten op het terrein van Werk en Inkomen. Daarbij komen de organisatorische aspecten, personele consequenties, juridische vormgeving en financiering aan bod. Benadrukt wordt dat het gepresenteerde financiële cijfermateriaal is gebaseerd op de huidige kennis en inzichten in de bedrijfsvoering van de afdelingen Werk en Inkomen van de deelnemende gemeenten, binnen de huidige wettelijke kaders van de WWB. Met het inzicht dat met deze notitie verschaft wordt, zal door de raden van de deelnemende gemeenten medio 2012 besluitvorming kunnen plaatsvinden over de te vormen gezamenlijke organisatie. Na positieve besluitvorming zal dit moeten resulteren in het opstellen van een werkbegroting en implementatieplan en het uiteindelijk oprichten van een gezamenlijke werkorganisatie in 2014. Leeswijzer In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de samenwerking tot op heden en de stappen die zijn genomen in het onderzoek om de huidige samenwerking verder te intensiveren. Hoofdstuk 2 beschrijft de
I
start van de samenwerking tussen de gemeenten Etten-Leur, Halderberge, Moerdijk, Rucphen en Zundert op het gezamenlijke Werkplein in de regio Etten-Leur. In hoofdstuk 3 komen ontwikkelingen aan bod die hebben geleid tot het opstarten van een onderzoek naar de mogelijkheden van de samenwerking in de gemeentelijke backoffices waartoe de gemeentebesturen van de vier deelnemende gemeenten eind 2009 hebben besloten. Hoofdstuk 4 beschrijft de huidige samenwerking op het Werkplein, de organisatie van activiteiten en het dienstverleningsconcept. In de hoofdstukken 5, 6 en 7 wordt een schets gemaakt van een te vormen gezamenlijke werkorganisatie, waarin de samenwerking op het Werkplein en backoffices nader (integraal) wordt uitgewerkt. Daarbij komen organisatie, financiën en juridische vormgeving aan bod.
II
Samenvatting Aanleiding en ontwikkeling samenwerking Werkplein regio Etten-Leur Vanaf eind 2009 zijn de gemeenten Etten-Leur, Moerdijk, Rucphen en Zundert een intensieve samenwerking gestart op het terrein van werk en inkomen op het Werkplein te Etten-Leur. Op dit Werkplein vindt de WWB-dienstverlening voor werkklanten plaats volgens een geïntegreerd dienstverleningsconcept voor WWB-ers van de genoemde gemeenten. In 2012 heeft ook de gemeente Halderberge zich aangesloten bij de samenwerking op het Werkplein. Aanleiding voor de samenwerking was de opdracht van de rijksoverheid tot het oprichten van een regionaal Werkplein en het streven van de deelnemende gemeenten naar het verbeteren van de resultaten in termen van het terugdringen c.q. beperken van de uitkeringsafhankelijkheid door het vergroten van de uitstroom naar werk. De samenwerking heeft geleid tot een Werkplein waar klantmanagers van de deelnemende gemeenten dienstverlening bieden aan WWB-ers op het terrein van werk en re-integratie en via een gezamenlijke werkgeversbenadering (Werkgeversservicepunt) passende vacatures werven. De samenwerking heeft zich tot op heden beperkt tot een samenwerking op het uitvoeringsniveau van het Werkplein, waarbij iedere gemeente opereert vanuit de eigen organisatie. Dit betekent dat iedere gemeente nog een eigen backoffice kent.
Resultaten samenwerking Evaluatie laat zien dat de samenwerking voor alle vier de deelnemende gemeenten heeft geleid tot: • een klantvriendelijkere dienstverlening (gemeten door hogere klanttevredenheid); • kortere doorlooptijden dienstverlening; • professionalisering en verdere ontwikkeling van de bedrijfsvoering; • aanzienlijke toename uitstroom WWB-ers naar werk; • beperking instroom in de WWB. Uitstroom WWB naar werk 2009-2011
∗ ∗
De Werkpleinsamenwerking is gestart eind 2009. Deelname gemeente Rucphen vanaf april 2011. De gemeente Halderberge is niet opgenomen in bovenstaande figuur: Halderberge was tot en met 2011 aangesloten bij een ander Werkplein.
III
Vergelijking van de uitstroomcijfers naar werk toont dat de uitstroom naar werk sinds de start van de samenwerking sterk is toegenomen ten opzichte van 2009 (het jaar vóór de samenwerking). Duidelijk mag zijn dat daarmee een aanzienlijke besparing op de uitkeringslasten is gerealiseerd. Daarmee kan gesteld worden dat zowel in termen van bedrijfsvoering als in termen van het beperken van de uitkeringslasten heeft de samenwerking duidelijk een positief effect gehad. Deze resultaten zijn aanleiding geweest voor de gemeentebesturen van Etten-Leur, Moerdijk, Rucphen en Zundert om de samenwerking op het Werkplein voort te zetten. Echter, de vormgeving van de samenwerking waarbij iedere gemeente operereert vanuit een eigen backoffice blijkt in de praktijk een knelpunt te vormen voor een effectieve samenwerking op het Werkplein. Aansturing van personeel vanuit verschillende organisaties, afwijkende procedures en ICT-systemen bemoeilijken de werkwijze volgens een geïntegreerd dienstverleningsconcept. Daarmee kan gesteld worden dat de vormgeving van de samenwerking ‘aan de voorkant’ wordt bemoeilijkt door de huidige organisatorische inbedding van de samenwerking. Afstemming van beleid en procedures zijn niet voldoende gebleken om de genoemde knelpunten weg te nemen, knelpunten die uiteindelijk een breekpunt kunnen gaan vormen in de samenwerking op grond van het geïntegreerde dienstverleningsconcept
Doorontwikkeling naar gezamenlijke werkorganisatie Gesteld kan worden dat samenvoeging van de backoffices een noodzakelijke voorwaarde is voor de doorontwikkeling van de Werkpleinsamenwerking. Daarom is begin 2011 door de gemeentebesturen besloten een onderzoek te starten naar de haalbaarheid van het vormen van één gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen, waarin naast het Werkplein ook de backoffices van de deelnemende gemeenten worden samengevoegd. De doelstellingen die hiermee beoogd worden zijn: 1. Om een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening op het Werkplein te kunnen garanderen is samenvoeging/ integratie van de backoffices noodzakelijk; 2. Vorming van één gezamenlijke werkorganisatie draagt bij aan een kwalitatief betere en klantvriendelijkere dienstverlening aan de klant; 3. Door vorming van één gezamenlijke werkorganisatie zijn op termijn (aanzienlijke) financiële besparingen te realiseren; 4. Door de vorming van één gezamenlijke werkorganisatie vergroten betrokken gemeenten de kans een eigen Werkplein voor de regio te behouden en daarmee de mogelijkheid zeggenschap en invloed te behouden op de uitvoering van de lokale sociale zekerheid. Daar komt bij dat het domein van de lokale sociale zekerheid sterk in beweging is. Ontwikkelingen als de Wet Werken naar Vermogen, de herstructurering van de Wet sociale werkvoorziening, de terugtrekking van het UWV-WERKbedrijf en de aanzienlijke rijksbezuinigingen die op gemeenten afkomen, maken dat gemeenten meer verantwoordelijkheden krijgen, maar minder middelen om daaraan te kunnen voldoen. Om ook in de toekomst een kwalitatief goede en betaalbare dienstverlening te kunnen bieden, is verdergaande samenwerking noodzakelijk. De doorontwikkeling tot één gezamenlijke werkorganisatie kan daarmee een opstap betekenen voor een bredere samenwerking binnen het domein van werk en inkomen in de toekomst. Gedacht kan worden aan de aanstaande Wet Werken naar Vermogen en herstructurering Wet sociale werkvoorziening.
Onderzoek gezamenlijke werkorganisatie In de voorliggende businesscase is, conform de opdracht van de gemeentebesturen, onderzoek verricht naar de (financiële) haalbaarheid van een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen voor de vijf gemeenten.
IV
Taken en locatie Om zoveel mogelijk voordelen van de samenwerking te behalen zal de reikwijdte van de samenwerking qua taken Werk en Inkomen die in de te vormen gezamenlijke organisatie worden ondergebracht, zo breed mogelijk moeten worden bezien. Dat betekent dat alle primaire taken op het terrein van Werk en Inkomen ondergebracht dienen te worden in de te vormen werkorganisatie, van klantmanagement werk- en zorgklanten tot aan toetsing en beleid. Deze gezamenlijke werkorganisatie zal een eenduidige aansturing kennen en op één locatie ondergebracht worden. Daarbij zal er de mogelijkheid blijven bestaan om ook dienstverlening op locatie binnen de afzonderlijke gemeentegrenzen te bieden. Daartoe zullen er binnen de afzonderlijke gemeentehuizen lokale loketten opgericht worden, die onderdeel vormen van de gezamenlijke organisatie, waar klanten terecht kunnen voor informatie en dienstverlening (op afspraak). Juridische vormgeving Samenwerking in de vorm van een gezamenlijke werkorganisatie vraagt om een juridische basis waarbinnen de samenwerking geformaliseerd kan worden en de uitvoeringsorganisatie tot stand kan komen. Samenwerking tussen gemeenten kan binnen een aantal samenwerkingsvormen gestalte krijgen. In relatie tot de doelstellingen van de samenwerking zal de te kiezen samenwerkingsvorm moeten voldoen aan een aantal randvoorwaarden: • Beleidsvaststelling afzonderlijke gemeenteraden: er worden geen raadsbevoegdheden overgedragen. De verordende (kaderstellende) bevoegheid blijft behouden voor de afzonderlijke gemeenteraden; • Evenredige deling financiële risico’s deelnemende gemeenten: met personeel als voornaamste kostenpost dient het personeel bij voorkeur in dienst te komen van de gezamenlijke organisatie; • Efficiëntie staat voorop: de gezamenlijke organisatie moet leiden tot financiële besparingen waar alle deelnemende gemeenten evenredig van profiteren. De samenwerkingsvorm waarbij het beste aan de genoemde randvoorwaarden wordt voldaan, is een openbaar lichaam. Een openbaar lichaam wordt gekenmerkt door: • Zelfstandige rechtspersoonlijkheid. • Alleen overdracht collegebevoegdheden: er worden geen raadsbevoegdheden overgedragen aan het openbaar lichaam. Daarmee wordt lokale beleidsvrijheid en mogelijkheid couleur locale geborgd. • Gemeenteraad stelt begroting en jaarrekening van openbaar lichaam vast. • Het openbaar lichaam wordt bestuurd door een Algemeen Bestuur (collegeleden van de deelnemende gemeenten) en een Dagelijks Bestuur (samengesteld uit het Algemeen Bestuur). • Werkgeversschap: het personeel van de deelnemende gemeenten gaat over van de afzonderlijke gemeenten naar het openbaar lichaam. • Bedrijfsvoeringskosten worden centraal geadministreerd en verrekend over de deelnemende partijen. Er wordt voorgesteld de gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen gestalte te geven in de vorm van een openbaar lichaam. Te behalen financiële voordelen in bedrijfsvoering Een van de doelstellingen van het oprichten van een gezamenlijke werkorganisatie is het realiseren van financiële besparingen in de bedrijfsvoering. Daarbij kan gedacht worden aan besparingen op de personele lasten, de huisvestingskosten, ICT en andere organisatiekosten. Omdat personele lasten bij de uitvoering van Werk en Inkomenstaken de grootste kostenpost vormen, zullen de financiële besparingen voor het grootste deel behaald kunnen worden door het reduceren van de personele lasten.
V
Eerder verkennend onderzoek naar de benodigde formatie voor een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen heeft aangetoond dat bij de omvang van het totale gezamenlijke klantenbestand er een personele formatie benodigd is die 15% tot 25% lager is dan de totale formatie van de vijf afzonderlijke gemeenten. Op grond van dit verkennend onderzoek wordt de ambitie uitgesproken de personele formatie in een periode van vier jaar met 20% terug te brengen ten opzichte van de uitgangssituatie. Dit betekent dat het steven is uiteindelijk te komen tot een totale formatie van 65 fte (ten opzichte van 81 fte voor de vijf afzonderlijke gemeenten gezamenlijk). Ook ten aanzien van huisvesting en ICT zijn financiële voordelen te behalen. Wat huisvesting betreft, het verdient de voorkeur het Werkplein en backoffice op één locatie onder te brengen. Omdat het Werkplein momenteel reeds is gevestigd in het gemeentehuis Etten-Leur ligt het voor de hand de backoffice hier onder te brengen. Er wordt dan ook geopteerd voor huisvesting van de gehele werkorganisatie Werk en Inkomen te huisvesten in het gemeentehuis Etten-Leur. Exploitatie en financiële voordelen Op basis van ramingen omtrent de personele lasten, huisvestings- en ICT-kosten kan het exploitatieresultaat van het vormen van een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen bepaald worden. Totaal exploitatieresultaat gezamenlijke werkorganisatie (bedragen x € 1.000) Totaal lasten Totaal baten
2013 5.860 5.190
2014 5.381 5.190
2015 5.177 5.190
2016 5.029 5.190
2017 4.889 5.190
2018 4.754 5.190
RESULTAAT
-670
-191
13
161
301
436
De vorming van een gezamenlijke werkorganisatie gaat voor de bedrijfsvoeringkosten gepaard met aanloopkosten voor de eerste twee jaren. Vanaf jaar vier wordt een besparing gerealiseerd die oploopt tot jaarlijks ruim 4 ton structureel. Met deze besparing zal de investering van de eerste twee jaar in 2018 zijn terugverdiend. Opgemerkt wordt dat in de eerste twee jaren wel geprofiteerd wordt van de lagere uitkeringslasten als gevolg van de hogere uitstroom naar werk die door de samenwerking wordt gerealiseerd. Resultaat afzonderlijke gemeenten De kosten en voordelen van de samenwerking zullen verdeeld worden ovver de deelnemende gemeenten naar rato van de mate waarin de burgers van de betreffende gemeenten gebruik maken van de diensten van de werkorganisatie. Als verdeelsleutel wordt een gewogen gemiddelde gehanteerd van aantal WWB-ers en inwoners (80%/20%). Omdat de ene gemeente meer personeel heeft in verhouding tot het aantal klanten dan de andere gemeente, betekent verdeling van de totale kosten van de gezamenlijke werkorganisatie naar rato van het aantal klanten dat de ene gemeente meer zal profiteren van de samenwerking dan de andere. Daarom zal in de aanloopfase uitgegaan worden van een evenredige deling van de te behalen voordelen van de te vormen gezamenlijke werkorganisatie: het totale exploitatieresultaat zal daarom verdeeld worden over de afzonderlijke gemeenten. Na jaar vier, wanneer de streefformatie is gerealiseerd en daarmee de onevenwichtigheid in personele inbreng (in verhouding tot het aantal klanten) is gecorrigeerd, zal er uitgegaan worden van een deling van de kosten van de gezamenlijke organisatie tussen de gemeenten op basis van de mate waarin dienstverlening aan de burgers wordt geboden.
VI
Resultaat bedrijfsvoeringskosten per gemeente (bedragen x € 1.000) Gemeente
2013
2014
2015
2016
2017
Etten-Leur
-221
-63
4
53
-18
26
-13 3
-38
3
32
247
274
Moerdijk
-136
-39
3
33
42
69
Rucphen
-113
-32
2
27
91
113
Halderberge
Zundert Totaal resultaat
2018
-67
-19
1
16
-61
-47
-670
-191
13
161
301
436
Zoals geldt voor de totale exploitatie geldt, zal de samenvoeging tot een gezamenlijke werkorganisatie betkenen dat, na aanloopkosten in de eerste twee jaar, voor de afzonderlijke gemeenten uiteindelijk een structurele besparing op de bedrijfsvoering ontstaat vanaf het derde jaar dat de gezamenlijke organisatie operationeel is.
VII
1.
Samenwerking Werkplein regio Etten-Leur
1.1
Aanleiding samenwerking Werkplein
De gemeentebesturen hebben begin 2009 ingestemd met de startnotitie Samenwerken Werk en Inkomen. De aanleiding voor deze startnotitie was de noodzaak, opgelegd door het Rijk, een regionaal Werkplein tot stand te brengen waar gemeenten (en destijds ook het UWV WERKbedrijf) in het kader van de één-loketgedachte de dienstverlening gezamenlijk zouden organiseren. De locatie Werk en Inkomen Etten-Leur is daarbij door het Rijk aangewezen als locatie voor een te vormen regionaal Werkplein. Het Rijk zag (en ziet) het vormen van deze regionale Werkpleinen als noodzakelijke voorwaarde voor het centraal stellen van de klanten middels geïntegreerde dienstverlening om zodoende een bijdrage te leveren aan een verbeterde poortwachterfunctie (voorkomen onnodige instroom in de bijstand) en de snellere en duurzame uitstroom uit de uitkering.
Daarnaast hebben de samenwerkende gemeenten in de startnotitie het streven uitgesproken om via een samenwerkingsmodel te komen tot een kwalitatief betere en klantvriendelijkere dienstverlening. De redenen hiervoor zijn tweeledig. Enerzijds vanwege het streven naar beperking van de uitkeringslasten en de financiële consequenties die zij draagt voor (niet) succesvolle begeleiding van uitkeringsgerechtigden. Anderzijds heeft de toenemende complexiteit van wet- en regelgeving rondom het terrein van Werk en Inkomen consequenties op het gebied van dienstverlening, competenties, organisatieontwikkeling en bedrijfsvoering binnen de eigenstandige gemeenten. Met name voor kleine en middelgrote gemeenten heeft dit tot gevolg dat de kwetsbaarheid en het risicoprofiel op het terrein van Werk en Inkomen toeneemt. Verdergaande samenwerking op het terrein van Werk en Inkomen is daarmee onvermijdelijk.
1.2
Uitgangspunten en doelstellingen samenwerking Werkplein
Vervolgens hebben de gemeentebesturen in het voorjaar van 2009 de opdracht gegeven de samenwerking, zoals uitgewerkt in de startnotitie ‘Samenwerking Werk en Inkomen gemeenten Zundert, Etten-Leur en Moerdijk’, verder vorm te geven1.
In deze startnotitie zijn de volgende doelstellingen van de beoogde samenwerking benoemd: 1.
Kwalitatieve ontwikkeling van de dienstverlening;
2.
Verdergaande professionalisering van de betrokken medewerkers;
3.
Ontwikkeling van de bedrijfsvoering;
4.
Ontwikkeling van de Werk- en inkomenskosten en bedrijfsvoeringskosten in termen van effectiviteit en efficiency;
5.
De noodzakelijke verbinding leggen met de ketenbrede ontwikkelingen op het gebied van de sociale zekerheid.
1
Zie raadsvoorstel februari/ maart 2009, startnotitie ‘Samenwerking Werk en Inkomen gemeenten Zundert, Etten-Leur en Moerdijk’.
1
Daarbij zijn door de gemeenteraden samenwerking gestalte diende te krijgen:
de
volgende
kaders
aangegeven,
waarbinnen
de
•
De intergemeentelijke samenwerking op het terrein van Werk en Inkomen moet zich richten op de uitvoeringselementen. De beleidsmatige elementen blijven geborgd in de drie eigenstandige gemeenten, zodat de beleidsmatige ‘couleur locale’ adequaat geborgd blijft.
•
Bij de gezamenlijke uitvoering van Werk en Inkomen blijft de lokale dienstverlening in iedere gemeente in stand, sterker nog, de gezamenlijke uitvoering van Werk en Inkomen moet een kwalitatieve impuls geven in de ontwikkeling van de lokale dienstverlening.
•
De gezamenlijke uitvoering van Werk en Inkomen moet niet leiden tot een nieuwe en aparte organisatorische entiteit.
•
Binnen elke gemeenten moet een eigen (gemeente / zorg) loket blijven.
Binnen deze kaders is eind 2009 een samenwerking op twee sporen tot stand gekomen: 1. De vorming van een Werkplein waar gemeenten (en aanvankelijk ook het UWV WERKbedrijf) integrale dienstverlening organiseren en via één loket aanbieden aan werkzoekenden en werkgevers; 2. Onderzoeken van een samenwerkingsverband tussen (de backoffices van) de afdelingen Werk en Inkomen van de genoemde gemeenten. De samenwerking die tot stand is gekomen betreft een samenwerking waarbij, conform de gestelde kaders, iedere gemeente vanuit de eigen organisatie opereert. De samenwerking heeft daarmee vooral op uitvoeringsniveau gestalte gekregen door de vorming van een regionaal Werkplein. Binnen dit Werkplein is een volledig geïntegreerd dienstverleningsconcept tot stand gekomen, waar klanten van de deelnemende gemeenten terecht kunnen voor dienstverlening op het terrein van Werk en Inkomen. Een beschrijving van de organisatie van het Werkplein en het dienstverleningsconcept is opgenomen in bijlage I.
De gemeente Rucphen heeft in de beginfase ten dele geparticipeerd (de reden dat de startnotitie zich alleen richtte op de samenwerking tussen de drie startende deelnemende gemeenten). Sinds april 2011 is ook de gemeente Rucphen volledig aangesloten bij het samenwerkingstraject. In maart 2012 is ook de gemeente Halderberge aangesloten bij de samenwerking op het Werkplein.
1.3
Resultaten/ conclusies samenwerking Werkplein
De eerder genoemde doelstellingen van de Werkpleinsamenwerking zijn zowel kwalitatief als kwantitatief van aard: 1. verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening aan de klant werkzoekende, onder andere door verdergaande professionalisering van de medewerkers en ontwikkeling van de bedrijfsvoering. 2. het verbeteren van de resultaten in termen van het terugdringen c.q. beperken van het werkzoekendenbestand en uitkeringsafhankelijkheid
2
Ad 1. Verbetering kwaliteit dienstverlening Conclusies van de Werkpleinsamenwerking: -
Klantvriendelijkere dienstverlening (gemeten door hogere klanttevredenheid2);
-
Snellere doorlooptijden tussen intake en dienstverlening op het terrein van begeleiding en reintegratie;
-
Professionalisering en ontwikkeling bedrijfsvoering. De samenwerking op het Werkplein heeft een intensievere dienstverlening mogelijk gemaakt. Zo is begin 2011 gestart met een intensieve workshopaanpak op het Werkplein (zie bijlage I). Een dergelijke aanpak zou voor elk van de afzonderlijke gemeenten niet mogelijk geweest zijn zonder aanzienlijke investeringen als gevolg van een te beperkte personele capaciteit. De aanpak wordt zowel door de klanten als de betrokken medewerkers als zeer positief ervaren. Ook bundeling van de werkgeversbenaderingen van de afzonderlijke gemeenten middels een gezamenlijk Werkgeversservicepunt heeft bijgedragen aan een effectieve dienstverlening, zowel aan de klant-werkzoekende als aan de klant-werkgever. De dienstverlening door het Werkgeversservicepunt wordt door werkgevers in de regio als zeer positief beoordeeld.
Ad 2. Verbetering uitstroomresultaten Evaluatie van de samenwerking toont dat de uitstroomresultaten met de samenwerking voor elk van de gemeenten aanzienlijk verbeterd zijn. Dit terwijl de samenwerking is gestart in een periode dat de arbeidsmarkt een duidelijke krimp van de werkgelegenheid liet zien. Figuur 1
Uitstroom WWB naar werk 2009-2011 (uitstroom als % van instroom)
Cijfers zijn opgenomen in tabel 1, bijlage II. ∗ De Werkpleinsamenwerking is gestart eind 2009. Deelname gemeente Rucphen vanaf april 2011. ∗ De gemeente Halderberge is niet opgenomen in bovenstaande figuur: Halderberge was tot en met 2011 aangesloten bij een ander Werkplein.
Duidelijk is dat de uitstroom naar werk vanaf 2010, na start van de Werkpleinsamenwerking aanzienlijk is toegenomen. De uitstroom van het totale WWB-bestand van de vier gemeenten is in de twee jaren van samenwerking bijna verdrievoudigd. De samenwerking op het Werkplein en de bundeling van de werkgeversbenaderingen in het Werkgeversservicepunt is dus vruchtbaar 2
Klanttevredenheidsonderzoek mei 2010: toename waardering dienstverlening van 6,4 (2009) naar 8,1.
3
gebleken. Bednadrukt wordt dat hier alleen de uitstroom is gepresenteerd van werkklanten die vanuit het Werkplein zijn begeleid. Uitstroom van het ‘zittende’ bestand dat voor de samenwerking al in een uitkeringssituatie verkeerde is niet meegenomen, hetgeen tot afwijkingen kan leiden in relatie tot binnen de 5 gemeenten gehanteerde uitstroomgegevens.
Daarnaast is sinds begin 2011 de preventiequote, het aandeel van klanten dat zich meldt voor een uitkering maar niet resulteert in een uitkeringstoekenning, fors gestegen. De genoemde workshopaanpak heeft geresulteerd in een versterking van de poortwachtersfunctie en een relatieve afname van instroom in de bijstand. Sinds de start van deze aanpak is de instroom van melders naar een daadwerkelijke uitkeringssituatie ruim 20% lager dan voorheen. Deels wordt dit gerealiseerd doordat een deel van de melders zelf besluit niet deel te nemen aan de workshops en dus geen aanspraak meer maakt op een uitkering, en deels doordat een deel van de melders al voor de uitkeringsintake naar werk is bemiddeld.
Duidelijk is dat met deze lagere doorstroom in een uitkering direct resulteert in een aanzienlijke besparing op de uitkeringslasten. Uitgaande van jaarlijks ongeveer 1.000 uitkeringsmelders op het werkplein, betekent de genoemde preventiequote van 20% dat er voor de vier gemeenten jaarlijks zo’n 200 uitkeringen minder toegekend worden.
Samenvattend kan gesteld worden dat de aan de samenwerking ten grondslag liggende doelstellingen daarmee ook bereikt zijn. Door de samenwerking wordt een schaalniveau bereikt waarmee een kwalitatief betere dienstverlening mogelijk wordt gemaakt en daarmee bijdraagt aan kwantitatief betere uitstroomresultaten. Knelpunten Ondanks dat het geïntegreerde dienstverleningsconcept heeft geleid tot een impuls ten aanzien van de kwaliteit, effectiviteit en efficiency van de dienstverlening door de ketenpartners, worden rond de uitvoering van het dienstverleningsconcept een aantal knelpunten ervaren die samenhangen met de huidige situatie waarin sprake is van enerzijds een geïntegreerde samenwerking op het Werkplein en anderzijds volledig gescheiden, vanuit de eigen organisaties opererende, backoffices. Deze knelpunten betreffen: • • •
Gemengde caseloads met inwoners van vier gemeenten betekent onderhouden van relaties met drie afzonderlijk backoffices, die ieder eigen afwijkende procedures en werkwijzen kennen. Bovendien worden elk van de backoffices aangestuurd door de eigen organisatie, wat de gezamenlijke operationele uitvoering op het Werkplein bemoeilijkt. ICT: door de deelnemende gemeenten worden verschillende klantvolgsystemen gehanteerd die niet op locatie van het Werkplein geraadpleegd kunnen worden;
Om een optimale samenwerking te realiseren is het noodzakelijke dat Werkplein en backoffice volledig op elkaar worden afgestemd. Bovengenoemde knelpunten staan een dergelijk effectief samenspel echter in de weg. Het werken met vier gemeentelijke back-offices werkt verstorend voor de dienstverlening aan de WWB-klant. Daarmee kan gesteld worden dat de vormgeving van de samenwerking ‘aan de voorkant’ wordt bemoeilijkt door de huidige organisatorische inbedding van de samenwerking. Afstemming van beleid en procedures zijn niet voldoende gebleken om de genoemde knelpunten weg te nemen, knelpunten die uiteindelijk een breekpunt kunnen gaan vormen in de samenwerking op grond van het geïntegreerde dienstverleningsconcept. Verdergaande samenwerking in de backoffice is daarom noodzakelijk teneinde een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening aan werkzoekende klant te kunnen voortzetten. Ook de integratie van backoffice(processen) is zo in het voordeel van de klant.
4
Vorming van één gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen aan gemeentezijde is daarmee voorwaarde voor doorontwikkeling van de geïntegreerde dienstverlening op het Werkplein. 1.4
Voortzetting en doorontwikkeling samenwerking
De bovenstaande resultaten zijn voor de gemeentebesturen aanleiding geweest om te besluiten tot voortzetting van de samenwerking op het Werkplein in 20113. Daarbij is tevens bepaald dat, gezien samenvoeging van de backoffices van de afdelingen Werk en Inkomen van de deelnemende gemeenten een noodzakelijke voorwaarde is gebleken voor de continuering van de Werkpleinsamenwerking, de eerder gestelde kaders voor de samenwerking aangepast dienen te worden en een plan voor de vorming van één gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen opgesteld dient te worden.
3
Voorstel Voortzetting geïntegreerde dienstverlening Werkplein regio Etten-Leur 2011 en opstellen businessplan sociale zaken, januari 2011.
5
2.
Onderzoek samenwerking backoffices
2.1
Aanleiding onderzoek samenwerking backoffices
Het genoemde besluit tot het opstellen van een plan voor de vorming van één gezamenlijke organisatie Werk en Inkomen is gebaseerd op een viertal onderliggende doelstellingen. 1. Om een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening op het Werkplein te kunnen garanderen is samenvoeging/ integratie van de backoffices noodzakelijk; 2. Vorming van één gezamenlijke werkorganisatie draagt bij aan een kwalitatief betere en klantvriendelijkere dienstverlening aan de klant; 3. Door vorming van één gezamenlijke werkorganisatie zijn op termijn (aanzienlijke) financiële besparingen te realiseren; 4. Door de vorming van één gezamenlijke werkorganisatie vergroten betrokken gemeenten de kans een eigen Werkplein voor de regio te behouden en daarmee de mogelijkheid zeggenschap en invloed te behouden op de uitvoering van de lokale sociale zekerheid.
2.2
Ontwikkelingen
Waar bovengenoemde doelstellingen al hebben geleid tot bestuurlijke besluitvorming om een businesscase op te stellen voor de vorming van één gezamenlijke werkorganisatie, zijn er sinds deze besluiten een aantal ontwikkelingen die de noodzaak tot het vormen van een dergelijke organisatie alleen nog maar versterken.
Het domein van de lokale sociale zekerheid is sterk in beweging. Onder invloed van het huidige Kabinet is in het kader van de rijksbezuinigingen een reeks maatregelen genomen/ aangekondigd die sterk van invloed zijn op de uitvoering van de lokale sociale zekerheidsregelingen als de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening en het uitvoeringsinstituut UWV WERKbedrijf. Daar komt bij dat het Kabinet voornemens is met ingang van 2013 de Wet werken naar vermogen (WWnV) in te voeren die de Wet Werk en Bijstand (WWB) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) zal vervangen en gepaard zal gaan met verdergaande bezuinigingen en een omslag zal vragen van gemeenten in de bedrijfsvoering van de sociale diensten.
De consequenties van de bezuinigingen en invoering van de WWnV maken een meer bedrijfsmatige, kostenbesparende en efficiënte aanpak van de uitvoering noodzakelijk. Eén van de manieren om een dergelijke kostenbesparende en efficiëntere aanpak te kunnen realiseren, is via intensievere samenwerking tussen gemeenten.
Bezuinigingen Rijk en Wet Werken naar Vermogen Het huidige Kabinet heeft bij haar aantreden forse bezuinigingen doorgevoerd, onder andere op de WWB-budgetten (zowel inkomensdeel als participatiebudget). In de komende jaren zullen deze budgetten verder worden teruggebracht met de geplande invoering van de Wet Werken naar Vermogen in 2013 en de daaraan verbonden herstructurering Wsw. De financiële risico’s voor gemeenten zullen daarmee alleen maar toenemen. Daar komt bij dat aanvullende rijksbezuinigingen in de komende jaren niet uitgesloten zijn.
6
Deze bezuinigingen vragen van gemeenten om een efficiëntere inzet van de beschikbare middelen. Intensievere samenwerking kan hiertoe een bijdrage leveren. Enerzijds kunnen de beschikbare participatiebudgetten effectiever benut worden, anderzijds kan schaalvergroting bijdragen aan het beperken van de uitvoeringskosten. Door samenvoeging van de back-offices kunnen aanzienlijke besparingen gerealiseerd worden en is ook een efficiëntere en effectieve inzet van personeel op het Werkplein mogelijk (onder andere door professionalisering en specialisatie). De workshopaanpak zoals die op het Werkplein is geïntroduceerd (zie hoofdstuk 4) is een voorbeeld hiervan. Wet Werken naar Vermogen Met ingang van 1 januari 2013 zal naar verwachting de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) in werking treden. Deze wet zal de huidige WWB, Wsw en delen van de Wajong vervangen, met als doel te komen tot een meer activerend stelsel van lokale sociale zekerheid. Daarnaast is aan de invoering van de WWnV expliciet een efficiency-doelstelling verbonden.
Uitgangspunt van de nieuwe WWnV is dat iedereen naar zijn/ haar vermogen werkt en dat mensen primair zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een baan. Alleen die personen die daar zelf niet toe in staat zijn, kunnen aanspraak maken op ondersteuning door gemeenten. Het Kabinet gaat ervan uit dat onder de WWnV meer mensen vanuit een uitkeringssituatie aan het werk gaan en gemeenten de beschikbare re-integratiebudgetten effectiever inzetten. Dit is voor het Kabinet reden om in de komende jaren aanzienlijk te bezuinigen op de participatiebudgetten.
Figuur 2
Ontwikkeling participatiebudgetten (SZW-bijdragen) 2011-2015
Tegelijkertijd neemt de doelgroep waar de gemeente re-integratieverantwoordelijkheid voor heeft, toe. Onder de WWnV krijgt de gemeente de verantwoordelijkheid voor een deel van de Wajongpopulatie en personen die thans onder de Wsw vallen, maar daar onder de WWnV niet meer voor in aanmerking zullen komen.
7
Dit betekent dat de gemeente in de komende jaren meer zal moeten doen met minder beschikbare middelen. Voor de afzonderlijke gemeenten, zeker voor kleine en middelgrote gemeenten zal het moeilijk zijn dit te behappen. En juist gezien de grote financiële belangen bij het beheersen van de uitkeringslasten is het voor gemeenten zaak te beschikken over een kwalitatief goede en efficiënte re-integratieaanpak. Deze opschaling door samenwerking maakt het mogelijk om ook in de toekomst andere taken in het werkveld van Werk en Inkomen gezamenlijk effectief en efficiënt vorm te geven, bijvoorbeeld de Wet Werken naar Vermogen en de re-integratieactiviteiten in het kader van de WWB.
Werkgeversbenadering Dat de WWnV ervan uitgaat dat iedereen naar vermogen werkt, maakt dat voor de doelgroep die ondersteuning nodig heeft, de kansen zoveel mogelijk gezocht moeten worden op de reguliere arbeidsmarkt. De noodzaak van een effectieve werkgeversbenadering neemt hierdoor alleen maar toe.
Een goede dienstverlening aan werkgevers wordt de komende jaren cruciaal voor het welslagen van de opgaven waarvoor gemeenten in het kader van Wwnv gesteld zullen worden. Voor gemeenten en UWV is het, omdat zij op hetzelfde terrein opereren, een uitdaging om te blijven zoeken naar een aanpak die complementair is. Noch werkgevers, noch werkzoekenden hebben immers belang bij dat publieke organisaties elkaars concurrent worden die vacatures en kandidaten op hun eigen manier proberen te matchen.
Werkgevers voelen er niet veel voor om met alle afzonderlijke gemeenten zaken te doen. Het Kabinet geeft gemeenten dan ook concreet de opdracht de werkgeversdienstverlening daarom op een effectief schaalniveau uit te voeren en, in afstemming met het UWV, zorgen voor één aanspreekpunt voor werkgevers in een arbeidsmarktregio4. Met het Werkgeversservicepunt dat onderdeel vormt van het Werkplein is aan dit bovenlokale aanspreekpunt in de regio Etten-Leur al gestalte gegeven.
Terugtrekking UWV WERKbedrijf Door Rijksbezuinigingen op de budgetten van het UWV WERKbedrijf door het huidige kabinet, is het UWV een saneringsoperatie gestart die zal leiden tot het terugbrengen van het aantal regionale UWV-vestigingen van landelijk 100 tot 30. Bij het terugbrengen van het aantal vestigingen is ook het terugtrekken van het UWV van de locatie Werkplein regio Etten-Leur voorzien per medio 2012. Voor de regio West-Brabant zal het UWV enkel een regionale vestiging openhouden in Breda, waar vrijwel het gehele UWV-klantenbestand via elektronische dienstverlening bediend zal worden.
Gemeenten hebben belang bij een goede afstemming met de dienstverlening van het UWV. Niet alleen omdat uitvoering van de ww ook de burgers van gemeenten betreft, maar zeker ook met het
4
Hoofdlijnennotitie Wet Werken naar Vermogen, p.12; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2011.
8
oog op de doorstroom van ww naar WWB. Bovendien zal de WWnV zoals aangegeven vragen om afstemming ten aanzien van de werkgeversbenadering. Door terugtrekking van het UWV van de Werkpleinen wordt lokale/ subregionale afstemming tussen gemeenten en UWV bemoeilijkt, temeer het UWV in de nieuwe situatie meer dan voorheen centraal aangestuurd wordt vanuit landelijk en regionaal niveau.
Door opschaling wordt de positie van de gemeentelijke sociale dienst ten opzichte van het regionale UWV WERKbedrijf versterkt. Met toetreding van de gemeente Halderberge tot de samenwerking wordt het werkingsgebied van de samenwerking vergroot tot een gebied van ruim 150.000 inwoners. Daarmee is de samenwerking van de vijf deelnemende gemeenten qua grootte vergelijkbaar met het inwonertal van de gemeente Breda en wordt het Werkplein het tweede Werkplein in de regio West-Brabant.
Noodzaak tot verdergaande samenwerking Duidelijk is dat de bezuinigingen waar gemeenten mee geconfronteerd worden een aanzienlijke impact hebben op de bedrijfsvoering op het terrein van werk en inkomen. Enerzijds een korting op de participatiebudgetten en een verbreding van de gemeentelijke doelgroep maakt dat verdergaande samenwerking een noodzakelijke voorwaarde is om ook in de toekomst een betaalbare en kwalitatief goede dienstverlening te kunnen bieden en daarmee de uitkeringslasten te kunnen beheersen.
9
3.
Samenvoeging backoffices en Werkpleinactiviteiten
3.1
Inleiding
Zoals in het voorgaande is weergegeven hebben de gemeentebesturen in januari 2011 opdracht gegeven tot het opstellen van een businnesscase voor de vorming van een gezamenlijke organisatie ten behoeve van een gezamenlijke uitvoering van backofficeactiviteiten op het terrein van Werk en Inkomen. In het navolgende wordt een verkennend onderzoek gepresenteerd naar de (financiële) haalbaarheid van een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen. Na positieve besluitvorming over het vormen van een dergelijke werkorganisatie zullen een concrete werkbegroting en implementatieplan opgesteld worden, die de basis zullen vormen voor de formele start van de gezamenlijke organisatie in 2014. In 2013 zal, in voorbereiding op de formele start, op informele basis als gestart worden met de backofficesamenwerking. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij de gezamenlijke Werkpleinsamenwerking zoals die reeds plaatsvindt. Feitelijk vormt de huidige Werkpleinsamenwerking het vertrekpunt voor de vorm te geven samenwerking in de backoffices. Immers, het realiseren van een betere dienstverlening aan de klant met betere uitstroomresultaten is de aanleiding geweest voor de samenwerking tussen de gemeenten. Met andere woorden, de dienstverlening aan de burger staat centraal. De backofficeactiviteiten zijn daarbij slechts ondersteunend. Niettemin is het realiseren van financiële besparingen door samenvoeging van de afzonderlijke organisaties een belangrijke aanvullende voorwaarde. Met de vorming van een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen wordt beoogd: 1. Een bijdrage te leveren aan het verbeteren van een kwalitatief betere en klantvriendelijkere dienstverlening (zowel via Werkpleinaanpak als in backoffice). • Professionalisering en specialisatie wordt mogelijk door schaalvergroting • Waarborging kwaliteit en continuïteit door integratie organisaties In het voorgaande zijn positieve effecten op de kwaliteit en kwantiteit van de dienstverlening reeds aan bod geweest. 2.
3.2
Het realiseren van financiële besparingen in de bedrijfsvoering. Hierbij kan gedacht worden aan: • Efficiency bedrijfsvoering leidt tot exploitatievoordeel • Vermindering personele lasten (zowel door efficiëntere inzet personeel als overheadkosten) • Vermindering kosten ICT
Samenwerkingsvarianten
Op grond van de mate waarin verschillende functies ondergebracht worden in de gezamenlijke werkorganisatie, zijn de volgende varianten voor de samenwerking te onderscheiden: 1. Standaardisatie werkprocessen Werkplein, integratie klantmanagement, huidige gescheiden backoffice-situatie wordt gehandhaafd; 2. Minimum variant backofficesamenwerking: variant 1 + samenvoeging administratie en ICT; 3. Tussenvariant backofficesamenwerking: variant 2 + fraudepreventie+ kwaliteit en toetsing; 4. Maximum variant backofficesamenwerking: variant 3 + beleid en organisatie en overige staf. Elk van de varianten leidt in meer of mindere mate tot het realiseren van bovengenoemde doelstellingen.
10
Variant 1. Standaardisatie werkprocessen Werklein, integratie klantmanagement, huidige backoffice-situatie handhaven Betreft de huidige vorm van samenwerking: samenwerking beperkt zich tot samenwerking op het Werkplein, waarbij ook het klantmanagement voor zorgklanten wordt geïntegreerd. De deelnemende gemeenten kennen iedere een eigen back-office Voordelen - Overdracht zorgklanten Werkplein naar zorgklantmanagers wordt geoptimaliseerd. - Efficiency voordeel door integratie klantmanagement. Nadelen - Aansluiting tussen klantmanagement (Werkplein) en backoffice is niet optimaal. - De eerder genoemde knelpunten ten aanzien van de huidige samenwerking blijven bestaan. - Bovendien worden de mogelijke schaalvoordelen niet optimaal gerealiseerd. Variant 2. Minimum variant backofficesamenwerking Naast de standaardisatie van de Werkpleinprocessen worden in deze variant de administratie en ICT-activiteiten samengevoegd. Voordelen - Minst complex qua realisatie. - De primaire taken op het terrein van Werk en Inkomen vallen onder één organisatie met uniforme aansturing. - Minste aantasting van huidige situatie in gemeentehuizen. Nadelen - Marginale efficiency voordelen op formatie. - Marginaal kwaliteitseffect op backoffice-processen te realiseren. Variant 3. Tussenvariant backofficesamenwerking Deze variant bouwt voort op variant 2. Daarnaast worden de activiteiten op het gebied van fraudebestrijding en kwaliteit en toetsing toegevoegd aan de gezamenlijke werkorganisatie. Voordelen - Substantiële efficiency voordelen op formatie te realiseren. - Optimale afstemming tussen Werkplein en backoffice mogelijk. Nadelen - Scheiding toetsing en beleid niet wenselijk. - Extra overdrachtsmomenten blijven noodzakelijk. Variant 4. Maximale variant backofficesamenwerking Deze variant gaat uit van de volledige samenvoeging van alle backoffice-activiteiten. De variant bouwt voort op variant 3, maar worden ook activiteiten op het gebied van beleid, organisatie en overige staf toegevoegd. Voordelen - Alle schaal- en efficiency voordelen worden gerealiseerd. Nadelen - Grote impact op situatie in gemeentehuizen. - Substantiële frictiekosten.
11
3.3
Keuze variant
De verschillende functionele varianten zoals hiervoor beschreven, kennen ieder hun eigen voor- en nadelen. De verschillende varianten moeten beoordeeld worden op basis van de uitgangspunten zoals die in opdracht voor dit onderzoek zijn opgenomen en de doelstellingen die met de verdergaande samenwerking beoogd worden: 1. Een kwalitatief betere en klantvriendelijke dienstverlening op backoffice niveau. 2. Een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening op het werkplein garanderen. 3. Op termijn (aanzienlijke) financiële besparingen te realiseren. 4. Het vergroten van de kans een eigen Werkplein voor de regio te behouden en daarmee de mogelijkheid zeggenschap en invloed te behouden op de uitvoering van de lokale sociale zekerheid. Deze uitgangspunten kunnen worden vertaald in de volgende beoordelingscriteria: • Standaardisering werkprocessen (uitgangspunt 1) • Ontwikkeling specialisme (uitgangspunt 1) • Beperken overdrachtsmomenten (uitgangspunt 1 en 2) • Instandhouding werkplein (uitgangspunt 2 en 4) • Potentiële besparing op formatie (uitgangspunt 3) Daar worden nog 2 criteria aan toegevoegd: • Impact op bestaande lokale situatie (wat zijn de gevolgen voor de gemeentelijke organisatie) • Complexiteit realisatie (wat moet er allemaal gebeuren, en hoeveel tijd kost dat). In onderstaande tabel worden de varianten op basis van de bovenstaande criteria beoordeeld. Uit de tabel blijkt dat de bij een eerste beoordeling de maximum variant het hoogste scoort. Om zoveel mogelijk voordelen van de samenwerking te realiseren, dient de rijwijdte van de samenwerking qua taken Werk en Inkomen dus zo breed mogelijk gezien te worden. In het navolgende wordt dan ook deze maximale samenwerkingsvariant als uitgangspunt genomen voor de te realiseren toekomstige samenwerking. Tabel 1
Beoordeling functionele varianten
Standaardisatie werkprocessen Ontwikkeling specialisme Overdrachtsmomenten Instandhouding Werkplein Potentiële besparing formatie Impact op lokale situatie Complexiteit
Variant 1 +
Variant 2 +
Variant 3 +
Variant 4 ++
-
-
+
++
+/-
-
-
+
+
+
+
+
-
+/-
+
++
+
+/-
-
--
+
-
-
-
Behoud autonomie en couleur locale Bij samenwerking, in welke juridische vorm dan ook, worden uitvoeringstaken gezamenlijk georganiseerd. Om de autonomie en ‘colour locale’ van de afzonderlijke gemeenten te borgen, wordt in het vervolg van deze notitie als uitgangspunt genomen dat de beleidsbepalende bevoegdheden bij de afzonderlijke gemeentebesturen gehandhaafd blijft. In de gezamenlijke werkorganisatie worden alleen de uitvoeringstaken en beleidsvoorbereiding ondergebracht. De vaststelling van beleid blijft een eigenstandige taak van de afzonderlijke gemeenten. Daarmee blijft ‘couleur locale’ mogelijk. Overigens wordt daarbij wel opgemerkt, dat het overgrote deel van het
12
WWB-beleid van rijkswege wordt bepaald en dat daarmee de lokale beleidsvrijheid beperkt is. Niettemin blijft met de gekozen uitgangspunten de mogelijkheid bestaan lokaal accenten te leggen bij de vormgeving van het WWB-beleid. Bij de kaderstelling door de individuele gemeenteraden zal enkel rekening gehouden dienen te worden met eventuele gevolgen voor de uniformiteit in de uitvoering. Gezien de relatief beperkte beleidsvrijheid op de beleidsterreinen die in de gezamenlijke werkorganisatie worden ondergebracht (zie volgend hoofdstuk) zal het verlies aan autonomie in de praktijk beperkt zijn. De afzonderlijke gemeenten blijven middels de p&c-cyclus (begroting en jaarrekening) een sturingsmechanisme behouden waarmee ook de controlerende taak van de gemeenteraden overeind blijft.
13
4.
Werkorganisatie samenwerking Werk en Inkomen
4.1
Inleiding
Op grond van het voorgaande is het streven van de gemeenten Etten-Leur, Halderberge, Moerijk, Rucphen en Zundert te komen tot een samenwerking binnen één gezamenlijke werkorganisatie in de vorm van de maximale variant wat uit te voeren taken betreft. Daarbij worden de volgende uitgangspunten voor de te vormen werkorganisatie gesteld: • de afzonderlijke gemeenteraden blijven kaderstellend: er worden geen raadsbevoegdheden overgedragen; • alle basistaken op het terrein van werken inkomen worden binnen de gezamenlijke werkorganisatie uitgevoerd; • de vorming van een gezamenlijke werkorganisatie draagt bij een kwalitatief betere en klantvriendelijkere dienstverlening; • door vorming van een gezamenlijke werkorganisatie worden (op termijn) aanzienlijke financiële besparingen gerealiseerd. In het navolgende wordt op grond van deze uitgangspunten een plan beschreven voor de te vormen organisatie, waarbij de volgende elementen achtereenvolgens worden uitgewerkt: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Afbakening taken en activiteiten Locatie van uitvoering dienstverlening: centrale locatie en lokale gemeenteloketten Juridische vormgeving Bedrijfsvoering Huisvesting ICT Financiering en kostentoerekening
Bij de verschillende aspecten zal de inrichting van de te vormen werkorganisatie afgezet worden tegen de huidige situatie met vijf afzonderlijke backoffices, waarbij de financiële consequenties in beeld worden gebracht. Het realiseren van financiële besparingen op de bedrijfsvoering, naast de eerder geschetste financiële voordelen in termen van het terugdringen c.q. beperken van de uitkeringslasten, vormt het uitgangspunt voor het vormen van de gezamenlijke werkorganisatie. De financiële aspecten zoals die in het vervolg van deze notitie worden gepresenteerd, betreffen doorrekeningen op basis van aannames, uitgaande van de huidige situaties binnen de afzonderlijke gemeenten en bestaande wetgeving. Een meer gedetailleerde uitwerking van de financiën zal na besluitvorming plaatsvinden in een op te stellen werkbegroting.
4.2
Afbakening gezamenlijke taken en activiteiten
De reikwijdte van de opdracht tot het opstellen van een businesscase betreft de primaire taken op het terrein van Werk en Inkomen, dat wil zeggen de dienstverlening op het terrein van uitkeringsverstrekking, de daaraan verbonden re-integratietaak en alle daarbij benodigde ondersteunende diensten. Onderstaand volgt een limitatieve opsomming van taken die binnen de te vormen werkorganisatie voor de vijf gemeenten uitgevoerd zullen worden. Voor de duidelijkheid worden de taken daarbij onderverdeeld in back- en Werkpleinactiviteiten. Werkplein Tot de Werkpleintaken worden alle activiteiten gerekend die gerelateerd zijn aan direct klantcontact met werkklanten en activiteiten in het kader van de werkgeversbenadering. • •
Klantmanagement werkklanten: bemiddeling en begeleiding, inkoop re-integratie Jobhunting: werving vacatures, onderhouden werkgeverscontacten
14
•
Matching en nazorg
De twee laatstgenoemde activiteiten zijn taken die binnen het werkgeversservicepunt plaatsvinden. Het gaat hier om additionele taken die in eigen beheer worden uitgevoerd en voorheen aan reintegratiebedrijven uitbesteed werden. Financiering vindt plaats met middelen uit de participatiebudgetten van de gemeenten. In het vervolg worden deze activiteiten dan ook buiten beschouwing gelaten en niet opgenomen in de vorm te geven gezamenlijke werkorganisatie. Backoffice • Klantmanagement zorgklanten: zorg- en participatietrajecten • Rechtmatigheid en inkomen (uitkeringsverstrekking) • Uitvoering bijzondere bijstand • Uitkeringsadministratie • Uitvoering lokale participatie- en re-integratieactiviteiten • Preventie en handhaving • Terugvordering, verhaal en incasso • Financiële administratie • Kwaliteitszorg bedrijfsvoering (toetsing) • Beleid • Applicatie- en gegevensbeheer • Ondersteunende administratie Voor elk van de bovengenoemde activiteiten geldt dat er voor sprake is van één uniform gestandaardiseerd werkproces. Dat betekent ook dat formulieren, administratie, e.d. uniform dienen te zijn. Bekeken wordt nog of ook de afhandeling van bezwaar en beroepsprocedures, alsmede de organisatie van de cliëntenraden, in gezamenlijkheid kunnen worden vormgegeven (uiteraard toetsend aan en rekening houdend met de beleidsbevoegdheid van de eigenstandige gemeenten/colour locale). In het najaar van 2012, bij het opstellen van het implementatieplan, zal hierover een concreet voorstel worden gedaan. De bovengenoemde taken/ activiteiten betreffen de basistaken op het gebied van Werk en Inkomen en worden door alle deelnemende gemeente bij de gezamenlijke werkorganisatie ondergebracht. Andere zorgtaken die momenteel binnen de afzonderlijke sociale diensten worden uitgevoerd blijven vooralsnog buiten de te vormen gezamenlijke werkorganisatie. Gedacht kan worden aan schuldhulpverlening, inburgering, huisvesting statushouders, opvang ex-gedetineerden e.d. De individuele gemeenten kunnen overwegen de uitvoering van deze taken toch onder te brengen in de gezamenlijke werkorganisatie (facultatief). Daarmee kan de doorontwikkeling tot een gezamenlijke werkorganisatie een opstap betekenen tot een bredere samenwerking binnen het domein van werk en inkomen. De schaalgrootte die gecreëerd wordt door samenvoeging lijkt een gewenste, zo niet noodzakelijke, grootte om ook in de toekomst effectief en efficiënt in te kunnen spelen op ontwikkelingen als de Wet Werken naar Vermogen en de herstructurering Wet sociale werkvoorziening.
15
Figuur 3
Taken gezamenlijke werkorganisatie versus backofiices
Minima-voorzieningen Informatiebalie
Back office 5 gemeenten Werk en inkomen
Gemeentelijke participatieprojecten
WERKPLEIN Inclusief re-integratieprojecten en Werkgeversservicepunt
Schuldhulpverlening Huisvesting statushouders Inburgering Nazorg ex-gedetineerden Leerlingvervoer Leerplicht/ RMC WMO
Taken gezamenlijke organisatie: primaire taken Werk en Inkomen. Taken die standaard behoren tot het domein werk en inkomen van de gezamenlijke organisatie , maar waar voor op locatie een loket moet zijn, dit conform de opdracht van de gemeentebesturen: minimabeleid, informatiefunctie. Elke gemeente behoudt zijn eigen lokaal ingekleurde participatieprojecten waarin uitkerings-gerechtigden deelnemen die een nagenoeg onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Taken die buiten de gezamenlijke werkorganisatie vallen: inburgering, huisvesten van statushouders; opvang exgedetineerden; leerling-vervoer e.d.
4.3
Locatie van dienstverlening
Voor een optimale dienstverlening aan de klant verdient het voorkeur de gezamenlijke werkorganisatie op één locatie onder te brengen. Daarbij moet nadrukkelijk onderscheid gemaakt worden tussen de gezamenlijke uitvoering van activiteiten binnen één werkorganisatie en de locatie waar de activiteiten worden uitgevoerd. Gezamenlijke uitvoering van deze dienstverlening staat los van de locatie waar de diensten worden uitgevoerd. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld dienstverlening aan zorgklanten en aanvragen bijzondere bijstand. Gezamenlijke uitvoering binnen één werkorganisatie betekent niet dat dienstverlening voor deze doelgroepen niet op locatie binnen de eigen gemeentegrenzen kan plaatsvinden. In beginsel zal de dienstverlening aan klanten plaatsvinden op de locatie van de gezamenlijke werkorganisatie. De ratio voor de dienstverlening ten aanzien van werk op het gezamenlijke Werkplein is dat hier immers de beschikbare vacatures in beeld zijn en de dienstverlening op het 16
terrein van werk het meest effectief kan worden vormgegeven. Daarmee weegt de effectiviteit van de dienstverlening ook op tegen de reisafstand die de betreffende burgers moeten overbruggen om gebruik te kunnen maken van deze dienstverlening. Echter, als de klant dat wil, kan de dienstverlening ook op locatie binnen de eigen gemeentegrenzen (gemeentehuizen) geboden worden. De ervaring met de samenwerking op het Werkplein leert overigens dat van deze mogelijkheid in de praktijk weinig gebruik gemaakt wordt. De beschikbare faciliteiten op het Werkplein worden door de cliënten als zeer prettig en ondersteunend ervaren. Ten behoeve van deze dienstverlening op locatie binnen de afzonderlijke gemeenten wordt er binnen ieder gemeentehuis een lokaal loket georganiseerd, dat onderdeel is van de gezamenlijke werkorganisatie. Deze lokale loketten functioneren als een vooruitgeschoven post van de gezamenlijke organisatie, dat naast een receptiefunctie (voor vragen met betrekking tot Werk en Inkomen) een spreekuurfaciliteit kent waar niet-arbeidsplichtige klanten (op afspraak) terecht kunnen. Daarnaast blijft uiteraard de dienstverlening op de gemeentehuizen plaatsvinden rondom de taken die niet worden ondergebracht in het (basis)pakket van de gezamenlijke werkorganisatie. Zie hieromtrent figuur 3 de taakvelden in het rode blok.
4.4
Juridisch-bestuurlijke vormgeving
4.4.1 Randvoorwaarden organisatievorm Naast financiële consequenties van het vormen van een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie heeft een dergelijke organisatie ook juridisch/ bestuurlijke consequenties. De samenwerking zal immers een juridische basis moeten krijgen waarbinnen de samenwerking geformaliseerd wordt en de uitvoeringsorganisatie tot stand kan komen. Samenwerking tussen gemeenten kan binnen een aantal samenwerkingsvormen gestalte krijgen. In relatie tot de doelstellingen van de samenwerking zal de te kiezen samenwerkingsvorm aan een aantal randvoorwaarden en uitgangspunten moeten voldoen: • • •
Beleidsvaststelling afzonderlijke gemeenteraden Evenredige deling financiële risico’s deelnemende gemeenten Efficiëntie staat voorop
Beleidsvaststelling afzonderlijke gemeenteraden Uitgangspunt is dat er geen raadsbevoegdheden overgedragen worden. De verordende (kaderstelling beleid) bevoegdheid blijft behouden voor de afzonderlijke gemeenteraden. Daarmee kan bij de vaststelling van beleid rekening gehouden worden met de couleur locale, de afstemming van beleid op gemeentespecifieke omstandigheden en voorkeuren. Zo kan bij de uitvoering van de Werk en Inkomenstaken aansluiting blijven bestaan tussen de centrale dienstverlening binnen de gezamenlijke werkorganisatie en lokale participatie-initiatieven in het kader van sociale activering en de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Evenredige deling financiële risico’s deelnemende gemeenten De keuze voor een organisatievorm moet leiden tot een evenredige verdeling van financiële risico’s tussen de deelnemende gemeenten en mag er niet toe leiden dat één van de gemeenten de enige risicodrager wordt van de te vormen gezamenlijke uitvoeringsorganisatie. Het human capital is het voornaamste kapitaal in de uitvoering van de WWB, zowel met het oog op de te bieden dienstverlening als in financiële zin. Dit betekent dat het personeel bij voorkeur in dienst komt van de gezamenlijke werkorganisatie.
17
Efficiëntie staat voorop De te kiezen organisatievorm draagt bij aan een efficiënte werkorganisatie. Eén van de doelstellingen voor het vormen van een gezamenlijke werkorganisatie is het realiseren van financiële besparingen, waar alle deelnemende gemeenten evenredig van profiteren. 4.4.2 Juridische samenwerkingsvormen De vormen die in aanmerking komen om de samenwerkingsorganisatie juridisch in te richten, zijn te vinden in de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr). De Wgr kent de volgende samenwerkingsmogelijkheden: • samenwerken zonder meer • centrumgemeente • gemeenschappelijk orgaan • openbaar lichaam Regeling zonder meer De regeling zonder meer is een lichte vorm van samenwerking tussen gemeenten. In deze regeling kunnen geen bevoegdheden worden gedelegeerd of gemandateerd aan de regeling. De regeling zonder meer wordt in werking gesteld door een overeenkomst tussen de gemeenten. Centrumgemeente In deze constructie komen de deelnemers overeen dat bevoegdheden van het ene gemeentebestuur worden gemandateerd aan het gemeentebestuur van de centrumgemeente. Deze oefent de gemandateerde bevoegdheid uit namens alle deelnemende bestuursorganen. De afgesproken bevoegdheden en taken worden uitgevoerd door medewerkers van de centrumgemeente. Gemeenschappelijk orgaan Een gemeenschappelijk orgaan is een gemeenschappelijke regeling waarin vast wordt gelegd welke taken en bevoegdheden worden overgedragen. Op basis van mandaat kunnen aan de regeling bevoegdheden worden toegekend. Het gemeenschappelijk orgaan kent een eigen bestuur en kent een eigen begroting en jaarrekening, maar kan geen eigen personeel in dienst hebben. Openbaar lichaam Het openbaar lichaam is de zwaarste vorm van samenwerking op basis van de Wgr. Het is de enige vorm van publieke samenwerking met rechtspersoonlijkheid. Hierdoor kan een openbaar lichaam zelfstandig in het maatschappelijk verkeer optreden en bijvoorbeeld eigen personeel in dienst nemen. Gemeenten die deelnemen, kunnen bevoegdheden overdragen aan het openbaar lichaam. Het bestuur van een openbaar lichaam bestaat uit een algemeen bestuur en een dagelijks bestuur. Ook het openbaar lichaam kent een eigen begrting en jaarrekening. 4.4.3 Keuze juridische samenwerkingsvorm De keuze voor de juridische vorm waarin de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen het best gestalte kan krijgen, hangt af van de afweging tussen de mate waarin aan de eerder geformuleerde uitgangspunten en randvoorwaarden wordt voldaan en de eventuele risico’s die verbonden zijn aan de juridische vormgeving. De regeling zonder meer en de centrumgemeenteconstructie lijken op voorhand ongeschikt voor de vormgeving van een gezamenlijke werkorganisatie. Samenwerking op basis van een regeling zonder meer biedt onvoldoende basis voor de noodzakelijke vorming van één gezamenlijke werkorganisatie en is ongeschikt voor een samenwerking waarbij grote financiële belangen als op het terrein van Werk en Inkomengemoeid zijn. Uitvoering van de samenwerking via een constructie waarin een centrumgemeente voor de deelnemende gemeenten de Werk en Inkomen-taken uitvoert, betekent dat er feitelijk geen sprake
18
is van een gezamenlijk uitvoering. Bovendien geeft deze constructie voor de uitvoerende centrumgemeente aanzienlijke (financiële) risico’s op personeel vlak. Het eerder gestelde uitgangspunt van een start van een gezamenlijke werkorganisatie waarbij de totale personele formaties van de deelnemende gemeenten in de nieuwe organisatie worden ondergebracht, is in deze constructie niet haalbaar. Dat betekent dat aan deze organisatievorm aanzienlijke frictiekosten verbinden zijn. Daarmee blijven twee juridische organisatievormen over voor de te vormen gezamenlijk werkorganisatie, het gemeenschappelijk orgaan en het openbaar lichaam. Het verschil tussen beide vormen is gelegen in de mate waarin de gemeenschappelijke regeling een zelfstandige rechtspersoonlijkheid kent. Deze mate van zelfstandigheid is van belang met het oog op het onderbrengen van personeel in de gezamenlijke werkorganisatie. In geval van een gemeenschappelijk orgaan kan het personeel niet in dienst treden van de gezamenlijke organisatie, maar enkel op detacheringsbasis vanuit de afzonderlijke gemeenten aan de werkorganisatie uitgeleend worden. Een openbaar lichaam kent wel de mogelijkheid zelf personeel in dienst te nemen. Zoals in het navolgende duidelijk zal worden, zijn de grootste financiële besparingen te realiseren op personeel vlak. Om te komen tot een evenredige verdeling tussen de gemeenten van de financiële baten van de samenvoeging tot één werkorganisatie, verdient een gemeenschappelijke regeling in de vorm van een openbaar lichaam de voorkeur. Alleen dan worden de kosten en baten van een gezamenlijke organisatie evenredig over de deelnemende gemeenten verdeeld. Er wordt dan ook voorgesteld de gezamenlijke werkorganisatie gestalte te geven in de vorm van een openbaar lichaam. Dit openbaar lichaam Werk en Inkomen wordt gekenmerkt door: • Zelfstandige rechtspersoonlijkheid. • Alleen overdracht collegebevoegdheden: er worden geen raadsbevoegdheden overgedragen aan het openbaar lichaam. Daarmee wordt lokale beleidsvrijheid en mogelijkheid couleur locale geborgd. • Gemeenteraad stelt begroting en jaarrekening van openbaar lichaam vast. • Het openbaar lichaam wordt bestuurd door een Algemeen Bestuur (collegeleden van de deelnemende gemeenten) en een Dagelijks Bestuur (samengesteld uit het Algemeen Bestuur). • Werkgeversschap: het personeel van de deelnemende gemeenten gaat over van de afzonderlijke gemeenten naar het openbaar lichaam. • Bedrijfsvoeringskosten worden centraal geadministreerd en verrekend over de deelnemende partijen. • Managementmodel: het openbaar lichaam zal ambtelijk aangestuurd worden door een driehoofdig management: één algemeen eindverantwoordelijk leidinggevende; één leidinggevende Werkplein; één leidinggevende samengevoegde backoffices. De Rijksbijdragen voor de uitkeringslasten (I-deel), voor inkomensondersteunende maatregelen (minimabeleid) en particpatiebudgetten blijven aan de afzonderlijke gemeenten toekomen. Dit betekent dat er vanuit het Rijk geen financiële stromen richting de GR gaan. Die verlopen evenals bijvoorbeeld de sociale werkvoorziening via gemeenten naar de GR. De afzonderlijke gemeenteraden blijven daarmee verantwoordelijk voor de eigen Werk & Inkomensbudgetten en resultaten. De gezamenlijke werkorganisatie betreft alleen de uitvoering van het vastgestelde beleid binnen de (financiële) kaders zoals vastgesteld door de afzonderlijke gemeenteraden. Via kaderstelling en de P&C-cyclus blijven de gemeenteraden op de uitvoering sturen.
19
4.5
Bedrijfsvoering
Een van de doelstellingen van een op te richten gezamenlijke werkorganisatie is het realiseren van financiële besparingen op de bedrijfsvoering. Daarbij dient gedacht te worden aan mogelijke besparingen op personele lasten, huisvestingskosten, ICT en andere organisatiekosten. Omdat personele lasten bij de uitvoering van Werk en Inkomenstaken de grootste kostenpost vormen, zal deze doelstelling voor een groot deel behaald moeten worden door het reduceren van de personele lasten. Juist door integratie van de huidige afzonderlijke backoffices is een efficiencyslag te maken die zal leiden tot een (aanzienlijke) reductie in de personele formatie. Door taken gezamenlijk uit te voeren, waarbij de afzonderlijke gemeenten niet langer ieder dezelfde taken met eigen formatie uitvoeren, kan per saldo de totale formatie teruggebracht worden. Bovendien wordt hierdoor de kwetsbaarheid van de afzonderlijke gemeenten verminderd en wordt de continuïteit in de bedrijfsvoering beter geborgd. Tabel 2
Totaal
Huidige personele formaties (1-1-2012) EttenLeur
Halderberge
24,61
19,85
Moerdijk 15,64
Rucphen 14,50
Zundert
Totaal
6,07
80,67
Tabel 2 toont de huidige personele inzet binnen de vijf afzonderlijke gemeenten. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier om zowel alle backoffice functies als Werkpleinmedewerkers. Niet opgenomen zijn de medewerkers van het Werkgeverservicepunt. Dit zijn functies die, als alternatief voor het uitbesteden aan re-integratiebedrijven, vanuit de participatiebudgetten van de afzonderlijke gemeenten worden gefinancierd. Taakstelling besparing bedrijfsvoeringskosten Om de doelstelling van financiële besparingen door het vormen van een gezamenlijke werkorganisatie te kwanitificeren, wordt uitgegaan van een taakstellende besparing op de bedrijfsvoeringskosten, waaronder op personele lasten. Door integratie van de afzonderlijke afdelingen Werk en Inkomen kan een efficiencyslag gemaakt worden doordat taken en activiteiten die ieder van de gemeenten nu afzonderlijk uitvoeren in het vervolg in gezamenlijkheid worden uitgevoerd. Hoewel de mogelijkheid van formatiereductie voor vrijwel alle functies op het terrein van Werk en Inkomen geldt, zal met name relatief veel formatiebesparing te realiseren zijn op functies die niet direct gerelateerd zijn aan klantcontacten, variërend van management en beleid tot ICT en administratie. Eerder verkennend onderzoek naar de benodigde formatie voor een gezamenlijke werkorganisatie Werk en Inkomen heeft aangetoond dat bij de omvang van het totale gezamenlijke klantenbestand er een personele formatie benodigd is die 15% tot 25% lager is dan de totale formatie van de vijf afzonderlijke gemeenten5. Op grond van dit verkennend onderzoek wordt de ambitie uitgesproken de personele formatie in een periode van vier jaar met 20% terug te brengen ten opzichte van de uitgangssituatie. Dit betekent dat het steven is uiteindelijk te komen tot een totale formatie van 65 fte (ten opzichte van 81 fte voor de vijf afzonderlijke gemeenten gezamenlijk). Overgang van huidige situatie naar gezamenlijke werkorganisatie Er wordt voor gekozen bij de start van de gezamenlijke werkorganisatie alle bestaande formatie van de deelnemende gemeenten in de nieuwe organisatie in te brengen. Door natuurlijk verloop, het niet verlengen van tijdelijke (inhuur)contracten en het niet invullen van ontstane vacatureruimte kan de formatie geleidelijk teruggebracht worden. Verwacht wordt dat de formatie niet alleen kan worden bereikt door natuurlijk verloop als gevolg van het bereiken pensioengerechtigde leeftijd. Andere manieren van uitstroom (bijv. outplacement, herplaatsing in 5
Rapport KplusV, ‘Onderzoek Bedrijfsplan Gezamenlijke Backoffice’, november 2011.
20
andere organisatie e.d.) zullen de reductie moeten realiseren. Deze andere manier van uitstroom is uiteraard niet geheel ontbloot van risico’s. Niettemin is de verwachting dat de uiteindelijke formatie door natuurlijk en niet-natuurlijk verloop binnen een tijdsbestek van vier jaar bereikt kan worden. Uiteraard wordt ‘goed werkgeverschap’ hierbij als uitgangspunt gehanteerd en zullen bijbehorende rechtspositionele afspraken worden gemaakt Uitgangspunten personele formatie: • samenvoeging van de afzonderlijke organisatie tot één gezamenlijke werkorganisatie moet leiden tot personele reductie. Taakstellend wordt gestreefd naar een personele reductie (formatie/ loonkosten) van 20% in vier jaar tijd; • deze ambitie is gebaseerd op de huidige gemeentelijke taken op basis van de huidige WWBwetgeving; • overgang volledige personeelsbestanden bij start gezamenlijke werkorganisatie; Een invulling van de taakstellende personele reductie en bijbehorend afbouwscenario zal in een later stadium in een op te stellen werkbegroting uitgewerkt worden. Omdat afbouw enkel via natuurlijk verloop tot onvoldoende afname zal leiden om aan de taakstellingen te kunnen voldoen (zie bijlage II, tabel 2), zal actief op uitstroom gestuurd moeten gaan worden (outplacement). Kosten personele formatie Door afbouw van de startformatie zal er toegewerkt worden naar de uiteindelijke personele formatie van de gezamenlijke werkorganisatie. De financiële besparing die door de afbouw gerealiseerd wordt, zal daarmee ook geleidelijk toenemen. In de huidige situatie van vijf afzonderlijke organisaties bedragen de totale salariskosten € 4.650.000 (zie bijlage II tabel 3). Dit zijn tevens de personele lasten in het startjaar van de gezamenlijke organisatie. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de loonkosten bij het gekozen afbouwscenario. Daarbij is rekening gehouden met kosten van outplacement gedurende 3 jaren die in het eerste jaar 75% van de bespaarde loonkosten bedragen en daarna aflopen van 50% naar 0%. Deze gehanteerde percentages zijn een inschatting. De werkelijk met de uitstroom gepaard gaande kosten zullen pas vanaf jaar 2 inzichtelijk worden. Dit is dus een financieel risico. Hierdoor treden de besparingen op de loonkosten pas in vanaf het tweede jaar van de gezamenlijke werkorganisatie. Tabel 3
Verloop in formatie en loonkosten
Bedragen x € 1.000 Loonkosten huidige situatie Uitstroom Inhuur/fuwa/overig
1e jaar
2e jaar
Besapring loonkosten
4e jaar
5e jaar
6e jaar
4.650
4.650
4.650
4.650
4.650
4.650
-318
-340
-908
-935
-935
-935
318
86
75
74
74
74
375
275
135
0
Outplacementkosten Totaal loonkosten
3e jaar
4.650
4.396
4.192
4.064
3.924
3.789
0
-254
-458
-586
-726
-861
Duidelijk is dat de reductie van de formatie leidt tot aanzienlijke kostenbesparingen, dat oploopt van € 2,5 ton in het tweede jaar tot naar verwachting € 8,6 ton vanaf het 6e jaar. Voor alle duidelijkheid, het gaat hier dus om een besparing op loonkosten die gerealiseerd kan worden door samenvoeging van de vijf afdelingen Werk en Inkomen van de afzonderlijke gemeenten. Overheadkosten ondersteunende diensten In het bovenstaande is enkel gekeken naar de personele formatie voor de diensten die direct aan de activiteiten op het terrein van Werk en Inkomen zijn toe te rekenen. Naast de directe salariskosten van de medewerkers op het Werkplein en in de backoffice dient echter ook rekening gehouden te worden met kosten van ondersteunende diensten, de zogenaamde personele
21
overhead. Daarbij moet gedacht worden aan de kosten van medewerkers ICT, P&O, financiën en control, communicatie e.d. Deze diensten worden door de nieuwe werkorganisatie georganiseerd. Op basis van kengetallen wordt ingeschat dat het hier om ongeveer 11 fte zal gaan. De feitelijke bemensing van de ondersteunende functies zal in een later stadium worden bezien. Uitgangspunt is echter dat de invulling van deze functies zal plaatsvinden met zittend personeel van de deelnemende gemeenten. Daarbij zal rekening worden gehouden met personele knelpunten binnen de ondersteunende (overheads)diensten die binnen de afzonderlijke gemeenten worden ervaren als gevolg van de samenvoeging van de afdelingen Werk en Inkomen. Daarmee zijn er binnen de afzonderlijke gemeenten door samenvoeging van de Werk en Inkomensafdelingen aanvullende besparingen te realiseren doordat de afzonderlijke interne ondersteunende diensten voor een kleinere achterblijvende organisatie georganiseerd hoeven te worden. Deze mogelijke besparingen worden in het vervolg van deze notitie niet meegenomen. Personele gevolgen Duidelijk is dat de samenvoeging tot één gezamenlijke werkorganisatie, ondanks dat de personele reductie via natuurlijk verloop gerealiseerd zal worden, consequenties op personeel vlak zal hebben. De Ondernemingsraden van de deelnemende gemeenten zijn in het kader van hun adviesfunctie voorafgaand aan de voorliggende besluitvormingsnotitie geraadpleegd. Met het Georganiseerd Overleg zullen na positieve besluitvorming over de oprichting van een gezamenlijke werkorganisatie afspraken worden gemaakt over de rechtspositionele transitie.
4.6
Huisvesting
Huisvestingsbehoefte Bij het vormen van een gezamenlijke werkorganisatie verdient het voorkeur Werkplein- en backoffice op één locatie onder te brengen. Omdat het gezamenlijke Werkplein momenteel reeds is gehuisvest in het gemeentehuis Etten-Leur ligt het voor de hand ook de backoffice hier onder te brengen. Het gemeentehuis Etten-Leur biedt hier ook de mogelijkheid toe. Voor het ramen van de huisvestingsbehoefte en de kosten daarvan is uitgegaan van het aantal werkplekken en de kosten per werkplek. Met het oog op parttime medewerkers en uitgaande van een flexibele inzet van werkplekken, wordt uitgegaan van een uiteindelijke werkplekbehoefte van 0,8 per fte. Vertaling van de streefformatie betekent dat uiteindelijke ongeveer 61 werkplekken vereist zijn. In de aanvangssituatie waarbij het totale personeelbestand van de deelnemende gemeenten in de gezamenlijke werkorganisatie overgaat, bedraagt de huisvestingsbehoefte 74 werkplekken. Kosten huisvesting De kosten van huisvesting in de huidige situatie (vijf backoffices) bedragen in totaal € 424.000. Voor de gezamenlijke huisvesting in het gemeentehuis Etten-Leur wordt uitgegaan van fysieke huisvestingsbehoefte van 1.200 m2, bij een huurprijs (inclusief servicekosten) van € 180 per m2. Daarnaast wordt gerekend op een bedrag van € 600,- per werkplek per jaar en kost voor ICT (inclusief telefonie en ICT-ondersteuning) van € 1.850 per gebruiker. Dit maakt dat de verwachte kosten van de gezamenlijke huisvesting uitkomen op € 415.000 in de aanvangssituatie tot € 380.000 wanneer de streefformatie is bereikt.
22
Tabel 4
Huisvestingskosten huidig versus gezamenlijke werkorganisatie
Huidige situatie Etten-Leur Halderberge Moerdijk Rucphen Zundert Werkplekken Werkplein (onderhuur UWV) Totaal Gezamenlijke werkorganisatie Aanvangssituatie 74 werkplekken Eindsituatie 61 werkplekken
4.7
€ 187.273 € 65.964 € 56.736 € 45.215 € 39.132 € 30.000 € 424.320 € 415.000 € 380.000
ICT
In hoofdstuk 1 is bij de ervaringen met de huidige Werkpleinsamenwerking geconstateerd dat de situatie waarin de deelnemende gemeenten met verschillende cliëntvolgsystemen werken, één van de grote knelpunten vormt voor het effectief continueren van de samenwerking. Vorming van één werkorganisatie waarbinnen één automatiseringssysteem wordt gehanteerd, zal bijdragen aan de kwaliteit van de dienstverlening. Momenteel werken drie gemeenten (Etten-Leur, Halderberge en Rucphen) met de Centricapplicatie GWS en twee gemeenten (Moerdijk en Zundert) met CiVision van Pink Roccade LG. Met de vorming van een gezamenlijke werkorganisatie zal er overgegaan moeten worden op één applicatie. Daarbij moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat de applicatie gekoppeld kan worden met SONAR, het registratiesysteem van het UWV, en ook binnen de lokale gemeentelijke loketten geraadpleegd kan worden, dus buiten de fysieke locatie van de gezamenlijke organisatie. Kosten applicatie Bij de kosten van een cliëntvolgsysteem dient onderscheid gemaakt te worden tussen structurele kosten en incidentele projectkosten. Structurele kosten Een bijkomend voordeel van de overgang naar één applicatie is dat hiermee ook financiële besparingen zijn te realiseren. Aanschaf van één en dezelfde applicatie voor vijf gemeenten betekent doorgaans een lagere aanschafprijs/ licentiekosten. Incidentele kosten Overgang naar één cliëntvolgsysteem betekent dat er eenmalige kosten zijn ten behoeve van de implementatie en overgang naar een nieuw systeem. Deze incidentele migratiekosten worden geraamd op ongeveer € 150.000. Daarnaast zal een eenmalige investering nodig zijn ten behoeve van de digitalisering van klantendossiers. De kosten hiervan worden geraamd op € 60.000. Actiepunten ICT • Na besluitvorming tot het oprichten van een gezamenlijke werkorganisatie zal er zo snel mogelijk een aanbestedingsprocedure voor de aanschaf van een applicatie opgestart moeten worden. • Eventuele gevolgen van het overgaan naar een andere applicatie kan consequenties hebben voor (de kosten van) andere applicaties die binnen de deelnemende gemeenten gebruikt worden. De desintegratiekosten die met de vorming van een gezamenlijke werkorganisatie gepaard gaan, moeten nog in kaart gebracht worden. • Ten behoeve van de overgang naar een gezamenlijke applicatie zal binnen iedere afzonderlijke gemeente een project voor conversie en uitfasering opgestart moeten worden.
23
4.8
Financiering en kostentoerekening
4.8.1 Exploitatie gezamenlijke werkorganisatie Op basis van de weergegeven ramingen omtrent de personele lasten, huisvestings- en ICT-kosten kan het exploitatieresultaat bepaald worden. Benadrukt wordt dat het hier gaat om een voorzichtige raming van de te behalen exploitatievoordelen. In een nader uit te werken werkbegroting zal een meer precieze uitwerking van kosten (en baten) plaats gaan vinden. Niettemin kan op basis van de gegevens zoals tot nu toe gepresenteerd een indicatie gegeven worden van de te realiseren besparingen door vorming van een gezamenlijke werkorganisatie. Samenvattend: • Ingebrachte personele formatie en loonkosten van de afzonderlijke gemeenten worden de eerste vier jaren neutraal in de gezamenlijke organisatie ingebracht. Dat wil zeggen dat de bijdrage van de gemeenten in de loonkosten van de gezamenlijke werkorganisatie in de aanvangssituatie gelijk zal zijn aan de loonkosten in de huidige situatie; • Daarnaast zal in de aanloopfase sprake zijn van aanvullende kosten die gemoeid zijn met de vorming van de nieuwe organisatie: kosten van outplacement, huisvestingkosten en kosten voor migratie van ICT; • De overheadkosten van (ondersteunende taken) dienen door de deelnemende gemeenten te worden geleverd. Indien iedere gemeente daarin haar aandeel levert verloopt dit budgettair neutraal. • De mate waarin de afzonderlijke gemeenten in staat zijn leegstand binnen gemeentehuizen op te vangen en af te vloeien personeel binnen de eigen organisaties te herplaatsen, zal in positieve zin van invloed zijn op de exploitatie. Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de te verwachten exploitatieresultaten in de eerste jaren van de gezamenlijke werkorganisatie. Tabel 5
Exploitatieresultaat gezamenlijke werkorganisatie (bedragen x € 1.000)
LASTEN Loonkosten historisch Uitstroom Inhuur/fuwa/overig Outplacementkosten
2013 4.650 -318 318
2014 4.650 -340 86
2015 4.650 -908 75 375
2016 4.650 -935 74 275
2017 4.650 -935 74 135
2018 4.650 -935 74 0
Totaal loonkosten
4.650
4.396
4.192
4.064
3.924
3.789
Overheadkosten
540
540
540
540
540
540
Huisvesting
415
400
400
380
380
380
Migratiekosten ict/dossiers
210
Lokale loketten/Onvoorzien Totaal lasten
45
45
45
45
45
45
5.860
5.381
5.177
5.029
4.889
4.754
BATEN Bijdrage overhead
540
540
540
540
540
540
Bijdrage in loonkosten
4.650
4.650
4.650
4.650
4.650
4.650
Totaal baten
5.190
5.190
5.190
5.190
5.190
5.190
RESULTAAT
-670
-191
13
161
301
436
De vorming van een gezamenlijke werkorganisatie gaat voor de bedrijfsvoeringkosten gepaard met aanloopkosten voor de eerste twee jaren. Gedurende deze jaren vindt al wel een reductie plaats van de uitkeringslasten door de toename naar uitstroom naar werk. Vanaf jaar vier wordt een besparing gerealiseerd die oploopt tot jaarlijks ruim 4 ton structureel. Met deze besparing zal de investering van de eerste twee jaar in 2018 zijn terugverdiend.
24
Deze begroting bevat nog niet alle budgetten die met de samenwerking gemoeid zijn. Budgetten voor inkomensondersteuning, participatie, minimabeleid, maar ook beheersbudgetten zoals abonnementen, reiskosten, reguliere ict kosten e.d. moeten in het vervolgtraject nog in kaart worden gebracht. Uitgangspunt hierbij is dat dit minimaal kostenneutraal kan verlopen. 4.8.2 Verdeelsleutel en kostentoerekening De kosten van de gezamenlijke werkorganisatie bestaan in de aanvangssituatie uit de kosten van het ingebrachte personeel en de aanvullende investeringskosten van huisvesting en ICT. In beginsel zou de deling van de kosten van de gezamenlijke werkorganisatie moeten plaatsvinden op grond van de mate waarin de te bieden dienstverlening te goede komt aan de WWB-ers van de verschillende gemeenten. Immers, alle activiteiten die binnen de gezamenlijke werkorganisatie zullen worden verricht, vinden plaats ten behoeve van de dienstverlening aan WWB-ers. Eerste vier jaar Omdat de ene gemeente meer personeel heeft in verhouding tot het aantal klanten dan de andere gemeente, betekent verdeling van de totale kosten van de gezamenlijke werkorganisatie naar rato van het aantal klanten dat de ene gemeente meer zal profiteren van de samenwerking dan de andere. Daarom zal in de aanloopfase uitgegaan worden van een evenredige deling van de te behalen voordelen van de te vormen gezamenlijke werkorganisatie: het totale exploitatieresultaat zal daarom verdeeld worden over de afzonderlijke gemeenten. Jaar vijf en verder Na jaar vier, wanneer de streefformatie is gerealiseerd en daarmee de onevenwichtigheid in personele inbreng (in verhouding tot het aantal klanten) is gecorrigeerd, zal er uitgegaan worden van een deling van de kosten van de gezamenlijke organisatie tussen de gemeenten op basis van de mate waarin dienstverlening aan de burgers wordt geboden. Het bereiken van de streefformatie is een voorwaarde om over te kunnen gaan naar een verdeling op basis van kosten. Verdeelsleutel resultaat en kosten Zowel het exploitatieresultaat (eerste vier jaar) als de kosten (vanaf jaar vijf) zullen over de deelnemende gemeenten worden verrekend naar rato van de mate waarin de afzonderlijke gemeenten gebruik maken van de dienstverlening door de werkorganisatie. Voor het bepalen van deze mate ‘van gebruik’ worden twee kengetallen gehanteerd: het aantal WWB-ers en het inwonertal. Het klantenaantal zal het zwaarste mee moeten wegen in de kostentoerekening. Het grootste deel van de activiteiten van de gezamenlijke werkorganisatie heeft immers betrekking op dienstverlening aan de uitkeringsgerechtigde burgers. Daarnaast is het aantal inwoners in een gemeente van invloed op de instroom in de uitkering, maar ook het aantal burgers dat aanspraak op dienstverlening zonder dat dit leidt tot (het toekennen van) een uitkering (nietuitkeringsgerechtigden en personen voor wie de uitkeringsaanvraag uiteindelijk niet tot toekenning van een uitkering leidt). Ook voor deze burgers worden (uitvoerings)kosten gemaakt. Als verdeelsleutel voor de resultaat- en kostentoerekening over de deelnemende gemeenten wordt daarom voorgesteld een gewogen gemiddelde te nemen van het aantal WWB-klanten en inwoneraantal, met een verhouding 80%-20%.
25
Tabel 6
Verdeelsleutel resultaat en kosten
Gemeente
Inwoners
in %
Klanten
in %
Verdeelsleutel
Etten-Leur
41.524
27,53%
522
34,27%
32,93%
Halderberge
29.295
19,42%
305
20,03%
19,91%
Moerdijk
36.536
24,22%
294
19,30%
20,29%
Rucphen
22.325
14,80%
266
17,47%
16,93%
Zundert
21.163
14,03%
136
8,93%
9,95%
150.843
100,00%
1.523
100,00%
100,00%
Totaal
De verdeelsleutel zoals in bovenstaande tabel weergegeven is het aandeel dat de deelnemende gemeenten delen in het exploitatieresultaat (eerste vier jaar), respectievelijk delen in de kosten van de gezamenlijke werkorganisatie (vanaf jaar vijf). Resultaat per gemeente Op grond van de verdeelsleutel levert de vertaling van de exploitatiebegroting naar de bijdrage/ opbrengsten voor de afzonderlijke gemeenten het volgende op: Tabel 7
Resultaat bedrijfsvoeringskosten
Gemeente
2013
2014
2015
2016
2017
Etten-Leur
-221
-63
4
53
-18
26
Halderberge
-133
-38
3
32
247
274
Moerdijk
-136
-39
3
33
42
69
Rucphen
-113
-32
2
27
91
113
Zundert ISD
Totaal resultaat
2018
-67
-19
1
16
-61
-47
-670
-191
13
161
301
436
Zoals voor de totale exploitatie geldt, betekent de samenvoeging tot een gezamenlijke werkorganisatie dat, na aanloopkosten in de eerste twee jaar, voor de afzonderlijke gemeenten uiteindelijk een structurele besparing op de bedrijfsvoering ontstaat vanaf het derde jaar dat de gezamenlijke organisatie operationeel is. Daarmee samenhangend is het vooral van belang bovenstaand beeld af te zetten tegen de besparing die vanaf jaar 1 reeds plaatsvindt door de verhoogde uitstroom van klanten naar werk, zoals de voorbereidende samenwerking in de afgelopen jaren reeds heeft geleerd. Figuur 4
Uitstroom WWB naar werk 2009-2011 (uitstroom als % van instroom)
Cijfers zijn opgenomen in tabel 1, bijlage II. ∗ De Werkpleinsamenwerking is gestart eind 2009. Deelname gemeente Rucphen vanaf april 2011. ∗ De gemeente Halderberge is niet opgenomen in bovenstaande figuur: Halderberge was tot en met 2011 aangesloten bij een ander Werkplein.
26
5. Implementatie en communicatie •
Communicatie medewerkers
pm
•
Voorgenomen besluitvorming Colleges
mei 2012
•
Start adviesprocedure BOR
mei 2012
•
Start rechtspositioneel overleg met BGO
mei 2012
•
Gezamenlijke raadsinformatiebijeenkomst
juni 2012
•
Werving en selectie kwartiermaker gezamenlijke werkorganisatie juni 2012 • Specifieke opdracht kwartiermaker: o Voorbereidings- en implementatiefase o Mogelijkheid informele start 1 januari 2013, formele start 1 januari 2014 o Begroting 2013, begroting 2014 o Overheadmodel, invulling en verrekening
•
Commissies/voorronden
juni 2012
•
Besluitvorming gemeenteraden
september 2012
•
Voorbereidings- en implementatiefase, september 2012–juni 2013 o Voorbereiden oprichten gemeenschappelijke regeling o Voorbereiden bedrijfsvoering en planning- en controlcyclus o Voorbereiden ondersteunen overhead door de deelnemende gemeenten o Voorbereiden ICT-integratie en aanbesteding ICT-applicatie o Personele inpassing: januari – mei 2013 o Voorbereiden integratie werkprocessen: oktober 2012 – mei 2013 o Voorbereiden huisvesting: oktober 2012 – mei 2013 o Informeren klanten
•
Bevestigende besluitvorming:
februari 2013
o Oprichting gemeenschappelijke regeling o Werkbegroting 2e helft 2013, 2014 •
Start: informele start 1 januari 2013; formele start 1 januari 2014
27
Bijlagen
28
Bijlage I
Dienstverlening Werkplein
Organisatie Werkplein
Binnen de samenwerking op het Werkplein zijn een viertal clusters te onderscheiden, die binnen het gezamenlijke dienstverleningsconcept ieder een eigen taak vervullen. Deze clusters zijn: 1. Intakers 2. Werkcoaches 3. Jongerenloket 4. Werkgeversservicepunt
Het gaat hierbij deels om inzet van bestaande reguliere formatie van de deelnemende gemeenten en deels om inzet van extra formatie om aanvullende taken uit te kunnen voeren. Deze additionele activiteiten hebben betrekking op uitbreiding van de gemeentelijke taken (jongerenloket t.b.v. een specifieke jongerenaanpak. De afgelopen jaren is dit gefinancierd met subsidiegelden) of betreft activiteiten die anders uitbesteed zouden worden en gefinancierd zijn uit het participatiebudget (werkgeversservicepunt). Intakers De intakers verrichten de uitkeringsintake voor de inwoners van de deelnemende gemeenten die een bijstandsuitkering aanvragen. Omdat iedere gemeenten nog eigen afwijkende inkomensregels (toeslagen op de uitkeringsnorm e.d.) kent, worden voor iedere gemeente door een eigen intaker(s) alle bijstandsaanvragen verwerkt. Werkcoaches De werkcoaches zijn de contactpersonen voor de bijstandsklanten op het gebied van werk en zijn belast met de begeleiding en re-integratie van klanten naar de arbeidsmarkt. Alle inkomensgerelateerde zaken (bijstandsuitkering, aanvragen in het kader van het minimabeleid) worden door de klantmanagers van de eigen gemeenten in de backoffices afgehandeld. Op het Werkplein worden alleen de klanten met een redelijk arbeidsmarktperspectief begeleid. Dat op het Werkplein ook het Werkgeversservicepunt gevestigd is, waar vacatures voor de doelgroep worden geacquireerd, maakt dat begeleiding op de centrale locatie van het Werkplein een toegevoegde waarde vormt. Jongerenloket Ten behoeve van de dienstverlening op het terrein van werk en inkomen aan de doelgroep jongeren is een apart jongerenloket ingericht dat bestaat uit werkcoaches die zich enkel en alleen richten op de ondersteuning van werkloze jongeren tot 27 jaar (overeenkomstig de wettelijke afkadering van de toenmalige Wet investeren in jongeren). Het doel van het jongerenloket is het bemiddelen van jongeren naar werk of het zorgdragen voor een startkwalificatie. De werkwijze van de jongerencoaches is overeenkomstig de klantbenadering binnen de pilot, dus een integrale aanpak van ww- en WWB-gerechtigde jongeren. Gezien de specifieke problemen die binnen de doelgroep jongeren voorkomen, onderhouden de jongerenwerkcoaches nauwe banden met andere
29
voor de doelgroep relevante gemeentelijke onderdelen en instanties als leerplichtambtenaren, het onderwijsveld (ROC) en de jeugdzorg. Inmiddels is de Wet investeren in jongeren opgegaan in de Wet werk en bijstand, maar gezien de specifieke aanpak die de doelgroep jongeren vergt en het opgebouwde netwerk van betrokken instanties, is besloten het jongerenloket met gespecialiseerde jongerencoaches voorlopig te handhaven. Werkgeversservicepunt Het werkgeversservicepunt (WSP) is het aanspreekpunt voor werkgevers in de regio op het gebied van vacaturevervulling. In het WSP werken werkgeversadviseurs van gemeenten, die zich richten op de acquisitie van vacatures en de matching van het WWB-werkzoekendenbestand van de drie gemeenten.
30
Dienstverleningsconcept Werkplein De dienstverlening op het Werkplein is gebaseerd op een aantal uitgangspunten: • De klant staat centraal • Werk staat centraal: - de klant wordt gewezen op eigen verantwoordelijkheid - ondersteuning bij het vinden van werk indien noodzakelijk • Eén aanspreekpunt voor werkzoekenden en werkgevers • Beperking overdrachtsmomenten voor de klant • Maatwerk
Doelgroep Werkplein De dienstverlening op het Werkplein richt zich op klanten met een reëel perspectief op betaalde arbeid. Daarbij wordt als norm aangehouden dat betreffende klanten binnen een termijn van ongeveer anderhalf jaar naar de arbeidsmarkt bemiddeld moeten kunnen worden. Voor deze klanten vormt dienstverlening op het Werkplein een meerwaarde, hier zijn immers de vacatures bekend die binnen het WSP zijn geworven. Personen die vanwege persoonlijke omstandigheden (capaciteiten, psychische of medische belemmeringen) worden aangemerkt als zorg of participatieklanten worden begeleid door klantmanagers van de eigen gemeenten op locatie binnen de eigen gemeentegrenzen. Het ontbreken van een reëel perspectief op arbeid op de korte termijn maakt dat begeleiding op het Werkplein geen toegevoegde waarde heeft voor de klant.
Dienstverlening De activiteiten op het Werkplein zijn in beginsel primair gericht op het ondersteunen van klanten bij het vinden van werk. Dat kan in de vorm van intensieve begeleiding van de klant, het matchen van klanten op beschikbare vacatures, het inkopen van scholing en training of andere reintegratietrajecten. Het startpunt voor nieuwe klanten is een vier weken durende workshopaanpak, waar klanten onder begeleiding van werkcoaches en WSP-medewerkers sollicitatietraining krijgen, hulp krijgen bij het vinden van vacatures, klanten zelfbewust worden gemaakt van hun eigen mogelijkheden en vinden er ‘speeddates’ met werkgevers en uitzendbureau’s plaats. Wanneer klanten na deze workshops nog aanspraak maken op een bijstandsuitkering, worden zij onder individuele begeleiding van een werkcoach verder voorbereid op een terugkeer naar de arbeidsmarkt.
31
Bijlage II Tabel 1 2009 2010 2011
Tabel 2 Totaal
Tabel 3
Totaal
Uitstroom WWB naar werk 2009-2011 (uitstroom als % van instroom) Totaal Werkplein 11,9% 16,2% 29,3%
Etten-Leur 17,2% 27,5% 33,5%
Moerdijk 13,3% 27,0% 39,1%
Rucphen 4,6% 2,6% 9,0%
Zundert 5,5% 14,1% 25,5%
Inbreng formatie en natuurlijk verloop Huidig
2013
2014
2015
2016
2017
80,67
-5,86
0
-0,6
0
-2,58
Loonkosten huidige situatie per gemeente Etten-
Halder-
Leur
berge
€ 1.414.170
€ 1.112.839
Moerdijk € 924.468
Rucphen € 826.642
Zundert € 372.184
Totaal € 4.650.303
Fte 80,67
32